Hoofdstuk 7
Toen Joaquina in Engeland arriveerde was het prachtig zomers weer, en ze verloor prompt haar hart aan alles wat ze ontmoette.
John was thuis, maar moest het nog een beetje rustig aan doen. Joaquina was als een hemels geschenk, want ze hield hem bezig en nam hem helemaal in beslag. Ze verzorgde en vertroetelde hem en genoot van elke minuut.
Ze vond het grote witte huis erg mooi en was stomverbaasd over de schoonheid die Engeland haar te bieden had. In plaats van de grauwheid en mist die ze had verwacht, zag ze groene bomen en bloesem.
Ze was nog wel stil en verlegen, maar beslist niet bang meer. John stond versteld over haar Engels en verrijkte het nog met de woorden die geliefden gebruiken.
Ze ging deel uitmaken van het groepje jonge mensen, waar Toby en Timothy, hun vriendinnen en Venetia ook bij hoorden.
Venetia vond de anderen eigenlijk te jong voor haar. Ze kon Don Andres niet uit haar hoofd zetten. Zijn volwassenheid en verantwoordelijkheidsgevoel spraken haar geweldig aan.
Op de lange zomeravonden zonderde ze zich nogal eens af van de jongelui, om alleen in de tuin te gaan wandelen. Weg van die jonge stemmen, om zich een diepere, warmere stem voor de geest te halen.
Ze wenste dat hij deze avonden met haar kon delen, dat ze hier niet alleen wandelde, maar samen met hem, en ze besefte dat het heel lang zou duren voor dat verlangen zou verdwijnen.
Ze dacht constant aan hem, elke dag verlangde ze naar hem. Ze kon het niet langer ontkennen. Ze hield van hem.
Een ongelukkige liefde dus, dacht ze. Hij wil me niet. Als hij aan een huwelijk denkt, is dat aan een verbintenis met een Spaanse vrouw. Hij heeft me duidelijk gezegd wat er allemaal voor tegenstellingen tussen hem en mij zijn.
Hij heeft gezegd dat ik geen beoordelingsvermogen en gezond verstand heb. Ik weet ook dat hij me te roekeloos vindt, en hij zal ook wel vinden dat ik geen smaak heb. Wat kan er uit zo’n vruchteloze liefde voortkomen?
Ze dacht aan de telefoongesprekken, die steeds hartelijker en vriendelijker waren geworden. Maar hartelijkheid en vriendelijkheid zijn niet hetzelfde als liefde, dacht ze.
Het stak haar een beetje, dat Joaquina duidelijk opbloeide onder de betovering van de liefde. Zodra Johns been weer helemaal genezen was, zouden ze naar Spanje vertrekken om Don Andres toestemming voor hun verloving te vragen.
Misschien zou ze zich wat beter voelen als ze op haar nieuwe school begon. De problemen van de meisjes, de moeite die het haar zou kosten om hen te interesseren voor de lessen, dat alles zou haar wel afleiden.
Maar waar ze werkelijk naar verlangde was naar een kamer in een oud Spaans kasteel, met een prachtig uitzicht. Een magnifiek ruiter van zijn ochtendrit te zien terugkomen en de kans te lopen ergens in dat kasteel Don Andres zelf te ontmoeten.
Ze herinnerde zich hoe hij haar die laatste keer in zijn armen had gehouden, toen ze had gezegd dat ze geen vertroeteld speelpopje wilde zijn.
Maar dat was alleen een test geweest en er ging een steek van jaloezie door haar heen, toen ze eraan dacht dat Fernanda de Trastamara misschien al wel op het punt stond met Don Andres te trouwen.
Ze was dus helemaal in de war en zelfs een beetje bang, toen ze op een dag uit het ziekenhuis thuiskwam en bij de post een vertrouwde vierkante enveloppe zag liggen, met de in rode inkt gedrukte initialen van Don Andres.
Wat zou dit te betekenen hebben? O, het zou toch geen bericht van zijn verloving met Fernanda zijn? Ze durfde de enveloppe bijna niet open te maken, en een hele poos bleef ze besluiteloos met de brief in haar handen zitten.
Tenslotte scheurde ze de enveloppe open en haalde er de met Don Andres’ handschrift beschreven velletjes uit.
Ze las de brief en legde hem daarna met een zucht op haar schoot, er was geen reden voor angst, Fernanda werd niet genoemd.
Wel was er reden voor opwinding, want hij nodigde haar uit terug te komen naar het kasteel, en dat nog wel met het oog op Anninha.
Don Andres zei dat Anninha binnenkort zomervakantie zou krijgen. Emilia was verloofd met Ramón en had weinig tijd voor haar jongere zusje. Joaquina was in Engeland. Anninha zou dus eenzaam zijn, en omdat haar Engels zoveel beter was geworden in de tijd dat Venetia op het kasteel was, zou hij het op prijs stellen als ze de Engelse lessen zou willen voortzetten.
Hij had ook gehoord dat Venetia tot de herfst vrij was, en de hele familie zou erg blij zijn als ze het kasteel weer wilde bezoeken.
Zo zo! Venetia was stomverbaasd. Langzaam begon zich een gevoel van grote opwinding van haar meester te maken, bij de gedachte aan een hernieuwd bezoek.
‘Dan zie ik hem weer!’ fluisterde ze, en ze danste plotseling door de kamer van vreugde.
‘O, Venetia, je laat me altijd alleen,’ was Joaquina’s reactie op het nieuws.
‘Altijd? Dit is de tweede keer. En jij hebt me heus niet nodig. Anninha misschien wel. Don Andres is bang dat ze eenzaam zal zijn.'
‘Ja,’ gaf Joaquina toe. ‘Emilia denkt natuurlijk aan niets anders dan haar huwelijk en het inrichten van haar huis. Ze zal heus geen tijd voor Anninha hebben. En Don Andres schijnt tegenwoordig voor niemand tijd te hebben, behalve voor Fernanda de Trastamara.’
Die laatste opmerking bracht Venetia weer met beide voeten op de aarde terug. Ze was zo opgetogen geweest bij de gedachte aan het weerzien, dat het niet tot haar was doorgedrongen, dat ze hem wel eens als de geliefde van Fernanda zou kunnen terugzien. Zou dat niet onverdraaglijk voor haar zijn?
Ondanks haar sombere stemming wist ze dat ze hem terug moest zien, onder welke omstandigheden dan ook.
Zo kwam ze ten slotte aan op,het vliegveld van Malaga, waar José haar opwachtte. Hij vertelde dat het Don Andres erg speet dat hij haar niet zelf kon komen afhalen, maar dat hij een belangrijke bespreking had over de exploitatie van de kuststrook, waar hij eigenaar van was.
Toen ze onder de hoge kasteelpoort door waren gekomen en José de wagen op de binnenplaats had geparkeerd, kwam Matias naar buiten om haar te begroeten.
Pascuala liep met een stralend gezicht met Venetia mee naar boven.
‘Don Andres dacht dat u uw oude kamer wel weer zou willen hebben, maar als u wilt veranderen, kan dat ook.’
‘Ik neem het liefst mijn oude kamer,’ zei Venetia glimlachend.
Het was alsof ze weer thuiskwam. De kamer was nog precies hetzelfde; alleen het uitzicht was een beetje anders, omdat er in de tuin nu andere seizoenbloemen bloeiden.
Teresa kwam binnen om voor haar uit te pakken, en na haar verscheen Anninha, die haar hartelijk kuste.
‘Pascuala brengt zo koffie,’ zei ze. ‘Mag ik ’m hier bij jou blijven drinken, Venetia? Vertel me gauw alles over John en Joaquina. Hoe gaat het met hem? Kan hij al lopen? Vindt Joaquina het fijn in Engeland?’
Ze babbelde aan één stuk door. Ze was in ieder geval haar Engels nog niet vergeten. Daardoor kon ze dingen tegen Venetia zeggen, die ze anders nooit zou hebben gezegd waar de dienstmeisjes bij waren.
‘Het is hier op het ogenblik waardeloos. Emilia denkt aan niets anders dan aan haar huwelijk. Er wordt een huis voor hen gebouwd op het landgoed van de Trastamara’s.
Het is een prachtig plekje. Zij en Ramón zijn steeds naar meubels aan het kijken, en Emilia en mama doen niets anders dan stoffen uitzoeken, of ze zijn bezig met behang of vloerbedekking. Dat is het enige waar Emilia nog aan denkt.’
‘Het is toch ook een heerlijke tijd voor haar,’ zei Venetia.
‘Misschien wel de mooiste,’ veronderstelde Anninha. ‘Dit is een opwindende tijd. Als ze eenmaal getrouwd is, zal het zo saai zijn met die stomme Ramón.’
‘Anninha, het is niet aardig van je om zo over hem te praten.’
‘Maar hij is stom. Nu ja, dat is Emilia ook, dus misschien merken ze het niet van elkaar en worden ze samen gelukkig.’
‘Je maakt me wanhopig, ondeugend meisje!’
‘O, nee, ik denk dat je het met me eens bent,, maar het ongemanierd vindt om het toe te geven... Met Don Andres is het al bijna even erg; hij is bijna nooit thuis; hij gaat altijd met Fernanda uit of hij dineert bij de Trastamara’s. Echt waar, Venetia, iedereen hier is verliefd.’
‘Jij ook, Anninha?’ vroeg Venetia lachend.
‘Ja, natuurlijk,’ antwoordde ze tot Venetia’s verbazing. ‘Dat weet je toch?’
‘Toch niet wéér?’
‘Nee, niet weer. Nog steeds.’
‘Ik had gehoopt dat je over die bevlieging heen zou zijn,’ zei Venetia ernstig.
‘Ik weet niet wat een bevlieging is, maar wel dat ik nergens overheen ben. Maar laten we er maar niet meer over praten. Ik kan wel wachten.’
De dienstmeisjes gingen weg, en Anninha liet Venetia alleen om wat bij te komen van haar reis.
Ze had genoeg stof tot nadenken. Dus Anninha hunkerde nog steeds naar Felix, en Don Andres werd helemaal door de mooie Fernanda in beslag genomen.
Ze vroeg zich af of ze er wel verstandig aan had gedaan om te komen. Het leek erop dat Don Andres haar alleen maar had uitgenodigd om Anninha bezig te houden, en om te voorkomen dat ze dwaze dingen deed. Wilde hij haar dan alleen maar als een soort waakhond?
Ze ontmoetten elkaar in de sala, Don Andres en zij. Het was vóór het diner, en ze waren alleen in de kamer. Toen hij haar zag binnenkomen, liep hij direct op haar toe.
Hij gaf haar een handkus.
‘Wat een plezier doet het me je weer te zien,’ zei hij, maar zijn toon was vormelijk, zonder de hartelijkheid die ze had verwacht.
Haar stralende glimlach verdween, en ze voelde zich verlaten. Ze begon in te zien dat ze zichzelf alleen maar had gestraft door hier te komen.
‘Doha Eulalia kan ieder ogenblik hier zijn,’ zei hij. ‘Ze zit in haar boudoir met Fernanda te praten. Anninha heb je, geloof ik, al gezien. Emilia en Ramón zijn uit eten. Is thuis alles goed?’
Beleefde conversatie, beleefde vragen. Zijn donkere ogen stonden ernstig, en Venetia probeerde haar teleurstelling te verbergen.
Toen kwamen de senora en Fernanda binnen. Fernanda was mooier dan ooit. Ze schonk Andres een charmante glimlach, en ze bleef hem een ogenblik aankijken voordat ze Venetia begroette en zei hoe blij ze was, haar weer te zien.
Fernanda was weer in het wit. Ze zou wel weten hoe geweldig dat bij haar goudbruine huid en het glanzende zwarte haar stond. Het was een eenvoudige japon, maar een met een uitstekende coupe, en haar juwelen kwamen er schitterend op uit.
De ideale Spaanse echtgenote, dacht Venetia, en ze voelde zich triester dan ooit.
Ze was die avond stiller dan gewoonlijk, en ze merkte niet eens dat Don Andres haar verschillende keren peinzend aankeek, zo in beslag genomen was ze door haar onbeantwoorde liefde.
De dagen gingen voorbij, er werden de gebruikelijke diners gehouden, en Venetia vond het eigenlijk een beetje saai.
Op een avond, toen Venetia de senora welterusten had gewenst en ze met Anninha de sala verliet om naar bed te gaan, kwam Don Andres zijn werkkamer uit.
‘Wilt u mij spreken?’ vroeg Anninha.
‘Nee, Anninha, ga jij maar naar bed. Buenas noches, nina.’
Anninha zei welterusten en ging naar boven.
‘Ik dacht dat je het misschien leuk zou vinden, Venetia, om morgen met me mee te gaan kijken naar de bebouwing van mijn land aan de kust en een ander bosgebied? Maar als je al een andere afspraak hebt, moet je dat zeggen.’
‘Ik zou het heerlijk vinden,’ verzekerde ze hem, en bij de gedachte voelde ze haar hart een sprongetje maken.
‘Het is een heel eind rijden, maar er is genoeg te zien. Is het vroeg voor je als we om half tien vertrekken?’
‘Helemaal niet.’
‘Dan zal ik ervoor zorgen dat je ontbijt om half negen wordt gebracht, Venetia. Ik wacht op je in de ontvangkamer. Buenas noches.’
‘Welterusten, Andres.’
Ze ging op gevleugelde voeten naar boven. Een heel eind rijden met hem in de auto. Maar zou ze wel alleen met hem gaan? Dat had hij eigenlijk niet gezegd. Misschien zouden er nog meer mensen meegaan. Fernanda zou haar dag bederven; zelfs senor De Quevedo zou een obstakel zijn.
De volgende morgen trok ze een witte jurk aan en witte sandalen. Ze nam een tas mee, evenals haar strohoed en een stola. Die laatste dingen kon ze achter in de auto leggen, tot ze ze nodig had.
Ongeveer een minuut na Venetia kwam Don Andres de ontvangstkamer in. Hij droeg een onberispelijk crèmekleurig pak en had een zonnebril in zijn hand. In de andere hand droeg hij een akten tas.
‘Buenos dias, Venetia,’ zei hij. ‘Zullen we dan maar gaan?’
Matias hield de deur open en maakte een buiging toen ze naar buiten liepen.
‘We treffen het met het weer,’ merkte Don Andres op. ‘Er staat tenminste een briesje, zodat we ons een beetje koel kunnen houden.’ Het zonlicht was echter even fel als altijd, en ze zetten allebei hun zonnebril op.
Onderweg vertelde hij haar over de plannen die hij met zijn land had. Hij wilde er huizen in verschillende prijsklassen op zetten, maar ervoor zorgen dat er zoveel mogelijk natuurschoon behouden bleef.
‘Wat we in feite verkopen, is zonneschijn. Dat hebben we hier in Spanje in overvloed, en de zon is voor mensen uit koudere landen als goud.’
‘Zijn die huizen niet erg duur?’ vroeg Venetia.
‘Ze zijn alleen duur in het oog van mensen die verwachten dat alles in Spanje spotgoedkoop is. In hun eigen land zouden ze het normale prijzen vinden. En, er is keus genoeg. Liefhebbers van het strand, zowel als mensen die van bossen houden, komen hier aan hun trekken. Je zult het straks zelf wel zien.’
‘Ik ben er nieuwsgierig naar.’
Ze reden een tijdje verder zonder iets te zeggen.
‘Zou Anninha zich vandaag niet vervelen?’ vroeg Venetia op zeker ogenblik.
‘Vandaag komt haar vriendin Lucia een week logeren. Ik bespaar je vandaag dus eindeloos gebabbel.’
‘Dat is aardig van je, Andres.’
‘Ik heb een beetje over het kind in gezeten. Het leven is voor de rest van de familie erg druk en gevuld geworden, maar niet voor Anna. Ik denk dat ze Joaquina ook mist. Ik wilde niet dat ze in haar eentje zat te kniezen, en ik herinnerde me dat jullie tweetjes erg goed met elkaar konden opschieten. Het was echter niet mijn bedoeling je helemaal over te leveren aan een vijftienjarig kind. Dat zou erg saai voor je zijn, vooral na wat je hebt gedaan.’
‘Wat ik heb gedaan?’ herhaalde Venetia, die niet zeker wist wat hij bedoelde.
‘Het werk in het ziekenhuis . Je hebt Joaquina erover geschreven, en ze las je brieven altijd aan ons voor. Misschien omdat ze amusant waren, en misschien ook wel om ons ervan te overtuigen dat je nuttig werk deed.’
‘Ik kan niet lang stilzitten, vertelde Venetia hem, ‘en de ziekenhuizen in Engeland hebben gebrek aan personeel. Het werk was lichamelijk vermoeiend, ofschoon ik de geestelijke arbeid op school inspannender vind.’
‘En toch ga je in de herfst weet Iesgeven?’
‘Ja, daar heb ik nu eenmaal voor geleerd. Maar ik hoop wel dat het een leukere school zal zijn dan de vorige. Ach, maar laten we het daar niet over hebben,' riep ze plotseling uit. ‘Laten we deze heerlijke dag niet bederven met geleuter over de school of over Engelse schoolmeisjes.
Ik word bedorven door Spanje. Als ik hier nog lang blijf, word ik misschien ook wel lui Ik wou dat ik wat van je zonneschijn kon kopen, Andres.’
‘Dat kan,’ antwoordde hij. 'zoek maar een plekje uit.’
‘Luchtkastelen’ zei ze. 'Ik heb geen geld.’
Hij lachte, en ze reden de bossen in. Na een tijdje parkeerde hij zijn auto, en ze gingen te voel verder het was een lange wandeling, die uitputtend zou zijn geweest, als de omgeving haar niet zo had geboeid.
Ze liepen langs plaatsen waar vroeger bomen hadden gestaan, maar waar nu huizen in aanbouw waren. Don Andres gaf haar een uitgebreide uitleg over alles wat ze wilde weten.
Ze gingen heuvel op, heuvel af en bleven soms staan om het uitzicht te bewonderen, dat de tot dan toe nog onbekende eigenaars van de huizen zouden hebben.
Vanuit sommige huizen was over de boomtoppen heen het intense blauw van de Middellandse Zee te zien, en andere keken uit op de oogverblindende schoonheid van de siërra, die boven het bos oprees.
Bijzonder mooie bomen waren van een merkteken voorzien.
Die mochten niet worden omgehakt. Zelfs de toekomstige eigenaars zouden dat niet zonder toestemming mogen doen. Hele stukken bos waren intact gehouden om het natuurschoon te bewaren en privacy te garanderen ‘Je zult wel moe zijn en honger hebben,’ merkte Don Andres ten slotte op. ‘Ik ben een beetje egoïstisch geweest om je zo lang te laten lopen, maar dat kwam omdat ik je zo graag alles wilde laten zien. Na de lunch zullen we de kuststrook gaan bekijken, maar ik denk dat dit gebied je, net als mij, meer bevalt.’
Hij nam haar mee naar een, zo te zien, onbeduidend restaurantje langs de kant van de bergweg. Venetia zou er zo voorbij zijn gereden als ze alleen was geweest, maar ze zag dat er nog meer dure auto’s geparkeerd stonden.
Toen Don Andres met haar naar binnen ging, kwam de eigenaar aanlopen om hem te begroeten.
Een dikbuikige man van middelbare leeftijd, die een smetteloos wit schort droeg en stralend naar Don Andres en Venetia keek. ‘Buenos dias, senor De Arevalo. Het is me een grote eer u in mijn zaak te mogen ontvangen. Senorita.’ Hij maakte een buiging voor Venetia. ‘Wenst de senor een almuerzo?’
Hij was opgetogen over het feit dat Don Andres van plan was in zijn restaurant te lunchen.
‘Maar hier is geen tafeltje dat geschikt is voor u. Misschien in de patio?’
Ze besloten in de patio te gaan zitten, waar een paar tafeltjes stonden, en waar het koel en beschut was.
Ze dronken koele witte wijn als aperitief, en er werden garnalen opgediend, die, zo verzekerde de eigenaar hun, pas gevangen waren. Ze waren zorgvuldig gerangschikt in een grote cirkel op een ‘schaal. In het midden lagen partjes citroen.
‘En, Venetia, wat vind je van alles wat je tot nu toe hebt gezien?’
‘Ik vond het erg mooi,’ verzekerde ze hem. ‘Je zult er veel mensen geluk mee geven, omdat je het mogelijk hebt gemaakt dat ze hier kunnen wonen.’
‘Je kunt mensen geen geluk geven, Venetia. Dat weet je toch ook wel.’
‘Nou, je geeft ze tenminste de gelegenheid om schoonheid en privacy - en vrede te kopen. Ik vind dat er hier een speciaal soort vrede heerst.’
‘Net zoals je geen geluk kunt geven, kun je ook geen vrede kopen, Venetia.’ ‘O, wat doe jij serieus!’ riep Venetia glimlachend uit. ‘Je weet heel goed wat ik bedoel. Er zijn meer manieren waarop je het woord “vrede” kunt opvatten.’
‘Dat is hetzelfde bij het woord onvrede,’ stemde hij in. ‘Het woord “onvrede” hoeft geen oorlog te betekenen, maar het kan ook worden gebruikt om er rusteloosheid, verwarring of ontevredenheid mee uit te drukken. Of ook gewoon het gevoel van iemand die niet weet wat hij precies wil.’
‘Ja, daar heb je gelijk in.’ En ze had er nog een andere vorm van onvrede aan toe kunnen voegen: houden van een man wiens bestemming duidelijk ergens anders ligt. Dat bracht zeer zeker rusteloosheid en verwarring teweeg!
Toen vroeg ze zich af of hij zich soms ook rusteloos en verward voelde. Was het mogelijk dat hij misschien niet wist wat hij wilde? En als dat waar was, zou het dan betrekking hebben op Fernanda?
Ze genoten van een uitstekende maaltijd en dronken na afloop koffie. Don Andres nodigde daarna de eigenaar uit om bij hen aan het tafeltje te komen zitten en bestelde likeur. Venetia, die niet van likeur hield, dronk, eigenlijk tegen haar zin, een glas cognac.
Toen ze weer in de auto zaten, voelde Venetia zich vreselijk slaperig, en na een tijdje knikkebollen viel ze met haar hoofd op zijn schouder in slaap.
Toen ze wakker werd, kon ze zich even niet herinneren waar ze was, of waarom ze daar was. De auto stond stil op een bosweggetje.
Ze voelde zich warm, loom en behaaglijk, en heel langzaam realiseerde ze zich dat haar wang tegen Don Andres’ schouder rustte en dat zijn arm om haar heen lag.
Ze rook een vage, mannelijke geur, een mengsel van after-shave en sigaren.
Ze veronderstelde dat ze zich eigenlijk verlegen zou moeten voelen, maar in plaats daarvan voelde ze zich enorm prettig.
‘Zo, je bent dus wakker,’ klonk Don Andres’ stem vlak boven haar hoofd.
Zelfs toen kon ze zich er niet toe brengen rechtop te gaan zitten. ‘Mmm,’ mompelde ze slaperig.
‘Je zat er zo ongemakkelijk bij.’ zei hij, ‘dat ik de vrijheid heb genomen, je in een meer comfortabele houding verder te laten slapen.’
Daar ben je dan goed in geslaagd, Andres. Heb ik erg lang geslapen?’
‘Behoorlijk lang. Ik heb je vanmorgen blijkbaar te veel vermoeid met die wandeling. Het spijt me.’
‘Ik denk eerder dat het door al dat eten en drinken is gekomen. Ik ben me te buiten gegaan, en dat spijt mij, want ik heb je nu vast en zeker opgehouden.’
‘Het geeft niet,’ zei hij. Ze zwegen allebei, en Venetia vond dat ze nu toch echt rechtop moest gaan zitten. Toen ze naar de bomen keek die voor de auto oprezen, zag ze dat de donkere stammen een spiegel van de ruit maakten, waarin ze Don Andres en zichzelf vaag kon zien.
Tot haar verbazing zag ze hoe hij zachtjes met zijn lippen over haar haar streek, zo zacht dat ze het bijna niet voelde.
Maar misschien beeldde ze het zich wel in, want direct daarna haalde hij zijn arm weg en liet haar los.
‘En, Venetia,’ zei hij zakelijk, ‘zullen we verder gaan of ben je te moe? Wil je liever terug naar het kasteel?'
‘O, nee, helemaal niet. Ik ben erg benieuwd naar wat je me nog meer wilt laten zien.’
Het was dichter bij de waarheid geweest als ze had gezegd: ‘Laten we déze heerlijke dag geen moment korter maken dan nodig is.’
Ze reden dus verder. Don Andres liet haar het kustgebied zien, en Venetia was het met hem eens dat het toch niet dezelfde charme en magische sfeer had als het bos.
Toen ze naar het kasteel terugreden, waren ze allebei in een rustige stemming. Ze praatten weinig, maar Venetia was tevreden.
Niet alleen had ze hem voor zich alleen, maar ook hadden ze de hele dag doorgebracht in perfecte harmonie. Geen meningsverschillen, geen gekibbel. Een volmaakte dag om aan terug te denken.
Toen ze de binnenplaats opreden, kwam José, de chauffeur, naar buiten om de wagen weg te zetten.
‘Nee, laat maar staan,’ zei Don Andres. ‘Ik ga vanavond uit eten.’
Venetia voelde zich voor het eerst die dag teleurgesteld.
Ze liepen samen door de ruime ontvangsthal.
‘Ik denk dat we nog wel tijd hebben voor een aperitief in mijn 104
kamer,’ zei hij, ‘voordat we ons moeten verkleden voor het diner.’
Venetia, die op elke verandering in de atmosfeer reageerde als een barometer, voelde zich weer opknappen.
‘Ik heb een heerlijke dag gehad, Andres,’ zei ze toen ze een glas sherry van hem aanpakte. ‘Bedankt, dat je me zoveel hebt laten zien. Ik vond het erg interessant.’
‘Dat had ik al verwacht. Bovendien heb ik je tenminste één dag van het gekwebbel van Anninha en Lucia verlost.”
Ze wilde hem vragen of dat de enige reden was waarom hij haar had uitgenodigd, maar misschien zou zijn antwoord haar niet bevallen, en aangezien ze de dag niet wilde bederven, hield ze haar mond.
Maar de dag werd toch bedorven door een klein voorvalletje. Toen ze voor het diner naar de sala ging, zei senora De los Reyes:
‘Het is vanavond wel een vrouwelijk gezelschap. Don Andres gaat met Fernanda bij vrienden dineren, en Ramón en Emilia zijn bij de Trastamara’s.’
Als hij thuis had gedineerd, dacht Venetia, zou het een volmaakte dag voor haar zijn geweest. Nu vroeg ze zich af of hij de hele dag zijn plicht had gedaan, om daarna zijn plezier te zoeken bij Fernanda.
Anninha en haar vriendin vielen haar die week helemaal niet lastig met gekwebbel, zoals Don Andres had verondersteld. Ze leken haar zelfs te ontwijken.
Alleen als ze ergens naar toe gereden wilden worden, zochten ze Venetia op. Anninha zei dat Lucia nog nooit in het dorp was geweest, dus Venetia reed de meisjes erheen.
Toen Venetia een paar boodschapjes deed, lieten ze haar in de steek en gingen alleen op pad. Ze vroeg zich af of Felix misschien iets te maken had met het plan van de meisjes om naar het dorp te gaan.
Anninha en Lucia gingen meestal ’s morgens samen paardrijden en weken dus niet af van Don Andres’ regel dat ze altijd met z’n tweeën moesten zijn als ze weggingen.
Venetia was wel blij met die regeling, want ze was niet zo gecharmeerd van de vriendin. Anninha was in het gezelschap van Lucia veel obstinater en giechelde om allerlei onbenulligheden, dus liet Venetia de meisjes liever alleen.
Op een middag, toen ze dacht dat iedereen zijn siësta hield, zat Venetia in de schaduw in de tuin een Spaans boek te lezen.
Het was nog steeds een behoorlijke inspanning voor haar, en ze was er zo in verdiept, dat ze de meisjes pas hoorde aankomen toen ze vlak bij haar in de buurt waren.
Ze werden ook verondersteld te rusten. Dat was een order van senora De los Reyes, omdat ze ’s avonds laat dineerden en nooit voor middernacht in bed lagen.
Ze gingen op een bankje zitten, verscholen achter wat bosjes. Venetia en zij konden elkaar niet zien. Hun stemmen klonken nogal opgewonden, en Venetia hoopte dat ze vlug weg zouden gaan en ze rustig verder zou kunnen lezen. Ze was helemaal niet van plan de meisjes af te luisteren, en achteraf wist ze niet zeker of ze blij moest zijn of niet, dat ze het gesprek had gehoord.
‘Maar wat kun je doen?’ vroeg Lucia blijkbaar in aansluiting op iets dat eraan vooraf was gegaan.
‘Niet veel, zo lang Venetia hier is,’ zei Anninha. ‘Maar nu jij hier bent, maakt het alles wel makkelijker. Nu kunnen we tenminste samen iets doen. Ik wou dat je nog langer kon blijven.’
‘Ik ook, maar ik moet met mama naar Lissabon.’
‘Nu Felix die motorfiets heeft, is het beter. Ik heb de hele zomer mijn zakgeld opgespaard, en ook het geld dat ik voor mijn verjaardag heb gekregen. Verder heb ik, zoals jij had voorgesteld, mama om geld gevraagd voor de Zusters van de Liefdadigheid, en zo heeft Felix die tweedehands motorfiets kunnen kopen.’
‘We vonden het allemaal geweldig, die dag dat we naar de kathedraal moesten lopen en hij ons vanaf zijn motorfiets nakeek.’ ‘Ik stierf bijna van angst,’ zei Anninha, ‘dat een van de zusters hem met mij in verband zou brengen.’
‘Waarom zouden ze? Maar hij is echt reuze knap, Anninha.’
‘Die avond, toen ik door de tuin liep en hem bij het hek ontmoette, was ik ook doodsbenauwd.’
‘Dat weet ik. Ik vind het erg moedig van je. Ik zou het nooit hebben gedurfd. Je had wel van school gestuurd kunnen worden.’ ‘De eerste keer was ik doodsbang, maar daarna raakte ik eraan gewend.’
‘Hij moet wel vreselijk veel van je houden, dat hij zoveel moeite doet, enkel en alleen om maar even met je te kunnen praten.’
‘Hij zegt, dat hij niet wil dat ik hem vergeet,’ vertrouwde Anninha haar vriendin toe. ‘Maar ik denk dat hij ook graag op die motorfiets rijdt.’
Die laatste opmerking toonde weer eens het scherpzinnige dat Venetia al eerder in Anninha had opgemerkt, maar van de rest van de conversatie was ze erg geschrokken.
Venetia voelde een zware verantwoordelijkheid op haar schouders rusten.
‘Zie je hem morgen weer?’ vroeg Lucia.
‘Als jij met me mee wilt rijden wel, Lucia.’
‘Natuurlijk. Je moet er zoveel mogelijk van profiteren nu ik hier ben.’
‘Ik denk dat ik dan met Felix het dorp uitrijd, dan hebben wc minder kans dat we betrapt worden.’
‘Maar hoe speel je het dan klaar als ik weer weg ben?’
‘Felix begint binnenkort bij een andere baas, dus dan kunnen we elkaar toch niet zien. Hij heeft bijna de hele zomer voor Don Andres gewerkt, maar hij denkt dat hij aan de kust meer kan verdienen. Ik zal hem wel missen, en hij mij ook. Hij zegt dat we dan maar samen moeten weglopen.’
‘O Anna, dat zou je toch nooit doen?’
‘Nee,’ zei Anninha peinzend, ‘ik denk het niet.’
Maar Venetia vond het niet erg overtuigend klinken.
‘Zullen we gaan zwemmen?’ vroeg Lucia, vlug van onderwerp veranderend.
‘Er wordt van ons verwacht dat we onze siësta houden,’ merkte Anninha op.
‘Ja, dat is waar ook,’ zei Lucia, en de twee meisjes liepen weg.
Dus de verhouding tussen Felix en Anninha bestond nog steeds en was blijkbaar veel meer dan een onschuldige bevlieging, zoals Venetia had verondersteld.
Hij had het voor elkaar gekregen om geld voor een motorfiets van Anninha los te peuteren, al was ze nog maar vijftien. Lucia had dubieuze voorstellen gedaan over de manier waarop Anninha aan geld had moeten komen.
Venetia hoopte dat Anninha niet uit zichzelf op de gedachte zou zijn gekomen om geld voor liefdadigheid te vragen en het dan voor eigen doeleinden te gebruiken.
De jongeman was zelfs zo ver gegaan, dat hij naar het klooster was gereden om haar te zien, iets wat Anninha in grote moeilijkheden had kunnen brengen.
Of Felix was erg onbedachtzaam, óf hij was gewetenloos. Toen ze zich herinnerde dat hij Anninha had voorgesteld met hem weg te lopen - al was dat misschien als grapje bedoeld - besloot ze dat hij gewetenloos was.
Ze zag weer de brutale blik in zijn ogen, de uitdagende glimlach, en ze besloot dat de vijftienjarige Anninha geen partij voor hem was.
Die avond werd er een groot diner gehouden. Venetia droeg de zachtgroene jurk en was tevreden met haar verschijning tot ze Fernanda ontdekte, die er zó geweldig uitzag in haar goudkleurige japon, dat Venetia zich erbij in het niet voelde zinken.
Nee, dacht ze, met haar zal ik nooit kunnen wedijveren. Daar kan ik niet tegen op.
Venetia had zonder het te beseffen veel succes die avond Iedereen scheen haar aardig te vinden en met haar te willen praten.
Toch voelde ze zich verdrietig en verlaten, en ze wist dat die gevoelens werden veroorzaakt door de stralende aanwezigheid van Femanda de Trastamara.
De eerste keer dat Venetia de zachtgroene jurk had gedragen, had Don Andres haar een complimentje gemaakt over haar schoonheid.
Nu zou hij haar vast wel niet zo mooi vinden, vergeleken bij de verbazingwekkende en levendige schoonheid van Fernanda.
Toch merkte ze dat hij verscheidene keren zijn blik peinzend op haar liet rusten. Maar het enige dat ze daaruit opmaakte, was dat ze misschien wel iets deed wat in zijn ogen niet goed was.
Als ze een bewijs had willen hebben voor de intimiteit tussen Don Andres en Fernanda, dan werd dat tijdens het diner wel geleverd. Volgens haar was het voor iedereen duidelijk te zien hoe makkelijk en vlot de twee met elkaar omgingen.
Kort voor middernacht werden Anninha en haar vriendin door de senora naar bed gestuurd. Ze zeiden het gezelschap goedenacht, en toen ze langs Venetia liepen en haar eveneens welterusten wensten, vroeg Venetia:
‘Zullen we morgenochtend met z’n drieën gaan paardrijden,ninas?’
Ze was zich bewust van de geschrokken blik die de meisjes wisselden, en van de pijnlijke stilte die erop volgde. Toen herstelde Anninha zich.
‘Si, Venetia. Hoe laat zullen we gaan?’
‘Is tien uur te vroeg?’
‘Nee, hoor. Om tien uur op de binnenplaats dan?’
Venetia glimlachte, in de wetenschap dat ze zich afvroegen hoe het nu met de afspraak met Felix moest. Ze was benieuwd wat ze eraan zouden doen.
Het werd die avond erg laat. Venetia ging om twee uur naar bed, en toen Pascuala de volgende morgen haar ontbijt bracht, wilde ze dat ze de meisjes niet had gevraagd met haar te gaan paardrijden.
Ze was moe en had voor deze ene keer wel eens willen uitslapen. Toch trok ze haar rijkostuum aan en ging ze op weg naar de binnenplaats.
Na een paar minuten verscheen Teresa met een briefje van Anninha. Er stond in dat Anninha erge hoofdpijn had, en dat Lucia nog vermoeid was van de vorige avond. Ze hoopte dat Venetia hen wilde verontschuldigen en het niet erg vond dat ze niet meegingen.
Venetia begreep het maar al te goed. Ze reed in haar eentje de oprijlaan af. Toen ze na een tijdje twee meisjes in galop in de richting van het dorp zag rijden, was ze niet verbaasd. Anninha en Lucia waren dus toch op weg naar Felix.
Venetia was diep in gedachten verzonken toen ze naar het kasteel terugreed. Ze was Don Andres’ woede van de vorige keer niet vergeten, toen Anninha de jongen alleen nog maar een paar keer in het dorp had ontmoet. Hij had gezegd dat Venetia direct naar hem toe had moeten komen.
Nu was het veel ernstiger. Anninha had niet alleen haar belofte Felix niet meer te ontmoeten gebroken, maar ze had behalve haar familie ook de zusters van het klooster bedrogen. Bovendien was de affaire nu in het gevaarlijke stadium waarin zelfs al over samen weglopen werd gesproken.
Venetia wist dat ze niet kon wachten tot er een ramp gebeurde. Ze moest nu handelen.
Misschien was Felix wel net zo onschuldig als Anninha, maar Venetia had het idee van niet. Het was heel goed mogelijk dat hij dacht, dat als hij Anninha zou kunnen overhalen om met hem weg te lopen, hij haar zou kunnen verleiden, en dat haar familie dan wel toestemming voor een huwelijk zou moeten geven.
Maar dan kende hij Don Andres nog niet. Die zou voor zo’n huwelijk nooit toestemming geven. Felix mocht dan misschien denken dat hij voor zijn verdere leven op rozen zat, maar dan had hij toch een ander meisje uit moeten zoeken dan een lid van de familie van senor Andres de Arevalo y Llorento.
Don Andres, die van dit alles niets wist en die Venetia onder meer had gevraagd terug te komen om dergelijke dingen te voorkomen, moest worden ingelicht.
Hoe vervelend Venetia het ook vond om te verklikken wat ze had gehoord en gezien, ze moest hem nu de feiten vertellen.