Hoofdstuk 3
Die avond verscheen senor De Arevalo niet aan het diner; hij was met vrienden uit eten gegaan. Venetia vond het avondeten zonder zijn aanwezigheid een saaie beweging.
Het leek wel of de vrouwen nog meer dan anders roddelden.
Ze begon wat meer inzicht te krijgen in de karakters van de drie zusters. Ze was gewend om met meisjes van die leeftijd om te gaan, en door haar ervaring kon ze hen vrij goed beoordelen.
Ze vond Emilia nogal dom. Ook was ze humeurig. Ze zag er goed uit, en wachtte zonder twijfel op de echtgenoot die op den duur voor haar zou worden gevonden.
Ze leek de aanwezigheid van Venetia niet erg op prijs te stellen, en Venetia vroeg zich af of ze haar oog misschien op Don Andres zelf had laten vallen. Dat zou zeker te hoog gegrepen zijn!
Joaquina, de tweede dochter, was heel anders. Ze was rustig en gereserveerd en had een erg charmante glimlach. Venetia vermoedde dat ze een lief karakter had, en hoopte dat als er voor haar een echtgenoot gevonden zou worden, het een goede zou zijn. Een goede man zou haar aanbidden, een slechte zou haar als voetveeg gebruiken.
Anninha was nog jong; met haar bijna vijftien jaar was ze een echte robbedoes, voor zover ze de kans kreeg bij haar strenge moeder en in haar beperkte bewegingsvrijheid.
Anninha was de ondeugende, degene die, zoals Venetia herhaaldelijk te horen had gekregen, altijd in moeilijkheden raakte. Ze werd constant op haar ondeugendheid gewezen, constant gewaarschuwd.
Ze zou de drie na die avond waarschijnlijk nooit meer zien, dacht Venetia. Mateo had haar auto al afgeleverd en haar verzekerd dat ze er veilig mee verder door Spanje kon rijden.
Anninha was als tolk opgetreden. Hij had er een tweedehands, zo goed als nieuwe radiator in geplaatst, en ze zou geen moeilijkheden meer krijgen, tenzij ze nog eens door een zwerm vliegen zou rijden.
De senor had de rekening betaald.
Venetia was daar dankbaar voor, want de reparatie was duur, en het bedrag zou een aanzienlijke inkrimping van haar resterende reischeques hebben betekend. Niettemin was ze vastbesloten hem later terug te betalen.
Ze zou de volgende morgen vertrekken. Om twaalf uur ’s nachts zei ze dat ze wilde gaan slapen.
‘Mag ik nu afscheid van u nemen, senora, want ik ben van plan morgen behoorlijk vroeg te vertrekken.’
Ze namen vormelijk afscheid, met goede wensen van beide kanten, maar met weinig emoties. Toen zei Venetia de zusjes gedag.
‘Maar,’ verklaarde Anninha, ‘ik kom er morgen uit om u uit te zwaaien.’
‘En de senor?’ vroeg Venetia. ‘Wil je hem namens mij bedanken en gedag zeggen?’
‘Don Andres zal zeker al op zijn als u weggaat,’ zei de senora, ‘dus u kunt hem zelf bedanken.’
Venetia ging naar bed, stond de volgende ochtend vroeg op en at haar laatste ontbijt in de mooie torenkamer.
Ze wierp een laatste blik op het kalme water van het zwembad, keek nog even de kamer rond waar ze het zo naar haar zin had gehad, en ging naar buiten naar haar auto.
Zoals ze had beloofd, was Anninha er. De kok had een mand met lekkere dingen voor de senorita klaargemaakt om mee. te nemen. Don Andres was echter nergens te bekennen.
‘O,’ zei Anninha. ‘Don Andres is al vroeg weggeroepen. Er was een dringende boodschap voor hem.’
‘Wanneer zou hij terug zijn?’ vroeg Venetia, die vreemd teleurgesteld was.
‘Dat weten we niet. Zal ik proberen erachter te komen?’
‘Nee, Anninha, het geeft niet. Maar nu hij er niet is, zal ik een bedankbriefje schrijven.’
Ze voerde haar voornemen meteen uit, en Anninha beloofde het briefje af te geven.
Er was nu voor Venetia geen reden meer om nog langer te blijven. De chauffeur van de senor was er om te kijken of hij haar ergens mee kon helpen, en behalve Anninha was hij de enige die haar zag vertrekken.
Het was een erg teleurstellende anticlimax. Maar waarom zou dat het eigenlijk zijn? Ze hadden haar gastvrijheid geboden, waar ze dankbaar voor was. En nu was ze weer op weg.
Haar bezoek was een onbeduidend voorval in hun leven geweest, en ze zouden haar ongetwijfeld vlug vergeten. Maar ze wist dat zij dat van haar kant niet snel zou doen. Het was een onverwacht kijkje geweest in een heel klein stukje van de Spaanse samenleving.
Het was erg heet in de auto. Ze was blij dat ze vandaag niet zo ver hoefde te rijden! Ze zou langs de weg lunchen en waarschijnlijk voor in de middag de parador al bereiken.
Ze lunchte vroeg, omdat ze ook vroeg had ontbeten. Ze ging in de schaduw van een van de schaarse bomen langs de weg zitten.
Er zaten allerlei heerlijkheden in de mand en twee thermosflessen; een met koffie en een met ijskoud vruchtesap.
Plotseling zag ze iemand in de verte haar richting komen uitlopen.
Toen de figuur dichterbij kwam, ontdekte ze dat het een man was. Ze had medelijden met hem, omdat hij in deze hitte moest lopen. Toen hij niet ver meer bij haar vandaan was, zag ze dat het geen Spanjaard was. Een lifter misschien?
Hij kwam glimlachend naar haar toe. Hij had blond haar en een strohoed op, en hij was bruingebrand. Het was een jongeman van een jaar of achtentwintig, die een Engelsman, een Noor of een Duitser kon zijn.
‘Als dat je auto is, dan hoop ik dat je Engelse bent,’ zei hij.
‘Ja. Ben jij soms Engelsman?’
‘Goed geraden. Wat is het heet vandaag, hè. Heb je toevallig iets koels voor me te drinken? Ik verga van de dorst.’
‘Ja, hoor,’ zei ze. ‘Heb je al lang gelopen?’
‘Nee, eerlijk gezegd nog maar een half uur. Maar een half uur in deze hitte maakt behoorlijk dorstig.’
Ze schonk een beker van het koude vruchtesap in.
‘Het lijkt wel een godendrank,’ zei hij, toen hij de lege beker teruggaf.
Venetia bood hem aan samen met haar te lunchen.
‘Dat is ontzettend aardig van je,’ zei hij, terwijl hij naast haar kwam zitten. ‘Wat een bof voor me!’
‘Waarheen ben je onderweg?’ vroeg ze.
Het bleek dat hij op weg was naar dezelfde parador als zij. Ze vertelde hem dat niet meteen, want ze wilde er eerst zeker van zijn dat hij betrouwbaar was, voordat ze hem een lift aanbood. Nadat ze samen hadden gegeten en over allerlei dingen hadden gepraat, vond ze dat ze het eenvoudig niet kon maken om hem geen lift te geven.
‘Ik wil per se naar die parador, omdat er vandaag in een naburig dorp feest wordt gevierd, en je weet nooit wat je dan nog kunt meemaken.’
‘Ik neem je wel mee,’ bood ze plotseling aan. ‘Ik ben zelf ook op weg naar die parador.’
David Buckford, zoals de jongeman bleek te heten, was dolgelukkig. Hij hielp haar met het inpakken van de mand en borg de kampeerstoeltjes in de auto op.
Hij ging vervolgens naast haar zitten, en samen reden ze door het zinderende landschap.
De parador bleek kamers vrij te hebben, en het was er zoals gewoonlijk koel en rustig. Voordat ze ieder naar hun eigen kamer gingen, zei Venetia:
‘Waar is dat dorpje waar je het over had? Zou er iets interessants te zien zijn?’
‘Dat kan ik niet beloven, maar het lijkt me van wel. Waarom? Wil je er ook heen?’
‘Ja, waarom eigenlijk niet?’
‘Zal ik met je meegeen?’ bood hij meteen aan.
‘Mij best, als je dat wilt?’
‘Afgesproken!’ riep hij uit. ‘Wanneer wilde je gaan?’
‘Ik heb geen idee.’
‘Zullen we zeggen om een uur of zes? Dan kun je nog even uitrusten en iets drinken...’
Venetia stemde toe. Ze zei David Buckford gedag en ging naar haar koele, rustige, donker gemeubileerde Spaanse kamer.
Hij had haar het teleurstellende afscheid van het kasteel doen vergeten, en ze had nu tenminste iets waar ze naar kon uitkijken.
Ze vroeg zich af of Don Andres al terug was op het kasteel en haar briefje had ontvangen.
Ze had hem graag persoonlijk bedankt, maar ze twijfelde er niet aan dat hij liever haar hielen zag dan haar tenen - al die lichtzinnige buitenlandse invloeden!
Ongechaperonneerd over buitenwegen rijden, bikini’s dragen die zo klein waren dat ze de gastvrouw schokten, en gaan paardrijden in een spijkerbroek in een milieu waar iedereen er altijd keurig uitzag!
Ze vonden haar waarschijnlijk een vreselijk mens, en slecht gezelschap voor de senoritas.
Nadat ze wat had gerust en een bad had genomen, liet Venetia koffie en iets te eten naar haar kamer brengen. Ze trok een koele, witte jurk aan en makkelijke witte sandalen en ging op pad met David Buckford.
Tot haar lichte teleurstelling had het dorpje waar de fiesta werd gehouden weinig te bieden op architectonisch gebied. De straatjes waren hobbelig en vreselijk nauw. Het was er stoffig, en juist op deze dag bijzonder lawaaiig. Overal schetterde er uit luidsprekers muziek, en dat geluid werd vermengd met het geschreeuw van de eigenaars van de talloze kraampjes.
Er werd allerlei rommel verkocht, van plastic emmertjes tot kitscherige juwelen. Ook stonden er stalletjes waar zoetigheid - onder de vliegen — te koop werd aangeboden.
Verscheidene vrouwen zaten in het openbaar hun baby’s te voeden, en overal liepen kinderen rond, de meeste met niet meer aan dan een broekje.
Zodra Venetia en David verschenen, zwermden de kinderen om hen heen, bedelend om peseta’s.
‘Geef ze maar niets,’ zei David, ‘anders heb je geen rust meer.’
Maar Venetia gaf al haar losse geld weg, zodat de kinderen een ritje in de draaimolen konden maken of wat snoep konden kopen.
Toen het donker begon te worden, werden er vetpotjes aangestoken, en het leek wel alsof dit een teken was voor de mensen om van uit hun huizen de straat op te komen.
Kleine meisjes van een jaar of vijf waren als volwassenen gekleed en droegen prachtige jurken en hoge hakken.
Ze werden uitbundig geprezen en waren erg trots op zichzelf.
Toen de kerk uitging - er was een mis gehouden - werd de drukte op straat nog groter.
Venetia en David hoorden in de verte een muziekkorps en voegden zich bij de drommen mensen die erachteraan liepen.
‘Houd mijn hand maar vast,’ zei David, ‘anders raken we elkaar misschien kwijt.’
Na een tocht door de smalle straatjes hield de menigte uiteindelijk stil bij een bioscoop.
‘O,’ zei Venetia teleurgesteld, ‘ik heb geen zin om naar een bioscoop te gaan; zeker niet op zo’n warme avond.’
Bij het loket krioelde het van de mensen die een kaartje probeerden te bemachtigen. In de rij staan was er hier niet bij.
‘Ik wil toch wel even kijken wat voor een voorstelling het is,’ zei David, terwijl hij haar hand losliet. ‘Blijf hier maar op me wachten.’
Na een hele poos kwam hij terug met twee kaartjes in zijn hand. ‘Het enige waar ik achter ben gekomen, is dat het geen film is.’
‘Laten we dan maar naar binnen gaan. Als er niets aan is, kunnen we er altijd nog uit.’
Toen ze op het balkon van het theater zaten, en de lichten werden gedoofd, kwamen er tot hun verrassing prachtig geklede dansers en danseressen, gitaristen en zangers het podium op.
Venetia en David genoten van de meest voortreffelijke demonstratie van de flamenco die ze ooit hadden gezien.
‘Dat was geweldig!’ riep Venetia uit; ze had zich kostelijk vermaakt.
David had haar hand weer gepakt om haar door het gedrang te helpen.
‘Waar wil je nu naar toe?’ vroeg hij.
‘Ik vind het zo wel genoeg, en jij?’
‘Ja, ik ook. Zullen we dan maar teruggaan?’
Venetia stemde daarmee in, en ze liepen naar de plaats waar ze de auto hadden geparkeerd.
Al was het nu niet meer nodig, David hield haar nog steeds vast, en ze liepen dichter bij elkaar dan Venetia lief was. Maar ze zag de auto al en vond het onzin om daar nu moeilijkheden over te maken.
Toen ze in de auto stapten, zei David: ‘Ik had hier eigenlijk nog iets willen eten, maar ik heb niets gezien in het dorp.’
‘Nee, ik ook niet, en dan al die vliegen! Trouwens, er zit nog genoeg eten in de mand die ik heb meegekregen.’
‘Fijn,’ zei David, ‘dan houden we een picknick.’ Bij het licht van een straatlantaarn aten ze de inhoud van de mand op.
‘Ik vond het geweldig,’ zei Venetia, die de voorstelling bedoelde, en niet de maaltijd. ‘Het was zo echt Spaans.’
Dat was het kasteel ook, dacht ze. Wat zou senor Andres Rafael de Arevalo y Llorento denken als hij haar tussen de drommen mensen had gezien, die voor een tweederangs bioscoop op een kaartje stonden te wachten? Of als hij haar hand in hand met David Buckford achter het muziekkorps aan had zien lopen? In ieder geval zou zij wat ze deze avond had gezien niet gauw vergeten.
Zij reden terug naar de parador, en Venetia parkeerde haar auto op de donkere parkeerplaats. Ze zette de motor af, maar voordat ze het portier kon openen, lag Davids arm om haar heen. Hij trok haar dichter naar zich toe.
Venetia deinsde onmiddellijk terug, maar hij scheen het niet te merken. Plotseling trok hij haar dicht tegen zich aan en kuste haar heftig op de mond.
Venetia draaide met een ruk haar hoofd opzij.
‘David!’ protesteerde ze geschrokken.
‘Toe nou, Venetia. We hebben een heerlijke avond gehad, laten we er ook een heerlijke nacht van maken.’
Hij hield haar in een stevige omhelzing, waaraan geen ontsnappen mogelijk was, en kuste haar weer, op haar ogen, haar wangen en lippen.
Venetia kon niet veel meer doen dan proberen zich los te worstelen, maar dit scheen hem alleen maar tot nog meer intimiteiten aan te sporen.
Ten slotte slaagde ze erin een arm vrij te krijgen en het portier te openen. Hij boog zich over haar heen om het weer dicht te doen en verloor daarbij zijn evenwicht, zodat ze zich los kon maken en bijna vallend de auto uitkwam.
‘Doe niet zo dwaas, Venetia.’ Hij opende het portier aan zijn kant en pakte haar tussen de auto’s weer beet.
‘Ben je gek geworden?’ vroeg ze boos. ‘Laat me onmiddellijk los!’
‘Je hoeft het toch niet zo serieus op te vatten, Venetia.’
‘Laat - me - los!’
‘Ik zou maar doen wat de senorita vraagt,’ sprak een stem uit het donker achter hen. Er klonk zoveel gezag uit die stem, dat David meteen gehoorzaamde en Venetia losliet. Maar hij draaide zich boos om naar de indringer.
‘Wie ben jij in vredesnaam?’
‘Andres Rafael de Arevalo y Llorento. En u?’
‘Wat heb jij daarmee te maken?’
Het was een beledigende en uitdagende opmerking, en Venetia kon bijna niet geloven dat dit de woorden waren van dezelfde jongeman die de hele dag zo vriendelijk was geweest.
‘Mijn voornaamste wens is dat u miss Hamilton niet langer lastig valt. Dus als u zo goed wilt zijn uw excuus aan te bieden en te verdwijnen...’
David ging zonder een woord weg, en Don Andres keek naar Venetia. Ze stond hevig trillend tegen de auto geleund.
‘Kom, kom,’ zei hij troostend. ‘Alles is nu goed. U bent nu veilig.’ Hij legde een hand op haar schouder.
‘O, senor,’ begon ze. Ze beefde echter zo vreselijk, dat ze bang was dat haar tanden zouden gaan klapperen, en daarom gaf ze haar poging om verder te spreken maar op.
Don Andres bleef zwijgend naast haar staan tot het beven ten slotte was opgehouden.
‘Kom, dan gaan we naar binnen,’ zei hij. ‘Ik denk dat u wel een opkikkertje kunt gebruiken.’
Hij haalde het autosleuteltje uit het contact, pakte haar tas, sloot de wagen af en leidde haar met een hand om haar elleboog de parador in.
David Buckford was nergens te bekennen.
Ze gingen zitten, en Don Andres bestelde twee glazen cognac.
‘Mag ik misschien iets anders?’ vroeg Venetia. ‘Ik houd niet van cognac.’
Hij bestelde een groot glas sherry voor haar.
‘Wat is er gebeurd, senorita? Hebt u hem een lift gegeven?’
‘Niet vanavond, senor. Vanmiddag. Hij was op weg naar deze parador en vertelde dat er in het dorp een fiesta was. We zijn er samen heen geweest, en ik moet eerlijk zeggen dat zijn gedrag onberispelijk was.’
‘Niet toen ik hem zag.’ Don Andres’ stem klonk grimmiger dan Venetia ooit had gehoord.
‘Nee, ik kan het niet begrijpen. Hij werd plotseling een wild beest.’
Don Andres zweeg. Hij hoefde ook niets te zeggen. Venetia wist het allemaal wel. Ze voelde de afkeuring die hij, althans op dat moment, niet onder woorden bracht.
‘Ik kan u alleen maar bedanken voor uw tussenkomst, senor, en blij zijn dat u hier was. Maar waarom was u eigenlijk hier?’
‘Daar hebben we het morgen wel over,’ zei hij. ‘Ik vind dat u voor vandaag wel genoeg hebt gehad. Als u uw sherry op hebt, kunt u beter naar bed gaan. Morgen praten we wel verder.’
‘Gaat u vanavond nog terug naar het kasteel?’
‘Nee, ik blijf hier. Er zal heus nog wel een kamer voor me zijn.’ Dat geloofde Venetia ook wel.
‘Hoe laat wilt u morgenochtend met me ontbijten, senorita?’ ‘Negen uur, half tien? Wanneer het u maar uitkomt.’
‘Negen uur dan. Kom, ik zal u naar uw kamer brengen.’
Bij de deur gaven ze elkaar vormelijk een hand, en Venetia ging naar binnen. Toen ze de deur achter zich had gesloten, bleef ze er een tijdje met haar rug tegen aan staan, ten prooi aan een verwarrende hoeveelheid emoties.
Ze was nog steeds geschokt door de verandering in David Buckford, en zijn plotselinge aanval op haar.
Het verbaasde haar dat ze dit niet had voorzien. Wat zij als de luchthartigheid van de gelegenheid had gezien - het vasthouden van haar hand toen ze zich een weg baanden door de menigte - had hij opgevat als een aanmoediging tot meer intimiteit.
Ze was woedend op zichzelf, omdat ze in zo’n situatie was aangetroffen, en nog woedender omdat het juist Don Andres was geweest die haar zo had gevonden, al was ze hem natuurlijk erg dankbaar.
In een opwelling smeet ze haar handtas op het bed.
Dat het nu net Don Andres de Arevalo moest zijn die haar in zo’n compromitterende situatie had gezien!
Hij had niets afkeurends gezegd. Hij was verrassend verdraagzaam en vriendelijk geweest en had troostend een hand op haar schouder gelegd.
Toch wist ze dat die afkeuring wel degelijk bestond, en dat die alleen nog maar sterker zou worden als hij zou weten hoe ze precies haar avond had doorgebracht.
Toen ze in bed lag en probeerde in slaap te komen, vroeg ze zich af wat hem naar de parador had gebracht. Blijkbaar was hij gekomen om haar te ontmoeten, al kon ze niet begrijpen waarom. Ze bleef vergeefs allerlei redenen voor zijn bezoek bedenken, tot de slaap haar overmande.
De volgende morgen kleedde ze zich met zorg voor het ontbijt. Ze stak haar haar op, wat haar altijd een waardig uiterlijk gaf, en trok een blauwe linnen jurk aan, die haar erg leuk stond.
Ze maakte zich zorgvuldig op en keek tevreden naar haar spiegelbeeld. Zo kan het wel, dacht ze. Misschien doet dit hem de gebleekte spijkerbroek en de minuscule bikini wel vergeten.
Hij zat in de eetzaal van de parador op haar te wachten. Zijn donkere ogen hadden een peinzende uitdrukking toen ze haar correcte, vormelijke en zeer aantrekkelijke verschijning opnamen.
‘Ik hoop dat u zich hebt hersteld,’ zei hij terwijl hij een stoel voor haar aanschoof.
‘Ja, dank u.’
Ze ging zitten en vouwde haar servet open om het op haar schoot te leggen.
Buiten het gebruikelijke ontbijt bestelde hij ook nog een eiergerecht voor haar, en terwijl ze erop wachtten en Venetia voor hen allebei koffie inschonk, zei ze:
‘Ik zou het u willen uitleggen, senor, van gisteravond.’
‘Dat is niet nodig,’ onderbrak hij haar.
‘Maar ik wil het u graag vertellen.’
‘En ik wil het niet horen.’
Obstinate donkere ogen ontmoetten een paar boze groene ogen, en de lange blik die ze uitwisselden was als het kruisen van degens.
‘Nee,’ zei Venetia ten slotte. ‘Waarom zou u het ook willen horen? Wat kan het u ook schelen. Denk er maar het ergste van, doe dat vooral!’
‘Wat ik op het ogenblik van u denk, senorita, is dat u zeker iemand nodig hebt om op u te passen.’
Venetia zweeg. Ja, die indruk zou hij wel hebben. Hij had haar gered toen haar auto het begaf, en hij had haar gastvrijheid geboden. En nu, zodra ze weer alleen op pad was, moest hij haar weer uit een andere situatie redden.
‘Ik ben u heel wat verschuldigd, senor.’
‘Daar zullen we het nu niet over hebben, senorita. In plaats daarvan zal ik u vertellen wat ik in gedachten had toen ik u hierheen volgde.’
Venetia merkte de nadruk op het woord had op.
‘Wil dat zeggen dat u het niet meer in gedachten hébt?’ vroeg ze.
‘Ik weet het niet zeker. Gisteren, nadat u van het kasteel was vertrokken, kwam er voor Joaquina en haar moeder een brief uit Engeland, waarin Joaquina werd uitgenodigd voor een bezoek aan Hampshire.
De ene brief, die voor Joaquina, was afkomstig van een jongeman die vorig jaar een paar weken bij ons heeft gelogeerd, en haar sindsdien veel heeft geschreven. De andere, die voor Doha Eulalia kwam van zijn ouders, die verzekerden dat Joaquina erg welkom was in hun huis.’
‘En gaat Joaquina naar Engeland?’ wilde Venetia weten.
‘Ze verlangt er hevig naar.’ Er klonk ironie in zijn stem. ‘Haar moeder ziet haar ook graag gaan, want de vader van die jongeman is een lord, en zijn zoon wordt er ook een. Daarbij is de familie erg rijk, wat de senora niet is; ze is afhankelijk van mij en wil dus graag een goede partij voor haar dochters.
Maar Joaquina kreeg ondanks haar vreugde over de uitnodiging huilbuien, omdat ze zo slecht Engels spreekt en bang is daardoor een slechte indruk bij die familie te maken. De enige die daar wat aan had kunnen doen, was net die morgen van het kasteel vertrokken.’
‘Aha, en hier begint mijn rol,’ zei Venetia. ‘Of had mijn rol kunnen beginnen als ik niet had bewezen een onnozel wicht te zijn dat het koren niet van het kaf kan onderscheiden?’
‘Precies. U hebt waarschijnlijk wel gemerkt dat Anninha het beste Engels spreekt. Emilia en Joaquina hebben geen talenknobbel. Emilia is lui, maar Joaquina heeft nu een stimulans om het te leren. Het zou trouwens voor alle drie goed zijn als ze de taal beter leerden spreken, en ik heb hun aangeboden iemand voor dat doel in dienst te nemen. Het zou echter nogal wat tijd in beslag nemen om daar een geschikt persoon voor te vinden. Bovendien...’ ‘Bovendien?’ vroeg Venetia.
‘Bovendien willen ze u.’
Ze glimlachte tegen hem. Haar ogen flonkerden en haar lippen krulden provocerend. Ze keek hem uitdagend en bijna schaamteloos aan.
‘Maar dat wilt u niet,’ zei ze. ‘U denkt dat ik een slechte invloed op de meisjes heb.’
‘Een beetje discipline zou u geen kwaad doen, senorita. Maar ik wil mijn nichtjes graag tevreden zien, en u bent lerares en spreekt goed Engels. Daarom heb ik erin toegestemd u te volgen en te vragen of u bij ons terug wilt komen.’
‘En vraagt u me dat nu, senor, of bent u van gedachten veranderd?’
Weer wisselden ze een lange blik.
‘Ik vraag het u nu, senorita.’ Dat was moeilijk voor hem, dacht Venetia. Hij zou liever bevelen dan om een gunst vragen.
‘Ik weet niet zeker of ik wil komen,’ zei ze. ‘Ik geef al het hele jaar les, en het is vermoeiend werk. Ik heb vakantie, weet u nog?’
Maar hij was ver genoeg gegaan. Hij zou beslist niet gaan smeken.
‘De beslissing is natuurlijk helemaal aan u. Mag ik nog wat koffie, senorita? En wilt u nog iets anders eten of drinken?’
‘Nee, het was een heerlijk ontbijt. Of... nog een kopje koffie dan, want die is koud geworden.’
‘Ik bestel wel verse.’
Toen ze aan hun tweede kopje koffie zaten, vroeg hij:
‘Hoe lang hebt u nodig om een beslissing te nemen?’
‘Op welke voorwaarden zou ik terugkomen op het kasteel, senor? Ik wil wel graag mezelf blijven.’
‘U hoeft niet bang te zijn dat u te hard zult moeten werken. Ik ben ervan overtuigd dat mijn nichtjes de lessen inspannend zullen vinden, en een of twee keer per dag is meer dan genoeg. Als het een kwestie van salaris is, kunnen we die nu bespreken.’
‘O, ik wil geen salaris,’ zei Venetia vlug.
‘Nonsens. Als u voor ons werkt, moet u daar een vergoeding voor krijgen.’
‘Helemaal niet. Als ik een salaris zou krijgen, zou ik automatisch tot uw werknemers behoren, en ik zou liever een gast zijn... als u dat niet kunt accepteren, ga ik niet met u mee.’
‘Mijn hemel, wat een beheerste jongedame! U bent vastbesloten, ons allemaal het gevoel te geven dat we u iets verplicht zijn.’
Plotseling besefte Venetia dat dit waar was. Ze was steeds bezig hem uit te dagen en moeilijk te doen. Dit lag helemaal niet in haar aard.
Hij zag in haar groene ogen de innerlijke strijd die ze voerde.
‘Het spijt me,’ zei ze. Haar stem klonk zacht en vriendelijk, en haar hele gelaatsuitdrukking was veranderd. ‘Ik doe inderdaad onuitstaanbaar. Omdat ik weet dat het juist andersom is: dat ik me aan u verplicht moet voelen. Ja, ik zal met u meegaan en uw nichtjes Engelse les geven.’
Ze wilde hem een hand geven om de afspraak te bezegelen, maar hij nam met allebei zijn handen de hare in een lange, stevige greep.
‘Als een gast,’ zei hij, terwijl hij haar hand weer losliet.
‘Als een gast, dank u, senor. ’
‘En met het risico dat trotse karakter van u nog eens te provoceren, senorita... wilt u proberen om een beetje net zoals wij Spanjaarden te zijn?’
Ze keek hem lang aan. Toen lachte ze.
‘Goed, u wint. Dag informaliteit. Dag bikini. Maar laat de atmosfeer me niet helemaal verstikken, senor.’
Er kwam even een verdrietige uitdrukking op haar gezicht, maar die was vlug weer verdwenen.
Was er werkelijk kans dat ze in zijn zo geliefde kasteel zou verstikken?
Hij keek haar met peinzende, sombere ogen aan.
‘We zullen u laten gaan als het u ooit te veel mocht worden, senorita,’ zei hij rustig.