Granada 8
De nabijheid van de kust maakt Granada bijzonder aantrekkelijk voor een excursie. Vanaf de costa is het slechts twee uur rijden naar de mooiste stad van Andalusië met het Alhambra, het Moorse sprookjespaleis dat je gezien moet hebben. Stad en omgeving op zich zijn eigenlijk al uitstekend geschikt als vakantiebestemming. Granada ligt aan de voet van de hoogste bergen van het Iberisch schiereiland, de Sierra Nevada. Ten zuiden van dit nationaal park liggen de Alpujarras, een prachtig berggebied met valleien, watervallen, kloven en aangename dorpjes. De landbouw is er nog steeds de belangrijkste bron van inkomsten, maar het toerisme is er door de uitstekende wandelmogelijkheden in opkomst.
Naar het westen toe wordt het landschap glooiender en gaan de Alpujarras over in de Tierras de Alhama. Hier liggen het grote stuwmeer Embalse de los Bermejales en de heetwaterbronnen van Alhama de Granada. Naar het oosten wordt het landschap wild en kaal, een ruig berggebied waar mensen in grotwoningen leefden en leven, zoals in de plaatsen Guadix en Purullena is te zien.
En dan is er de Vega de Granada, een landbouwgebied in het dal van de Río Genil. De Moren introduceerden hier irrigatie en verbouwden druiven, sinaasappels, citroenen en vijgen. Te midden van deze uiteenlopende landschappen ligt de plaats die de laatste hoofdstad van het Moorse koninkrijk was, Granada.
In de Iberische tijd was er al een nederzetting op de plek waar nu Granada ligt. Het dorp heette Ilíberis, ‘Nieuw land’, en lag in het hogere deel van de huidige stad, het Albaicín. In de Romeinse tijd bleef Ilíberis een klein dorp. Pas na de inval van de Moren op het Iberisch schiereiland won de stad aan belang. In 1031 stichtte Zawi Ben Zirí, gouverneur van Ilíberis, het taifarijk van de Zirieten. Voor die tijd hoorde Ilíberis bij het kalifaat van Córdoba. Ilíberis werd versterkt met een muur, waarvan de resten nog te vinden zijn in het Albaicín en aan de voet van Sabeka. Er ontstonden verbindingen met andere dorpen en de stad breidde zich uit tot aan de rivierterrassen van de Darro en de Genil. De nederzetting kreeg de naam Garnatha, genoemd naar de voorstad van Ilíberis, waar al eeuwenlang een joodse kolonie leefde. Het is heel waarschijnlijk dat de naam Granada van deze joodse nederzetting is afgeleid. De Zirieten-dynastie duurde maar tot 1092. Daarna regeerden achtereenvolgens Almoraviden, Almohaden en Nasriden.
Onder de Nasriden ontstond in 1237 het koninkrijk Granada, een gebied dat zich uitstrekte tussen Málaga, Granada en Almería. De eerste heerser was Mohammed I al Ahmar. Hij begon met de bouw van het koninklijk paleis, het Alhambra. De bouw van het Alhambra en andere fraaie Nasridische architectuur was mogelijk door de grote bloei van Granada in die tijd. Het aantal inwoners steeg snel, mede door de Reconquista. Granada werd steeds meer een toevluchtsoord voor gevluchte moslims uit andere steden van Spanje, die al op de Moren heroverd waren. De heerschappij van de Nasriden duurde tot 1492. In januari van dat jaar capituleerde Granada als laatste stad van Spanje. Acht jaar later, in 1500, verjoegen de katholieke koningen de joden. Granada heeft tegenwoordig geen joodse gemeenschap meer. Boabdil, de laatste Moorse heerser in Spanje, droeg de sleutels van de stad in 1492 over aan de katholieke koningen en vertrok in de richting van de Alpujarras. Bij de pas, die toegang biedt tot het gebergte, heeft hij zich voor de laatste keer vol weemoed omgedraaid. De pas heet sindsdien Suspiro del Moro, de Zucht van de Moor. Na de Reconquista verschenen er gebouwen in renaissance- en barokstijl naast of op de Moorse monumenten.
Granada is op heuvels gebouwd en heeft mede daardoor een heel eigen karakter. In de oudste wijken zijn de straatjes steil, smal en kronkelig. Daarboven op de hoogste heuvel staat het Alhambra, dat op zijn beurt weer in de schaduw ligt van de Sierra Nevada.
Granada is een enorm drukke stad, niet berekend op het moderne verkeer. Ondanks de aanleg van een grote doorgangsweg door Granada, de Gran Vía de Colón, zijn er nog steeds volop verkeersproblemen, opstoppingen en een nijpend gebrek aan parkeerplaatsen. Er zijn sinds kort microbussen die de smalle straatjes in de oude wijken in kunnen en toeristen zo makkelijk van bezienswaardigheid naar bezienswaardigheid transporteren. De ringweg om Granada, de circunvalación, was tevens bedoeld als grens van de stad, maar de aanleg van de weg heeft juist gestimuleerd dat er nieuwe wijken zijn ontstaan.
Voor toeristen is de oude binnenstad het interessantst om te bezoeken, maar de hoofdattractie is het Alhambra. De belangstelling is zo groot dat per dag slechts een beperkt aantal bezoekers toegelaten kan worden en tickets tevoren kunnen worden besteld. En om het toch al overvolle centrum te ontlasten, is er op de ringweg zelfs een speciale afslag aangelegd, die auto’s en bussen rechtstreeks naar de grote parkeerplaatsen bij het Alhambra leidt.
Wie de stad met de auto nadert via de snelweg vanuit Málaga of Córdoba, volgt de wegwijzers richting Sierra Nevada en vervolgens op de ringweg de wegwijzers Alhambra. Wie van de Costa Tropical of Costa Almería komt, volgt de wegwijzers Alhambra. De afslag (salida) Alhambra is aangegeven en volgt direct na een tunnel.
Federico García Lorca
Wie geïnteresseerd is in de Spaanse literatuur kan niet om Federico García Lorca heen. De wereldberoemde dichter en toneelschrijver is nauw met Granada verbonden. In de directe omgeving van de stad, in het dorp Fuente Vaqueros, werd hij op 5 juni 1899 geboren. In Granada zelf bracht hij zijn jeugd door. Zijn eerste boek Impresiones y paisajes (vertaald in het Nederlands als Impressies van Spanje) kwam in 1918 uit en bevat indrukken die hij opdeed tijdens zijn reizen door Spanje. Het leven in de Andalusische steden en in Granada in het bijzonder, vooral het leven van de zigeuners, is een grote inspiratiebron geweest en al direct terug te vinden in zijn eerste grote succes El Romancero Gitano, zigeunerballades die in 1928 verschenen. Ook zijn bewondering voor de culturele erfenis van de Arabieren en Berbers in Andalusië is een steeds terugkerend thema in zijn oeuvre. Lorca behoorde tot de Ultraistas, een literaire beweging rond 1920 met vernieuwende ideeën over de poëzie. Nieuwe stijlen en oude tradities, ernst en ironie wist Lorca op prachtige wijze en met groot succes te verbinden. Lorca studeerde aan de universiteit in Granada, in Madrid en New York. In 1931 keerde hij terug naar Spanje, stichtte zijn eigen, reizende theatergroep La Baracca (de Barak) en publiceerde in de daaropvolgende jaren zijn succesvolste toneelstukken, de trilogie: Bodas de Sangre (1933), Yerma (1934) en La casa de Bernarda Alba (1936). Op 19 augustus 1936 werd Lorca op 37-jarige leeftijd, samen met andere intellectuelen uit Granada, gefusilleerd door de falangisten vanwege zijn kritiek op het Francoregime en mogelijk vanwege zijn homoseksualiteit. Dit gebeurde in het dorp Viznar, ten noordoosten van Granada. Zijn lichaam is nooit gevonden, de verantwoordelijkheid voor zijn dood nooit door het Francoregime erkend. Zijn dood schokte de westerse wereld. Met zijn publicaties, zijn kritische lezingen en theateropvoeringen in Londen, New York en Buenos Aires had Lorca in de jaren dertig zijn naam al gevestigd.
Aarzelend, pas lang na zijn dood, heeft Andalusië Lorca omarmd. Op de plaats van het drama in Viznar is het Parque García Lorca aangelegd met een sober granieten herdenkingsmonument. Huerta de San Vicente, het landgoed aan de rand van Granada waar de auteur de zomers doorbracht en een aantal van zijn werken schreef, is een park geworden. Het huis is veranderd in het Casa Museo Lorca, gedeeltelijk ingericht met de originele meubels, waaronder zijn bureau en piano. Tentoongesteld zijn tekeningen van Lorca, Lorca was een veelzijdig kunstenaar. En uiteraard wordt er aandacht besteed aan zijn leven en werk. Het landgoed is een openbaar park geworden (Parque Garcia Lorca) met cafés/restaurants, een speeltuin en wandelpaden. Als je de sporen van Lorca verder wilt volgen, kun je zijn geboorteplaats Fuente Vaqueros, 15 km ten westen van Granada, bezoeken. Zijn geboortehuis is gerenoveerd en eveneens als museum ingericht. Dit Museo Casa Natal García Lorca toont naast posters en kostuums gebruikt voor zijn toneelstukken, foto’s van Lorca en zelfs een video over de schrijver. Nog steeds wordt Lorca beschouwd als symbool van de strijd tegen het nationalisme. Zijn werken zijn tijdloze klassiekers. Leestip: De mooiste van Lorca, een tweetalige gedichtenbundel (2005), uitgeverij Atlas.
HUERTA DE SAN VICENTE. Geopend:
di.–zo. 10–12.30 en 17–19.30, jul.–aug.
di.–zo. 10–14.30 uur. Max. 15 pers. per rondleiding (duur 30
min.)
PARQUE GARCÍA LORCA. Geopend: dag. 8–22 uur.
GEBOORTEHUIS GARCÍA LORCA. Geopend: di.–zo. 10–13 en 17–19,
jul.–aug. di.–zo. 10–14, ’s winters 16–18 uur.
RUTA DE FEDERICO GARCÍA LORCA. Dagexcursie op vr. en za. vanuit Granada langs alle plaatsen en musea. Info: toeristenbureau Granada.
Alhambra was de wijk van de vorsten, de adel en het hofpersoneel, gebouwd op de heuvel die midden in Granada ligt, de Sabika (Rode Heuvel). Het Alhambra is een gigantische vesting, 720 m lang en 220 m breed. Binnen de nuchtere vestingmuren verbaast een miniatuurstad de bezoeker, een wereld van islamitische en christelijke paleizen, geurende tuinen met wandelpaden, een middeleeuwse burcht, baden, administratieve gebouwen, musea, een kerk en zelfs een hotel. Omdat er tijdens verschillende eeuwen is gebouwd, heeft het complex een onregelmatig karakter. De bouw werd begonnen in 1238 door Mohammed I, de eerste monarch van de Nasriden. Hij is degene die de burcht aanlegde en die de tuinen, fonteinen en vijvers boven op de heuvel mogelijk heeft gemaakt. Via een ingenieus systeem wordt water vanuit het riviertje de Darro de heuvel op geleid. Daar loopt het via kleine kanaaltjes door paleis, vijvers en tuinen. De waarde van water voor de Moorse tuinen wordt geïllustreerd door een tekst uit de Koran, het paradijs wordt daarin als ‘een tuin vol stroompjes’ omschreven.
Vanuit het centrum van Granada is het Alhambra te voet of met de microbus (nummer 30) te bereiken via de Cuesta de Gomerez. De straat is omgeven door toeristenwinkeltjes en pensions en loopt vanaf de Plaza Nueva steil omhoog. Een andere optie is het steile en kronkelige wandelpad in de Cuesta de Chinos, aan het einde van de Paseo de los Tristes langs de rivier de Darro. De Cuesta de Gomerez loopt aan de zuidzijde, de Cuesta de Chinos aan de noordzijde van het Alhambra, direct langs en tussen de vestingmuren.
Granada
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven, rechtsboven, linksonder en
rechtsonder.
Na de kassa kom je in de tuinen terecht en wijzen borden je de weg naar de verschillende gebouwencomplexen. De route door het Alhambra (over in totaal 4 km aan wandelpaden) begin je – nog fit en fris – het beste met een bezichtiging van het pronkstuk: het Nasridenpaleis, grotendeels gebouwd in opdracht van de Nasridenvorsten Mohammed V en Yusuf I tijdens de 14de eeuw. Het paleis is echt onvoorstelbaar mooi, een coulisse uit Duizend-en-een-nacht.
Het Nasridenpaleis is complex, bestaat uit verschillende delen die door patio’s met elkaar zijn verbonden. De bezichtiging van het paleis begint bij de Mexuar, de audiëntiezaal, gebouwd in 1365 door Mohammed V en benut voor de dagelijkse audiënties van de sultan en zijn adviseurs. Van de drie hoofdvertrekken van het paleis is deze zaal in de minst oorspronkelijke staat bewaard gebleven door ingrijpende wijzigingen die in de 17de eeuw zijn aangebracht. De verbazingwekkende schoonheid is er niet minder om en zegt genoeg over de pracht die nog volgt. De onderste helft van de muren is gedecoreerd met azulejos uit Sevilla die later zijn toegevoegd. De vier marmeren pilaren in het midden droegen oorspronkelijk de lantaarns, volgens het islamitische geloof om het oog van God binnen te laten. De pilaren dragen nu het plafond bestaande uit houten inlegwerk en omlijst door ornamenteel stucwerk met geometrische motieven en Arabische tekens. De niet betreedbare ruimte achter de Mexuar is de kleine oratorio (kleine audiëntieruimte) met een mihrab (gebedsnis), en op de achtergrond de oude wijk Albaicín.
In de Patio del Mexuar valt je blik automatisch op de rijk gedecoreerde façade aan de tegenoverliggende zijde. Ze maakt deel uit van het tweede deel van het paleis, het Palacio de Comares, dat in 1370 onder Mohammed V gebouwd is. De façade is een van de architectonische hoogtepunten van het Alhambra. Ze is compleet versierd met stucwerk van uiterst geraffineerde geometrische motieven, planten en Arabische tekens en met azulejos. Verder bezit de façade een zeldzaam, overhangend houten afdak en mysterieuze halfronde vensters met raster. Aan de noordkant van de patio ligt de Cuarto Dorado (Gouden Kamer) in mudéjarstijl. De façade van de Cuarto Dorado bestaat uit drie bogen met stuclijsten. Het is een van de weinige architectonische overblijfselen uit de tijd van de Almohaden. Het vertrek is van beneden tot boven met ornamenteel stucwerk versierd. Crème de la crème is het houten plafond met decoraties van bladgoud.
De Patio de los Arrayanes (Mirtehof) is het volgende onderdeel van de rondwandeling. Het is de grootste binnenhof van het paleis. Je kijkt je ogen uit aan de decoraties rond ramen, deuren, aan muren, arcaden, waar hier en daar nog sporen van oorspronkelijke verf zichtbaar zijn, rood, geel blauw. Je vraagt je als vanzelf af hoe glanzend en imposant dit paleis er in kleur uitgezien heeft. De patio is genoemd naar de mirtestruiken die zich spiegelen in het rechthoekige waterbekken in het midden dat is aangelegd door Yusuf i. De patio zelf hoort nog bij het publieke gedeelte van het paleis. De vertrekken aan de lange zijden van de patio waren de harem, de vertrekken voor de vrouwen.
De Sala de la Barca grenst aan de patio. Waarschijnlijk heeft de zaal deze naam gekregen vanwege de bootvorm van het dak, maar het is ook mogelijk dat Barca van het Arabische barakha afstamt, wat goddelijke zegening betekent. In de alkoven stonden divans. Het plafond is uit de 19de eeuw, het oorspronkelijke plafond werd door brand vernield. De aangrenzende troonzaal, Sala de los Embajadores, bevindt zich in de Torre de Comares en is opnieuw van beneden naar boven gedoceerd met achtereenvolgens azulejos, een fries met teksten uit de Koran en vervolgens een reeks abstracte motieven tot aan het plafond. In deze troonzaal zijn zwaarwegende beslissingen genomen. Hier besloot Boabdil tot capitulatie, en ook Columbus is hier geweest om met Ferdinand en Isabella te onderhandelen over zijn reizen. Ze deden dat onder het schitterende houten plafond dat met zijn sterren en geometrische lijnenspel het hiernamaals volgens de opvattingen van de islam symboliseert.
De Patio de los Leones, de Leeuwenhof, is de beroemdste patio van het Alhambra. De patio is genoemd naar de fontein met de gebeeldhouwde leeuwen, die water ‘spugen’ in vier ondiepe geulen die de rivieren van het paradijs verbeelden. De geulen lopen tot in de koninklijke vertrekken, wat een apart effect geeft. Vroeger stroomde het water van de vertrekken naar de hof toe, zodat altijd schoon water in de vertrekken voorhanden was. Rond de Patio de los Leones liggen verschillende vertrekken.
Alhambra en Generalife
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven, rechtsboven, linksonder en
rechtsonder.
De Sala de los Abencerrajes heeft een schitterende koepel met stervormige stalactieten van stucwerk (muqarnas-stijl) die opnieuw de hemel symboliseren. De decoratie geeft de zaal, mede door de uitgekiende lichtval, een extra dimensie. In deze zaal vonden de winterfeesten plaats. Zomerfeesten werden gehouden in de Sala de los Reyes, die eigenlijk uit drie van elkaar gescheiden, rechthoekige ruimten bestaat. Hoogtepunt zijn de recent gerestaureerde, kleurrijke plafondschilderingen uit de 14de eeuw met afbeeldingen van Nasridische vorsten. Afbeeldingen van mensen zijn ongebruikelijk in de islamitische kunst, de Koran verbiedt figuratieve kunst. De plafondschilderingen zijn dan ook vermoedelijk niet gemaakt door islamitische maar door katholieke kunstenaars.
De Sala de las dos Hermanas was de kamer van de vrouw van de sultan, met wederom een schitterende muqarnas-koepel. De ‘twee zusters’ zijn de twee identieke marmeren platen in de vloer. Een fantasievollere verklaring voor de naam is de legende over twee mooie zusters die hier opgesloten zaten, verborgen voor de buitenwereld en in het bijzonder voor de mannen.
Deze zaal grenst aan de Sala de los Ajimeces en het balkon dat bekendstaat als Mirador de Lindaraja. Lindaraja is afgeleid van l’ain daraixa, wat vertaald wordt met ‘ogen van het huis van de vrouw van de sultan’. Het balkon kijkt uit op de Jardín de Lindaraja. Het karakter van deze Moorse tuin is in de 19de eeuw duidelijk gewijzigd. Het bas
Nasridenpaleis
sin in het midden stond vroeger in de Patio del Mexuar. Uiteindelijk leidt de route door de kamers die Karel V heeft laten aanleggen en waar de romantische, Amerikaanse reisauteur Washington Irving in 1829 verbleef. Zijn bericht over het Alhambra, Tales of the Alhambra, wekte nationale en internationale interesse voor de Moorse erfenis in Andalusië. Het boek is overal in Granada verkrijgbaar.
Vanaf de galerie met een prachtig uitzicht op de Albaicín, kom je in de tuinen van het paleis. Een wandeling door de uitgestrekte tuinen van het Alhambra met banken om even uit te blazen, langs bloembedden, waterbassins en fonteinen voert vervolgens naar de Generalife.
Generalife
De Generalife was het buitenverblijf van de Moorse heersers, een klein landgoed. Het is gebouwd op de heuvel de Cerro del Sol, buiten het eigenlijke Alhambra en net iets hoger. Het kleine landgoed is ouder dan het Nasridenpaleis en voor dit tijdelijke verblijf hebben de vorsten zeker niet zo groots uitgepakt als voor de hoofdresidentie.
De naam Generalife is een verbastering van Yinnah al–Arif dat je zou kunnen vertalen als ‘De tuin der tuinen’. Het mooiste deel van de Generalife en tevens de kern is dan ook de Patio de la Acequia (Patio van het Kanaal): een langgerekte patio met een even lang waterbassin in het midden omringd door bloemen en arcaden. De patio en het bassin leiden naar de Silla del Moro (de Zetel van de Moor), een balkon met prachtig uitzicht over de omgeving. Vanaf de mirador kom je in een tuin boven de patio met ingenieuze watertrappen, gebruikt voor de bewatering van tuinen en patio. Door de tuinen wandel je naar de laatste complexen van het Alhambra, het paleis van Karel V en de middeleeuwse burcht die vlak bij elkaar liggen. Automatisch kom je dan voorbij de Santa Maria de la Alhambra. De kerk is in de 16de eeuw gebouwd op de plaats van de moskee, die de katholieke koningen direct na de inname van Granada lieten slopen.
Palacio de Carlos V
Het Palacio de Carlos V (Karel V) heeft niets met de Nasriden en hun prachtige architectuur gemeen. Het pompeuze gebouw is een schoolvoorbeeld van klassieke architectuur uit de renaissance. In 1526 begon de bouw van het paleis onder leiding van architect Pedro Machuca, een leerling van Michelangelo. Na zijn dood nam zijn zoon Luis het van hem over. Het paleis is een omvangrijk, vierkant gebouw met in het midden een grote ronde patio van meer dan 30 m doorsnede, omgeven door twee etages met zuilengalerijen: de onderste zijn van het Dorische type, de bovenste van het Ionische. De stijl is duidelijk geïnspireerd op de antieke bouwkunst. Het renaissancepaleis herbergt twee musea. Heel bezienswaardig is het Museo de la Alhambra op de begane grond. Het zwaartepunt van de collectie vormt de prachtige keramiek afkomstig uit het Alhambra zelf. De collectie vormt een mooie aanvulling op de bezichtiging van het Nasridenpaleis. Een van de pronkstukken is de Jarrón de la Alhambra, een vaas uit de tijd van de Nasriden (14de eeuw). Tentoongesteld zijn verder onder meer houtsnijwerk, azulejos en textiel.
Op de eerste verdieping bevindt zich het Museo Provincial de Bellas Artes, met schilderijen en beeldhouwwerk uit de 15de tot 20ste eeuw, van gerenommeerde Spaanse kunstenaars zoals Alonso Cano en de barokke beeldhouwer Pedro de Mena. Tevens is er een Sala de Presentación, aan de zijkant van het paleis tegenover de Mexuar. Exposities geven een toelichting op de geschiedenis en kunst van het Alhambra. De opeenvolgende uitbreidingen van het complex zijn door middel van maquettes voorgesteld.
Het Alcázaba is de middeleeuwse burcht, de oudste kern van het Alhambra, op de uiterste punt van de Sabika. Het massieve Alcázaba vormt meestal de afsluiting van een bezoek aan het Alhambra. Je volgt in dit doolhof van gangen, torens, trappetjes en vertrekken de bordjes continuacion visita. Het mooiste deel van de burcht is de Torre de la Vela (wachttoren). Hier werd op 2 januari 1492 de christelijke vlag gehesen en de klok geluid in het bijzijn van Ferdinand en Isabella, het eerste christelijke koningspaar in Granada. De originele klok is vervangen door een ander exemplaar. Nog steeds wordt op iedere gedenkdag de klok geluid. Voor de bezoeker is het uitzicht interessanter. Vanaf de Torre de la Vela konden de wachters de totale stad en de omgeving overzien. Je hebt nog steeds een prachtig panorama over heel Granada, van het Albaicín, de kathedraal en de moderne buitenwijken tot aan de Sierra Nevada. Richting burcht kijk je neer op de Plaza de las Armas. Onder deze exercitieplaats heeft men de ruïnes van de Barrio Castrense gevonden, een voormalige woonwijk. De torens aan de overkant van het Alcázaba, de Torre del Homenaje en de Torre de Quebrada zijn, evenals de Torre de la Vela, door Mohammed I gebouwd.
Achter de rechtermuur die langs de Barrio Castrense loopt, ligt de Jardín de los Aldarves. In deze tuin hangt de beroemde spreuk ‘Geef hem een aalmoes mevrouw, want er is niets erger dan blind te zijn in Granada’. Met die spreuk kun je na afloop van de bezichtiging van het Alhambra alleen nog maar instemmen.
MUSEO DE LA
ALHAMBRA. Geopend: di.–za. 9–14 uur.
MUSEO DE BELLAS ARTES. Geopend: di. 14.30–20, wo.–za. 9–20 en zo. 9–14.30 uur. Winterseizoen tot 18 i.p.v. 20 uur.
ALHAMBRA. Geopend: mrt.–okt. dag. 8.30–20, vr. en za. 22–23.30 (Nasridenpaleizen alleen 22–22.45), nov.–mrt. dag. 8.30–18, ’s avonds vr.– za. 20–21.30 uur (paleizen 20–20.45 uur). De kassa opent steeds een halfuur eerder. Tickets geven toegang op een vastgesteld tijdstip in de ochtend of middag; bewaar ze want je moet ze binnen nogmaals tonen bij de entree van elk complex. Wie vroeg arriveert zonder ticketreservering, kan nog eventueel entreekaarten bemachtigen voor de namiddag.
Info: www.alhambra-patronata.es (Spaans- en Engelstalig).
Tickets in de voorverkoop: via internet www.alhambratickets.es (Spaans en Engels) of telefonisch (0034) 902888001. Vervolgens tickets afhalen en betalen bij de geldautomaten van een van de filialen van de Spaanse bank La Caixa of bij de ingang van het Alhambra (1 uur van tevoren) op vertoon van legitimatie. Kinderen tot 8 jaar gratis, 30 procent korting voor 65+ uit de EU op vertoon van legitimatie.
De Gran Vía de Colón is de drukke hoofdstraat die de grens vormt tussen aan de ene kant de oudste wijken van Granada, het Albaicín en de Sacromonte, en de latere wijken uit de 16de eeuw aan de andere zijde. Alhambra was bedoeld voor de aristocratie; albaicin was de wijk voor het volk. De wijk bestaat uit een wirwar van smalle steile straatjes en steegjes, zonder noemenswaardige monumenten, maar heerlijk om rond te slenteren. Sacromonte ligt boven de Albaicín en is de oude zigeunerwijk van Granada. Nog steeds wonen hier zigeuners en het is goed mogelijk dat u een aanbod krijgt om uw hand te laten lezen, of om een grotwoning te bezichtigen. Sacromonte staat tevens bekend als flamencowijk. Tegenwoordig worden in deze buurt flamencoavonden voor toeristen georganiseerd, maar de vraag is of de prijskwaliteitverhouding wel klopt. Programma’s zijn verkrijgbaar bij de toeristeninformatie.
Bezienswaardigheden in de Albaicín
De Iglesia San Nicolás (Plaza de San Nicolás) uit 1501 is op de plaats van een voormalig Moors bouwwerk gebouwd. Eerlijk gezegd is de kerk, die na een brand herbouwd is, niet zo interessant, maar vanaf het plein heb je een fantastisch uitzicht op het Alhambra, met daarachter de imposante toppen van de Sierra Nevada. De mirador San Nicolás (uitkijkpost) is terecht de meest bezochte plek in de Albaicín. Wie weinig tijd heeft voor Granada, mag in ieder geval deze mirador niet overslaan. Als je een plekje op de halfhoge stenen muur bemachtigt, kun je hier even dagdromen, de zigeunervrouwen observeren die souvenirs proberen te slijten aan de toeristen, bladeren in je reisgids.
Wie met de microbus naar de mirador rijdt, passeert de Casa de Chapiz, op de hoek van de Cuesta de Chapiz. Het handelt niet om één casa (huis) maar een groep huizen die vroeger het rijkere deel van het Albaicín vormden. In het hoekhuis is nu de Escuela de Estudios Arabes gevestigd, de Hogeschool voor Arabische studies. Vooral de patio’s zijn bezienswaardig.
Schuin achter de mirador zijn delen van de middeleeuwse vestingmuur te bekijken, evenwijdig aan Cuesta de la Alcahaba. Vroeger waren de muren verbonden met de Puerta de Elvira aan de Plaza del Triunfo. In de Moorse tijd was dit de hoofdtoegang tot de stad. Op het plein voor de poort vonden de publieke executies plaats. De naam van de poort, Elvira, stamt al uit de tijd van voor de Moren. Elvira (spreek uit Elbira) is namelijk een afleiding van Ilíberis, de oude naam van Granada.
Verder wandelend, kom je voorbij het klooster Santa Isabel la Real, begin 16de eeuw opgericht door koningin Isabella. Bezienswaardig is het kerkportaal in de typisch Spaans gotische stijl. Tussen de witgekalkte huisjes door, wandel je naar beneden, naar de Plaza Nueva en het riviertje de Darro.
CASA DE
CHAPIZ. Geopend: tijdens college-uren.
Langs de rivier de Darro
Op de grens van het Albaicín ligt de Plaza Nueva, een ruim en gezellig plein vol terrasjes, toeristen en straatartiesten. Het in het oog springende monumentale renaissancegebouw is de koninklijke kanselarij uit de 16de eeuw. De Plaza Nueva gaat ongemerkt over in de Plaza Santa Ana met de gelijknamige kerk. De kerk oogt fraai en ligt schitterend aan de Darro. De Santa Ana werd in de periode 1537 tot 1563 gebouwd in mudéjarstijl en ontworpen door Diego de Siloë, dezelfde architect die de kathedraal van Granada tekende. De kerktoren is geïnspireerd op een Arabische minaret en versierd met azulejos. Voor het interieur is onder andere gebruikgemaakt van bladgoud.
Vanaf het plein kun je een aangenaam wandelingetje maken langs het riviertje de Darro. Aan beide oevers staan oude panden met fraaie gevels. Het eerste gedeelte van de straat heet de Carrera del Darro. Op een hoek vind je El Bañuelo, een Arabisch badhuis of hamam dat bekendstaat als het mooiste van Andalusië. Het badhuis dateert uit de 11de eeuw en is in oorspronkelijke stijl bewaard gebleven. Niet voor niets is het tot Historisch Monument uitgeroepen. Het badhuis was onderdeel van een woning, zoals gebruikelijk, en via een patio bereikbaar. Bijzonder mooi zijn de gewelven met stervormige openingen, waardoor het licht naar binnen valt. Voor de bouw van het badhuis is onder meer gebruikgemaakt van materiaal uit de Romeinse en Visigotische tijd, zoals de kapitelen.
Schuin tegenover de Bañuelo zijn resten zichtbaar van een middeleeuwse brug, de Puente del Cadi. De brug werd gebouwd in de 11de eeuw en verbond het Albaicín met de Puerta de Armas van het Alhambra, in die tijd de belangrijkste toegangspoort tot het complex. Halverwege de 17de eeuw werd deze brug afgebroken. Overeind staan nog een toren en een boog van de brug.
SANTA ANA
KERK. Geopend: tijdens de avondmis en zondagochtendmis.
ARABISCH BADHUIS. Geopend: di.–za. 10–14 uur.
Een paar passen verder staat het Archeologisch Museum, ondergebracht in de Casa de Castril, een renaissancegebouw uit 1539 met een ornamentele façade. Het interieur is vernieuwd, maar het gebouw heeft zijn waarde niet verloren en het vormt een passend decor voor de collectie. Het museum bestaat uit twee etages met een patio en toont voorwerpen uit de prehistorie tot en met de renaissance. Het is niet het interessantste archeologisch museum van Andalusië, dat staat in de hoofdstad Sevilla. Niettemin zijn hier zeldzame vondsten, waaronder Egyptische urnen uit de Fenicische necropolis in Almuñecar. Interessant is ook de keramiek met de voor Granada karakteristieke granaatappelmotieven. De gratis toegang voor EU-burgers verlaagt de drempel om het museum te bezichtigen.
De Carrera del Darro gaat ongemerkt over in de Paseo de los Tristes met zijn terrasjes, onder aan het Alhambra. De levendigheid staat in schril contrast met de stemming in het verleden. Rouwstoeten kwamen hier vroeger langs en gaven de straat de naam ‘Promenade van de Verdrietigen’.
ARCHEOLOGISCH MUSEUM. Geopend: di. 14.30–20.30, wo.–za. 9–20.30 en
zo. 9–14.30 uur. Toegang gratis voor EU-burgers op vertoon van
identiteitsbewijs.
Na het Alhambra trekt de kathedraal van Granada de meeste bezoekers. Doordat de kerk is ingebouwd, springen de enorme dimensies niet direct in het oog. De bouw begon begin 16de eeuw onder leiding van architect Enrique Egas. Na zijn dood in 1528 nam architect en beeldenkunstenaar Diego de Siloé het project over. Pas in 1704 werd de kathedraal voltooid. De Puerta del Perdón en de Puerta de San Jerónimo aan de noordelijke façade zijn met de wapenschilden en allegorische reliëfs een goed voorbeeld van de stijl van De Siloé. De monumentale hoofdfaçade, die oogt als een triomfboog, is uit 1667 en van wederom een andere gerenommeerde architect en kunstenaar, Alonso Cano van wie werk hangt in de hoofdkapel van de kathedraal en in het museum in het Alhambra.
De lange bouwtijd en de hand van verschillende architecten zijn ook in het interieur zichtbaar. Gotiek en renaissance wisselen af, van beeldhouwwerk is rijkelijk gebruikgemaakt. De enorme afmetingen van de kathedraal zijn binnen pas goed zichtbaar; kolossale zuilen lijken de hemel te willen bereiken. Hoogtepunt is de Capilla Mayor, de hoofdkapel met koepel. Deze kapel is een ontwerp van De Siloé en toont opnieuw de voorliefde van de architect voor een decoratieve, bijna pompeuze bouwstijl. De hoekige vorm van de kapel vormde een breuk met de traditie: ronde kapellen waren standaard. De koepel is onder meer gedecoreerd met een reeks schilderijen van Alonso Cano en Vlaamse glas-in-loodramen uit de 16de eeuw. Beeldhouwwerk van Cano is ook tentoongesteld in het museum van de kathedraal. Het museum, ondergebracht in de voormalige sacristie, bezit ook een deel van de kunstcollectie van het katholieke koningspaar, waaronder werk van Vlaamse schilders uit de 15de eeuw zoals Jan van Eyck en Rogier van der Weyden.
KATHEDRAAL. Geopend: ma.–za. 10.45–13.30 en 16–20,
zon- en feestdagen 16–20 uur.
De katholieke koningen
Ze liggen vertrouwelijk naast elkaar, een vorst en een vorstin in indrukwekkende praalgraven omringd door de pracht en praal van de Capilla Real. Op zich niets bijzonders. Europa heeft zijn koningen en hun vrouwen vaak de laatste eer bewezen met een grafmonument. Maar Isabella (1451–1504) was niet alleen de echtgenote van koning Ferdinand (1452–1516). Ze ontleende de titel koningin niet aan die status. Isabella en Ferdinand waren gelijkwaardige troonopvolgers, zij van Castilië en León, hij van Aragón. In 1469 traden ze in het huwelijk, zeven jaar later werd Isabella tot koningin gekroond. Een noviteit, in die tijd was een vrouw als troonopvolger niet gebruikelijk en dat zegt veel over de tact en diplomatie, het doorzettingsvermogen en zelfbewustzijn van Isabella. Ze liet zich door een huwelijk niet aan de kant schuiven en liet in een huwelijkscontract Ferdinands rol in Castilië en León beperken tot die van prins-gemaal. Zijn hoofdrol was weggelegd in Aragón, waar hij in 1479 de troon betrad. De paus schonk hun na de verovering van Granada, het laatste islamitische bolwerk op het schiereiland, de titel reyes católicos (katholieke koningen). Gesterkt in hun religieuze en politieke missie schaften ze de godsdienstvrijheid af en voerden de inhumane Spaanse inquisitie in. Isabella en Ferdinand zijn echter vooral de geschiedenis ingegaan als de grondleggers van de Spaanse Gouden Eeuw en van het huidige Spanje. Door hun huwelijk werden twee van de drie grootste koninkrijken op het Iberisch schiereiland verenigd.
Capilla Real
Indrukwekkender dan de kathedraal is de koninklijke kapel. Bij tijdgebrek kun je het beste in ieder geval de Capilla Real bezoeken en desnoods de kathedraal overslaan. De kapel is het pantheon van het katholieke koningspaar Isabella van Castilië en Ferdinand van Aragón. De koningin heeft zelf kort voor haar dood in 1504 Enrique Egas opdracht gegeven voor de bouw van de grafkapel. Het project duurde van 1505 tot 1521. De Capilla Real is dus ouder dan de kathedraal. Geen middel is onbenut gelaten om het koningspaar gepast te eren: bladgoud, marmer, allegorische ornamenten en andere symbolen die verwijzen naar hun leven. Hoogtepunt zijn de twee marmeren graftombes, achter de réja, het hekwerk van smeedijzer en bladgoud. De linker graftombe is die van Ferdinand en Isabella, de rechter is de tombe van hun dochter Juana de Castilla La Loca (Johanna de Waanzinnige) en echtgenoot Felipe El Hermoso (Filips de Schone).
De ingang van de Capilla Real is via de Lonja, de voormalige handelsbeurs. De beurs, tussen 1518 en 1522 gebouwd, werd net als de Capilla Real ontworpen door Enrique Egas. Hij heeft in het bijzonder zijn stempel op het gebouw gedrukt door de ornamenten in platerescostijl.
CAPILLA
REAL. Geopend: ma.–za. 10.15–13.30 en 16–19.30, zo. 11–13.30 en
15.30–19.30 uur.
Oriëntaalse sfeer
Tegenover de Capilla Real staat de Casa de Cabildo Antiguo, het voormalige stadhuis. In 1348 werd dit gebouw voor het eerst in gebruik genomen, als madraza (Koranschool). Het initiatief hiervoor kwam van Yusuf i. Uit die tijd dateert nog de bezienswaardige gebedsruimte. Het koninklijk paar schonk het gebouw aan het gemeentebestuur, dat hier zijn intrek nam. In de loop van de tijd zijn er ingrijpende wijzigingen doorgevoerd. De façade in barokstijl is in de 18de eeuw opnieuw opgetrokken. Tegenwoordig zijn in het gebouw faculteiten van de universiteit van Granada ondergebracht.
Kathedraal en koninklijke kapel zijn gebouwd op de plaats van de Grote Moskee van Granada en stond eeuwenlang, bijna provocerend, in de Arabische souk van de stad: een handelswijk met ontelbare steegjes vol winkeltjes en kraampjes. Pas in de loop van de 19de eeuw zijn deze winkels en overdekte markten verdwenen. Gereconstrueerd is een gedeelte op de plaats van de vroegere zijdemarkt (Alcaicería), waar zijde uit de Alpujarras werd verkocht. In plaats van zijdehandelaren tref je er talloze souvenirwinkeltjes met zilveren sieraden die niet meer zoals vroeger in Granada maar in Azië worden gemaakt, met Indische omslagdoeken en leren poefen uit Marokko.
Loop je via de Plaza Bib-Rambla, een sfeervol pleintje met restaurants en bloemenkraampjes, om de kathedraal heen en steek je dan de Gran Via de Colón over, tref je eveneens oriëntaalse sfeer in de Calderería Nueva. In dit steile steegje met traptreden wemelt het van de theehuisjes, souvenirwinkels met leren tassen en kleurrijke sjaals, alsof je in een kashba in Noord-Afrika terecht bent gekomen. De sfeer spreekt vooral een jong publiek aan. Het steegje eindigt achter Plaza Nueva.
In een zijstraat van de Reyes Católicos (een drukke winkelstraat) staat de Corral del Carbón, te herkennen aan de prachtige hoefijzervormige toegangspoort. De Corral del Carbón is gebouwd in de 13de eeuw, een vreemde eend in de bijt tussen de huizen in deze wijk die uit de tijd na de Reconquista dateren. Het was de karavanserai: herberg, magazijn en handelscentrum tegelijk in de buurt van het marktgebied. In de 16de eeuw was de kolenbeurs in het gebouw gevestigd en was een gedeelte van de Corral del Carbón (carbón betekent kolen) een herberg voor de reizende handelaren in kolen. Later werd het gebouw gebruikt als theater en woonruimte. Na renovatie is het toeristenbureau er ingetrokken.
MADRAZA/OUDE
STADHUIS. Geopend: ma.–vr. 9–14 uur.
Bezienswaardigheden buiten het centrum
Alleen wie een paar dagen in Granada doorbrengt of de stad een tweede keer bezoekt, heeft tijd voor een aantal van Granada’s andere bezienswaardigheden, zoals het klooster San Jeronimo aan de rand van het centrum. Met de bouw van het klooster werd begonnen in 1492 nog tijdens de verovering en belegering van Granada en in opdracht van het katholieke koningspaar. Later hebben Karel v en Isabella van Portugal tijdens hun huwelijksreis in het klooster gelogeerd. Eigenlijk was het de bedoeling dat ze in het Alhambra zouden verblijven, maar Isabella vond het daar zo oncomfortabel dat het paar hiernaartoe verhuisde. Lange tijd zijn kerk en klooster in verval geweest en werd het complex als kazerne van de cavalerie gebruikt. De overheid heeft enkele jaren geleden klooster en kerk opgekocht en gerestaureerd.
De kruisgang en patio’s zijn mooi, maar hoogtepunt is de wederom door Diego de Siloé voltooide kloosterkerk die tot een van de mooiste renaissancekerken van Andalusië wordt gerekend. Het rijk gedecoreerde interieur is mede te danken aan de financiële bijdrage van de weduwe van El Gran Capitán, de succesvolle aanvoerder van het christelijke leger tijdens de Reconquista. De kerk is een mausoleum voor hem geworden, de plafondschildering toont zijn heldendaden.
KLOOSTER SAN
JERONIMO. Geopend: apr.–okt. ma.–za. 10.30–13 en 16–19, zo. 11–13
en 16–19 uur; nov.–mrt. ’s middags halfuur eerder geopend en
gesloten.
Een ander bezienswaardig klooster vind je in het hoger gelegen universiteitsgebied. La Cartuja (Kartuizerklooster) is een van de belangrijkste barokmonumenten van Spanje. Het kartuizerklooster zou oorspronkelijk gebouwd worden op grond die in 1506 werd geschonken door de ‘Gran Capitán’, legeraanvoerder en patronaat van de kloosterorde. Technische problemen en angst voor de omringende moslims deden de monniken uitwijken naar deze locatie. De Gran Capitán voelde zich hierdoor zo gepasseerd dat hij zijn patronage introk en tevens elders begraven wilde worden. Het complex, waaraan drie eeuwen is gebouwd, is toegankelijk via de 16de-eeuwse hoofdpoort in platerescostijl. Deze geeft toegang tot een voorhof. Van het in 1836 verlaten klooster – de kloostergronden werden onteigend – zijn verschillende delen verdwenen. Wat rest is de kloostergang met enkele gemeenschapszalen en de kerk. De kerk werd voltooid in 1662 en bestaat uit drie delen, zodat leken, lekenbroeders en monniken de dienst gescheiden konden bijwonen. Het pronkstuk is de sacristie (1727–1764), links van het altaar, theatraal gedecoreerd en het hoogtepunt van de Spaanse barok.
LA CARTUJA.
Geopend: ma.–za. 10–13 en 16–18 uur. Bereikbaar: met bus 8 vanuit
het centrum.
Voor alle leeftijden is Parque de las Ciencias (wetenschapscentrum): een uitgebreid en heel modern, interactief museum ten zuiden van het Palacio de Congresos (congrescentrum), op de andere oever van de rivier de Genil. Door de week wordt het museum druk bezocht door schoolklassen, in het weekend door families.
PARQUE DE
LAS CIENCIAS. Geopend: di.–za. 10–19, zon– en feestdagen 10–15 uur.
Bereikbaar met stadsbus 4, 5, 10 en 11.
De Sierra Nevada zijn na de Alpen de hoogste bergen van Europa. Het gebied rond de hoogste toppen, Veleta (3398 m) en Mulhacén (3482 m), is sinds 1999 nationaal park. De Mulhacén is Spanjes hoogste berg en zou genoemd zijn naar Muley Hacén, de vader van de laatste vorst van Granada, Boabdil. Het Nationale Park Sierra Nevada met zijn toppen die het grootste deel van het jaar met sneeuw zijn bedekt, zijn lagunes en gletsjers, kun je op twee manieren bereiken: vanuit het noorden via Granada en vanuit het zuiden via het bergdorp Capileira in de regio Alpujarras. Het zijn beide prachtige routes, die je grotendeels met de auto kunt doen, in de zomer welteverstaan - aan sneeuwruimen en zoutstrooien doen ze hier niet. Uiteindelijk kun je te voet verder en korte en langere bergwandelingen maken. Er is een aantal refugios in het nationaal park om te overnachten. Informeer vanwege de beperkte capaciteit ruim tevoren bij het administratiecentrum.
Vanuit Granada wijzen verkeersborden de weg (A395) en loopt de route via het dorp Pinos Genil en langs het stuwmeer Canales steil, met ontelbare bochten en met prachtige vergezichten omhoog richting de Veleta. De weg volgt deels de oude route van de ijsverkopers, los neveros. Tot begin 20ste eeuw gingen ijsverkopers op pad naar de Sierra Nevada om eigenhandig ijsblokken te halen, die ze in Granada verkochten. Het ijs werd gebruikt voor het koelen van voedsel en drankjes, in het ‘pre-koelkast’-tijdperk.
Een afslag voert naar het zuidelijkste skigebied van Europa: Solynieve (zon-en-sneeuw) op 2100 m hoogte. De hotels, restaurants, stoetjesliften, kabelbaan en 21 skipisten zijn als het winterweer mee werkt, ongeveer van december tot maart geopend.
De autoroute eindigt bij het controlecentrum Hoya de la Mora op 2550 m hoogte. Hiervandaan kun je verder wandelen naar Los Panderones de la Veleta (3000 m), een wandeling van ca. 4 uur (heen en terug). In de zomermaanden worden er beperkt microbussen met gids ingezet op dit traject. Een bergwandelroute voert verder langs de Veleta en Mulhacén. De wandeling eindigt na ca. 5 uur bij Collado del Cascajar Negro, boven Capileira in de Alpujarras.
Vanuit de Alpujarras loopt de route via de drie dorpen Pampaneira, Bubión en ten slotte Capileira op 1493 m hoogte met een flink aantal haarspeldbochten omhoog richting Mulhacén, de hoogste berg van Spanje. De autoroute eindigt bij controlepost Hoya del Portillo op 2150 m. Te voet is hiervandaan een wandeling mogelijk van 3 uur (heen en terug) naar de Collado del Cascajar Negro. Ook op dit traject rijdt in de zomermaanden een microbus met gids.
NATIONAAL PARK SIERRA NEVADA. Informatie bij de
toeristenbureaus in Granada; bij het administratiecentrum aan de
Carretera Antigua de Sierra Nevada km 7 (Pinos Genil), tel. (958)
026300, geopend ma.– vr. 9–14 uur; reservering van de microbus bij
Hoya de la Mora tel. (630) 959739, bij Hoya del Portillo tel. (686)
414576. Hou rekening met lage temperaturen.
De Kaliefenroute: Granada–Córdoba
Om het toerisme in het gebied tussen Granada en Córdoba te stimuleren is de Kaliefenroute uitgestippeld, langs de oude grens van het kalifaat van de Omajjaden. Diverse Moorse burchten langs de route dateren uit die tijd. Helaas volgt deze route de drukke hoofdweg (N432) tussen Granada en Córdoba, met halverwege een afslag naar de stad Jaén. Het is een tweebaansweg waar ook veel vrachtverkeer gebruik van maakt. Gevaarlijke inhaalmanoeuvres zijn hier aan de orde van de dag. De weg loopt door de provincies Jaēn en Córdoba door een groot landbouwgebied met aanvankelijk olijfbomen en wijnstokken, gevolgd door glooiende graanakkers. Het landschappelijk mooiste gedeelte is het traject tussen Pinos Puente, waar de weg de bergen in slingert, en Alcalá la Real. Bij dit stadje, waar de belangrijkste Moorse burcht van de route staat, kun je de hoofdweg verlaten en een omweg maken door het natuurgebied Sierra Subbútica. Je maakt dan als het ware een lus door dit mooie berglandschap langs Priego de Córdoba en Zuheros, beslist de mooiste en sfeervolste plaatsjes in deze omgeving. Als je een plaatsje langs de Kaliefenroute wil bekijken, ga dan naar Zuheros met zijn witte huisjes, steegjes en pleintjes. Alleen al de ligging, als een vesting op een berg, is schitterend.
Een gedetailleerde kaart van de Kaliefenroute met beknopte informatie over de geschiedenis en de bezienswaardigheden van de plaatsjes langs de route is verkrijgbaar bij de toeristenbureaus in Granada en Córdoba. De uitvoerige gids over de Kaliefenroute die er in het Spaans en Engels te koop is, is gezien de bezienswaardigheden langs de route geen must. Andalusië heeft mooiere plekjes en plaatsen in huis, waar deze streek helaas niet mee kan concurreren.
Tussen de Sierra Nevada in het noorden en een reeks kustgebergtes in het zuiden liggen de Alpujarras. Het bestaat uit een 70 km lang, vruchtbaar dal of in feite verscheidene rivierdalen, schitterende landschappen, afwisselende vegetatie, kloven, watervallen, een koel klimaat en mooie bergdorpjes. Eeuwenlang zijn de Alpujarras vrij geïsoleerd geweest. Tot het begin van de 20ste eeuw was deze bergregio zelfs alleen te voet en per ezel bereikbaar. Mede hierdoor heeft het zijn eigen karakter goed kunnen bewaren en vind je er nog vrij ongerepte dorpjes waar de klok langzamer lijkt te tikken. Was het gebied eerst alleen in trek bij kunstenaars en bohemiens, inmiddels is het toerisme in de Alpujarras op gang gekomen. Dat geldt vooral voor de Alto-Alpujarras, het westelijke deel tussen Lanjarón en Bérchules. Het westelijke deel van de Alpujarras is niet alleen wat landschap betreft het mooist en meest afwisselend, maar biedt ook uitstekende wandel- en trekkingmogelijkheden aan de rand van en in het nationaal Park Sierra Nevada. Een deel van de Europese langeafstandswandelweg ‘spanje–Griekenland’ loopt door de Alpujarras.
Na de val van Granada vluchtte de laatste vorst van de Nasriden, Boabdil, over de bergen naar Alpujarras. Volgens de legende wierp Boabdil vanaf een 865 m hoge pas ten zuidwesten van Granada de laatste blik op ‘zijn’ Granada met een diepe zucht van verdriet. De pas heeft de naam gekregen El Suspiro del Moro, de Zucht van de Moor. Door de geïsoleerde locatie van de Alpujarras heeft de islamitische bevolking in dit gebied nog lang stand gehouden. De architectuur in de Alpujarras weerspiegelt het Moorse verleden. Het soort dorpshuizen met hun platte stenen daken en twee verdiepingen, waarvan de onderste als opslagruimte werd gebruikt, kom je ook in Noord-Afrika tegen. in 1568 vonden in de Alpujarras de laatste hevige gevechten tussen christenen en moslims plaats; aanleiding daartoe was een wetgeving die de Arabische taal, Arabische familienamen en gebruiken verbood. In 1610 werden alle moslims gedwongen Andalusië, waar ze generaties lang hadden geleefd, te verlaten. Kolonisten uit Noord-Spanje namen hun plaats in de Alpujarras in en konden op hun beurt door hun isolatie lang aan oude tradities vasthouden. Je ziet nog steeds oude mannen met alpinopetten, zoals die in Baskenland en Galicië ook nog worden gedragen. En de mensen zijn hier misschien wat stroever dan in de rest van Andalusië.
Las Alpujarras
Mei–juni en september–oktober zijn de aangenaamste maanden om de Alpujarras te bezoeken, terwijl voor wandelingen en trekking-tochten in de hoogste regio’s, in de Sierra Nevada, juli en augustus de beste condities bieden.
Lanjarón
Lanjarón is El portico de las Alpujarras, de toegangshal naar de Alpujarras. De langgerekte plaats van bijna 4000 inwoners ligt op 659 m hoogte en is bekend als kuuroord en uitvalsbasis voor wandelaars. Door de ligging aan het begin van de Alpujarras is Lanjarón tevens een goede uitvalsbasis voor een bezoek aan Granada. De snelweg is op zes bochtige kilometers afstand en Lanjarón heeft een regelmatige busverbinding met Granada. De plaatsjes in de Alpujarras, die pas 9 km Voorbij Lanjarón beginnen, zijn vrij slecht met het openbaar vervoer te bereiken. via de bochtige bergwegen kun je de regio ook met de auto niet even snel verlaten.
Lanjarón staat bekend om zijn mineraalwater. Aan de hoofdstraat en tevens doorgaande weg, de Avenida de Andalucía, is het traditionele kuuroord van de stad gevestigd, de Balneario de Lanjarón. Dankzij het kuuroord heeft Lanjarón het hele jaar door toerisme, overwegend een publiek op leeftijd dat zich tussen de kuren door ontspant. Het zijn de jongere toeristen die de wegwijzers volgen langs de wandelpaden op de beboste hellingen achter het dorp.
De mooiste en rustigste plaats van de Alpujarras is Lanjarón niet, het verkeer moet dwars door het dorp, maar de toeristische infrastructuur is goed. Kleinschalige hotels, pensions, restaurants en winkels vind je voldoende aan de hoofdstraat. Iets van de oorspronkelijke gedaante herken je nog in het midden van het dorp, waar een handvol steegjes met witgekalkte huisjes ligt. En de ruïnes van een oude Moorse burcht op een vrijstaande rots is het visitekaartje van Lanjarón.
Orgiva (3700 inwoners) is de grootste en, economisch gezien, belangrijkste stad van de Alpujarras, maar heeft toeristen weinig te bieden. De stad ligt in het brede dal van de Río Guadalfeo in de Baja Alpujarras (Lage Alpujarras) en voor wandelaars nog op te grote afstand van de bergen. Vlak voor Orgiva klimt de weg omhoog naar de Alto Alpujarras (Hoge Alpujarras), naar drie bergdorpjes die in bijna iedere reisgids in één adem worden genoemd: Pampaneira, Bubión en Capileira.
Pampaneira, Bubión en capileira
Pampaneira, Bubión en Capileira liggen boven elkaar aan een schitterende kloof uitgeslepen door de rivier de Poqueira, die in de Sierra Nevada ontspringt. Het zijn gehuchten van niet meer dan 500 inwoners. Van het trio is Capileira het grootste, hoogste (1436 m) en meest toeristische, mede door zijn ligging vlak bij het Nationaal Park Sierra Nevada.
Pampaneira ligt beneden aan de kloof en is verschillende keren gekozen tot het beste verzorgde dorp van Spanje. Het is inderdaad een charmant wit dorpje, ondanks de souvenirwinkels. Die beperken zich tot het begin van het dorp en het dorpspleintje rond de kerk. Vooral jarapas, de typische handgeweven tapijten van de Alpujarras worden er verkocht, tegen een voordelige prijs. De aardige handgemaakte keramiek en sieraden zijn een manifest van Pampaneira’s kunstenaarskolonie. voor gemotoriseerd verkeer is geen plaats in de steile, smalle straatjes zonder naam in Pampaneira. Auto’s kan men kwijt op de parkeerplaats langs de doorgaande weg.
Bubión is de middelste van het trio en het minst toeristisch, een mooi, slaperig wit dorpje in vergelijking met Capileira boven aan de kloof, waar steeds meer hotels, pensions en restaurants verschijnen.
In Capileira staat een klein etnologisch museum gewijd aan de gebruiken en tradities van de bewoners van de Alpujarras en het leven in de 19de eeuw.
MUSEO
ETNOLÓGICO. Geopend: di.–zo. 11.30–14.30, za. ook 16–20
uur.
Trevélez
Een andere populaire bestemming in de Alpujarras is Trevélez, een dorp (ruim 800 inw.) dat te boek staat als het hoogste dorp van Spanje op 1476 m. Bekendheid geniet Trevélez in heel Spanje om zijn ham, de jamón serrano. Elke zichzelf respecterende tapasbar in Spanje heeft een of meer hammen uit Trevélez aan het plafond bungelen. Ze worden geproduceerd in de barrio bajo, de laaggelegen en jongste wijk van Trevélez. Touringcars staan voor de deur van de winkels, waar de hammen te koop zijn en gefabriceerd worden. Jamón serrano wordt niet gerookt, maar gedroogd onder een laagje zeezout. Bij een aantal hamfirma’s in het dorp kun je achter de schermen kijken.
De hoger gelegen wijken van Trevélez zijn sfeervoller, dat geldt vooral voor de barrio alto (de hoog gelegen wijk). Het verkeer kan niet door de smalle, steile straatjes omhoog, maar neemt de kronkelige smalle weg buitenom, waar ook de herders met hun schapenkuddes nog gebruik van maken.
Het is een perfecte uitvalsbasis voor wandelaars, dankzij de mooie, hoge ligging aan het dal van de Río Trevélez en de flanken van de Mulhacén.
Er volgt nog een reeks rustige bergdorpjes na Trevélez, waarvan Bérchules, Yegen en Válor de bekendste en leukste zijn. De bochtige weg door de bergen neemt te veel tijd in beslag om die allemaal in een dag te kunnen bezoeken. Wie verscheidene dagen in de Alpujarras is, kan eventueel via de Puerto de la Ragua, een bijna 2000 m hoge pas, richting La Calahorra en Guadix rijden. Het is een prachtige bergroute, de weg is verhard, maar uiterst smal en vol haarspeldbochten – niet ieders zenuwen en maag zijn hiertegen bestand. Als er sneeuw ligt, is de weg alleen met sneeuwkettingen toegankelijk.
Guadix wordt tijdens rondreizen door een flink aantal reisorganisaties bezocht. Het stadje ligt ongeveer 60 km van Granada. De weg ernaartoe loopt aanvankelijk door een prachtig, bosrijk berggebied dat onverwachts overgaat in een soort ‘Rocky Mountains’: schitterende, bizar gevormde bergen van rood gesteente.
Guadix ontstond in de prehistorie. In de buurt van het stadje zijn opgravingen gedaan die dat bewijzen. Ook uit de Romeinse, Visigotische en Moorse tijd zijn sporen gebleven, de Moorse vesting (Alcázaba) domineert nog steeds het aardige, kleine centrum. De attractie van Guadix is de barrio de los cuevas, de wijk met grotwoningen. Borden wijzen de weg. Guadix is niet de enige plaats in Andalusië waar deze woningen aangetroffen worden; ook de buurgemeente Purullena, de steden Granada en Almería bezitten grotwoningen. De levendige wijk met grotwoningen in Guadix is echt uniek, niet alleen in omvang. De woningen worden nog steeds bewoond en zijn grotendeels in de hellingen uitgehouwen, een schoorsteen is op de stoffige helling aangebracht. Het lijkt op het eerste gezicht sprookjesachtig, maar de armoede van de bewoners, overwegend zigeuners, vaagt die illusie weg. in een van de grotwoningen bij de kerk is een museum ingericht, zodat je een idee krijgt van het leven in zo’n huis. Overigens kun je in Guadix ook comfortabel overnachten in een grotwoning.
CUEVA-MUSEO.
Geopend: ma.–vr. 9–14 en 16–19, za. 10–14 uur.
Vanaf de Costa del Sol of Costa Tropical is Alhama de Granada een aanrader voor wie een uitstapje wil maken. Het stadje dankt zijn naam, afgeleid van al-hamma, aan de heetwaterbronnen die sinds de 12de eeuw in gebruik zijn. De bronnen liggen niet in het dorpje, maar enkele kilometers erbuiten, bij kuurhotel Balneario. Van de Moorse baden is een prachtig bekken met hoefijzervormige bogen bewaard en te bezichtigen. De beek buiten het hotel is al stomend warm, ook in de winter, en wordt dus door sommige mensen als gratis thermen benut.
Alhama de Granada ligt prachtig, op de rand van een kloof in een vruchtbaar gebied en heeft een compacte, rustige en gerestaureerde Moorse binnenstad. Je kunt aangenaam slenteren door de hellende straatjes met zijn witte huizen. Automatisch passeer je een aantal fraaie kerken met gotische, renaissance- en barokelementen en de Casa de la Inquisición. Boven in het dorp, achter de Iglesia del Carmen uit de 17de eeuw, is op de rand van de helling een terras aangelegd dat een prachtig uitzicht biedt over de diepe kloof van de Río Alhama – beslist een onvergetelijk hoogtepunt van het bezoek aan Alhama, de hamam van Granada.