Hoofdstuk 5

  De geboorte van een moeder

 

 

In een van haar conferences zegt Brigitte Kaandorp dat ‘een pasgeboren baby is opgebouwd uit twee elementen: een ingang en een uitgang.’

Meer hoef je in deze eerste weken eigenlijk niet te weten. Voor de rest vaar je blind op het kompas van je gevoel. Dat betekent in gewoon Nederlands dat je geen flauw idee hebt waar je mee bezig bent. Tenminste, ik niet. Ik weet nog goed hoe Emma in een dekentje werd gewikkeld en in mijn armen werd gelegd. De verpleegkundige hield vervolgens netjes de deur open en zei opgewekt: ‘Nou, succes ermee!’

Daar stonden we dan. Met ons kostbare pakketje stevig in de armen geklemd, reden Richard en ik in een slakkengang terug naar huis. Binnen de veilige muren van mijn appartement durfde ik Emma voor het eerst uit haar dekentje te pellen. Er kwam een klein porseleinen poppetje tevoorschijn, dat vredig lag te slapen. Ik legde haar voorzichtig in het houten wiegje, maar ze zette het meteen op een brullen. Vertwijfeld keken we elkaar aan. Wat nu? Het was half één ’s nachts en de kraamverzorgster kwam pas de volgende ochtend.

‘Heb jij suggesties?’ vroeg ik aan Richard.

‘Ik dacht dat jíj de gebruiksaanwijzing mee zou nemen,’ antwoordde hij lachend.

Toen hebben we in onze naïviteit iets gedaan wat absoluut níét mag: we hebben Emma maar weer opgepakt en tussen ons in in bed gelegd. Dat voelt heel vertrouwd en natuurlijk, maar het is juist gevaarlijk omdat een klein kindje makkelijk in zo’n grotemensendekbed verstrikt kan raken of onder een slapende volwassene geplet kan worden. Het is echter ook begrijpelijk dat een pasgeboren baby niet graag alleen in een wiegje wil slapen: na negen maanden in zo’n warme buik te hebben gedobberd, leggen ze je opeens moederziel alleen tussen de koude lakentjes.

Eenmaal thuis in bed, lag ik nog de hele nacht na te trillen van alle emoties. Wanneer je een kind hebt gebaard, lig je vaak nog urenlang te schokken en te bibberen: je hebt tenslotte niet alleen lichamelijk een enorme dreun te verwerken gekregen, ook geestelijk heb je een flinke klap gehad. In het schemerdonker keek ik dolverliefd naar ons kleine meisje. Ik had een mens op de wereld gezet! Een echt mens, met een nieuwe naam en een eigen toekomst. Plotseling werd ik overvallen door een hevig gevoel van verantwoordelijkheid. Terwijl mijn lichaam kraakte in zijn voegen, dacht ik aan alles wat ik voor dit kleine wezentje zou moeten doen en laten. Enigszins paniekerig vroeg ik me af of ik dat allemaal wel zou kunnen.

Toen ik Emma een voorzichtig kusje wilde geven, viel me op hoe lekker ze rook. Pasgeboren baby’s ruiken nogal typisch maar wel aangenaam; het laat zich nog het best omschrijven als de geur van natte aarde. Dit unieke aroma wordt veroorzaakt door de witte vernix waar de meeste baby’s mee geboren worden. Deze kaasachtige huidsmeer beschermt niet alleen het tere huidje tegen het vruchtwater, maar functioneert tijdens de bevalling ook als een soort glijmiddel. Vroeger werden de baby’s meteen schoongeboend, maar tegenwoordig laat men het beschermende laagje liever zitten, zodat het in de huid kan trekken.

Terwijl ik gelukzalig in Emma’s nekje lag te snuffelen, viel het me op dat haar borstkastje nauwelijks op en neer ging. Ook haar ademhaling was bijna niet te horen. Verschrikt knipte ik het licht aan. Zou ze het nog wel doen? Gespannen hing ik met mijn oor boven haar mondje. Gelukkig – er kwam nog geluid uit.

En zo lag ik daar te stuiteren en naar adem te happen, compleet overmand door allerlei emoties. En Richard? Die sliep. Het is toch ongelooflijk hoe mannen zelfs op zulke wereldschokkende momenten de knop kunnen omzetten en gewoon wat slaap kunnen pakken. Toen ik hem de volgende ochtend vroeg hoe hij het toch voor elkaar kreeg om na zo’n gebeurtenis probleemloos te gaan liggen ronken, zei Richard zonder een spoor van ironie: ‘Maar ik was zó moe van die bevalling!’

Tja, mannen zijn nu eenmaal de koningen van het loslaten. Eigenlijk kunnen wij vrouwen daar best nog wat van leren – al weet ik niet of de dagen na een bevalling daarvoor het juiste moment zijn.

Bij die eerste, onzekere momenten is het goed je te realiseren dat de Apgarscore van je kind een prima indicatie geeft van zijn gezondheid. Bij dit ‘rapportcijfer’ voor hartslag, ademhaling, spierspanning, huidskleur en reactievermogen kan een baby maximaal twee punten per onderdeel halen. (Ik heb trouwens lang gedacht dat ‘apgar’ een afkorting was, maar het bleek gewoon de achternaam van Virginia Apgar te zijn, anesthesist en bedenkster van dit systeem.) Eén minuut na Emma’s geboorte was haar Apgarscore vastgesteld op een negen. Na vijf minuten werd de test herhaald en toen scoorde zij een tien.

Ook Alec scoorde een negen en een tien. Groot was echter de teleurstelling toen bleek dat we hem ondanks deze cijfers niet mee naar huis mochten nemen. Een randprematuur wordt de eerste paar dagen namelijk nauwlettend in de gaten gehouden om te kijken of hij zelf op krachten komt, of toch nog even in de couveuse moet. Bij het woord couveuse brak het zweet me aan alle kanten uit. Oké, Alec was een beetje mager, maar zijn Apgar-score was toch uitstekend? Helaas bleek zijn bloedsuikerspiegel nogal laag en zijn bloeddikte nogal hoog.

Zo kon het gebeuren dat ik na een razendsnelle bevalling toch nog dagenlang in het ziekenhuis moest blijven. Tranen met tuiten heb ik gehuild. Ik was moe, teleurgesteld en gespannen tegelijk. Iedere avond als Richard naar huis ging, stond ik in mijn eentje te snotteren achter het grote ziekenhuisraam. Daarna rolde ik Alec in zijn plexiglas wiegje naast mijn bed en hield zijn handje vast. Ondanks zijn felle oogjes zag hij er breekbaar uit.

‘Zet ’m op, kleine,’ fluisterde ik, terwijl ik zachtjes over zijn wangetje streek. Om de zoveel uur werd hij in zijn hieltje geprikt om de nieuwe bloedwaarden te bepalen. Hij had allemaal wondjes op zijn voetje en begon al te snikken zodra de verpleegkundige zijn sokje uitdeed.

Het deed me erg veel verdriet om mijn kleine mannetje zo te zien.

 

Hoewel iedereen ontzettend aardig en behulpzaam was, kon ik niet wáchten om Alec mee naar huis te nemen. Alsof het allemaal nog niet genoeg was, werd ik tijdens mijn verblijf in het ziekenhuis ook nog overspoeld door zeer heftige naweeën. Na de geboorte van Emma had ik wat lichte buikkrampjes gehad, maar nu leek het wel of de bevalling opnieuw was begonnen. Vanaf een tweede kind worden de naweeën steeds pijnlijker en ook een snelle bevalling leidt vaak tot flinke na-schokken. Wat dat betreft viel ik dus dubbel in de prijzen. Gelukkig had de verpleegkundige wat pijnstillers paraat, die ik zonder gevaar voor de borstvoeding kon innemen. Om die borstvoeding op gang te krijgen, moest Alec krachtig aan mijn tepels zuigen. Dat wilde hij ook graag, maar na een paar trekjes kwam hij duidelijk energie tekort. En dus werd er een machinale borstpomp naar binnen gereden: een ijzeren gevaarte met een slang en een zuigcup.

Toen ik daar eenmaal op aangesloten was, moest ik erg lachen om mezelf: de transformatie van Daphne naar Moe de Melkkoe was nu echt begonnen. Die gedachte werkte enorm bevrijdend. Kom op, dacht ik, schouders eronder. Er liggen hier tenslotte genoeg moeders met kinderen die er écht slecht aan toe zijn. Bovendien hebben naweeën een duidelijke functie; het is niet zomaar domme pijn. De samentrekkingen zorgen ervoor dat je baarmoeder haar oorspronkelijke vorm en grootte weer terugkrijgt. Ze dragen ook bij aan de zogeheten kraamzuivering, waarbij bloedstolsels (lochia) naar buiten worden gedreven. Deze bloedstolsels zijn afkomstig van de grote wond die de losgelaten placenta in je baarmoeder heeft achtergelaten.

  In verband met infectiegevaar moet er uitermate zorgvuldig met een kraamvrouw worden omgesprongen. Ziekenhuizen en verloskundigen gaan tegenwoordig zeer hygiënisch te werk, waardoor de beruchte kraamvrouwenkoorts nog maar zelden voorkomt. Dat is wel eens anders geweest.

Tot ver in de negentiende eeuw had men van de aard van bacteriën en de principes van infectie nog niet veel begrepen. Veel vrouwen stierven dan ook in het kraambed. Pas toen Louis Pasteur in 1879 de streptokokkenbacterie ontdekte, kon er een begin mee worden gemaakt het sterftecijfer onder jonge moeders en hun baby’s drastisch terug te dringen. Tot die tijd was kindersterfte min of meer een gegeven.

Zo kreeg de beroemde componist Johann Sebastian Bach twaalf kinderen, van wie er maar liefst acht stierven. Hoewel zij ongetwijfeld intens verdrietig moeten zijn geweest, berustten de ouders van toen gelaten in hun lot. Niet alleen verloor iedereen om hen heen minstens de helft van hun kinderen, het was bovendien de wil van God. Met de komst van de bacteriologische kennis ging in het begin van de twintigste eeuw de bezem door dit idee.

 

Als jouw baby mooi en perfect is, nooit huilt of zeurt, precies op tijd gaat slapen, een goed boertje laat en altijd een engeltje is – dan ben jij zeker de oma van het kind. – Theresa Bloomingdale, columnist en schrijfster van opvoedboeken

 

Ziektes als de bof, difterie, kinkhoest of polio hoefden niet langer dodelijk te zijn; met de juiste voeding en een strikte hygiëne hadden zuigelingen een veel grotere kans om te overleven. Vanaf de jaren vijftig kwamen daar ook nog de inentingen bij, waardoor veel van deze ziekte nagenoeg zijn verdwenen en in de vergetelheid geraakt. Overal in het land werden consultatiebureaus opgericht om de jonge moeders te onderwijzen in de nieuwe richtlijnen van rust, reinheid en regelmaat (de drie r’s). Hoewel de achterliggende gedachte natuurlijk uitstekend was, is de zuigelingenzorg tientallen jaren erg star geweest. Er werd zó akelig precies op de lichamelijke gezondheid van het kindje gelet, dat niemand oog had voor het emotionele welzijn van een baby – laat staan voor dat van de moeder. Voeden, verschonen en slapen moest stipt op de klok.

Zelfs voor spelen werden vaste uren opgesteld. Duimende kindjes kregen kartonnen kokers om de polsen en beweeglijke kinderen werden met tuigjes vastgelegd. Huilen was goed voor de longen en met oppakken of knuffelen zou je ze alleen maar verwennen. Bovendien was men ervan overtuigd dat je de eigen wil van een kind al vroeg moest breken, anders zat je nog jaren te tobben met een kleine huistiran. In de woelige jaren zestig begonnen jonge mensen zich massaal te verzetten tegen elke vorm van autoriteit. De hang naar love and peace uitte zich ook in de zuigelingenzorg.

Hippies hadden maling aan strakke opvoedschema’s en namen hun baby’s in een Indiase draagzak mee op sleeptouw. Door zijn opgeheven vingertje werd het consultatiebureau steeds vaker spottend het ‘consternatiebureau’ genoemd. De komst van de anticonceptiepil betekende tevens het einde van de kinderrijke gezinnen en het begin van het bewust geplande kroost.

Jonge ouders, die meestal zelf een strenge opvoeding hadden ‘genoten’, raakten ervan overtuigd dat liefde en aandacht belangrijker waren voor hun kind dan voedingen op de klok. De nieuwe generatie kinderartsen en opvoedingsdeskundigen zorgden voor een cultuuromslag bij de consultatiebureaus. Vanaf de jaren zeventig maakten de dwingende regeltjes steeds meer plaats voor persoonsgerichte adviezen. Moeders mochten weer wat meer op hun eigen intuïtie afgaan, iets wat decennia lang uit den boze was geweest; intuïtie en gevoel stonden immers haaks op tucht en orde. Ook kwam er een hausse aan babyboeken en -tijdschriften, waaruit ouders hun eigen opvoedingsmethoden konden destilleren.

Zo zijn de drie r’s steeds verder op de achtergrond geraakt.

Natuurlijk is het nog steeds belangrijk dat je je baby een schone en stabiele omgeving met een vertrouwde dagindeling biedt, maar de scherpe kantjes zijn eraf. De ontluikende persoonlijkheid van een kind wordt niet meer in de knop gebroken, maar juist gestimuleerd. Althans – tot op zekere hoogte. Een oervervelende peuter dient mijns inziens nog steeds luid en duidelijk tot de orde te worden geroepen, maar de tijden dat linkshandige kinderen met een liniaal op hun hand werden geslagen, zijn definitief voorbij.

Ook het consultatiebureau van nu is allang niet meer het autoritaire instituut van toen. Het is uitgegroeid tot een ongedwongen adviesbureau waar je allerlei informatie kunt krijgen over de groei en de ontwikkeling van je kind. Het is overigens opvallend hoeveel ouders in deze drukke tijden teruggrijpen op de klassieke dagindeling. Werkende moeders kunnen vaak om allerlei redenen niet voldoen aan het ‘voeden op verzoek’, en stellen bij gebrek aan beter maar weer een strak voedingsschema op.

In het begin van de jaren negentig kwam ook het voorgeprogrammeerde speeluurtje weer om de hoek kijken, nu in de vorm van quality time. Volgens opvoedingsdeskundigen hebben kleine kinderen echter helemaal geen zin om verplicht met papa te puzzelen wanneer het hém uitkomt. Sommige ouders lijken echter vastbesloten om zoveel mogelijk uit hun kind te halen in zo weinig mogelijk tijd. Dat begint al in de baarmoeder. Vanaf de zevende maand van je zwangerschap kan je baby al goed horen. Na zijn geboorte zal hij dan ook rustig worden van jouw stem, omdat die hem vertrouwd in de oren klinkt. Op zich is dat al een hele prestatie. Je baby ligt tenslotte midden in een pompende fabriek van borrelende darmen en ruisend bloed. Maar nu schijnt het zo te zijn dat ongeboren baby’s ook een muzikaal geheugen hebben. Klassieke muziek stimuleert niet alleen de ontwikkeling van de hersenen en de vorming van het gehoor, maar heeft na de geboorte ook een kalmerend effect. Deze wetenschap moest natuurlijk ten volle worden benut.

Onder het motto ‘je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen’, storten steeds meer ouders zich op de prenatale opvoeding.

Zo worden cd’s als Smart Symphonies en Baby Bach vooral gedraaid ter bevordering van de hersenontwikkeling. Dat klinkt heel indrukwekkend, maar ik vraag me af of het nu echt nodig is een baby in de baarmoeder al te bombarderen met de ‘juiste’ muziek. Dat zuigelingen enthousiast reageren op geluiden, liedjes en muziek is buiten kijf, maar waarom moeten ze er per se iets van leren? In Amerika zijn educatieve dvd’s als Baby Einstein al jarenlang een kassucces. De makers van deze leerserie voor piepjonge baby’s is het waarschijnlijk even ontschoten dat Albert Einstein zélf als echte laatbloeier slechte cijfers haalde op de lagere school.

Na het leren tellen en het alfabet in vijf talen, kan je kind op zijn eerste verjaardag naadloos overstappen op Baby Shakespeare of Baby Van Gogh. Tja. Eerlijk gezegd geloof ik niet zo in dat overstimuleren. Uit recent wetenschappelijk onderzoek is inderdaad gebleken dat baby’s in de baarmoeder veel méér kunnen leren dan aanvankelijk werd aangenomen. Maar het feit dat ze iets kunnen leren betekent volgens mij nog niet dat ze ook iets moeten leren. De kinderen van tegenwoordig moeten al zoveel; laten we van onze buik in hemelsnaam geen klaslokaal maken. Dan maar geen baby die het alfabet kan boeren.

 

Ik was al trots genoeg dat ik Alec na een paar dagen ziekenhuis eindelijk mee naar huis mocht nemen. Als randprematuur zag Alec er lang niet zo fragiel uit als een couveusekindje, maar hij was toch duidelijk nog niet helemaal afgebakken. Onze kleine schat was net een diepvrieskipje: een bol buikje met twee staakjes van benen. Binnen de kortste keren kreeg hij ook nog talgpukkeltjes op zijn neus, vuurrode puistjes over zijn hele gezicht en een plakkaat berg op zijn voorhoofd. ‘Berg’ is de ietwat vreemde naam voor de korsterige, gele schilfers waar bijna alle baby’s last van krijgen. Mensen die zich enthousiast over Alecs wandelwagen bogen, gingen er spontaan van stotteren.

‘Lelijk is-ie hè!’ zei ik dan altijd lachend om het ijs een beetje te breken.

‘Wat dapper dat je dat gewoon durft te zeggen,’ meende een vriendin van mij.

Dapper? De meeste nieuwe moeders hebben de eerste dagen (of zelfs weken) geen perfecte Zwitsalbaby, maar er grapjes over maken is blijkbaar not done. Ik zat er niet mee. Want puisten of niet – voor mij was het liefde op het eerste gezicht. Tenslotte vindt iedere moeder haar eigen baby de allermooiste.

Toch zijn de meeste pasgeboren baby’s géén beauty’s, uitzonderingen daargelaten. Niet voor niets tillen ze in ziekenhuisseries als ‘Grey’s Anatomy’ bij voorkeur een kind van drie weken uit het kraambed omhoog: fris gewassen en gestreken, met een stralende roze teint. In werkelijkheid is een pasgeboren baby een glibberig hoopje mens met een groot hoofd, een korte nek, afhangende schoudertjes, een dik buikje en kromme beentjes. Het persen door het nauwe geboortekanaal bezorgt een eerste kindje vaak (tijdelijke) blikschade, zoals een punthoofd, gezwollen schaamdelen of een plat neusje.

Emma had een flinke bloeduitstorting in haar nek, een verschijnsel dat volgens de verloskundige een ‘ooievaarsbeet’ wordt genoemd. Zij vertelde bovendien dat de ooievaar als kraamvogel niet zomaar een vondst was geweest, maar een duidelijke mythische betekenis had gehad.

Ooievaar is een verbastering van odebar, dat ‘drager van adem’ of ‘brenger van levenskracht’ betekent. Lang geleden werden de ooievaars in Noord-Europa als de heilige vogels van de vruchtbaarheidsgodin Freija gezien. Vanuit die functie moesten zij de gereïncarneerde kinderzieltjes oppikken uit meren en moerassen en hen begeleiden naar hun nieuwe lichaam. Het idee dat Emma door een ooievaar in haar nekje was opgepakt, vond ik heel lieflijk en romantisch. En het klonk voor de kraamvisite in ieder geval een stuk esthetischer dan: ‘Ze heeft klem gezeten in de knik tussen mijn anus en mijn vagina.’

Hoewel een ooievaarsbeet vaak nog maandenlang zichtbaar blijft, is het merendeel van de geboortekreukels binnen een paar weken verdwenen.

In tegenstelling tot de meeste andere zoogdieren, komt een mensenbaby volkomen hulpeloos ter wereld. Om zichzelf van ouderlijke steun te verzekeren, ontpopt hij zich tot een onweerstaanbare magneet: met zijn grote pupillen en zijn mollige lijfje is hij het succesnummer van de familie. Gelukkig weet het kleine wurm niet dat die ‘ouderlijke steun’ vooral bestaat uit goedwillende amateurs. Ik was dan ook dolblij toen na onze eerste nacht met Emma de kraamverzorgster op de stoep stond.

Hoewel ik een beetje op een kordate dame in een witgesteven schort had gerekend, kwam er een frisse jonge meid met een hele rits oorringen naar binnen gezwierd.

‘En?’ vroeg ze met de onverwoestbare vrolijkheid die verplegend personeel zo eigen is, ‘hoe voelen we ons vandaag?’

‘Alsof ik door een trein ben overreden,’ kreunde ik van diep onder mijn dekbed.

‘Prima!’ zei de kraamverzorgster opgewekt, ‘zo voelen de meeste nieuwe moeders zich. Kopje thee?’ En rrangg, daar gingen de gordijnen open.

‘Kijk nou toch’, piepte ik, terwijl ik mijn ogen dichtkneep tegen het felle ochtendlicht, ‘mijn buik lijkt wel een ingezakte gelatinepudding...’

Op dat moment kwam Richard met een klein bundeltje de slaapkamer binnen. ‘Hier is de schuldige,’ zei hij met een knipoog naar de kraamverzorgster en legde Emma voorzichtig in mijn armen. Haar grote ogen haakten zich vast in mijn hart en opeens wist ik het zeker: ik zou mijn leven voor haar geven, dus die gelatinepudding kon er ook nog wel bij.

Ik vond het trouwens opvallend dat de moeder een kraamvrouw wordt genoemd, terwijl de vader met kraamheer wordt aangeduid. Waarom dan ook niet kraamdame? Je hebt tenslotte een prestatie geleverd van formaat en verdient het om als een koningin in de kussens te liggen.

 

Er zijn drie redenen om borstvoeding te geven: het is altijd op temperatuur, het zit in een aantrekkelijke verpakking en de kat kan er niet aankomen. – Irena Chalmers, schrijfster van kookboeken

 

Ook voor je bekken is het beter als je in bed blijft, zeker wanneer je last hebt (gehad) van bekkeninstabiliteit. Als je de bekkenbodemspieren té snel gaat belasten, riskeer je een verzakking of incontinentie op latere leeftijd. Het is dan ook belangrijk dat je optimaal geniet van de aanwezigheid van je kraamverzorgster. Hoewel ze tegenwoordig dus niet meer zo lang blijft, kan ze je alsnog een heel eind op weg helpen met de borstvoeding, de babyverzorging en het vinden van een nieuwe balans.

Zoals ik al eerder heb gezegd, had ik me erg verheugd op het geven van borstvoeding. Moedermelk is immers de ideale voedingsbron voor je baby: ze is licht verteerbaar en bevat naast alle voedingsstoffen ook antistoffen tegen infecties. ‘Borstkinderen’ schijnen later minder kans te hebben op allergieën dan ‘fleskinderen’ en het zuigen van je baby stimuleert ook het krimpen van de baarmoeder. Verder is borstmelk goedkoop en gemakkelijk: je maakt haar tenslotte zelf en ze is altijd op de juiste temperatuur.

Of het geven van borstvoeding ook bijdraagt aan het sneller terugkrijgen van je oude figuur, daarover zijn de meningen verdeeld. Je verbrandt weliswaar een heleboel calorieën, maar tegelijkertijd is het zo dat je lichaam een extra energiedepot (nou ja, zeg maar gewoon vetbuffer) vasthoudt om de kwaliteit van de borstmelk te kunnen waarborgen.

Het is dan ook absoluut niet de bedoeling dat je gaat lijnen terwijl je borstvoeding geeft. (Het is sowieso niet verstandig om in de eerste acht weken op dieet te gaan. Na alle ingrijpende gebeurtenissen snakt je lichaam juist naar energie.)

In de eerste dagen na je bevalling komt er alleen nog maar colostrum uit je tepels. Deze geelwitte voormelk zit al boordevol eiwitten, melksuiker en antistoffen, maar het is nog geen complete voeding. Dat hoeft ook niet, want een pasgeboren baby heeft nog niet zo’n honger.

Hij heeft echter wel zuigbehoefte; de meeste baby’s zuigen in de baarmoeder al op hun handjes. Om de borstvoeding goed op gang te krijgen, moet je baby zo vaak mogelijk worden ‘aangelegd’. Dat aanleggen is nog een hele kunst. Dankzij de aangeboren zoek-, zuig- en slikreflex weet je kleine mensje ongeveer wat de bedoeling is, maar het is belangrijk dat je het meteen de goede techniek aanleert. Met één grote hap moet je baby de hele tepelhof in zijn mondje nemen. Zuigt hij alleen op de tepel, dan kunnen er tepelkloofjes ontstaan. Deze kleine wondjes zijn niet alleen pijnlijk, maar ook een gevaarlijke voedingsbodem voor mastitis (borstontsteking). Om dit alles te voorkomen kun je je tepels het best aan de lucht laten drogen,liefst nadat je ze met een druppeltje moedermelk hebt ingesmeerd. Borstmelk bevat immers witte bloedlichaampjes die nog eens extra beschermen tegen infecties. Ook het wassen zonder zeep en het gebruik van schone zoogcompressen gaat het ontstaan van tepelkloofjes tegen.

Op de tepel zelf zitten verder nog kleine kliertjes die een speciaal vet produceren. Deze substantie houdt de tepelhuid niet alleen soepel, maar beschermt haar ook tegen ziektekiemen. Er wordt door deze kliertjes bovendien een uniek geurtje afgescheiden, waardoor je baby weet: ha, hier moet ik wezen. (De meeste pasgeboren baby’s happen echter ook vrolijk in neuzen en andere uitsteeksels, hetgeen bewijst dat het systeem niet geheel onfeilbaar is.) Borstvoeding is echter meer dan eten alleen. Het heeft ook iets heel intiems als zo’n klein hoopje mens aan je zachte borst ligt te slobberen. Jouw geur, de warmte van je huid en het kloppen van je hart zijn allemaal vertrouwde rustpunten in een steeds groter wordende wereld.

Voordat dit idyllische tafereeltje kan plaatsvinden, zul je je echter eerst door een wat pijnlijke start heen moeten bijten. Dat begint al bij de stuwing. Tijdens de zwangerschap zijn je borsten een stuk groter geworden doordat de melkklieren zich volop hebben ontwikkeld. Een dag of drie na de bevalling worden ze echter ook nog volgepompt met extra bloed, waaruit de moedermelk wordt aangemaakt. Toen ik op de bewuste ochtend wakker werd, kon ik gewoonweg niet geloven hoe groot en hard mijn borsten waren geworden.

‘Anna Nicole Smith lééft!’ riep Richard jolig, maar ik kon er niet echt om lachen. Daarvoor was de zwelling te pijnlijk. Als ik naar mijn boezem kéék deed het al zeer – en dan te bedenken dat er nog een gretig babymondje aan moest gaan hangen. Gelukkig had ik één troost: stuwing duurt nooit langer dan enkele dagen.

Toen Emma voor het eerst bij mij werd aangelegd, kreeg ik een gevoel alsof ik klem zat in een knoflookpers. Volgens de zwangerschapsliteratuur ‘masseert’ een baby met zijn kaakjes de melk uit je borst, maar geloof me: het is gewoon ordinair knijpen wat ze doen. Na een paar flinke teugen zit je tepel muurvast en neemt de scherpe pijn zienderogen af.

Het is belangrijk dat je baby steeds één borst helemaal leegdrinkt. Alleen zo bereikt hij ook de achtermelk, die door de aanwezigheid van vetten ook wel groeimelk wordt genoemd.

Wanneer je jezelf weer wilt ‘ontkoppelen’, moet je heel voorzichtig met je pink in de mondhoek van de baby het vacuüm verbreken. Doe je dat niet, dan blijft je kleine schat als een zuignap aan je borst gezogen en zul je hem er bijna af moeten scheuren. Hoewel je tepels voor borstvoeding zijn gemaakt, zul je ze echt even de tijd moeten geven om te wennen aan het natuurgeweld. In de kraamtijd zal de kraamverzorgster je zo goed mogelijk op weg helpen met de juiste manier van aanleggen, maar in de weken daarna is het belangrijk dat je zélf doorzet.

Na veertien dagen had ik de meeste startproblemen overwonnen; de melkproductie was goed op gang en het voeden deed niet langer pijn. Ik begon er zelfs naar uit te kijken. Wanneer Emma in het knusse holletje van mijn arm aan mijn borst lag te drinken, hadden we een heel speciaal lijntje met elkaar. Terwijl haar ogen waren gefixeerd op de mijne, trok het ritmische zuigen als een stroompje door mijn lijf. Dat intense gevoel hield me lange tijd op de been, maar uiteindelijk hebben de nachtvoedingen me toch de das omgedaan. Nachtvoedingen zijn een aanslag op je gestel. Eigenlijk zou je na negen maanden zwangerschap eens lekker op vakantie moeten kunnen gaan, maar in plaats daarvan draait je arme lichaam overuren om wakker te blijven, borstvoeding te geven en alle spanningen van het nieuwe moederschap te verwerken.

In de eerste paar weken sprong ik nog redelijk helder uit bed, maar na maanden van gebroken nachten voedde ik steeds meer op de automatische piloot. Ik wankelde slaapdronken naar de babykamer, legde in een waas de baby aan, wachtte op het boertje, verschoonde de luier en viel weer terug in bed. En dat om half één, half drie en half zes. Week in, week uit. Radeloos werd ik ervan. Is dit het nou? heb ik meer dan eens gedacht. Ik wilde zo graag een blije, jonge moeder zijn die alles lachend aankon, maar in plaats daarvan voelde ik me een soort onderhoudsmonteur, die alleen verantwoordelijk was voor brandstoftoevoer, reiniging en opslag. Toen ik alleen Emma had, kon ik overdag nog wel eens een hazenslaapje doen. Maar met Alec erbij was er altijd wel ééntje wakker.

Voordat ik moeder werd, dacht ik bij het woord luxe aan een nieuwe auto of aan een verre vakantie. Nu dacht ik alleen nog maar aan uitslapen.

 

Omdat ik binnen afzienbare tijd weer moest gaan werken, besloot ik het afkolven eens te gaan proberen. Hoewel in de Arbeidswet van 1918 (!) al werd vastgelegd dat een werkende moeder de kans moet krijgen om haar kind te voeden, gaat dat nog steeds niet van een leien dakje. Veel kantoren hebben weliswaar een ‘kolfkamertje’ (wat in de praktijk vaak neerkomt op een uitgeruimde bezemkast), maar de meeste werkende moeders kiezen uiteindelijk toch voor de overstap naar flesvoeding. Bij mij is het precies zo gegaan. Het eerste afgekolfde flesje was gelijk een openbaring. Eindelijk kon ook eens iemand anders een voeding geven!

Het geven van borstvoeding zorgt voor een ongekende chemie tussen moeder en kind, maar het creëert ook een lichamelijke afhankelijkheid waar je na een aantal maanden helemaal tureluurs van kunt worden.

Soms voelde ik me net een restauratiewagen of, zoals de Amerikanen zeggen: meals on heels. De medische term voor melkklier is niet voor niets mamma. Ik kolfde steeds meer flesjes af en had ‘zomaar’ een paar uurtjes voor mezelf. Opgewonden reed ik naar de stad. Wat zou ik als eerste gaan doen? Nieuwe kleren kopen? Een terrasje pikken? Ondanks mijn enthousiasme liep ik wat ongemakkelijk rond. Ik moest er echt aan wennen dat mijn lichaam weer van mij was. Ik was ook nog niet helemáál baas in eigen borst. Wanneer het tijd werd voor een voeding of wanneer ik zelfs maar aan Emma dácht, sprong er spontaan wat melk uit mijn tepels. Deze ‘toeschietreflex’ is een onwillekeurige reactie van je hormonen, die echter precies aangaf hoe ik me voelde: ik genoot van mijn vrijheid, maar ik verlangde ook naar mijn kind.

Omdat ik een nieuw tv-programma moest gaan presenteren, ben ik uiteindelijk toch overgestapt op flesvoeding van poedermelk. Daar heb ik echter lang over getwijfeld.

Omdat van alle Europese vrouwen de Nederlandse moeders het kortst borstvoeding blijken te geven, is er al jarenlang een nationale lobby gaande om dat tij te keren. In alle zwangerschapsbladen wordt pagina’s lang gejubeld over de voordelen van moedermelk en op ieder pak melkpoeder staat als eerste regel dat ‘borstvoeding de beste keuze is voor uw kind’. Flesvoeding wordt door de pro-borstlobby ook consequent kunstvoeding genoemd. Daar werd ik behoorlijk onzeker van. De kinderarts van mijn consultatiebureau stelde me echter gerust: de flesvoeding van nu is een uitgebalanceerd natuurproduct dat weliswaar geen afweerstoffenbevat, maar verder net zogeschikt is om je baby mee groot te brengen. Tussen borst-en flesgevoede kinderen bestaat dan ook geen verschil in gezondheid of intelligentie. ‘Dus probeer zo lang mogelijk borstvoeding te geven en voel je daarna vooral niet schuldig,’ zei mijn kinderarts. Dat was het laatste duwtje dat ik nodig had.

Met behulp van het consultatiebureau stelde ik een afbouwschema op en in twee weken stapte ik over op flesvoeding. Prompt sliep Emma de nacht door. Bij Alec werkte het helaas iets anders. Om zijn bloedsuikerspiegel en zijn gewicht wat op te krikken, kreeg hij vanaf het begin een klein flesje bijvoeding. Na iedere borstvoeding moest hij op een speciaal weegschaaltje worden gewogen om te kijken of hij wel voldoende melk naar binnen had gekregen. Dat ging echt tot op de milliliter. Erop, eraf, erop, eraf – doodnerveus werd ik ervan. Omdat ik bij flesvoeding precies kon zien hoeveel hij had gedronken, ben ik bij Alec al veel eerder met flesjes begonnen. Hij sliep er echter niet van door; tenslotte is ieder kind weer anders.

Dankzij de flesvoeding heb ik hem wél een paar keer aan de enthousiaste oma’s kunnen uitbesteden, waardoor ik eindelijk wat achterstallige slaap kon inhalen.

 

Het hebben van kinderen is als wonen in een studentenhuis: niemand slaapt, alles is kapot en er wordt veel overgegeven. – Ray Romano, acteur en comedian

 

Het verzorgen van een baby vraagt een engelengeduld en een bepaalde mate van handigheid. Nu blijk ik verrassend veel geduld te hebben, maar handigheid is in al haar vormen volledig aan mij voorbijgegaan.

Uit een soort overcompensatie had ik al maanden voor Emma’s geboorte alle mogelijke babyspullen in huis. Gewapend met een ‘dit-heeft-u-nodig’-lijstje was ik bij een grote babywinkel naar binnen gestapt. Blijkbaar stond het nieuwe moederschap met neonletters op mijn voorhoofd geschreven, want er stoof een verkoopster op me af en een kwartiertje later had ik een kar vol spullen. Zo kwam ik naast wegwerpluiers ook in het gelukkige bezit van hydrofiel luiers, flanellen omslagluiers, luierpakjes, luierzakjes en een luierautomaat. Geen idee waar het allemaal voor diende, maar ik had het in ieder geval in huis. Daarna volgden de flessen met een flessenborstel, flessenwarmer en flessensterilisator. Net als de spenen: kers en dental, melk en pap. Molton onderlakens, katoenen bovenlakens, stretch hoeslakens. Rompertjes en hemdjes, slabbetjes en spuugdoekjes. Een bedzeil, een bedkruik en een Nijntje-babybad. Navelklem, zigzagwatten, thermometer, tepelzalf. En een babyfoon natuurlijk, want veiligheid staat voorop. Dat je een baby dwars door het plafond heen hoort huilen, wist ik toen gelukkig nog niet. Wat ik me ook niet had gerealiseerd, is dat veel babyfoons op dezelfde frequentie werken. Zo kwam een buurtbewoonster mij maanden later melden dat zij onze geluiden op haar babyfoon kon ontvangen! Op zulke momenten kun je alleen maar hopen dat je niks gênants de ether in hebt geslingerd.

 

Naast het standaard badje moest en zou ik ook een tummy tub hebben: zo’n doorzichtige bademmer waarin de baby zich weer als in de baarmoeder voelt. Qua ‘voelen’ heel verantwoord, maar zowel Emma als Alec vond er niks aan. Waarschijnlijk hadden ze lang genoeg opgevouwen gezeten. Een beetje baby wil de beentjes strekken, dus ik kocht ook een draagzak, een wandelwagen, een babyjogger, een reiswieg, een Maxi Cosi en een Maxi Taxi – met regenhoesje, zonneklep én muskietennet.

Tegenwoordig koop je dat hele wagenpark niet meer los. Je schaft nu één stoer frame met grote wielen aan, waarop je vervolgens een reiswieg, een wandelwagenzitje, een autostoeltje, funzitje of duozitje kunt plaatsen. Ik heb overigens geen idéé wat een funzitje is, maar dat gevoel bekruipt me wel vaker als ik naar al die nieuwe producten kijk. Zo bestaan er bijvoorbeeld een Speedi SX, een Priori SPS Hightech Navy en een CabrioFix Topline Rocket Robots. Wat dat zijn? Gewoon, autozitjes.

Maar goed – zoals de meeste nieuwe moeders begon ik met een oerwoud aan spullen. De eerste drie maanden waren dan ook met recht een ontdekkingsreis: ‘Riehies – moet zo’n babythermometer in de mond of in de kont?’ Deze nest drang (Richard noemde het liever ‘manische koopdrift’) had echter één groot voordeel: voor de komst van Alec hoefde ik helemaal niets meer in huis te halen. Na twee jaar met Emma had ik sowieso het gevoel dat ik alles wel wist. Ik was gepokt en gemazeld door het moederschap; wat kon mij nou nog verbazen?

Inmiddels weet ik het antwoord. Een nieuwe baby zal je altijd verbazen.

Zo heeft Alec in de eerste acht weken van zijn leven aan één stuk door gehuild.

Alle baby’s huilen. Je spreekt pas van een huilbaby wanneer een kind meer dan drie uur per dag huilt, gedurende drie dagen per week, gedurende drie opeenvolgende weken (de regel van drie). Dat haalde Alec met gemak. Toch heb ik hem nooit een huilbaby willen noemen, dat klonk me te veel als huilebalk. Een baby kan zich nog niet zo goed uiten, dus huilen is de enige manier waarop hij kan laten merken dat er iets met hem is. Het is dan ook belangrijk dat je op zijn huilen reageert door hem te knuffelen of te troosten. Dat hoeft natuurlijk niet na iedere snik, maar de meeste huilbuien zijn echt geen krokodillentranen. Vaak is de oorzaak makkelijk te achterhalen, zoals honger, pijn of angst, te warm of te koud.

Moeilijker wordt het met de wat complexere redenen, zoals frustratie, eenzaamheid en verveling. Na een dag vol nieuwe indrukken willen de meeste baby’s even lekker van zich af huilen. Dat zou natuurlijk geen probleem moeten zijn, ware het niet dat dit beruchte huiluurtje altijd midden onder het avondeten valt.

Soms zijn er ook ‘regeldagen’ in het spel: rond de tien dagen, met zes weken en na drie maanden krijgt je baby opeens behoefte aan meer melk. Zijn ontwikkeling maakt in deze dagen een sprongetje vooruit, waardoor hij zich veel meer bewust wordt van zijn omgeving én van zichzelf: hé, er zitten twee handjes aan mij vast! Omdat zijn jonge hersenen al die nieuwe informatie niet een-twee-drie kunnen verwerken, blaast hij wat stoom af op de enige manier die hij kent: door te huilen. Op deze regeldagen heeft hij ook veel meer behoefte aan lichamelijk contact: jouw vertrouwde geur en je beschermende armen zijn voor hem een veilige uitvalsbasis, van waaruit hij zijn veranderde wereld weer durft te gaan verkennen.

De meest voorkomende reden waarom een baby huilt, zijn echter darmkrampjes (kolieken). Bijna alle pasgeboren baby’s hebben in meer of mindere mate last van winderigheid en krampen in hun darmen. Na negen maanden lang via de navelstreng te zijn gevoed, moeten ze nu opeens zelf hun spijsvertering gaan regelen. Omdat het maagdarmkanaal van jonge baby’s nog niet helemaal is ‘uitgerijpt’, gaat dat vaak met horten en stoten. Wanneer je borstvoeding geeft, kunnen darmkrampjes nog versterkt worden door iets wat jij gegeten hebt. Dat kunnen gasvormende groenten zijn geweest zoals ui of kool, of scherpe kruiden als sambal en kerrie.

Wanneer je overstapt op flesvoeding, moeten de jonge darmen tijdelijk wat extra werk gaan verrichten, wat ook weer een aanjagend effect op de krampjes kan hebben. Bij een huilbaby denken veel ouders direct aan een koemelkallergie, waarbij baby’s allergisch reageren op koemelkeiwitten. Dat is niet zo verwonderlijk, want de symptomen van koemelkallergie (ontroostbaar huilen, darmkrampjes, diarree, spugen en eczeem) zijn klachten waar eigenlijk iedere baby wel eens last van heeft. In werkelijkheid is slechts vijf procent van alle zuigelingen overgevoelig voor eiwitten. Voor deze baby’s zijn er tegenwoordig allerlei speciale voedingsproducten in de handel.

Bij ‘gewone’ darmkrampjes hoef je eigenlijk niks speciaals te ondernemen. Na twee tot drie maanden gaan de meeste darmproblemen vanzelf voorbij. Maar ja, zeg dat maar eens tegen een bezorgde (en lichtelijk gestreste) moeder. Zo begon het na iedere borstvoeding akelig te borrelen in Alecs buik. Daarbij trok hij zijn beentjes angstig tegen zijn borst, zwaaide met zijn armpjes en begon hartverscheurend te huilen.

Dat hield pas weer op nadat hij had gepoept of in ieder geval een paar flinke scheten had gelaten.

Nadat ik helemaal was overgestapt op flesvoeding, kreeg ons kleine mannetje ook nog last van verstopping. Soms werden zijn keuteltjes zó hard dat hij helemaal paars aanliep van het persen. Hoewel het voortdurende gesnik ook voor mij zenuwslopend was, vond ik het vooral zielig voor hem. Eerst die moeizame start en nu weer al die buikpijn.

Ik probeerde venkelthee, Cynababydruppeltjes, extra water in zijn melk en aangezuurde krampjesvoeding. Het hielp allemaal niks. Wat betreft de venkelthee is dat ook niet zo verwonderlijk, omdat uit recent onderzoek is gebleken dat dit huismiddeltje de darmkrampjes juist erger maakt.

Het enige wat voor mij overbleef, was Alec troosten. Ik heb hem geknuffeld, gezoend en liedjes voor hem gezongen. Ik deed hem in de draagzak, liet hem slapen op mijn borst, wiegde hem zachtjes in mijn armen en liep eindeloze slaapkamerrondjes.

Het meeste succes had ik nog met een warme wikkeldoek om zijn buik. Hoewel in veel niet-westerse landen pasgeboren baby’s nog steeds strak worden ingebakerd, is het windselen in Nederland al decennia uit de mode. (Wist je trouwens dat heel vroeger de ingebakerde baby’s aan een spijker aan de muur werden gehangen? Daar hingen ze niemand in de weg en ze werden er zo lekker rustig van. Het heeft lang geduurd voordat iemand zich realiseerde dat deze ‘rust’ veroorzaakt werd door een sterk vertraagde hartslag.) Op sommige huilbaby’s blijkt het inbakeren echter wel degelijk een kalmerende werking te hebben, waardoor sommige verloskundigen er weer mee zijn begonnen nieuwe moeders bakertechnieken te leren. Wanneer het kindje niet meer ongecontroleerd en driftig met de armpjes en beentjes kan maaien, komt het vaak meer tot rust. Het hedendaagse inbakeren gebeurt echter niet meer met adembenemend strakke windselen maar met zachte wikkeldoeken.

Helaas werkte bij Alec alles maar tijdelijk. Wanneer hij eindelijk tot bedaren was gekomen, stond de volgende voeding alweer voor de deur en begon de cyclus van voren af aan. Toch probeerde ik positief te blijven. Een baby is immers erg gevoelig voor stemmingen en lichaamstaal; hij leest als het ware de spanning van je gezicht. Daarom zijn de speciale huilpoli’s voor onverbeterlijke huilbaby’s in ziekenhuizen ook zo’n groot succes. Zodra deze kindjes één week van hun totaal uitgeputte ouders worden gescheiden, houden ze vaak spontaan op met huilen. Dit betekent overigens helemaal niet dat deze ouders het verkeerd hebben gedaan. Het huilen van een baby gaat door merg en been. Wanneer dit maandenlang aanhoudt, ontstaat er een vicieuze cirkel van gespannen ouders en een gespannen kind die elkaar over en weer aansteken. Geloof me – ik weet hoe het voelt.

Na twee maanden van gebroken nachten en betraande dagen, begon ook mij de moed behoorlijk in de schoenen te zinken. En opeens, zomaar op een zondagavond, kreeg ik een gouden tip. (Nu had ik wel meer ‘tips’ gehad. Zo beweerde er één dat ik een linnen zakje met anijs en rum in Alecs naveltje moest leggen, terwijl een ander meer heil zag in een Reikiritueel waarbij de pijnlijke plekken zouden worden ingestraald met wierook.) Deze tip betrof echter een homeopathisch poedertje uit de reformzaak. Het heette ABC Dophilus en het zou darmflorabacteriën bevatten die de rijping van het maagdarmkanaal zouden versnellen, dezelfde bacteriën als in bijvoorbeeld Yakult. Vóór iedere voeding mengde ik een mespuntje poeder met een theelepeltje water en ‘voerde’ dat aan Alec met mijn pink. Binnen twee weken zag ik een klein wonder gebeuren. Alec stopte met huilen, begon eindelijk gewoon te poepen en straalde van oor tot oor. Opeens had ik een heel ander kind. Hij was op slag vrolijk en dat is hij tot op de dag van vandaag gebleven.

 

Val je gesprekspartner vooral niet lastig door te vertellen hoe geweldig jouw kinderen zijn. Hij wil namelijk veel liever vertellen hoe geweldig zíjn kinderen zijn. - Ed Howe, predikant en auteur

 

Of het echt het poeder is geweest? Wie zal het zeggen. Maar ik denk van wel, want ik heb de laatste jaren heel wat brieven gekregen van lezeressen die het poeder ook met veel succes aan hun huilende kind hebben gegeven. En daarbij is inmiddels bewezen dat producten als Yakult daadwerkelijk iets goeds voor je darmen doen. Dus waarom zou dit poeder niet bij darmkrampjes helpen? Alec was in ieder geval binnen de kortste keren pijnvrij en dat was voor mij het enige wat telde. Iedere keer als hij na zijn flesje tevreden ging slapen of lag te kraaien van plezier, stond ik te snikken boven zijn bedje. Apetrots ging ik met hem naar het consultatiebureau. Hij was nu tien weken en voor het eerst lag hij met zijn lengte en gewicht keurig op het Nederlands gemiddelde.

‘Wat heb jij een uitbundige baby,’ zei de kinderarts, terwijl Alec schalks naar haar lag te lachen. Weer kon ik mijn tranen niet bedwingen. ‘Ja’, antwoordde ik geëmotioneerd, ‘dat heb ik zeker!’

En zo lijkt het eerste trimester met je nieuwe baby nog het meest op een hogedrukpan vol emoties. Je zult dan ook op gezette tijden wat stoom moeten afblazen, anders knalt het deksel eraf. Na de geboorte van Emma droomde ik regelmatig dat er een paar grote happen uit mijn lichaam werden genomen. Het deed geen pijn, maar ik weet nog goed dat ik dacht: nog even en er blijft niets van me over. De meeste nieuwe moeders hebben de neiging zichzelf weg te cijferen tot ver achter de komma. Vaders hebben daar over het algemeen niet zo’n last van. Uit diverse onderzoeken is echter gebleken dat het veelgeroemde moederinstinct helemaal niet bestaat. Ook als vrouw moet je gewoon een band opbouwen met je baby. Bovendien blijken mannen alle zorgtaken prima op zich te kunnen nemen. Toch zijn het (nog steeds) voor het overgrote deel vrouwen die hun loopbaan op een laag pitje zetten of in deeltijd gaan werken.

De meeste mannen zeggen bang te zijn voor een carrièrebreuk. Maar omdat zelden iemand de sprong waagt, zullen we nooit weten of die breuk daadwerkelijk bestaat of dat hier sprake is van een collectieve mythe. Het blijft echter opmerkelijk dat een man die een sabbatical leave neemt om via een voettocht door Tibet inzicht te krijgen in zichzelf, daarvoor meer respect krijgt dan een man die een paar maanden vrij neemt om voor zijn kind te zorgen. En dan te bedenken dat er niet veel is wat zóveel onthult over je karakter als de dagelijkse verzorging van een baby. Wat dat betreft zijn zuigelingen heel erg Zen; ze nemen je mee naar een plaats waar tijd en ego niet bestaan. (Dat wil zeggen: jouw tijd en jouw ego.)

Vanaf het moment dat de baby arriveert, word jij als moeder in de coulissen geduwd. De simpelste handelingen, zoals lekker lang douchen, rustig ontbijten en uitgebreid de krant lezen, lijken opeens een luxe uit een ander leven. Ik vond het iedere ochtend weer een hele toer om Emma en Alec uit bed, in bad en aan de borst of boterham te krijgen.

Op zulke momenten miste ik Richard heel erg. Hij kon er natuurlijk ook niets aan doen dat de spelersvakbond ATP tennissers voorschrijft een verplicht aantal toernooien te spelen. Maar in deze eerste drie maanden kun je de sterke schouder van je man nu eenmaal goed gebruiken.

Dat begint al na een dag of vier. Terwijl de kraamvisite er vrolijk op los kakelt, krijg jij een flinke terugslag te verwerken. Opeens worstel je met emotionele vragen als: kan ik dit wel?, wil ik dit wel? en waar ben ik aan begonnen? Deze baby blues wordt grotendeels veroorzaakt door een dip in je hormonen, maar spanning en vermoeidheid doen ongetwijfeld ook een duit in het zakje. Hoewel de kraamtranen officieel maar enkele dagen in beslag nemen, zullen deze sombere gevoelens in de loop der maanden nog wel vaker terugkeren.

Binnen zes weken is je baarmoeder weer achter je schaambot verdwenen, maar het duurt meer dan zes maanden voordat je lichaam hormonaal is ‘ontzwangerd’. De meeste moeders hebben dan ook nog maandenlang concentratieproblemen; ze zijn vergeetachtig, huilerig en snel geïrriteerd, maar bovenal chronisch moe. Dat had ook Elles al snel in de gaten. Na een marathonbevalling van twintig uur met weeënopwekkers en ander ongerief, had ze uiteindelijk toch een keizersnede gekregen. En daar kwam Nino, een puntgaaf jongetje van maar liefst tien pond. (‘Gefeliciteerd’, zei de operatiezuster, ‘u hebt een peuter gebaard!’) Toen ik Elles ging opzoeken in het ziekenhuis, lag ze wonderlijk genoeg in hetzelfde bed waar ik drie weken eerder met Alec in had gelegen; een mooie, symbolische afsluiting van onze gezamenlijke zwangerschap.

 ‘En mams, hoe bevalt het moederschap?’ vroeg ik. Terwijl Elles haar ogen amper van de stralende Nino kon afhouden, antwoordde ze met een diepe zucht: ‘Moeder... is de overtreffende trap van moe.’ En zo is het. Laat niemand je wijsmaken dat je last hebt van aanstelleritis; als je nú niet onbeschaamd moe mag zijn, wanneer dan wel? Maar kijk wel uit dat je niet té lang in de lappenmand blijft hangen omdat-ie nu eenmaal zo lekker ligt. Om te voorkomen dat je nog maanden in je XXL-joggingbroek door het huis loopt te sloffen, is het belangrijk dat je jezelf af en toe een beetje kietelt. Het klinkt misschien onaardig, maar heel wat vrouwen gebruiken het nieuwe moederschap als een excuus om niets meer aan zichzelf te (hoeven) doen. Maak daarom geregeld een middagje vrij en ga naar de kapper of boek een ontspanningsmassage. Zet de telefoon uit en neem een gezichtsmasker of doe een bruistablet in een warm voetenbad. Wanneer je jezelf de kans geeft om eens lekker bij te tanken, krijg je ook weer meer energie voor je partner.

 

In de eerste maanden met een nieuwe baby komen de meeste ouders bijna niet aan elkaar toe. De overgang van ‘man en vrouw’ naar ‘vader en moeder’ is een flinke aardverschuiving, maar terwijl er in jouw lichaam nog allerlei naschokken plaatsvinden, gaat je man vaak al over tot de orde van de dag. Zelden zijn de emotionele verschillen tussen mannen en vrouwen zó duidelijk als na de geboorte van een kind.

Want hoe betrokken en meelevend je partner ook is, hij zal nooit écht kunnen begrijpen hoe jij je voelt. Vaak begrijp je het zelf niet eens. De hormonen razen immers nog steeds als dolle getijden door je lichaam: dan weer eb, dan weer vloed. Bij een aantal vrouwen zuigt de sterke stroming ook nog allerlei onverwerkt verdriet mee naar boven, waardoor sommige (familie)banden weer worden aangehaald en andere juist voor altijd worden verbroken.

Wanneer je deze ‘emotionele jetlag’ combineert met napijn, onzekerheid en vermoeidheid, dan is het niet meer dan logisch dat veel nieuwe moeders de eerste weken of zelfs maanden totaal geen behoefte hebben aan seks. Uit een recent onderzoek van het weekblad Flair is gebleken dat 68 procent van de jonge ouders minder vaak vrijt dan vóór de geboorte van hun kind. De helft van de ondervraagde vrouwen vindt dat vervelend, maar driekwart van de mannen vindt dat héél vervelend.

Zodra het seksleven na enige tijd weer met horten en stoten op gang is gekomen, geven jonge ouders het als rapportcijfer een magere 6,6 terwijl het vóór de bevalling nog een 8– was. Wanneer het op geslachtsdrift aankomt, worden mannen vaak vergeleken met een gasfornuis en vrouwen met een elektrische oven: waar hij maar één vonkje nodig heeft om voluit te branden, moet zij minstens een halfuur voorverwarmen om op de goede temperatuur te komen. De meeste vrouwen zijn nu eenmaal gevoelig voor de juiste sfeer, maar met een berg wasgoed in het achterhoofd en één oor op de babyfoon is het verdraaid moeilijk om die sfeer te creëren. Toch wordt het slaperige seksleven van jonge ouders zeker niet alleen door vrouwen veroorzaakt. Ook bij mannen staan het praktische en het erotische elkaar soms hinderlijk in de weg. Niet alleen het bijwonen van een bevalling hakt er bij een aantal mannen behoorlijk in, ook het zien geven van borstvoeding kan een rare gewaarwording zijn. Daar komt nog bij dat sommige mannen de huishoudelijke beslommeringen als benauwend ervaren. Zo publiceerde Elsevier laatst een omslagverhaal met als titel ‘Overspel’, waarin (onder andere) een jonge vader vertelde waarom hij was vreemdgegaan: ‘Terwijl ik thuis bijna stikte in de wegwerpluiers, de fruithapjes en het wasgoed, verscheen daar ineens zo’n femme fatale op het werk die mij helemaal zag zitten.’ Het kwam natuurlijk uit, meneer had vreselijke spijt, maar toen lag het prille gezinsleven al in duigen.

Laat ik dit vooropstellen: niemand vindt het leuk om maandenlang door een moeras van wegwerpluiers te waden. Ook vrouwen niet. Daar staat tegenover dat het allemaal maar tijdelijk is. Niet iedereen reageert echter hetzelfde op het kersverse ouderschap. Je kunt dan ook niet verwachten dat je partner precies dezelfde gevoelens heeft als jij. Maar je kunt wel geduld hebben en begrip tonen voor wat hij of zij doormaakt, zodat je samen kunt proberen die eerste paar woelige maanden ongeschonden door te komen. Zolang je elkaar blijft knuffelen en koesteren, kan zowel het gasfornuis als de elektrische oven best even op een spaarvlammetje.

 

Om je eigen ouders beter te begrijpen, zul je zelf kinderen moeten krijgen. – Chinees spreekwoord

 

 Liefde is een werkwoord: je moet er allebei wat voor doen. Je hebt tenslotte kinderen omdat je elkáár zo leuk vindt. Doe ook eens wat dingen zonder de baby: neem even afstand van dat vermaledijde wasgoed, schakel een oppas in, kleed je mooi aan en ga gezellig met z’n tweetjes uit eten. Wanneer je uitgebreid de tijd neemt voor jezelf en voor elkaar, ben je heus geen ontaarde moeder. Iemand die het er goed van neemt, heeft juist meer te geven. Ik vind het dan ook heerlijk om samen met Richard een weekendje weg te gaan, net zoals ik vroeger graag een weekje met hem meereisde naar een van zijn toernooien.

Maar hoe ver ik ook vlieg, ik blijf met talloze draadjes aan huis gebonden. En hoezeer ik ook geniet van de onbeperkte vrijheid en de ongestoorde intimiteit, ik ben altijd zielsblij als ik weer terug mag naar mijn ‘handenbindertjes’. Want als ik zonder mijn kinderen op reis ben, heb ik echt het gevoel dat ik een groot gedeelte van mezelf heb achtergelaten.

Sinds ik moeder ben geworden, weet ik pas wat heimwee is. De snotterige kusjes van Emma en de brede, tandenloze lach van Alec zijn voor mij een onpeilbare bron van geluk. Maar geluk mag je nu eenmaal niet houden, je mag het alleen maar even lenen. Een van de mooiste

momenten van de kraamtijd vind ik dan ook het verlies van de navelstomp.

Daardoor worden alle kinderen op slag hun eigen mens. De navelstreng is eigenlijk een synoniem voor het hele moederschap: ze staat aan het begin van het leven, maar zal uiteindelijk toch moeten worden doorgeknipt. Opvoeden is tenslotte niets anders dan jezelf overbodig maken. Of, zoals een oude Perzische wijsheid het zo prachtig zegt: ‘Ieder mens wordt drie keer geboren: één keer uit zijn vader, één keer uit zijn moeder en één keer uit zichzelf.’