Hoofdstuk 4

  De bevalling

 

 

‘Als zwangerschap een boek was, zouden ze de laatste twee hoofdstukken schrappen,’ heeft de succesvolle scenarioschrijfster Nora Ephron (van ondermeer ‘When Harry met Sally’) eens gezegd. Daar zit wat in.

In deze laatste weken word je heen en weer geslingerd tussen allerlei tegenstrijdige emoties. Terwijl je zwangerschap haar hoogtepunt nadert, bevinden jij en je lichaam zich op een absoluut dieptepunt. Je baarmoeder is inmiddels duizendmaal groter dan aan het begin van je zwangerschap, maar je wereld lijkt wel duizendmaal kleiner. Zelf had ik het gevoel dat ik in een tunnel leefde. Ik zag alleen nog maar de bevalling in de verte; de rest was onscherp geworden. Ik kon ook geen normaal gesprek meer opgang houden. Mijn gedachten dwaalden steeds af naar...ja, naar wat eigenlijk? Het idee dat ik iedere dag moeder kon worden vond ik zó overweldigend, dat ik nergens anders meer aan kon denken. Het maakte me bovendien erg onzeker. Kon ik de bevalling wel aan? Zou ik wel een goede moeder zijn? Elles noemde het emotionele plankenkoorts: ‘Ik wil dolgraag het toneel op’, zei ze, ‘maar opeens ben ik bang dat ik straks mijn teksten niet meer weet.’

In deze verwarrende tijd had ik erg veel steun aan mijn verloskundige. Zij (of hij) is er tenslotte niet alleen om baby’s op de wereld te zetten, maar ook om jou te ‘verlossen’ van je angsten en onzekerheid. Want al deze gevoelens zijn normaal. Misschien zijn ze niet allemaal even rationeel, maar dat hoeft ook niet. In deze fase van de zwangerschap kun je je beter laten leiden door het ‘analoge’ gedeelte van je hersenen, dus door je spontaniteit en je zintuigen. Dat betekent dat je het ‘digitale’ gedeelte, dat staat voor rationaliteit en zekerheid, tijdelijk los zult moeten laten.

In onze technologische maatschappij is je ‘analoge ik’ echter behoorlijk ondergesneeuwd. Wij zijn gewend om te verklaren in plaats van te ervaren. Zo was ik sinds kort in het trotse bezit van de linea nigra: een verticale bruine streep van mijn navel naar mijn schaamstreek. In Brazilië noemen ze dit intrigerende verschijnsel de ‘levenslijn’. Volgens de Nederlandse zwangerschapsliteratuur is het echter een doodgewone pigmentstoring.

Dat is ongetwijfeld het geval, maar die nuchtere benaming laat niet veel ruimte over voor mystiek. Natuurlijk heeft het ook voordelen dat de wetenschap steeds meer geheimen rond zwangerschap en geboorte ontrafelt. Wanneer je de processen kunt doorgronden, kun je je immers ook een hoop leed besparen. Toch is het jammer van ‘processen’ te moeten spreken, terwijl het gaat over leven en liefde, hoop en gevoel.

Maar ja, onze samenleving is nu eenmaal doordrenkt van het digitale denken. Neem nu de journalist die mij vroeg of ik er geen morele bezwaren tegen had om ‘alweer’ een kind op deze overvolle, gevaarlijke wereld te zetten. Toen ik antwoordde dat ik alleen morele bezwaren heb tegen impertinente vragen, was hij nog verbaasd ook. Ik vind het leven juist een prachtig cadeau. Waarom zou ik meedenken aan doemscenario’s?

Natuurlijk is er de dreiging van het terrorisme, de stijging van de zeespiegel (‘Amersfoort aan Zee’) en de neiging tot internationaal pessimisme. Maar het is een biologisch feit dat iedere generatie weer wat slimmer en sterker is dan de vorige. Zo leren wij onszelf, onze aarde en andere culturen steeds meer waarderen. Natuurlijk zijn er wereldwijd nog talloze brandhaarden van ellende, maar die los je niet op door het vertrouwen in de kinderen (lees: de toekomst) te verliezen. Juist zij zullen onze knopen ontwarren.

Maar alle analoge filosofietjes ten spijt, moest ik voorlopig vooral mezelf ontwarren. Helemaal aan het eind van je zwangerschap kom je namelijk op een soort breekpunt, waarbij je lichaam balanceert op het randje van het draaglijke. Tenminste, dat van mij wel. Er zijn vrouwen voor wie het allemaal niet lang genoeg kan duren, maar ik stond op knáppen. Mijn gezicht leek wel een pruim die in de week had gestaan, zo opgeblazen en verkreukeld zag ik eruit. Natuurlijk had ik het nodige gelezen over zwangerschapsoedeem, maar dit gezwollen hoofd had ik nu ook weer niet verwacht. Ook Elles moest eraan geloven. Haar tenen waren net saucijsjes en haar handen hielden zoveel vocht vast dat ze amper nog een vuist kon maken. Een beetje lacherig bekeken we elkaar.

De drempel naar het moederschap bleek nog een verdraaid hoog opstapje.

‘Ach, jullie denken graag dat een zwangerschap van veertig weken een lijdensweg is’, relativeerde mijn vader, ‘maar dat is allemaal niks vergeleken bij de zwangerschap van een alpensalamander. Die duurt maar liefst achtendertig maanden!’ (Moraal van dit verhaal? Heb nooit seks met een alpensalamander.)

Met de uitgerekende datum in zicht, wordt je lichaam in de opperste staat van paraatheid gebracht. Soms druppelt er al wat colostrum uitje tepels, het waterige voorproduct van moedermelk. Toen ik voor het eerst in verwachting was, verheugde ik me enorm op het geven van borstvoeding. Het leek me niet alleen de beste keuze voor mijn baby, maar ook heel lieflijk en intiem. Van een afstandje ziet dat geslobber er inderdaad erg schattig uit. Maar hangt zo’n kindje eenmaal aan je eigen borst, dan merk je al snel dat het je tepel eerst vacuüm zuigt om hem daarna tussen zijn kaakjes fijn te malen.

 

Als Moon zwaarder wordt, bind ik een zak aardappels voor mijn buik, zodat ik met haar mee kan voelen – positiviteitsgoeroe Emile Ratelband, die op zijn 58ste voor de zesde keer vader gaat worden

 

De erotische meerwaarde van je borsten lijkt nu echt lichtjaren geleden.

Dat komt niet alleen door de voedende functie, maar ook door de tuttige verpakking. Zo’n oerdegelijke meegroei-bh is al erg genoeg, maar een voedings-bh slaat werkelijk alles. Qua sensualiteit staat hij op gelijke hoogte met de broekrok en het pantykousje.

Toen ik thuis voor het eerst ging proefdraaien en beide voedingsflapjes omlaagklapte, viel Richard naast de bank van het lachen. Het was even slikken, maar uiteindelijk waardeerde ik zijn eerlijkheid enorm. Want waarom zou je huichelen als je ook om elkaar kunt lachen? De meeste mannen vinden het heel vrouwelijk, ja zelfs sexy wanneer hun vrouw zwanger is. Alles wordt voller, ronder en zachter. Ook het gedeelde geluk en het vooruitzicht van het gezamenlijke ouderschap roept bij veel mannen warme gevoelens op. Maar eerlijk is eerlijk: in deze laatste dagen heb je gewoon een buik als een bungalowtent. Niet dat ook maar íemand dat durft te zeggen; daar zijn allemaal codes voor.

‘Mevrouw, wat draagt u mooi naar voren,’ is er zo een. (Minder charmant is: ‘Wat draagt u mooi, eh, rondom.’) Maar wat ze ook zeggen – ik kwam in ieder geval alleen nog maar rollend uit bed en bij elke beweging kraakte mijn schaambeen in zijn voegen. Daar was niks spannends meer van te maken. Plankenkoorts of niet, van mij mocht ons kindje nu snel komen. Ook de baby zelf krijgt er zo langzamerhand genoeg van. Rond de 36ste week zit hij als een rolmops in je buik gevouwen. Hij meet maar liefst 45 centimeter en weegt al zo’n 2900 gram. Tot de 40ste week komen daar nog eens 5 centimeter en 500 gram bij. Als ik eraan dacht dat ik binnen afzienbare tijd een half metertje mens naar buiten moest persen, kreeg ik gewoon kippenvel.

‘De natuur heeft het voortbestaan van de mens niet voor niets aan ons vrouwen toevertrouwd,’ zei mijn moeder. ‘Het kan niet anders of wij zijn het sterke geslacht. We kunnen dan misschien geen armpje drukken, maar we kunnen wel een baby baren. Dus jij ook!’

Ja, ja. Eerst zien, dan geloven. Bij de gedachte aan inknippen en uitscheuren kreeg ik al een appelflauwte. Vooral bij een eerste bevalling staat de huid tussen de vagina en de anus (het perineum) erg strak gespannen. Door de druk van het hoofdje kan er dan ook makkelijk een scheurtje ontstaan. Wanneer dit scheurtje helemaal doorloopt tot en met de anus, is er sprake van een totaalruptuur. Om deze (zeldzame) complicatie te voorkomen, worden sommige vrouwen een stukje ingeknipt.

Men was lang van mening dat een knip mooier en beter zou genezen dan een spontane scheur, maar inmiddels komen veel verloskundigen daarvan terug. Een spontane scheur ontstaat immers op de meest natuurlijke plaats, terwijl bij een knip door de verloskundige zelf een plek en een richting moeten worden gekozen. Door de nasleep van de hechtingen is het hoe dan ook geen feest. Maar er is hoop. In de dagen vóór je bevalling kun je het perineum alvast een beetje soepel maken door het dagelijks met amandelolie te masseren. Het voelt misschien als een ietwat vreemde activiteit, maar het alternatief (handmatig oprekken door de verloskundige tijdens de persweeën) is helemaal geen pretje.

Het moge inmiddels wel duidelijk zijn dat pijn en een bevalling onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Maar ook tijdens de zwangerschap kun je al tegen allerlei pijnlijke problemen aanlopen. Schaam je vooral niet om deze gevoelens tegenover je verloskundige te uiten. Je krijgt echt geen extra bonuspunten wanneer je net blijft doen alsof je nergens last van hebt.

Toen ik 35 weken zwanger was van Alec, werd ik op een ochtend wakker met een zeer pijnlijke plek onder mijn rechterrib. Hoewel een gevoelige lever een voorteken van het HELLP-syndroom kan zijn, maakte ik me niet echt ongerust. Voor de zekerheid belde ik toch maar even met de verloskundige. Tot mijn grote schrik stuurde zij mij meteen door naar het ziekenhuis. Een acute zwangerschapsvergiftiging ontwikkelt zich immers razendsnel en kan levensbedreigend zijn voor moeder en kind. Met het zweet in mijn handen arriveerde ik op de afdeling spoedeisende hulp. Daar moest ik eerst in een potje plassen, waarna mijn urine op eiwit werd onderzocht. Ook kreeg ik een bloedprik om na te gaan of mijn hoeveelheid rode bloedlichaampjes was gedaald. In afwachting van deze uitslagen werd ik in een eenzaam kamertje aan een ctg-apparaat gekoppeld, waarmee de harttonen van de baby konden worden geregistreerd. Daar lag ik dan. Opeens voelde ik me heel alleen.

Allerlei nare gedachten schoten door me heen. Als deze pijnlijke plek daadwerkelijk het begin van een zwangerschapsvergiftiging zou blijken te zijn, kreeg ik binnen de kortste keren een keizersnede. De dreiging van de couveuse hing als een donkere wolk boven mijn hoofd. Ik was dan ook uitermate opgelucht toen de gynaecoloog na drie kwartier kwam melden dat er niets afwijkends in mijn bloed of urine was gevonden.

Ook Alec vertoonde geen tekenen van stress; zijn hartfilmpje was prima.

Het HELLP-syndroom had ik dus niet – maar wat dan wel? Een ‘tiprib’, meende de verloskundige. Mijn rechterrib was van binnen gekneusd omdat hij steeds werd ‘aangetipt’ door de benige kont en dito voetjes van Alec. Aangetipt? Een kickrib zul je bedoelen! Met name ’s nachts kon hij me een flinke schop verkopen.

Overdag zit je baby behoorlijk krap en wordt hij al lopend in slaap gewiegd. Maar zodra je gaat liggen, krijgt hij extra de ruimte om eens lekker tekeer te gaan.

Gelukkig gaat je baby rond de 36ste week indalen in het bekken, waarbij het hoofdje alvast wat dieper in het baringskanaal zakt. Dit geeft je aan de ene kant wat meer lucht, maar aan de andere kant lijkt het nu net alsof je met een kokosnoot tussen je benen loopt. Bovendien gaat het indalen gepaard met scherpe pijnscheutjes, de zogeheten indalingsweeën. Daarnaast krijg je nu steeds meer oefenweeën, maar deze zijn gelukkig relatief pijnloos. Bij zo’n oefenwee trekken al je banden en spieren samen, waardoor je je buik langzaam voelt verharden. Oefenweeën worden daarom ook wel ‘harde buiken’ genoemd. De milde contracties laten je baby alvast een beetje wennen aan het oergeweld dat eraan zit te komen. Te veel harde buiken zijn echter ook weer niet goed. De verloskundige zal je in dat geval adviseren om het wat rustiger aan te doen. Zo kan je kindje zijn krachten sparen voor het echte werk.

Het is een goed idee wanneer jij zelf vanaf nu ook gaat proberen je krachten te sparen. Maar ja, met al dat gewoel in mijn buik had ik vaak moeite om in slaap te vallen. Wanneer het me dan eindelijk was gelukt, droomde ik de meest bizarre baringsverhalen bij elkaar. Heel Artis heb ik op de wereld gezet, maar de geboorte van een inktvis was veruit favoriet.

Nu zijn dromen over dieren niet zo moeilijk te verklaren; ze verwijzen naar onze dierlijke aard, waar een bevalling natuurlijk alles mee te maken heeft.

 

Het leven is al zwaar genoeg zonder dat iemand je ook nog van de binnenkant gaat trappen. – Rita Rudner, humorist en columnist

 

Dromen over vissen getuigen meestal van zeer krachtige emoties, waarbij de inktvis het symbool is van een veelvoud aan activiteiten. Dat kon wel kloppen. Soms kon ik het getrappel en gehik werkelijk niet meer verdragen. Dan wenste ik dat ik mijn hele buik, compleet met rusteloze inhoud, voor één nachtje aan Richard kon uitlenen. In Amerika (waar anders?) heeft iemand ooit de ‘inlevingsbuik’ bedacht: een zware voorbindbuik voor mannen, die op gezette tijden zelfs schopjes gaf. Het zal niemand verbazen dat dit zweverige product geen succes is geworden. De meeste mannen zijn inderdaad geen meester in meelevendheid, maar zo’n softe pseudobuik hebben ze nu ook weer niet nodig. Je man maakt dan wel geen lichamelijke veranderingen door, zijn emotionele transformatie daarentegen is net zo groot als die van jou. Het kan dan ook helemaal geen kwaad om juist nu je hoofd eens uit die tunnel te steken en je te verdiepen in zíjn belevingswereld. Het klinkt misschien ouderwets, maar veel nieuwe vaders bevestigen dat de komst van een baby een heel basaal brood-op-de-plankgevoel bij hen heeft losgemaakt. Terwijl jij wakker ligt van: hoe krijg ik hem eruit? worstelt hij met: hoe krijg ik hem onderhouden? Nadat ze van de eerste schrik zijn bekomen (dag cabrio, hallo gezinswagen), zijn mannen maar wát trots op hun nieuwe verantwoordelijkheid. Ze storten zich dan ook vol overgave op de praktische kant van het aanstaande ouderschap. Terwijl ik eindeloos kon tutten over niks (‘Kijk eens schat, een badcape van Nijntje!’), schroefde Richard de traphekjes tegen de muur en de kinderslotjes op de kastjes.

Daarom dacht ik dat hij een informatieve partneravond ook wel zou waarderen. Maar dat viel tegen.

Op de partneravond van de cursus Mensendieck werd het baringsproces nog heel ‘manvriendelijk’ gedemonstreerd aan de hand van een babypop en een plastic bekken. Maar op de videoavond van de verloskundigenpraktijk bleef ons geen detail bespaard. Ik moet eerlijk zeggen dat ik zelf ook een beetje ongemakkelijk zat te schuiven bij de zoveelste haarscherpe scène van een bebloede vrouw op een baarkruk. Toch is het zeker de moeite waard een gedetailleerd overzicht te krijgen van alle verschillende houdingen en mogelijkheden. In Nederland mag je (als de gezondheid van je baby dat toelaat) immers zelf bepalen waar en hoe je bevalt. Dat is redelijk uniek, want in de meeste andere westerse landen vinden bevallingen alleen in het ziekenhuis plaats. Deze ‘thuis-bevalcultuur’ hebben wij aan onze uitstekende verloskundigen te danken. Desondanks blijft maar eenderde van alle vrouwen die aangeven thuis te willen bevallen, ook daadwerkelijk thuis. De overige groep krijgt óf een medische indicatie óf begint thuis aan de bevalling maar gaat uiteindelijk toch naar het ziekenhuis. In het laatste geval moet je er overigens rekening mee houden dat het ambulancepersoneel in sommige gemeenten je niet meer van de trap mag tillen. Daar mag je dus blijkbaar alleen nog maar gelijkvloers bevallen en anders moet je zelf maar zien hoe je met je complicatie naar de voordeur komt. Dat vind ik het wonderlijke van Nederland: aan de ene kant heb je alle vrijheid – thuisbevalling, poliklinische bevalling, bevallen in een kraamhotel, een onderwaterbevalling, een ingeleide bevalling, een bevalling onder hypnose, bevallen met een baarkruk, staand of hurkend – maar aan de andere kant loop je weer net zo hard tegen de onwrikbare CAO van het ambulancepersoneel op.

Prof. dr. J.G. Nijhuis, hoogleraar obstetrie (verloskunde) van de Universiteit van Maastricht, stelt dan ook dat de thuisbevalling niet meer van deze tijd is. Door de centralisatie van de medische zorg verdwijnen steeds meer regionale ziekenhuizen, waardoor het bij een spoedgeval (te) lang kan duren voordat de ‘thuisbevalster’ eindelijk in het ziekenhuis is aangekomen. Dokter Nijhuis verwacht dan ook dat de thuisbevalling op den duur zal verdwijnen. De verloskundigen van Nederland zijn het daar uiteraard absoluut niet mee eens. Zij vrezen niet alleen voor hun baan, maar ook voor de medicalisering van een bevalling, omdat men in een ziekenhuis eerder naar hulpmiddelen zou grijpen.

Toch denk ik niet dat we bang hoeven te zijn voor ‘Amerikaanse toestanden’ waarbij een groot deel van de baby’s via een keizersnede op de wereld wordt gezet. In Brazilië loopt het percentage zelfs op tot tachtig procent! In ons nuchtere Nederland ligt het aantal keizersneden veel lager. Onze gynaecologen bewaren deze zware buikoperatie liever voor spoedeisende of moeilijke gevallen.

In Amerika is iets al snel een ‘moeilijk geval’. Met de hete adem van kostbare rechtszaken in de nek, kiezen veel ziekenhuizen bij de minste twijfel al voor een caesarian. Ook een ruggenprik (epidurale anesthesie) is er schering en inslag. In Nederland is het niet gebruikelijk bij een probleemloze bevalling een ruggenprik te geven. Wanneer ik wel eens aan Amerikaanse vrouwen vertel dat ik twee keer the natural way ben bevallen, kijken ze me altijd vol afgrijzen aan. Aan de ene kant vinden ze het heel ‘aards’, maar aan de andere kant ook heel erg Europees – en dat is geen compliment. Bij Europees denkt de gemiddelde Amerikaan namelijk aan harige vrouwenbenen, kringloop-wc-papier en andere culturele eigenaardigheden, zoals friet met mayonaise.

Maar ook binnen Europa staat Nederland nagenoeg alleen. In veel van onze buurlanden wordt het baren zonder verdoving eveneens als onnodige zelfkwelling gezien. Een ‘prikje’ is toch zo gezet? Nou, eigenlijk niet. Tijdens de videoavond van mijn verloskundigenpraktijk werd me voor het eerst duidelijk dat epidurale anesthesie een serieuze ingreep is die voor- én nadelen heeft. Bij aanstaande moeders die erg gespannen zijn, huizenhoog opkijken tegen de pijn of uitgeput dreigen te raken van een marathonbevalling, kan een ruggenprik uitermate kalmerend werken.

Bovendien heeft een ruggenprik, in tegenstelling tot een pijnstillend middel als pethidine, geen versuffend effect op de baby. Een ruggenprik kan echter wel leiden tot een verlaging van de bloeddruk bij de moeder, wat weer effect kan hebben op het ongeboren kind. Een ander nadeel is dat een ‘geprikte’ moeder niet meer kan voelen wanneer ze moet meepersen omdat ze nu eenmaal vanaf haar middel is verdoofd.

Tijdens de persweeën zal de anesthesist het infuus dan ook een tikje dichtdraaien, zodat ze toch nog íets voelt. Het veelgebruikte argument dat een ruggenprik vaker dan normaal tot een ‘kunstverlossing’ zou leiden, blijkt echter na uitgebreid Europees onderzoek onjuist te zijn.

Een kunstverlossing (dus een geboorte met behulp van een verlostang of een vacuümpomp) is noodzakelijk wanneer de baby niet snel genoeg naar buiten wordt geperst en moeder of kind tekenen van gevaarlijke uitputting vertonen. Normaliter komt dit slechts bij een paar procent van alle bevallingen voor. Bij een verlostang stelde ik me altijd een akelig soort nijptang voor, maar in werkelijkheid zijn het twee lepels die voorzichtig om baby’s hoofdje worden aangebracht.

Afhankelijk van de positie van de baby kan ook een vacuümpomp worden gebruikt. Ook dit is geen angstaanjagend instrument, maar een doodgewone zuignap met een kort koordje eraan. Vóór het gebruik van beide hulpmiddelen krijg je eerst een plaatselijke verdoving (tenzij je al een ruggenprik hebt gehad), want met name het inbrengen van een verlostang is ‘belastend voor de moeder’, wat in gewoon Nederlands betekent dat het verdraaid veel pijn doet. De baby zelf krijgt er natuurlijk ook een klein opdondertje van, al komt hij er uiteindelijk met wat hoofdpijn, tijdelijke drukplekken of een onschuldige zwelling vanaf.

Een ruggenprik betekent dus niet dat je automatisch meer kans hebt op een kunstverlossing, maar het is ook niet zo dat de Nederlandse ziekenhuizen de epidurale verdoving ‘dus’ wat sneller zijn gaan geven.

De ruggenprik is om te beginnen lang niet altijd beschikbaar. In academische ziekenhuizen is tegenwoordig vierentwintig uur per dag anesthesie aanwezig, maar bij niet-academische ziekenhuizen is dat maar in 35 procent van de instellingen het geval. Bovendien is het nog steeds zo dat veel verloskundigen (maar ook gynaecologen) van mening zijn dat pijnstilling tijdens de baring een vorm van luxe is. En dat is best vreemd, aangezien baringspijn in de medische wereld tot een van de ergste soorten pijn wordt gerekend. Je baarmoeder moet tenslotte een kind van ruim drie kilo in beweging zien te krijgen. Gelukkig klínkt dit allemaal veel erger dan het uiteindelijk is. De hoeveelheid pijn en de manier waarop je ermee omgaat, is namelijk voor iedere vrouw weer anders. Sommige vrouwen gaan heel stilletjes ‘in hun pijn zitten’, terwijl andere zich er juist luidkeels aan overgeven. Er is geen goede of slechte manier, er is alleen jouw manier.

 

Veel vrouwen hebben er tijdens het baren echter moeite mee zich te laten gaan. Wat moet de dokter wel niet denken? Wat zullen de buren morgen zeggen? (Nou, wat dacht je van: gefeliciteerd?) Mijn oma Mien vertelde me ooit dat ze bij geen van haar zes kinderen ook maar één kik had gegeven, want ‘dat hoorde nu eenmaal niet’. Die tijd is voorbij.

Niemand verwacht van jou dat je tot het bittere einde liefdevol blijft glimlachen. Baren is geen missverkiezing. Zeker niet wanneer je beseft dat de baby ook de inhoud van je darmen mee naar buiten kan duwen. Dat zijn van die fijne neveneffecten waar niemand je ooit over vertelt.

Meestal houdt je lichaam zelf al grote opruiming voordat je bevalling begint, maar mocht er toch ontlasting mee naar buiten komen, dan is dat niets om je voor te schamen. Daar dachten ze vroeger trouwens anders over. Toen gaven ze een vrouw die in de kraamkliniek lag te bevallen maar al te vaak een klysma – een darmspoeling dus. Om hygiënische redenen werd het arme mens dan ook nog even geschoren.

Stel je toch eens voor: lig je te rollen van de pijn, komt er zo’n strenge zuster met een warmwaterslang en een scheermes aan je bed. En niks geen kittige airstrip in je schaamhaar; alles moest eraf. Gelukkig ben je tegenwoordig wél baas in eigen buik. Ook de baarhouding mag je helemaal zelf bepalen. Je kunt op je rug gaan liggen of op je zij; half gaan zitten; hurken of hangen op een bed, een baarkruk of een skippybal. De traditionele baarhouding waarbij de kraamvrouw op haar rug ligt, is eigenlijk relatief nieuw. Zij is ergens in de achttiende eeuw bedacht – puur en alleen om de dokter wat meer zicht op de zaak te geven. In de duizenden jaren daarvoor werd door alle culturen voornamelijk in hurkzit bevallen.

 

Ik heb echt geen zin om een soort Wonder Woman te zijn in de verloskamer. Geef mij nou maar gewoon een verdoving. – Madonna, zangeres

 

In het Egyptische hiërogliefenschrift werd het begrip ‘geboorte’ al uitgebeeld door een hurkende vrouw met een babyhoofdje tussen haar benen.

De Romeinen bedachten later een baarstoel zonder zitting, waarbij de vrouw zich schrap kon zetten tegen de armleuningen. Deze baarstoelen zijn nog eeuwenlang in heel Europa in gebruik geweest. Dankzij onze thuisbevallingen is het verticale bevallen in Nederland weer in ere hersteld.

Helaas zijn de meeste vrouwen niet meer gewend om lang op hun hurken te zitten. Het is dan ook behoorlijk vermoeiend. Om toch optimaal gebruik te kunnen maken van de zwaartekracht, bevallen steeds meer vrouwen halfzittend, op handen en knieën of op de baarkruk. Deze baarkruk is eigenlijk niets anders dan een moderne variant van de antieke Romeinse vinding. Je hoeft je echter niet meer schrap te zetten tegen de leuning, maar je hangt comfortabel in de armen van je partner.

Maar hoe natuurlijk zo’n verticale houding ook is, schaam je niet om je eigen positie te kiezen. Wil je liever liggen? Ook goed. Luister naar je lichaam, stel je open voor de pijn en volg je intuïtie. Dat ‘openstellen’ is heel belangrijk. Bij ernstige pijn heeft een mens nu eenmaal de neiging zich in een bolletje op te rollen. Helaas is deze beschermende reflex juist bij een bevalling niet erg productief.

 

De geboorte van een baby is onderverdeeld in drie stadia: de ontsluiting, de uitdrijving en de nageboorte. De ontsluitingsweeën worden in gang gezet door twee krachtige hormonen: prostaglandine en oxytocine.

Wanneer je angstig of gespannen bent, produceert je lichaam echter ook adrenaline en epinefrine, waarmee de bevalling weer wordt afgeremd.

Voor een soepel verloop van de weeënactiviteit is het dan ook belangrijk dat je ontspannen bent. Dat is meteen een van de sterkste argumenten voor een thuisbevalling; je voelt je immers nergens zo vertrouwd als in je eigen bed.

Normaal gesproken zit de baarmoedermond potdicht, maar tijdens de ontsluitingsweeën trekken de baarmoederspieren net zo lang samen totdat er een opening van zo’n tien centimeter is ontstaan. En dat voel je. Het woord wee betekent tenslotte letterlijk ‘pijn’. De weeën zijn nog het best te vergelijken met een ritmische golfslag: om de paar minuten komt er een aanrollen. Met een donderend geraas bijt ’ie zich vast in een hoogtepunt, om vervolgens weer zachtjes weg te ebben. In haar bevallingsklassieker Duik in je weeën adviseert Carita Salomé om actief met de golven mee te zwemmen. Je kunt er niet voor wegvluchten, anders word je overspoeld. Dat meezwemmen doe je met behulp van verschillende ademhalingstechnieken: het welbekende ‘puffen’. Hoewel het massa’s nieuwe moeders ongetwijfeld uitstekend heeft geholpen, zijn veel vrouwen toch een beetje cynisch over het idee van pijnbestrijding door middel van ademhaling. Als je er goed over nadenkt, is het ook best mager. Ik bedoel: een man die zich laat steriliseren hoeft zich toch ook niet door de pijn heen te puffen?

De zwangerschapsliteratuur staat bol van de ‘psychologie van de pijn’. De barenspijn zou de vrouw dwingen om, net als het moederdier in de natuur, een veilig plekje op te zoeken en haar blik naar binnen te richten. Ze zou bovendien de band tussen moeder en kind verstevigen en zo de gebeurtenis nog waardevoller maken. Vooral bij dat laatste heb ik zo mijn twijfels. Want als lijden echt noodzakelijk zou zijn voor de moederbinding, waarom maakt het lichaam tijdens een bevalling dan zélf een pijnstiller aan in de vorm van endorfine? Deze lichaamseigen stof haalt niet alleen de scherpe kantjes van de weeën, maar heeft ook iets te maken met het op peil houden van je humeur, emotie en motivatie. En dáár heb je tijdens je bevalling misschien nog wel het meest behoefte aan.

Wat hier en daar ook nog steeds wordt toegepast, is de bevalling onder water. Het warme water verzacht de weeën en de nieuwe burger drijft ontspannen de wereld in. Je hoeft ook niet bang te zijn dat je kindje geen lucht meer krijgt, want uit een soort oerreflex houdt het vanzelf zijn adem in. Bovendien klopt de navelstreng nog een tijdje door.

Nadeel van zo’n onderwaterbevalling is de huur van een speciaal bassin en het gesjouw met emmers water. Daarbij heeft de verloskundige weinig zicht op de zaak, terwijl het (zeker bij een eerste bevalling) juist geruststellend is wanneer zij alles goed kan zien. Want er gebeurt tenslotte nogal wat.

Nadat de volledige ontsluiting is bereikt, nemen de persweeën het over. Zij drukken de baby met grof geweld door het baringskanaal, eerst richting anus en vervolgens richting vagina-uitgang.

Door de enorme druk op de anus krijg je het gevoel dat je heel nodig moet poepen. Persweeën zijn zeer dwingende oerkrachten: je móét meepersen, of je nu wilt of niet. Tijdens de ontsluitingsweeën zijn de meeste vrouwen nogal in zichzelf gekeerd, maar nu moeten alle remmen los. In deze fase is er (eindelijk) ook een rol voor je partner weggelegd.

Met zijn enthousiaste aanmoediging en onvoorwaardelijke steun kan hij je over de laatste drempel heen helpen. Hij zal daarbij af en toe op zijn tong moeten bijten, want het is een bekend fenomeen dat barende vrouwen hun frustraties afreageren op de ‘dader’. Voor sommige vrouwen is de geboorte van een kind het toppunt van romantiek, maar er zijn er ook genoeg die juist geen enkele aanraking van hun man kunnen verdragen. Maar hoe je je ook gedraagt, of je nu puft of schreeuwt, huilt of lacht – het is altijd goed. Het is namelijk jouw bevalling en jij bent de baas.

Toch is het ook voor je man niet altijd even makkelijk. Hij loopt niet alleen het risico te worden afgeblaft, maar hij kan er ook erg veel moeite mee hebben jou zo te zien lijden. Nu kan ik wel proberen te omschrijven hoe machteloos een man zich dan voelt, maar de Amerikaanse acteur Robin Williams heeft dat al weergaloos onder woorden gebracht.

‘Mijn vrouw schreeuwde ongelooflijk,’ zei hij in een interview. ‘Ze zeggen dat de geboorte een gedeelde ervaring is. Hoe komen ze op dat idee? Poep ík er soms een bowlingbal uit? Besnijd ík mezelf met een kettingzaag? Open ík een paraplu in mijn reet? I don’t think so!’ 

Waarschijnlijk had Prinses Diana het goed gezien, toen ze ooit opmerkte: ‘Als mannen kinderen moesten krijgen, kregen ze er nooit meer dan één.’

 

Ben je eenmaal van je ‘bowlingbal’ verlost, dan is het wachten op de laatste fase: de nageboorte. In dit staartje van je bevalling wordt met een of twee flinke persweeën de placenta uitgedreven.

‘Omdat deze hele procedure waarschijnlijk volkomen aan je voorbijgaat, zal ik er niet al te veel woorden aan vuilmaken,’ zei mijn verloskundige, terwijl ze de video stopzette en het licht in de praktijk weer aanknipte. ‘Want al word je gehecht, al drukt er iemand op je buik, al staat dokter McDreamy hoogstpersoonlijk aan je bed – je merkt er niets van. Je ziet alleen je baby, en je baby ziet alleen maar jou. Dít is het moment waar een bevalling om draait. Alle andere ‘‘technische informatie’’ moet je eigenlijk gewoon weer vergeten. Het is goed dat je weet wat er kán gebeuren, maar het is beter dat je voelt wat er móét gebeuren.’ Deze laatste (essentiële!) aanwijzing was echter niet aan mij besteed. Ik hoorde hem wel, maar ik luisterde niet. Daarvoor zat ik te ijverig het medische bevallingsverloop in mijn notitieblokje te noteren.

Vandaag de dag kan niemand je meer tot een darmspoeling dwingen, maar de vrouwen van nu hebben wel een andere makke: ze zijn vaak overgeïnformeerd. Tijdens mijn eerste zwangerschap leek ik wel een omgevallen boekenkast. Richard werd er gek van. Toen ik onder het avondeten weer eens zat uit te weiden over een mogelijke complicatie van een potentieel probleem, zei hij dan ook: ‘Je weet wel veel, maar begrijp je het ook?’

Daar was ik wel even stil van. Ik dacht dat ik goed was voorbereid, maar met al die digitale kennis had ik het ‘oergevoel’ een beetje uit het oog verloren. Er bestaat nu eenmaal geen blauwdruk voor een bevalling. Iedere geboorte heeft haar eigen regels en haar eigen tempo. Het baren van een kind is nog het best te vergelijken met een staatsgreep in je lichaam, waarbij je verstand volledig buitenspel wordt gezet.

‘Dus je moet straks vooral niet tegensturen maar gewoon meeleunen in de bochten,’ zei Richard. Hoewel alleen een man een parallel weet te trekken tussen de autosport en een geboorte, gaf Richards rake constatering me nét dat zetje dat ik nodig had. Ik legde al mijn babyboeken terzijde en nam eindelijk de tijd voor mezelf.

Zo zat ik in deze laatste dagen het liefst op een bankje langs het water naar de horizon te kijken. De wind deed de bomen zachtjes ruisen en blies steeds nieuwe patronen in de wolken. In de verte blaften honden op het strand. Het meer kabbelde zachtjes aan mijn voeten en de baby in mijn buik dobberde rustig mee. Alles bewoog en alles stond stil. Op zulke momenten, ver weg van de vacuümpompen, was de schoonheid van het leven bijna tastbaar.

Toen ik in verwachting was van Alec, zat ik op hetzelfde bankje, maar dit keer met de tweejarige Emma tegen me aangekruld. Ik wilde haar dolgraag vertellen over de cirkel van het leven en het wonder in mijn buik, maar ik kwam niet veel verder dan een discussie over chips, ijs en cola. Emma was eigenlijk net iets te jong om écht te begrijpen dat ze een broertje zou krijgen. Mijn vader vertelde dat dat in zijn jeugd ook helemaal niet gebruikelijk was. Om de zoveel tijd arriveerde er ‘gewoon’ een broertje of zusje. Dan kwam er veel bezoek en iedereen was blij. (Hij vond het wel een beetje sneu voor zijn moeder: telkens wanneer er zo’n leuk kindje kwam, lag zij toevallig ziek in bed...) Tegenwoordig is het heel normaal om kleine kinderen bij een zwangerschap te betrekken. Als moderne ouders wil je tenslotte niet dat ze jaloers worden, in de war raken of last krijgen van verlatingsangst. En dus stonden Richard en ik braaf te pedagoochelen met een levensechte babypop, die Emma steevast aan één beentje uit de wieg trok. Daarnaast gooide ik allerlei kleurige prentenboekjes in de strijd, waarin op een speelse manier werd uitgelegd hoe er een baby groeide in mama’s buik. Dat leek indruk te maken.

Gefascineerd gaf Emma kusjes op mijn navel en legde aan alle kanten haar oortje te luisteren. Net toen ik dacht dat ze misschien toch begreep wat er aan de hand was, liet ze na de lunch een boertje. ‘Wat was dat nou?’ vroeg ik quasiverbaasd. ‘Isse Alec!’ zei ze vrolijk. Blijkbaar was het verschil tussen een boertje en een broertje nog niet helemaal tot haar doorgedrongen. Niks bloemetjes en bijtjes; het leven is één grote burp.

 

Wanneer er in de actieserie ‘24’ een tikkende nucleaire bom afgaat, zit er altijd een oorverdovende stilte tussen de laatste tik en de uiteindelijke ontploffing. In die surrealistische tijdzone bevind jij je nu. De big burp kan ieder moment tot uitbarsting komen – maar wanneer? Nu schijnt het zo te zijn dat je de bevalling op gang kunt brengen door te vrijen. Bij een orgasme maakt je lichaam namelijk prostaglandine aan en ook het mannelijk sperma bevat dit hormoon. Je zou de natuur eveneens een handje kunnen helpen door zachtjes in je tepels te knijpen, maar dat moet je dan wel een uurtje of drie volhouden. Ook het masseren van je achillespezen en het drinken van vrouwenmantelthee schijnt weeën op te wekken.

Of het allemaal werkt? Ik heb geen idee. Belangrijker is de vraag: wíl je dat het werkt? Nu is immers de tijd om jezelf nog eens extra te verwennen. Straks ben je maandenlang een soort servicestation en komen jouw behoeften op de allerlaatste plaats. Dus terwijl Richard braaf de adressen op de geboortekaartjes zat te schrijven (‘Nee Ries, we kunnen hiervoor geen adresstickertjes uit de printer draaien!’), liet ik me heerlijk masseren met warme amandelolie, lag languit in een geurig kruidenbad en deed korte dutjes onder het genot van een ontspannings-cd’tje met natuurgeluiden. Zo lag ik een keer te doezelen op het zachte gekabbel van een beekje, toen Richard de slaapkamer binnenkwam.

‘Hè verdorie,’ zei hij, ‘loopt de wc door?’ Wat dat betreft hebben mannen toch een heel andere bedrading.

Ook mijn moeder bleef een anker van nuchterheid. In deze laatste dagen kon ik het kinderkamertje niet meer voorbijlopen zonder er even naar binnen te kijken. ‘Denk jij wat ik denk?’ vroeg ik haar vertederd, terwijl ik voor de zoveelste keer naar mijn schattige collectie babypakjes stond te kijken.

‘Ja hoor’, antwoordde ze, ‘ik zie het slagveld van uitgespuugde groentehapjes al voor me...’

Gelukkig werd ik zelf nog niet gehinderd door enige praktische kennis van zaken. Ik kon nog ongeremd dromen tussen de frisgestreken lakentjes, het uitnodigende houten wiegje en het glanzende babybadje. Al die snoezige spulletjes voelden aan de ene kant heel onwennig, maar hadden tegelijkertijd ook iets heel vertrouwds. In dit kamertje zou vandaag of morgen een kindje tussen de lakens liggen. Ons kindje.


Op 26 maart 1998 werd al het wachten beloond. Ik had ’s ochtends een beetje buikpijn, maar ik dacht: dat zal er wel bij horen, zo in de negende maand. In de auto op weg naar de laatste les van mijn zwangerschapscursus zag ik op het digitale klokje dat er steeds een minuut of acht tussen de krampjes zat. Dan hoort er eigenlijk een alarmbel af te gaan in je hoofd, maar ik was een beetje in ontkenning. Ik was toch pas over acht dagen uitgerekend?

En weeën beginnen toch meestal ’s nachts? Tijdens de oefeningen in de gymzaal liepen de intervallen echter al snel terug van acht naar vijf minuten. Hoewel de pijn steeds gemener werd, kon ik nog steeds niet geloven dat ‘het’ echt begonnen was. Carita Salomé had immers pas geleden nog verteld dat er in de afgelopen vijfentwintig jaar nog nooit iemand weeën had gekregen tijdens haar lessen. Waarom zou ik de eerste zijn? Maar aan het einde van de les was er geen houden meer aan. Op de wc zag ik tot mijn grote schrik dat ik de bloederige slijmprop had verloren, de geleiachtige ‘kurk’ van de baarmoedermond. De bevalling was begonnen! Ik waste mijn handen met koud water en keek in de gebroken spiegel naar mijn gezicht. Ik zag mezelf bang en dapper tegelijk.

Vandaag werd ik moeder!

 

‘U heeft een dochter gekregen! Tenzij ik, eh... het verkeerde draadje heb doorgeknipt.’ – Gynaecoloog ‘dr. Kosevich’ in de film ‘Nine Months’

 

Terug in de kantine keken vijftien hoogzwangere vrouwen mij met grote ogen aan. Mede-cursiste Harriët besloot kordaat dat ik niet meer zelf naar huis kon rijden en stapte achter mijn stuur. En inderdaad: terwijl ik Richard belde, werden de weeën met de minuut heftiger. Als zij me niet gereden had, was ik misschien wel op een parkeerplaats bevallen. Richard was op dat moment bij Jan Naaktgeboren in Rotterdam en moest dwars door de avondspits in de stromende regen naar huis rijden. Het zweet stond in zijn handen. ‘Rustig blijven!’ zei hij tegen zichzelf. Niet alleen voor de veiligheid, maar ook omdat we van iedereen hadden gehoord dat een eerste baby er zo’n tien tot twaalf uur over doet. Onze kleine Emma had daar echter heel andere ideeën over. Ze stortte me vanaf het begin in een zogenoemde weeënstorm; dan gebeurt alles heel heftig en snel achter elkaar. Richard was nog niet thuis, of de verloskundige kondigde aan dat ik al vijf centimeter ontsluiting had. Wilde ik in het ziekenhuis bevallen, dan moesten we nu gaan, want de baby zou niet lang meer op zich laten wachten. Hoewel ik prima lag in mijn eigen bed, koos ik toch voor het ziekenhuis. Want vertrouwd of niet, ik wilde de eerste keer bovenal veilig bevallen. Dat was puur een gevoelskwestie.

Wanneer je bevalling probleemloos verloopt, is er eigenlijk geen enkele reden om halverwege de ontsluiting naar een ziekenhuis te verkassen.

Mochten er in de verloskamer alsnog complicaties optreden, dan moet je nog maar afwachten of er een gynaecoloog ‘vrij’ is. Bovendien gaat je eigen verloskundige gewoon met je mee. In feite schuif je dus alleen een bed op. Ondertussen was de avondspits nog steeds in volle gang. Met de verloskundige voorop, Harriët aan het stuur, Richard die het verkeer tegenhield en ik kreunend op de achterbank, kwamen we via fietspaden en trambanen behoorlijk verwilderd in het ziekenhuis aan.

Daar werden mijn vliezen gebroken en kwamen de oerkrachten pas goed op gang.

Vooral tijdens de laatste centimeters kroop ik letterlijk tegen de muur op van ellende, terwijl die lieve Richard alsmaar bleef herhalen: ‘Probeer je te ontspannen, schat – het is positieve pijn!’

‘Rot op, Ratelband!’ vloekte ik bij mezelf, hoewel ik diep in mijn hart natuurlijk wist dat hij gelijk had. Ter verlichting van de laatste ontsluitingsweeën mocht ik onder de warme douche gaan zitten. Daar stond een metalen krukje met een geperforeerd zitje. Bij iedere wee kneep ik zó hard in dat zitje, dat ik de rondjes van de perforatie nog uren in mijn handpalmen had staan. En de ademhalingstechnieken? Het enige wat me te binnen schoot, was het laatste lapmiddel: de oerschreeuw.

Maar precies op het moment dat ik alleen nog maar kon huilen van vermoeidheid, pijn en frustratie, klonk het verlossende woord: de volledige ontsluiting van tien centimeter was bereikt. Eindelijk mocht ik gaan persen. De verpleegkundige greep mijn ene been, Richard pakte het andere en de verloskundige hield Emma’s hartslag in de gaten. Met z’n drieën moedigden ze me aan om vooral door te gaan. En toen, midden onder het geweld van de persweeën, werd ik opeens heel rustig. Ondanks de pijn in mijn onderlichaam voelde ik me heel licht. Ik was zo stoned van de endorfines dat het net leek alsof iedereen in slowmotion bewoog. Ergens in de verte hoorde ik de verloskundige enthousiast zeggen: ‘Het hoofdje is geboren!’ Ook Richard was dolenthousiast en gaf me allemaal kusjes die nat waren van de tranen. Zelf was ik een beetje beduusd. Het hoofdje? Maar – dan was ze er bijna! Ik was meteen weer helder. Ik raapte mijn laatste krachten bij elkaar en perste nog één keer uit alle macht. En opeens, terwijl de aanstaande oma’s al liepen te ijsberen op de gang, was ze er helemaal. Onze dochter Emma.

Nog geen zes uur na de eerste weeën lag ze op mijn buik: een klein poppetje dat een gestreept mutsje kreeg opgezet. Het leek wel of de hele wereld om me heen verdween. Alle pijn was weg. Ik zag alleen nog maar ons meisje en stroomde helemaal vol met een nieuw gevoel. De moederliefde.

Ze bestaat echt. En terwijl ik verdronk in Emma’s diepblauwe ogen, gaf ze me het warmste welkom dat ik had kunnen bedenken: ze plaste meteen over me heen!

‘Het beste bewijs dat je de pijn van een bevalling weer vergeet’, zei mijn verloskundige, ‘is het feit dat de meeste vrouwen meerdere kinderen krijgen.’ En ja hoor: twee jaar nadat ik mijn kraamvisite had bezworen dat ik dit nooit meer zou doen, was het weer zover. Niet dat ik de pijn was vergeten – verre van dat. Het was meer een simpele rekensom: de komst van Emma had in ons leven zoveel plussen gegeven, daar woog dat ene minnetje niet tegenop. Bovendien was ik nu ervaringsdeskundige.

Ik wist wat ik kon verwachten, toch? Helaas. Het enige wat je kunt verwachten is het onverwachte. In de nacht dat Alec werd geboren, was ik vroeg naar bed gegaan, want ik voelde me een beetje raar. De ochtend ervoor had ik lichte buikpijn gehad, maar net als bij Emma dacht ik: het zal er wel bij horen. Er gebeurde verder ook niets, ik was alleen erg onrustig. Ik lag maar te draaien en te draaien. Kussentje tussen mijn knieën. Kussentje onder mijn buik. Kussentje achter mijn rug. Al die tijd lag Richard languit te ronken. Wat is het toch fijn om een man te zijn, dacht ik jaloers. Opeens voelde ik een keiharde ‘plop’ in mijn onderbuik. Het was net of iemand de stop uit het bad had getrokken. Binnen een paar seconden was het hele bed nat. Mijn vliezen waren gebroken! Even stond de wereld stil. Er schoot van alles door mijn hoofd. De vliezen?

Maar dat betekende dat Alec binnen 24 uur geboren zou worden. Ik was toch pas ’n kleine 37 weken? Hij was ruim drie weken te vroeg! Daarna ging alles heel snel.

Ik rammelde Richard door elkaar: ‘Schat! Het Is Begonnen!’ Binnen één tel stond hij rechtop naast het bed. Terwijl ik alleen maar zat te piepen van ‘ojee-hoe-moet-dat-nou-allemaal’, vulde hij met links een ziekenhuistasje en schroefde met rechts nog de laatste plankjes in de wieg. Zo’n ziekenhuistasje (of kraamkoffertje) moet je eigenlijk al weken van tevoren klaar hebben staan. Je doet er niet alleen een pyjama, toiletspullen en wat babykleertjes in, maar ook je zwangerschapskaart, de verzekeringspapieren en natuurlijk een digitale film- of fotocamera.

Bij Emma had ik dat tasje nog braaf naast mijn bed staan, maar nu dacht ik: ach, dat loopt wel los. Bovendien was de eerste bevalling zo soepel verlopen dat ik dit keer op een thuisbevalling had gehoopt. Maar eerlijk gezegd had ik ook het thuisbevallingspakket met de zigzagwatten, het kraammatras, de navelklem en de celstofmatjes nog niet in huis. Ik was werkelijk compleet overdonderd.

Richard was echter een rots in de branding. Hij belde de verloskundige, reed de auto alvast uit de garage en maakte mijn moeder wakker.

Zij logeerde op dat moment gelukkig bij ons, zodat ze bij Emma kon blijven. Ook Richard was toevallig een paar dagen thuis, op doorreis tussen de tennistoernooien van Rome, Hamburg en Roland Garros.

Zou het zo kunnen zijn dat mijn lichaam dacht: het is nu of nooit?

Misschien had ik Richards sterke schouder meer nodig dan ik dacht. In afwachting van de weeën stond ik rillend van de zenuwen onder de douche. Beduusd streek ik over mijn dikke buik. Binnen een paar uur zou ik een zoon hebben... Aan de ene kant werd ik overspoeld door gevoelens van intens geluk, maar aan de andere kant maakte ik me ook een beetje zorgen. Toen de weeën eenmaal op gang kwamen, had ik echter geen tijd meer om na te denken.

Omdat Alec met krap 37 weken een zogeheten ‘randprematuur’ was, moesten we in vliegende vaart naar het ziekenhuis. Koud in de verloskamer golfden de persweeën al over me heen. Een kwartier later was het gebeurd. Het was 2 mei 2000 en onze zoon Alec was geboren. Net als Emma plaste hij meteen over me heen, maar dit keer met een fier boogje uit een Madurodams piemeltje. De hele bevalling had nog geen twee uur in beslag genomen. Dit was geen weeënstorm, dit was een orkaan! Maar het was nog niks vergeleken bij de wervelwind in mijn hoofd. Ik wist gewoon niet wat ik allemaal voelde; ik lachte en ik huilde tegelijkertijd.

Het ene moment zat ik thuis rechtop in bed en het andere moment lag ik in het ziekenhuis met onze baby in mijn armen. Ook Richard was erg geëmotioneerd. Hij sloeg zijn armen om me heen en samen keken we naar ons nieuwe mensje. Alec zelf leek niet zo onder de indruk van zijn woeste tocht naar het leven. Zijn wakkere oogjes keken strijdlustig de wereld in en hij hapte meteen naar mijn borst. Terwijl hij tevreden lag te zuigen, belde ik de hoogzwangere Elles uit haar bed.

‘En, hoe voelt dat nou, zo’n bevalling?’ vroeg ze slaperig.

‘Wil je de poëtische formulering of de vriendinnenversie?’

‘Allebei.’

‘Het is een onvergetelijke combinatie van donderend geweld en liefdevolle zachtheid...’

‘En de vriendinnenversie?’

‘Alsof je een tennisbal door je neus moet blazen!’