Kierewiet

Paars was niet mijn kleur. Zelfs niet als het ging om een ragfijn, subtiel lila vestje, dat sierlijk om de schouders sloot en elegante sleutelbeenderen vrij liet om uit te lopen in een teer schulprandje rond een middeltje waarop Scarlett O’Hara trots zou zijn geweest.

Dat zou wel het geval zijn geweest bij Chloë, mijn oudere zus: een meisjesachtig zijden kledingstuk waarin de draagster eruitzag als een kruising tussen een waternimf en een supermodel.

Bij mij leek het op iets dat ik zelf had gebreid, en dan zonder patroon. De gladde driekwartmouwen zorgden ervoor dat mijn stevige onderarmen eruitzagen alsof ze van een dokwerker waren, terwijl de kleine paarlemoeren knoopjes een benepen grijnsje vormden met de knoopsgaatjes die opengesperd de druk probeerden te weerstaan van een stel forse, prototype PMS-tieten.

In het vestje en een glibberig lila rokje leek ik vooral op een beurse plek die al aan het verkleuren was. Een grote beurse plek.

Niet op het elegante, bevallige meisje waarin ik voor de tienjarige reünie van school wilde veranderen. En die was al over zes dagen!

‘Kom eens uit dat hokje, Sarah,’ beval Chloë. ‘We willen je zien.’

Ik kwam somber tevoorschijn.

Chloë en de verkoopster bekeken me even, twee dezelfde vogelachtige blonde hoofdjes die schuin werden gehouden terwijl zorgvuldig opgemaakte ogen het paarse setje bestudeerden.

Zíj leken meer op zussen dan Chloë en ik: allebei klein, tenger en in staat om bewonderende mannen in passerende auto’s een whiplash te bezorgen.

En aangezien ik één meter tachtig lang was, en atletisch gebouwd, zou ik een vent alleen een whiplash kunnen bezorgen als ik in volle vaart tegen hem aan knalde.

Ik was zo lang dat mannen gewoon geen belangstelling voor me hadden. Ik bedoel maar, ik was de enige vrouwelijke researcher van Reel People die geen moeite hoefde te doen om zich het hoofd Marketing van het lijf te houden, hoewel dat volgens mijn collega Lottie alleen maar lag aan het feit dat zelfs Eric de Slijmerd niet het lef had om te flirten met een vrouw die op zijn kalende kop neer kon kijken. Niet dat ik nou echt trappelde van verlangen om in de beslotenheid van de lift zijn zweterige klauwen op mijn achterste te voelen, maar stiekem zou ik toch wel graag een van de meisjes willen zijn, in plaats van Kenau Simonsdochter Hasselaer.

‘Zou de groene niet beter zijn?’ suggereerde de verkoopster.

Groen! Als ik er in het paars al uitzag als een vrouwelijke bokser na een titelgevecht, dan zou groen dat alleen maar erger maken. In het groen leek ik zeeziek, misselijk, een beurse plek in een vergevorderd stadium.

‘Ik bedoel maar,’ vervolgde de verkoopster behulpzaam, aangezien ik geen tegenwerpingen maakte, ‘bij dat kastanjebruine haar van u zou groen beeldig staan.’

‘Groen staat haar niet,’ deelde Chloë verveeld mee, terwijl ze haar perfecte gelnagels bestudeerde.

Af en toe haat ik haar.

‘Zit over mij maar niet in. Ik loop nog wel een keer de winkel door om te zien of er iets anders is wat ik leuk vind,’ jokte ik. Het klonk kennelijk overtuigend, want de verkoopster droop af om nog meer kleren maat tuinkabouter te verkopen.

‘Ik geloof niet dat er hier iets anders te vinden is dat bij je past en we hebben eigenlijk geen tijd meer,’ zei Chloë vernietigend. ‘Ik moet over een halfuur weer op kantoor zijn.’

De hemel verhoede dat ze niet op tijd terug zou zijn bij PR Solutions, dacht ik kribbig terwijl ik het gordijn van het hokje met een ruk dichttrok.

Ik bedoel maar, wie zou er anders al die cruciale details moeten regelen voor het nieuwste societygebeuren dat aan haar was toevertrouwd? Er moest natuurlijk wel voor gezorgd worden dat het adembenemende fotomodel niet terechtkwam naast de voetballer over wie ze een week eerder uitgebreid een boekje had opengedaan en er moest gecontroleerd worden of er wel het juiste mineraalwater beschikbaar was, omdat de lunchende dames anders wel eens een boertje konden laten tijdens de lezingen.

Inwendig kookte ik nog steeds terwijl ik me voorzichtig weer uit het paarse spinnenweb ter waarde van een slordige honderdvijftig pond wurmde. Waarom maakte mijn enige zusje me toch altijd stapelgek als ze alleen maar haar mond opendeed?

De reden schoot me weer te binnen toen ik mijn T-shirt pakte en in de spiegel een glimp van mezelf opving. Omdat Chloë beeldschoon was en ik niet. Omdat zij aan elke vinger een stel aantrekkelijke kerels kon krijgen die met haar uit eten wilden, terwijl mijn laatste afspraakje een systeemanalist was geweest, een zekere Humphrey die me had meegenomen naar een fitness club in Clapham en geen geld meer bij zich had gehad nadat hij twee glaasjes wodka voor me had gekocht. En omdat ik inmiddels zevenentwintig was en meer dan genoeg had van het feit dat ik steeds ‘de intelligentste van de twee’ werd genoemd.

We scheelden net een jaar, maar in alle andere opzichten waren we zo verschillend als dag en nacht. Op de middelbare school had Chloë een hele serie vriendjes afgewerkt en iedereen was dol op haar geweest. Het enige waar ik prat op kon gaan, was dat ik in de vijfde klas een natuurkundeprijs had gewonnen, niet direct iets waardoor je onmiddellijk bij de hippe kliek gaat horen. Chloë behoorde niet alleen tot dat exclusieve kliekje, ze zwaaide er de scepter over. Desondanks werd ik niet toegelaten. En dat deed nog steeds zeer, ook al was ik inmiddels al tien jaar van school af. De uitnodiging voor de reünie had dan ook een ideale gelegenheid geleken om de balans weer recht te trekken en al die ex-leerlingen van St.-Agatha te laten zien dat ik heel anders was dan de oude Sarah Powell: betoverend, succesvol en met massa’s mannen die op me geilden.

Alleen klopte dat voor geen meter. Nou ja, over succes had ik niet te klagen. Ik had promotie gemaakt – zónder hulp van het hoofd van de afdeling Marketing – en ik had genoeg gespaard om een eigen flat te kunnen kopen. Maar dat ‘betoverend’ en die ‘massa’s mannen’ sloegen nergens op. Je kon niet betoverend zijn met slonzige lange rode krullen, sproeten en de lichaamsbouw van een olympische zwemster.

Ik had Chloës hulp ingeroepen bij het kopen van de perfecte outfit. Als iemand wist hoe je de ex-leerlingen van St.-Agatha moest imponeren, dan was het Chloë wel. Maar dat was ook een mislukking geworden. Ik veronderstel dat je een elfje met maat 34 ook niet moet vragen wat een sportieve meid van één meter tachtig met het postuur van een boomstam het beste kan dragen.

We liepen samen haastig over Old Brompton Road, ik in mijn researchers uniform bestaande uit een zwarte spijkerbroek, een zwart leren jack en een wit T-shirt van agnès b. Chloë zag er piekfijn uit in een wit broekpak van Michael Kors, naald hakken waar je iemand aan kon rijgen en meer MAC op haar gezicht dan Lady Gaga bij een fotosessie.

Ik hield mijn mond omdat ik de pee inhad, maar zij kwet terde als een kanarie na een overdosis acid.

Er zat een vent bij een ander pr-bureau die ze echt leuk vond, zei ze, maar ze had het idee dat hij haar niet zag zitten.

‘Waarom niet?’ vroeg ik verbaasd. Mannen waren altijd gek op Chloë.

‘Gewoon, daarom niet,’ snauwde ze.

‘Mij best,’ zei ik, hoewel ik ervan overtuigd was dat Chloë nog nooit een man had ontmoet die niet meteen gestrekt voor haar ging. Het was vast pure verbeelding. Hij zou wel verlegen zijn. Ik wilde net tegen haar zeggen dat ze maar eens met hem moest praten, maar ik hield me in. Wie was ik om Chloë raad te geven?

We liepen verder.

‘We moeten de opening van de Jacob Kelian-tentoonstelling in Jo Jo’s aanstaande vrijdagavond organiseren en alles loopt mis,’ zei ze tobberig. Ze moest bijna hardlopen om mijn lange passen bij te kunnen houden.

‘Wie is Jacob Kelian?’ vroeg ik, terwijl ik me afvroeg of het soms die vent was die ik op tv had gezien en die beeldhouwwerken maakte van oude wodkaflessen. Als die het was, zou hij helemaal uit zijn dak gaan als hij het basismateriaal zag dat hij uit de drankkast in mijn flat zou kunnen opdiepen. We kwamen er nooit aan toe om de lege flessen weg te brengen en als we geen vriendje hadden – zoals meestal – dan kon ik er samen met mijn flatgenoot, Susie, heel wat flessen wijn doorheen jagen.

‘Nou ja,’ snoof Chloë. ‘Kijk jij wel eens naar de kunstpagina’s? Hij is alleen maar de belangrijkste jonge kunstenaar van dit moment. Hij maakt adembenemende naakten in olieverf.’

‘O,’ zei ik binnensmonds en keek ondertussen of ik ergens een taxi zag, want ik was inmiddels wel erg laat. ‘Sorry, nooit van gehoord.’

‘Hij is een stuk, hoor. Jacob, bedoel ik. Ik heb hem gisteren ontmoet. Een echte kerel, met de schouders van een Americanfootballspeler,’ zei Chloë dromerig. ‘Je mag vrijdag wel mee als je zin hebt,’ voegde ze er achteloos aan toe. ‘Het wordt vast leuk.’

Aangezien ik op vrijdagavond meestal mijn benen onthaar of mezelf samen met Susie en een stel vrienden ga bezatten in de Duke’s Head, nam ik de uitnodiging aan. Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken. En er zouden vast wel lekkere hapjes zijn, dus dan hoefde ik die avond niet te koken. Overigens schoot het wel door mijn hoofd dat Chloë me waarschijnlijk alleen maar had uitgenodigd om de hapjes rond te brengen.

Dinsdag ging ik eerder weg van mijn werk om opnieuw te gaan winkelen in de hoop dat ik ergens een volmaakte jurk voor de reünie zag hangen die al vanuit de verte Koop mij! Koop mij! schreeuwde.

Maar niets sprong eruit, alleen een grijs fleece jack dat geweldig zou staan op een spijkerbroek, maar dat weinig opzien zou baren in het duurste restaurant van Brighton tussen zestig in Prada gehulde hoogvliegers.

Moedeloos en rammelend van de honger liep ik naar de supermarkt van Marks & Spencer en wandelde door de gangpaden om het avondeten in te slaan. Zet dat laatste dieet waarvan je binnen een week in een slanke den verandert maar uit je hoofd, dacht ik boos terwijl ik een setje chocoladetoetjes vol calorieën in mijn boodschappenkar gooide, samen met een doos ijs.

Die reünie is zaterdag al, waarschuwde mijn geweten, dus ik zette alles maar gauw terug en pakte twee potjes met caloriearme mousse.

‘Ik moet er ook altijd weer over nadenken,’ zei een diepe stem met een licht Amerikaans accent. ‘Ik ben dol op al dat dikmakende spul, maar het kost echt veel moeite om het er weer af te trainen.’

Ik draaide me met een ruk om en moest ineens opkijken – ja, echt, op! – naar een donkerharige, in denim gehulde man met een winkelmandje propvol fruit. Hij was ontegenzeggelijk knap, met kort golvend haar dat achteloos achterovergekamd was, glinsterende donkere ogen en voldoende designerstoppeltjes om hem als twee druppels water te laten lijken op die vent uit die advertentie van Coca-Cola Light. Met zijn brede schouders en zijn slanke, in een wit katoenen sweatshirt en een verschoten zwarte spijkerbroek verpakte lijf was hij een van de weinige kerels die ik ooit had ontmoet naast wie ik in het niet viel. Hij zag er ook absoluut afgetraind uit. Het enige wat er aan hem ontbrak was de Harley-Davidson, dacht ik en ik moest even iets wegslikken toen mijn blik viel op de motorlaarzen en het omvangrijke duikershorloge rond een forse, gebruinde pols.

‘Normaal doe ik dit nooit, maar je viel me meteen op,’ zei hij, terwijl zijn donkere ogen me koel bestudeerden. ‘Heb je zin om iets te gaan drinken als je al je boodschappen hebt?’

Ik keek hem met grote ogen aan, zoals je elke vreemde, maar bijzonder aantrekkelijke vent aan zou staren die in de supermarkt pogingen onderneemt om je te versieren. Mijn hersens draaiden op volle toeren. Dit moest gewoon een grapje zijn, hij meende het voor geen meter. Dit soort kerels viel op mooie meisjes zoals Chloë en probeerde echt niet bij de magere yoghurt een gesprek aan te knopen met een vrouw zoals ik, ook al droeg ik mijn lievelingsbroekpak met krijtstreepje en had ik net mijn haar gewassen.

Ik keek om hem heen, overtuigd dat er iemand van Reel People achter de kaas verstopt zat, hysterisch giechelend omdat ze me zo te pakken hadden. Ik zag niemand, maar ik wist dat ze er moesten zijn. Het idee zou wel afkomstig zijn van Lottie; die was dol op practical jokes en had net verkering gekregen met een of andere Amerikaan. Ze hadden me waarschijnlijk hier bij M&S binnen zien komen en wilden me nu een loer draaien. Maar dat zou ze mooi niet lukken.

‘Hebben ze je soms met dagverlof gestuurd?’ informeerde ik terwijl ik mijn best deed om hooghartig te klinken. ‘Of is de actie Burenhulp inmiddels opgestart?’

‘Nee.’ Hij keek een beetje verbaasd. Eén donkere wenkbrauw werd opgetrokken in een blik die bijna echt leek. Hij zou wel een acteur zonder werk zijn, dacht ik. Lottie was dol op acteurs.

Ik liep door naar de groenteafdeling. Niemand zou mij in de maling kunnen nemen. Hij volgde me op de hielen.

Ik pakte wat bleekselderij en gooide dat braaf in mijn wagentje. Wie hij ook was, Lottie zou van hem niet te horen krijgen dat ik een veelvraat was die allerlei ongezonde dingen at. Om dat nog eens te onderstrepen deed ik er nog maar een stronk bleekselderij bij. Dat ik dat spul niet eens lust, deed er even niet toe. Je kon het toch ook gebruiken voor een fruitcocktail?

‘Ik wilde je niet aan het schrikken maken, maar ik zou het echt leuk vinden als ik je een drankje mag aanbieden,’ zei hij. Hij stond zo dicht bij me dat ik zijn aftershave kon ruiken, een muskusachtige geur die ik niet herkende.

Ik vroeg me af of hij uit New York kwam. Ik was nooit goed geweest in het herkennen van verschillende Amerikaanse accenten, maar dit klonk leuk en hij had een fantastische stem. Donker, warm en een beetje stroperig. En hij was echt een stuk. Ik zuchtte. Waarom kon dit niet gewoon waar zijn?

Om hem uit mijn hoofd te zetten bleef ik naar de avocado’s turen. Die vind ik heerlijk met een dressing, wat uitjes en een beetje zwarte peper. Maar ze pasten in geen enkel dieet en ik kocht ze alleen als ik bijzonder tegendraads was.

Mr. America kneep even met ervaren, gebruinde vingers in een paar avocado’s en deponeerde ze in mijn kar. Ik pakte ze op en legde ze weer bij hun vriendjes op het schap.

‘Avocado’s zitten vol proteïnen en hun voedingswaarde is veel hoger dan het aantal calorieën dat ze bevatten,’ merkte hij rustig op en deed ze weer in mijn boodschappenkar.

‘Waarom zeg je dat?’ informeerde ik met een gevaarlijke blik in mijn ogen. ‘Wou je me soms vertellen dat ik te dik ben of zo?’ Deze grap begon lelijk uit de hand te lopen.

‘Nee, je bent precies goed.’

Ik hield hem die verdraaide avocado’s weer onder de neus en zei kribbig: ‘Ja, en elke actrice uit Hollywood zou er beter uitzien als ze een kilo of tien meer woog.’

‘Waarschijnlijk wel,’ zei hij effen.

‘Wat doe je hier trouwens op de groenteafdeling?’ Ik wees beschuldigend naar zijn mandje, waarin een krop sla en twee enorme komkommers weggepropt zaten tussen een grote kam bananen, een honingmeloen, een paar citroenen en een netje sinaasappels. ‘Je hebt daar genoeg groente en fruit voor een veganistische orgie. Volg je me soms?’

‘Ja.’

‘Ben je een vriend van Lottie?’ snauwde ik.

‘Lottie? Wie is in vredesnaam Lottie?’ wilde hij weten. Zijn accent werd nadrukkelijker. En zoveel verbazing kon hij niet veinzen. Tenzij hij een bijzonder goed acteur was en als hij een bijzonder goed acteur was, zou hij nu midden in de repetities van een of ander stuk zitten en geen tijd hebben om samen met Lottie rare streken uit te halen.

‘Doe je dit dan niet voor de grap?’ vroeg ik. Ineens klonk mijn stem niet meer zo schril.

Zijn ogen die vrij intelligent leken voor zo’n knappe spierbundel begonnen te sprankelen. ‘Dacht je dat ik je voor de gek hield? Nee, hoor. Ik wil je graag een drankje aanbieden. Maar als je niet geïnteresseerd bent, moet je dat zeggen. Ik wil het echt graag.’

‘Dat heb ik niet gezegd,’ mompelde ik.

‘Geweldig.’ Er verscheen een brede grijns op zijn gezicht, een zalige, sexy grijns vol witte Amerikaanse tanden in een filmmond die ik ineens in mijn verbeelding al kon voelen.

Hou je in, Sarah! vermaande ik mezelf. Omdat je nu al een paar maanden zonder vent zit, hoef je niet op stel en sprong in een oversekste nymfomane te veranderen.

‘Oké, laten we dan maar iets gaan drinken.’

We gingen in Callaghan’s Irish Bar op Piccadilly zitten, met de boodschappentassen aan onze voeten. Jake – zo heette hij – was daar kennelijk al vaker geweest, want hij nam me meteen mee naar een gezellig zitje achter in de bar, deed de glas-inlooddraaideur dicht en bestelde drankjes bij een praatzieke barkeeper die hij bij zijn voornaam noemde.

In tegenstelling tot Humphrey was hij niet binnen tweeënhalve seconde platzak. We kletsten over de raarste dingen, onderwerpen die ik nooit tijdens een eerste afspraakje aansneed – nou ja, eigenlijk was het ook geen afspraakje. Op zijn vraag waarom ik dacht dat hij een grapje maakte toen hij me aansprak, legde ik hem dat uit. Ik had het over het feit dat ik altijd ‘de lange, intelligente’ was geweest, over Chloë, de pr-koningin, en over de reünie die me als het zwaard van Damocles boven het hoofd hing. Het was raar voor iemand die er zelf zo aantrekkelijk uitzag, maar hij begreep het toch.

Hij legde me uit dat zijn oudere broer dokter was en zijn jongere zusje lerares, die hadden allebei een vak geleerd. Hij was het buitenbeentje dat naar Europa was gevlucht om zijn droom te vervullen, maar het was allemaal niet zo gelopen als hij gepland had. Nadat hij jaren als kelner had gewerkt, was hij nog steeds geen meter opgeschoten. Tot zijn grote verdriet had hij zijn familie moeten bekennen dat het hem niet gelukt was.

‘Wat was die droom van je dan?’ vroeg ik zacht.

Hij grinnikte jongensachtig. ‘Ik wou kunstenaar worden.’

‘Ik vrees dat ik helemaal niets van kunst weet,’ zei ik droevig. ‘Ik ben een echte barbaar. Maar wat doe je nu dan?’ vroeg ik haastig, omdat ik daar niet dieper op in wilde gaan. Hij was kennelijk een mislukt kunstenaar, aangezien zijn droom niet was uitgekomen.

Hij keek neer op zijn handen, grote handen met een beetje gele verf op een van zijn duimen. ‘Ik ben schilder en behanger,’ zei hij kortaf.

Het was een geweldige avond. Hij was geestig, charmant, intelligent en leek ontzettend veel belangstelling voor me te hebben. We hielden allebei van Two and a Half Men, hadden de pest aan hiphop en waren helemaal weg van Billie Holiday. Zijn favoriete film was Some Like It Hot, die absoluut ook in mijn top tien stond, en onze verjaardagen lagen precies een halfjaar uit elkaar, hoewel hij drie jaar ouder was.

Na onze drankjes wandelden we samen naar Compton Street en aten uit de kluiten gewassen broodjes kip in een van jazz vergeven bistrootje, waar onze knieën elkaar onder het tafeltje raakten. Het veroorzaakte een zinderend gevoel… in ieder geval bij mij.

Om halfelf zei hij dat hij ervandoor moest.

We stonden voor de deur van de bistro en onze boodschappen tassen botsten tegen elkaar. Toen hij op me neerkeek, waren zijn donkere ogen in schaduwen gehuld.

‘Ik heb echt een geweldige avond gehad, Sarah,’ zei hij. ‘Je bent heel anders dan de vrouwen die ik de laatste tijd ben tegengekomen… Die zijn allemaal zo gespannen en ze zien iets in me wat ik helemaal niet ben,’ voegde hij er een beetje raadselachtig aan toe. ‘Maar zo ben jij helemaal niet. Je bent echt uniek.’

Ik bloosde en stond me net ingespannen af te vragen of ik er daardoor niet afschuwelijk rood uit zou zien, dat ik helemaal niet doorhad dat zijn lippen de mijne zochten. Het was eigenlijk gewoon een vriendelijk kusje van een stel stevige lippen die niet aandrongen. Maar het had een ongelooflijke uitwerking op me. Mijn maag kromp onwillekeurig samen en ik had het gevoel alsof er in mijn binnenste een groot vuurwerk werd afgestoken. Ik wist niet hoe goed hij was met een bloemetjesbehang van Laura Ashley, maar hij kon zo meedoen aan het Amerikaanse kampioenschap kussen.

‘Ik wil je graag nog eens zien,’ zei hij, toen hij zijn hoofd optilde.

Ik liet meteen mijn boodschappen vallen, viste een pen uit mijn zak en schreef mijn nummer op een boekje met lucifers. (Waaruit meteen blijkt dat ik in het boek over de juiste omgangs vormen nooit verder ben gekomen dan bladzijde 3, hè?)

Hij stopte het in de zak van zijn spijkerbroek. ‘Ik zie je wel weer,’ zei hij en hij stak zijn hand op.

Ik zwaaide opgewekt terug.

Hij zou niet bellen. Ik wist het zeker. Zo gaat dat toch altijd bij afspraakjes: zo’n vent van wie je hoopt dat hij niet meer zal bellen hangt meteen weer aan de lijn en de kerel van wie je een week lang iedere nacht droomt, is je nummer vergeten. Dat zal hij tenminste zeggen als je hem toevallig nog een keer tegen het lijf loopt en hij snel een smoes moet bedenken. Jake kon niet beweren dat hij mijn nummer vergeten was, maar hij zou toch niet bellen, ook al beweerde hij dat hij dol was op lange meiden. Ik was vast zijn type niet. Ik was Humphreys type, je weet wel, die vent die al na twee wodka’s platzak was.

In ieder geval nam de vraag of Jake wel of niet zou bellen me de rest van de week zo in beslag dat ik geen tijd meer had om aan de reünie te denken. Ik maakte me ook helemaal niet druk meer over het zoeken naar een of andere adembenemende sexy outfit die de andere meiden met stomheid zou slaan. Nachtmerries over de afschuwelijke aanblik die ik bood in mijn oude schooluniform maakten plaats voor geile, zweterige dromen over gekust worden door een uit de kluiten gewassen Ame rikaan met beeldschone, smeltende ogen, een brutale grijns en armen die je dood konden knijpen.

Chloë kwam donderdagavond net op tijd binnenvallen om te zien hoe ik in een Jake-heeft-niet-gebeld-depressie een fles rosé opentrok. Vreemd genoeg scheen ze zelf ook in de put te zitten. Je hoefde geen Einstein te zijn om er in de loop van het gesprek achter te komen dat een of andere vent de oorzaak van het probleem was.

‘Mannen kunnen altijd met jou opschieten,’ zei Chloë treurig. ‘Met mij helemaal niet.’

Ik was stomverbaasd. ‘Dat is helemaal niet waar,’ protesteerde ik. ‘Kerels zijn dol op je, ze geilen allemaal als een gek op je…’

Chloë keek me medelijdend aan. ‘Sarah, als jij op jouw leeftijd nu nog het verschil niet kent tussen op iemand geilen of iemand mogen, dan kun je het wel schudden.’ Ze nestelde zich op de bank en nam een fikse slok van haar rosé. ‘Mannen kunnen niet wachten om hun handen in mijn broek te steken,’ verklaarde ze. ‘En meestal willen ze me die zo snel mogelijk van mijn lijf rukken. Maar met jou willen ze práten. Ik kan me niet herinneren dat er ooit een man met mij heeft willen praten.’

Ik keek naar haar fijnbesneden gezichtje, het zijdezachte blonde haar dat sierlijk over haar schouders viel en de slanke benen die ze onder zich had getrokken, benen waarvoor ik een moord had willen doen. Chloë had nog nooit van haar leven knäckebröd gegeten, ze hoefde alleen maar in de kroeg haar sigaretten te pakken en tien kerels boden haar een vuurtje aan, en ze had sinds haar vijftiende geen enkele oudejaarsavond in haar eentje hoeven door te brengen.

‘Ik heb er gewoon de slag niet van,’ zei ze. ‘En jou gaat het zo gemakkelijk af… je praat gewoon met ze, want jij spreekt hun taal,’ voegde ze er haast beschuldigend aan toe.

Ik dacht verlangend aan Jake, die zalige Jake die mijn taal sprak en toch niet geïnteresseerd was. Ze wist niet waar ze het over had.

‘We hebben een nieuwe cliënt,’ ging Chloë verder. ‘Hij is helemaal gek van opera en wij organiseren een evenement voor hem. Ik moest hem gisteren mee uit eten nemen en tijdens de lunch zat hij zich constant stierlijk te vervelen. Hij was totaal niet geïnteresseerd, dat kon ik echt merken. Ik heb álles geprobeerd. Ik had zelfs mijn Marc Jacobs-pakje aangetrokken,’ jammerde ze.

Ik schonk nog een glaasje wijn voor haar in.

‘Welkom bij de club, Chloë,’ zei ik. Ik had ineens medelijden met haar.

Misschien vergiste ik me wel over de geweldige uitwerking die Chloë op mannen had. Misschien was haar aantrekkingskracht bij nader inzien toch niet zo groot. Misschien leken we wel meer op elkaar dan ik dacht.

Ik had mijn broekpak weer aangetrokken. Het leek wel toepasselijk voor een receptie in een galerie en ik had trouwens niets anders want de rest was bij de stomerij of lag in de wasmand. Ik had net drie miniquiches en een half glas rode wijn soldaat gemaakt toen ik hem zag. Hij stond met Chloë te praten, nog steeds met zijn motorlaarzen en zijn verschoten zwarte spijkerbroek aan, maar dit keer met een wit katoenen overhemd dat openstond aan de hals zodat de gebruinde keel en het plukje zwarte haren die ik een paar dagen geleden nog bewonderd had te zien waren.

Zelfs aan de andere kant van het vertrek kon ik Chloë nog verstaan toen ze hem voorstelde aan een paar in grijze pakken gestoken mannen.

‘Dit is Jacob Kelian, onze grote ster van vanavond,’ zei ze stralend.

Ik kreeg meteen een brok in mijn keel. Jake. Jacob. Schilder en behanger, hè? Ik was inderdaad voor het lapje gehouden, maar niet door Lottie. Door een man. Een knappe, verveelde kunstenaar die het leuk vond om vrouwen in een supermarkt op te pikken en ze te versieren. Misschien ging het wel om een weddenschap, een variant op het ‘laten we eens zien wie de lelijkste vrouw kan neuken’-spelletje van vakantie vierende zatladders in Torremolinos. Het brok dreigde een intense jammerkreet te worden.

Ik was net op zoek naar een plek om mijn glas neer te zetten, toen iemand mijn naam riep. Dan maar op de sokkel van een beeld. Dat was beter dan over zijn overhemd, hoewel ik het daar liever overheen gegooid had. Ik was al bij de deur van de galerie toen hij me inhaalde en met een grote hand mijn arm vastpakte.

‘Laat los,’ siste ik en ik trok mijn arm weg. ‘Je hebt tegen me gelogen.’

‘Het spijt me.’ Hij zag eruit alsof hij het meende. ‘Laat me het alsjeblieft uitleggen, Sarah.’

‘Wat valt er uit te leggen?’ vroeg ik boos.

Iedereen draaide zich om en keek naar ons. Jake trok me mee naar de relatieve privacy van de hal. ‘Luister alsjeblieft naar me, Sarah,’ smeekte hij.

Ik kon geen weerstand bieden aan die donkere ogen. ‘Waarom heb je me niet verteld wie je was?’ vroeg ik rustig. ‘Was dat een grap?’

‘Waarom denk je toch dat alles een grap is?’ vroeg Jake geërgerd. ‘Heb ik zo’n komisch gezicht?’

Ik schoot onwillekeurig in de lach, ook al deed het pijn. ‘Nee, maar ik wel.’

Hij legde zijn handen om mijn gezicht. ‘Niet waar. Je hebt een prachtig gezicht, een gezicht dat ik zou willen schilderen. En ik zou ook dolgraag de rest van je willen schilderen…’

Ik werd donkerrood, in de wetenschap dat de muren bedekt waren met naakten van Jacob Kelian. Naakten van forse, atletische vrouwen. Plotseling drong de waarheid tot me door.

Ik keek hem met vuurspuwende ogen aan. ‘Waarom? Omdat je toevallig weer zit te springen om een model-van-de-week? Hoeveel heb je er per tentoonstelling nodig?’

‘Eerlijk gezegd,’ zei hij kalm, ‘zijn dit allemaal schilderijen van mijn laatste vriendin. We zijn een jaar geleden uit elkaar gegaan en sindsdien heb ik geen nieuw onderwerp meer geschilderd. Ik moet een band met mensen hebben om ze te kunnen schilderen en dat gevoel miste ik. Tot dinsdag.’ Hij zweeg even. ‘Ik heb gelogen omdat ik doodziek werd van al die mensen die zo onder de indruk zijn van wat ik heb gedaan en wat ik zal worden. Ik wilde een normaal mens ontmoeten die me aardig vond omdat ik die doodgewone Jake Kelian uit Queens was in plaats van Jacob, de lieveling van de media die al die prijzen binnensleept. Anders niet.’

Hij keek me ernstig aan, terwijl zijn hand nog steeds mijn arm onder de mouw van mijn jasje streelde. ‘Mijn hulp heeft mijn spijkerbroek gewassen en het luciferboekje was onleesbaar geworden.’

Ja, dat zal wel, dacht ik zuur.

‘Ik heb elk tv-productiekantoor in Londen opgebeld op zoek naar jou,’ vervolgde hij. ‘Pas vandaag slaagde ik erin om je te vinden en een mevrouw die Lottie heette, vertelde me dat je eerder was weggegaan naar een strikt geheime afspraak en dat je daarna een journalistenforum zou bijwonen en niet meer terugkwam.’

Ik staarde hem met open mond aan. Dat was precies wat Lottie van mij moest zeggen voor het geval onze baas, die op vakantie was maar constant belde om te controleren wat we uitspookten, zou bellen nadat ik al vroeg de benen had genomen.

Dus hij had tóch gebeld.

‘Ik wilde je dolgraag zien. Ik kon mijn ogen niet geloven toen ik je hier zag… en ik wist meteen wat je zou denken. Maar ik wil dat je me vertrouwt, Sarah. Zeg alsjeblieft dat je van avond blijft. Ik zou het heerlijk vinden om je bij me te hebben.’

‘En bel je me dan morgen op om een afspraakje te maken?’ vroeg ik stekelig. ‘Of raak je mijn nummer weer kwijt?’

‘Ik dacht dat je morgen naar een reünie moest,’ zei hij.

De moed zakte me in de schoenen. ‘O ja, dat was ik vergeten.’

‘Hoor eens,’ zei hij, terwijl hij me naar zich toe trok en een kus op mijn voorhoofd drukte, ‘wat zou je ervan zeggen als ik je daar eens naartoe reed en gewoon meeging? Zo ver is het niet naar Brighton. We kunnen er een gezellige dag van maken en onderweg samen in een of ander tentje lunchen. En als het feestje je de keel uithangt, kun je altijd nog naar mij toe komen…’

‘Hoe wou je me ernaartoe rijden?’ vroeg ik.

‘Op mijn motor.’

‘Laat me eens raden,’ zei ik. ‘Dat is een Harley.’

‘Hoe wist je dat?’ vroeg hij.

Ik gaf geen antwoord. In gedachten zag ik al voor me hoe ik in een leren motorpak en met mijn armen stijf om Jake heen geslagen tot stilstand kwam voor het restaurant, terwijl al mijn oude schoolvriendinnen vol bewondering naar mijn aantrekkelijke, intelligente en succesvolle metgezel staarden. Een visioen dat meteen plaats moest maken voor een ander adembenemend beeld: hoe Jake en ik een relatie zouden krijgen en gelukkig zouden worden. Ineens kon de reünie me niets meer schelen.

‘Fantastisch,’ zei ik ademloos. ‘Dat zou echt geweldig zijn.’