De brief uit Chicago

Elsie was dol op haar brieven uit Chicago. Ze was helemaal weg van de dikke enveloppen met die felgekleurde Amerikaanse postzegels. Zelfs de poststempels zagen er exotisch en opwindend uit. Op de eerste maandag in maart was ze zoals gebruikelijk weer als eerste op in het huis van de familie McDonnell. Ze stond in de keuken net een kopje thee te maken toen ze het geluid van de brievenbus hoorde.

Ze zette het pak melk neer en liep langzaam naar de hal om de post op te halen. Elsie liep altijd langzaam. Ze was vijfenzestig en had last van artritis. Af en toe deed haar hele lijf pijn. Die ochtend had ze alleen last van haar handen, haar knieën hielden zich koest. Weliswaar geen onverdeeld genoegen, want het hield wel in dat ze de grootste moeite had gehad om de kraan open te krijgen. Tom, haar schoonzoon, had gezegd dat hij wel voor een speciaal apparaatje zou zorgen waarmee ze de kraan gemakkelijker open kon krijgen, maar dat wilde Elsie niet. Ze was geen invalide en zo wilde ze ook niet behandeld worden. Als je eenmaal toegaf aan artritis, dan zou die de overhand krijgen. En dat wilde ze niet, nog niet.

Er lag maar één brief op de mat. Voor haar en afkomstig uit Chicago.

Ze liep glimlachend terug naar de keuken en ging aan de tafel zitten om hem bij haar kopje thee te lezen.

Boven hoorde ze beweging.

Kim smeekte de tweeling om alsjeblieft uit bed te komen.

‘Ik laat jullie nooit meer op zondagavond nog zo laat tv-kijken als jullie daardoor niet op tijd kunnen opstaan om naar school te gaan,’ waarschuwde ze.

Elke maandag hetzelfde liedje. Ze was te toegeeflijk voor die meiden, dacht Elsie.

Maar ja, Kim pakte iedereen met fluwelen handschoenen aan. Elsie snapte niet hoe Kim het voor elkaar kreeg om op de basisschool een klas vol achtjarigen onder de duim te houden.

Elsie hoorde Tom stampvoetend naar de badkamer lopen. Hij was een forse kerel en maakte lawaai als een olifant.

Daarna zette de tweeling hun cd-speler aan. Luide muziek denderde door het hele huis. Elsie snapte er helemaal niets van. Als zij alleen was, vond ze wat zachte muziek wel prettig, iets klassieks of zo.

‘Zet die rotzooi eens zachter!’ brulde Tom tegen zijn dochters.

Hij voegde eraan toe dat hij hoofdpijn had.

Emer schreeuwde terug dat het helemaal niet hard stond. Omdat hij nou toevallig niks aan Lady Gaga vond, hield dat nog niet in dat de anderen niet naar haar mochten luisteren.

Gerustgesteld door de gedachte dat alles normaal was in het huis van de familie McDonnell begon Elsie aan de brief van haar zus. Maisie was vijfenveertig jaar geleden naar Amerika geëmigreerd. En vanaf die tijd had ze iedere maand naar huis geschreven. De eerste paar jaar waren het korte brieven geweest, maar tegenwoordig had ze genoeg tijd om ervoor te gaan zitten en haar zus uitgebreid te vertellen over het heerlijke leven dat ze leidde.

Elsie vond het prachtig om alles te horen over Maisies twee kinderen en haar vier kleinkinderen. Maisie deed graag tot in de kleinste details verslag van alle successen in hun leven, of het nu om school- en studieresultaten ging, om een fijne baan of een eerste eigen huis.

Op haar beurt vertelde Elsie blij over haar eigen drie kinderen. Ze had zes kleinkinderen, twee meer dan Maisie. Dat vond Elsie wel leuk.

Lieve Elsie, stond er vandaag in de brief.

Ik moet je echt iets heel bijzonders vertellen. In de laatste week van augustus komt Charlene op bezoek bij jullie in Ierland. Geweldig, hè? Ze wil de hele familie ontmoeten. Ik kan je niet zeggen hoe blij ik ben dat mijn kleindochter naar Dublin gaat. Ik heb Charlene verteld dat ze wel bij jullie kan logeren. Haar vriendin komt ook mee, want per slot van rekening zijn ze pas zestien. Ik hoop dat ik me niet heb vergist…

Elsie hield op met lezen en nam beverig een slokje thee. Ze was verbijsterd. Nee, nog erger, ze was geschokt. Wat moest ze nu in vredesnaam beginnen?

Kim McDonnell was de laatste die gebruik kon maken van de badkamer. Dat was de normale gang van zaken bij hen thuis. Tom mocht als eerste de badkamer in.

Volgens hem zou hij anders, met twee vijftienjarige meisjes in huis, nooit de deur uit komen.

Op de een of andere manier slaagde hij er altijd in om er een zootje van te maken, wat Kim ook zei. Niet opzettelijk, dat wist ze ook wel. Het kwam door zijn opvoeding. Tom was geboren in een gezin met vier oudere zussen en een moeder die hem aanbad. Toen hij met Kim trouwde, had hij nog nooit de afwas gedaan. Ze moest hem laten zien hoe de wasmachine werkte en hij dacht nog steeds dat je gewoon witte en zwarte kleren bij elkaar kon wassen. En Kim was er de vrouw niet naar om te denken dat haar huwelijk op de klippen liep, omdat Tom nog steeds vergat de handdoeken in de wasmand te gooien. In alle andere opzichten was hij zo’n fijne man dat zij die paar handdoeken zelf wel wilde opruimen.

Als Tom klaar was, ging de tweeling de badkamer in. Zij smeten nog meer handdoeken op de grond en vergaten om de dop op de shampoo te doen. De hele wasbak zat onder de tandpasta en op de wastafel zaten overal vegen van glinsterende oogschaduw, die op school verboden was, maar die op de een of andere manier toch iedere dag werd gedragen.

‘Ach, mam, zeur toch niet zo,’ zeiden ze als ze daarover mopperde.

Ze zaten voor hun examen. En Kim wist als onderwijzeres heel goed dat je kinderen die voor een groot examen zaten niet overstuur moest maken.

‘Jonge mensen die examen moeten doen hebben behoefte aan rust in huis,’ zeiden alle deskundigen.

Kim had daar zelf ook best behoefte aan, maar het viel niet mee om kalm te blijven met twee vijftienjarigen in huis. Het examen was over drie maanden en Kim kon niet wachten tot het voorbij was. Op de eerste zaterdag in augustus ging het hele gezin naar het prachtige strand in Brittas waar ze een paar weken in een caravan zouden logeren. Dan hoefde ze dus ook niet te werken en in gedachten zag Kim zichzelf al in het zonnetje liggen. Ze dacht aan de leuke maaltijden op het terras bij de caravan, waar ook heerlijke ligbedden stonden waarop je kon liggen lezen. Augustus mocht wat haar betrof meteen beginnen.

Kim ging even snel onder de douche en waste haar lange donkere haar, maar nam niet de tijd om het te drogen. In plaats daarvan borstelde ze het uit en deed er een band in, meer hoefde ze er meestal niet aan te doen. Ze deed een beetje lipstick en mascara op en dacht aan de meisjes die veel meer make-up gebruikten dan zij. Volgens Tom had ze dat helemaal niet nodig.

‘Je bent zo al beeldschoon,’ zei hij dan en gaf haar een kus.

Tom was een hopeloze jokkebrok, dacht Kim met een glimlach. Ze zag er niet slecht uit, hoor, met haar grote donkere ogen, haar romige blanke huid en haar mooie haar. Maar ze was niet bepaald Julia Roberts.

Mensen die op Julia Roberts leken, hoefden niet hard te werken om de hypotheek te betalen. Ze hadden geen geldzorgen en maakten zich ook niet druk of de kinderen het wel goed deden op school. Ze gingen in grote auto’s naar allerlei feesten en kochten dure kleren. Kim knoopte de roze blouse die ze voor twintig euro had gekocht dicht. Ondanks alles was ze toch gelukkig.

De tweeling luisterde naar hun nieuwe Lady Gaga-cd en maakte zich op. De directeur vond het misschien niet leuk dat leerlingen make-up droegen, maar dat liet Emer en Laura koud.

Emer kneep één oog dicht terwijl ze zwarte eyeliner aanbracht.

‘Mam vermoordt je als ze ziet hoeveel je opdoet,’ zei Laura.

Laura werd meestal als de verstandigste van de twee beschouwd, maar het verschil was betrekkelijk.

‘Daar komt ze wel weer overheen,’ zei Emer vol vertrouwen en begon aan het andere oog. ‘Lijk ik nu op Gaga?’ vroeg ze.

‘Dan heb je heel wat meer nodig!’ zei haar zusje lachend. Emer grinnikte.

‘Ik wou dat we vandaag niet dat proefwerk Iers hadden,’ zei Laura. ‘Ik weet zeker dat ik er een onvoldoende voor krijg.’

‘Ach, er is vast geen barst aan,’ zei Emer, die goed was in Iers. Ze snapte niet waarom Laura het niet kon. Van tweelingen werd toch altijd gezegd dat ze in alles hetzelfde waren? Maar ja, Laura had ook helemaal geen belangstelling voor kleren. Ze raakte echt niet opgewonden van het idee dat er bij Top Shop uitverkoop was. En het was net alsof ze ook helemaal niet in jongens was geïnteresseerd. In ieder geval niet echt. Ze vond wel dat Hugh O’Regan, die een jaar boven hen zat, heel knap was. Maar ze zou nooit proberen om hem te versieren. Terwijl Emer hem elke ochtend bij de dagopening enthousiast stond toe te lachen.

‘Meisjes, het ontbijt staat klaar!’ riep hun moeder.

Emer zuchtte. Ze deed voor alle zekerheid nog een beetje extra eyeliner op en wreef het uit tot het smoezelig zwart was. Zodra ze zestien werd, ging ze haar haar blonderen. Ze had genoeg van bruin haar. Helblond, dat vond ze mooi, het soort haar dat chique Zweedse vrouwen hadden. Jongens hielden van blond. Emer dacht aan Hugh en glimlachte bij zichzelf. Misschien deed ze het wel voor haar zestiende.

Tom McDonnell ging niet aan tafel zitten om te ontbijten. Hij bleef staan terwijl hij een geroosterde boterham nam. Hij moest om halftien in Rathfarnham zijn om nieuwe leidingen te trekken. En ’s morgens om deze tijd was het verkeer een ramp. Meestal mopperde zijn schoonmoeder op hem als hij niet behoorlijk ontbeet, maar vanmorgen zei ze niets en bleef voor zich uit kijken. Hij at zijn boterham op en vroeg zich af of ze ziek was.

Om tien voor acht was hij klaar om ervandoor te gaan.

‘Tot straks, schat,’ zei hij tegen Kim en hij gaf haar een kus. ‘Tot straks, Elsie, tot straks, meiden.’

‘Tot straks, pap,’ zeiden de meiden.

Elsie zei niets. Ze was vast ziek, dacht Tom. Meestal hield ze geen moment haar mond. Ze woonde al twee jaar bij hen, vanaf het moment dat ze weduwe was geworden. Ze praatte over de buren, over bingo en over haar zus in Amerika. Tom had geleerd om net te doen alsof hij doof was. Hij hield van Elsie, maar ze praatte genoeg voor vier mensen.

Hij trok de voordeur dicht en bedacht dat die best een likje verf kon gebruiken. Dat gold trouwens voor het hele huis. Maar een dag duurde gewoon niet lang genoeg, overwoog Tom terwijl hij in zijn busje stapte. MCDONNELLS ELEKTRICITEITSBEDRIJF stond er op de zijkant. Het was een hele stap geweest om een eigen zaak te beginnen. Dat was vijf jaar geleden. Nu had hij het altijd druk. Toch zaten ze nog steeds krap. Elke keer als hij opkeek, had de tweeling weer nieuwe kleren of nieuwe schoenen nodig. Kim moest nodig een nieuwe auto hebben, want die van haar kon elk moment in elkaar storten. Misschien moest hij straks in de lunchpauze maar een staatslot kopen.

‘Wat is er aan de hand, moeder?’ vroeg Kim toen Tom weg was.

Ze wist dat er iets mis was met haar moeder. Elsies gezicht was bleek onder het laagje roze poeder. Ze had bedankt voor een tweede kopje thee, iets wat nog nooit was gebeurd. En ze had wezenloos voor zich uit zitten kijken. En wat nog erger was, ze had niet eens op de tweeling gemopperd dat hun muziek veel te luid was. In dit huis werd eigenlijk vooral ruzie gemaakt over muziek.

‘Er is niets aan de hand,’ zei Elsie. Ze dronk het restje van haar koude thee op.

‘Ik ben niet blind, moeder,’ waarschuwde Kim. ‘Zeg alsjeblieft wat er aan de hand is.’

Elsie wist dat ze niet langer om de waarheid heen kon. ‘Deze kwam vanmorgen.’ Ze gaf de brief aan haar dochter.

Kim las het epistel aandachtig door. Haar gezicht werd bij elk woord grimmiger. ‘Waar haalt tante Maisie het lef vandaan!’ zei ze toen ze klaar was. Ze was ziedend. Hun huis was te klein om twee Amerikaanse bezoekers in onder te brengen. Ze konden helemaal geen logees hebben. Ze hadden maar drie slaapkamers. Waar moesten die Amerikanen volgens tante Maisie dan slapen? In de tuin? Of op het dak, naast die rooie kater van de buren?

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Laura met een mondvol muesli.

Kim klonk boos. ‘Je tante Maisie uit Chicago heeft ons net verteld dat Charlene hier komt logeren. Eind augustus, samen met een vriendin.’

‘Cool!’ zei Emer. Ze had haar Amerikaanse nichtje nooit ontmoet en vroeg zich af of Charlene op een filmster zou lijken. Op televisie zagen alle Amerikaanse tieners eruit als filmsterren. Ze leken nooit puistjes te hebben of last van babyvet, en ze hadden allemaal lange benen en een gebruinde huid. Emer droomde ervan om van die lange benen te hebben en een gebruinde huid in plaats van zo’n bleek Iers huidje.

‘Waar moeten ze dan slapen?’ vroeg Laura. Zij was de praktische van de twee.

‘Ik heb geen flauw idee!’ Kim was nog steeds kwaad. ‘Dit is maar een klein huis. Hoe komt tante Maisie op het idee dat wij ruimte hebben voor logees?’

Elsie beet op haar lip. ‘Ik denk dat dat mijn schuld is,’ zei ze timide.

Op de radio begon het nieuws van acht uur.

‘Verdorie, ik ben al veel te laat,’ zei Kim geërgerd. Ze vertrok altijd voor het nieuws. ‘Kom op, meiden, jullie komen ook nog te laat als jullie niet opschieten.’ Ze zette de ontbijtspullen haastig in de gootsteen. ‘Die was ik vanavond wel af,’ zei ze tegen haar moeder. ‘En dan kun je me tegelijk vertel len wat er precies aan de hand is.’

De school waar zij werkte, was vlak bij de school van de tweeling, dus die zette ze iedere ochtend af. Emer en Laura kibbelden altijd over wie voorin mocht zitten. De Mini was al bijna twintig jaar oud en de achterbank zat helemaal niet lekker. Maar vanmorgen bleef het gekibbel achterwege. Ze wisten dat hun doorgaans zo gemakkelijke moeder uit haar hum was. Laura ging zonder iets te zeggen achterin zitten.

‘Ik durf te wedden dat jullie grootmoeder de familie van Maisie al jarenlang heeft uitgenodigd om bij ons te komen logeren, zonder mij daar iets van te vertellen!’ riep Kim boos uit. ‘Ik wil die mensen helemaal niet over de vloer. Ik heb ze van m’n levensdagen nog nooit gezien! We zitten niet te wachten op rijke familieleden die even aanwippen.’

De tweeling zei niets.

Laura vroeg zich af hoe het voor oma zou zijn om een zus te hebben die ze in geen veertig jaar meer gezien had. Oma had haar alles verteld over hun jeugd op de boerderij in Leitrim. Zij en Maisie waren de jongsten geweest van een groot gezin. Ze scheelden maar een jaar, dus ze waren bijna tweelingen.

‘Ik kan me nog herinneren dat we er uren over deden om ons klaar te maken voor dansavondjes,’ had oma vol genegenheid verteld. ‘Maisie probeerde altijd stiekem het huis uit te komen, zonder dat pa zag dat ze rode lipstick op had.’ Maisie had een innige romance gehad met een jongen uit de buurt rond dezelfde tijd dat oma opa had leren kennen. En de jongen die Maisie zo leuk vond, was de oudste zoon en hij zou de boerderij krijgen.

‘Maar Maisie had geen zin om boerin te worden. Ze kon niet wachten tot ze weg kon uit het westen,’ zei oma treurig. ‘Ze wilde al jarenlang dolgraag naar Amerika. Toen die jongen terugkwam uit Boston voor de begrafenis van zijn moeder gaf Maisie de boerenzoon de bons en trouwde halsoverkop met hem.’

‘Waarom is ze nooit teruggekomen om je op te zoeken, oma?’ had Laura gevraagd.

Oma haalde haar schouders op. ‘Het was toen allemaal heel anders, Laura,’ zei ze. ‘We hebben een Amerikaanse wake voor haar gehouden – als mensen in die tijd vertrokken, kwamen ze ook nooit meer terug. Maisie heeft jaren in Oregon gewoond. Dat is heel ver weg van hier. Ze was altijd van plan om weer eens naar huis te komen als ze meer geld hadden en vliegen goedkoper werd, maar het is er nooit van gekomen. En bovendien begonnen haar kinderen op te groeien.’ Elsie vertelde Laura niet dat zij zich ook vaak genoeg had afgevraagd waarom Maisie nooit meer terug wilde komen naar Ierland. Ze waren als kinderen zo verknocht aan elkaar geweest. Het deed haar verdriet dat haar zusje zo lang weg kon blijven.

Elsie en haar man Ned, God hebbe zijn ziel, waren nooit rijk geweest. Zij konden het zich niet veroorloven om naar Amerika te vliegen. Maar Maisie was toch zo rijk als wat? Ze had het best kunnen opbrengen om naar huis te vliegen. En haar beide kinderen hadden een goede baan, de een als dokter, de ander als tandarts. Die hadden haar dat geld toch ook wel kunnen geven? Elsie had niet begrepen waarom Maisie nooit meer terug was gekomen.

Van haar plekje achter in de auto keek Laura naar haar tweelingzusje. Emer zat met haar vingers mee te tikken met een liedje op de radio. Af en toe werd ze knettergek van Emer. Maar Laura zou het vreselijk vinden als ze haar veertig jaar lang niet meer zou zien.

Groep 5 was de hele dag zo stil als een muisje. Dat was niet normaal. Maar die lieve mevrouw McDonnell zag er vandaag zo boos uit dat ze geen van allen ook maar een kik durfden te geven. Zelfs Barry Smith was braaf en hij was het stoutste jongetje van de hele school. Barry had een waterpistool in zijn zak en hij was van plan geweest om iedereen onder vuur te nemen als de juf niet keek. Tot hij die boze blik op het gezicht van mevrouw McDonnell zag. Hij hoopte maar dat ze niet kwaad op hem was. Ze was nooit kwaad, maar op dit moment zag ze eruit alsof ze hem zomaar de nek kon omdraaien. Barry had die blik vaak genoeg op het gezicht van andere mensen gezien en dat was nooit een goed teken. Voor alle zekerheid stopte hij het waterpistool maar weer in zijn schooltas. Morgen was er weer een dag.

Voor de klas deed Kim McDonnell haar best om zich te concentreren. Eigenlijk was het helemaal niet zo dat ze die arme Charlene niet wilde ontvangen. Ze zou het enig vinden om haar te zien. Maar waar moest ze dan slapen? En waarom dacht tante Maisie dat ze genoeg kamers hadden? Nummer 23 op St.-Jude’s Villas was geen groot huis. In tegenstelling tot het huis van haar broer Rob. Die woonde in een vrijstaand huis in Raven met een aparte logeerkamer.

In Kims huis hadden ze niet eens een extra stóél voor een logé. De keuken was zo klein dat je er nog geen vaatwasmachine in kwijt kon. Kim zou haar ziel en zaligheid overhebben voor een vaatwasser. Ze zuchtte. Wat haar moeder ook had gezegd, het veroorzaakte een grote puinhoop.

Emer en Laura zaten op school naast elkaar. Tussen de lessen in, kletsten ze met hun vrienden.

‘Ik wed dat ze blond is,’ zei Emer dromerig.

‘Wie?’ vroeg Laura.

‘Charlene. Denk je dat ze cadeautjes mee zal brengen? Ik zou dolgraag een echte Amerikaanse spijkerbroek willen hebben, niet zo eentje die je hier kunt kopen.’

‘De broeken die je hier kunt kopen zíjn Amerikaans, sufkop,’ zei Laura.

‘Ze zijn daarginds veel goedkoper,’ weerlegde Emer. ‘Mensen vliegen altijd naar New York om goedkope spijkerbroeken te kopen!’

De leraar Iers stapte het leslokaal binnen. Laura werd een beetje misselijk. Ze haatte Iers en ze had een hekel aan proefwerken.

‘Je helpt me toch wel als ik moeite heb met bepaalde vragen, hè?’ fluisterde ze tegen haar tweelingzusje.

Maar Emer luisterde niet eens. Ze was nog steeds in dromenland, denkend aan het Amerikaanse bezoek.

Elsie had nergens trek in. Ze had bij Veronica aan de overkant een kopje thee gedronken, maar ze had geen zin in een van Vero nica’s broodjes.

Veronica merkte er niets van, zo druk zat ze te praten. Haar oudste kleinzoon was op school in de problemen geraakt wegens vandalisme. Veronica zei dat hij misschien wel van school zou worden gestuurd. Ze had wat te stellen met die kinderen, dacht Elsie. Door al die problemen van Veronica begon ze zich een beetje schuldig te voelen. Per slot van rekening waren er in Kims huis eigenlijk nooit moeilijkheden. De tweeling waren lieve meiden, ook al draaiden ze nog zulke harde muziek. Ze zouden er niet over piekeren om op school iets kapot te maken. Dan zou hun vader ze een kopje kleiner maken. Tom was weliswaar een man van weinig woorden, maar hij duldde geen malle streken van de meiden.

Na de thee met Veronica liep Elsie naar de apotheek om haar tabletjes op te halen. De apotheker maakte altijd een praatje met haar, maar vandaag zei Elsie niets terug.

‘Voel je je niet lekker, Elsie?’ vroeg de apotheker.

Elsie zei dat ze zich prima voelde en deed haar best om te glimlachen. Ze kwam er niet onderuit. Ze zou Kim de waarheid moeten vertellen.

Toen Kim die middag thuiskwam, hingen er heerlijke kooklucht jes in huis. Er was kennelijk echt iets ergs aan de hand, dacht ze, want Elsie kookte vrijwel nooit meer. Ze bakte alleen maar en haar luchtige citroencake oogstte altijd veel lof als de kerk weer eens een rommelmarkt hield, maar aan hele maaltijden begon ze niet meer.

‘Ik heb kip in het pannetje gemaakt,’ zei Elsie opgewekt toen Kim de keuken binnenkwam. Ze zat aardappels te schillen en keek op naar Kims bleke, boze gezicht. Kim was een lieve dochter. Ze had het niet gemakkelijk met al die kleine lastpakken op school en die eeuwige geldzorgen. Elsie voelde zich ontzettend schuldig en zette de aardappels in de gootsteen. ‘Ga maar even zitten,’ zei ze, ‘dan zal ik je alles vertellen. Het is allemaal mijn schuld. Ik heb tegen Maisie gejokt.’

Ze zag er zo ellendig uit dat Kim spijt kreeg van haar boze reactie. Ze klopte even op haar moeders hand. ‘Vertel maar,’ zei ze.

Elsie zuchtte. ‘Je weet toch dat die oudste van Maisie dokter is en Sandra, de moeder van Charlene, tandarts?’

Kim knikte. Dat wist ze allemaal. Toen ze opgroeide, hingen de verhalen over haar slimme neven en nichtjes, de familie Madison uit Chicago, haar vaak de keel uit. De brieven van tante Maisie hadden altijd vol lofzangen over haar kinderen gestaan. Haar nichtje Sandra was het leukste meisje van de hele school en ontzettend knap. De leraren hadden nog nooit zo’n goede leerling gehad.

En ze was ook heel populair, vertelde tante Maisie er altijd bij. Malcolm was op school de beste in de exacte vakken. En hij was ook heel goed in sport, een echte allrounder.

Kim haatte haar brave neefje en nichtje al op het gehoor. Ze klonken als een afschuwelijk stel, met al die goeie cijfers. Ze hoopte dat ze hen nooit zou ontmoeten. En daar kwam het ook nooit van. Trouwens, ze had haar tante Maisie ook nog nooit ontmoet. De Madisons waren twee jaar geleden niet eens naar de begrafenis van Kims vader gekomen. Kim wist dat Elsie daar helemaal overstuur van was geweest. Maar Elsie had er nooit een woord over gezegd.

‘Je wordt vast ontzettend boos op me,’ zei Elsie verdrietig, terwijl ze aan de brief dacht.

‘Nee, hoor, moeder,’ antwoordde Kim. ‘Vertel me nou het hele verhaal maar.’

‘Toen we nog klein waren, was Maisie altijd aan het opschep pen,’ zei Elsie. ‘Ze moest altijd de mooiste jurk hebben of het leukste speelgoed. Ze vond het prachtig om mensen te laten zien dat zij van alles het beste had. Toen ze me vertelde hoe goed ze het hadden daar in Chicago, kreeg ik genoeg van die verhalen. Ik vertelde haar ook van alles over jou en je zus, maar…’ Elsie zag er nu echt ellendig uit. ‘Ik heb gejokt. Ik heb haar verteld dat jij het hoofd van de school was.’

Kim snakte naar adem.

Elsie ging dapper verder. ‘Ik heb haar ook verteld dat Tom de eigenaar van een groot bedrijf was, dat je in een groot huis op het platteland woonde en dat de meisjes pony’s hadden en jij een huishoudster.’

‘Moeder!’ riep Kim uit. ‘Waar haalde je al die onzin vandaan?’

‘Ik dacht dat ze er toch nooit achter zou komen,’ protesteerde Elsie. ‘Ze had het voortdurend over die twee van haar en hoe succesvol ze waren. Sandra heeft een huishoudster, dus ik zei gewoon dat jij die ook had.’

‘En nu komt Sandra’s dochter hierheen. En ze denkt dat wij een groot huis hebben en een huishoudster,’ zei Kim. Ze keek de keuken rond. Het zeil met een houtmotief was tien jaar oud. De keukenkastjes waren oranje, want dat was helemaal in geweest in de jaren zeventig toen het huis was gebouwd. Kim haatte oranje, maar een nieuwe keuken kostte handenvol geld. Ze hadden al eeuwen geen geld meer om aan het huis te besteden. Tom had moeite genoeg gehad om zijn eigen bedrijf te beginnen. En toen de tweeling dolgraag mee wilde met dat schoolreisje naar Frankrijk had Kim hun dat niet willen ontzeggen. Kleren voor tieners kostten een vermogen. De keuken had onderaan op de lijst gestaan.

‘Wat moeten we nou doen?’ jammerde Elsie.

‘Je zult Maisie de waarheid moeten vertellen,’ zei Kim na een poosje. ‘We vinden het best dat Charlene en haar vriendin hier komen logeren. Maar dan zullen ze in slaapzakken moeten slapen. We kunnen de eetkamer wel in een logeerkamer veranderen, dan hoeft alleen de tafel maar aan de kant, maar iets anders gaat niet.’

Elsie zag eruit alsof ze op het punt stond in tranen uit te barsten.

‘Meer kan ik toch niet doen, moeder?’ zei Kim, die zelf ook wel kon huilen.

Kilometers daarvandaan zat Clodagh Dunne achter haar grote bureau in een kantoor in het centrum van de stad. Ze staarde naar de glazen deuren tegenover haar. Clodagh was Kims zus en Elsies jongste kind. In haar brieven naar Chicago had Elsie altijd beweerd dat Clodagh bij het grootste reclamebureau van Ierland werkte. Elsie wekte de indruk dat Clodagh aan het hoofd van het bedrijf stond. In zekere zin was dat ook zo. Ze was de receptioniste en pakte alle telefoontjes aan. De baas zei altijd bij wijze van grap dat het bedrijf over de kop zou gaan als Clodagh hen niet allemaal bij de les hield. Ze deed haar werk heel goed, maar ze had er ook meer dan genoeg van. Ze was negenentwintig en wilde eigenlijk geen receptioniste meer zijn. Zelfs niet bij een trendy reclamebureau. Ze wilde een creatieve baan. Ze wilde niet meer honderd keer per dag ‘Hot Flash Advertising, waarmee kan ik u van dienst zijn?’ zeggen en continu voor Jan en alleman een koerier bestellen.

Haar vriend Dan had zijn twijfels. Hij wilde dat ze gelukkig zou zijn, maar hij wist ook dat ze geen opleiding had voor een creatief vak. En als ze die goeie baan bij Hot Flash opgaf, hoe moesten ze dan de huur van hun beeldige, luxueuze flat in Ringsend betalen? Daarom had hij er nooit iets van gezegd als Clodagh weer een van haar creatieve aanvallen had. De laatste keer had ze de hele badkamer knalblauw geschilderd en donkerblauwe vissen rond het bad laten zwemmen. Ze had zelfs eigenhandig een rolgordijn voor het raam gemaakt. Het zag er schitterend uit, dat moest Dan toegeven. Maar de hemel wist wat de huurbaas zou zeggen.

‘Hot Flash Advertising, waarmee kan ik u van dienst zijn?’ zei Clodagh vermoeid. Het was bijna halfzes. Ze wilde naar huis.

‘Met mij, Clodagh,’ zei Kim.

‘Hallo!’ zei Clodagh blij. Ze vond het heerlijk om met haar zus te kletsen.

‘Ben je vanavond thuis?’ vroeg Kim. ‘Ik moet even met je praten.’

‘Ja, hoor,’ zei Clodagh. ‘Vanavond wordt Coronation Street uitgezonden. Waar zou ik anders zijn?’

‘Dan bel ik je daarna,’ zei Kim en ze nam afscheid.

Clodagh vroeg zich af wat het grote geheim zou zijn. Ze keek naar de zilverkleurige klok aan de muur. Het was precies halfzes. Ze zette haar koptelefoon af en stond op. Als er nu nog iemand belde, dan had die mooi pech. Het was te laat.

Die avond zaten Kim en Clodagh een halfuur lang met elkaar te praten.

‘Arme mam,’ zei Clodagh toen ze het hele verhaal had gehoord.

‘Hoezo “arme mam”?’ riep Kim uit. ‘Je kunt beter medelijden met mij hebben. Als die Amerikaanse meisjes hier komen, trekken ze vast hun neus op voor mijn huis. Die denken dat ik een huishoudster heb.’ Kim wond zich steeds meer op. ‘Charlene zit op de universiteit. Volgens mam is ze bijzonder intelligent. En thuis heeft ze vast haar eigen auto. Al die Amerikaanse jongelui hebben een eigen auto. Wij kunnen ons net het busje en mijn roestbak veroorloven. Het huis is in geen jaren opgeknapt. Twee jaar geleden heeft Tom de hal geschilderd en dat was het dan. Het jaar daarvoor heeft hij de kamer van de meisjes gedaan. De woonkamer is een puinhoop en ik haat die groene kleur van de badkamer. Ik wil niet dat twee vreemde meisjes bij ons komen logeren en zien in welke staat alles verkeert.’

‘Rustig nou maar,’ zei Clodagh.

‘Dat lukt me niet meer,’ zei Kim. Ze barstte in tranen uit. Haar moeder schaamde zich voor Kim en haar gezin. Daar kwam het allemaal op neer. Waarom zou ze anders over Kim en haar baan moeten liegen? Dat was vast de reden.

‘Ze schaamt zich helemaal niet,’ zei Clodagh toen Kim haar uitlegde hoe ze zich voelde. ‘Weet je nog dat Miriam van de overkant me vertelde dat ze als kerstcadeautje een fiets zou krijgen? Ik was toen een jaar of tien, elf en ik vertelde haar prompt dat ik niet alleen een fiets maar ook nog een poppenhuis zou krijgen. Dat was niet waar, maar ik wilde niet dat ze zou gaan denken dat ze beter was dan ik. Dat was alles.’

‘Ja, maar jij was tien. Moeder is volwassen. Ze zou beter moeten weten,’ zei Kim treurig.

‘Doe niet zo mal, Kim. Natuurlijk is mam trots op je. Iedere keer als we elkaar zien maakt ze me stapelgek. “Waarom lijk je toch niet meer op je zus?” zegt ze dan. Het lijkt wel een grammofoonplaat die blijft hangen. “Waarom ga je niet trouwen en een gezin stichten?” Ze denkt dat Dan en ik een wild leven leiden en de hele week in nachtclubs rondhangen. Ze wil dat wij net zo worden als jij en Tom.’

‘Denk je?’ vroeg Kim. Ze poetste haar tranen weg met een papieren zakdoekje.

‘Ja,’ zei Clodagh opgewekt. ‘Je moet gewoon niet in paniek raken. Ik heb een plan. Laten we vrijdag met z’n allen afspreken bij jou thuis. Zeg tegen Rob dat hij ook moet komen.’ Rob was hun oudere broer, die bij een bank werkte. Hij had vier zoons en was getrouwd met Stephanie. Stephanie was lang en blond en ze dacht dat ze alles van stijl af wist.

Elsie had een hekel aan Stephanie. Daarom woonde ze ook bij Kim en niet bij Rob. Het huis van Rob en Stephanie was veel groter dan dat van Kim. Maar als Elsie en Stephanie onder één dak moesten wonen, zouden zelfs de Verenigde Naties de vrede niet kunnen bewaren.

Clodagh was zelf ook niet dol op haar schoonzus. Stephanie had ooit tegen Clodagh gezegd dat ze het echt zielig voor haar vond dat ze rood haar had. Clodaghs haar was lang, krullend en vuurrood. En ze had Stephanie die uitspraak nooit vergeven. Die arme Rob zat tussen twee vuren in. Familiebijeenkomsten konden dodelijk zijn. Tijdens de kerst moest er altijd voor worden gezorgd dat Stephanie, Clodagh en Elsie bij elkaar uit de buurt bleven. Na de ruzie van afgelopen jaar, waarbij ze het niet eens konden worden of ze nu naar Titanic zouden kijken of naar een programma over ballet, had Kim besloten dat het kerstetentje niet bij haar thuis zou plaatsvinden.

‘Ik wed dat moeder aan tante Maisie geen leugens over Rob hoefde te vertellen,’ zei Kim verbitterd.

‘Doe niet zo raar,’ zei Clodagh. ‘Ze heeft waarschijnlijk gezegd dat Stephanie heel aardig was. En dat is om te beginnen al gelogen.’

Ze zaten met z’n allen om de kleine eettafel. Clodagh werd vergezeld door haar vriend Dan. Rob had een plantje voor zijn moeder en een doos bonbons voor Kim meegebracht. Hij had Stephanie niet bij zich.

Godzijdank, dacht Elsie. Stephanie zou Elsie heel minachtend hebben bejegend als ze hoorde wat er aan de hand was.

‘Wat ben je van plan, Clodagh?’ vroeg Tom McDonnell. Hij had medelijden met zijn schoonmoeder. Goed, ze had een beetje opgeschept, maar wat dan nog? Dat deden zoveel mensen.

‘Binnenhuisarchitectuur,’ zei Clodagh trots.

‘Wat?’ zei Tom.

‘We gaan het huis opknappen,’ zei Clodagh eenvoudig. ‘We hebben meer dan genoeg tijd. Ze komen pas in augustus.’

‘Maar we kunnen ons geen binnenhuisarchitect veroorloven,’ zei Kim geschrokken. Die mensen rekenden handenvol geld om je alleen maar te vertellen welke kleur behang je moest nemen. Dat had ze zelf op tv gezien. En ze gebruikten nooit het goedkoopste behang. O nee. Ze draaiden helemaal door en deden dingen met verf en een stuk geknipte sjaal over lampenkappen.

‘We hoeven niemand in te huren,’ zei Clodagh. ‘Ik ontwerp alles en dan moeten jullie de handen uit de mouwen steken om me met het zware werk te helpen. Je hebt alleen maar goeie ideeën nodig. Het hoeft echt niet zoveel te kosten.’

‘Net zoals je met onze badkamer hebt gedaan,’ zei Dan. Clodagh had hem van tevoren verteld wat hij moest zeggen.

‘Precies,’ zei Clodagh met een stralende blik op Dan. ‘Ik heb een paar geweldige ideeën. Je zegt al jaren dat alles eigenlijk geschilderd moet worden, Kim. Nu gaan we je allemaal helpen, dan wordt het vast prachtig. En dan zul je het ook niet erg meer vinden dat Charlene en haar vriendin ko men logeren. Als ze ernaar vragen, kun je altijd nog zeggen dat jullie genoeg hadden van het platteland en de paarden. Maar dat vragen ze heus niet,’ zei ze vol vertrouwen. ‘Je zegt gewoon dat je van de sfeer in de stad houdt en dat het fijn is om zo centraal te zitten, met winkels en cafés om de hoek. Je kunt de klokken van Christ Church horen. Je zit maar een paar minuten bij het park vandaan. Zeg maar tegen ze dat jullie op de cosmopolitan -toer wilden gaan.’

‘Dat is volgens mij een meidentijdschrift,’ zei Dan lachend.

Clodagh wierp hem een boze blik toe. ‘Het betekent dat je graag in het centrum van een grote, opwindende stad wilt wonen.’

‘Wij zullen wel zeggen dat we inmiddels veel te oud zijn voor pony’s,’ zei Laura die het een geweldig idee vond.

‘We kunnen ook zeggen dat we dichter bij de winkels wilden wonen,’ zei Emer. Dat was waar. Emer kon niet zonder winkels. Haar kant van de kamer leek op een soort constante uitverkoop met al die kleren.

‘Ik heb geweldige ideeën voor het schilderen van de keuken en de badkamer,’ zei Clodagh.

De anderen begonnen nu ook enthousiast te worden.

‘Dan zal ik in de zitkamer eindelijk die planken eens ophangen,’ zei Tom. ‘Die staan nog steeds in een doos onder de trap.

En ik kan een speciale plank maken voor de tv en de video.’

‘We kunnen plantenbakken voor de ramen hangen,’ zei Elsie. Ze was dol op tuinieren en ze had echt groene vingers. Maar sinds de dood van haar man had ze geen moeite meer gedaan. Dit was Kims tuin en het zou onfatsoenlijk zijn om die in beslag te nemen. Maar Kim had niets met planten. Als ze alleen maar naar een rozenstruik kéék, ging die al dood. ‘We kunnen de rest van je tuinpotten ook weer vullen, Kim,’ zei ze.

‘Precies,’ zei Clodagh. ‘Dan kan jullie wel met de tuin helpen.’

‘Maar ik zit in de verzekeringen,’ zei Dan zenuwachtig. ‘Ik weet niets van tuinieren.’

Clodagh kietelde hem onder zijn kin. ‘Maar je kunt toch wel graven?’ zei ze.

Rob zei dat er bij hem op zolder nog een heleboel verf stond. Die was over van de laatste keer dat hij zijn huis had laten schilderen. Hij wist ook waar ze goedkoop mooie terrastegels konden kopen en hij had een vriend met een tuincentrum. Daar konden ze een heleboel planten tegen kostprijs aanschaffen.

Kim was de enige die niet veel zei. ‘Maar dat kunnen we niet betalen,’ zei ze. ‘Wat heeft het voor zin om de keuken te schilderen als de kastjes nog steeds oranje zijn?’

‘Maar die verven we ook!’ zei Clodagh opgewekt. ‘Ik heb zelf op tv gezien hoe dat moet. Je koopt gewoon een speciale primer om al dat oranje te bedekken en daarna kun je ze in elke kleur schilderen die je wilt. Je kunt zelfs muurtegels verven, wist je dat?’

‘We doen allemaal mee, mam,’ zei Emer.

‘Ik betaal de extra verf wel,’ bood Rob aan.

‘Ik betaal de terrastegels,’ zei Tom.

‘En ik betaal de planten,’ zei Elsie.

‘En we kunnen al het werk zelf doen,’ voegde Clodagh eraan toe.

‘Maar hoe zit het dan met die huishoudster en het feit dat ik hoofd van een school moet zijn?’ wilde Kim weten. ‘Ik ga niet tegen die twee meisjes liegen. Daar pieker ik niet over. Dat zou niet juist zijn.’

Kim wilde altijd de waarheid vertellen. Ze had haar hele leven lang al tegen schoolkinderen gezegd dat niets zo belangrijk was als de waarheid.

Tom besloot dat het tijd was om te vertellen hoe hij erover dacht. Hij had zich zorgen gemaakt omdat zijn vrouw zo overstuur was geraakt door al dat domme gedoe. ‘Er wordt in dit huis niet gelogen,’ zei hij vastbesloten. ‘Jij bent géén hoofd van een school, we hebben géén huishoudster en er zijn ook géén paarden.’

‘Die zouden ook nooit in de tuin passen,’ zei Emer bij wijze van grap terwijl ze naar het kleine lapje gazon keek.

‘Niemand gaat tegen Charlene en haar vriendin jokken,’ vervolgde Tom. ‘Ze zijn van harte welkom als ze hier willen logeren. Dat is het enige wat we voor hen doen, we ontvangen hen met open armen. Het huis kan wel een likje verf gebruiken, en als het huis er leuk uitziet, zul jij niet meer zo tegen dat bezoek opzien, Kim. Maar als ze iets vragen, krijgen ze de waarheid te horen. We hebben geen huishoudster en die is er ook nooit geweest. Niemand zal over die pony’s beginnen of over het feit dat jij het hoofd van de school bent.’

‘Ach, kom op, mam,’ zei Emer. ‘Het wordt hartstikke leuk. Je zegt altijd dat ik in de zomervakantie veel te weinig uitspook. En het zou ontzettend cool zijn als Charlene hier kwam.’

Kim keek naar de enthousiaste gezichten om haar heen. ‘Zolang ik mijn vakantie aan het strand maar niet hoef op te geven,’ zei ze.

Clodagh zat de hele dag aan haar project te denken. Als ze bij Hot Flash even geen telefoontjes hoefde aan te nemen, bladerde ze allerlei tijdschriften door, op zoek naar ideeën. Ze leende tuinboeken van een vrouw bij haar op het werk. Ze keek naar tv-programma’s over tuineren. Het leukste vond ze het programma waarin Alan Titchmarsh een tuin in twee dagen een heel ander aanzien gaf. De opknapbeurt was altijd een groot geheim. De eigenaars waren meestal sprakeloos als ze zagen hoe anders het er ineens uitzag.

Clodagh lag ’s nachts te dromen over wat ze allemaal met Kims tuin zou gaan doen. Op een nacht werd Dan zelfs wakker van haar gemompel.

‘Roze, roze, ik wil roze potten,’ zei ze in haar slaap.

De volgende dag plaagde hij haar daarmee.

‘Je hebt toch maar mooi mazzel,’ reageerde ze lachend. ‘Ik had ook in mijn slaap de naam van een andere vent kunnen roepen.’

‘Als jij de naam van een andere vent roept, dan zal het vast die van Alan Titchmarsh zijn,’ zei Dan.

’s Avonds zat ze aan haar salontafel allerlei plannen te tekenen. Ze had verschillende velletjes met kleurenschema’s voor elk vertrek. Dan zei dat het er allemaal fantastisch uitzag.

‘Ik weet het niet,’ zei Clodagh aarzelend. Ze staarde naar haar plannen. ‘Is het moeilijk om terrastegels te leggen?’

Dan had geen flauw idee. ‘Dat weet Tom vast wel,’ zei hij hoopvol.

‘Tom is elektricien,’ merkte Clodagh op.

De plannen voor binnen waren eenvoudiger. Iedereen kon wel schilderen. De tweeling had beloofd om haar met de bijzon dere details te helpen.

Ze was van plan om in de badkamer allerlei zeedieren te schilderen. Emer en Laura zouden de vissen voor hun rekening nemen en Clodagh zou zelf de zeepaardjes doen, want die waren moeilijk.

De zitkamer was heel saai, dus was Clodagh van plan die een stuk gezelliger te maken. Heldere, zonnige kleuren zouden daar geweldig zijn. En ze wist ook hoe ze voor niets aan een heleboel vrolijke schilderijen kon komen. In winkels moest je daar een fortuin voor neertellen, maar Clodagh kende een man die alleen maar aan kunstschilderen dacht. Hij had door de week een saai baantje, maar in het weekend schilderde hij altijd. Hij zou het vast leuk vinden als zijn schilderijen ook eens ergens anders kwamen te hangen dan in het huis van zijn moeder.

Kim moest de gordijnen maken, besloot Clodagh. Ze had een naaimachine en Elsie kon haar helpen. Clodagh had al een deel van de stof bij een magazijnopruiming gekocht. Meters goedkope mousseline in een crèmekleurige tint. In een van haar boeken werd uitgelegd hoe je een mooi gouden motiefje op mousseline kon schilderen. Ze trappelde van verlangen om dat uit te proberen. En dan moest je de mousseline voor het raam draperen. Dat zou toch niet zo moeilijk zijn?

Maar waar ze echt graag aan wilde beginnen was de eetkamer. Daar zouden Charlene en haar vriendin moeten slapen. Clodagh wist precies hoe ze dat wilde aanpakken. Haar oog was op een slaapbank gevallen die perfect in haar kleuren schema zou passen. Kim zou waarschijnlijk een beetje schrikken als ze de kleur van de wanden zag, want zij hield het meest van wit en crème.

Clodagh was van plan om ze warm roodbruin te maken. Ze besloot die kamer te schilderen als Kim en de tweeling in Brittas zaten. Op die manier zou haar zus niet schrikken als ze de verfblikken zag.

Lieve Maisie,

We zullen het heerlijk vinden als Charlene en haar vriendin bij ons komen logeren en we halen ze ook graag op van het vliegveld. Kims beide dochters zijn leuke meiden en heel intelligent. Als Charlene dat leuk vindt, kunnen zij haar de omgeving laten zien. Ze hebben nu al allerlei tochtjes bedacht. Heb ik je al verteld dat Emer onlangs het beste proefwerk van de klas had bij Ierse les?

Elsie hield even op. Ze had eigenlijk willen zeggen dat Clodagh van plan was om haar baan op te zeggen en een opleiding tot binnenhuisarchitecte te gaan volgen. Maar ze besloot zich in te houden. Clodagh had weliswaar gezegd dat ze erover dacht om haar baan op te geven, maar dat had ze niet gedaan. En Elsie had de waarheid al genoeg geweld aangedaan. Ze durfde geen risico’s meer te nemen.

Clodagh zou dolgraag haar baan op willen zeggen om een opleiding tot binnenhuisarchitecte te gaan volgen. Maar dat zou wel moeilijk worden met zo’n goeie baan. En die opleiding is erg duur…

Dat klonk een stuk beter.

De derde donderdag in juni was het einde van het schooljaar. Dat vond Kim wel een feestje waard. Ze had wijn gekocht bij de supermarkt en een grote slagroomtaart gekocht. De biefstuk, de kip en de in aluminiumfolie gewikkelde aardappelen konden zo op de barbecue. Elsie hielp haar de stoelen en de picknicktafel in de tuin klaar te zetten. Maar waar was de tweeling?

Emer en Laura waren naar de grote drogisterij in Stephen’s Green gegaan om haarverf te kopen. Er was een heel rek vol en ze keken met grote ogen naar de schappen.

‘Hoe weet je nou wat de goeie is?’ vroeg Laura. Ze had eigen lijk nooit op al die verschillende haarkleuren gelet en ze stond ervan te kijken dat er zoveel waren.

Emer was zelf ook een beetje verbaasd. In tv-commercials lieten ze maar een paar kleuren zien. Een blonde, een rode en een donkerbruine, hooguit. Hier stonden wel honderden doosjes met allerlei kleuren.

Er was lichtblond, goudblond en asblond. Er waren soorten die je met een kwastje moest aanbrengen, precies zoals de kapper met highlights deed. Laura pakte een doosje op met een foto van een vrouw met grote blauwe ogen en een glanzende bos blond haar.

De zusjes staarden naar de foto. De vrouw wekte de indruk dat ze net voor de filmcamera’s had gestaan. Ze zag er adembenemend uit. Precies zoals Emer er ook uit wilde zien.

‘Die neem ik,’ zei Emer.

Iedere keer als ze iets in de straat hoorde, schrok Kim op. Ze zat te wachten tot ze de tweeling hoorde aankomen.

‘Je gedraagt je als een kat op een heet zinken dak,’ zei Elsie toen Kim voor de derde keer opschrok.

‘Het is een belangrijke dag,’ zei Kim. ‘Hun laatste examen. Ik hoop dat alles goed is gegaan.’

‘Wat er ook gebeurt, je moet niet over dat examen beginnen,’ raadde Elsie haar aan.

Tom kwam om zes uur thuis.

‘Waar zijn de meiden?’ vroeg hij.

Kim zuchtte. ‘In geen velden of wegen te bekennen,’ zei ze. ‘Ik snap niet wat er aan de hand is. Ze zeiden dat ze rond deze tijd wel thuis zouden zijn…’

‘Ze zullen nog wel met hun vriendinnetjes zitten te giebelen, dolgelukkig omdat ze vakantie hebben,’ zei Tom.

Maar Kim bleef ongerust.

‘Ik rammel van de honger,’ zei Dan met een hoopvolle blik op de wijn die op de picknicktafel stond. ‘En ik doe een moord voor een drankje.’

Om halfzeven hadden ze de barbecue aangemaakt. Dan had twee glazen wijn op en Clodagh had de doos met bonbons opengemaakt en er vier opgegeten. Morgen ging ze wel weer lijnen. Daar kon ze niet aan beginnen als er gebarbecued werd. Elsie zat in de meest comfortabele tuinstoel met haar voeten omhoog.

Ineens hoorden ze de voordeur dichtslaan.

‘Goddank,’ zei Kim.

Laura dook op, nog steeds in haar schooluniform. ‘Sorry dat we zo laat zijn,’ zei ze. ‘We waren bij Fiona.’

Haar moeder gaf haar een knuffel. ‘Ik maakte me al zorgen. Hoe is het gegaan?’

Laura zag er een beetje nerveus uit. ‘O, wel goed…’ zei ze.

‘Hebben jullie voor mij ook nog iets overgelaten?’ zei een stem. Het was Emer. Emer met lichtblond haar. Iedereen zette grote ogen op.

‘Dus daarom zijn jullie zo laat,’ zei Clodagh.

‘Emer!’ zei Kim.

‘Moet je dat haar zien!’ zei Elsie.

Tom McDonnell staarde naar zijn dochter. Ze was die ochtend met lang donker haar de deur uit gegaan. Binnenkort werd ze zestien. Ze begon volwassen te worden. ‘Ik neem aan dat jullie de eerste gepofte aardappels willen omdat de examens erop zitten?’

Emer grinnikte. ‘Ja, cool, pap.’

Laura slaakte een zucht van opluchting. Als pap dat haar wel best vond, was er niets aan de hand.

‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg Elsie.

Emer klopte op haar lange blonde krullen. ‘Ik wilde er leuk uitzien voor Charlene,’ zei ze. ‘Bovendien is er vanavond een eindejaarsfeestje bij Fiona thuis en ik vond dat het tijd was dat ik iedereen liet kennismaken met mijn nieuwe ik.’

Op de eerste zaterdag van de grote opknapbeurt wilde iedereen het apparaat gebruiken waarmee je oud behang van de muur kon stomen.

Emer wilde het als eerste proberen. ‘Ik heb op tv gezien hoe ze dat doen,’ zei ze. ‘Geen kunst aan.’

Maar al na tien minuten had ze er genoeg van. Het was een warm klusje. Het apparaat bleef maar stomen en degene die het gebruikte was constant in een wolk gehuld.

‘Je hebt er zelf om gevraagd,’ zei haar vader die op een ladder stond om het oude behang met behulp van een krabber van de muur te trekken.

‘Beschouw het maar als een soort schoonheidsbehandeling,’ zei Clodagh. ‘Mensen betalen veel geld om hun gezicht te laten stomen.’

Emer zat eraan vast.

Om zes uur ’s avonds hadden ze er allemaal schoon genoeg van. Maar de muren van de zitkamer waren kaal.

‘Morgen doen we de hal,’ zei Clodagh. Zij had de leiding over de werkzaamheden.

‘Kunnen we morgen niet een dagje vrij nemen?’ smeekte Emer. Het kijken naar tv-programma’s waarin huizen werden opgeknapt was toch heel anders dan het zelf te moeten doen.

‘Nee,’ zei Clodagh. ‘Dan en ik gaan even naar de snackbar om iets te eten te halen. Wie wil wat?’

Het was een fantastische zomer. Het leek wel alsof ze in Spanje zaten, dacht Kim terwijl ze op de laatste dag van hun vakantie op het terras bij de caravan lag. Ze was bruin van de zon en hetzelfde gold voor de tweeling. Zelfs Elsie had sproeten op haar armen. Clodagh was de enige die nog wit was, want die was thuisgebleven.

‘Ik ben zo wit als een melkfles, want ik heb geen kans gehad om in de zon te zitten,’ had ze bij hun laatste telefoongesprek tegen Kim gezegd. Clodagh besteedde elke vrije minuut aan het opknappen van het huis van de McDonnells. In de twee weken dat Kim en de meisjes weg waren, had ze de klus afgemaakt.

‘Wat heb je nou precies gedaan?’ wilde Kim weten. Ze zat er toch een beetje over in. Bij hun vertrek was er nog niet veel geschilderd. Tom, Rob en Dan hadden een terras gelegd en Elsie was druk in de weer geweest met planten. Kim had haar moeder in tijden niet zo gelukkig gezien. ‘Daar moeten nog een paar geraniums komen,’ zei Elsie bijvoorbeeld, met een blik op een kaal plekje. ‘En ik ben dol op rozen. Een kleine struik zou al mooi zijn. Felroze is mijn lievelingskleur.’

Felroze was ook Clodaghs lievelingskleur. Maar met dat rode haar kon ze zelf nooit roze dragen. Vandaar dat Kim bang was dat Clodagh helemaal was doorgedraafd en alle muren roze had geschilderd. Kim had het gevoel dat ze niet tussen roze muren wilde wonen. Wat was er trouwens mis met crèmekleurig behang?

De volgende dag zette Kim de Mini voor het huis in Dublin. Emer, Laura en Elsie stapten uit. Clodaghs auto, die nog roes-tiger was dan die van Kim, stond buiten op straat.

‘Ik kan niet wachten om te zien wat Clodagh allemaal heeft gedaan,’ zei Emer enthousiast.

‘Ik ook niet,’ zei haar moeder.

Kim maakte nerveus de voordeur open en stapte de hal in. Heel even dacht ze dat ze in het verkeerde huis terecht was gekomen.

‘O,’ zei ze. Haar eigen haltafel stond er nog steeds en de lamp was ook nog dezelfde die ze bij haar trouwen cadeau had gekregen. Hetzelfde gold voor de kapstok. Maar de muren… Kim keek met grote ogen om zich heen. Het crèmekleurige behang met het lichtroze streepje was verdwenen. Nu waren de wanden bleekgroen, met donkergroene klimop die zorgvuldig met de hand was geschilderd en de indruk wekte dat het daar groeide. De geschilderde klimop slingerde zich over een spiegel, die Kim even goed bestudeerde. Het was haar eigen oude spiegel, maar opgeknapt met goudverf waardoor hij er nu echt oud en heel duur uitzag.

Op de haltafel stond een grote pot met echte klimop, omringd door portretten van het hele gezin in fotolijstjes, die ook met goudverf waren beschilderd.

Kim keek snel om de hoek van de woonkamer. Die was eerst goorwit geweest en nu vrolijk geel, met hier en daar een beetje blauw. Het leek een totaal andere kamer. Kim besefte dat haar oude crèmekleurige gordijnen zonnig geel waren geverfd. Over de fauteuils en de bank waren zachtgele plaids gedrapeerd. In de fauteuils lagen dikke, knalblauwe kussens. Clodagh lag languit op de bank.

‘Ik ben bekaf,’ zei ze. Ze had een kop thee in de hand en haar spijkerbroek zat vol verfvlekken, net als haar vingers. In haar rode haar zaten her en der gele en groene strepen.

‘Maar ik heb me echt heerlijk kunnen uitleven, hoor,’ zei ze.

Kim keek vol ontzag rond. De kamer zag eruit als een plaatje. Alles leek even ongelooflijk door die lichte, nieuwe kleuren van Clodagh. Ze had van een afgeleefde kamer iets heel bijzon ders gemaakt.

‘Het lijkt een totaal ander huis,’ zei Kim.

‘Ik weet het,’ zei Clodagh trots. ‘Volgens mij ben ik vrij goed in het opknappen van een interieur.’

‘“Goed” is niet het juiste woord,’ zei Kim. ‘Je bent briljant.’ Emer en Laura schoten in de lach. ‘Wacht maar tot je de badkamer ziet, mam,’ zei Laura.

Ze liepen met z’n allen naar de badkamer. Het leek alsof je een duik in zee nam. Clodagh had er diepblauwe tinten voor gebruikt, die aan de oceaan deden denken. Onderaan waren vissen en allerlei andere zeedieren, zoals zeesterren, geschilderd. De tegels hadden ook visachtige versieringen gekregen. Hogerop waren de muren lichter blauw, alsof je dichter bij het wateroppervlak kwam. Er hingen blauwgroene handdoeken en een blauwgroen rolgordijn. Ze had er vast dagen over gedaan om alles te schilderen.

‘Ik heb de handdoeken geverfd,’ zei Clodagh snel. ‘Het zijn geen nieuwe.’

Kim sloeg haar armen stijf om haar zusje heen. ‘Wat heb je ontzettend hard gewerkt,’ zei ze.

‘Vind je het leuk?’ vroeg Clodagh.

Kim kon nauwelijks uit haar woorden komen. De tranen zaten haar hoog. ‘Het is prachtig,’ zei ze ten slotte. ‘Echt beeldschoon.’

Charlene en Pamela keken opgewonden uit het vliegtuigraampje. Een paar duizend meter onder hen lag Ierland. Uit de lucht leek het een mooie groene lappendeken. Het was echt smaragdgroen, dacht Charlene verbaasd. Oma had het er altijd over dat Ierland zo groen was. En dat de mensen hier zo vriendelijk waren.

Als ze op St.-Patrick’s Day een glaasje sherry ophad, sprongen de tranen haar in de ogen en moest ze een beetje huilen. ‘Ik vind het zo naar dat ik nooit meer terug ben geweest in Ierland,’ zei ze altijd treurig.

‘Maar je woont nu in Chicago,’ zei Charlenes moeder dan kortaf.

Charlenes moeder, Sandra, had nooit behoefte gehad om een bezoek te brengen aan Ierland. Ze gaf de voorkeur aan Florida, vanwege de zon.

‘Ik heb niet zoveel vakantiedagen,’ zei ze meestal. ‘Dus die wil ik niet laten verregenen.’

‘Het regent ook in Chicago,’ wierp oma prompt tegen. ‘En het sneeuwt hier ook. In Ierland sneeuwt het lang niet zo vaak.’

Charlene wenste dat mam en oma niet zo vaak zouden kibbelen.

Toen het vliegtuig op de luchthaven van Dublin landde, voelde Charlene haar opwinding stijgen.

‘We zijn in Europa!’ fluisterde ze tegen Pamela.

De twee meisjes grinnikten elkaar vrolijk toe.

‘Ik hoop dat de McDonnells echt aardig zijn,’ zei Charlene toen. Dat was het enige waar ze een beetje bang voor was. Ze had haar Ierse familieleden nooit ontmoet. Nu zou ze twee weken lang met hen moeten optrekken.

‘Ze klonken heel aardig in de brief die de zus van je oma stuurde,’ zei Pamela.

‘Ja,’ zei Charlene nerveus. Oma had haar een heleboel over haar nichtjes verteld. Ze klonken heel anders dan de tak van de familie die in Chicago woonde. Oma zei dat het heel intelligente meisjes waren, die ook al in Frankrijk waren geweest en zo.

Emer had een nieuwe spijkerbroek aan en laarzen met hoge hakken. Ze had een halve bus haarlak op haar blonde haar gespoten om ervoor te zorgen dat het goed bleef zitten. Haar make-up had een uur in beslag genomen. Het was ontzettend warm op de luchthaven en haar hoge hakken deden pijn. Maar daar gaf ze niets om. Ze zag er goed uit, dat was het allerbelangrijkste.

Laura droeg haar oude spijkerbroek en teenslippers. Als Emer zich uitsloofde om er piekfijn uit te zien, dan deed zij precies het tegenovergestelde. Mensen die zeiden dat een tweeling altijd hetzelfde deed, waren niet goed wijs.

Elsie en Kim zagen eruit alsof ze naar een feestje moesten. Elsie had haar zondagse kleren aan en haar mooie witte handtas bij zich.

‘Ga nou maar zitten, moeder,’ zei Kim.

‘Dat zou heel onbeleefd zijn,’ zei Elsie. Het huis was weliswaar opgeknapt, maar ze had nog steeds last van zenuwen.

‘Moeder, het zijn twee meisjes van achttien jaar,’ zei Kim kribbig. Ze was ook een beetje zenuwachtig. ‘Waarschijnlijk duurt het eeuwen voordat ze hun bagage hebben. Ik vraag me trouwens af waar Clodagh is.’

Er waren twee auto’s nodig om iedereen plus de bagage van het vliegveld te halen. En Clodagh had gezegd dat ze ook zou komen om haar een hart onder de riem te steken.

Ze was net op tijd.

Twee heel gewoon uitziende meisjes in spijkerbroek kwamen de aankomsthal binnen. Ze duwden een bagagewagentje voor zich uit. Toen ze om zich heen keken, zagen ze het bord dat Emer had gemaakt. WELKOM CHARLENE EN PAMELA stond er met grote letters op.

‘Dat zal wel voor ons zijn,’ zei Pamela toen ze het bord zag.

De Dublin-tak van de familie glimlachte naar hun logees.

‘Hoi,’ zei Charlene nerveus. ‘Zijn jullie de McDonnells?’

‘Ja,’ zei Kim. ‘Van harte welkom. Ik ben je tante Kim.’

Ze zag tot haar genoegen dat de twee meisjes er vriendelijk, maar onzeker uitzagen en dat de kleren die ze droegen niet bespottelijk duur waren. Het leek een stel normale tieners.

Elsie vond het leuk dat Charlene een beetje op Maisie leek.

Emer was blij dat de Amerikaanse meisjes er heel gewoon uitzagen en helemaal niet op filmsterren leken.

Laura was blij dat ze gewoon spijkerbroeken aanhadden. Ze had geen zin om twee weken lang op te trekken met mensen die zich voortdurend wilden optutten. Het was al erg genoeg dat ze een kamer met Emer deelde. Emer deed nog make-up op als ze naar de voordeur moest.

Clodagh vroeg zich af waarom ze daar allemaal als een stel standbeelden bleven staan. Iemand moest de eerste stap doen. ‘Wat leuk om je te leren kennen,’ zei ze en ze gaf Charlene een knuffel. Daarna deed ze hetzelfde met Pamela. ‘Ik ben Clodagh. Wie is wie?’

Je had echt zo’n spontane meid als Clodagh nodig om het ijs te breken, dacht Laura.

Algauw stonden ze allemaal te lachen en elkaar te omhelzen. Het was net alsof ze elkaar al jaren kenden. Daarna kwam de grote discussie over wie met wie zou meerijden. Clodagh nam opnieuw het heft in handen. ‘Goed,’ zei ze, ‘Emer en Charlene kunnen met mij meerijden. Dan nemen wij ook de helft van de bagage mee. Pamela en Laura gaan met Kim en mam mee. Oké?’

Charlene had nog nooit zo’n oude auto als die van Clodagh gezien.

‘O, wat cool,’ zei ze. ‘Een echte klassieker.’

‘Hè ja,’ zei Clodagh terwijl ze de versnellingsbak martelde. ‘Een klassieker.’ Ze draaide een raampje open voor wat frisse lucht. ‘Hij heeft ook een klassieke airconditioning.’

‘Hoezo?’ vroeg Charlene.

‘Die zit er niet in!’ lachte Clodagh.

Emer giechelde en Charlene deed mee. Iedereen ontspande zich. Het zou allemaal best in orde komen.

Thuis zette Kim de waterketel aan en de tweeling liet de logees zien waar ze moesten slapen.

‘Dit is normaal de eetkamer, maar die hebben we nu voor jullie omgebouwd,’ zei Emer.

De logees keken om zich heen naar de warmrode wanden. En naar de grote waterverfschilderijen die Clodagh voor een habbekrats van haar vriend had losgekregen.

‘Geen rare moderne dingen,’ had ze gewaarschuwd. ‘Ik wil gewoon bloemen, oké?’

Ze bewonderden de ruimvallende crèmekleurige gordijnen en de slaapbank die bekleed was met een soortgelijke crèmekleurige stof. Clodagh had zelfs de lakens en kussenslopen in dezelfde tint als de muren geverfd.

‘Ik vind dit een enig huis,’ zei Charlene. Het was heel anders dan hun huis in Crystal Lake. Haar moeder en oma hielden van lichte kleuren. Maar dit Ierse huis was ronduit ongewoon. Artistiek, zo moest je het eigenlijk noemen. De eetkamer leek op een schilderij en de badkamer was echt iets bijzonders. Charlene hoopte dat ze de kans zou krijgen om een bad te nemen en dan al die kleine vanillekaarsjes eromheen aan te steken. Dan kon ze lekker achterover gaan liggen en naar de blauwe wanden kijken. Het moest op de zee lijken en dat was ook echt zo.

De keuken deed haar denken aan die mooie lichte gebouwen in Miami, Florida. Charlene besloot om er een foto van te maken en die aan haar moeder en oma te laten zien. Die zouden ook helemaal weg zijn van het huis van de McDonnells.

‘Hou je van Italiaans eten?’ vroeg Emer.

‘Ja, hoor,’ zei Charlene.

‘Super. We gaan vanavond ter ere van jullie bezoek naar een Italiaans restaurant.’

Charlene lachte blij. Haar Ierse familie was echt aardig. En dat had ze, als ze afging op de beschrijving die oma van hen had gegeven, eigenlijk niet verwacht. Maar ze waren heel hartelijk en vriendelijk.

Het Italiaanse restaurant was gezellig en goed. De familie zat aan één lange tafel en er werd honderduit gekletst. Clodagh vertelde iedereen dat ze van plan was om parttime als binnenhuisarchitecte te gaan werken.

‘Ze is echt heel slim,’ zei Dan trots.

Emer zei dat ze best wilde helpen, zolang ze maar niet behang van de muur hoefde te stomen.

‘Ik zou ook dolgraag zoiets willen doen,’ zei Charlene. ‘Ik weet niet wat ik op de universiteit moet oppakken.’

‘Ik dacht dat je tandarts zou worden, net als je moeder,’ zei Elsie scherp.

‘Mam is geen tandarts,’ zei Charlene verbaasd. ‘Ze werkt als verpleegkundige bij een kaakchirurg. Ze had wel graag gewild dat ik tandarts zou worden, maar ik had onvoldoendes voor scheikunde en biologie.’

Elsie zette grote ogen op.

‘Ik dacht echt dat ze tandarts was. Maar je oom is wel dokter, hè?’

‘Nee, hoor,’ zei Charlene. ‘Hij is laborant. Hij zou graag dokter willen worden, maar die studie duurt jaren.’

Elsies ogen werden nog groter. Wat had Maisie haar al die jaren op de mouw gespeld? Dat Sandra tandarts was en Malcolm dokter. Dat was dus helemaal niet waar. Ze wilde er net iets over zeggen, toen Kim haar aankeek.

‘Wil je een stukje knoflookbrood, moeder?’ vroeg ze bruusk.

Elsie keek Kim even aan. Ze wist precies wat Kim eigenlijk bedoelde: Laten we al die verhaaltjes over dokters, tandartsen, schoolhoofden en buitenhuizen nu maar laten rusten.

Elsie voelde de steek onder water meteen aan.

‘Ik heb echt trek,’ zei ze. ‘Een stukje knoflookbrood zou heerlijk zijn.’

Die avond zat Kim achter haar toilettafel en wreef crème op haar gezicht.

‘Ik dacht dat Elsies ogen uit haar kassen zouden rollen,’ zei Tom lachend. ‘Ze leek stomverbaasd toen Charlene zei dat haar moeder geen tandarts was. Het lijkt erop dat jouw tante Maisie ook af en toe een loopje met de waarheid heeft genomen.’

Kim glimlachte alsof ze dat aldoor al had geweten. ‘Nou ja, het heeft geen kwaad gedaan.’

Tom dacht aan alle heisa over het opknappen van het huis. En hoe overstuur Kim en Elsie waren geweest. En hoe druk Kim zich had gemaakt over het komende bezoek. Maar hij glimlachte toch naar zijn vrouw. ‘Nee, het heeft geen kwaad gedaan,’ beaamde hij. ‘En Charlene en Pamela zijn toch leuke meiden?’

‘Enig,’ zei Kim. ‘Het zal enig zijn om ze hier te hebben.’

Een week later. Het was een warme middag en de vier meisjes waren gaan winkelen in de stad. Elsie had net het bloemperk onder het raam gewied en het perkje aan de andere kant moest ook nog gedaan worden. Dat was het probleem met wieden. Zodra je één kant van de tuin klaar had, stond de andere kant weer vol onkruid. Met dat nieuwe krukje had ze gelukkig geen last meer van haar knieën. Ze kon erop gaan zitten en de onkruidwieder met de lange steel gebruiken. Een bij kwam loom zoemend voorbijvliegen. Op de muur zat een roodborstje naar Elsie te kijken. Ze maakte een kwinkelerend geluidje en het vogeltje hield zijn kopje schuin en keek haar met zijn glanzende zwarte oogjes aan. Op dat moment voelde ze zich heel gelukkig. Ze was dol op tuinieren. Tom had een stukje van de schuur vrijgemaakt waar ze zaailingen kon kweken. En ze was van plan om daar in de winter bollen voor te trekken.

Maisie zat in de hobbykamer van het huis in Crystal Lake, Chicago met haar oude fotoalbum op schoot. Ze voelde zich een beetje triest sinds dat telefoontje van Charlene uit Dublin.

‘Ik amuseer me hier kostelijk, oma,’ had Charlene blij gezegd. ‘Ik vind het hier geweldig. Iedereen is ontzettend aardig voor ons. En tante Elsie lijkt sprekend op jou, oma. Ze is heel lief.’

Maisie sloeg het eerste blad van het album op. De foto’s waren lang niet zo goed als die moderne foto’s die Malcolm met zijn digitale camera maakte. Daarmee kon je grote foto’s maken, of kleintjes, of welke maat je maar wilde, want je printte ze op je eigen computer. Maisie hield toch nog steeds het meest van die oude foto’s. Ze staarde naar een vage zwartwitopname van haarzelf met Elsie. Ze was toen een jaar of achttien geweest, dus Elsie moest zeventien zijn. Ze poseerden in hun zondagse jurk voor de boerderij. Achter hen groeide de klimroos van hun moeder langs de muur omhoog. De oude herdershond van hun vader zat aan Elsies voeten te genieten van het zonnetje. Maisies jurk had een heel wijde rok en ze droeg een bloemetjesbroche op haar kraag. Ze kon zich de jurk herinneren alsof ze die gisteren nog had gedragen. Blauw, een mooie, warme, Franse kleur blauw, met een wit kraagje. Die van Elsie was lichtroze geweest, met een crèmekleurig kraagje.

Wat zagen ze er toch jong en gelukkig uit. Het rare was dat ze zich niet kon herinneren waar ze naartoe gingen in hun mooiste kleren. Of wie de foto had gemaakt. Maar dat zou Elsie vast nog wel weten, daarvan was ze overtuigd. Elsie had het beste geheugen van hen beiden.

In hun brieven hadden ze het vaak over vroeger. Dan schreef Elsie bijvoorbeeld: Kun je je de dag nog herinneren waarop we naar McNiffe’s gingen om te hooien? Dat jij toen zei dat je verliefd was op Billy McNiffe, dat jochie, en dat hij er helemaal verlegen van werd?

En ja, hoor, dat kon Maisie zich nog goed herinneren. Ze kon het hooi bijna ruiken en het plezier dat ze hadden gehad toen het etenstijd was. De vrouw des huizes kwam dan naar het veld met het eten, en iedereen rammelde van de honger. Dan kregen ze warme, zoete thee, grof zelfgebakken brood en net zoveel koud vlees als ze lustten.

Vervolgens ging iedereen zitten om te eten. Het leven was toen zoveel simpeler. Maar Elsie schreef niet meer over de oude tijd. Haar brieven waren veel triester sinds de dood van Ned.

Maisie werd bekropen door een gevoel van schuld. Eigenlijk had ze voor de begrafenis van haar zwager terug moeten gaan naar Ierland. Dan had ze Elsie bij kunnen staan.

De tranen biggelden ineens over haar wangen. Er was altijd zo’n hechte band geweest tussen haar en Elsie en moest je nu zien. Ze schreven elkaar uit de macht der gewoonte. Ze praatten over huizen en banen en intelligente kleinkinderen. Niet over de dingen die echt belangrijk waren. Ze hadden sinds afgelopen kerst al niet meer met elkaar gebeld. Daar moest verandering in komen, besloot Maisie ineens.

Ze stond op en liep naar de hal, waar ze aan het kleine tafeltje ging zitten en voor de honderdste keer bedacht dat de meubels in de hal nu toch echt sjofel begonnen te worden. Niet dat ze geen nieuwe zou kunnen kopen. Dankzij de levensverzekering van haar overleden man kon ze zich uitstekend redden. Maar ze vond het een beetje eng om dat geld uit te geven. Ze had altijd op de kleintjes moeten letten. En nu maakte ze zich zorgen over de kinderen. Sandra had de grootste moeite om haar ex-man zover te krijgen dat hij alimentatie betaalde. En Malcolm had nooit een rooie cent. Hij kon absoluut niet met geld omgaan, ook al had hij een goedbetaalde baan op de universiteit. Maisie vond het een prettig idee dat haar kinderen en kleinkinderen goed verzorgd achter zouden blijven als zij doodging.

Waarom zou ze dat geld nu niet uitgeven? Waarom zou ze niet bij haar zus in Ierland van wie ze zoveel hield op bezoek gaan? Er werd toch niet voor niets altijd gezegd dat je het niet mee kon nemen? De kinderen zouden zich ook best redden als ze niet het volledige bedrag van de levensverzekering kregen. Ze vroegen er trouwens nooit om. Maisie had het volste recht om haar eigen geld uit te geven.

Het duurde even voordat Maisie het nummer had gevonden en nog langer tot ze het eindelijk had ingetoetst.

‘Hallo,’ zei een vermoeid stemmetje aan de andere kant van de lijn.

Maisie voelde dat de tranen haar opnieuw in de ogen sprongen. Sinds wanneer klonk haar zusje zo oud?

‘Elsie, lieverd,’ zei ze schor. ‘Met mij, Maisie. Zou het uitkomen als ik ook een keertje kom logeren?’

‘O, Maisie,’ zei Elsie. ‘Ik dacht dat je dat nooit zou vragen.’