V | MORENDO

•••

OPNIEUW DE MUZIEK ALS LEVENSONDERHOUD

•••

Hoe zal het geweest zijn voor Schuurman om weer terug te zijn, maar nu in het huis van zijn ouders? Veelzeggend is wellicht een foto van het gezin die hij kort na zijn terugkeer liet maken. In de stoel zit zijn vrouw. Daarnaast, op de leuning, zit de dan inmiddels vijftienjarige zoon Ton. Daarachter staat Melchert Schuurman, fier rechtop met onverschrokken en zelfs uitdagende blik in de lens starend. Het lijkt erop of hij met deze foto wilde onderstrepen dat er aan de gezinshiërarchie niets was veranderd en dat hij ongebroken het leven in vrijheid weer had opgepakt. In zekere zin was dat nieuwe leven een voortzetting van zijn bestaan van vóór zijn nazitijd, namelijk weer met muziekactiviteiten in zijn levensonderhoud voorzien. Er was echter één groot verschil: in de jaren twintig en dertig maakte hij furore met talrijke optredens; nu moest hij zich beperken tot lesgeven en componeren. Slechts een enkele maal verzorgde hij een optreden met leerlingen van zijn opnieuw opgezette muziekschool. Zijn naam was te besmet geworden om een terugkeer naar de podia van weleer mogelijk te maken. Zijn podium bevond zich nu vooral achter de voordeur van zijn ouderlijk woonhuis, terwijl zijn publiek bestond uit niet meer dan een handvol leerlingen.

Vooral met zijn muzieklessen moest hij voorzien in zijn inkomen. Deze werden gegeven in de voorkamer van zijn huis. Hij verzorgde lessen in tal van instrumenten, zoals piano, gitaar, viool, banjo, contrabas en accordeon. Om dat laatste instrument te kunnen aanschaffen, was het nodig in 1953 een lening af te sluiten bij Maatschappelijk Hulpbetoon. [1] Hieruit blijkt dat het gezin Schuurman ook na Melcherts vrijlating nog een aantal jaren armlastig bleef. Toch lukte het hem om weer een succesvolle muziekschool van de grond te krijgen. Er was voldoende vraag naar muzieklessen, zodat hij in 1953 ook een muziekschool opende in Egmond aan Zee.

•••

033.jpg

DIRECT NA TERUGKEER UIT GEVANGENSCHAP POSTEERT MELCHERT SCHUURMAN ZICH NADRUKKELIJK ALS HOOFD VAN DE FAMILIE. HIJ MAAKT ALLERMINST DE INDRUK VAN EEN GEBROKEN MAN. VOOR HEM ZITTEN ZIJN VROUW EN ZIJN ZOON.

•••

•••

•••

Hoe was het mogelijk dat hij na de oorlog hier weer een bestaan in kon opbouwen? Werd zijn school dan niet vanwege zijn oorlogsverleden geboycot? Natuurlijk was daarvan hier en daar sprake en kwam het voor dat ouders hun kinderen verboden om les bij hem te nemen. Ook gebeurde het dat zij hun kind weer van de muziekschool haalden als zij achter het verleden van de muziekleraar kwamen. [2] Maar er waren ook ouders die geen weet hadden van de achtergrond van Schuurman en die anders hun kind ongetwijfeld naar een andere leraar hadden gestuurd. [3] Schuurman behoorde niet tot de top van de NSB en zal zeker buiten Alkmaar, in niet-NSB-kringen, minder bekend zijn geweest. Hij had dan ook veel leerlingen van buiten zijn woonplaats en vermoedelijk zal de start van zijn school in een andere plaats hier ook mee te maken hebben gehad. Toch zullen er ook leerlingen bij hem lessen hebben gevolgd waarvan de ouders wel degelijk weet hebben gehad van de vroegere handel en wandel van de docent. In ieder geval was er geen sprake van een grote boycot. Hoe kan dat? Vermoedelijk was een provinciestad als Alkmaar met zijn middenstandskarakter toleranter dan plaatsen met grote, politiek meer geëngageerde arbeiderspopulaties als Zaandam of Amsterdam. Ook zal een rol hebben gespeeld dat Schuurman pas vijf jaar na de oorlog zijn muziekschool startte en niet al kort na de bevrijding. Zeker zal ook een factor van betekenis zijn geweest dat hij al voor de oorlog bekendstond als een goede leraar die gemakkelijk was in de omgang met kinderen. Bovendien, en dat zal ook bijgedragen hebben aan het succes, waren de jaren vijftig juist een goede tijd voor muziekscholen. Na de sombere jaren veertig, ooit omschreven als de ‘jaren van tucht en ascese’, [4] was er veel behoefte aan vooral beschaafde ontspanning, onder andere in de vorm van muzieklessen. Tegelijk namen ook de bestedingen toe die het mogelijk maakten om de lessen te bekostigen. De particuliere muziekschooltjes schoten dan ook als paddenstoelen uit de grond en ondervonden nog geen concurrentie van de volksmuziekscholen die pas vanaf het eind van de jaren vijftig werden opgericht. Kortom, een combinatie van factoren verklaart waarom Schuurman kon slagen met zijn school.

In Egmond aan Zee raakte zijn verleden later wel bij veel mensen bekend, maar zijn muziekactiviteiten vergoedden veel. De leerlingen liepen met hem weg en in het zeemansdorp waren zijn accordeonlessen zeer populair. Het accordeon was immers een populair instrument onder zeelieden en hun familieleden. Bovendien was Egmond een tolerante gemeenschap die in politieke zin niet haatdragend was. De Oudkatholieke Kerk kon de huurinkomsten van het Verenigingsgebouw waar Schuurman zijn lessen gaf trouwens goed gebruiken. [5]

•••

034.jpg

IN EGMOND AAN ZEE OPENDE MELCHERT SCHUURMAN EEN MUZIEKSCHOOL. JAARLIJKS, ZOALS HIER IN 1953, VOND ER EEN GROTE MUZIKALE UITVOERING DAARVAN PLAATS.

•••

•••

•••

Zelf zou hij zich meermalen beklagen dat vroegere kameraden uit de NSB en de WA zijn muziekschool meden. [6] In die kringen, zeker daar waar men afstand had genomen van het vroegere gedachtegoed, was men blijkbaar beducht om contacten te onderhouden met de man die zo’n actieve rol had gespeeld in wat later hun maatschappelijke ondergang was geworden. Tezelfdertijd zou Schuurman zich erop voorstaan dat aan de andere kant voormalige verzetsmensen niet beducht waren om hun kinderen aan hem toe te vertrouwen. [7] In ieder geval gaf hij in 1959 wel contrabasles aan de achttienjarige dochter van een gefusilleerde Alkmaarse verzetsman. Aanvankelijk wist zij niets van Schuurmans achtergrond. Op een avond, aldus de dochter, werd zij door Schuurman niet zoals gewoonlijk in de voorkamer gelaten, waar de contrabas normaliter stond, maar mee naar boven genomen naar een andere kamer. Daar hingen grote foto’s van zijn omgekomen zoons boven twee bedden die kennelijk van hen waren. Het leek wel alsof Schuurman zijn zoons aan haar, dochter van een omgekomen verzetsman, wilde voorstellen, misschien om tot uitdrukking te brengen dat ook hij slachtoffer was van de oorlog. Zij voelde zich hoogst ongemakkelijk met deze situatie en wist niet hoe snel ze het huis moest verlaten. Bij het weggaan verweet zij Schuurman dat haar vader door mensen die fout waren, was verraden en vermoord. Het betekende een abrupt einde van haar muzieklessen. Volgens haar was er geen sprake geweest van seksuele toenadering toen hij haar naar boven bracht, maar was het Schuurman er alleen om te doen om haar te confronteren met de foto’s van zijn zoons. [8] Met leerlingen sprak Schuurman overigens nooit over politiek of over zijn zoons. Wel stonden op de schoorsteenmantel portretfoto’s van zijn omgekomen zoons. [9]

•••

035.jpg

MELCHERT SCHUURMAN ALS VIOOLSOLIST. JAREN ZESTIG.

•••

Schuurman zou Schuurman niet zijn geweest als hij niet ook naar buiten trad met zijn muziekschool. Vanaf 1953 verzorgde hij regelmatig uitvoeringen van zijn muziekschool. Vooral in Egmond aan Zee, maar ook elders in de provincie, zoals in Niedorp, Langedijk en Edam. Hij trad echter nooit op in Alkmaar. Zou dat te beladen zijn geweest? Het is goed mogelijk, want voor zijn uitvoeringen gebruikte hij nooit zijn eigen naam, maar altijd namen als ‘Muziekschool Spanjaard’, ‘Muziekschool de Egmonden’ of ‘Zigeunerorkest Dajos-Anescu’. In dat laatste speelden Egmondse jongeren, uitgedost in Hongaarse kledij, zigeunermuziek. [10] Uit deze uitvoeringen, die veel organisatie vergden, sprak de bezieling die Schuurman in zijn muziekonderwijs legde. Zoals al eerder opgemerkt, lag Schuurman goed bij zijn leerlingen. Hij was in zijn lessen opgewekt, humoristisch en betrokken. ‘Type troetelbeer’, noemde een leerling hem later. [11]

Met eenzelfde enthousiasme stortte hij zich ook weer op het componeren. Al kort na zijn vrijlating stuurde hij het Limburgs Dagblad zijn lied ‘Limburgs Zonnekind’, een ode aan het landschap van die provincie:

•••

Haar schoonheid wordt straks met goudglans overtogen,

Zo rein als ’t blauw der lucht vol hemelvreê.

Dan ziet z’U aan, een lach in d’open ogen.

O, Limburgs Zonnekind, ’k draag in mijn hart U mee.

•••

Hij meldde aan de krant dat hij een paar jaar in Limburg had gewoond en daar getroffen was door de glorie van het prachtige landschap. Wijselijk verzweeg hij dat hij zijn tijd daar in gevangenschap had doorgebracht en ook de Limburgse krant kon kennelijk die link niet leggen. [12] Later ontdekte Schuurman in meer provincies het bestaan van zonnekinderen, blijkens zijn lied ‘Brabants Zonnekind’. Kennelijk vond hij het Limburgs en Brabants landschap wel erg grote gelijkenissen vertonen, want hiervoor gebruikte hij exact dezelfde tekst, waarbij alleen het woord ‘Limburgs’ werd vervangen door ‘Brabants’! [13]

Schuurman zou na de oorlog tal van muziekstukken componeren, deels onder eigen naam en ook onder het pseudoniem Eric Manfrédi, dat was afgeleid van de naam van zijn omgekomen zoon Manfred Erich. Waarom leidde hij het pseudoniem af van de naam van zijn tweede zoon en niet van die van zijn oogappel Melchert Christof? Voelde hij zich schuldig tegenover Manfred Erich omdat hij hem, zo aan het eind van de oorlog, niet buiten de strijd heeft kunnen houden of zelfs heeft aangedrongen om zich aan te sluiten bij de Jeugdstormcompagnie? Voelde hij zich schuldig omdat hij het er als lid van dezelfde compagnie wel levend van af heeft gebracht? Het zal altijd gissen blijven. De keuze voor een pseudoniem was overigens begrijpelijk. Zijn eigen naam had een te bedenkelijke klank gekregen. Hij noemde het pseudoniem dan ook een ‘schuilnaam’. [14] Maar waarom koos hij er dan toch voor om ook onder eigen naam te componeren? Immers, een aantal van die composities werd uitgegeven door gerenommeerde muziekuitgeverijen als Harmonia en Broekmans & Van Poppel. Hij kon weten dat hij daarmee de kans liep op negatieve publiciteit. Blijkbaar was zijn behoefte aan erkenning en waardering als componist en dus ook als mens zo groot dat hij welbewust dat risico nam. Mogelijk durfde hij dat omdat zijn naam als musicerend collaborateur zo ver na de oorlog in het vergeetboek was geraakt. Op die mogelijkheid wijst ook het voorwoord dat de befaamde organist en componist Hendrik Andriessen op Schuurmans verzoek in 1962 schreef bij de uitgave van de ‘Weihnachtslieder’ van Lothar Irle waarvoor Schuurman de muziek componeerde. [15] Zou Andriessen, die nota bene in 1958 gelauwerd werd met de Prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet en zelf nog gevangen had gezeten in het Gijzelaarskamp Sint-Michielsgestel, zich hiertoe hebben laten verleiden als hij wist wat Schuurman tijdens de oorlogsjaren had uitgespookt? Vermoedelijk zou hij voor de eer hebben bedankt en dat zou hij helemaal hebben gedaan als hij had geweten dat de tekstschrijver, Lothar Irle, een fanatieke nazi en antisemiet was. [16] Niet alleen Andriessen werd benaderd, ook de violist Theo Olof kreeg van Schuurman het verzoek om een compositie, ‘Novellette’, aan hem te mogen opdragen. [17] Olof gaf die toestemming, maar zou hij, die als jood nazi-Duitsland ontvluchtte en tijdens de oorlogsjaren ondergedoken zat, die toestemming ook hebben gegeven als hij de achtergrond kende van Schuurman? Deze verzoeken aan Andriessen en Olof tekenen de behoefte van Schuurman om grote namen te verbinden aan zijn werk om op die manier bij te dragen aan verhoging van zijn status. Hoe dan ook wilde hij na zijn detentie weer zijn plaats terugveroveren als erkend componist. Een aanwijzing daarvoor is ook dat hij na de oorlog opusnummers toekende aan zijn composities.

Met welke muziek verblijdde Schuurman het land? We zagen tijdens zijn gevangenschap al dat hij een variëteit aan genres componeerde, zoals een operette en een mis. Na zijn vrijlating zou dat niet anders zijn en schreef hij suites, serenades, marsen, liederen en kinderliederen. Hij componeerde voor viool, piano en mandoline, instrumenten die hij ook zelf bespeelde. Opmerkelijk veel liederen bracht hij uit in de Duitse taal. Werkte daarin zijn politieke voorkeur nog door? Zo zette hij teksten van Hesse, ‘Einsamkeit’, en Goethe, ‘Wandrers Nachtlied’, op muziek. [18] Dat deed hij ook met teksten van Lothar Irle, zoals we al eerder zagen. Maar zelf schreef hij ook teksten in het Duits. Nog in gevangenschap schreef hij ‘Sehnsucht’. [19] Het lied gaat over een verloren geliefde op wie wordt gewacht. Zijn vermiste zoon Manfred Erich wellicht? Of was het heimwee naar het nationaalsocialisme?

•••

[…]

•••

Soll mein Herz noch länger auf Dich warten,

Muss denn alles trüb und dunkel sein.

Aus Ruinen blüht ein neues Leben,

Komm zurück, ach kehre Heim.

•••

Waarom zette Schuurman ‘Einsamkeit’ van Hermann Hesse – het originele gedicht heet overigens ‘Im Nebel’ – op muziek, zij het met enige tekstaanpassingen? Weerspiegelde het zijn gemoedstoestand van dat moment? Vroeger, aldus het gedicht, was het leven licht en waren er vriendschappen. Wat nu rest, is eenzaamheid:

•••

[…]

•••

Freunde im Süden und Norden.

Als es noch Licht umher.

Nun es dunkel worden,

Keiner kennt mich mehr.

Nun es dunkel worden,

Keiner kennt mich mehr.

•••

[…]

•••

Seltsam im Nebel zu wandern.

Leben ist einsam sein.

Keiner kennt den andern,

Jeder allein, allein.

Keiner kennt den andern,

Jeder ist allein.

•••

Het is mogelijk dat Schuurman zich in dit gedicht van Hesse herkende. Vroeger werd hij bejubeld en nu was vooral eenzaamheid zijn deel: ‘Keiner kennt mich mehr’. Om politieke redenen zal hij Hesse niet hebben bewonderd. Deze was immers een verklaard tegenstander van het nazisme.

Zo is ook de vraag wat Schuurman aansprak in Goethes ‘Wandrers Nachtlied’ en wat hem bezielde om dit gedicht, dat zou uitgroeien tot een van Schuberts beroemdste liederen, zelf te toonzetten. Was het hoogmoed, zo in de trant van: ik en Schubert? Of was hij zich er na zijn leven vol actie en avontuur van bewust dat nu niet alleen tijd van rust – ‘Über alle Gipfeln ist Ruh’ – aanbrak, maar dat ook het einde van zijn eigen leven in zicht kwam? We weten het niet, maar veelzeggend is het einde van dit lied wel: ‘Warte nur, balde ruhest du auch,’ [20] Het lijkt erop dat Schuurman in sommige van de naoorlogse liedteksten een balans opmaakte van zijn leven.

In zijn composities bejubelde hij de jaargetijden (‘Lentemars’, ‘Herfstklanken’), de bloemen (‘Bloemensuite’) en bezong hij zijn woonplaats Alkmaar (‘Cheese Town Serenade’ en ‘Kaasdragersmars’). [21] De laatste compositie heeft het volgende refrein:

•••

O stad der Victorie,

Hoe groot eens uw moed.

Hoe schoon thans uw glorie

O Kaasstad gegroet!

•••

Bijzonder ingenomen was hij met het ‘Twisker-Volkslied’ dat hij opdroeg aan zijn overgrootvader Jan Zijp, die eens burgemeester was van dit dorp. [22] Hij stuurde het in 1964 naar de gemeenteraad van Twisk die er ‘met grote instemming’ kennis van nam en het in dank aanvaardde. [23] De raadsleden waren vermoedelijk niet bekend met het verleden van de componist. Althans, er werd met geen woord over gerept. Een halfjaar later werd het officieel uitgevoerd waarbij de locoburgemeester lovende woorden sprak. [24] De politieke achtergrond van de componist was blijkbaar niet bekend in Twisk. Het zou anders ondenkbaar zijn geweest dat het ‘Twisker-Volkslied’ zo’n feestelijk onthaal zou hebben gehad. In de fanfare die het stuk uitvoerde, zaten muzikanten met een verzetsverleden. [25] Het volkslied verdween later geruisloos uit de Twisker gemeenschap.

Opgewekte kinderliedjes componeerde hij ook, zoals ‘’t Vroolijke muzikantje’ en ‘Twee cowboytjes gingen eens varen’. Ook Egmond, waar hij zijn tweede muziekschool runde, kreeg de eer bezongen te worden in het ‘Egmondlied’:

•••

Ik heb het zo lief en ik houd het in ere,

Mijn dorpje, geboren uit distels en zand.

De zee hoor ik ruisen, de golven vaak bruisen,

Zo’n wondere pracht vindt u géén in ons land. [26]

•••

Misschien beschouwde hij zijn in 1963 uitgegeven ‘De Kinheim-suite’ wel als zijn magnum opus. Het stuk bestond uit drie delen en behandelde de geschiedenis van Kennemerland (‘Kinheim’). Schuurman verzorgde de muziek, terwijl de tekst was geschreven door Marco Veerman. [27] Achter deze naam ging Martien Beversluis schuil, zoals Schuurman een vriend in vertrouwen meedeelde. [28] Beversluis was geen onbekende in die jaren. Voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog maakte hij naam als links-radicale schrijver. Tijdens de bezettingsjaren stapte hij over naar de NSB en bracht hij het tot burgemeester van Veere en Vrouwenpolder. Met hem zou Schuurman tot aan Beversluis’ dood in 1966 bevriend blijven.

Na de oorlog was het over en uit met het componeren van politieke liederen. Maar dit duidt er geenszins op dat hij na zijn ontslag uit gevangenschap was genezen van zijn politieke idealen. Integendeel.

•••

•••

VASTHOUDEN AAN OUDE IDEALEN

•••

Tijdens zijn gevangenschap had Schuurman niets van zijn geloof in het nationaalsocialisme verloren. Na zijn vrijlating in 1950 zou dat niet veranderen. In zijn Familieboek, waaraan hij werkte in 1950 en dat herinneringen aan zijn leven bevat, was hij helder over zijn politieke opvattingen. Hij stelde het samen ‘[…] opdat mijn nageslacht zal weten, hoe de geschiedschrijving in deze dagen is vervalst. Ook, dat mijn nageslacht er zich terdege van bewust zal zijn dat Trouw en Eer de hoogste begrippen in het geslacht Schuurman zal zijn.’ [29] Dat er op hem werd neergekeken, deerde hem niet, zoals hij in hetzelfde geschrift beweerde: ‘Ik behoor tot de gesmaden! Doch ook door duizenden geliefd. Misschien 5%! Na alles wat ik heb doorgemaakt, kies ik toch deze 5%!!!’

Schuurman was er de man niet naar om zijn opvattingen niet in activiteiten om te zetten en toen het Comité 1940-1945 – en later, in 1951, diens opvolger de Stichting Oud Politieke Delinquenten (SOPD) – werd opgericht, was hij er als de kippen bij om daarvoor aan de slag te gaan. De SOPD was een initiatief van de voormalige NSB’er Jan Aksel Wolthuis en de oud-SS’er Jan Hartman. Zij stelde zich, net als het Comité 1940-1945, ten doel hulp en steun te bieden aan oud-delinquenten en hun families. Volgens Van Donselaar, die een studie maakte van rechts-radicale organisaties na de oorlog, stelde de SOPD niet zoveel voor en kwam zij niet verder dan zo’n honderd donateurs. [30] De harde kern onder de nationaalsocialistische activisten zou medio jaren vijftig niet meer hebben bedragen dan vijftig man, terwijl de minder actieve aanhang hooguit uit vierhonderd leden bestond. [31] Hij baseert zich echter uitsluitend op secundaire literatuur en dit aantal zou zowel naar boven als naar beneden kunnen worden bijgesteld. In ieder geval werd Schuurman zeer actief voor de SOPD, tot zorg van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). [32]

•••

036.JPG

ONDER DE KOP ‘DE SCHUURMANNETJES ZIJN ER WEER!’ KONDIGDE MELCHERT SCHUURMAN IN EEN BLAD VOOR OUD-NSB’ERS ZIJN TERUGKEER UIT GEVANGENSCHAP AAN EN MAAKTE HIJ RECLAME VOOR ZIJN MUZIEKSTUKKEN.

•••

Triomfantelijk kondigde Schuurman zijn terugkeer uit gevangenschap aan in een aankondigingskaart waarin hij zijn kameraden van weleer opriep om zijn compositie ‘Sehnsucht’ aan te schaffen: ‘De Schuurmannetjes zijn er weer! Uitgestoten kunstenaars roepen u! Koopt mijn werken als herinnering.’ [33] En dat de Schuurmannetjes er weer waren, zouden de oude kameraden zeker merken. Koortsachtig ontplooide hun vroegere zangleider tal van activiteiten voor de SOPD. Al snel na zijn vrijlating ging hij voor de SOPD aan de slag. In 1952 berichtte een BVD-informant dat hij steunzegels voor deze organisatie verkocht, waarvan de opbrengst ter beschikking werd gesteld aan hulpbehoevende kameraden en hun verwanten. Nadat het communistisch dagblad De Waarheid op 30 oktober 1952 schreef dat Schuurman een van de leidende figuren was van de SOPD [34] , berichtte de informant op 7 januari 1953: ‘Gezien karakter, aanleg en politieke instelling lijkt deze bewering wel waarschijnlijk dat deze Schuurman zich inderdaad met deze SOPD bezighoudt!’ Een paar weken later was hij nog explicieter en meldde hij dat Schuurman een van de leidende SOPD’ers was die, ondanks zijn muziekschool, veel op reis was. In 1951 en 1952 noemde Schuurman zich ‘Districtvertegenwoordiger voor Noord-Holland’ van de SOPD. In die hoedanigheid ontplooide hij tal van activiteiten, zoals het verspreiden van het mededelingenblad, het organiseren van muziekavonden voor vrouwen van gestorven en invalide kameraden, de verkoop van zegels ten behoeve van hulpbehoevende oud-NSB’ers of hun familieleden en het organiseren van een inzameling voor de kerstpakkettenactie van de stichting. Ook componeerde hij, aldus de informant, onder de naam Eric Manfrédi enkele herinneringsliederen en publiceerde hij onder het pseudoniem Jobbe Donckels de dichtbundel Bloed op bloesem, die hij te koop aanbood aan zijn geestverwanten. [35] Deze dichtbundel viel helaas niet te achterhalen, maar vermoedelijk doelde de informant met de composities op ‘Sehnsucht’ en ‘Le Prisonnier’. Het laatste lied was een verwijzing naar Schuurmans gevangenschap. [36] De BVD-informant wist niet dat de opmaat van ‘Le Prisonnier’ begon met een octaaf in Es, oftewel een verwijzing naar de SS! [37]

Schuurman had inmiddels een verzoek tot naturalisatie ingediend – hij was het Nederlanderschap kwijtgeraakt na zijn dienstneming bij de Waffen-SS – maar kon dat op grond van deze activiteiten nog wel even vergeten. Hoewel men in 1953 niet was gestuit op politieke activiteiten, rapporteerde het hoofd van de afdeling van het ministerie van Justitie dat hierover besliste, dat hij inzage had gehad in het dossier van Schuurman, en dat hieruit bleek dat hij correspondeerde met SOPD-voorman Wolthuis ‘[…] en een camouflagebaan zocht om een verderstrekkende oproep dan de Stichting Oud-Politieke Delinquenten te stimuleren’. [38] Wat werd met deze cryptische zinsnede bedoeld? De SOPD was, althans in naam, een organisatie die alleen op charitatief terrein actief was, namelijk de ondersteuning van oud-NSB’ers en oud-SS’ers die hulp behoefden. Een politieke organisatie was zij niet, althans niet openlijk. De behoefte aan een politieke organisatie die min of meer het gedachtegoed van de NSB zou uitdragen, was er wel en dat werd dan ook bedoeld met de ‘verderstrekkende oproep dan de SOPD’. Die organisatie kwam er in de vorm van de Nationaal Europese Sociale Beweging (NESB), die vervolgens als verkapte opvolger van de NSB werd verboden. [39] Schuurman zal vast sympathiek tegenover een dergelijke beweging hebben gestaan, maar van activiteiten daarvoor is niets gebleken. Was er geen geld om hem te bezoldigen? Het zou goed kunnen. Mogelijk stond ook het succes van zijn muziekschool op het spel en koos hij er uiteindelijk voor om zich verder te onthouden van activiteiten voor de SOPD, NESB en vergelijkbare organisaties. In 1959 kon het hoofd van de BVD dan ook rapporteren aan het ministerie van Justitie dat er ten nadele van Melchert Schuurman niets naders bekend was, waardoor zijn verzoek tot naturalisatie ditmaal wel met succes ter hand kon worden genomen. [40]

Hoewel, zoals al eerder aangestipt, het componeren van politieke liederen voorbij was, luisterde hij op zijn tijd toch nog graag naar de liederen van weleer. Zo nam hij in de jaren zestig een aantal Jeugdstormliederen op band op, waarbij hij tussen de liederen door met theatrale stem het volgende commentaar uitsprak: ‘Zo marcheerde eenmaal de fiere en frisse jeugd van Nederland, die men later kon terugvinden achter prikkeldraad!’ Of: ‘Wij zijn nog niet uitgeput. Ons repertoire is onuitputtelijk.’ Om na een niet-politieke compositie te roepen: ‘En nu gaan wij terug naar onze eigen frisse stormliederen.’ [41]

Schuurman behoorde niet tot de ontkenners van de Holocaust. Hierover zei hij dat die nooit had mogen plaatsvinden, maar dat de joden in plaats daarvan naar Amerika hadden moeten worden gestuurd. [42] Of de omvang en de inwerking van dit drama ooit echt bij hem zijn binnengekomen, kan worden betwijfeld. Consequenties voor zijn beoordeling van het recente verleden, waarin hij zo’n pregnante rol had gespeeld, had dat in ieder geval niet en de vraag rijst dan ook: waarom niet? Waarom bleef hij vasthouden aan zijn politieke opvattingen, terwijl die zulke desastreuze gevolgen hadden gehad voor zijn gezin? Diverse factoren speelden hierin een rol. In de eerste plaats kan zijn geloof in het nationaalsocialisme en het daaruit voortvloeiende lidmaatschap van de NSB, de WA en de Waffen-SS vergeleken worden met dat van gelovigen die een onwrikbaar godsbeeld koesteren en een onwankelbaar geloof hebben in de dogma’s die hun sekte of religieuze gemeenschap voorschrijft. Kon van Schuurman, die zo zijn ziel en zaligheid had gelegd in het nationaalsocialisme, verwacht worden dat hij zich daarvan zou afkeren? Vanaf 1933 was hij er dag in dag uit voor in touw geweest. Zou het voor de hand hebben gelegen dat hij zich daarvan zou afwenden? Als die kans er al was geweest, zal zijn detentie die er niet groter op hebben gemaakt. Hij voelde zich, net zoals vele anderen die hetzelfde ondergingen, een martelaar en hij sprak dan ook over zijn gevangenschap in termen van ‘ballingschap’. Dit begrip wordt veel meer dan gevangenisstraf geassocieerd met verwijdering uit de gemeenschap om politieke redenen in plaats van als sanctie voor een misdaad. Daarnaast had hij als zangleider, propagandist en soldaat de tijd van zijn leven. Hij was gevierd binnen de beweging, terwijl zijn liederen een grote bekendheid genoten onder zijn kameraden. De Tweede Wereldoorlog was voor hem door zijn lidmaatschap van de Waffen-SS een periode vol van heroïek, kameraadschap en avontuur. Hij genoot in die jaren en zou hij die tijd hebben moeten vergooien of verloochenen door deze de rug toe te keren? Maar vermoedelijk de belangrijkste reden om te blijven geloven in het nationaalsocialisme was de dood van zijn twee zoons Melchert Christof en Manfred Erich. Had hij het zichzelf hebben kunnen vergeven als hij tot het inzicht was gekomen dat hij een misdadig regime had gediend? Verondersteld mag worden dat hij dan nauwelijks had kunnen leven met de wetenschap dat hij door het omarmen daarvan zijn zoons de dood had in gejaagd. Zou dat voor hem te dragen zijn geweest? Of dergelijke gedachten hem ooit hebben besprongen, is onbekend, maar door het vasthouden aan zijn oude idealen kon hij zich nu voorhouden dat zijn zoons waren gestorven voor een groot ideaal en dat hun dood een offer was geweest dat het waard was om gegeven te worden. En eens, want daarvan was hij overtuigd, zou de mensheid inzien dat zijn strijd een gerechtvaardigde was geweest. ‘Er klinken nu reeds andere geluiden’, schreef hij in 1961 hoopvol bij een artikel in de Haagse Post, waarin met enige mildheid werd geschreven over vrijwilligers die zich in de oorlogsjaren hadden ingezet tegen het communisme. [43] Hij bracht het ultieme offer voor het grote ideaal en in die termen verdedigde hij zich dan ook als hij daarover sprak met gelijkgestemden. [44] Kortom, Melchert Schuurman kon gewoonweg geen afstand nemen van datgene waarin hij zo onvoorwaardelijk had geloofd.

•••

LEVENSAVOND

Hoe keken de medebewoners in de Roemer Visscherstraat aan tegen de terugkeer van hun buurtgenoot die toch vijf jaar afwezig was geweest? Het is een kleine straat met slechts 28 huizen, dus iedereen kende hem nog en van terugkeer in de anonimiteit kon dan ook geen sprake zijn. Het gezin van Melchert Schuurman was overigens niet het enige gezin in de straat met een NSB-achtergrond. In de straat woonden nog vijf andere gezinnen met een dergelijk verleden. Daartegenover stond dat de straat ook werd bevolkt door drie gezinnen die verbonden waren geweest aan de illegaliteit. Van een van deze gezinnen was een zoon omgekomen in een vuurgevecht met Duitse militairen. [45] De terugkeer van Schuurman in zijn straat heeft desondanks niet geleid tot spanningen met de bewoners die geen NSB-geschiedenis met zich meedroegen. Van belang daarin is geweest dat, voor zover bekend, niemand uit de straat ooit verraden is geweest door Schuurman of door een andere NSB’er. De zoon van een vooraanstaande verzetsman uit de straat zou later verklaren: ‘Je hoorde geen slechte dingen van hem.’ Pas toen een politieagent in de straat als een fanatieke NSB’er bekend werd, gingen de alarmbellen rinkelen en werden er geen fietsen meer voor de deur van de verzetsman geplaatst als de illegaliteit daar vergaderde. [46] Zoals al eerder vermeld waren er zelfs straatgenoten die een ontlastende verklaring ten gunste van Schuurman hadden afgelegd in de aanloop naar zijn proces. Ook waren de bewoners in deze straat niet uitgesproken politiek gericht. In een linkse arbeidersbuurt met bijvoorbeeld een sterke CPN-kern zal het heel wat moeilijker zijn geweest om terug te keren. Als de medebewoners erg gebeten waren geweest op de teruggekeerde voormalige zangleider zouden er zeker klachten zijn geuit over de muziekschool die in de aan de straat grenzende voorkamer werd gevestigd. De muziek die daar gemaakt werd, was op straat en bij de buren zeer goed hoorbaar, maar er werd niet over geklaagd. [47] Ook dat wijst op een zekere acceptatie.

Toch kan daarmee niet gezegd worden dat Melchert Schuurman een geziene en gewaardeerde figuur was in de Roemer Visscherstraat. Hij speelde geen rol in het straatleven en liet zich ook niet echt meer zien in de buurt. Hij meed zijn woonomgeving en zijn woonomgeving meed hem, zo leek het wel. Van zijn stigma was de buurt zich goed bewust en populair was hij zeker niet in de straat. Zijn ongebroken, noem het arrogante uitstraling droeg daaraan bij. Er werd in de straat gefluisterd dat er een portret van Mussert in de slaapkamer hing en dat er in het huis twee kransen stonden ter nagedachtenis aan Melchert Christof en Manfred Erich. [48]

•••

037.jpg

KÄTHE SCHUURMAN-BRUNS (MIDDEN), SAMEN MET FLORRIE ROST VAN TONNINGEN-HEUBEL (RECHTS). HET IS ONBEKEND WIE DE VROUW LINKS OP DE FOTO IS.

•••

De jongste zoon Ton werd beter geaccepteerd in de buurt. Hij werd niet gepest in zijn straat en kon daar gewoon meespelen met de andere kinderen. [49] Mogelijk speelde daarin een rol dat niet alleen zijn uitstraling een andere was dan die van zijn vader, maar ook dat hij een goede sporter was die bijvoorbeeld uitstekend kon voetballen. Vooral dat laatste kon je populair maken op straat. Zeker toen hij wat ouder was, stortte Ton zich op het voetballen. Dit leidde hem ook af van de situatie thuis: een geamputeerd gezin. Voetbal in het bijzonder en sport in het algemeen waren overigens vaak belangrijk voor voormalige NSB’ers en hun kinderen om weer een plaats te veroveren in de samenleving. Een voormalig SS’er zei dat toen hij weer gevraagd werd door zijn voetbalclub hij voor het eerst het gevoel had dat het leven ooit weer normaal kon worden. [50] Ook Ebbe Rost van Tonningen, de zoon van de vooraanstaande nazi, drukte het als volgt uit: ‘Ik zocht erkenning door uit te blinken in de sport.’ [51] Beter dan gemiddeld presteren op het voetbalveld en in de gymzaal was misschien wel het enige vehikel voor kinderen van ‘foute’ ouders om respect te verwerven bij hun leeftijdsgenoten. Maar dat neemt niet weg dat ook Ton op straat kon worden geconfronteerd met het verleden van zijn vader. Lang hield hij in zijn jeugd last van schaamtegevoelens over zijn vader. [52]

Käthe lag beter bij de buurtbewoners dan haar echtgenoot. In haar gedrag was zij onopvallend, maar wel vriendelijk naar anderen toe. Met haar maakten buurtgenoten op zijn tijd nog weleens een praatje. [53]

•••

039.jpg

SIGARETTENKOKER VAN MELCHERT SCHUURMAN. HIJ MEENDE DAT DEZE EENS HAD TOEBEHOORD AAN GÖRING TIJDENS ZIJN PROCES IN NEURENBERG.

•••

Het sociale leven buiten de familie speelde zich voor een groot deel af in vroegere NSB-kringen. Melchert Schuurman onderhield graag contacten met zijn voormalige kameraden die net zo min als hij hun geloof in het nationaalsocialisme hadden verloren. Zo was hij bevriend met de eigenaren van de uitspanning Oud-Valkeveen die in 1961 nog een grote, maar door de burgemeester van Naarden verboden bijeenkomst wilden beleggen voor oud-NSB’ers. [54] Ook kwam hij graag bij een drogist in Beverwijk over de vloer, die hij bij binnenkomst, zelfs als er klanten in de zaak waren, begroette met de kreet ‘Hou Zee!’ [55] Vooral met vrienden in Bergen aan Zee werden met graagte herinneringen aan ‘toen’ uitgewisseld. Hun zoon schonk hij zelfs een sigarettenkoker, waarover hij zei dat die Göring nog had toebehoord tijdens zijn proces in Neurenberg. [56] Ook met bekende (voormalige) nationaalsocialisten bleef Schuurman na de oorlog in contact. Dat was bijvoorbeeld het geval met Florrie Rost van Tonningen-Heubel, de oud-burgemeester van Eindhoven Hub Pulles, de literator Martien Beversluis en de vroegere leider van het Rechtsfront H.M. Fruin. Ook met de voormalige NSB-burgemeester van Goes, C.E.P. Lenshoek, zou Schuurman na de oorlog bevriend blijven. [57] Hij vereerde Florrie Rost van Tonningen-Heubel, hoewel hij zich niet heel vaak vertoonde in Velp. [58] Aan haar en haar zoons droeg hij zijn compositie ‘Herfstklanken’ op. Op haar beurt noemde zij hem in haar ABC van de NSB ‘Dichter, componist van NSB-liederen. Goede man’ en nam zij zijn lied ‘Zwart-Rood banier’ daarin op. [59]

Schuurman stond zeker niet alleen met zijn vriendschappen uit voormalige NSB-kring. Uit een enquête van historicus Bas Kromhout bleek dat 37 procent van de ondervraagden zelfs uitsluitend sociale contacten onderhielden binnen die kring. Dat was veilig, want je hoefde je achtergrond en levensgeschiedenis niet af te schermen. [60] Bovendien zal het niet gemakkelijk geweest zijn om als oud-NSB’er vriendschapsbanden aan te knopen met mensen die niet dit politieke verleden deelden. Zij bleven na hun vrijlating uit detentie, om het zo uit te drukken, melaatsen met wie de ‘goede’ Nederlanders zich niet wilden inlaten. Toch had Schuurman ook vrienden buiten de kring van de NSB. Zo was hij bevriend met de in West-Friesland bekende kleinkunstenaars Kees Stet en Truus Schot, diens vrouw. Heel belangrijk voor hem was ook zijn vriendschap met de bedrijfsleider van een fabriek in Egmond aan Zee. Hoewel deze niets van het nationaalsocialisme moest hebben, zorgde hij niet alleen voor de opbouw van het podium voor de muziekuitvoeringen, maar ging hij ook met Melchert en Käthe op vakantie. [61] Waarschijnlijk was het voor Schuurman gemakkelijker om in Egmond contacten aan te knopen dan in Alkmaar waar hij veel meer bekendheid had. Zo wist hij daar zelfs de oud-verzetsman J.H. Middelbeek zo ver te krijgen voorzitter te worden van het Comité Vrienden van de Componist dat in 1963 de uitgave van ‘De Kinheim-suite’ mogelijk maakte. Zou de voorzitter, die afkomstig was uit Gelderland en in Egmond aan Zee een pension dreef, geweten hebben van het verleden van de door hem geëerde componist? Het is onbekend.

Vreugde bij Melchert en Käthe gaf de geboorte van hun twee kleinkinderen Robin (1959) en Astrid (1962). Talrijke foto’s werden er van de kinderen gemaakt en de grootouders waren onvermoeibaar om het hun kleinkinderen naar de zin te maken. Voor de kleinkinderen waren het ‘opa Neus’ – inderdaad, Schuurman had een gok die er zijn mocht – en ‘oma Stofdoek’. Herkende Melchert in Robin iets van zijn omgekomen oudste zoon? In het fotoalbum dat hij samenstelde schreef hij bij een foto van zijn kleinzoon op een kinderfietsje: ‘Net als “jochetje”’, oftewel het Nederlands voor ‘Boeb’, de koosnaam van Melchert Christof. [62]

Veel plezier ondervond Schuurman ook aan de reizen die hij met zijn vrouw ondernam. Na 1959, toen hij weer over een paspoort kon beschikken, reisden zij onder meer naar Zwitserland, Oostenrijk, België en Duitsland. Het verloop van deze reizen documenteerde hij zorgvuldig in albums waarin hij foto’s plakte en commentaar neerschreef. Geen van deze reizen had het karakter van het weerzien met de tijd toen alles nog zo mooi leek. Alleen zijn bezoek aan de oud-nazi Lothar Irle, van wie hij enkele liederen op muziek had gezet, had daar wel wat van weg. Vol bewondering schreef hij bij een foto van hem: ‘Nu pas ontdekten wij hoe een begaafd man hij wel was.’ [63] Ook kon hij het niet laten om bij terugkeer uit Duitsland in Limburg nog een keer de plek te bezoeken waar hij in Terwinselen geïnterneerd was geweest. De reizen waren echter vooral toeristisch van karakter, waarbij graag plekken uit de muziekgeschiedenis, zoals het geboortehuis van Beethoven, werden opgezocht. Tijdens deze reizen genoot hij volop en hij schreef dan ook: ‘Na mijn ballingschap [detentie] mocht ik toch weer mooie vakantiereisjes maken. [...] Alles blakend van jeugdige overmoed.’ [64]

Thuis in Alkmaar had Schuurman een nieuwe passie ontdekt: de beoefening van de genealogie, het onderzoek naar de geschiedenis van zijn familie. Daarbij valt het op dat niet zozeer de geschiedenis van de mannelijke lijn hem interesseerde, maar vooral die van de familie van zijn grootmoeder, namelijk de familie Zijp. Juist de ‘Zijper-kant’ vervulde hem met trots, omdat die personen had voortgebracht die maatschappelijk waren geslaagd: ‘Het waren de Zijpen die mij bewust maakten. De Zijpen, het grote geslacht uit de Westfriese landen. Het trotse boerendom dat in de achttiende eeuw te Twisk, Abbekerk en de ommelanden zo persoonlijk hun stempel drukten. Je kon ze immers terugvinden als Boer-Burgemeester, Notaris, Kamer- of Statenlid-Dijkgraaf en in de laatste generaties als Arts, Ingenieur, Meester in de rechten, Politie-officier, enz.’ [65] Als zijn stamvader beschouwde hij dan ook niet een telg uit het geslacht Schuurman, maar de achttiende-eeuwse burgemeester van Twisk en notaris van Abbekerk, Jan Cornelisz. Zijp. Het maatschappelijk succes van de familie Zijp gaf, in tegenstelling tot dat van de familie Schuurman – zie de teloorgang van zijn grootvader – voeding aan zijn hang naar eigenwaarde, zijn behoefte om gezien te worden en de drang om zich te bewijzen. Schuurman publiceerde dan ook de stamboom van de familie Zijp. [66] Ook nam hij zich voor de publicatie van een volgend muziekstuk te ondertekenen met ‘Melchert Schuurman-Zijp van Twisk’. [67] In 1965 kwam hij met enige regelmaat in de gemeente Twisk om daar te pleiten voor een zogenoemde Zijpbank. [68] In de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw kwam het regelmatig voor dat gemeenten hun burgemeesters eerden met een stenen burgemeestersbank die op een publieke plaats werd neergezet.

Maar niet alleen trots op de maatschappelijke prestaties van de familie Zijp dreef hem. Hij dweepte ook met de boerenafkomst van deze familietak en dat spoorde dan ook goed met zijn politieke gedachtegoed. Zo schreef hij onder een foto van hemzelf: ‘Zeer duidelijk is te zien mijn boerenafstamming. In het geheel niet het type van de musicus. Zie in dit verband mijn: Boerenstrijdlied!’ [69] In dit lied verheerlijkte de toenmalige zangleider deze beroepsgroep:

•••

Het boerenvolk zal opmarcheeren,

Heija-heija-heija-ho!

Geen knechtenstaat zal ons regeeren,

Heija-heija-heija-ho!

•••

[…]

•••

Met slaande trommen en banieren,

Heija-heija-heija-ho!

Zal ’t boerenvolk eens zegevieren,

Heija-heija-heija-ho!

•••

Het Bauerntum paste in de nationaalsocialistische ideologie waarin de verbondenheid met bloed, volk en bodem zo’n belangrijke rol speelde. Het leven op het platteland werd bewierookt en aan boeren werden bijzondere geestelijke en raszuivere eigenschappen toegedicht. [70] Het ophemelen van zijn voorvaderen als echte boeren sloot dan ook naadloos aan bij de ideologie van Schuurman. De zogenoemde sibbenkunde (genealogie) werd binnen het nationaalsocialisme graag beoefend, niet alleen omdat het bewijzen van een zuivere arische afkomst voorwaarde was om toe te kunnen treden tot de rijen van de SS, maar ook om de verbondenheid met familie, volk en vaderland hiermee te onderstrepen. In zijn genealogische aantekeningen wemelt het dan ook van het gebruik van de term ‘sibbe’ oftewel de nationaalsocialistische aanduiding voor ‘familie’.

Zijn genealogische activiteiten vormden de zwanenzang van zijn leven. Na 1960 ging zijn gezondheid langzaamaan achteruit. In de zomer van 1961 moest hij vanwege een operatie zijn voorgenomen reis naar Oostenrijk laten schieten. In plaats daarvan moest hij zich tevreden stellen met een familiebezoek in Ostfriesland. Voelde hij toen al dat het afscheid van het leven dat hij gewend was te leiden nabij was? Zo schreef hij in zijn verslag van deze reis: ‘De badgasten op Nordeney behoeven zich niet te vervelen. Talloze orkesten spelen op dit eiland. De meisjes zijn precies als voorheen: “Schöne Kapelmeister!...” Er is een tijd van komen en gaan. De dirigent van de Philharmonie neemt afscheid. Het staat er. Weemoedig staar ik naar het aanplakbiljet. Ach, hoe weinig zullen dit begrijpen. Nam ik deze zomer ook geen afscheid?’ [71] In 1964 vierde hij nog uitbundig met familie en vrienden zijn veertigjarig huwelijksfeest, maar na zijn pensionering het jaar daarop ging zijn gezondheid achteruit. Hij kreeg last van zijn hart, waardoor zijn krachten afnamen. In februari 1967 schreef hij aan vrienden dat er bij hem thuis ‘[…] een Grote Apotheek op tafel [stond]’. [72] Typerend was dat bij een bezoek met zijn zoon en een vriend aan een voetbalwedstrijd van Volendam hij zich op de staantribune zomaar liet wegduwen, waarna deze vriend zijn zoon toefluisterde: ‘Hij heeft het lef niet meer!’ [73] Het lef had hij echter nog wel, maar Schuurman kon het fysiek niet meer opbrengen. Op vrijdag 17 november 1967 brachten Melchert en Käthe nog de avond door met Bergense vrienden. ‘Het was erg gezellig,’ schreven deze in hun agenda. [74] Twee avonden later, op 19 november, keek Melchert Schuurman bij buren naar de voetbalsamenvattingen van Sport in Beeld. Daar begaf zijn hart het en overleed hij plotseling. Op 67-jarige leeftijd. Vier dagen later werd hij ’s ochtends om 10.30 uur uitgeleide gedaan op Westerveld, waar hij werd gecremeerd.

•••

038.jpg

OVERLIJDENSAANKONDIGING VAN MELCHERT SCHUURMAN.

•••

•••

[1] NA, Arch. NBI, inv. nr. 170976, Doss. M. Schuurman.

[2] Mededeling Sam de Jager.

[3] Mededeling Marijke Kirpensteijn.

[4] J.C.H. Blom, ‘Jaren van tucht en ascese. Enige beschouwingen over de stemming in Herrijzend Nederland (1945-1950)’, Bijdragen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 96 (1981) 300-333.

[5] Mededeling T.J. Horstman.

[6] Mededeling Ton Schuurman en Lara Zwart-Vuil.

[7] Idem.

[8] De verzetsman was Rens Rempt die in maart 1945 als represaille voor de aanslag op Rauter werd gefusilleerd. Zijn dochter, Mignon Martin-Rempt, deed mij haar relaas in eerste instantie mondeling en later ook nog in een brief van 14 september 2010.

[9] Mededeling R. Dekker-Bakker en M. Kirpensteijn.

[10] Mededeling Ton Schuurman en Peter Franz. Programmaboekjes in RAA, Coll. M. Schuurman en in bezit van P. Franz. De Duinstreek, 19 april 1958. Alkmaarsche Courant, 21 april 1958.

[11] Mededeling R. Dekker-Bakker.

[12] ‘Meneer uit Alkmaar heeft een poëtisch heimwee naar het Limburgse Zonnekind’, Limburgs Dagblad, 17 mei 1950.

[13] Twee liederen voor middenstem. 1. Wanderes Nachtlied 2. Brabants Zonnekind. Opus 85. Broekmans & Van Poppel, Amsterdam. Aanwezig in Nederlands Muziek Instituut (NMI).

[14] RAA, Coll. M. Schuurman, Reisverslag 1961.

[15] De Weihnachtslieder bestaan uit de volgende liederen: ‘Weihnachts-Wiegenlied’, ‘Weihnacht in der Heide’ en ‘Weihnachtswald’ (opus 185). Zij zijn uitgegeven door Harmonia. Een exemplaar bevindt in het Westfries Archief (WA), Coll. C. Koeman, inv. nr. 151.

[16] Zie over hem: www.de.wikipedia.org/wiki/Lothar_Irle.

[17] RAA, Coll. M. Schuurman, Reisverslag 1959-1962.

[18] RAA, Coll. M. Schuurman, ‘Einsamkeit’, opus 120, uitgeverij Harmonia. ‘Wanderes Nachtlied’, opus 85 1953, uitg. Broekmans & Van Poppel.

[19] WA, ‘Sehnsucht’ 1951, uitg. Broekmans & Van Poppel.

[20] Het werd uitgegeven door Broekmans & Van Poppel. Zowel de componist als de uitgever hadden kennelijk niet in de gaten dat er een enorme fout in de uitgave stond. Het werd namelijk uitgegeven als ‘Wanderes Nachtlied’ in plaats van ‘Wandrers Nachtlied’.

[21] Herfstklanken. Fantasie voor viool en piano, opus 110, uitg. Harmonia. Marijke Kirpensteijn was zo vriendelijk om mij deze uitgave ter hand te stellen. Bloemensuite, opus 86, uitg. Harmonia. Een exemplaar bevindt zich in het NMI. Cheese Town Serenade. A Music Novelty, uitg. Harmonia (aanwezig in het NMI). Kaasdragersmars, uitg. Harmonia. Eerder werd dit lied onder de titel Alkmaars Kaaslied uitgegeven door Broekmans & Van Poppel.

[22] Een exemplaar bevindt zich in het Westfries Archief, Coll. C. Koeman, inv. nr. 309. Het is tevens aanwezig in RAA, Coll. M. Schuurman.

[23] WA, Archief gemeente Twisk, notulen gemeenteraad, 26 juni 1964.

[24] Dagblad van West-Friesland, 15 februari 1965.

[25] Mededeling Nico Boelis.

[26] RAA, Coll. M. Schuurman, Egmondlied, uitg. Harmonia.

[27] ‘De Kinheim-suite’. Hymne in woord en melodie. Opus 190.

[28] WA, Coll. C. Koeman, inv. nr. 151, Brief van 6 mei 1965.

[29] RAA, Coll. M. Schuurman, Familieboek. De woorden Trouw en Eer waren ontleend aan het SS-credo Meine Ehre heisst Treue.

[30] J. van Donselaar, Fout na de oorlog. Fascistische en racistische organisaties in Nederland, 1950-1990 (Amsterdam 1991) 33.

[31] Idem, 87.

[32] Zie over het optreden van de BVD tegen de rechts-extremistische organisaties in ons land behalve de studie van Van Donselaar tevens D. Engelen, Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (’s-Gravenhage 1995) 122-147.

[33] Ministerie van Binnenlandse Zaken, Arch. BVD, Zichtmap Melchert Schuurman.

[34] ‘Ook in Nederland terreurbenden’, De Waarheid, 30 oktober 1952.

[35] Ministerie van Binnenlandse Zaken, Arch. BVD, Zichtmap Melchert Schuurman.

[36] De tekst is van Paul Ladique. Uitgegeven door Broekmans & Van Poppel. Aanwezig in RAA, Coll. M. Schuurman.

[37] Mededeling van de musicus Jos Ruiters.

[38] Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Nationaliteitenregister, naturalisatiedossier nr. 740.

[39] Van Donselaar, Fout, 51-79.

[40] Ministerie van Binnenlandse Zaken, Arch. BVD, Zichtmap M. Schuurman.

[41] RAA, Coll. M. Schuurman, muziekbanden. Deze zijn op cd overgezet door Vincent Meijering.

[42] Mededeling Ton Schuurman.

[43] RAA, Coll. M. Schuurman, Familieboek.

[44] Mededeling Ton Schuurman en Peter Franz.

[45] Het gaat hier om Floor Niele, die omkwam bij de zogenoemde Slag bij Rustenburg op 11 oktober 1944. Over de bewonersgeschiedenis van de Roemer Visscherstraat heb ik me vooral gebaseerd op gesprekken met Jos van Aarle en Henk Veeninga, voormalige bewoners van die straat.

[46] RAA, Coll. oorlogsdocumentatie, Herman Niele in: 1940-1945, Huize Niele, Roemer Visscherstraat 4, Alkmaar, 10.

[47] Mededeling Ton Schuurman, Henk Veeninga en Jos van Aarle.

[48] Mededeling Henk Veeninga en Jos van Aarle.

[49] Mededeling H. Veeninga, J. van Aarle en Ton Schuurman.

[50] Marcel Rözer, ‘Hoe de keeper van Titan bij de Waffen SS kwam’, Hard Gras. Voetbaltijdschrift voor lezers 65 (2009) 57-72, aldaar 61, 68. Zie over hem: Idem, Zo vader. Een keuze voor de Waffen-ss die generaties lang nadreunt (Amsterdam 2013) 190-194.

[51] Renate van der Zee, ‘Het verhaal van Ebbe Rost van Tonningen (63) over de zoektocht naar zijn vader’, NRC Handelsblad 2 juni 2007. Zie over zijn leven: Ebbe Rost van Tonningen, In niemandsland. De vader verloren, de moeder verstoten (Amsterdam 2012).

[52] Mededeling Ton Schuurman.

[53] Mededeling Henk Veeninga en Jos van Aarle.

[54] Van Donselaar, Fout, 90.

[55] Mededeling Ton Schuurman.

[56] Mededeling Peter Franz. Hoewel er op de koker de opdruk ‘International Military-Tribunal – 1945 – Nürnberg Germany’ staat, lijkt de kans bepaald niet groot dat het hier om Görings sigarettenkoker ging. De andere kant van het kleinood bevat namelijk het insigne van de Amerikaanse eerste infanteriedivisie. De tweede man van het Derde Rijk lijkt er niet echt het type naar te zijn geweest om met Amerikaans militair materiaal op zak te lopen. Via internet zijn er meer van dergelijke kokers op te sporen die vermoedelijk in gebruik waren bij Amerikaanse soldaten.

[57] Over de vriendschappen van Schuurman: Mededelingen van Ton Schuurman. Over zijn vriendschap met H.M. Fruin: WA, Coll. C. Koeman, inv. nr. 151, Brief M. Schuurman aan C. Koeman.

[58] Vriendelijke mededeling Ebbe Rost van Tonningen.

[59] F.S. Rost van Tonningen, ABC van de nsb. Wie is wie? (z.pl., z.d.), 3, 34.

[60] Bas Kromhout, Fout geboren, 118.

[61] Mededeling Ton Schuurman.

[62] RAA, Coll. M. Schuurman, Familiefotoalbum.

[63] RAA, Coll. M. Schuurman, Vakantiealbum 1959-1962.

[64] Idem.

[65] RAA, Coll. M. Schuurman, Genealogische aantekeningen van M. Schuurman.

[66] Melchert Schuurman, ‘Rond de familie Zijp’, Westfriese Families 8 (oktober 1967) 21, 22.

[67] RAA, Coll. M. Schuurman, Genealogische aantekeningen.

[68] Nico Boelis, ‘Twisker-Volkslied’, Jaarboek Twisca 15 (2011) 27-33, aldaar 33.

[69] RAA, Coll. M. Schuurman, Familieboek.

[70] Van Donselaar, Fout, 125.

[71] RAA, Coll. M. Schuurman, Vakantiealbum 1959-1962.

[72] Coll. Peter Franz, Brief 3 februari 1967.

[73] Mededeling Ton Schuurman.

[74] Coll. Peter Franz.

•••