III | AGITATO
•••
ZANGLEIDER IN OORLOGSTIJD
•••
Op de avond van 9 mei 1940 vrolijkte Melchert Schuurman een NSB-bijeenkomst op in het gebouw ‘Dreefzicht’ in Haarlem. ’s Nachts bleef hij slapen bij een kameraad in Heemstede. De volgende dag, toen hij terugkeerde naar Alkmaar, was de oorlog tegen Nederland uitgebroken. Onmiddellijk na aankomst thuis werd hij ingerekend. Zijn huis werd overhoopgehaald omdat soldaten, die in Alkmaar gelegerd waren, meenden een geheime bergplaats op het spoor te zijn gekomen. [1] Met Schuurman werden in Alkmaar nog eens ruim vijftig NSB’ers en Duitsers geïnterneerd. Dergelijke arrestaties vonden overigens in het hele land plaats. Na de capitulatie buitte de Alkmaarse NSB de internering uit. In een fel artikel in Het Nationale Dagblad, onder de kop ‘De Alkmaarsche Bloedraad’, werd onder meer burgemeester F.H. van Kinschot hiervoor verantwoordelijk gesteld. [2] Hij werd het mikpunt van tal van aanvallen van NSB-zijde en om de rust te herstellen, stelden de bezetters uiteindelijk een NSB-burgemeester aan, ofschoon zij geen reden hadden om te klagen over Van Kinschot: ‘Hij deed alles wat de bezetter hem opdroeg en vaak ook nog eens zonder morren.’ [3] De internering en zijn vermeende martelaarschap moeten Schuurman alleen maar gesterkt hebben in zijn wens om zich geheel te geven aan ‘de goede zaak’. Dat gold niet alleen voor hem, maar ook voor tal van andere NSB’ers. Zo schreef de vooraanstaaande nationaalsocialist Goedewaagen over zijn detinering in de Ripperdakazerne: ‘Ik was als toeschouwer de kazerne binnengegaan. Ik kwam er als activist weer uit.’ [4]
Onmiddellijk na zijn vrijlating nam Schuurman zijn politieke en muzikale activiteiten met veel energie weer op. Hij werd aangesteld als hoofd Zangdienst van de afdeling Vorming van de NSB, waarna hij tal van activiteiten ontplooide. Ruim een jaar na zijn aanstelling gaf hij daarvan een overzicht. Tussen 15 mei 1940 en oktober 1941 trad hij op tijdens liefst 334 zangavonden en was hij dus constant onderweg. [5] Schuurman, die zelf geen auto en rijbewijs bezat, verplaatste zich doorgaans per trein, maar moest wel in de derde klasse reizen. Pas nadat hij gewond was teruggekeerd van het oostfront werd hem een treinabonnement voor de tweede klasse verstrekt. [6] Schuurman verzorgde de muziek op bijna alle vergaderingen waar Mussert het woord voerde. Maar niet alleen in eigen land was hij te bewonderen. Ook in Duitsland ging hij aan de slag. Tussen januari en oktober 1941 verzorgde hij tien zangavonden in het land van de bezetter. In november 1941 bezocht hij met propagandaleider Ernst Voorhoeve München. Wat het precieze doel was van deze reis is niet duidelijk, maar zij hadden wel tijd om een ansichtkaart te sturen vanuit de Nürnberger Bratwurst Glöckl am Dom. [7]
•••
MELCHERT SCHUURMAN IN 1940.
•••
Ook richtte hij diverse zangkoren op en trad hij een paar maal op als leider van de Volkszangmiddag voor de radio. Het probleem met de koren was dat het niet eenvoudig was om hiervoor mannen te werven. Zij werden vaak volledig opgeëist door NSB, WA en SS. Wel bleven zijn koren De Zingende Dietschers uit Amsterdam en Het Zwarte Koor uit Den Haag actief en succesvol. ‘De geest van de koren is uitmuntend,’ meldde Schuurman vol trots. [8]
Liederen van Schuurman waren een must voor rechtgeaarde nationaalsocialisten. In het voorwoord van de zangbundel die de WA in de zomer van 1940 uitgaf, stond dat ‘[…] iederen W.A. man tot plicht [werd] gesteld de hierbij vastgestelde liederen der Beweging en W.A., alsmede enkele Dietsche liederen geheel uit het hoofd en uit volle borst te kunnen zingen. Het zonder eenige hapering kunnen zingen van alle teksten dezer liederen is dus een onderdeel van den dienst der W.A.’ In de liedbundel waren zes van de in totaal zestien liederen van de hand van Melchert Schuurman. [9]
Schuurman had ook een groot geloof in de zogenoemde volkszang, het massaal zingen van vaderlandse liederen door alle lagen van de bevolking. De volkszang moest de geest van eenheid onder het volk versterken. Maar hierin was hij niet succesvol. Het was al te zeer duidelijk dat deze vorm van zangbeoefening alleen maar een politiek doel diende. In de praktijk waren de door Schuurman en anderen georganiseerde zangfeesten dan ook pure NSB-bijeenkomsten.
Daarnaast nam hij zitting in de jury van een prijsvraag waarin leden van de NSB werden opgeroepen om een nationaalsocialistisch lied te componeren. In de jury zaten onder meer George Kettmann jr. en Schuurmans vriend en voormalige links-radicaal en protestant, de dichter Martien Beversluis. [10]
Al met al had hij het met zijn muziekactiviteiten wel bijzonder naar zijn zin: ‘Mijn eenige wensch is echter dat ik op den duur nog eens een pianist-begeleider mede kan krijgen, opdat ik niet overal zelf achter de piano hoef te zitten. Dit vermoeit te veel […]. Zangleiders hooren voor de troep te staan en niet voor de piano te zitten.’ [11] Op de zangavonden werden strijdliederen en vertrouwde vaderlandse liederen gezongen. Van liederen met een meer luchtig karakter moest Schuurman niets hebben. Die ondermijnden de strijdgeest alleen maar: ‘Wij hadden ook eenmaal een leger en de krachtliederen waren: “Rats, kuch en boonen” of het misselijke jodenliedje: “Wie heeft er suiker in de erwtensoep gedaan”. Om van te kotsen!’ [12]
De zangleider genoot volop van zijn activiteiten. Hij was gezien, werd geroemd en had het gevoel deel uit te maken van grootse veranderingen in de geschiedenis. Hij mocht veelvuldig in de buurt vertoeven van de door hem vurig bewonderde Mussert. Bovendien kwam hij in alle uithoeken van het land en bezocht hij tevens met regelmaat het door hem zozeer bewonderde Duitsland. Zijn vele binnen- en buitenlandse reizen leverden hem tal van nieuwe contacten op en niet alleen met mannelijke kameraden. Schuurman had wat dat betreft een groot hart en moest soms alle zeilen bijzetten om zijn Käthe, die vermoedens had van overspel van haar echtgenoot, ervan te overtuigen dat zij toch wel de enige vrouw was in zijn leven. [13] Het leven in deze ‘Nieuwe Tijd’ lachte hem van alle kanten toe. Toch was dit niet genoeg en Schuurman zette wederom een stap in zijn leven, een die grote gevolgen zou krijgen voor zijn gezin: hij meldde zich op 42-jarige leeftijd aan bij de Waffen-SS voor de strijd aan het oostfront.
•••
SOLDAAT EN LIED: NAAR HET OOSTFRONT
•••
Wat bezielde Melchert Schuurman? De gemiddelde leeftijd van de oostfrontvrijwilligers was aan het begin van de strijd tegen de Sovjet-Unie ongeveer 22 jaar, dus Schuurman had qua leeftijd de vader kunnen zijn van tal van rekruten. [14] Natuurlijk was hij zich daarvan bewust: ‘Wij staan aangetreden met onze Compagnie. Ik zie langs de rijen. Vele stormers staan in ons gelid. Hun blonde gezichten stralen in de vroege morgenzon. Jongens van Mussert, die hun jonge leven gaan geven voor een heilig ideaal. Stuk voor stuk zouden zij zonen van mij kunnen zijn. Zij zijn 18 jaren en wij 42 jaar oud.’ Maar Schuurman zat daar niet mee: ‘Oud, de duivel is oud. Mee!’ [15] Hij was niet de enige vrijwilliger op leeftijd. Met hem ging de propagandaleider van de NSB, Ernst Voorhoeve, die even oud was, ook naar het oostfront. Zij waren niet eens de Methusalems onder de vrijwilligers, want oud-burgemeester en oud-senator Frans Pont was zelfs nóg ouder toen hij zich aanmeldde voor het Vrijwilligerslegioen. Hij was toen inmiddels al 48 jaar oud en zou tot zijn 50e blijven dienen. [16]
•••
RECRUUT. MELCHERT SCHUURMAN KORT NA ZIJN AANMELDING VOOR HET OOSTFRONT, 1942.
•••
Natuurlijk allereerst zijn diep doorleefde nationaalsocialistische overtuiging bracht hem tot het besluit om zich aan te melden. Hij was er zeker van dat de wereld op een keerpunt in de geschiedenis was aangeland dat moest leiden tot een overwinning op het communistische barbarendom. Zijn aanmelding bij het Vrijwilligerslegioen paste ook bij zijn drang om ‘groots en meeslepend’ te willen leven en om daden te verrichten. Zijn hang naar avontuur en soldatenromantiek kan dan ook niet los gezien worden van zijn toonkunstenaarschap en Schuurman was zeker niet de enige musicus die de wapens ter hand wilde nemen. Daarvan was bijvoorbeeld ook sprake bij het Rotterdamse zangduo De Dietsche Twee, J.J. Tieman en H.M. Heere, de componisten Pieter Heins en Jarl Haan. Ook het hoofd van de dienst Muziek van de NSB, A. de Smet, meldde zich op 42-jarige leeftijd aan. [17] De hang naar een fascinerend leven bracht meer kunstenaars ertoe om zich aan te melden. Zo verschenen in maart 1943 Johan Wilhelm van der Zant (Hans Andreus) en Bertus Swaanswijk (Lucebert) voor de Meldungstelle van het SS-Ersatzkommando in Amsterdam. Andreus tekende, terwijl zijn vriend Lucebert er op het laatste moment voor terugschrok. [18] Ook kan een rol bij Schuurman hebben gespeeld dat het Mussert goed uitkwam dat leidende NSB-functionarissen zich aansloten bij het Vrijwilligerslegioen. Mussert, die slechts schoorvoetend akkoord ging met de oprichting van dit leger, had er belang bij dat het niet werd gemonopoliseerd door radicalen als Henk Feldmeijer en door concurrerende nazi’s als Ernst Herman van Rappard die integratie met Duitsland voorstonden. Na de oorlog zou Schuurman verklaren dat hij onder meer om te voorkomen dat naziradicalen het Vrijwilligerslegioen zouden overheersen door Mussert en generaal Seyffardt was verzocht om toe te treden. Mussert zag in Schuurman een persoonlijke waarnemer die een oogje in het zeil kon houden bij de oostfrontvrijwilligers. [19] Nog tijdens zijn militaire vorming schreef Schuurman over Mussert: ‘Voor u Leider zijn wij heengegaan… Voor U en voor niemand, niemand anders. Leider wij zullen onze plicht doen. Hou Zee!’ [20]
Ook meer persoonlijke motieven speelden een rol bij zijn aanmelding. Hij vond het geweldig om deel uit te maken van de soldatengemeenschap, waarin kameraadschap zo centraal werd gesteld. [21] En het was niet zomaar een soldatengemeenschap, maar ‘[…] ik werd binnengeleid en opgenomen in het beste leger ter wereld’. [22] Ook kwam toetreding tegemoet aan zijn grote behoefte aan erkenning en status. Oostfrontstrijders waren in de ogen van de thuisblijvende nationaalsocialisten de grote helden. Zij stonden hoog in aanzien bij het thuisfront omdat zij de moed opbrachten om have en goed achter te laten en zich op te offeren voor het grote ideaal. [23] De oorlogsvrijwilligers onderscheidden zich van de achterblijvers of, zoals de zich noemende voorman van de Nederlandse SS Henk Feldmeijer het formuleerde: ‘Verdomd wij zijn frontsoldaten. Wat een afstand scheidt ons van de burgers gindsch.’ [24] In NSB-kringen gold het als een eer om in een dergelijk keurkorps te dienen en dat was voor veel vrijwilligers een belangrijk motief voor aanmelding. [25] Natuurlijk vergde het ook moed om de wapens op te nemen in de verre Sovjet-Unie en van Schuurman kon veel gezegd worden, maar niet dat hij bang was aangelegd.
Schuurman was een van de velen die oostwaarts trokken. De schattingen over het aantal Nederlanders in Duitse krijgsdienst lopen uiteen. Doorgaans volgen historici de onderzoeker In ’t Veld die het houdt op 22 à 25.000 mannen die vochten in de gelederen van de Waffen-SS. [26] Hoewel Duitse commandanten na de oorlog uitkwamen op veel hogere aantallen (55 à 70.000 mannen) heeft in ons land alleen Sytze van der Zee vraagtekens geplaatst achter de aantallen van In ’t Veld. Op grond van gesprekken met vroegere SS’ers sluit hij niet uit dat er mogelijk 35 à 40.000 soldaten de Duitse gelederen kwamen versterken. Aan het eind van de oorlog was de administratieve chaos compleet en werden ook lukraak in Duitsland tewerkgestelde Nederlanders in de krijgsdienst opgenomen, die hun aanmelding bij de SS na de oorlog probeerden te verdoezelen. [27] Hoewel Van der Zee niet wordt nagevolgd, heeft hij wel een punt waar hij stelt dat de chaos aan het einde van de oorlog en de noodzaak om de inkrimpende Duitse legers aan te vullen ten koste gingen van de registratie van nieuwe rekruten. Kortom, het precieze aantal zullen we wel nooit te weten komen, maar niet uitgesloten mag worden dat de cijfers van In ’t Veld naar boven toe zouden kunnen worden bijgesteld.
In ieder geval is het opmerkelijk dat Nederland in vergelijking met andere landen de meeste SS’ers leverde. [28] Enigszins pesterig heeft Ger Verrips in zijn boek Mannen die niet deugden erop gewezen dat er meer Nederlanders bij de SS zaten dan in geallieerde krijgsdienst of in het actieve verzet. [29] Eerder hadden ook Armando en Hans Sleutelaar al opgemerkt: ‘Is het ongerijmd te veronderstellen, dat de Waffen ss meer Nederlandse jongens trok dan de ondergrondse knokploegen?’ [30] Nu was het natuurlijk praktisch gezien veel gemakkelijker om zich aan te sluiten bij de SS dan bij het verzet of de geallieerden, maar buiten dat is het grote aantal vrijwilligers wel opmerkelijk. Dat lag niet aan de effectiviteit van de Duitse propaganda, want die zal in andere landen niet minder zijn geweest. Anders dan bezette landen als Frankrijk en België heeft ons land echter de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog niet meegemaakt, waardoor er een geromantiseerd beeld van wat oorlog was bij nogal wat Nederlandse jongeren kon ontstaan. [31] Medio 1943 waren er op iedere 10.000 inwoners vijftien mannen in Duitse krijgsdienst. In Vlaanderen waren er dat minder dan twaalf. Opmerkelijk is dat twee andere Europese landen die evenmin betrokken waren bij de Eerste Wereldoorlog, namelijk Noorwegen en Denemarken, vergelijkbare percentages soldaten leverden als Nederland. [32] Het oorlogsenthousiasme en het geloof in een frischer, fröhlicher Krieg waren kennelijk iets groter in landen die niet in de Eerste Wereldoorlog waren meegezogen dan in landen die de bloedige ervaringen wel kenden en deze hadden opgeslagen in het collectief geheugen.
•••
NA ZIJN AANMELDING VOOR HET OOSTFRONT VERZORGDEN SCHUURMAN, LEEUWENBERG EN VOORHOEVE TAL VAN PROPAGANDABIJEENKOMSTEN WAARIN NSB’ERS WERDEN OPGEROEPEN ZICH ALS SOLDAAT TE MELDEN VOOR HET OOSTFRONT, 1942.
•••
Voordat Melchert Schuurman naar de kazerne kon vertrekken, sprak hij, samen met Ernst Voorhoeve en de gemachtigde van de Leider, Hendrik Jan Leeuwenberg – met zijn 37 jaar ook al niet de jongste –, op enkele tientallen propagandabijeenkomsten over hun aanstaande reis naar het oostfront. Deze bijeenkomsten hadden tot doel anderen op te roepen om niet achter te blijven. Voorhoeve zou na de oorlog verklaren dat dit in opdracht was van Mussert, en dat zij dit met grote tegenzin deden. [33] Toch lijkt Schuurman er de man niet naar te zijn geweest om dit met tegenzin te doen: ‘40 Knalvergaderingen. Het was bijna niet te doen. Wij hadden soms het gevoel, dat wij voor het front gezien te hebben, reeds gesneuveld zouden zijn. Wij hielden vol! Overal in het land melden zich oudere en jongere idealisten.’ [34]
•••
VOOR ZIJN VERTREK BODEN ALKMAARSE NSB’ERS HEM HET BOEK AAN WAT AARDE BEWAARDE. ONDER DE LEUS ‘GELOOVEN IS OVERWINNEN, OVERWINNEN IS STRIJDEN’ PLAATSTEN ZIJ HUN HANDTEKENING.
•••
Op de laatste groepsvergadering van de NSB in zijn woonplaats kreeg de oorlogsvrijwilliger vanwege zijn aanstaande vertrek naar het oostfront en vanwege zijn verjaardag van zijn dankbare kameraden en kameraadskes twee boeken aangeboden, namelijk Wat aarde bewaarde en Zinnebeelden in Nederland. In deze nationaalsocialistische boeken schreven zij hun namen onder de leus ‘Gelooven is overwinnen, overwinnen is strijden’. [35]
En toen brak op 30 juli 1942 de grote dag aan. In totaal 375 vrijwilligers, bijna allen geworven op de campagnebijeenkomsten van Schuurman, Voorhoeve en Leeuwenberg, stonden in de Haagse dierentuin aangetreden om van Mussert, Rauter en generaal Seyffardt afscheid te nemen: ‘Allen bezield om het uiterste te moeten doen wat in een menschelijk vermogen ligt. Bereid het hoogste offer te brengen. Nooit klonk ons lied van “De Zwarte Soldaten” zoo echt en overtuigend als dien Donderdagavond toen onze trein van het Hollandsche Spoor weggleed. Wij hebben gezongen, totdat onze kelen schorre kikkers leken.’ [36] H. Spijkers, die tegelijk met Schuurman vertrok, gaf daarvan in zijn combinatie van herinneringen en dagboek een levendig verslag. Heel heldhaftig oogde het allemaal niet toen de rekruten achter de muziek aan naar het station marcheerden: ‘[…] de meesten nog in civielkleeding in diverse graden van afgedragenheid of in het W.A.-uniform, met koffers, pakkers en tasschen sjouwend; de goede wil moest hier het gebrek aan decor blijkbaar vervangen.’ Op het station werden ze opgewacht door een aantal belangstellenden dat hen aankeek ‘[…] als een soort avontuurlijke dwazen of als idealisten mit beschränkter Haftung’. Toch kregen ze ook bloemen, chocolade en sigaretten toegestopt. ’s Avonds laat reed de trein weg. [37]
Enkele dagen later bereikten zij de Elzas waar in de plaats Sennheim, niet ver van Straatsburg, de eerste opleiding plaatsvond. Sennheim was de plaats waar veel SS-vrijwilligers hun militaire vooropleiding ondergingen. Het was een soort premilitaire scholing van ongeveer vier weken, die ten doel had de rekruten te laten wennen aan de sfeer in de Waffen-SS of, zoals een oud-SS’er het eens noemde, ‘een acclimatiseringsoord voor de beute-Germanen in de Waffen SS’. [38] Met beute-Germanen bedoelde hij de buitenlandse vrijwilligers die als het ware buitgemaakt waren door de Waffen-SS. Spijkers was bepaald niet te spreken over de opleiding in de Elzas. Hij wees erop dat zij ondergebracht waren in een voormalig krankzinnigengesticht, maar dat ‘sommigen van ons beweerden, dat dat “voormalige” van dit krankzinnigengesticht abuis was en dat het gebouw heelemaal niet van functie veranderd was.’ De kazernedienst was van een ‘onmeedoogende gestrengheid’. Volgens Spijkers kwam dat omdat de Duitse mentaliteit nu eenmaal anders was. Hij constateerde echter ook ‘[…] dat de troep, zooeven uit Nederland gearriveerd, nu juist niet het puikje der natie was, en er waren er genoeg bij, die uit weinig edele motieven zich gemeld hadden.’ [39] Slechts een minderheid van de Legioenvrijwilligers deed dit uit nationaalsocialistische motieven. Vaker werden ze daartoe aangemoedigd vanwege de relatief goede betaling en de verzorging van de achterblijvende familieleden. Het Vrijwilligerslegioen trok dan ook opmerkelijk veel gelukszoekers, avonturiers en criminelen die op die manier uit de handen van de politie hoopten te blijven. [40] In die zin is weleens de vergelijking gemaakt met het Franse Vreemdelingenlegioen. [41]
Ook voor Schuurman was de opleiding zwaar, maar Schuurman zou de zangleider niet zijn als hij daar niet tenminste een muzikale en ook vrolijke noot aan probeerde te verbinden. Op 19 augustus 1942 verzocht hij Mussert per brief om instrumenten te sturen voor een te vormen orkest van rekruten. Gesteund door de compagnieleiding vroeg hij om vier violen, een cello, een hobo, een fluit, een trompet, een accordeon, een saxofoon, een waldhoorn en een contrabas. Als de orkestleden eenmaal zouden zijn ingezet aan het front zouden de daaropvolgende lichtingen weer kunnen profiteren van de achtergelaten instrumenten. De brief ondertekende hij met ‘Als steeds uw trouwe soldaat’. Vermoedelijk heeft de Leider geen gehoor gegeven aan het verzoek van zijn zangleider. [42]
Maar er was weinig tijd voor recreatie. In de eerste plaats moesten de mannen klaargestoomd worden voor het front. Onderdeel van de opleiding was het bestijgen van de Hartmannswillerkopf. Op deze berg is in de Eerste Wereldoorlog bitter gevochten en zijn mogelijk dertigduizend soldaten gesneuveld. Alvorens de berg op te gaan, kreeg Schuurman van een Duits meisje het volgende lied te horen:
•••
Es ist ein Berg so hoch erhoben,
Ein Berg der jedem ist bekannt,
Ein Kreuz steht hoch da droben,
Das weithin schaut in ’s Elsassland,
Es ruhen dort gar viel Soldaten,
Auf dem Berg der Hartmann wird genannt,
Der Berg voll Trauer im Elsassland.
•••
Het lied klonk als een waarschuwing voor Schuurman en zijn kameraden, maar die uitwerking had het volstrekt niet. Integendeel, want toen zij op de top van de berg waren aangekomen, werd een ander lied aangeheven:
•••
Singend wollen wir marschieren
In die neue Zeit.
Adolf Hitler soll uns führen,
Wir sind stehts bereit! [43]
•••
Toch was er wel aanleiding om bezorgd te zijn, want in de maand dat de rekruten vertrokken uit Nederland, juli 1942, had het Vrijwilligerslegioen in de strijd aan het oostfront al zo’n tweehonderd doden en vijfhonderd gewonden te betreuren. [44] Maar in Sennheim waren er vooral andere zorgen, zoals hoe de opleiding te doorstaan en de treiterijen van de Duitse instructeurs het hoofd te bieden. Met de plaatselijke bevolking waren er niet veel contacten: ‘[…] half Fransch, half Duitsch, was ze ons niet bijster vriendelijk gezind en bewaarde steeds een afwijzende, hoewel correcte houding.’ [45]
Na ruim een maand, op 3 september 1942, werden de vrijwilligers overgeplaatst naar het Oostenrijkse Graz, een halte dichter bij het front. Daar, in de SS-kazerne Wetzelsdorf, werden de rekruten liefst vijf maanden afgericht, twee maanden langer dan waar zij op hadden gerekend. [46] Hier werd hun geleerd om met wapens om te gaan, maar ook in Graz werd het marcheren niet vergeten. Schuurman schreef daar ook over naar het thuisfront: ‘Wij hebben deze week 2x een zware nachtmarsch gemaakt dus ga ik niet uit. Mijn beenen (trouwens van de jonge bengels ook) zijn iet-of-wat gemangeld. […] De dienst is zeer zwaar.’ [47] Iedere dag moesten de rekruten de berghellingen op sjouwen. Soms met het gasmasker op het gezicht en zo nu en dan ook met een mitrailleur op de schouder: ‘Wat hebben we ons vaak tegen den berg op gezweet, met moede loome schreden den weg onder ons terugduwend, ijverig het “Hinlegen… Auf marsch, marsch” oefenend.’ En als het niet naar de zin ging van de instructeurs dan hadden zij een uitgebreide vocabulaire scheldwoorden tot hun beschikking: ‘[…] we hebben heel wat namen gedragen die in ons doopbewijs niet vermeld worden.’ [48]
Het schrijven en lezen van brieven was een belangrijke vorm van ontspanning. Het uitdelen van de post ‘[…] is voor ons het heerlijkste moment.’ [49] Aan zijn vriend Frans de Zomer schreef Schuurman dat hij zich goed had weten aan te passen aan de ‘[…] onaangenaamheden van het recrutenleven, dat iedere soldaat verwenscht.’ Als antwoord stuurde zijn strijdmakker hem vanuit het lazaret in Cottbus een brief terug waarin hij meldde dat hij wat dat betreft altijd zo’n hekel had aan ‘jankbrieven’. Vooral zijn tante Mina de Zomer was daar zo goed in en om haar te jennen, schreef Frans haar dan ook uitvoerig hoe hij bolsjewisten afmaakte: ‘Om van te watertanden voor liefhebbers van goedkope misdadigers en Wild-West romans, maar om te huilen voor mijn tante Mina de Zomer, die elken dag bidt voor Vrede en Vrijheid.’ [50]
Maar behalve mijmeren over het ombrengen van communisten was er ook een andere vorm van ontspanning, namelijk muziekbeoefening. Schuurman had met de rekruten een soldatenkoor opgericht: ‘En zingen dat die jongens konden. Het was een lieve lust om hen te hooren. Nimmer leidde ik een koor zoo bezielend als dit mannenmateriaal.’ [51] Zelfs kreeg dit koor de uitnodiging om op het grote stadsplein, de Hauptplatz van Graz, toen de Adolf-Hitler-Platz geheten, op te treden tijdens een campagne voor de Duitse Winterhulp. Instrumenten waren niet voorhanden en daarom werd het koor begeleid door trommelaars en trompetters van de Hitlerjugend. Het zou niet bij dit ene optreden blijven, want nog talrijke malen zou dit koor zijn kunsten vertonen. [52]
Alvorens de vrijwilligers naar het front trokken, was er een conflict ontstaan tussen de reisgenoot van Schuurman, Ernst Voorhoeve, en de Duitse militaire leiding in Graz. De controverse ging over de te volgen lijn, Diets of Duits oftewel behoud van een Nederlandse identiteit dan wel de zuivere SS-lijn, die voorzag in het opgaan van Nederland in een Groot-Duitsland. Voorhoeve schreef hierover in een brief aan Mussert dat de compagniescommandant vanuit Berlijn voor hem was gewaarschuwd omdat hij als Groot-Nederlander (Dietser) een vijand was van de SS. De compagniescommandant zou toen tegen zijn rechterhand hebben gezegd: ‘Je begrijpt wel, dat wij er voor zullen zorgen dat deze man niet van het front terugkeert.’ Vervolgens meldde die dit, in aanwezigheid van Melchert Schuurman, aan Voorhoeve. [53] Overigens, Voorhoeve zou zijn oostfrontavontuur wel overleven. De SS was echter gebeten op Voorhoeve omdat hij in het voorjaar van 1942 namens Mussert had verkondigd dat Himmler het ideaal van een Groot-Germaans rijk had losgelaten en dat de NSB de beschikking zou krijgen over eigen leger- en politie-eenheden. Vervolgens kreeg de hoogste SS’er in ons land, Hanns Albin Rauter, allerlei belastend materiaal over Voorhoeve aangereikt. Hij zou de Duitse bezetters hebben uitgescholden voor ‘aangeklede stukken nageboorte’ en Nederlanders die de Groot-Duitse gedachte aanhingen, hebben uitgemaakt voor ‘maden die de Duitsers in de kont kruipen’. Het werd hem om die reden dan ook niet gemakkelijk gemaakt om zich aan te melden voor de Waffen-SS of het Vrijwilligerslegioen. [54] Toen het hem uiteindelijk toch was gelukt, was het in ieder geval niet verwonderlijk dat zijn gangen met argusogen vanuit Berlijn werden gevolgd. Hoe Schuurman reageerde op dit conflict is onbekend, maar hij behoorde niet tot de aanhangers van opgaan van Nederland in een Groot-Duitsland.
Voordat Schuurman naar het oostfront vertrok, werd het hem vergund om de kerstdagen in zijn woonplaats door te brengen. [55] Uiteindelijk vertrokken de Nederlanders op 17 januari 1943 uit Graz naar de Sovjet-Unie waar zij nog een korte opleiding van twee weken kregen. [56] De tijd van het serieuze werk was aangebroken. Schuurman zou zich later de treintocht door Polen naar het front bij Leningrad goed herinneren. De landschappen waar hij en zijn metgezellen doorheen trokken, maakten diepe indruk op de man die, net zoals de doorsnee-Nederlander toen, weinig van de wereld had gezien. [57] Aangekomen aan het Russische front had de winter volop toegeslagen. De tijd van genieten van de natuur was voorbij. Het werd vooral zaak om te overleven.
In die periode werd er tijdens het beleg van Leningrad wel gevochten, maar bleven de beide legers tamelijk onbeweeglijk tegenover elkaar staan. Aan het front werd Schuurman ondanks zijn leeftijd en zijn status binnen de NSB niet uit de wind gehouden. Hij vocht dan ook volop mee en schreef aan Mussert dat hij zich in de voorste linies bevond en vanaf een afstand van tachtig meter uitkeek op de tegenover hem gelegen Russen. Na de oorlog zou hij tegenover het tribunaal verklaren dat hij in de voorste linies had gevochten en daar zowel het geweer als het machinegeweer hanteerde. [58] Het was zwaar, zoals hij aan Mussert schreef: ‘U zult het wel met mij mee kunnen voelen, dat het op mijn leeftijd van bijkans 43 jaar niet meevalt al deze ontbeeringen mee te maken. Lichamelijk voel ik het dan ook zeer zeker. Doch wij vervullen vol idealisme onze soldatenplicht […]. Velen van ons zijn gewond of gevallen, doch tot nog toe heb ik werkelijk geluk gehad.’ [59] Overleven was natuurlijk ook een kwestie van geluk hebben. Terwijl makkers om hem heen sneuvelden, verwierf hij onder zijn kameraden de bijnaam ‘Slippertje’, want ‘Noch het één noch het ander kon hem dood krijgen.’ [60] Maar werd deze bijnaam hem niet mede gegeven omdat het ook bij de manschappen aan het front inmiddels bekend was dat Schuurman het niet zo nauw nam met de huwelijkstrouw? Het zou best kunnen.
Expliciet beschreef Schuurman in zijn herinneringen hoe een vriend naast hem werd getroffen: ‘Een schot valt. Peter zijgt naast mij neer. Enkele minuten later is hij weggebracht. Zijn bloed kleurt de smetteloos witte sneeuw. In zijn bloed staan mijn laarzen vastgeklemd. Verbeten tuur ik naar voren. Peter werd gewroken. Enkele seconden later deed ik den Iwan in de sneeuw bijten.’ [61] Aan vrienden in Alkmaar schreef hij dat hij inmiddels heel wat te doorstaan had gehad: ‘Of wij er echter veel over zullen spreken weet ik niet, want over ons is zoo’n bitteren ernst en zoo’n stilzwijgen gekomen. Ik kan u verzekeren dat de strijd in de afgelopen maanden bitter zwaar was. Doch geen duimbreed afgegeven! Dat verdommen wij eenvoudig. Velen van mijn beste vrienden zijn gevallen. Hoe vaak stierven deze helden niet in mijn armen, om een ogenblik later zelf er bijna aan te gaan.’ [62] Opmerkelijk genoeg ondertekende hij de brief met ‘Heil Hitler Hou-Zee!’ Blijkbaar nam Schuurman, ondanks het feit dat hij tot diens laatste ademtocht Mussert-aanhanger zou blijven, toch de mores over van de SS.
•••
TROTS TOONT SCHUURMAN ZIJN ONDERSCHEIDING ‘HET IJZEREN KRUIS
•••
Het lijkt erop dat Schuurman zich als soldaat zeker heeft geweerd, want na zijn terugkeer van het front werd hem het IJzeren Kruis tweede klasse verleend. Tegenover het tribunaal zou hij na de oorlog zeggen dat hij deze onderscheiding verdiende, omdat hij, na te zijn ingesloten, zich al vechtend had weten te bevrijden. [63] Of was deze onderscheiding een gevolg van lobbyen? Het feit dat hij deze onderscheiding pas in juni 1944 door Rauter opgespeld kreeg, zou daarop wijzen. [64] Het is mogelijk dat hij na terugkeer van het oostfront heeft aangedrongen op een onderscheiding, maar het is de vraag of deze onderscheiding wel zo gemakkelijk werd verleend, ook aan prominenten. Zo moest Feldmeijer, die zeker ook de nodige gewapende confrontaties had ondergaan, op bevel van Himmler langer aan het oostfront blijven. Himmler was van mening dat de Voorman pas kon terugkeren met een onderscheiding op zijn borst. En ondanks het feit dat zelfs Rauter bij de Reichsführer aandrong op zijn terugkeer naar Nederland, mocht Feldmeijer het front pas verlaten nadat hij het IJzeren Kruis tweede klasse had verdiend. [65]
Toch zijn er meer aanwijzingen dat Schuurman de strijd niet schuwde. Een medesoldaat, Sturmmann E. Jaspers, schreef in Volk en Vaderland bewonderend over hem: ‘Nu, ik ben blij te kunnen melden dat onze Melchert een kerel is. Zoo gauw hij hier was, wierp hij zich met een elan in den strijd, zooals wij “ouderen” dat alleen maar kenden uit onze beginperiode. [...] Alléén op den vijand af. Ik was gelukkig in dezelfde Kompagnie en op een goeden avond ging hij een uur te vroeg op post, omdat hij een paar vijandelijke scherpschutters wilde neerleggen. Op zijn eentje heeft hij dat gedaan. Een paar dagen, of liever gezegd, een paar nachten later, heeft hij heelemaal alleen een M.G.-nest [machinegeweer] vernietigd. Hij kroop met zijn M.G. over de dekking niemandsland in en bracht daar zijn M.G. in stelling. Iwan, van die zijde niets vermoedend, kreeg van hem de volle lading en terwijl de voltreffers stuk voor stuk in Iwan’s M.G.-stelling gejaagd werden, was hij aan het schelden: “Vuile bloedhonden, roode bandieten, ik zal je leeren.”’ [66] Ook in het winterse Rusland vergat Schuurman zijn streekgenoten niet en trakteerde hij de krantenlezers op een ingezonden brief waaruit viel op te maken dat er geen zweem van twijfel was over de juistheid van zijn beslissing om ten strijde te trekken: ‘Vlak voor mij liggen de stellingen der bloedlooze massa’s, die bolsjewisten heeten. Wij, die hun gezichten, hun mentaliteit, hun bandietenstreken kennen, wij huiveren bij de gedachte dat deze wilde horden eenmaal over ons heilig Vaderland zouden stroomen. […] En toch, toch staan wij hier op onze posten, alle ontberingen trotseerende – ieder oogenblik met den dood voor oogen. […] Hard en genadeloos slaan wij toe, want boven onze hoofden krijscht de zwarte raaf der onmenschelijkheid, die over deze barre velden naar het Westen vliegen wil, doch wien dat nimmer, nimmer zal gelukken.’ [67]
Niet alle confrontaties met Russische soldaten waren dodelijk. Na de oorlog vertelde Schuurman nogal eens dat hij plotseling in een loopgraaf een Russische soldaat tegenkwam en dat zij zich in plaats van het gevecht aan te gaan met elkaar verbroederden en een sigaret rookten. Hij was daar na de oorlog buitengewoon trots op. [68] Tijdens de oorlog verzweeg hij deze ervaring wijselijk in zijn publicaties. Verbroederen met de vijand was wel het allerlaatste waar de nazi’s op zaten te wachten.
•••
SCHUURMAN (RECHTS) MET EEN KAMERAAD IN DE LOOPGRAAF IN DE WINTER VAN 1942-1943.
•••
’s Avonds en ’s nachts werden de legioensoldaten met luidsprekers getrakteerd op oproepen van Sovjettroepen om te deserteren en over te lopen: ‘Vele malen werden wij in onze stellingen verrast met toespraken in onze eigen taal. Wij hoorden hen wauwelen over duizend schoone bedden, met duizend schoone lakens en duizend schoone vrouwen. [...]
IN HET VOORJAAR VAN 1943, TOEN DE SNEEUW BEGON TE SMELTEN, MOESTEN ALLE ZEILEN WORDEN BIJGEZET OM VERVOERSMIDDELEN IN BEWEGING TE KRIJGEN. LINKS MELCHERT SCHUURMAN.
•••
Als toespijs kregen wij dan altijd nog een muziekje.… [...] De muziek uit de luidspreker kon zoo afkomstig zijn uit één of andere grammofoonzaak uit de jodenbuurt. Of uit een opiumkit in Londen. Om onze koude voeten warm te maken, maakten wij er een dansje op in de loopgraven.’ [69] Ook een andere Nederlandse SS’er verklaarde later dat deze propaganda weinig indruk kon maken op de soldaten: ‘[…] dat was meestal om te lachen. “Er zijn al zoveel kameraden hier… Er wachten jullie tientallen mooie meiden. In hemelwitte bedden.”’ [70] Het is de vraag of iedereen zo ongevoelig was voor de Sovjetpropaganda die door de luidsprekers de loopgraven bereikte als Schuurman wilde doen geloven. In zijn roman De welwillenden laat de Frans-Amerikaanse schrijver Jonathan Littell zijn hoofdpersoon daarover opmerken dat vooral de afwisselend trieste en vrolijke muziek de manschappen deprimeerde. [71]
Ook aan het front was muziek voor Schuurman en zijn mannen wel degelijk belangrijk. In de sneeuwstormen voor Leningrad zongen ze:
•••
Stolz marschieren wir zu drein, grade aus in langen Reihn,
Frisch und froh mit Sang und Klang, enz.
•••
Om vervolgens later op de terugweg te zingen:
•••
Lachen, scherzen, lachen, scherzen, heute ist ja heut.
Morgen ist das ganze Regiment wer weiss wie weit.
Das kameraden ist des Krieges bittres Los.
Darum nehmt das Glas zur Hand und wir rufen Prost! [72]
•••
Een strijdmakker, die met Schuurman aan het oostfront was gelegerd, zou zich na de oorlog herinneren hoe Schuurman met groot gemak liedjes uit zijn mouw schudde en die ten gehore bracht. Ook componeerde hij eens een spotlied over Nederlanders aan het oostfront. Helaas is de tekst daarvan niet bewaard gebleven. Bovendien is de spot drijven met zijn eigen mensen een onbekende kant van Schuurman. [73] Wel bekend is dat hij Duitsers op de hak nam, zoals hij na de oorlog tegenover zijn rechters zou verklaren. Hij vertelde dat hij in de loopgraaf een spotgedicht had gemaakt op de Duitse opleidingsmethode: ‘Zo temt men leeuwen en apen, maar geen Hollandse knapen.’ [74]
Volgens zijn strijdmakker Ernst Voorhoeve werd de zangleider al vrij snel na aankomst in Rusland overgeplaatst naar de zogenoemde Bataillonsreserve: ‘Daar moest men ook op post staan, maar veel minder.’ [75] Desondanks werd Schuurman in april 1943 met bevroren voeten in het veldlazaret opgenomen. [76] In de snerpende koude van de Russische winter was dit een euvel dat veel soldaten trof. Volgens een lotgenoot van Schuurman was de voornaamste oorzaak dat zij halfhoge laarzen droegen, waardoor er sneeuw in kon komen. Als zij dan in de warmte van de bunker kwamen, smolt de sneeuw om vervolgens buiten weer te bevriezen. ‘Ik heb in het lazaret gelegen naast jongens met bevroren voeten. Stinken! Stinken! Onvoorstelbaar. […] Het werd met levertraanzalf behandeld en ze lieten het wegrotten, tot het ophield en de wond begon te helen. […] Het duurt wel een jaar, voor je voet weer in orde is.’ [77] Schuurman zou maanden in het lazaret verblijven, maar dat brak niet zijn strijdlust: ‘Dat vervloekte water maakte ook mijn lichaam kapot, doch als ik weer kan, er boven op! Fel en fanatiek!’ [78]
•••
MET ZIJN VRIEND, DE FRONTARTS J.G. LENSELINK (LINKS). LENSELINK PLEEGDE ZELFMOORD NADAT HIJ WERD BETRAPT OP HOMOSEKSUELE HANDELINGEN.
•••
In het veldhospitaal werd hij verzorgd door de frontarts dr. J.G. Len-selink met wie hij op goede voet geraakte. [79] Lenselink was geneesheer-directeur van de psychiatrische inrichting Beileroord, maar verliet de inrichting om frontarts te worden bij het Vrijwilligerslegioen. Later kwam hij om het leven in Kroatië. Schuurman meende, zoals hij in zijn brief schreef aan Lenselinks vriendin, dat hij was gedood door partizanen en hij condoleerde haar dan ook met dit verlies. [80] De werkelijkheid was echter nog veel dramatischer. Lenselink werd in hechtenis genomen vanwege het onzedelijk benaderen van soldaten. Op homoseksualiteit stond binnen de SS de doodstraf. Mogelijk om een smadelijke executie te voorkomen, stelde zijn afdelingscommandant hem in de gelegenheid om zelf met zijn eigen pistool een einde aan zijn leven te maken door hem toestemming te geven om zijn pistool in zijn koffer op te bergen alvorens hij zou worden gevangengezet. Lenselink sloeg de hand aan zichzelf en overleed vervolgens in een ziekenhuis in Zagreb. [81] De vraag is in hoeverre het gewoonte was bij de SS om officieren die een executie wachtte gezichtsverlies te besparen door hen de gelegenheid te geven zelf hun leven te beëindigen. Zo werd de Nederlandse SS-Hauptsturmführer J.J.B. Sprey om eenzelfde vergrijp eveneens tot zelfmoord gedwongen. [82] De historicus L. de Jong wierp bij de beschrijving van deze kwestie de vraag op of homoseksualiteit juist zo zwaar werd bestraft omdat het binnen de mannengemeenschap die de SS nu eenmaal was vrij vaak voorkwam of dreigde voor te komen. [83] Een ietwat andere versie van de dood van Lenselink geeft zijn toenmalige strijdmakker George Duiker. Volgens hem had Lenselink de gewoonte om jonge soldaten in zijn praktijk te hypnotiseren, waarna hij zich aan hen vergreep. Toen een keer een hypnose niet werkte bij een van zijn slachtoffers viel hij door de mand. Daarop kreeg een onderofficier opdracht om Lenselink te arresteren. Toen hij zich bij hem vervoegde, vroeg deze of hij nog zijn jas mocht meenemen. Hij kreeg daarvoor toestemming, maar in plaats van het pakken van zijn jas, greep hij zijn pistool uit zijn hutkoffer en schoot zich daarmee door het hoofd. [84]
Met Mussert had Schuurman afgesproken dat hij in mei 1943 zou terugkeren naar Nederland. Dan had hij negen maanden gediend, waarvan drie aan het front. [85] Zijn verwondingen gooiden roet in het eten. Maar op 12 november 1943 schreef hij Mussert dat hij weer wat opknapte en spoedig weer als zangleider aan de slag hoopte te gaan. [86] Kort daarvoor, op 13 oktober werd hij uit de Waffen-SS ontslagen. [87] Voordat hij terugkeerde naar Nederland had Schuurman het plan opgevat om niet alleen het zangleiderschap opnieuw op zich te nemen, maar daarnaast ook de zorg voor de frontsoldaten en hun nabestaanden te leiden. Hij legde dit plan voor aan Mussert: ‘Zelf frontsoldaat zijnde, wil ik daar mijn leven voor inzetten.’ [88] Een reactie van Mussert op dit voorstel is niet aangetroffen, maar Schuurman kreeg niet de leiding van de organisatie Frontzorg, die pakketten en post naar de oostfrontsoldaten stuurde, toevertrouwd.
Vlak voordat Schuurman werd ingezet aan het oostfront stuurde hij een open brief aan zijn stadsgenoten die in de regionale krant werd afgedrukt. Daarin schreef hij vol trots dat ook zijn 17-jarige zoon hem inmiddels als soldaat was gevolgd. Hij eindigde zijn brief met de heroïsche ontboezeming ‘[...] dat het schooner is voor een ideaal te sterven dan te leven’. [89] Het was Schuurman niet vergund om voor zijn ideaal te sterven, maar toen hij in oktober 1943 de dienst verliet, was zijn oudste zoon in de tussentijd wel gestorven voor het ideaal van zijn vader.
•••
•••
HET THUISFRONT
•••
In Alkmaar woonde de familie Schuurman inmiddels bij elkaar in dezelfde straat. Op nummer 17, in de Roemer Visscherstraat, was het gezin van de zangleider gevestigd. Daartegenover, op nummer 24, woonden zijn ouders en zijn twee zussen Guurtje en Maria.
Noch zijn moeder, Grietje Hop, noch zijn jongste zus Maria hadden belangstelling voor het nationaalsocialisme. Maria moest er zelfs niets van hebben. Zij, geboren in 1911, tobde met haar gezondheid. Tijdens de oorlogsjaren werd bij haar een tumor in het hoofd ontdekt die operatief moest worden verwijderd. [90] Maria was werkzaam als verkoopster bij de textielwinkel Kofa Spruyt. Pas na de oorlog zou zij in het huwelijk treden.
De vader van Melchert, Melger Schuurman, had wel sympathie voor het nationaalsocialisme. Toch leidde dit niet tot het lidmaatschap van de NSB. Wel werd hij daarvan na de oorlog verdacht en om die reden werd hij op 16 mei 1945 opgepakt. Een maand later werd hij overigens alweer vrijgelaten. [91]
•••
IN 1938 TROUWDE DE ZUSTER VAN MELCHERT SCHUURMAN, GUURTJE, MET GERARDUS CORNELIS BURGER. IN DE OORLOGSJAREN KWAM DIT HUWELIJK ONDER DRUK TE STAAN VANWEGE HAAR LIDMAATSCHAP VAN DE NSB.
•••
Het fanatieke geloof in het nationaalsocialisme van Melchert werd wel volledig gedeeld door zijn oudste zuster Guurtje, die geboren was in 1902. In 1938 trouwde zij met Gerardus Cornelis Burger, die echter al kort na hun huwelijk naar West-Indië vertrok, waar hij voor Shell werkte. Zij was al eerder, in 1935, lid van de NSB geworden en kreeg het lage stamboeknummer 46396. Tijdens de meidagen van 1940 werd zij, net als haar broer, geïnterneerd in Fort Spijkerboor. Na de bezetting was zij onder meer actief voor de vrouwenorganisatie van de NSB, de NSVO, waarvoor zij naailessen verzorgde. Door haar fanatisme had Guurtje geen goede naam in de buurt. ‘Niemand in de Roemer Visscherstraat vertrouwde haar’, zou een medebewoner naderhand verklaren. [92] Haar echtgenoot had voor de oorlog geen bezwaar tegen haar NSB-lidmaatschap, maar toen de bezetting eenmaal een feit was en hij ver buiten het vaderland in de West een loopbaan probeerde op te bouwen, ontstonden er problemen. Haar NSB-activiteiten zouden hem zijn positie kunnen kosten, zo vreesde hij. In augustus 1941 stuurde Burger zijn vrouw dan ook een brief waarin hij haar voor de keus stelde het lidmaatschap van de NSB op te zeggen of anders zou hij het huwelijk laten ontbinden: ‘Dit wordt echter in het geheel geen liefdesbrief, maar de moeilijkste en mij diep betreurste brief van onze getrouwe briefwisseling. […] Je houdt er voor 100% mee op en wij praten of schrijven er nooit meer over; of je gaat door; maar dan zonder mij.’ Guurtje koos voor haar huwelijk en zegde bij haar broer het lidmaatschap van de NSB op. Deze betaalde de penningmeester van de NSB echter een bedrag, zodat zij toch haar oude stamboeknummer zou terugkrijgen, mocht zij weer lid wensen te worden. Een laag stamboeknummer gaf immers status binnen de NSB, waar met dedain werd neergekeken op de vele nieuwe leden die na de Nederlandse overgave in 1940 toestroomden. Die werden geringschattend ‘meikevers’ genoemd. Voor zover bekend ontplooide Guurtje na het opzeggen van haar lidmaatschap geen nationaalsocialistische activiteiten meer. [93] In dit geval werd dus een echtscheiding om politieke redenen voorkomen. Maar hoe zat het elders in gezinnen waar zich politieke verschillen tussen echtelieden openbaarden? Daar valt op dit moment nog nauwelijks iets over te zeggen, omdat de NSB-onderzoeken zich tot nog toe vooral richten op de kopstukken van de beweging en zich nauwelijks hebben uitgestrekt naar de gewone leden. In de samenleving van de jaren dertig en veertig was het natuurlijk wel gebruikelijk dat vrouwen doorgaans hun echtgenoten volgden in hun keuzes.
Aan de overkant van de straat, op nummer 17, werden door de veelvuldige afwezigheid van de zangleider de drie kinderen vooral door Käthe grootgebracht. Zoals al eerder beschreven ging het hier om Melchert Christof (geboren in 1925), Manfred Erich (geboren in 1926) en het nakomertje Antoon Adriaan (geboren in 1935). De oudste, Melchert Christof, was de oogappel van zijn vader. Hij was niet alleen naar hem vernoemd, maar was ook de nazisympathieën onvoorwaardelijk toegedaan. Bovendien had hij qua uiterlijk zo model kunnen staan op ieder wervingsaffiche voor de SS: blond, knap van uiterlijk en atletisch gebouwd. En, anders dan zijn broer Manfred Erich, kon hij ook goed meekomen op school. Door zijn ouders werd hij liefkozend ‘Boeb’ genoemd, vermoedelijk afgeleid van het Duitse ‘Bub(e)’, jongen, joch, knaap. Hij was actief in de Jeugdstorm, de Nederlandse variant van de Hitlerjugend, waar hij de functie van opperwachter bekleedde. Zijn uitstraling was vriendelijk, maar hij wist heel goed wat hij wilde en hij was dominant ten opzichte van Manfred Erich. [94]
•••
MELCHERT CHRISTOF SCHUURMAN (RECHTS VOORAAN) IN EEN OPTOCHT VAN DE JEUGDSTORM.
•••
•••
Ook Manfred Erich volgde zijn vader op politiek gebied en was eveneens lid van en actief binnen de Jeugdstorm. Niet blond en brildragend voldeed hij niet aan het Germaanse schoonheidsideaal waarmee de SS-folders werden getooid. Toen hij op de ULO bleef zitten, haalde zijn vader hem resoluut van school. Hij kwam in dienst bij een melkboer, maar kreeg later een eenvoudige administratieve functie op het arbeidsbureau. [95] In de avonduren volgde hij lessen aan de Handelsavondschool. Manfred was vriendelijk in de omgang en had absoluut niet, zoals een buurtgenoot het uitdrukte, de uitstraling van een verraderstype. [96] Na de oorlog getuigde de politieke recherche over hem dat hij ‘niet ongunstig’ bekendstond. [97] Maar politiek had hij geen twijfels. Dat demonstreerde hij bijvoorbeeld door op het werk onder zijn colbert een dolk van de Hitlerjugend te dragen. [98] Van de Jeugdstorm werd hij al vroeg lid, in het begin van 1936. Hij was toen ‘pul’, behorend tot de jongste leeftijdsgroep. Na de heroprichting van de Jeugdstorm in 1940 werd hij opnieuw lid en kreeg toen de rang van voortrekker. [99] Zijn broer werd behalve opperwachter ook nog eens begiftigd met het ‘eeredraagteken’ van deze jeugdorganisatie. Ook zal het zijn vader goed hebben gedaan dat Melchert Christof in 1942 lid werd van de NSB. Als de zoons van Melchert Schuurman zich in hun uniform van de Jeugdstorm in de Roemer Visscherstraat vertoonden, werden zij door de andere kinderen stiekem uitgejoeld, zoals een bewoner zich later herinnerde. [100]
•••
MANFRED ERICH SCHUURMAN ALS VAANDELDRAGER IN EEN OPTOCHT VAN DE JEUGDSTORM.
•••
De oudste zoon was fanatiek in zijn hele doen en laten. Op school werd hij na 1940 met de nek aangekeken en honend ‘de Bismarck’ genoemd, naar het tot zinken gebrachte slagschip van de Duitsers. Vrienden had hij niet op school en om die reden liep hij tijdens pauzes in zijn eentje rondjes om de school. Hij deed dit in marstempo, waarbij hij zijn armen hoog opzwiepte. Ook kwam hij weleens op school in het uniform van de Jeugdstorm. Op een dag kreeg hij een steen in zijn rug gegooid. Het schoolhoofd is toen alle klassen afgegaan met de nadrukkelijke opdracht dat de leerlingen hun schoolgenoot met rust moesten laten. [101]
Een vriendinnetje hadden de beide broers niet. Vrienden van buiten de kringen van de NSB waren er evenmin. Van speciale hobby’s is niets bekend. In ieder geval hadden zij niet het muzikale talent van hun vader geërfd. [102] Hun vrije tijd brachten zij door in de Jeugdstorm, waar zij volop meededen met oefeningen en optochten. Daar hadden zij wel de nodige vrienden. Diverse brieven getuigden daarvan. In deze brieven, die geschreven werden door vrienden vanuit het buitenland of vanuit Alkmaar, toen Melchert Christof ingelijfd was bij de SS, werden ervaringen en wetenswaardigheden uitgewisseld. Soms was de toon ernstig, maar vaker nog vrolijk of soms uitgesproken puberaal. ‘Ouwe jongen!’, zo begon een vriend zijn brief aan Manfred Erich om vervolgens een aantal scheldwoorden aan het papier toe te vertrouwen die hij op schietcursus in Tsjecho-Slowakije had geleerd, zoals vetvlek, paashaas, onderdeur, zwijnenpriester en pispot. Hij sloot zijn brief af met de vraag of Manfred Erich niet een meisje voor hem kon zoeken dat met hem zou willen corresponderen. [103]
•••
MELCHERT CHRISTOF IN HET UNIFORM VAN DE JEUGDSTORM.
NA ZIJN DOOD STOND DIT PORTRET IN DE HUISKAMER VAN DE FAMILIE SCHUURMAN.
•••
•••
Politiek gezien lijkt vooral Melchert Christof het fanatiekst te zijn geweest. Hij meldde zich in 1941 aan voor de Führerschule. Of hij daarop werd toegelaten en om welke Führerschule het ging, is niet bekend. [104] Misschien betrof het de zogenoemde Reichsschule in Valkenburg waar jongens werden ondergedompeld in het nazidom. Daarna, in 1942, werkte hij als vrijwilliger op een boerenbedrijf in Oosterhesselen in Drenthe. [105] Mogelijk kwam hij daar terecht via de vele contacten van zijn vader.
De jongste zoon ten slotte, Antoon Adriaan, was slechts vier jaar oud toen Nederland werd bezet. Toen hij na Dolle Dinsdag in september 1944 met zijn moeder naar Duitsland vluchtte, was hij nog maar acht jaar oud, te jong dus om lid te worden van de Nationale Jeugdstorm. De minimumleeftijd daarvoor was tien jaar. Aangenomen mag worden dat de politieke verwikkelingen binnen het gezin goeddeels aan hem voorbijgingen.
•••
DE JONGE VIKING
•••
Heeft vader Schuurman druk op zijn oudste zoon uitgeoefend om toe te treden tot de SS? Zoals we al eerder hebben gezien, was hij zeer trots dat zijn lievelingszoon hem in zijn voetsporen was gevolgd. Toch zijn er geen bronnen die erop wijzen dat Melchert Christof geprest werd om zich aan te melden. Dat neemt natuurlijk niet weg dat zijn aanmelding direct valt terug te voeren op het voorbeeld dat zijn vader hem gaf. In ieder geval wijst niets erop dat hem ook maar een strobreed in de weg werd gelegd in zijn wens om toe te treden tot Hitlers keurtroepen. Zijn ouders mochten hem hooguit adviseren welk krijgsmachtdeel zij het meest geschikt achtten, maar dat hij naar het oostfront zou gaan, stond voor hem vast.
Op 9 augustus 1942 schreef de toen 17-jarige Melchert Christof vanuit Drenthe aan zijn ouders: ‘[…] Nu is er weer een keuring bekendgemaakt. Hier ga ik heen. Als u mij raden kunt welk onderdeel het beste is, mij goed, heel best zelfs, maar het moet er toch eens van komen, dus dan de knoop doorgehakt. Ik kan hier niet blijven zitten, net als zulke slappelingen als Jan Voort en zo. Punt. […].’ [106] Genoemde Jan Voort was een kennis van zijn vader die, nadat hij in 1942 was geslaagd voor zijn doctoraalexamen wis- en natuurkunde, niet naar het oostfront ging, maar de voorkeur gaf aan een baan. Melchert probeerde die baan vervolgens ‘voor mijn vriend en kameraad’ te regelen bij M.M. Rost van Tonningen. [107]
•••
MELCHERT CHRISTOF KORT NA ZIJN AANMELDING BIJ DE WAFFEN-SS.
•••
•••
Melchert Christof koos dus voor het beste onderdeel. Dat was niet het Vrijwilligerslegioen Nederland waarin zijn vader diende, hoewel dat bij de nationaalsocialisten zeker goed aangeschreven stond. Het onderdeel dat het hoogst in aanzien stond en gezien werd als hét eliteonderdeel waarin de beste soldaten dienden, was de vijfde pantserdivisie Wiking (5. SS-Panzerdivision Wiking). Hierin dienden behalve Nederlanders vooral Duitsers en Scandinaviërs. Deze divisie, die de vijfde divisie vormde van de Waffen-SS, kwam voort uit de SS-Standarten ‘Westland’, ‘Nordland’ en ‘Germania’. De divisie was vernoemd naar de Vikingen om het Noord-Europese karakter van dit onderdeel te onderstrepen. De strijd voerde Wiking tot diep in de Kaukasus, welk gebied de divisie verliet toen de krijgskansen bij Stalingrad begonnen te keren.
Meer dan bij het Vrijwilligerslegioen, waarin nogal wat avonturiers en gelukszoekers dienden, waren de Wikingers politiek gemotiveerd en men trof er dan ook relatief veel aanhangers van de Groot-Germaanse gedachte aan. In tegenstelling tot het Vrijwilligerslegioen, waar met name Mussert zijn aanhangers had, meldden vooral de volgers van Feldmeijer, die zelf ook bij deze divisie diende, zich aan voor Wiking. Daar heerste, meer nog dan in andere SS-eenheden, een korpsgeest. Wikingers keken dan ook een beetje neer op hun collega’s van het Vrijwilligerslegioen. Zij immers leverden de zwaarste strijd, hadden de grootste successen geboekt en waren tot ver in de Sovjet-Unie doorgedrongen. [108]
Hoeveel Nederlanders er in Wiking dienden, is niet met nauwkeurigheid te zeggen. Volgens Loe de Jong telde Wiking in maart 1941 ongeveer 1400 Nederlanders. Voor februari 1943, dus twee jaar later, kwam In ’t Veld uit op minder dan 800 Nederlandse soldaten. [109] Onder de Alkmaarse vrijwilligers was Wiking aanmerkelijk populairder dan het Vrijwilligerslegioen. In juni 1943 was er slechts één Alkmaarder bij het Vrijwilligerslegioen onder de wapenen – inderdaad, Melchert Schuurman. Wiking mocht zich verheugen op liefst elf Alkmaarse jongens, onder wie Melchert Christof, binnen haar gelederen. [110] Dit relatief hoge aantal Alkmaarders bij Wiking komt omdat vermoedelijk vooral leden van de Alkmaarse Jeugdstorm elkaar enthousiast hebben gemaakt om juist bij dit onderdeel te dienen en aansluiting bij Wiking krijgshaftiger en dus stoerder vonden dan bij het Vrijwilligerslegioen.
De keuring leverde kennelijk geen beletselen op voor aansluiting van Melchert Christof bij Wiking. Bovendien zal ook uit het rassenonderzoek niet naar voren zijn gekomen dat zijn moeder joods bloed in haar familie had. Zijn opleiding begon, net als die van zijn vader, in Sennheim in de Elzas. Daar werd de basisopleiding verzorgd die ongeveer een maand duurde. Na Sennheim vertrokken de rekruten naar Klagenfurt in Oostenrijk, waar zij leerden omgaan met wapens. Het beviel Melchert Christof daar goed. De opleiding was weliswaar zwaar, maar was wel uit te houden en over het eten had hij zeker geen klachten. Vanuit Klagenfurt informeerde hij bij zijn Alkmaarse Jeugdstormvrienden hoe het met ze ging en vertelde hij over wat hij allemaal meemaakte. Zo schreef hij aan een vriend: ‘De dienst is hier mooi. Net wat voor jou. Het gaat hier etwas vlug, (ook brieven) maar daar wen je wel aan. Werk hard voor de JS [Jeugdstorm] want dat verwachten wij. […] alles wat jullie momenteel doen is kinderspel bij wat hier gedaan wordt.’ [111] Overigens zou hij zijn advies om zich ook aan te melden niet opvolgen, maar in september 1944 trad hij wel toe tot de Landstorm Nederland, een SS-organisatie die tot doel had het Nederlands grondgebied tegen de geallieerden te verdedigen.
Ook kameraadske Maria Schut, die namens de organisatie Frontzorg met hem correspondeerde, betoonde Melchert Christof zijn tevredenheid: ‘Hier is alles prima in orde. De dienst is wel eens erg zwaar maar over het algemeen nog heel goed te doen. Onze verzorging is ook prima. Het eten is hier buitengewoon voor zo’n geweldige kazerne. En ook de verbinding met Nederland is prima. Met Kerstmis hebben we allemaal een pakket gekregen en dat doet de jongens het meeste goed, dat ze weten dat de Heimat goed voor ze zorgt en aan ze denkt. Vooral de jongens die geen verhouding met vader en moeder enz. meer hebben, worden hierdoor goed bedacht. Ik ontving een paar dagen geleden ook een Signaal [Duits propagandablad], hij is nu al ergens 4 Stubes verder en werd verslonden. […] Ik moet nu eindigen, want moeder moet ook nog een brief hebben, zij verlangt daar altijd erg naar.’ Uit de ondertekening van deze brief, namelijk ‘Met Mussert Hou Zee’ blijkt dat hij niet de richting aanhing van Feldmeijer en de zijnen; de Groot-Germanen groetten en ondertekenden hun brieven met ‘Heil Hitler’. [112]
Een maand later schreef de rekruut opnieuw een brief aan kameraadske Schut om haar te bedanken voor een pakje: ‘Ook ontving ik vandaag de Stormmeeuw [tijdschrift Jeugdstorm] en dat ding gaat rond als een gek. Zo gaat het trouwens met alle tijdschriften.’ Hij vroeg speciaal haar aandacht voor een stadgenoot, Kramer, die helemaal geen post ontving. [113] Het betrof hier Martin Kramer, wiens ouders lid waren van de Roomsch-Katholieke Staatspartij en die zich daarom vermoedelijk hadden afgewend van hun zoon. Kramer zou overigens in februari 1944 om het leven komen. [114]
•••
TROTS KIJKT MELCHERT CHRISTOF ALS JONGE SOLDAAT IN DE LENS VAN DE FOTOGRAAF.
•••
Melchert Schuurman vond het prachtig dat zijn zoon hem naar het Oosten was gevolgd. Vol trots schreef hij in februari 1943 in wat hij noemde een afscheidsbrief aan zijn zoon: ‘Jij, noch ik wilden profiteurs zijn. Wij zijn naar de grenzen van Europa opgetrokken om het Germaansche volk te beschermen tegen zijn belagers. Wij stelden beiden de DAAD! Met het zwaard in de hand zullen wij de bevrijders zijn van het koene volk aan de Noordzeekust. Jouw zang paart zich met den mijnen, als wij oprukken langs de ontoegankelijke wegen van Sovjet-Rusland. Ons leven behoort ons Vaderland. En... de vrijheid behoort ons leven.’ [115]
In zijn boek Jongens van Nederland betoogt Evertjan van Roekel dat tal van Nederlandse oorlogsvrijwilligers in Wiking betrokken waren bij en zich schuldig maakten aan oorlogsmisdaden, althans daarvan moeten hebben geweten. [116] Hij baseert zich vooral op enkele frontdagboeken waarin gewag werd gemaakt van moorden op joden en andere misdaden. Ook de historicus Ismee Tames maakt in haar studie Doorn in het vlees aannemelijk dat Wiking zich schuldig heeft gemaakt aan oorlogsmisdaden. [117] Zou ook Melchert Christof daarbij betrokken zijn geweest of tenminste daarvan weet hebben gehad? Dat is onbekend, omdat de bronnen tekortschieten. De dagboekfragmenten waarop Van Roekel zich baseert, dateren van het begin van de strijd tegen de Sovjet-Unie, namelijk uit 1941. Toen Melchert Christof toetrad tot Wiking, in 1943, was de divisie allang op haar retour. Joden waren in dat deel van de Sovjet-Unie toen niet of nauwelijks meer in leven. Ook zullen er binnen Wiking niet veel soldaten meer actief zijn geweest die het begin van de veldtocht in 1941 nog hadden meegemaakt en die ervaringen uitwisselden met de volgende generatie Waffen-SS’ers. Het is niet uitgesloten dat Melchert Christof wel heeft gehoord van misdaden en het ligt mogelijk zelfs voor de hand, maar het is speculeren.
Melchert Christof was zich bewust van de gevaren van zijn aanmelding bij de Waffen-SS. Al een paar jaar stonden de NSB-bladen bol van overlijdensadvertenties van omgekomen soldaten. Ook de Alkmaarse NSB’ers en Jeugdstormers werden met enige regelmaat geconfronteerd met berichten van het sneuvelen van bekenden. In zijn Handbuch ss-Infanterie schreef Melchert Christof op 9 januari 1943: ‘Krijg bericht Gerrit gesneuveld.’ Het betrof hier Gerrit Abraham Nottelman, met wie hij bevriend was. Aan een vriend schreef hij later hoezeer hij getroffen was door dit bericht: ‘Het was alsof ik een klap boven op mijn hoofd kreeg en ik kan mij niet voorstellen dat hij weg is, maar ja het lot van hem is dat van een soldaat en het zijn natuurlijk de beste van de beste.’ [118] Maar zou Melchert Christof niet, net zoals veel anderen die risico’s nemen, ervan overtuigd zijn geweest dat juist hém het noodlot niet zou treffen? Zijn Wiking-collega Henk Kistemaker verwoordde dat gevoel als volgt: ‘Ik was ervan overtuigd dat mij niets kon gebeuren. Natuurlijk zag ik wel dat om mij heen doden en gewonden vielen, maar dat overkwam anderen. En wat al die dode Russen die ik op mijn weg tegenkwam betreft: nou ja, dat waren Russen, die zaten in het verkeerde leger. Pas toen ik voor het eerst gewond raakte, begon het mij te dagen dat ik niet zo onsterfelijk was als ik had gedacht en begon ik anders te denken.’ [119]
Wanneer Melchert Christof aan het front werd ingezet, is niet bekend, vermoedelijk in mei 1943, [120] maar het viel wel in een periode dat het uit was met de zegetocht naar de Kaukasus. Om te voorkomen dat na de val van Stalingrad de Wikingers afgesneden zouden worden van de Duitse troepen moest er snel rechtsomkeert worden gemaakt. In de zomer van 1943 volgden hevige gevechten in de omgeving van Charkov in de Oekraïne. De verliezen waren groot. Over het regiment ‘Westland’, waarvan Melchert Christof deel uitmaakte, schreef een vrijwilliger aan zijn ouders: ‘De “Westland” heeft gemiddeld nog maar 10% van de mannen over die het in ’t begin had. Onze compagnie moet tachtig man zijn, en toen ik wegging waren er nog vijf over, en zo is het met alle compagnieën.’ Een andere infanterist meldde dat zijn bataljon, dat onder normale omstandigheden ongeveer duizend mannen moest hebben, op het laatst nog maar zestig soldaten telde. [121] Kortom, de slachting onder de SS’ers in deze periode was enorm. Melchert Christof zou er daar een van zijn. Tijdens zware gevechten ten westen van Charkov, [122] bij het plaatsje Ogulzy, sneuvelde de jonge infanterist op 3 september 1943 nadat hij door een granaatsplinter in zijn hoofd was getroffen. [123] De splinter werd hem, volgens zijn Kompanieführer, direct fataal. [124] Was de splinter dodelijk omdat hij geen helm droeg? Volgens een Nederlandse SS’er droegen zij nooit helmen tijdens gevechtshandelingen: ‘Zonder helm vonden we minder gevaarlijk. Je hoorde zo slecht als je zo’n ding op had. Je liet ze gewoon liggen en keek er niet meer naar om.’ [125] Er zijn inderdaad tal van foto’s waarop de manschappen zonder helm in actie zijn. [126]
Melchert Christof werd begraven bij Poltava op het soldatenkerkhof in Paraskowija. Na de oorlog werd zijn lichaam overgebracht naar de Kriegsgräberstätte in Charkov, waar hij nog altijd begraven ligt. [127]
De compagniescommandant schreef aan zijn moeder Käthe op 18 september 1943 een brief waarin hij haar verwittigde van de dood van haar zoon. Hij schreef daarin dat haar zoon, liggend achter zijn machinegeweer, de vijand vele verliezen had toegebracht. Aangezien hij vrijwel onmiddellijk stierf, had hij niet geleden, aldus de briefschrijver en dat was een kleine troost. Melchert Christof, aldus zijn commandant, was een van zijn beste soldaten, die bij zijn kameraden en meerderen zeer geliefd was. Deze karakterisering leek complimenteus en bood misschien troost, maar was niet meer dan een standaardformulering die al heel lang in gebruik was op de Europese slagvelden. In de roman Het lot van de familie Meijer van Charles Lewinsky kregen de nabestaanden te horen dat hun geliefde, die tijdens de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk sneuvelde, eveneens zeer geliefd was bij zijn kameraden en zonder te hebben geleden aan zijn einde was gekomen. [128] Er zijn inderdaad aanwijzingen dat Melchert Christof niet op slag dood was. Zijn eerste begraafplaats, in Paraskowija, behoorde bij een Feldlazarett. Het is dus waarschijnlijker dat hij aan zijn verwondingen op weg naar of in het lazaret bezweken was. [129]
•••
OVERLIJDENSADVERTENTIE VAN MELCHERT CHRISTOF SCHUURMAN.
•••
De brief van de compagniescommandant zou de
familie Schuurman pas het jaar daarop, op 19 april 1944, bereiken,
nadat deze door de Fürsorge-
offizier, die in ’s-Hertogenbosch was gevestigd, was doorgestuurd.
Deze militair was verantwoordelijk voor de bezoldiging van de
vrijwilligers en voor de steun aan achtergebleven familieleden en
nabestaanden. Natuurlijk was de familie Schuurman al eerder op de
hoogte van de dood van hun zoon. Op 20 november 1943 stuurde de
Fürsorgeoffizier een brief aan Käthe waarin hij haar het droeve
nieuws berichtte: ‘Möge Ihnen, liebe Frau Schuurman die Gewissheit,
dass Ihr Sohn im Kampf um dem Bestand Europas und für seine Heimat
den Heldentod erleiden musste, Trost sein in dem schweren Leid, das
Sie getroffen hat.’ Hij nodigde haar uit om hem op 1 december
tijdens zijn spreekuur te bezoeken. [130] Het echtpaar Schuurman
voldeed aan de uitnodiging en daar werd, behalve een troostend
woord, ook een maandelijkse uitkering van 45 gulden en een eenmalig
bedrag van 225 gulden toegezegd. [131]
Vermoedelijk was de familie Schuurman eerder die maand op de hoogte gesteld van de dood van hun zoon. Op 12 november ontving Mussert namelijk een brief van zijn zangleider waarin deze hem schreef dat zijn zoon Melchert Christof ‘den Heldendood’ was gestorven: ‘In de uren van onze zwaarste offers heeft hij ons steeds bijgestaan en vooral mijn vrouw heeft veel steun van onze dappere jongen gehad. Zijn kameraden schreven ons dat hij in alles een voorbeeld was en dat hij in alles idealist was. Wij stonden samen aan het front voor onze overtuiging, omdat wij gelooven in uwe zending. Dat zij ons een troost.’ Ruim twee weken later antwoordde Mussert: ‘Gij kunt met trots aan Uw zoon terugdenken die het groote offer heeft gebracht en getoond heeft in staat te zijn onze nationale vrijheid niet alleen te weten te veroveren, maar haar ook te verdienen. […] Behoudt het geloof in Uw volk dat waard is te herrijzen en een nieuwe blijdere toekomst in te gaan, waartoe Uw zoon het zijne heeft bijgedragen door zijn inzet aan het Oostfront.’ [132] De formuleringen in de brief van de Leider waren nogal standaard en kwamen ook voor in andere condoleancebrieven aan nabestaanden. Wel zocht Mussert op 22 januari 1944 tijdens een bezoek aan Alkmaar Käthe Schuurman-Bruns op om haar te troosten vanwege de dood van haar zoon. [133] Waar Schuurman zelf toen verbleef, is onbekend.
•••
BRIEF WAARIN KÄTHE OP DE HOOGTE WERD GESTELD VAN DE DOOD VAN HAAR ZOON MELCHERT CHRISTOF.
•••
De gedachte dat hun zoon een heldendood was gestorven en dat hij en dus ook de nabestaanden een groot offer hadden gebracht voor een heilig ideaal moest troost bieden. Zou dit het leed inderdaad hebben verzacht? Misschien wel voor Melchert die het, zoals wij al eerder zagen, een aantrekkelijke gedachte vond om zijn leven te geven voor de zegepraal van het nationaalsocialisme. Bovendien gaf het ultieme offer van de dood van een zoon aan het oostfront ook aanzien binnen de NSB en dat was iets waarvoor Schuurman nu eenmaal zeer gevoelig was. Of zal hij zich ook schuldig hebben gevoeld? Het lijkt er niet op, hoewel hij in een artikel in De Zwarte Soldaat wel een rechtvaardiging leek te zoeken voor de dood van zijn oogappel: ‘Trokken de Finsche boeren ook niet met hun zonen ten strijde? Vochten de Vlaamsche reuzen ook niet naast hun jongens in hun eeuwige vrijheidsstrijd? Waarom zou ik als Germaansche kerel van het lage land aan de Noordzee ook niet met mijn nakomelingen optrekken? Vielen in Zuid-Afrika niet vader, zoon en kleinkind in den boerenkrijg?’ [134] Voor Käthe lag het anders. Zij stortte in en werd een tijdlang opgevangen in een rusthuis elders in het land. [135]
Troost konden nabestaanden alleen maar vinden bij gelijkgezinden. Uit die hoek stroomden ook bij de familie Schuurman de nodige condoleances binnen. Daarin werd gewag gemaakt van hun onvergetelijke zoon, werd de hoop uitgesproken dat diens idealen, namelijk de overwinning van het nationaalsocialisme, snel in vervulling zouden gaan of werd geëindigd met: ‘Met vol vertrouwen in onze Mussert gaan wij verder.’ [136] En natuurlijk werd in de condoleances ook beklemtoond dat hij als held gestorven was: ‘Gestorven voor het behoud van Europa, voor het wel zijn van ons! En dit vooral, voor zijn idealen! Wat is een mensch zonder ideaal? Een dood ding. Hij heeft zich geen slappeling betoond.’ [137] Ook de al eerder genoemde jood Hijman van Abbe betoonde zijn medeleven: ‘Wij deelen in jullie smart en wij hopen dat jullie in God, in jullie ideaal en een klein beetje door het medeleven van jullie Kameraden in staat zult zijn deze slag te dragen en te boven komen. Hou Zee.’ [138]
Niet alleen de familie Schuurman, maar ook andere families van omgekomen zoons, vaders of geliefden konden weinig kanten uit met hun verdriet. De achterblijvers waren er zich maar al te goed van bewust hoezeer mensen, ook buurtbewoners, hun de dood van hun dierbaren van harte gunden. Bovendien kon aan het verdriet niet, zeker niet na de oorlog, openlijk uiting aan worden gegeven. Foto’s van vader, echtgenoot of zoon in SS-, WA- of Jeugdstormuniform konden na de oorlog niet zomaar een plaats krijgen in de huiskamer of in de hal. Want hoe zou dat overkomen bij buitenstaanders die binnengelaten werden en geen weet hadden van hun oorlogsverleden? Hooguit in zeer beperkte familie- of vriendenkring kon er uiting worden gegeven aan het grote gemis. Tijdens de oorlog kwam daar nog eens bij dat het lichaam van de omgekomen dierbare duizenden kilometers ver weg was achtergebleven, waardoor ook troostgevende rituelen die bij een afscheid horen achterwege moesten blijven. Melchert en Käthe kregen slechts enkele schamele bezittingen, die hun zoon in de Oekraïne bij zich droeg, toegestuurd: foto’s, brieven en een notitieboekje. [139]
Inmiddels had Melchert Schuurman, teruggekeerd van het front en hersteld van zijn verwondingen, zijn plaats in het uitgedunde gezin weer ingenomen. Weldra zou echter een nieuwe beproeving volgen.
TERUG IN DE BEWEGING
•••
Terwijl hij nog in het ziekenhuis lag, maakte Schuurman alweer tal van plannen om zijn muziekactiviteiten te hervatten. Hij stond te popelen om te beginnen met de tweede serie van duizend muziekavonden, zo liet hij Het Nationale Dagblad weten. Hiervoor had hij ook al een motto bedacht: ‘Weest met mij de dragers van het Nederlandsche lied’. [140] Schuurman was er ook de man niet naar om het na de dood van zijn zoon rustiger aan te doen. Met eenzelfde energie als voorheen stortte hij zich weer op zijn activiteiten als zangleider. Misschien had hij dat ook wel nodig om de pijn van het gemis van zijn zoon minder te voelen. In ieder geval wees niets erop dat, ondanks de Duitse tegenslagen aan de fronten, bij hem twijfels gingen knagen over de eindoverwinning. Opnieuw reisde hij stad en land af om bijeenkomsten van de NSB en de WA met zijn zang op te vrolijken en te begeleiden. Als gezegd hoefde hij nu niet meer derde klas in de trein te reizen, maar was hem, vanwege zijn aangetaste voeten, voortaan de tweede klasse vergund. [141] Een andere luxe viel hem ten deel in april 1944: een telefoonaansluiting. [142]
•••
ZO ZAG MELCHERT SCHUURMAN ZICH GRAAG: ALS ‘DE ZINGENDE BARD’ VAN DE BEWEGING.
•••
Tot aan Dolle Dinsdag, 5 september 1944, toen de NSB in elkaar stortte en chaos troef werd binnen de Beweging, ging hij onverdroten door met zijn zangactiviteiten. Een hoogtepunt was de samenzang die hij in het Concertgebouw van Amsterdam leidde in het kader van de zogenoemde ‘Strijd om Amsterdam’. In maart 1944 begon de NSB een groot offensief in de hoofdstad om zoveel mogelijk Amsterdammers te winnen voor het nationaalsocialisme. Schuurman componeerde voor dit doel een nieuw lied, ‘Amstelvolk, ontwaakt’, dat werd ‘opgedragen aan alle Amsterdammers’:
•••
Waar Y en Amstel samen komen
Daar ligt ons heerlijk Amsterdam! [143]
•••
De samenzang die hij leidde, ontlokte de leider van de Amsterdamse Jeugdstorm, Ernst Zilver, de volgende ontboezeming: ‘Die samenzang, die wapperende vlaggen; dat waren geweldige momenten […] en je moet er bij geweest zijn om echt te beseffen wat voor gedachten er allemaal door je heen gingen.’ [144] Maar ook daarna bleef Schuurman actief. Zo leidde hij alleen al in de maand juli 1944, een maand waarin de activiteiten op een lager pitje stonden, de zang tijdens dertien vormingsbijeenkomsten van de WA. [145] Een maand later, in augustus 1944, toerde hij over de Zeeuwse eilanden. Als het tijdens de uitvoeringen naar zijn mening niet goed ging, stampte hij op de grond en zwaaide hij wild met zijn armen, ‘[…] zooals alleen hij dat kan’. In Goes moesten de compagniechef van de Landwacht en vervolgens alle aanwezige kameraadskes op het podium komen zingen, omdat zij naar zijn smaak niet voldoende hun best deden. In Wolphaartsdijk werden drie daar aanwezige burgemeesters door hem in hun hemd gezet door ze op te dragen om een lied voor te zingen. [146]
Ook werd hij vaste scribent van De Zwarte Soldaat, het blad van de WA. Tussen september 1943 en eind maart 1945 schreef hij bijna wekelijks een column voor dit blad. Terugkerende thema’s waren het belang van de muziek voor de strijd en de trouw aan de idealen, terwijl hij ook inging op zijn belevenissen aan het front. Al zijn stukken getuigden van een ongebroken geloof in de eindzege.
Hij kreeg het schrijven te pakken. In december 1943 rondde hij zijn boek Soldaat en Lied, herinneringen aan den winter 1942-1943 in woorden, verzen en muziek af. Het verscheen in 1944 bij de Volksche Uitgeverij Westland. Het is opmerkelijk dat het boek bij deze uitgeverij verscheen en niet bij Musserts eigen uitgeverij Nenasu. Westland was immers een door de Duitse autoriteiten opgerichte onderneming die ten doel had het Groot-Germaanse gedachtegoed van de nazi’s te propageren en, zoals wij zagen, strookte dat niet altijd met de visie van de NSB. Wat bewoog Schuurman om zijn boek bij Westland uit te geven en niet bij Nenasu? Kon hij zijn manuscript niet slijten bij Nenasu en week hij daarom uit naar de concurrent? Dat lijkt niet waarschijnlijk. Schuurman was bekend en populair genoeg om zijn werk te kunnen onderbrengen bij Nenasu. Ook lijkt er geen sprake van te zijn geweest dat Schuurman zich afwendde van Mussert en zijn opvattingen in Groot-Germaanse zin bijstelde. In zijn boek is hij juist lyrisch over de Leider en schrijft hij onder meer over hem: ‘In koude nachten aan het front zagen wij zijn beeld opdoemen, zooals hij altijd voor ons staat, met opgeheven hand en vasten blik.’ [147] Een mogelijke verklaring waarom Schuurman koos voor Westland en niet voor Nenasu zou kunnen zijn dat uitgeverij Westland zo goed presteerde dat het de verkoop van zijn boek alleen maar ten goede zou komen. [148] Uitgeverij Westland zette zelf een keten van boekhandels op voor de afzet van haar uitgaven. In het voorjaar van 1944 werden er liefst 24 filialen van De Volksche Boekhandel geopend, waarvan een in de woonplaats van Schuurman. [149] Kortom, Schuurman kon er op die manier zeker van zijn dat Soldaat en Lied op veel plaatsen in ons land te koop werd aangeboden. Mogelijk had Schuurman ook een contact bij Westland, waardoor hij besloot zijn manuscript bij deze uitgeverij onder te brengen.
•••
IN 1944 PUBLICEERDE MELCHERT SCHUURMAN ZIJN BOEK SOLDAAT EN LIED MET HERINNERINGEN AAN ZIJN TIJD AAN HET OOSTFRONT.
•••
Het lijkt erop dat Schuurman wel een concessie heeft moeten doen om zijn manuscript door Westland gepubliceerd te krijgen. Zo luidde de oorspronkelijke titel Het zegelied der Legioensoldaten in plaats van Soldaat en Lied. Het is heel goed mogelijk dat van de aanvankelijke titel onder druk van Westland werd afgezien omdat dat te veel eer was voor Mussert, die het Vrijwilligerslegioen beschouwde als zijn eigen garde in plaats van als een Duitse eenheid van de Waffen-SS.
Het boek bevat diverse foto’s. Het eerste portret in het boek is van Adolf Hitler met als onderschrift: ‘Führer befiehl, wir folgen!’ Deze woorden zijn ontleend aan het Duitse soldatenlied ‘Von Finnland bis zum Schwarzem Meer’. De foto van Hitler wordt gevolgd door een foto van de rijkscommissaris Seyss-Inquart. Pas daarna komt een foto van Anton Mussert, overigens wel met het onderschrift ‘Leider, wij waren trouw, dapper en gehoorzaam!’
Het boek is ten minste één keer herdrukt. In de herdruk werd het opgedragen aan zijn omgekomen zoon Melchert Christof: ‘Hij deed zijn plicht’. [150]
Soldaat en Lied is een bonte verzameling van herinneringen aan de begintijd van de NSB, zijn belevenissen aan het front, liederen, gedichten, odes aan het nationaalsocialisme en aan zijn leider Mussert. Precies in het midden van het boek is een foto opgenomen van zijn omgekomen zoon Melchert Christof in Jeugdstormuniform. De begeleidende tekst bevat onder meer de zinsnede: ‘Jij was en jij bleef je vader trouw.’ [151] Had het samenstellen van dit boek mede de functie om de dood van zijn zoon van zich af te schrijven?
Schuurman eindigde zijn boek met de verzuchting dat hij weer graag naar het front zou willen terugkeren: ‘Hoe gaarne zou ik ook nu weer meetrekken. Helaas mijn soldatentijd is voorbij. Enerzijds omdat ik te oud in jaren ben, anderzijds omdat de beweging mij opeischt. Toch zal ik over eenigen tijd weer een poging wagen mee naar voren te komen. Daarbuiten, waar het woord kameraadschap geen holle leuze is. Daarbuiten, waar met het zwaard in de hand de nieuwe politieke leiders gestaald en gehard worden.’ [152] Schuurman kon niet bevroeden dat hij snel zijn zin zou krijgen.
•••
SEPTEMBER: HET EINDE IN ZICHT
•••
Op 5 september 1944, de dag die bekend werd onder de naam Dolle Dinsdag, braken dolle, dwaze dagen aan in Nederland. Het begon op 4 september toen premier Gerbrandy voor Radio Oranje bekendmaakte dat de geallieerde troepen de Nederlandse grens waren gepasseerd. Het was prematuur, maar het gevolg was wel dat er een enorme paniek uitbrak onder de NSB-aanhang die massaal op de vlucht sloeg. Niet alleen vrouwen en kinderen, trokken en masse weg, ook veel mannen vluchtten halsoverkop richting de Duitse grens. De angst was begrijpelijk. De term ‘bijltjesdag’ was een bekende uitdrukking tijdens de oorlogsjaren en impliceerde dat de ‘goede’ Nederlanders na de oorlog bloedig wraak zouden nemen op de gehate NSB’ers. [153] Ook in de woonplaats van Schuurman, Alkmaar, brak paniek uit. De Duitse troepen verlieten de stad en hun voorbeeld werd gevolgd door tal van NSB’ers. [154] Melchert Schuurman behoorde niet tot de vluchters. Daar was hij blijkbaar de man niet naar. Hij bleef op zijn post en werd vervolgens kringleider van de inmiddels zeer uitgedunde Kring Alkmaar van de NSB. Zijn vrouw Käthe en hun jongste zoon verlieten de stad wel. Zij gingen in gezelschap van Melcherts zuster Guurtje, die zich door haar nationaalsocialistische sympathieën kennelijk niet veilig voelde. Zijn ouders en andere zuster, Maria, bleven in de stad achter. Voor de vluchtelingen was er treintransport geregeld. Onderweg werd deze trein door Engelse vliegtuigen beschoten. De Schuurmannen wisten zich te redden door de trein uit te vluchten en dekking te zoeken in een greppel. Käthe bedekte daar het hoofd van haar zoon met een tas. [155] Feitelijk onderging de achtjarige Antoon Adriaan een ervaring waar de meeste Nederlanders tijdens de bezettingsjaren van verstoken bleven, namelijk lijfelijk betrokken te worden in oorlogshandelingen. Het verbaast niet dat op veel kinderen uit NSB-gezinnen, die dezelfde ervaring opdeden, de treinreis met de beschietingen een onuitwisbare indruk achterliet. [156] Ongeveer 65.000 mensen vluchtten naar Duitsland en dat was ongeveer de helft van de gezinnen die gelieerd waren aan de NSB, de SS of anderszins. [157] De familie Schuurman kreeg onderdak bij de grootouders van Käthe in het Duitse Norden. Toen Käthe daar arriveerde, zal zij nog onkundig zijn geweest van de dood van haar tweede zoon, Manfred Erich, die in diezelfde tijd zou sneuvelen.
•••
MANFRED ERICH ALS LID VAN DE JEUGDSTORM. KORT DAARNA ZOU HIJ WORDEN INGEZET AAN HET FRONT IN HASSELT, WAAR HIJ VERMOEDELIJK DOOR EEN GEALLIEERDE TANK WERD VERPLETTERD.
•••
•••
In mei 1944 had Manfred Erich zich bij de Landstorm aangemeld, die toen nog de officiële naam droeg: SS-Grenadier-Regiment Landstorm Nederland. Hij werd ingedeeld bij de 10e compagnie. [158] Tot dat moment werkte hij op het arbeidsbureau in zijn woonplaats. Waarom zette hij die stap en waarom koos hij voor de Landstorm en niet bijvoorbeeld voor Wiking, waar zijn broer Melchert Christof had gediend? Dat hij het einde van de oorlog niet zou afwachten op het arbeidsbureau was volgens een toenmalige collega overduidelijk. Alles wees erop dat hij zich, zodra hij oud genoeg was, voor de Duitse krijgsdienst zou aanmelden. [159] Hij deelde immers de politieke opvattingen van zijn vader en zijn oudste broer. Maar waarom dan uitgerekend de Landstorm? Onder de leden van de Jeugdstorm, waartoe ook Manfred Erich behoorde, bestond veel eerbied en bewondering voor de SS’ers die aan het oostfront vochten. Op de aanplakbiljetten stond duidelijk: ‘U hoeft niet, maar een flinke kerel gaat wel!’ [160] Vader Schuurman zou wel de laatste zijn geweest om zijn zoon tegen te houden om zich aan te melden, ook al had hij al een zoon verloren. En wellicht drong hij er zelfs op aan. Maar misschien koos Manfred Erich vanwege de dood van zijn broer voor de Landstorm en niet voor het Vrijwilligerslegioen – inmiddels opgegaan in de SS-Freiwilligen Panzer-Grenadier Brigade Nederland – of Wiking. De Landstorm werd geacht veiliger te zijn dan de andere eenheden, want bij zijn oprichting was nadrukkelijk bepaald dat de Landstorm uitsluitend ingezet zou worden in Nederland en niet naar de buitenlandse fronten zou worden gestuurd. Om die reden meldden zich dan ook veel meer vrijwilligers aan bij de Landstorm dan bij de oostfronteenheden. In 1944 werden er ruim 2500 mannen en jongens geworven voor de Landstorm, terwijl Wiking en de Brigade Nederland in dat jaar elk niet veel meer dan 300 rekruten wisten te trekken. [161]
Binnen de Landstorm werd een aparte, zogenoemde Jeugdstormcompagnie gevormd. Dat was een gevolg van de oproep van Van Geelkerken in 1943 dat iedere Jeugdstormer van 17 jaar en ouder zich moest melden voor de Landstorm. Ondanks deze oproep werden het er uiteindelijk niet meer dan een paar honderd Jeugdstormers die onder de wapens gingen. [162] De Landstorm bestond uit drie bataljons. De Jeugdstormcompagnie behoorde tot het in het zuiden van het land gelegerde Landstormbataljon. [163] Op 5 september 1944, Dolle Dinsdag, kregen de leden van de Jeugdstormcompagnie, op dat moment gelegerd in ’s-Hertogenbosch, te horen dat het uur van de waarheid was aangebroken. De geallieerden waren opgetrokken tot het Albertkanaal in België en stonden op het punt om over te steken. De Jeugdstormcompagnie moest dit helpen verhinderen en werd richting Hasselt gedirigeerd. Voor de jongens, die nog geen enkele oorlogservaring hadden opgedaan, kwam dit bericht als een donderslag bij heldere hemel. Om te voorkomen dat zij zouden vluchten, werden zij gewaarschuwd dat in dat geval hun ouders daarvoor aansprakelijk zouden worden gesteld. Een rekruut, die ooggetuige was van het sneuvelen van Manfred Erich, getuigde na de oorlog: ‘Nu volgden onbeschrijflijke dagen waarin wij gelaten moesten toezien hoe de Duitsers de benen namen en de hel der Amerikaanse wapens over ons losbarstte. Van een front was hier geen sprake. Het was een spel op leven en dood, waarbij alle troeven in Amerikaanse handen waren. Eén vraag beheerste mij slechts: hoe kom ik hier levend uit.’ [164] Hij zou er levend uit komen, maar dat ging niet op voor Manfred Erich, die op de dag dat zijn compagniesgenoot door de geallieerden werd aangehouden, 12 september, op achttienjarige leeftijd sneuvelde. Precieze details over de oorzaak van zijn dood ontbreken, omdat een Alkmaarse kameraad die met hem meetrok naar Hasselt zelfs anno 2013 hier niets over kwijt wilde. Wel is bekend dat Manfred Erich die dag als ordonnans een bericht moest overbrengen en bij die gebeurtenis in de namiddag het leven liet. Over de wijze waarop bestaan twee lezingen. De eerste versie is dat hij tijdens het overbrengen van het bericht sneuvelde door een schot in zijn hoofd. [165] De tweede versie luidt dat hij onder een tank kwam. Mogelijk is de tweede lezing de juiste. Deze werd ooit door zijn Alkmaarse kameraad verteld aan Manfred Erichs broer Ton. [166] Ook het feit dat zijn lichaam nooit meer is gevonden wijst erop dat hij mogelijk onder het geweld van een tank werd verpletterd. Mogelijk lag hij op dat moment in een van de eenmansgaten waarin de Jeugdstormcompagnie zich had ingegraven en waarin zij zich, slechts bewapend met karabijn en bajonet, moesten verweren tegen de aanstormende Amerikaanse tanks. Zijn al eerdergenoemde Alkmaarse kameraad zou daarover na de oorlog verklaren: ‘Wij konden met onze karabijnen niets uitrichten tegen de groote Amerikaansche tanks, die over onze eenmansgaten, waarin wij waren gezeten, heenreden.’ [167]
Wanneer en op welke wijze de ouders werden ingelicht over de vermissing van hun zoon is onbekend. Vermoedelijk vernam Melchert Schuurman als eerste het bericht, waarna hij zijn vrouw, die inmiddels met hun jongste zoon naar Norden in Duitsland was gevlucht, inlichtte. Er was in ieder geval schriftelijk contact tussen Schuurman en zijn vrouw, zoals onder andere blijkt uit het feit dat hij haar zijn boek Soldaat en Lied, voorzien van opdracht (‘Voor mijn lieve Käthe, van Melchert’) in maart 1945 toestuurde. [168]
Pas in 1950, na zijn vrijlating uit gevangenschap, werd op verzoek van Melchert Schuurman onderzoek verricht naar de vermissing van zijn zoon door de Commissie tot Aangifte van Overlijden van Vermiste Personen. Dit resulteerde erin dat zijn overlijden werd bevestigd en er een overlijdensakte kon worden opgemaakt. [169]
Manfred Erich was niet de enige van de Jeugdstormcompagnie die de vaderlandse bodem niet zou terugzien. De Jeugdstormers hadden tot taak om de geallieerde opmars bij het Albertkanaal tegen te houden en de brug in handen te houden. Van de 160 jongens keerden er slechts veertig terug. Dat betekende niet dat alle achtergeblevenen waren gesneuveld. De meesten zouden zich, althans volgens In ’t Veld, zonder te vechten aan de Britten hebben overgegeven. [170] Volgens de Belgische SS-onderzoekers Vincx en Schotanius, daarentegen, nam de Jeugdstormcompagnie wel volop deel aan de strijd en leed zij daarbij tal van verliezen. Overigens vielen er meer gewonden dan doden. [171] De Jeugdstormcompagnie had de twijfelachtige eer te behoren tot de eerste eenheid van de Landstorm Nederland die in de strijd werd geworpen. Daarna werden de overgebleven soldaten ingezet bij de Slag om Arnhem. [172]
Schuurman zelf moest zich als oud-SS’er melden voor de Duitse krijgsdienst. Maar voor het zover was, werd hij thuis opgezocht door Mussert die hem tijdens een bezoek aan Alkmaar kwam condoleren. [173] In zijn verhoor na de oorlog verklaarde Schuurman dat hij zich moest begeven naar de Frontleitstelle in Hengelo die hem vervolgens naar Duitsland stuurde. [174] Wat hij in Duitsland heeft gedaan, is volstrekt onduidelijk, maar zelf schreef hij in zijn Familieboek dat hij werd ingezet bij de Slag om Aken, begin oktober 1944. Daar zou hij opnieuw gewond zijn geraakt, maar zich ook zo hebben geweerd in de strijd waarvoor hem later enkele bijzondere onderscheidingen werden toegekend, het Sturmabzeichen (zilver), de Nahkampfspange (brons) en het IJzeren Kruis eerste klasse (hij bezat immers al het IJzeren Kruis tweede klasse). Ook werd hij bevorderd tot Unterscharführer (sergeant). [175] De uitreiking van al deze onderscheidingen vond plaats nadat Schuurman als Spiess was toegetreden tot de Jeugdstormcompagnie die inmiddels in de Betuwe was gelegerd. De Spiess was een onderofficier die behalve administratieve functies ook de taak had om de manschappen te corrigeren op kwesties als uiterlijk, verzorging en dergelijke.
Het is moeilijk om de getuigenissen van Schuurman over zijn heldendaden in Aken te verifiëren. Uit het strafdossier van zijn commandant Walter Wittkamp blijkt alleen dat, alvorens vanuit Hasselt naar Nederland te trekken, een deel van de Jeugdstormcompagnie zo’n tien dagen bij Aken in stelling had gelegen, zonder daarbij gevechten te hebben hoeven te leveren. [176]
•••
MELCHERT SCHUURMAN ALS ‘SPIESS’ BIJ DE JEUGDSTORMCOMPAGNIE IN 1944.
•••
Hoe was het voor Schuurman om ingedeeld te zijn bij dezelfde compagnie waar zijn zoon aan zijn einde was gekomen? Zelf schreef hij daarover in De Zwarte Soldaat: ‘Nu van ijzer zijn. En zóó moet het zijn. De tragische Sturmmann staat weer in het gelid, in de rijen van zijn geliefden Jeugdstorm.’ [177] Op de dag dat Schuurman het Verwundetenabzeichen kreeg uitgereikt – de aard van zijn verwondingen is onduidelijk (op een foto staat hij afgebeeld met verbonden benen); kreeg hij weer last van zijn aangetaste voeten? – schreef hij aan een vriend dat hij die onderscheiding kreeg op de geboortedag van zijn zoon Melchert Christof, 28 januari 1945: ‘Hij zou 20 jaar geworden zijn. Helaas is ook mijn 2e zoon Manfred vermist of gevallen. Ons offer is wel zeer zwaar.’ Maar andere dingen hielden hem ook bezig, zoals Schuurman een paar regels verder in de brief schreef. Hij was trots op zijn IJzeren Kruis tweede klasse, ‘[…] doch als ik E.K.E. I [IJzeren Kruis eerste klasse] zou krijgen, dan zet ik een (erg klein hoor) hooge borst op’. [178] Deze ontboezeming typeerde Schuurman wel. Terwijl zijn zoons waren omgekomen en het front op instorten stond, maakte hij zich nog druk over het krijgen van een militaire onderscheiding.
Schuurman kreeg zijn onderscheidingen, zoals zijn compagniescommandant Walter Wittkamp later zou bevestigen. [179] Ook het zo door hem begeerde IJzeren Kruis eerste klasse. Maar wat voor betekenis hadden in de nadagen van de oorlog deze onderscheidingen nog? En waren de aangelegde criteria nog even streng als in de eerste jaren van de oorlog? Daarover bestaan twijfels. Ook zangleider Piet Heins kreeg in die periode het Infanterie Sturmabzeichen in zilver uitgereikt, hoewel hij naar eigen zeggen geen schot had gelost en slechts in stelling had gelegen. [180]
Schuurman was niet alleen fanatiek als het ging om het in de wacht slepen van onderscheidingen, ook aan zijn geloof in het nationaalsocialisme en de eindzege hield hij onverkort vast: ‘De zingende legers van Adolf Hitler zullen zegevierend dezen wereldstrijd gaan winnen. Dat staat muurvast! De groote parade der overwinnaars is op de velden van Germanje begonnen.’ Zijn tegenstanders moesten het dan ook ontgelden, zoals uit deze bijdrage aan De Zwarte Soldaat bleek: ‘Daarom haten wij zoo hartgrondig onderduikers, saboteurs en handje-in-de-zak-blaaskaken!’ [181] Een paar maanden later ging het er nog fanatieker aan toe: ‘Daar staat ons bloedeigen Volk, vervuld van haat, den wijsvinger gestrekt naar den walkant, waarin wij verborgen liggen. Zij spuwen ons in ’t gelaat, omdat wij op dit oogenblik machteloos zijn. Zij binden zich banden om den arm met “bevrijdingsleuzen”…. Zij hossen en zingen Oranje-liedjes. Dan komen wij uit onze dekkingsgaten te voorschijn en stormen naar voren. Wij slaan negers, Amerikanen, Canadeezen van de straten en bruggen. Wij jagen hen als luizen over de beddeplank. Wij nemen huis voor huis. Op de afgerukte banden lees ik “Vrij Nederland”. De stommelingen… Een verbrande Stars and Stripes ligt voor mijn voeten.’ [182] Betwijfeld mag worden of Schuurman en de zijnen in werkelijkheid Amerikanen en Canadezen van de bruggen en straten sloegen. In het gebied waar de Jeugdstormcompagnie was gelegerd, namelijk de Betuwe, werd er nauwelijks slag geleverd. Hooguit vielen er schoten als wachtpatrouilles elkaar troffen.
•••
‘MET DE AARDAPPELSCHILSTERS’ SCHREEF MELCHERT SCHUURMAN (LINKS) ZELF BIJ DEZE FOTO, DIE WERD GENOMEN TIJDENS DE LAATSTE OORLOGSWINTER.
•••
•••
Schuurman voelde zich senang bij de Jeugdstormcompagnie. Hij was zo ingenomen met dit onderdeel dat hij zelfs werkte aan een nieuw boek dat als titel De Jeugdstormcompagnie moest dragen. Schuurman wilde dit boek opdragen aan ‘de Helden van Hasselt’. [183] Maar waren de desbetreffende helden ook zo ingenomen met hun Spiess? Dat kan worden betwijfeld. Zo werd hij wel spottend toegezongen met de volgende woorden: ‘Oome Melchert, Oome Melchert, slaapt gij nog?’ [184] Het zou geïnterpreteerd kunnen worden als het op een gemoedelijke wijze in het ootje nemen van de oude stormman, maar meer nog zou het de betekenis kunnen hebben van: ben je nu nog niet wakker geworden en zie je dan niet hoe hopeloos de situatie er werkelijk voorstaat? Want fanatiek bleef Schuurman geloven in de goede afloop van de oorlog. Daar getuigde zijn laatste bijdrage aan De Zwarte Soldaat eind maart 1945 van. Wie niet beter wist, zou denken dat de eindoverwinning voor de deur stond blijkens zijn rijm ‘Soldaten van den Führer’:
•••
Toen het vuur woedend uit den hemel sloeg,
Om mij een harden soldatendood te geven
Was ’t alsof ik weer het vaandel droeg:
Ehre heiszt Treue – Den Führer mijn leven!
Auf-marsch-marsch – met den vuurdood in het gelaat;
Hebben wij Britten, Yankees en Russen bedwongen,
Toen Europa sterven ging, namen wij de straat,
Hebben Germaansche soldaten van den Führer gezongen! [185]
•••
Nog vernietigender in zijn oordeel over de Spiess was zijn medestrijder H. Spijkers met wie Schuurman destijds naar het oostfront was getrokken en die hij weer op 8 april 1945 ontmoette bij de Jeugdstormcompagnie. Spijkers’ eenheid was toen gelegerd in Lienden in de Betuwe. Spijkers was woedend over de troep die hij daar aantrof en hij hield Schuurman daarvoor verantwoordelijk: ‘Vandaag heb ik me officieel geïnstalleerd bij de 3. Kompanie als Stabscharführer, d.w.z., ik ben naar Schuurman toegeloopen, heb de Kompaniekas en de Zwarte kas nageteld en zoo wat meer, en ging op z’n stoel zitten. M’n eerste ambtshandeling was de woning te laten schoonmaken, daar ’t geheel eruit zag als een beestenstal, hoewel beesten er niet eens in zouden willen wonen. De heele beweging ziet er daar onfrisch uit, de menschen zoo goed als de woning. Typeerend voor Schuurman, die wel steeds den mond vol heeft over wat hij allemaal presteert, maar niets kan. [...] iedereen heeft angst dat Schuurman in zijn Zug [peloton] zal ingezet worden.’ [186] Anders dan Schuurman had hij geen enkele fiducie over de krijgskansen: ‘Zuiver naar de kaart te oordelen, kunnen we het bijltje er wel bij neerleggen.’ [187]
In het gebied rondom Lienden werd niet veel strijd geleverd. De weinige slachtoffers die er te betreuren vielen, waren merendeels burgers die in het ontruimde frontgebied naar hun huizen terugkeerden om bezittingen op te halen. Zo’n daad kon bestraft worden met executie, omdat het betreden van het zogenaamde spergebied ten strengste verboden was. In totaal zouden zo’n twintig burgers vanwege dit vergrijp zonder vorm van proces zijn gefusilleerd. [188] Schuurman werd in verband gebracht met de executie van drie boeren die naar hun boerderijen waren teruggegaan om veevoeder voor hun dieren te halen. Zij werden aangehouden en op 5 of 6 maart 1945 als spionnen geëxecuteerd. Volgens een briefje van de weduwe van een van de boeren, Frederik van de Wetering, zou ‘[...] een zekere S.S. man genaamd Schuurman [...]’ hierin een rol hebben gespeeld. Tijdens zijn detentie werd Schuurman hierover aan de tand gevoeld. Volgens hem kende hij het verhaal van de omgebrachte boeren alleen van horen zeggen en had hij het gemeld aan de NSB-burgemeester van de gemeente Maurik die vervolgens een onderzoek instelde. [189]
Toen het bericht de Jeugdstormcompagnie bereikte dat Hitler dood was, werd het besef dat de oorlog verloren was definitief. Er was toen al een gevechtspauze ingelast om voedseltransporten vanuit het zuiden mogelijk te maken. Spijkers en zijn kameraden hadden geen idee wat de capitulatie voor hen in petto had: ‘In elk geval zijn de vooruitzichten weinig rooskleurig [...]. Worden we niet tegen Rusland ingezet, dan worden we uitgeleverd aan de Britsche regeering voor dwangarbeid in Canada, òf we gaan gedwongen vrijwillig tegen de Japanners in Indië vechten, òf we worden door onze eigen landgenooten afgemaakt. Het getij is gekeerd, en ons lot ligt in de handen onzer vijanden.’ [190] Het zou geen van deze mogelijkheden worden. Wat volgde was overgave en internering in De Harskamp.
•••
•••
[1] NA, CABR, Dossier M. Schuurman.
[2] Het Nationale Dagblad, 12 juli 1940.
[3] J.M.C. Boesveld, De rol van de nsb bij het ontslag van de burgemeesters Ter Pelkwijk en Van Kinschot, Utrecht en Alkmaar, 1940-1942 (scriptie RU Leiden 2003) 17-23, aldaar 21.
[4] Geciteerd door B. van Berkel, Tobie Goedewaagen, 119.
[5] NA, CABR, Doss. M. Schuurman, Rapport aan Hoofdafdeeling 10 (Vorming), oktober 1941. Groeneveld noemt per abuis 134 zangavonden (Zo zong de nsb, 110). In Zwaard van de geest noemt hij wel weer het juiste aantal (296).
[6] NA, CABR, Doss. M. Schuurman.
[7] NA, CABR, Doss. M. Schuurman.
[8] NA, CABR, Doss. Schuurman, Rapport aan Hoofdafdeeling 10.
[9] WA Zangbundel no. 1 (z.pl. 1940).
[10] De Misthoorn, 20 juni 1942.
[11] NA, CABR, Doss. M. Schuurman, Rapport oktober 1941.
[12] M. Schuurman, ‘Heldenmarsch!’, De Zwarte Soldaat, 6 april 1944.
[13] Gesprekken met Ton en Astrid Schuurman.
[14] Evertjan van Roekel, Jongens van Nederland. Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-ss (Houten-Antwerpen 2011) 72. Van Roekel baseert zich op de leeftijd van 169 gesneuvelden en vermisten uit de periode augustus 1941 tot juli 1942. Het is niet uitgesloten dat de gemiddelde leeftijd naarmate de oorlog vorderde, steeg.
[15] Schuurman, Soldaat en lied, 22, 108.
[16] Jan de Roos en Thea de Roos-van Rooden, Moed en overmoed. Een biografie van burgemeester Dirk Frans Pont (1893-1963) (Hilversum 2010).
[17] NIOD, NSB-archief, inv. nr. 1109. Groeneveld, Zo zong de nsb, 127, 129, 133-138, 164, 213, 215, voetnoot 20.
[18] Van der Vegt, 82, 83.
[19] NA, CABR, Doss. M. Schuurman, verhoor PRA, 1946. De Vrije Alkmaarder, 20 juni 1946. Alkmaarsche Courant, 21 juni 1946.
[20] De Zwarte Soldaat, 11 september 1942.
[21] Gesprek met Peter Franz.
[22] M. Schuurman, ‘Zang en Zegepraal’, De Zwarte Soldaat, 20 juli 1944.
[23] Zie onder meer Josje Damsma en Erik Schumacher, Hier woont een nsb’er. Nationaalsocialisten in bezet Amsterdam (Amsterdam 2010) 108.
[24] Bas Kromhout, De Voorman. Henk Feldmeijer en de Nederlandse ss (Amsterdam/Antwerpen 2012) 285.
[25] A.F.G. van Hoesel, De jeugd die wij vreesden. Bijdrage tot de psychologie en paedagogiek der jeugdige politieke delinquenten (Utrecht 1948) 10.
[26] N.K.C.A. in ’t Veld, De ss en Nederland (Amsterdam 1987) 310, 406.
[27] Sytze van der Zee, Voor Führer, volk en vaderland. De ss in Nederland (Hilversum 2008) 68-70.
[28] In ’t Veld, De ss, 310.
[29] Ger Verrips, Mannen die niet deugden. Een oorlogsverleden (z.pl. 1998) 169, 170.
[30] Armando en Hans Sleutelaar, De ss’ers. Nederlandse vrijwilligers in de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 1967) 6.
[31] Gerrit Valk, ‘Oorlogen in de Alkmaarse geschiedenis’, Oud Alkmaar. Tijdschrift van de Historische Vereniging Alkmaar 23 (1999) 10-20, aldaar 13.
[32] In ’t Veld, De ss, 406.
[33] NA, CABR, Doss. Schuurman, Politiek memorandum van Ernst Voorhoeve.
[34] Schuurman, Soldaat en lied, 22.
[35] W.F. van Heemskerck Düker en P. Felix, Wat aarde bewaarde. Vondsten uit onze vroegste geschiedenis (Den Haag z.d.). Dit exemplaar bevindt zich in het RAA, Coll. M. Schuurman. W.F. van Heemskerck Düker en H.J. van Houten, Zinnebeelden in Nederland (Den Haag 1941). Dit exemplaar bevindt zich in het NIOD. Gerard Groeneveld wees mij hierop.
[36] Schuurman, Soldaat en lied, 23. ‘375 Vrijwilligers naar Oostfront’, Haagsche Courant, 31 juli 1942. Jan Vincx en Viktor Schotanius, Nederlandse vrijwilligers in Europese krijgsdienst 1940-1945. Deel 2 Vrijwilligers Legioen “Nederland” (Herentals 1989) 100.
[37] Coll. Gerard Groeneveld, Dagboek H. Spijkers, 8.
[38] In ’t Veld, De ss, 355, 356. Vincx en Schotanius, Nederlandse vrijwilligers, 89. H.W. van Etten, De Nederlandsche ss (Amsterdam 1947) 60.
[39] Coll. Gerard Groeneveld, Dagboek H. Spijkers, 9.
[40] In ’t Veld, De ss, 345, 354, 355, 368.
[41] Verrips, Mannen, 126 en in navolging van hem Van Roekel, Jongens, 86.
[42] NIOD, archief NSB, inv. nr. 127.
[43] Schuurman, Soldaat en lied, 99, 100. Het lied is gecomponeerd door Will Decker (1899-1945) en vormde een van de zogenoemde Pflichtlieder van de Reichsarbeitsdienst.
[44] In ’t Veld, De ss, 361.
[45] Coll. Groeneveld, Dagboek H. Spijkers, 9.
[46] NA, CABR, Doss. M. Schuurman, Brief Ernst Voorhoeve aan Mussert, 23 mei 1943.
[47] NA, CABR, Doss. M. Schuurman, Brief M. Schuurman aan kameraadske Schut-Tismeer, 15 november 1942.
[48] Coll. Groeneveld, Dagboek H. Spijkers, 10, 11.
[49] NA, CABR, Doss. Schuurman, Brief aan kam. Schut-Tismeer, 15 november 1942.
[50] NA, CABR, inv. nr. 3076, Doss. Melchert Christof Schuurman. De brief zal per abuis in het dossier van zijn oudste zoon verzeild geraakt zijn.
[51] Schuurman, Soldaat en lied, 44.
[52] A.w., 44-46. de.wikipedia.org/wiki/Hauptplatz_(Graz).
[53] NA, CABR, Doss. M. Schuurman, Brief Voorhoeve aan Mussert, 23 mei 1943.
[54] Bas Kromhout, De Voorman. Henk Feldmeijer en de Nederlandse ss, 227-231. Zie ook L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, dl. 5, 216.
[55] Dagblad voor Noord-Holland, 20 februari 1943.
[56] NA, CABR, Doss. Schuurman, Brief Voorhoeve aan Mussert.
[57] Mededeling Ton Schuurman.
[58] De Vrije Alkmaarder, 20 juni 1947. Alkmaarsche Courant, 21 juni 1947. Nieuw Noordhollands Dagblad, 21 juni 1947.
[59] NIOD, Arch. NSB, inv. nr. 127, Brief aan Mussert, 7 maart 1943.
[60] ‘Slippertje!’, De Zwarte Soldaat, 13 september 1944.
[61] Schuurman, Soldaat en lied, 69.
[62] NA, CABR, Doss. M. Schuurman, inv. nr. 105.949/PF Amsterdam T/29364, Brief aan de familie S., 16 april 1943.
[63] De Vrije Alkmaarder, 20 juni 1947. Alkmaarsche Courant, 21 juni 1947. Nieuw Noordhollands Dagblad, 21 juni 1947.
[64] De onderscheiding werd hem toegekend op 21 mei 1944 (Bundesarchiv, Abteilung Militärarchiv). De Zwarte Soldaat, 22 juni 1944. Gesprek Ton Schuurman.
[65] Bas Kromhout, De Voorman, 305, 311, 317.
[66] ‘Melchert is niet alleen maar liedjeszanger’, Volk en Vaderland, 21 mei 1943.
[67] Dagblad voor Noord-Holland, 20 februari 1944.
[68] Mededeling Ton Schuurman.
[69] M. Schuurman, ‘Marsch en lied der bolsjewisten’, De Zwarte Soldaat, 24 februari 1944.
[70] Ger Verrips, Mannen, 32.
[71] Jonathan Littell, De welwillenden (Amsterdam, Antwerpen 2008) 365.
[72] Schuurman, Soldaat en lied, 68.
[73] Mededeling van Etienne op het webforum van het Historisch Genootschap CMC 1940-1945, 25 november 2011.
[74] ‘Vijftien jaar cel geëist tegen Mussert’s zangleider’, Het Parool, 21 juni 1947.
[75] NA, CABR, Doss. M. Schuurman, Brief Ernst Voorhoeve aan Mussert, 23 mei 1943.
[76] Idem, Brief M. Schuurman aan familie Schut, 16 april 1943.
[77] Armando en Sleutelaar, De ss’ers, 39.
[78] NA, CABR, Doss. M. Schuurman, Brief aan familie Schut, 16 april 1943.
[79] RAA, Coll. M. Schuurman, Familieboek.
[80] NA, CABR, Doss. M. Schuurman, Brief aan Pieta T., 19 december 1943.
[81] Gerben Dijkstra en Henk Vos, ‘Obersturmführer J.G. Lenselink’, Tijdschrift Historische Vereniging gemeente Beilen 23 (januari 2011), 24-26. Zij baseren zich op de verklaring van zijn commandant Schock, die zich bevindt in het NA, Arch. CABR nr. 30084, Doss. J.G. Lenselink.
[82] De Jong, Het Koninkrijk, dl. 6, eerste helft, 391, 392.) Ook Rommel, weliswaar geen SS’er, werd tot zelfmoord gedwongen.
[83] De Jong werpt deze vraag op bij de beschrijving van de zelfmoord van Sprey (Het Koninkrijk, dl. 6, eerste helft, 391).
[84] Yvo Janssens, George Duiker (z.pl. 2011) 97, 98.
[85] NIOD, Arch. NSB, inv. nr. 127, Brief 7 maart 1943.
[86] NIOD, Arch. NSB, inv. nr. 194, Brief 12 november 1943.
[87] NA, CABR, Doss. M. Schuurman.
[88] NIOD, Arch. NSB, inv. nr. 127, Brief aan Mussert 7 maart 1943.
[89] ‘Open Brief aan mijn stadgenoten’, Dagblad van Noord-Holland, 8 december 1942. De brief werd ook opgenomen in Soldaat en lied, 58, 59.
[90] NA, Arch. Stichting Toezicht Politieke Delinquenten (STPD), 2.3. Taakuitvoering Alkmaar, inv. nr. 1, Brief K. de Wilde aan wooncommissie, 5 mei 1948.
[91] NA, CABR, inv. nr. 1736, Doss. Melger Schuurman sr.
[92] Idem, inv. nr. 2865, Doss. Guurt Schuurman.
[93] Idem.
[94] Mededeling Ton Schuurman en Cor Booy. De laatste heeft hem meegemaakt op de ulo.
[95] Mededeling Ton Schuurman en Jan Rasch. De laatste heeft hem meegemaakt op het arbeidsbureau.
[96] Mededeling Jan Rasch.
[97] NA, CABR, inv. nr. 3080, Doss. Manfred Erich Schuurman, Inlichtingenstaat PRA.
[98] Mededeling Jan Rasch.
[99] NA, CABR PF Amsterdam, T/32541, Doss. M.E. Schuurman.
[100] RAA, Coll. Oorlogsdocumentatie, Herman Niele in: 1940-1945. Huize Niele, Roemer Visscherstraat 4, Alkmaar, 31.
[101] ‘We meden hem’, Noord-Hollands Dagblad, 15 september 2010. Mededeling Cor Booy.
[102] Mededeling Ton Schuurman.
[103] NA, CABR, inv. nr. 15003, Doss. Jan de Buijzer sr.
[104] Idem, Doss. Melchert Christof Schuurman.
[105] Idem, Doss. Melchert Schuurman.
[106] Idem, Doss. Melchert Schuurman.
[107] Idem, Brief aan Rost van Tonningen, 22 mei 1942.
[108] Evertjan van Roekel, Jongens van Nederland, 117. Zie voorts over Wiking In’ t Veld, De ss. Van der Zee, Voor Führer. Peter Strassner, Europäische Freiwillige. Die Geschichte der 5. ss=Panzerdivision Wiking (Osnabrück 1971). Vincx en Schotanius, Nederlandse vrijwilligers, dl. 4.
[109] De Jong, Het Koninkrijk, dl. 6, eerste helft, 426. In ’t Veld, De ss, 331.
[110] NA, CABR, inv. nr. 15722, Doss. J. Schut, lijst van leden die aan het front zijn ingezet, 8 juni 1943.
[111] NA, CABR, Doss. Melchert Christof Schuurman, Brief 18 november 1942.
[112] NA, CABR, PF Amsterdam T/32541, Doss. Manfred Erich Schuurman, Brief 1 januari 1943.
[113] Idem, Brief 14 februari 1943.
[114] NA, CABR, inv. nr. 106010, Doss. Martinus Jan Kramer.
[115] Schuurman, Soldaat en lied, 60.
[116] Van Roekel, Jongens van Nederland, 147-159.
[117] Ismee Tames, Doorn in het vlees. Foute Nederlanders in de jaren vijftig en zestig (Amsterdam 2013), 286-291.
[118] NA, CABR, Doss. Melchert Christof Schuurman, Handbuch ss-Infanterie en brief 31 januari 1943.
[119] Henk Kistemaker, Wiking. Een Nederlandse ss-er aan het Oostfront (Hilversum 2008), 196, 197.
[120] NA, CABR, inv. nr. 108446, Doss. B.B. Schierbeek, Brief van Schierbeek aan M. Schuurman waarin hij schreef dat de laatste brief die hij van zijn zoon ontving, dateerde van mei en waarin hij hem meldde voorlopig niet meer te schrijven omdat hij verwachtte snel te zullen worden ingezet.
[121] De Jong, Het Koninkrijk, dl. 6, eerste helft, 426.
[122] Strassner, Europäische Freiwillige, 437.
[123] Deutsche Dienststelle Berlin (WASt), Brief aan de auteur 15 september 2011.
[124] RAA, Coll. M. Schuurman, Brief 18 september 1943 aan Käthe Schuurman.
[125] Verrips, Mannen, 29.
[126] Zie bijvoorbeeld Vincx en Schotanius, Nederlandse vrijwilligers, dl. 4, 216, 226, 257 en Strassner, Europäische Freiwillige.
[127] www.volksbund.de, WASt, Brief 15 september 2011 aan de auteur.
[128] Charles Lewinksy, Het lot van de familie Meijer (Utrecht 2011) 475, 476.
[129] Vriendelijke mededeling van Yvo Janssens.
[130] RAA, Coll. M. Schuurman.
[131] NA, CABR, Doss. M. Schuurman, bericht stafleiding Germaanse SS, 4 maart 1944.
[132] NIOD, Arch. NSB, inv. nr. 194.
[133] Dagblad voor Noord-Holland, 24 januari 1944.
[134] M. Schuurman, ‘Jeugd sta op, storm en breek los’, De Zwarte Soldaat, 10 februari 1944.
[135] Mededeling Ton Schuurman.
[136] NA, CABR, inv. nr. 13884, Doss. G.M. Vink-van der Sluijs, Brief 30 november 1943. Id., inv. nr. 108446, Doss. B.B. Schierbeek, Brief 1 december 1943. Idem, inv. nr. 63950, Doss. Anton Daniël Blees, Brief 24 december 1943.
[137] RAA, Politiearchief Alkmaar, inv. nr. 358, Brief M. Koster-Molenaar.
[138] NIOD, CR, doc 1-3, Brief aan Melchert Schuurman, 30 november 1943.
[139] NA, CABR, inv. nr. 105949, Doss. M.C. Schuurman.
[140] ‘Melchert Schuurman terug als zangleider van de beweging’, Het Nationale Dagblad, 12 oktober 1943.
[141] NA, CABR, Doss. M. Schuurman.
[142] Idem.
[143] ‘De leider luidt den Strijd om Amsterdam in’, Het Nationale Dagblad, 6 maart 1944. ‘De strijd is ontbrand’, Volk en Vaderland, 10 maart 1944.
[144] Damsma, Schumacher, Hier woont een nsb’er, 130.
[145] De Zwarte Soldaat, 29 juni 1944.
[146] ‘Zingend door alle Dietsche Gouwen’, Volk en Vaderland, 1 september 1944. Groeneveld, Zo zong de nsb, 196.
[147] Schuurman, Soldaat en Lied, 39.
[148] Zie over Westland: Groeneveld, Zwaard van de geest.
[149] NIOD, Arch. Volksche Uitgeverij ‘Westland’, inv. nr. 4, Brief Westland aan de Beauftragte voor Noord-Holland, 10 mei 1944.
[150] Een exemplaar hiervan bevindt zich in de bibliotheek van het NIOD.
[151] Soldaat en Lied, 60, 61.
[152] Idem, 121.
[153] A.D. Belinfante, In plaats van bijltjesdag. De geschiedenis van de Bijzondere Rechtspleging na de Tweede Wereldoorlog (Assen 1978) 23.
[154] Saskia Baarda en Gerrit Valk, Alkmaar in oorlogstijd 1940-1945, 60.
[155] Gesprek Ton Schuurman.
[156] Ismee Tames, Besmette jeugd. Kinderen van nsb’ers na de oorlog (Amsterdam 2009) 28.
[157] Tames, Besmette jeugd, 26. Bas Kromhout, Fout geboren. Het verhaal van kinderen van foute ouders (Amsterdam/Antwerpen 2004) 45.
[158] NA, CABR, PF Amsterdam T/32541, Doss. M.E. Schuurman.
[159] Mededeling Jan Rasch.
[160] Van Hoesel, De jeugd, 103.
[161] In ’t Veld, De ss, 369.
[162] Idem, 427, 428.
[163] Idem, 382.
[164] NA, CABR, inv. nr. 623028, Doss. Willem van der Steen, Brief aan zijn advocaat, 1 september 1947.
[165] NA, archief Commissie tot Aangifte van Overlijden van Vermiste Personen, inv. nr. 468, Doss. nr. 93523.
[166] Gesprek Ton Schuurman.
[167] NA, CABR, inv. nr. 106049, Doss. Jan de Buijzer. Zie over de omstandigheden van de Jeugdstormcompagnie tevens NA, CABR, inv. nr. 106292, Doss. G.L. Brandwijk.
[168] Dit exemplaar is in bezit van zijn familie in Norden. Een fotokopie van de opdracht is in bezit van de auteur.
[169] NA, Arch. Commissie tot Aangifte, inv. nr. 468, Doss.nr. 93523. De akte van overlijden werd ingeschreven op 25 januari 1952 in de burgerlijke stand van Alkmaar.
[170] In ’t Veld, De ss, 382. Fred Bijsmans, Vermist, gesneuveld en gevonden. Zoektocht naar een ‘foute’ oom, www.hetopenarchief.nl/page/175/nl.
[171] Vincx en Schotanius, Nederlandse vrijwilligers, dl. 1, 130.
[172] In ’t Veld, De ss, 382.
[173] NA, CABR, Doss. M. Schuurman, Verhoor 1946. Mededeling Ton Schuurman. Jan van Baar en Gerrit Valk, Alkmaar 1940-1945. Kroniek van de bezettingsjaren (Schoorl 1995), 62.
[174] NA, CABR, Doss. M. Schuurman, Verhoor 1946.
[175] RAA, Coll. M. Schuurman, Familieboek. Ook plakte Schuurman in zijn eigen exemplaar van Soldaat en Lied een verklaring van zijn compagniescommandant Walter Wittkamp waarin stond dat hem deze onderscheidingen waren toegekend (exemplaar in Coll. M. Schuurman).
[176] NA, CABR, inv. nr. 76381, Doss. Walter Wittkamp.
[177] M. Schuurman, ‘Spiesz’, De Zwarte Soldaat, 20 december 1944.
[178] NA, CABR, inv. nr. 3076, Doss. Melchert Christof Schuurman, Brief 28 januari 1945 aan Herman (achternaam onbekend, G.V.).
[179] Zie voetnoot 175.
[180] Groeneveld, Zo zong de nsb, 137.
[181] M. Schuurman, ‘De Groote Parade!!’, De Zwarte Soldaat, 18 oktober 1944.
[182] M. Schuurman, ‘Partisanen’, De Zwarte Soldaat, 10 januari 1945.
[183] NA, CABR, inv. nr. 3076, Doss. Melchert Christof Schuurman, Brief Melchert Schuurman aan een vriend, 22 januari 1945.
[184] M. Schuurman, ‘Spiesz’.
[185] M. Schuurman, ‘Soldaten van den Führer’, De Zwarte Soldaat, 28 maart 1945. Hij schreef het stuk op 22 maart 1945.
[186] Coll. G. Groeneveld, H. Spijkers, Dagboek, 29.
[187] Idem, 32.
[188] Vincx en Schotanius, Nederlandse vrijwilligers, dl.1, 256. In ’t Veld, De ss, 384.
[189] NA, CABR, inv. nr. 62637, Doss. M. Schuurman
[190] Coll. Groeneveld, Spijkers, Dagboek, 39, 40.
•••