3

Caliban liep door de nacht, brandend van nieuwsgierigheid. Hij was ver verwijderd van zijn beginpunt, in een kalme woonwijk, waarvan de voetlanen bijna geheel verlaten waren op dit uur van de dag. De huizen waren groot en stonden ver uit elkaar. Grote grasvelden, waarvan sommige er een beetje droog, smerig en armzalig uit begonnen te zien, scheidden de huizen. In dit deel van de stad scheen geen noemenswaardig grondverkeer voor te komen. Aangezien er geen weg was die breed genoeg was voor grote voertuigen, werd er per luchtwagen of lopend gereisd.

Maar een verdrogend grasveld was niet minder wonderbaarlijk voor Caliban dan een gezond veld. De hele wereld was nieuw voor hem, alles wat hij zag was een vers, trillend wonder. Hij zag de heldere speldenprikken van licht in de lucht en vroeg zich af wat dat waren. Hij zag wat afval dat tegen een hek was geblazen en vroeg zich af hoe zo'n vreemde combinatie van spullen daar terecht was gekomen. Zijn gegevensopslag zweeg over beide onderwerpen, evenals over vele andere, maar in het algemeen was het een uitstekende gids, die hem allerlei dingen vertelde over de stad waar hij doorheen liep. Hij zwierf alle kanten op, bekeek alles nieuwsgierig, verwonderde zich over alles. En al werden sterren en afval niet uitgelegd, veel andere dingen wel. Vaker wel dan niet kon hij ergens naar kijken en zich erover verwonderen, waarna hij ontdekte dat de gegevensopslag het kon herkennen en voor hem uitleggen.

Een tijd lang stelde hij zich tevreden met door de stad te zwerven en passief de gegevens van die dingen die hij om zich heen zag in zich op te nemen, die volgens zijn gegevensopslag de moeite waard waren om te onthouden. Toen kwam Caliban op een idee. Als de kaart en de gegevensopslag hem konden vertellen wat er voor hem lag, konden ze hem dan ook niet de richting wijzen die hij op moest? Misschien kon hij de kaart van de gegevensopslag bekijken, een interessante bestemming kiezen en erheen reizen.

Hij bleef staan en probeerde het experiment uit. De buitenwereld leek te vervagen. Plotseling keek hij naar een plattegrond van het gebied waarin hij zich bevond, uitgevoerd in felle, primaire kleuren en zorgvuldig gekozen symbolen.

Hij probeerde vanaf dat punt naar buiten te bewegen en was zeer plezierig verrast toen hij alleen maar het verlangen hoefde te uiten de kaart van de hele stad te zien, of het gebeurde. Of juist een deel ervan van dichterbij te zien. Zijn gezichtspunt hoefde zich ook niet bóven de kaart te bevinden, ontdekte hij. Hij kon omlaag zakken naar grondniveau en de gebouwen en heuvels boven hem uit zien torenen. Hij kon de gegevens van de kaart vanuit elke hoek of positie bekijken.

Een kort experimenteren bevestigde dat. Hij kon zijn gezichtspunt verplaatsen naar elke punt in of boven de kaart, het land in vogelvlucht zien, of vanaf de grond, op elke plaats, waarbij de gebouwen en straten in de juiste vormen en afmetingen werden getoond. Hij liet zijn blik over grote delen van de stad gaan, over parken, gebouwen, brede wegen. Het was of hij in gedachten door die plaatsen reisde. Het gevoel maakte hem vrolijk, bijna alsof hij vloog.

Er stonden labels op de kaart, die informatie gaven over de gebouwen - hun naam en adres en vaak de namen van de bedrijven die erin waren gevestigd.

Plotseling kreeg uit een uitstekend idee. Hij kon de informatie van de labels gebruiken om meer over zichzelf te weten te komen. Hij veranderde zijn gezichtspunt in de kaart en ging terug naar zijn huidige positie. Toen begon hij zijn stappen terug naar het gebouw te volgen waar hij begonnen was. Hij kon de labels die aan het gebouw zaten lezen en erachter komen wat voor soort plaats het was en zien wat de kaart er nog meer voor informatie over te bieden had. Hij zou vast aanwijzingen over zijn eigen identiteit kunnen vinden, zijn plaats in de wereld. Begerig om meer over zichzelf te weten te komen, verplaatste hij zijn gezichtspunt snel over de kaart, terug naar waar hij vandaan kwam.

De kaart in zijn hoofd schoot met een halsbrekende snelheid voorbij, kronkelde en draaide fel en keerde met een enorme snelheid terug op zijn schreden. Uiteindelijk kwamen de beelden terug op zijn beginpunt. Hij deed een vreemde ontdekking: het beeld van het gebouw was incompleet. Vrijwel elk ander gebouw werd zeer gedetailleerd weergegeven, met deuren en ramen en duidelijk de basiselementen van het gebouw. Maar de kaart liet dit gebouw zien als slechts een vormeloze, grijze, massieve rechthoek, een lage, lange vorm op het land.

Verward deed Caliban een beroep op het labelsysteem.

En ontdekte dat de kaart in het geheel geen informatie had over het gebouw waarin hij was ontwaakt.

Stomverbaasd en verrast sloot Caliban het scherm van het kaartsysteem. De heldere kleuren en symbolen van de kaart vervaagden uit het zicht en hij stond weer in de duisternis, alleen op een verlaten pad in een kalme woonwijk.

Waarom was er geen informatie over dat gebouw? Misschien zou hij terug moeten gaan en de plek zelf onderzoeken. Hij had natuurlijk een volmaakt, gedetailleerd geheugen over wat hij daar had gezien en zou ongetwijfeld zijn herinneringen terug kunnen zoeken op informatie. Maar toen hij wakker was geworden, had hij nergens naar gezocht, was zich er zelfs niet helemaal van bewust geweest dat hij meer had moeten weten dan dat hij deed. Als hij terugging, zou hij meer te weten komen.

Hij draaide zich om, stond op het punt de weg terug te gaan die hij gekomen was, naar het laboratorium. Maar toen bleef hij staan. Wacht even. Er was nog een factor. Iets waar hij nog niet aan gedacht had. Hij herinnerde zich dat eerste moment van ontwaken, de aanblik van de vrouw die bewusteloos aan zijn voeten lag, het bloed dat een plas om haar hoofd vormde. Het kruis-indexsysteem van zijn gegevensopslag doorzocht een hele reeks zaken, zelfs terwijl hij aan dat moment dacht.

En stopte bij een citaat uit een wet die bepaalde dat het verlaten van een plaats misdrijf vóór te zijn ondervraagd door de politie, op zich al een misdrijf was. Zijn geest doorzocht alles wat de gegevensopslag te vertellen had over de wet, het begrip misdaad en het idee straf en rehabilitatie. Het scheen allemaal betrekking te hebben op mensen, maar er was weinig voor nodig om aan te nemen dat het begaan van een misdrijf ook voor een robot problemen kon betekenen.

Nee, hij kon daar niet teruggaan.

Wacht eens even. Waren er nog meer witte plekken op de kaart? Andere plaatsen waar de details op de een of andere manier beperkt waren? Misschien hadden andere plaatsen met beperkte informatie in de gegevensopslag iets gemeen met het gebouw waaruit hij was vertrokken. Misschien zou hij aanwijzingen vinden als hij díe onderzocht, misschien zou een gedachte of beeld de gegevensopslag stimuleren hem bepaalde informatie te geven die meer over hemzelf zou kunnen vertellen.

Caliban keek rond en besloot dat hij het beste van het pad af kon gaan wanneer hij de kaart bekeek. Hij stapte van het pad af en liep iets door, tot hij een lichte kuil in het golvende landschap vond. Hij ging erin zitten, er vrij zeker van dat hij niet vanaf het pad kon worden gezien.

Hij richtte zijn aandacht op de kaart in de gegevensopslag. Eerst ging zijn geest lukraak heen en weer over de kaart, rond bewegend in een poging zoveel mogelijk terrein zo snel mogelijk te doorzoeken, waarbij hij alle gebouwen of plaatsen die verdacht leeg waren in de gaten bleef houden. Toen besloot hij de hele stad op te delen, blok voor blok, op een ordelijke manier. Misschien viel hem iets op aan het patroon van lege plekken, iets dat hij pas kon zien als hij ze allemaal had geplaatst.

Er zaten duidelijke randen aan de kaart, nauwkeurige grenzen waarbuiten niets was. Calibans kennis van de wereld, het heelal, stopte bij die grenzen. Even speelde Caliban met de gedachte naar de dichtstbijzijnde van die grenzen te gaan, gewoon om te zien hoe het eruit zag. Hij stelde zichzelf voor, staand op de rand van de wereld, terwijl hij omlaag in het niets keek. De gedachte was opwindend en verwarrend.

Maar nee. Hij moest zich niet laten afleiden. Eerst moest hij antwoorden over zichzelf krijgen en over wat er in het gebouw was gebeurd waarin hij was ontwaakt. Nadat die twee mysteries waren opgelost, kon hij de tijd ervoor nemen om toe te geven aan zijn ongegronde nieuwsgierigheid.

Hij begon met de zuidrand van de kaart en werkte hem systematisch af, waarbij hij steeds een strook van oost naar west doorzocht, daarna naar het noorden ging om de volgende strook van het westen naar het oosten te doorzoeken.

En toen vond hij het. Niet ver bij de zuidrand van de kaart vandaan was een grote leegte, een leegte die duizend, tienduizend keer groter was dan het kale, ongemarkeerde gebouw waarin hij ontwaakt was. Maar dit was niet een terrein zonder gedetailleerde markeringen, dit was leegte, het afwezig zijn van alles. Geen land, geen water, geen gebouwen, geen wegen. Daar was helemaal niets.

Hij vroeg zich af of de kaart wel precies de waarheid zei. Hoe kon zo'n leegte er in het echt uitzien? Wat zou het veroorzaken? Zijn nieuwsgierigheid, zijn verlangen om deze plek te zien, was bijna niet in bedwang te houden. Maar hij hield zich vastberaden aan zijn plan. Hij moest de hele stad doorzoeken, alles van de kaart uit de gegevensopslag in zijn actieve geheugen opnemen. Er konden ook andere leegten zijn die net zo belangrijk waren. Hij ging verder met zijn zoekpatroon, van het zuiden naar het noorden, heen en weer zoekend van oost naar west, west naar oost.

Het duurde bijna een uur, maar uiteindelijk had Caliban zich over de hele kaart van Hades heen gewerkt. Ja, er waren andere leegten, maar geen daarvan was ook maar in de verste verte zo groot als de eerste die hij had gevonden. Ja, er waren andere ongemarkeerde gebouwen zonder labels, maar hij kon geen duidelijk patroon ontdekken, geen verband met de gegevens op de rest van de kaart, waar hij een betekenis aan kon hechten, niets.

Er zat niets anders op dan te gaan kijken. Het was nu niet nodig om de verleiding te weerstaan om te gaan kijken hoe die grote leegte eruitzag. Caliban stond op en liep terug, zijn infraroodogen gebruikend om zich door de duisternis te bewegen.

De plek van de leegte lag een flink stuk verderop in de stad en de eerste tekenen van de dageraad deden het oosten oplichten, toen hij door de halfdroge, halfbewoonde uitgestrektheid van Hades liep, zich voorstellend hoe een grote leegte eruit zou zien.

Maar wat hij zag toen hij daar aankwam was geen lege plek op de kaart. Terwijl de dageraad de hele horizon vulde, stond Caliban aan de rand van waar volgens de kaart alleen leegte was.

Wat Caliban zag was een levendige oase in het midden van de vervagende stad. Hij stond aan de rand van een groen park met groepen bomen, brede lanen en spuitende fonteinen.

In het landschap lagen kleine paviljoens verspreid, die toegang schenen te geven tot ondergrondse faciliteiten, te oordelen naar de mensen die in en uit liepen. Caliban liep langs de lage stenen muur die de rand van het park aangaf, tot hij bij de ingang kwam.

BLIJVERSTAD, stond er op een bord. Verward keek Caliban ernaar. Weer een mysterie. Hij had er geen idee van wat Blijvers waren, of waarom ze hun eigen stad zouden hebben. Hij deed een beroep op de gegevensopslag, maar die gaf geen informatie over zulke woorden.

Om de een of andere reden was alle informatie over zowel zijn startpunt als deze plek zorgvuldig uit zijn gegevensopslag gewist.

Maar waarom zou iemand dat doen?

 

De duisternis was verdwenen en de dageraad had zich over de horizon verspreid. De ochtend was begonnen. Alvar Kresh liep heen en weer door de kamer en luisterde naar de routinewoorden van de routine-ondervraging van weer een andere routine-collega, ene Jomaine Terach. Terach was normaal niet op en in het laboratorium om deze tijd, maar hij woonde vrij dicht bij het lab en hij was wakker geworden door alle drukte. Hij was gaan kijken wat er aan de hand was - dat beweerde hij althans. Politieagenten zijn nooit happig geweest op getuigen die kleinigheden als naar het werk komen uitlegden als plichtsbesef, en Kresh neigde ernaar die traditie intact te houden. Het was verstandig om voorlopig iedereen als een verdachte te behandelen.

Kresh liet Donald het meeste werk doen. Het was vannacht een lange, zware reis door de duisternis naar de dag geweest. Plaatsen waar misdrijven waren gepleegd konden meedogenloos zijn.

Ze hadden het kantoor geconfisqueerd om daarin de voorlopige ondervragingen uit te voeren. Ze vingen elke werker op, wanneer hij of zij arriveerde. Het kantoor was ingericht voor een nachtelijk verblijf, voor het geval een test 's nachts doorging. In het kantoor stond een groot bed dat er vrij oncomfortabel uitzag, maar veel beter dan de armzalige krib in de dienstkamer in het hoofdkwartier van de sheriff. Na een slapeloze nacht zag het er zeer aanlokkelijk uit.

'Tonya Welton beweert dat Fredda Leving voor haar werkte... werkt. Is dat waar?' vroeg Donald.

'Beslist niet,' zei Jomaine Terach gapend. 'Fredda Leving heeft nooit van haar leven voor iemand anders dan voor haarzelf gewerkt en áls het er dan van moest komen, dan zou de almachtige koningin van de Blijvers waarschijnlijk de allerlaatste zijn.' Hij gaapte weer. 'Mijn hemel, wat is het vroeg. Bent u sinds de aanval al met de zaak bezig?'

'Ja, meneer. We hebben de nacht doorgewerkt,' zei Donald.

'Dus zij en Tonya Welton kunnen niet met elkaar opschieten,' zei Kresh, de opmerkingen van Terach en Donald negerend. Hij ging weer aan de tafel zitten, naast Donald en tegenover Terach. Hij roffelde met zijn vingers op het tafelblad en probeerde zijn vermoeide gedachten erbij te houden. Misschien had hij naar huis moeten gaan, in plaats van de hele nacht hier te blijven.

Wat moest dit nou? Verdomme, zijn geest was ingedommeld. Hij begon nogal beneveld te raken. Hij schoot er weinig mee op als hij te moe was om na te denken. 'Ze mochten elkaar dus niet,' zei hij weer, in een poging om zijn te lange zwijgen te verhullen. 'Waren ze dan ten minste wel beleefd tegen elkaar?'

'Nee, meneer, in het geheel niet,' zei Jomaine. 'Niet meer. Vroeger gingen ze veel vriendelijker met elkaar om, als echte vriendinnen, dacht ik. Nu is er weinig meer van over dan een beroepsmatig contact.'

Dat was interessant. Tonya Welton en Fredda Leving, die erom bekend stonden dat ze het flink met elkaar oneens konden zijn. Hij kon zich gemakkelijk voorstellen hoe hun wegen waren gescheiden. Het was echter veel moeilijker om zich voor te stellen dat ze vriendinnen waren geworden.

Maar als ze persoonlijk bij het slachtoffer betrokken was, was het des te opmerkelijker dat Welton het onderzoek kwam binnenstormen. Ze moest geweten hebben dat Kresh al snel zou horen over de wrijving tussen haar en het slachtoffer. Het was wat overhaast, maar op dit moment was ze degene met het beste motief voor de aanval. Waarom richtte ze de aandacht op zichzelf?

Alvar Kresh leunde achterover in zijn stoel en keek over de tafel naar de man die hij aan het ondervragen was. Jomaine Terach was een lange, magere man, zandkleurig haar, bleek, met een ovaal, smal gezicht en een scherpe neus. Er zat iets overdrevens, iets over-formeels in zijn manier van praten.

Kresh onderdrukte een geeuw. Het leek nauwelijks de moeite waard om de hele nacht op te blijven, alleen maar om naar mensen als Terach te luisteren.

Alvar wreef in zijn ogen en richtte zijn aandacht weer op de ondervraging. 'Ik kan me die twee moeilijk als vriendinnen voorstellen. Blijvers haten robots en Leving was een van de leidende voorstanders van meer en betere robots. Ik begrijp niet wat ze gemeen zouden kunnen hebben,' zei Kresh.

'Ik denk dat dat misschien gedeeltelijk de reden was van de vriendschap, een tijdje althans. Ze discussieerden graag samen. Maar toen ging het mis tussen hen. Misschien werd alles een beetje te vurig,' opperde Terach.

'Maar als ze niet voor Tonya Welton werkte, meester Terach, en ze waren geen vriendinnen meer,' zei Donald in, 'mag ik dan vragen wat hun relatie tot elkaar was?'

Terach keek naar Donald. Hij vond het duidelijk vervelend om door een robot te worden ondervraagd. Maar hij was slim genoeg om niet hardop te protesteren.

Kresh keek Terach aan met een onbevooroordeelde, beroepsmatige belangstelling. Hij droeg Donald vaak op om actief mee te doen in de ondervraging. Het was een variatie op de antieke goede-smeris slechte-smeris routine. Donald bracht de ondervraagden van hun stuk en dan antwoordden ze Kresh, terwijl ze hem aankeken voor steun en begrip, hem meer vertrouwend dan Donald, wat onverstandig was.

'Ik neem aan dat ze samenwerkten.' Terach draaide zich naar Kresh toe. 'Ik kan maar heel weinig over het werk in het lab vertellen,' zei hij verontschuldigend.

'Dat heb ik al vaker gehoord,' gromde Kresh. 'Iedereen waarmee ik hier gesproken heb, zei dat. Dat schijnen de enige woorden te zijn die de meesten van u kennen.'

'Het spijt me.'

'Dat hoeft niet. We komen terug zodra ik van de gouverneur een aantal volmachten heb gekregen.'

Dat vooruitzicht scheen de vrij iele Jomaine Terach niet aan te staan. 'Ach, misschien hoeft u zich nergens meer druk om te maken nadat de openbare bekendmaking achter de rug is.'

'En dát heb ik ook vaker gehoord, en ik weet verdomde goed dat u op het punt staat me te vertellen dat u niet meer mag zeggen,' zei Kresh. 'Laten we het dus over iets anders hebben. Vertel me eens wat Fredda Leving midden in de nacht in het laboratorium van Gubber Anshaw te zoeken had.'

Terach scheen oprecht verbaasd te zijn. 'O, hemel, dáár zou ik niet zoveel waarde aan hechten,' zei hij. 'We lopen constant in en uit elkaars laboratoria. Bij dit werk wordt er in verregaande mate... eh... samengewerkt, en ik denk dat ze gewoon aan een onderdeel werkte dat toevallig in zijn laboratorium lag.'

'Infernalen zijn in de regel nogal territoriumbewust,' opperde Kresh. 'We willen graag onze eigen ruimte hebben.'

Terach haalde zijn schouders op. 'Dat kan wel zo zijn, maar dat betekent niet dat iederéén er een weerzin tegen voelt,' zei hij nogal nadrukkelijk.

'Hmmm,' gromde Kresh, die niet echt overtuigd was en de hoon negeerde die duidelijk bedoeld was om hem af te leiden. 'Goed dan, misschien kunt u me vertellen waar in godsnaam Gubber Anshaw is? Hij is vanmorgen niet komen opdagen en we hebben hem niet thuis kunnen bereiken. We vermoeden dat hij er is, maar zijn robots weigeren botweg dat te bevestigen of een boodschap door te geven.'

'Dat verbaast me niets,' zei Jomaine. 'Gubber werkt graag thuis, volkomen afgezonderd. De laatste tijd is hij dat steeds vaker gaan doen. Soms plagen we hem ermee dat als u, de politie, een arrestatie-afzetting om zijn huis zou aanbrengen om hem te arresteren, hij het zelfs niet zou merken.'

Kresh gromde vrijblijvend. Privacy en de onschendbaarheid van je huis stonden inderdaad hoog aangeschreven op Inferno. Het was tegen de wet om iemand in zijn of haar huis te arresteren. Op dat punt was de wet heel duidelijk, evenals over de procedures die wel en niet gevolgd mochten worden. De politie en hun robots konden buiten wachten tot ze een ons wogen, ze mochten het terrein doorzoeken nadat er een arrestatie had plaatsgevonden, maar ze mochten het huis niet binnengaan om de arrestatie te verrichten.

Het was meer dan eens gebeurd dat een verdachte gedurende lange tijd had geweigerd naar buiten te komen. In zulke gevallen waren er al lang geleden precedenten en arresten ontstaan, die bepaalden wat er wel en niet mocht worden gedaan. De politie mocht alle communicatielijnen naar het omsingelde huis afsnijden, maar niet de levering van voedsel, water of energie tegenhouden. Soms werkte het verbod op arrestaties in huis in het voordeel van de politie: wanneer het lang genoeg werd volgehouden, stond de politie-robotbewaking buiten het huis van een verdachte gelijk aan huisarrest, zonder alle moeite en kosten van een rechtszaak.

'Nou, als we niet gauw van hem horen, zou het wel eens tot een arrestatie-afzetting kunnen komen,' waarschuwde Kresh. 'Geeft u dat maar aan hem door.'

Jomaine trok verrast een we om hem af te leiden. 'Goed dan, misschien kunt u me vertellen waar in godsnaam Gubber Anshaw is? Hij is vanmorgen niet komen opdagen en we hebben hem niet thuis kunnen bereiken. We vermoeden dat hij er is, maar zijn robots weigeren botweg dat te bevestigen of een boodschap door te geven.'

'Dat verbaast me niets,' zei Jomaine. 'Gubber werkt graag thuis, volkomen afgezonderd. De laatste tijd is hij dat steeds vaker gaan doen. Soms plagen we hem ermee dat als u, de politie, een arrestatie-afzetting om zijn huis zou aanbrengen om hem te arresteren, hij het zelfs niet zou merken.'

Kresh gromde vrijblijvend. Privacy en de onschendbaarheid van je huis stonden inderdaad hoog aangeschreven op Inferno. Het was tegen de wet om iemand in zijn of haar huis te arresteren. Op dat punt was de wet heel duidelijk, evenals over de procedures die wel en niet gevolgd mochten worden. De politie en hun robots konden buiten wachten tot ze een ons wogen, ze mochten het terrein doorzoeken nadat er een arrestatie had plaatsgevonden, maar ze mochten het huis niet binnengaan om de arrestatie te verrichten.

Het was meer dan eens gebeurd dat een verdachte gedurende lange tijd had geweigerd naar buiten te komen. In zulke gevallen waren er al lang geleden precedenten en arresten ontstaan, die bepaalden wat er wel en niet mocht worden gedaan. De politie mocht alle communicatielijnen naar het omsingelde huis afsnijden, maar niet de levering van voedsel, water of energie tegenhouden. Soms werkte het verbod op arrestaties in huis in het voordeel van de politie: wanneer het lang genoeg werd volgehouden, stond de politie-robotbewaking buiten het huis van een verdachte gelijk aan huisarrest, zonder alle moeite en kosten van een rechtszaak.

'Nou, als we niet gauw van hem horen, zou het wel eens tot een arrestatie-afzetting kunnen komen,' waarschuwde Kresh. 'Geeft u dat maar aan hem door.'

Jomaine trok verrast een we om hem af te leiden. 'Goed dan, misschien kunt u me vertellen waar in godsnaam Gubber Anshaw is? Hij is vanmorgen niet komen opdagen en we hebben hem niet thuis kunnen bereiken. We vermoeden dat hij er is, maar zijn robots weigeren botweg dat te bevestigen of een boodschap door te geven.'

'Dat verbaast me niets,' zei Jomaine. 'Gubber werkt graag thuis, volkomen afgezonderd. De laatste tijd is hij dat steeds vaker gaan doen. Soms plagen we hem ermee dat als u, de politie, een arrestatie-afzetting om zijn huis zou aanbrengen om hem te arresteren, hij het zelfs niet zou merken.'

Kresh gromde vrijblijvend. Privacy en de onschendbaarheid van je huis stonden inderdaad hoog aangeschreven op Inferno. Het was tegen de wet om iemand in zijn of haar huis te arresteren. Op dat punt was de wet heel duidelijk, evenals over de procedures die wel en niet gevolgd mochten worden. De politie en hun robots konden buiten wachten tot ze een ons wogen, ze mochten het terrein doorzoeken nadat er een arrestatie had plaatsgevonden, maar ze mochten het huis niet binnengaan om de arrestatie te verrichten.

Het was meer dan eens gebeurd dat een verdachte gedurende lange tijd had geweigerd naar buiten te komen. In zulke gevallen waren er al lang geleden precedenten en arresten ontstaan, die bepaalden wat er wel en niet mocht worden gedaan. De politie mocht alle communicatielijnen naar het omsingelde huis afsnijden, maar niet de levering van voedsel, water of energie tegenhouden. Soms werkte het verbod op arrestaties in huis in het voordeel van de politie: wanneer het lang genoeg werd volgehouden, stond de politie-robotbewaking buiten het huis van een verdachte gelijk aan huisarrest, zonder alle moeite en kosten van een rechtszaak.

'Nou, als we niet gauw van hem horen, zou het wel eens tot een arrestatie-afzetting kunnen komen,' waarschuwde Kresh. 'Geeft u dat maar aan hem door.'

Jomaine trok verrast een we om hem af te leiden. 'Goed dan, misschien kunt u me vertellen waar in godsnaam Gubber Anshaw is? Hij is vanmorgen niet komen opdagen en we hebben hem niet thuis kunnen bereiken. We vermoeden dat hij er is, maar zijn robots weigeren botweg dat te bevestigen of een boodschap door te geven.'

'Dat verbaast me niets,' zei Jomaine. 'Gubber werkt graag thuis, volkomen afgezonderd. De laatste tijd is hij dat steeds vaker gaan doen. Soms plagen we hem ermee dat als u, de politie, een arrestatie-afzetting om zijn huis zou aanbrengen om hem te arresteren, hij het zelfs niet zou merken.'

Kresh gromde vrijblijvend. Privacy en de onschendbaarheid van je huis stonden inderdaad hoog aangeschreven op Inferno. Het was tegen de wet om iemand in zijn of haar huis te arresteren. Op dat punt was de wet heel duidelijk, evenals over de procedures die wel en niet gevolgd mochten worden. De politie en hun robots konden buiten wachten tot ze een ons wogen, ze mochten het terrein doorzoeken nadat er een arrestatie had plaatsgevonden, maar ze mochten het huis niet binnengaan om de arrestatie te verrichten.

Het was meer dan eens gebeurd dat een verdachte gedurende lange tijd had geweigerd naar buiten te komen. In zulke gevallen waren er al lang geleden precedenten en arresten ontstaan, die bepaalden wat er wel en niet mocht worden gedaan. De politie mocht alle communicatielijnen naar het omsingelde huis afsnijden, maar niet de levering van voedsel, water of energie tegenhouden. Soms werkte het verbod op arrestaties in huis in het voordeel van de politie: wanneer het lang genoeg werd volgehouden, stond de politie-robotbewaking buiten het huis van een verdachte gelijk aan huisarrest, zonder alle moeite en kosten van een rechtszaak.

'Nou, als we niet gauw van hem horen, zou het wel eens tot een arrestatie-afzetting kunnen komen,' waarschuwde Kresh. 'Geeft u dat maar aan hem door.'

Jomaine trok verrast een we om hem af te leiden. 'Goed dan, misschien kunt u me vertellen waar in godsnaam Gubber Anshaw is? Hij is vanmorgen niet komen opdagen en we hebben hem niet thuis kunnen bereiken. We vermoeden dat hij er is, maar zijn robots weigeren botweg dat te bevestigen of een boodschap door te geven.'

'Dat verbaast me niets,' zei Jomaine. 'Gubber werkt graag thuis, volkomen afgezonderd. De laatste tijd is hij dat steeds vaker gaan doen. Soms plagen we hem ermee dat als u, de politie, een arrestatie-afzetting om zijn huis zou aanbrengen om hem te arresteren, hij het zelfs niet zou merken.'

Kresh gromde vrijblijvend. Privacy en de onschendbaarheid van je huis stonden inderdaad hoog aangeschreven op Inferno. Het was tegen de wet om iemand in zijn of haar huis te arresteren. Op dat punt was de wet heel duidelijk, evenals over de procedures die wel en niet gevolgd mochten worden. De politie en hun robots konden buiten wachten tot ze een ons wogen, ze mochten het terrein doorzoeken nadat er een arrestatie had plaatsgevonden, maar ze mochten het huis niet binnengaan om de arrestatie te verrichten.

Het was meer dan eens gebeurd dat een verdachte gedurende lange tijd had geweigerd naar buiten te komen. In zulke gevallen waren er al lang geleden precedenten en arresten ontstaan, die bepaalden wat er wel en niet mocht worden gedaan. De politie mocht alle communicatielijnen naar het omsingelde huis afsnijden, maar niet de levering van voedsel, water of energie tegenhouden. Soms werkte het verbod op arrestaties in huis in het voordeel van de politie: wanneer het lang genoeg werd volgehouden, stond de politie-robotbewaking buiten het huis van een verdachte gelijk aan huisarrest, zonder alle moeite en kosten van een rechtszaak.

'Nou, als we niet gauw van hem horen, zou het wel eens tot een arrestatie-afzetting kunnen komen,' waarschuwde Kresh. 'Geeft u dat maar aan hem door.'

Jomaine trok verrast een we om hem af te leiden. 'Goed dan, misschien kunt u me vertellen waar in godsnaam Gubber Anshaw is? Hij is vanmorgen niet komen opdagen en we hebben hem niet thuis kunnen bereiken. We vermoeden dat hij er is, maar zijn robots weigeren botweg dat te bevestigen of een boodschap door te geven.'

'Dat verbaast me niets,' zei Jomaine. 'Gubber werkt graag thuis, volkomen afgezonderd. De laatste tijd is hij dat steeds vaker gaan doen. Soms plagen we hem ermee dat als u, de politie, een arrestatie-afzetting om zijn huis zou aanbrengen om hem te arresteren, hij het zelfs niet zou merken.'

Kresh gromde vrijblijvend. Privacy en de onschendbaarheid van je huis stonden inderdaad hoog aangeschreven op Inferno. Het was tegen de wet om iemand in zijn of haar huis te arresteren. Op dat punt was de wet hee