I
Een robot mag een mens geen kwaad berokkenen, of toelaten dat een mens door zijn nalatigheid schade lijdt.
II
Een robot moet de opdrachten uitvoeren die
hem door mensen gegeven worden, behalve als die opdrachten in
strijd zijn met de Eerste Wet.
III
Een robot moet zijn eigen bestaan beschermen, voor zover die bescherming niet in strijd is met de Eerste of de Tweede Wet.