2

'Goed, Donald,' zei Kresh toen hij binnenkwam. 'Wat hebben we hier?'

'Goedenavond, sheriff Kresh,' antwoordde Donald, die met een zachte en wellevende hoffelijkheid sprak. 'Ik ben bang dat we niet veel hebben. De plaats van het misdrijf levert ons niet veel bruikbaars, al ziet u misschien wel iets wat ons ontgaan is. Ik heb het bewijs niet op een bevredigende manier kunnen uitleggen. Hebt u de kans gehad om mijn aanvulling op de verklaringen van de onderhoudsrobot te bekijken?'

'Ja, inderdaad. Verdomd vreemd. Goed van je dat je zoveel mogelijk uit hem gehaald hebt, maar ik wil met de rest van de stafrobots geen risico nemen. Ik wil zelfs zelf niet bij ze in de buurt komen. Ik wil dat de stafrobotici van de afdeling ze allemaal ondervragen... en voorzichtig.' Normaal hielden de politie-robotici zich bezig met robots die erin gevlogen waren en iets fout gedaan hadden, daartoe aangezet door slimme oplichters die goed tegen robots konden liegen en hen onder het mom van een zorgvuldig voorbereid misverstand illegale opdrachten konden laten uitvoeren. Een man kon er redelijk goed van leven door huishoudrobots zover te krijgen dat ze de financiële toegangscodes van hun meester prijsgaven. Het zou de robotici goed doen om zich eens met iets anders bezig te houden. 'Maar daar kunnen we ons morgen zorgen over maken. Is de plek vrijgegeven?'

'Ja, meneer. De observatierobots hebben een standaardscan van het gebied uitgevoerd. Ik denk dat u nu de kamer kunt doorzoeken zonder kans op het vernietigen van aanwijzingen, zolang u maar voorzichtig bent.'

Alvar keek Donald aandachtig aan. Na een leven lang met robots omgaan, deed hij dat nog steeds, keek hij nog steeds naar de machines alsof hij een emotie of een gedachte in hun uitdrukking of houding kon zien. Bij sommige robots, de uiterst zeldzame exemplaren die het menselijk uiterlijk perfect nadeden, was dat in elk geval mogelijk. Maar daarvan waren er maar heel weinig op Inferno, en bij elk ander robottype was het zinloos om het te proberen.

Toch kreeg hij door die gewoonte even de tijd om na te denken over de indirecte betekenis van de woorden van de robot. 'Geen bevredigende uitleg van het bewijs.' Wat had dát in vredesnaam te betekenen? Donald probeerde hem iets duidelijk te maken, iets dat de robot liever niet direct wilde zeggen, uit angst te ver te gaan met zijn vermoedens. Maar Donald was nooit zonder reden cryptisch. Als Donald zo deed, had dat een reden. Alvar Kresh kwam in de verleiding Donald op te dragen uit te leggen wat hij precies bedoelde, maar hij hield zijn ongeduld in bedwang.

Hij kon beter gaan kijken of hij zelf kon ontdekken wat Donald dwarszat, het onafhankelijk, onbevooroordeeld te evalueren. Er was natuurlijk maar heel weinig dat een robot ontging en een mens toch zag. Veel van wat Donald gezegd had, was onderdanige onzin, sussen van het ego. Maar de woorden die Donald gebruikt had waren interessant. 'De plaats van het misdrijf levert ons niet veel bruikbaars.' Alsof er wél iets was, maar iets verwarrends, betekenisloos', misleidends. En zo probeer je dus onbevooroordeeld te zijn, dacht Alvar cynisch. Dat was het probleem met robotassistenten die zo goed waren als Donald. Je kreeg de neiging te veel op ze te vertrouwen, je liet je denken door hen beïnvloeden, liet hen te veel van het achtergrondwerk doen. Jezus, waarschijnlijk kan Donald dit werk beter dan ik, dacht Alvar.

Kwaad schudde hij met zijn hoofd. Nee. Robots zijn de dienaren van de mens, niet in staat tot onafhankelijke actie. Alvar stapte door de deuropening de kamer binnen en begon rond te kijken.

Alvar Kresh voelde een vreemde en bekende prikkeling door zich heen gaan, toen hij aan het werk ging. Er was altijd iets aan dit moment dat op een vreemde manier spannend was, wanneer de zaak gestart werd en de jacht geopend was. En het was inderdaad een vreemde jacht, een die begon met een Alvar die niet precies wist wie hij achtervolgde.

En het was altijd nóg vreemder om midden in iemands intiemste privé-ruimte te staan, terwijl die persoon er niet was. Hij had in de slaapkamers, salons en ruimtevaartuigen gestaan van doden en vermisten, hun dagboeken gelezen, hun financiële transacties uitgeplozen, bewijs aangetroffen van hun geheime ondeugden en privé-genoegens, hun grote misdaden en kleine, zielige geheimpjes. Hij had hun leven en dood leren kennen uit de aanwijzingen die ze achterlieten, door de macht van zijn beroep ingewijd in de intiemste delen van hun leven. Hier en nu begon dat eveneens.

Sommige werkruimtes waren steriel en onthulden niets over hun inwoners. Maar dit was niet zo'n plaats. Deze kamer was een afspiegeling van de persoon die hier werkte, als Alvar maar kon leren het af te lezen.

Hij begon het laboratorium te onderzoeken. Oppervlakkig, althans. De omgeving was vrij standaard. Een kamer van ongeveer twintig bij tien. Inferno was helemaal geen volle wereld. De mensen hadden de neiging zich te verspreiden. Volgens Infernale begrippen was het een ruimte van gemiddelde grootte voor één persoon.

Er waren in totaal vier deuren, in de hoeken van de kamer, die waren aangebracht in de lange kanten van de kamer: twee in de buitenmuur, die direct naar buiten leidden, en twee in de binnenmuur ertegenover, die naar de gang van het gebouw leidden. Alvar zag dat de kamer geen ramen had en de deuren zwaar waren, waarschijnlijk lichtdicht. Doe ze dicht, doe het plafondlicht uit en de kamer was pikdonker. Waarschijnlijk werkte ze hier met lichtgevoelige materialen. Of misschien testte ze robotogen. Zou de reden voor, of het feit van, een lichtdichte kamer belangrijk zijn of geen betekenis hebben? Dat kon hij niet weten.

Alvar en Donald stonden naast een van de binnendeuren, met hun gezicht naar wat Alvar bestempelde als de achterkant van de kamer. Maar waarom is deze kant de achterkant? vroeg hij zich af. Daar was geen bijzondere reden voor, besloot hij. Deze kant van de kamer leek gewoon minder gebruikt te zijn. Alles was opgestapeld en opgeslagen. De andere kant werd duidelijk actiever gebruikt.

Langs het grootste deel van de wanden stonden werkbanken tussen de beide koppels deuren. Er stonden computerterminals op de werkbanken. In de muren zaten aansluitmogelijkheden voor verschillende soorten stroomvoorzieningen en twee of drie verbindingen die Kresh niet kon thuisbrengen. Speciale gegevensoverdracht, misschien.

Op elke vierkante centimeter van de werkbladen leek iets te liggen. Een romp van een robot, een gedemonteerd robothoofd, een stapel zorgvuldig verzegelde kisten, elk met een keurig etiket: VOORZICHTIG B|E|HANDELEN. GRAVITONISCH BREIN. Alvar fronste zijn voorhoofd en bekeek de etiketten weer. Wat in godsnaam waren gravitonische breinen? Al duizenden jaren werden alle robots gebouwd met positronische breinen. Het positronische brein had robots mogelijk gemaakt. Gravitonische breinen? Daar wist Alvar helemaal niets van, maar de naam zelf klonk verwarrend. Hij hield niet van onnodige veranderingen.

Hij borg de puzzel op om er later op terug te kunnen komen en vervolgde zijn onderzoek van de kamer. Alle werkbanken langs de rand van de kamer stonden vol met allerlei soorten geheimzinnig uitziend gereedschap, machines en robotonderdelen. Toch gaf de kamer geen indruk van chaos of een bende; alles was netjes en opgeruimd. Zelfs rommel lag er eigenlijk niet. Deze hele kamer werd gewoon actief gebruikt door iemand die kennelijk aan verschillende projecten tegelijk werkte.

In het midden stonden twee grote werktafels. Een half afgebouwde robot en een verbijsterende verzameling onderdelen en gereedschappen lagen over één tafel verspreid, terwijl de andere voor het grootste deel leeg was, met slechts wat ditjes en datjes die hier en daar aan de rand lagen.

Rekken met zwenkwielen vol met testapparatuur stonden hier en daar verspreid in de kamer. Tussen de twee tafels stond een enorm apparaat met buizen en raderen. Het was al gauw drie meter hoog en nam zo'n vier bij vijf meter vloeroppervlak in beslag. Het stond op aangedreven rollers, zodat het opzij kon worden geduwd als het niet gebruikt werd.

'Wat is dat in hemelsnaam?' vroeg Alvar, die naar het midden van de kamer liep.

'Een robot-onderhoudsmachine,' antwoordde Donald, die achter hem aan kwam. 'Die is gemaakt om te worden gekoppeld aan de harde bevestigingspunten van een robot, waarna die op elke hoogte en in elke houding kan worden opgehangen, zodat het bewuste deel van de robot gemakkelijk bereikbaar kan worden gemaakt. Hij wordt gebruikt voor reparaties of tests. Ik vond het een nogal groot, onhandig ding om midden in je kamer te zetten. Daardoor kun je bijvoorbeeld niet gemakkelijk van de ene tafel naar de andere komen.'

'Dat vond ik ook al. Kijk, je kunt een lege ruimte zien langs de muur achterin de kamer. Ze rolden hem daarheen als ze hem niet gebruikten. Dus waarom staat hij nu midden in de kamer? Wat voor betekenis heeft een lege robothouder?'

'De meest voor de hand liggende conclusie is dat er onlangs een robot in zat opgehangen,' zei Donald.

'Ja, dat ben ik met je eens. En let op de lege ruimte midden op de lege werktafel. Die is ook ongeveer groot genoeg voor nog een robot. Tenzij ze dezelfde robot van de tafel naar de houder verplaatst hebben, of andersom. Misschien was dat de reden voor de aanval? De diefstal van een of twee experimentele robots? Dat zullen we allemaal moeten uitzoeken.'

'Meneer, mag ik uw aandacht vestigen op de vloer voor de robot-onderhoudsmachine? De plek waar Fredda Leving lag is aangegeven...'

'Nog niet, Donald. Dat komt straks. Dat komt straks.' Alvar negeerde vrij doelbewust de bloedplas en de getekende omtrek van het lichaam midden in de kamer. Het was te gemakkelijk om op een plaats van een misdrijf te worden afgeleid door grote, opvallende aanwijzingen. Wat kon de omtrek van het lichaam hem vertellen? Dat een vrouw hier was aangevallen, hier gebloed had? Dat wist hij allemaal al. Hij kon beter eerst met de rest van de kamer aan de slag gaan.

Maar één ding zat hem dwars. Deze kamer kwam niet overeen met wat hij over Fredda Leving wist. Hij kende haar enigszins, doordat hij Donald bij haar besteld had, en deze plaats paste niet bij haar. Op de een of andere manier gaf het een gevoel van manlijke dominantie. Heel kleine details die hij had gezien maar hem niet waren opgevallen, kwamen plotseling in Alvars bewustzijn naar boven. De maat van en de scheur in een laboratoriumjas die naast de deur hing, de maat van de stofdichte laboratoriumschoenen op de grond naast de laboratoriumjas, bepaalde gereedschappen die aan muurhaken hingen op een plaats die ver buiten het bereik van een vrouw van gemiddelde grootte was.

En er was iets ondefinieerbaars aan de netheid van deze kamer, die getuigde van een verlegen, ziekelijk nette mán, iets wat niet paste bij een zelfbewuste vrouw als Fredda Leving. Als ze leefde naar het beeld dat naar buiten toe bekend was, zou háár laboratorium een grote bende zijn, zelfs nadat de robots hadden schoongemaakt, want ze zou botweg weigeren ze bij het meeste in de buurt te laten komen. De grote en beroemde Fredda Leving, held van het robotonderzoek, het kroonjuweel van de wetenschap op Inferno, was geen dwingende pietlut, maar de bewoner van deze kamer was dat duidelijk wel.

Alvar Kresh liep terug de gang op en bekeek het naamplaatje naast de deur: GUBBER ANSHAW, HOOFD DESIGN EN TESTING. Nou, dat loste één klein mysterie op en verving het door een ander. Het was niet Levings laboratorium, maar dat van Anshaw, wie dat ook was.

Maar wat deed Fredda Leving in het laboratorium van Anshaw, midden in de nacht, vermoedelijk alleen met haar aanvaller?

Kresh liep terug het laboratorium in en bekeek de rest van de kamer, er goed op lettend dat hij niets aanraakte, vastberaden zo lang mogelijk de aandrang te weerstaan op de plaats te gaan kijken waar het lichaam was gevallen. De kamer was een volmaakt woud van mogelijke aanknopingspunten, volgestouwd met onderdelen en apparaatjes die iets met de zaak te maken zouden kunnen hebben, als Alvar tenminste genoeg over experimentele robotica had geweten om het te zien. Ontbrak er echt iets, zo groot als een experimentele robot, of zo klein als een geavanceerde chip, waarvan de diefstal een motief zou kunnen zijn voor deze aanval?

Maar wat voor soort aanval was het geweest? Hij wist niets tot nu toe.

Uiteindelijk, na de rest van de plaats van het misdrijf te hebben afgewerkt en heel weinig te hebben ontdekt, vergeleken met de moeite die het gekost had, ging Alvar met tegenzin naar het midden van de kamer, het middelpunt van de zaak, de plaats van de aanval.

Daar lag het, op de vloer, tussen de twee werktafels, een meter ongeveer voor het grote robot-onderhoudsapparaat. Een bloedplas, een vlekkerige, onregelmatige vorm van ongeveer een meter doorsnede. De omtrek van het lichaam, zoals het gevonden was, werd aangegeven door een felgele lijn, die de contouren van het lichaam perfect aangaven, tot aan de uitgespreide vingers van de linkerhand toe. De vingers schenen naar de deur te reiken, vragend om hulp die niet kwam.

Een of ander deel van Kresh's geest vroeg zich af hoe ze dat deden, hoe ze die perfecte omtrekken vastlegden. De robots van de sheriff wisten hoe, maar hijzelf niet.

Nee. Het was verleidelijk om zich te laten afleiden door bijzaken, maar die luxe kon hij zich niet veroorloven. Hij knielde neer en bekeek datgene waarvoor hij gekomen was. Hij had zichzelf tot op dit moment gedwongen de geur van opdrogend bloed niet te ruiken, maar nu moest hij opletten en de zware, bittere rottingslucht scheen in zijn longen op te wellen. Hij werd er misselijk van. Hij negeerde de stank en begon aan zijn akelige taak.

De bloedplas was uitgesmeerd door de medrobots die erdoorheen waren gelopen. Hun voetafdrukken en andere merktekens verborgen ruw het verhaal dat de vloer moest vertellen. Maar dat deed er niet toe. Donald zou afbeeldingen van de vloer rechtstreeks uit de robotogen van de meds hebben vastgelegd, wat ze hadden gezien op het moment dat ze waren binnengekomen. Met de computer konden alle sporen van de medrobots worden gewist uit de beelden die de politiewaarnemers en gerechtsrobots hadden gemaakt en alles precies zo reconstrueren als het eerst was geweest. Sommige van zijn ondergeschikten werkten alleen maar met zulke reconstructies, maar Kresh werkte liever in de echte wereld, in de door elkaar gegooide, vervuilde en rommelige bende van de plaats van het misdrijf.

Het bloed was nu vrijwel allemaal gestold of opgedroogd. Kresh pakte een pen uit zijn zak en probeerde het oppervlak. Bijna helemaal verhard. Het verbaasde hem altijd hoe snel dat gebeurde. Hij keek op bij de bloedplas vandaan, zag het patroon van de voet van een medrobot en zag toen iets anders wat hij eerder had gezien, maar alleen had opgeborgen tot hij de hele kamer zou hebben gezien. Twee andere voetafdrukken, duidelijk van robotvoeten, maar heel anders dan die van de medrobots. Het ene spoor liep door de deur in de binnenmuur, naar de gang, het andere door de deur in de buitenmuur van het gebouw.

En de twee voetsporen mochten dan wel anders zijn dan die van de medrobots, maar ze waren volkomen gelijk aan elkaar.

Twéé geheimzinnige sporen, die precies identiek waren.

'Dat zit je dwars, hè, Donald?' vroeg Alvar, toen hij opstond.

'Wat, meneer?'

'Die voetafdrukken van een robot. De afdrukken die het duidelijk maken dat een robot - twee robots - door de bloedplas zijn gelopen en Fredda Leving lieten liggen, hoogst waarschijnlijk lieten sterven.'

'Ja, meneer, dat zat me dwars. De zwakke plek is duidelijk, maar daar wijst het bewijs toch op.'

'Dan klopt het bewijs niet. De Eerste Wet maakt het onmogelijk voor een robot om zich zo te gedragen,' zei Alvar.

'En daarom,' zei een brutale, nieuwe stem plotseling vanuit de deuropening waardoorheen Alvar gekomen was, 'daarom moet iemand de aanval in scène hebben gezet om het erop te laten líjken dat een robot - twéé robots - het gedaan hebben. Briljant, sheriff Kresh. Het kostte me een volle dertig seconden om daar achter te komen. Hoe lang bent ú hier?'

Alvar draaide zich om en klemde zijn kaken op elkaar om te voorkomen dat hij zou beginnen te schelden. Het was Tonya Welton. Een grote, sierlijke vrouw met een donkere huid en lange ledematen. Ze was net door de deur binnengekomen, en achter haar een grote, dofgele robot.

Alvar Kresh zou de robot zelfs niet hebben opgemerkt als Welton niet een Blijver was geweest. Hij putte er altijd een grimmig genoegen uit om te zien wanneer mensen die robots zo fel haatten er juist mee werden opgescheept. Maar op dit moment althans scheen Welton zich nergens druk om te maken. Op haar gezicht stond een uitdrukking van geamuseerde minzaamheid.

Ze was gekleed in een angstig strak blauw bodysuit uit één stuk met een extravagant patroon. De Ruimterbevolking op Inferno zag liever veel bescheidener kleding en ingetogener kleuren. Op Inferno waren robots felgekleurd, mensen niet. Maar niemand had dat tegen de leidster van de Blijvers op Inferno verteld - of anders had ze zich er niets van aangetrokken toen het haar wél was verteld. Hoogstwaarschijnlijk had Welton het opzettelijk gedaan.

Maar wat deed Tonya Welton hier nu in godsnaam?

'Goedenavond, lady Tonya,' zei Donald met zijn zachtste en hoffelijkste stem. Het gebeurde zelden, uiterst zelden, dat een robot sprak voordat er tegen hém werd gesproken, maar Donald was slim genoeg om te weten dat er in deze situatie iets moest gebeuren. 'Wat een fijne verrassing u hier bij ons te zien.'

'Dat betwijfel ik,' zei Tonya Welton met een glimlach die Alvar opvatte als minstens een poging tot hoffelijkheid. 'Neemt u me mijn brutale binnenkomst niet kwalijk. Ik ben bang dat het nieuws over Fredda Leving me van streek heeft gebracht. Als ik boos ben, ben ik nogal scherp van tong.'

En ook alle andere keren, dacht Kresh bij zichzelf. 'Dat geeft niet, mevrouw Welton,' antwoordde hij met een toon in zijn stem die duidelijk maakte dat het juist heel veel gaf. 'Ik weet niet waarom u hierheen bent gekomen, maar er heeft hier vanavond een aanval plaatsgevonden op een van de topgeleerden van Inferno en ik mag niet gestoord worden. Dit is een officieel onderzoek, mevrouw Welton, wat niets met de Blijvers te maken heeft. Ik ben dus bang dat ik u moet vragen te vertrekken.'

'O nee, dat kan niet. Weet u, daarom ben ik hier. Gouverneur Grieg heeft me nog geen uur geleden persoonlijk gebeld om me te vragen vanavond hierheen te komen en u met uw onderzoek te helpen.'

Alvar Kresh staarde met open mond van verbazing naar de Blijvervrouw. Wat was hier in hemelsnaam aan de hand? 'Zijn we hier klaar, Donald?' vroeg hij. 'Is er nog meer dat ik meteen moet komen bekijken?'

'Nee, meneer, ik geloof het niet.'

'Goed dan, Donald. Verzegel deze kamer als een plaats van misdrijf. Niemand mag erin of eruit. Ik geloof dat mevrouw Welton en ik nu even moeten praten, en dit is daar niet de plaats voor. Kom naar ons toe als je klaar bent.'

'Goed, meneer,' zei Donald.

'Laten we naar mijn auto gaan, mevrouw Welton. Daar kunnen we praten.'

'Ja, laten we dat doen, sheriff,' zei Tonya Welton nogal stijf. 'Er moeten een paar dingen worden rechtgezet. Kom mee, Ariël.'

Alvar Kresh en Tonya Welton gingen tegenover elkaar in de luchtwagen van de sheriff zitten. Ze waren beiden duidelijk op hun hoede. Weltons robot, Ariël, stond achter haar meesteres en ging op in de achtergrond, wat Kresh betreft. Robots telden niet mee.

'Goed dan,' zei hij. 'Wat heeft dit allemaal te betekenen? Waarom heeft de gouverneur u erbij gehaald? Wat heeft deze zaak met de Blijvers te maken?'

Tonya Welton vouwde haar handen zorgvuldig samen en keek Kresh recht aan. 'Over een dag of wat krijgt u daar antwoord op. Maar voorlopig ben ik bang dat dat geheim is.'

'Ik begrijp het,' zei Kresh, al deed hij dat hoogstwaarschijnlijk niet. 'Ik ben bang dat ik daar weinig aan heb.'

'Nee, en dat spijt me, maar mijn handen zijn gebonden. Al is er één ding dat ik u wél kan zeggen en dat althans ten dele verklaart waarom ik hier ben. Ik ben gerechtigd hier te zijn, volgens de overeenkomst die mijn aanwezigheid als Blijver op deze wereld toestaat. Ik heb het recht de veiligheid van mijn werknemers te beschermen.'

'Pardon?'

'O ja, wist u dat niet?' vroeg Tonya Welton. 'Fredda Leving werkt voor mij.'

Een halve minuut lang was het doodstil. Fredda Leving was beroemd, een van de top-robotici op de planeet. De meeste Infernalen zagen haar niet als een mens, maar als een bezit van de planeet. Dat zij en haar laboratoria werden gereduceerd tot slechts werknemers van de Blijvers... Welton had net zo goed kunnen zeggen dat de Blijvers de Regeringstoren in handen hadden gekregen, of het eigendomsrecht van de Grote Baai hadden verworven.

Uiteindelijk kreeg Alvar zijn stem weer terug. 'Als ik een suggestie mag doen, mevrouw Welton... Ik denk dat het verstandig is om dat feit heel verborgen te houden,' zei hij nors.

Welton keek verrast. 'Waarom? Ik heb het niet alom bekendgemaakt, maar ik heb ook niet geprobeerd het geheim te houden.'

'Dan stel ik voor dat u daar nu mee begint,' zei Alvar.

'Ik ben bang dat ik het niet begrijp,' zei Welton.

'Laat me dit dan duidelijk maken, mevrouw Welton. De gemiddelde burger op Inferno zal deze aanval niet als een gewone misdaad of een poging tot moord zien. De burgers zullen een aanval op een topgeleerde, vooral een roboticus, als sabotage zien. Velen van hen zullen er domweg van uit gaan dat uw mensen het gedaan hebben, zelfs zonder dat ze weten dat de Blijvers iets te maken hebben met Leving Labs. Zodra ze horen dat Blijvers erbij betrokken zijn, maakt dat het alleen maar erger.'

'Ermee te maken hebben!' riep Tonya Welton uit. 'We hadden niets met de aanval te maken!'

'Dat kan wel zo zijn,' zei Alvar. Welton was duidelijk kwaad, en dat wilde hij juist. Hij wilde dat ze van haar stuk was gebracht. Wat deed ze hier eigenlijk? Hoe was ze hier zo snel gekomen? Haar haast en enthousiasme waren verdomd verdacht. En in wat voor soort robotica-werk zouden de Blijvers eigenlijk geïnteresseerd zijn. Er hing vanavond meer dan één mysterie in de lucht.

Donald kwam terug in de luchtwagen en ging tegen de wand aan staan, naast Ariël. Kresh keek naar hem en knikte. Het werkte vertroostend als zijn loyale dienaar bij hem was. Maar Donald deed hier niet ter zake. Kresh keek Welton doordringend aan en probeerde haar stemming te peilen. Als het aan hem lag, bespeurde hij een onderliggende onzekerheid onder al dat dappere gepraat van haar. 'U ontkent betrokkenheid,' zei hij, 'maar daarnet zei u dat Fredda Leving voor u werkte,' zei hij. 'Dat noem ik betrokkenheid genoeg. Dat alleen al zal door de meeste mensen op deze wereld worden gezien als een bedreiging.'

'Waar ter diepe ruimte hebt u het over?' vroeg Welton.

'Mijn mede-Infernalen zullen bemoeienis met robot-research zien als een aanval op de hoop van de Ruimters te overleven in een heelal dat zich scheen over te geven aan de Blijvers. De kleinste verwijzing naar een connectie tussen de Blijvers en de aanval, hoe klein en onbeduidend ook, zullen de mensen van deze wereld zien als een bewijs dat uw mensen achter de aanval op Fredda Leving zaten. Het zal hun niets uitmaken of het waar is of niet. Ze zullen het dénken.

Ze zullen deze aanval met de Blijvers associëren, dezelfde verdomde Blijvers die ze over heel Inferno zien uitzwermen, hun neus overal in zien steken, de mensen van Inferno zien behandelen als weinig meer dan wilden. Dat zal genoeg zijn om de situatie nog gespannener te maken dan hij al is. De mensen van Inferno weten zeker dat Blijvers als u ons zien al grappige, kleine inboorlingen die je opzij kunt vegen op weg naar de verovering van het heelal.'

Tonya's gezicht kleurde een beetje en ze vouwde haar armen voor haar borst. 'Politiek. Het komt altijd weer neer op politiek en vooroordeel. Beste sheriff. Het zijn niet de Blijvers die de Ruimters tegenhouden. Jullie doen het jezelf aan, zonder dat wij jullie hoeven te helpen. Jullie hebben eindeloos veel generaties lang de kans gehad om zelf jullie eigen nieuwe werelden te kolonialiseren. Jullie hadden nu zo langzamerhand duizenden werelden hebben kunnen bevolken. In plaats daarvan hebben jullie slechts vijftig werelden - negenenveertig na die toestand op Solaria.

Niet wíj hebben jullie tegengehouden om verder te gaan met jullie kolonialisatie. Júllie wilden niet doorgaan. Noch houden we jullie tegen om opnieuw aan het kolonialiseren te slaan. Maar in plaats van iets te doen, blijven jullie liever thuis en nemen óns kwalijk dat we verder gaan. Is het ónze schuld dat jullie van jullie weigering om nieuwe werelden te stichten een deugd hebben gemaakt?'

'Mevrouw Welton, neemt u me niet kwalijk,' zei Kresh. 'Ik heb even mijn emoties de vrije loop gelaten. Ik wilde u niet beschuldigen, maar u hebt er recht op te worden gewaarschuwd voor wat de mensen van Inferno zullen denken wanneer uw... eh... betrokkenheid bekend wordt. Ik denk er zelf niet zo over, al moet ik toegeven dat ik enige sympathie voor hen voel. Maar volgens mij, als een bemoeienis van Blijvers met Fredda Leving in verband met deze misdaad, of op wat voor manier dan ook, bekend wordt, is het mijn beroepsmatige mening dat dan de hel losbreekt.'

Tonya Welton keek hem aan, zonder met haar ogen te knipperen, zonder iets te zeggen, een emotieloos gezicht. Uiteindelijk sprak ze. 'Dan denk ik dat u erop kunt rekenen dat die hel over ongeveer twee dagen losbreekt,' zei ze vrij sober.

'Wat gebeurt er dan?' vroeg hij met een matte stem en een uitdrukkingsloze blik.

'Dan vindt er een... bekendmaking plaats,' zei ze, duidelijk voorzichtig haar woorden kiezend. 'Meer mag ik u niet zeggen, maar als er zulke problemen zullen rijzen zoals u noemt, dan zal dat op dat moment gebeuren.'

'Neemt u me niet kwalijk, mevrouw Welton, maar denkt u dat de kans bestaat dat de aanval van vanavond in enig verband staat tot die bekendmaking?' vroeg Donald. 'Misschien in een poging die tegen te houden of te vertragen?'

Welton draaide haar hoofd fel naar Donald om, met een plotseling heftige, onbeheerste blik in haar ogen. Kennelijk had ze niet gemerkt dat hij binnen was gekomen. 'Ja,' zei ze iets te haastig. 'Ja, ik denk dat dat een mogelijkheid is. Als het waar is, dan denk ik dat er voor ons allemaal een vreselijk gevaar dreigt.'

'Wat wilt u daar in godsnaam mee...' begon Kresh.

'Nee,' zei Welton, terwijl ze Kresh weer aankeek. 'Meer kan ik niet zeggen. Maar los deze zaak op, sheriff! Als er iets is in dit leven, deze wereld, dat u dierbaar is, los hem dan op!' Ze haalde diep adem en scheen zichzelf weer enigszins onder controle te krijgen. 'Het was fout van me om vanavond hierheen te komen,' zei ze. Ze draaide zich om en keek door de cabine van de luchtwagen, alsof ze die voor het eerst zag. 'Ik neem morgen contact met u op, sheriff,' zei ze. 'En ik verwacht op regelmatige tijden een volledig en compleet verslag van uw vorderingen. Kom, Ariël.'

En zonder nog een woord te zeggen, stapte ze uit de wagen, met haar robot achter zich aan. Alvar Kresh keek hen na, zich afvragend waar Tonya Welton precies mee bezig was. Haar optreden hier vanavond was vreemd, op zijn zachtst gezegd. Afgezien van haar magische verschijning, nog bijna voordat Kresh op de plaats van het misdrijf was, was er nog iets anders. De manier waarop ze had gereageerd op de mogelijkheid van een politiek motief, deed Kresh bijna denken dat ze juist de aandacht op dat idee wilde richten, weg van iets anders. Maar wat kon dat andere in hemelsnaam zijn?

Het enige dat hij zeker wist, was dat wat er ook aan de hand was, hij er al tot aan zijn nek toe in betrokken was.