4

Opnieuw naar India

's Ochtends om vijf uur reden we weg. De achterblijvers stonden me uit te zwaaien. Ik ging samen met Gea, zij was mijn begeleidster tijdens de reis. We zouden via Düsseldorf vliegen en overstappen in Dubai. Er zijn geen rechtstreekse vluchten van Nederland naar Chennai. Ik voelde me tijdens de reis weer net als toen ik door mijn moeder naar de crisisopvang werd gebracht, die donderdagmiddag dat ze me bij Manou had gevonden. Ik was weer op de vlucht voor die dikke zwarte pad. Sorry, maar een mooier woord weet ik niet voor hem. Toch hoopte ik tot we bij het vliegveld waren nog steeds dat hij me zou komen halen en dat hij me zou meenemen en dat ik nooit meer aan mijn moeder of iets anders hoefde te denken. Dat ik weer leeg kon zijn van binnen en gewoon doen wat er van me gevraagd werd. Heel raar, terwijl ik juist wegging om te voorkomen dat ik weer naar hem terug zou gaan. Ik snapte er niets van. Als ik bij hem was zou ik me niet meer zo verrot voelen, dacht ik toen. Maar aan de andere kant wilde ik ook wel weer graag naar Liz, want die miste ik echt heel erg. Ik was benieuwd hoe het met haar was en of Bindi me nog zou herkennen. Ik was benieuwd naar waar ik terecht zou komen, naar hoe het nieuwe huis eruit zou zien... Al die gevoelens waren weer net zo dubbel en verwarrend als de eerste keer dat ik naar India vertrok. Alleen zat ik nu nog steeds onder de medicijnen, dus ik was nogal stoned en liet het allemaal maar over me heenkomen. Toch drong het wel tot me door dat er één groot verschil was met de vorige keer dat ik naar India ging: ik koos er nu helemaal zelf voor om weg te gaan.

Toen we in het vliegtuig stapten voelde ik me heel erg opgelucht. Manou was nergens te bekennen en dat was een heel fijn iets. Het kleine beetje teleurstelling dat ik voelde, duwde ik heel ver weg. Toen het vliegtuig opsteeg en hoog boven de wolken vloog, was het of alle ellende van me afviel. Het was alsof ik terug naar huis ging of zo, ik weet niet goed hoe ik dat moet omschrijven, het gevoel dat ik toen had. Voor het eerst in tijden kon ik me ontspannen.

Na vijf uur vliegen kwamen we aan in Dubai. Daar moesten we anderhalf uur wachten op ons vliegtuig naar Chennai. We hebben een beetje rondgelopen, winkels gekeken. Dubai is echt een rijk land, een oliestaat. Alles daar is duur en overdreven mooi. Toen we weer in het vliegtuig zaten, kreeg ik een buikgevoel. Dat is een raar gevoel dat in mijn onderbuik zit en dat me waarschuwt als er iets groots gaat gebeuren, leuk of niet leuk. Ik kwam steeds dichter bij India en daar werd ik echt zenuwachtig van op de een of andere manier. Ik keek de hele reis naar films op het tv-schermpje boven de stoel voor mij. Gea sliep zo ongeveer de hele weg. Ik kon niet slapen; ik was veel te blij dat ik weg was uit Nederland. Het buikgevoel trok eindelijk weg toen we begonnen aan de landing, omdat ik wist dat ik echt in India was, echt weg van Manou en al die ellende.

Na vier uur vliegen waren we eindelijk boven Chennai. Ik kreeg een flashback van toen ik daar de eerste keer aankwam, alleen nu was het licht buiten - toen was het drie uur 's nachts. Ik zag de stad liggen en we kwamen steeds dichter bij de grond. Toen we waren geland voelde ik pas hoe moe ik eigenlijk was. Ik had al bijna twee dagen niet geslapen. We stapten het vliegtuig uit en het was weer net zo warm als de vorige keer. Maar nu kende ik de warmte al en vond ik het niet erg dat het zo belachelijk heet was. Chennai rook nog steeds naar dierentuin en de mannen hadden nog altijd snorren en waren nog net zo lelijk als toen ik er wegging. Er was dus niks veranderd. Ik hoorde alle geluiden weer, de toeters van de auto's, de bussen en de riksja's. Ik zag mensen, overal mensen. In sari, in judidar, in lungi of in die veel te strakke broeken. Er lagen weer mensen op straat en overal liepen dieren. Ik rook het Indiase eten meteen. Ik was echt blij, maar ook zo moe dat ik echt niet meer kon. En suf van de pillen. Ik wou alleen maar slapen. Buiten op de parkeerplaats stond Liz te wachten. Ik was zo blij om haar weer te zien! We stonden een hele tijd te knuffelen.

Ik mocht voorin bij Liz in de grote jeep. Al kende ik de warmte daar, mijn lichaam moest er toch weer even aan wennen. Het was ook bijna mei en dat is de heetste maand van het jaar. We reden het dorp in. Ik moest even oefenen op de naam, maar als je eenmaal weet hoe je het moet uitspreken is het heel makkelijk. Het dorp heet Keelottivakkam, je spreekt het uit als 'kielottivakkam'. Het is een aparte naam, maar ja, dat is Tamil, dat is sowieso een aparte taal. Je verstaat er echt niks van. Ik kan een paar woordjes en wat zinnetjes, maar veel stelt het niet voor.

Ons huis bleek een soort twee-onder-een-kapwoning te zijn, alleen zat er zon vier meter tussen ons huis en dat van de buurvrouw. Ik stapte de auto uit en schrok me dood. Het huis was echt mini vergeleken met ons vorige huis. Als je binnen kwam door het hekje had je een klein voortuintje. Dan had je een grote deur met siertralies, daarachter zat een schoenenhalletje en dan had je pas de deur naar binnen. Als je door die deur kwam stond je meteen in de woon- en eetkamer. Toen ik daar binnenkwam, zag ik meteen Bindi staan. 'Zo Bindiman,' riep ik, zo noemde ik hem altijd, Bindiman. Ik was zo blij om hem te zien, ik had hem zo gemist. En hij mij ook zo te zien, want hij kwam tegen me op springen. Hij was gegroeid en kwam nu al tot mijn bovenbeen. Ik lag dus al snel op de grond toen hij zo aan het springen was. Hij kwispelde als een gek en jankte en piepte heel hoog. Ik had ook jankneigingen maar ik was gewoon te moe. Ik lag daar met Bindi boven op me, dat was een heel fijn moment.

Links van de woonkamer was de slaapkamer van Liz, die sliep aan de straatkant. Daarnaast waren de kamers van de twee andere meiden die toen bij Liz woonden: Lindsey en Valerie. Dat waren op het moment de enige meiden, de rest zou een paar weken later komen. Lindsey was een Indo-Nederlands halfbloedje, zij moest ook werken voor een jongen. Valerie had volgens mij Italiaans bloed en was verslaafd aan haar vriend, die haar sloeg en verkrachtte. Ze had het elke dag over hem, dodelijk irritant. In Nederland zijn ze trouwens allebei weer teruggegaan naar hun man.

Allebei hadden ze heel lang zwart haar, echt om jaloers op te worden, vooral Valerie. En ze hadden veel te veel make-up op voor het warme weer. Ik snapte dat nooit. Dan is het 40 graden en ga je make-up opdoen. En dan ook nog foundation! Het druipt er dan soms gewoon weer af. Nee, dat was niks meer voor mij. Ik was sowieso een beetje van de make-up af.

Iets verder dan de slaapkamers was de keuken. Ik had nog nooit zo'n kleine keuken gezien. Er hing daar geen fan, dus je zweette je daar dood. Er was een kast in de stenen muur ingebouwd. Er was trouwens ook zo'n kast in de woonkamer. Als je naar de andere kant van de keuken liep, wat twee stappen was, kwam je bij een hokje waar je kon douchen. Ernaast zat de wc. Natuurlijk weer zonder wc-papier, maar dat vond ik nu niet erg meer. De douche was koud, maar als de zon er een tijd op had gestaan, werd het wel warm, heet soms. In de tuin stonden een paar palmbomen. Die waren trouwens nog gevaarlijk ook; als de kokosnoten rijp waren, konden ze zo op je hoofd vallen als je niet uitkeek. De buurman, die ook de huurbaas was, liet een paar keer per maand zijn kleinzonen de bomen in klimmen om de kokosnoten te plukken. Tussen twee bomen was een waslijn gespannen. Er stonden twee leren stoelen in de tuin, die Liz en ik nog in Sri Lanka hadden gekocht. Achterin was een kuil waar al het vuilnis in verbrand werd, ook al was het van plastic, dat maakte niet uit. Er liepen vaak kippen en zwerfhonden in de tuin. Daar was Bindi niet zo blij mee. Hij hield er niet van als er iemand die hij niet kende op zijn plekje kwam, en zat ze altijd achterna tot ze weg waren.

Toen ik het huis had gezien, met Bindi achter me aan, ging ik even op het bed van Liz liggen. Omdat er geen kamers meer over waren moest ik in de woonkamer op een stretcher slapen, maar ik mocht wanneer ik dat wilde bij Liz en Bindi in bed. Dat deed ik nu dus ook. Bindi lag er al, ik ging erbij liggen en Liz zat op de rand van het bed achter de computer. Ze gebruikte het bed als een stoel, zeg maar. Toen ik in bed lag, viel ik meteen in slaap, maar even later werd ik al wakker gemaakt, omdat het eten klaar was. Ik was zo moe, ik had al meer dan 24 uur niet geslapen en nog moest ik wakker blijven. Ik ging wel voor het eerst weer Indiaas eten: chicken biriani met raita. Dat is een soort gebakken rijst met kip en een yoghurtsaus. Zo lekker... Ik heb nog nooit zo lekker gegeten als die dag! Eindelijk weer met mijn handen en eindelijk weer Indiaas. Toen hadden we gelukkig siësta, helaas ook maar voor even. Na twee uur werd ik weer wakker gemaakt omdat we naar het weeshuis moesten. Een activiteit doen met de kinderen. Ik had geen zin en was te moe, maar ik moest mee, dan draaide ik meteen mee in het ritme, zei Liz. Toen had ik echt even genoeg van haar. Toen al, en ik was er net.

We liepen over een zonnig open grasveld om echt in het dorp te komen, wij woonden precies aan de rand van het dorp aan de hoofdweg. De school lag achter een groot hek. Het hele terrein was omringd door een muur, waarlangs allerlei bloemen en planten groeiden, voor de sier volgens mij. Er was een groot schoolplein van zand. Aan de rechterkant was een grote garage waar de schoolbus stond. Aan de linkerkant, helemaal aan de andere kant van het schoolplein, stonden een paar klimrekken en een glijbaan. Dan was er het gebouw. Het was wit met een beetje groen, op zich wel een mooi gebouw. Het was eigenlijk een school en huis in één voor die kinderen. Op de eerste verdieping was er een kamer met balkon, dat was het kantoor van Jeeva, een man die projecten ontwikkelde om kinderen met een handicap toch aan het werk te krijgen, of om dorpen op te bouwen. Hij had het weeshuis waar ons project was ook opgezet. Hij zorgde ervoor dat veel mensen aan een baan kwamen en werd daar dan ook gezien als een soort God. Voor mij was hij meer een opafiguur. Het was een heel kleine, heel dunne, echt heel erg lieve man. Maar goed, dit gebouw was dus ook van hem. Als je binnenkwam had je gelijk rechts een wachtruimte. Het leek een beetje op een wachtkamer bij de tandarts, alleen dan was alles van steen. De banken dan. Als je doorliep en je ging dan naar rechts waren daar de douches en de wc's voor de jongens. Als je gewoon rechtdoor ging had je de eetzaal en de keuken en aan de linkerkant van de eetzaal was de trap naar boven. Als je voor de trap stond en je ging links, kwam je bij de klas waar wij moesten zijn. Er waren daar ook douches en de kinderen sliepen op de vloer op een matje in dezelfde ruimte als waar ze overdag les kregen. Het was allemaal best wel armoedig, maar daar konden we weinig aan doen.

Toen we aankwamen, renden alle kinderen op Valerie en Lindsey af omdat ze die al kenden. Ik zag die kinderen en had meteen geen zin meer, maar ja, ik kon moeilijk terugkrabbelen. De kinderen hier waren zwaarder gehandicapt dan ik gewend was in Trichy en wij werkten hier ook met een stuk jongere kinderen, tussen de vier en de tien. Die leeftijdscategorie leek me niks, maar dat kwam denk ik ook doordat ik ze nog niet kende. Deze kinderen waren echt vies en ze stonken ook erger dan de kinderen die ik gewend was, dacht ik. Ze roken naar plas, poep en kwijl. Heel vies. Er waren hier geen nonnen, maar huismoeders. Vrouwen uit het dorp die op de kinderen pasten. Er waren ook een paar begeleiders die er sliepen volgens mij, maar dat is me nooit helemaal duidelijk geworden.

Ik weet niet goed meer wat we die dag verder hebben gedaan. Ik was niet echt bezig met die stinkkinderen. Ik wou alleen maar slapen en ik zat met Manou in mijn hoofd. Ik was blij dat ik weer bij Liz was, maar ik was minder blij met het huis en het dorp waar ik was. Ik moest gewoon wennen.

Alles was ook zo anders. Van de vorige leiding was iedereen vertrokken. Ze hadden allemaal ontslag genomen omdat ze de situatie in India niet aankonden. Alleen Liz en Dorien waren over, en Femke, de stagiaire. Zij woonde nog in hetzelfde huis als eerst, maar nu bij nieuwe leiding, een echtpaar: Hugh was een kale man met een spleet tussen zijn tanden en Yvonne was een vrouw met een zachte uitdrukking op haar gezicht. Hugh kwam oorspronkelijk uit Engeland en heeft me nog een tijdje Engelse les gegeven.

De nieuwe teamleidster was Latifa, een dikke Turkse vrouw met heel mooi dik krullend haar en grote donkere ogen. Ze leek me eerst een bitch, maar was eigenlijk heel lief. Het duurde even voor ik haar mocht.

En dan was er nog een andere nieuwe leiding: Sandra. Ze was nog best jong, midden twintig volgens mij. Ze had blond haar, een sportief figuur en meestal een grote lach op haar gezicht. En haar ogen waren heel helder. Ze zag er heel open uit, dat is het woord. En ze was biseksueel. Nu vind ik dat natuurlijk geen probleem, maar toen ik er in India achter kwam, wist ik niet wat ik moest doen, want dat kon niet. Als vrouw kon je niet van een andere vrouw houden en als man, laat ik daar maar niet over beginnen. Manou vond dat dat niet kon en hij zorgde er ook altijd voor dat de homo's uit Zwolle het echt niet naar hun zin hadden daar. Vooral donkere jongens van wie hij dacht dat ze homo waren, dat kon namelijk al helemaal niet. Ik had die ideeën van hem overgenomen. Iedereen die homo was, was slecht. Punt! En nu kwam ik in India en was er iemand van de leiding homo! Ik vond het maar niks en het duurde ook echt wel een tijdje voor ik haar had geaccepteerd.

De volgende dag al ging Liz twee weken op vakantie, ik was toen alleen met Dorien, Lindsey en Valerie. Ik kende die meiden nog niet echt goed. Zij mij ook niet, maar ze vonden het niet leuk dat ik er was. Ik kende Liz natuurlijk al en ze vonden het niet leuk dat Liz en ik zo goed met elkaar konden opschieten. Dat zorgde voor de nodige spanningen. Niet echt leuk, maar dat hoort erbij. Het is nog best lang zo gebleven dat ze me niet wilden accepteren. We hebben er veel over gepraat, soms liep het echt uit op ruzie. En omdat Liz er niet was, had iedereen een grotere mond dan anders, want je kon heel makkelijk over Dorien heen lopen. Je kon doen wat je wilde als Dorien er was, ze zei nooit 'nee' en als ze dat wel deed, hoorde niemand haar. Daar heeft ze het volgens mij weieens moeilijk mee gehad.

We gingen iedere dag naar het project, 's Ochtends om zeven uur moesten we al naar de kinderen om ze te douchen. Stonden ze allemaal naakt in de rij en moest je een emmer water over ze heen gooien. Dan gingen we terug om te ontbijten, was er tijd voor school (voor de andere meiden dan, voor mij was er weer niks geregeld, dus ik ging schrijven) en gingen we lunchen, afwassen en slapen tot een uur of drie. Van vier tot zes gingen we dan weer naar de kinderen toe. En hoe vaker ik er kwam, hoe leuker ik het vond. Ze vielen eigenlijk best wel mee, ondanks hun handicaps en de stank. Na ongeveer een week had ik er al wat schatjes tussen zitten, net als in Trichy. Er was een jongetje dat we 'Toppol' noemden. Dat betekent 'navel' in het Tamil en hij zei dat altijd als hij ons zag, ik weet ook niet waarom. Hij was vijf jaar en zo gek als een deur, al zag je dat niet aan de buitenkant. Hij had een grote bos haar, zat natuurlijk onder de luizen, had hele grote ogen en een litteken bij zijn mond. Hij was ondeugend, maar wel heel lief, en kwam altijd als een aapje om me heen hangen.

Op het project hier deed ik spelletjes met de kinderen. Ik kon niet met ze dansen want ze konden dat niet bijhouden. Deze kinderen waren veel minder goed bij dan die andere. Ik moest dus toch elke dag met een bal spelen, of we gingen maar weer liedjes zingen. Ik vond het daarom veel minder leuk dan in Trichy. Een halfjaar lang elke dag 'In de maneschijn' is niet echt leuk, maar ja.

Na het project gingen we meestal net als in Trichy naar de stad. Dat was bijna een halfuur met de riksja. Daar moesten we met zijn vieren in, wat niet echt paste, dus dan moest er iemand voorin bij de chauffeur en kroop de rest bij elkaar op schoot. De dichtstbijzijnde stad, Kancheepuram, zag er heel anders uit dan Trichy. Trichy is een echte stad. In Kancheepuram heb je alleen één grote lange straat met winkels, en een overdekte markt.

Ik miste Liz heel erg toen ze weg was. Gelukkig was Bindi er wel, die sliep weer bij mij in bed net als altijd. Maar omdat ik op een stretcher lag, had hij niet zo veel plek dus ging hij boven op me liggen. Dat is heel lief en zo, maar best wel warm met 40 graden. Ik vond het niet erg want het was Bindi, die mocht dat.

De tweede keer India vond ik veel minder leuk dan de eerste. Niet dat het een hel was of zo, maar Trichy, niks kan tegen die stad op. En het gevoel dat ik daar had, had ik bij lange na niet in Keelottivakkam. In Trichy was het echt Liz en ik en Bindi, een soort gezin. We deden gewoon alles samen en hadden elke dag de slappe lach. En hier, in Keelottivakkam was het leven een beetje een sleur. Wat trouwens wel hielp was dat Liz, toen ze eenmaal terug was van vakantie, me van de medicijnen af heeft gehaald. Tot die tijd liep ik daar echt als een soort zombie rond. Liz zei ook dat ze niet wist wat ze zag toen ik op het vliegveld aankwam, ze kende me gewoon niet terug. 'Die pillen zijn helemaal niet goed voor je,' zei ze, en ze spoelde ze door de wc. Toen trok de mist op en kon ik iets beter voelen wat ik daar allemaal meemaakte.

In die tijd heb ik Echte mannen eten geen kaas geschreven. Omdat mijn school niet geregeld was en ik er ook helemaal geen zin in had, bedachten we wat anders voor mij om te doen. Dat werd weer schrijven, net als in Trichy. Ik had al een keer voor mezelf over Manou geschreven. Gea kwam met het idee om het nu voor iemand anders te schrijven, bijvoorbeeld Liz. Ze zei voor de grap: 'Misschien kan je er wel een boek van maken.' Ik keek haar aan en dacht: laat maar lullen. Maar uiteindelijk is het toch echt een boek geworden, alleen daar was ik op dat moment helemaal niet mee bezig. Ik begon gewoon elke ochtend met schrijven over Manou en over hoe alles vanaf mijn twaalfde is gelopen. Na een week had ik al een heel stuk af en na drie maanden was ik klaar. Ik had 106 A4tjes geschreven over mijn leven bij Manou. Ik heb het daarna nooit meer teruggelezen. Zelfs toen het er in boekvorm was, heb ik het nooit helemaal teruggelezen. Alleen als ik eruit moet voorlezen, lees ik van tevoren de bladzijde die ik moet lezen even. En dat is het, ik ga het ook nooit meer helemaal lezen, denk ik. Ik kan er nog steeds niet tegen, dan zie ik al die beelden weer voor me en word ik helemaal onrustig in mijn hoofd.

Elke ochtend van negen tot twaalf zat ik dus aan het verhaal te werken. In de woonkamer, met mijn muziek aan. Lindsey en Valerie zaten in hun eigen kamers, met de deur dicht en hun muziek aan. En Liz luisterde af en toe ook muziek. Al die muziek was niet altijd fijn als je je moest concentreren op een boek. Dat heeft ook voor heel wat irritaties gezorgd. Ruzies zelfs, omdat de meiden weieens konden vinden dat zij hun muziek net zo hard mochten zetten als ze zelf wilden en ik mijn mond moest houden.

Soms had ik geen zin om over Manou te schrijven, omdat hij dan dichterbij was dan anders. Hij was er nog steeds wel altijd, maar niet zo erg als vroeger, alleen als ik van die buien had. Maar ik vond het niet moeilijk om op te schrijven wat er allemaal gebeurd was. Het deed me niet veel, ik voelde er eigenlijk niks bij. Het was niet zo dat ik tegen lunchtijd even moest bijkomen of zo. Of even onder de palmboom moest gaan staan janken of een goed gesprek met Bindi moest hebben. Tegenwoordig hoor ik elke dag dat het zeker heel goed is geweest voor mijn verwerkingsproces. Dat het boek schrijven me er weer bovenop heeft geholpen en dat dat zeker heel traumatisch was. Iedereen denkt dat ik 'erdoorheen' moest, alles weer opnieuw moest beleven. Maar hoewel ik het dus wel opnieuw beleef als ik het nu lees, gebeurde dat tijdens het schrijven absoluut niet. Gelukkig maar. Ik kan me wel voorstellen dat het misschien vanbinnen heeft meegeholpen. Een 'onbewust proces' zeg maar. Want ik werd halverwege de tweede keer India gewoon opeens wakker en was er klaar mee, met die hele Manou.

De leiding Hugh, Yvonne en Femke hadden hun project in Vallam. Het was bijna driekwartier met de riksja naar dat huis. Ik heb er altijd een hekel aan gehad. Het was heel groot, heel onoverzichtelijk. Ik vond het niet fijn om daar te zijn. Het huis stond op hetzelfde terrein als waar de kinderen van hun project woonden. Er waren daar niet zo veel kinderen, dus die hadden daar een klein huis en een klein schooltje. Elke keer als we bij het terrein aankwamen, moesten we bij een groot ijzeren hek wachten op de bewaker. Dat was een klein mannetje dat niet helemaal goed was. Hij leek een beetje op een aap. Niet dat hij heel erg behaard was, maar zijn hoofd leek erop. Hij had altijd een lungi aan, zo'n mannenrok, behalve op feestdagen, dan was hij in uniform. Hij heette Money en was wel oké. Op het terrein stond meteen links naast het hek een piepklein huisje, dat was van hem. Daar sliep hij en hield hij 's nachts de wacht. Hij zat er overdag ook meestal voor.

Als je een stukje doorliep, had je links het schooltje en een soort tuinhuisje waar de kinderen ook les kregen. Het terrein was bedekt met roodachtig zand. Als je weer wat verder liep was rechts van je een groot gebouw waar de kinderen sliepen. Ze sliepen boven, beneden was een kantoor en zat een dokter. Iets verderop kwam je langs een klein guesthouse met drie kamers. Daar sliepen soms studenten die er stage liepen. Het was niet luxe, heel simpel, maar wel leuk. Meteen tegenover het guesthouse lag een zwembad. Dat stond leeg en was heel erg vies. Als het had geregend lag er wel wat water in en dan zaten er kikkers en slangen. Gelukkig haalde Money ze altijd weg. Daarna kwam je bij het huis van Hugh, Yvonne en Femke. Beneden was een hele grote hal, daar gingen Femke en ik altijd dansen. Dat was heel leuk. Er was een wenteltrap naar boven. Hij maakte heel veel herrie als je erop liep. Een heel irritant geluid. Boven was een grote woonkamer met bamboemeubels die me aan Trichy deden denken, want die hadden we daar ook, en er hingen allemaal doeken aan de muur van Indiase goden. Er was ook een balkon, daar gingen we altijd staan roken.

Voordat de andere meiden aankwamen moesten we een weekend in dat huis blijven, want Liz was op vakantie en Dorien was vrij, die ging naar haar eigen huis. Ze had daar in de buurt namelijk een huis gekocht. Ik heb 't al gezegd, maar ik vond de sfeer van die plek vreselijk, heel kil, dus ik was er niet blij mee dat we daar een heel weekend moesten blijven. Het enige leuke was dat ik die gekke Femke weer zag en dat we in de grote hal genoeg ruimte hadden om te dansen. Femke heeft op de dansacademie gezeten en als je twee mensen hebt die van dansen houden, komen die vanzelf bij elkaar. We hadden geen spiegels en geen geweldige geluidsinstallatie, maar die hadden we ook niet nodig. Ik wist een dans op twee liedjes van Sean Paul. Die leerde ik haar. We hadden altijd lol samen, soms de slappe lach. En als we dansten was het zo warm. Ik zweette me dood, soms heb je van die momenten dat je het zo warm hebt dat je denkt dat het nooit meer goed komt. Het was weer net zo heet als toen ik die kinderen in Trichy dansles gaf. Af en toe kwam Hugh met ons meedoen. Dat zag er niet uit. Hij had dan een doek op zijn hoofd, hij was altijd helemaal rood van de hitte en hij zweette als een otter. Na een aantal keer proberen is hij er ook mee gestopt. Behalve dansen deed ik in dat huis zo min mogelijk. Liefst sliep ik de hele dag als ik daar was, maar dat mocht natuurlijk niet.

Twee van de nieuwe meiden kwamen op dat project te wonen. Cheryl kwam geloof ik uit Amsterdam. Ze was nog heel jong, dertien volgens mij. Iedereen had daarom altijd de neiging voor haar te zorgen en daar wist ze goed gebruik van te maken. Het was een schatje, maar ook echt een kreng. Ze had geen loverboyproblemen, het enige wat ik weet is dat ze haar moeder sloeg. Ze kwam samen met Destiny uit Rotterdam. Die was heel klein en had lang donkerbruin haar. Ze werd mishandeld door haar vriend en ze kon niet bij hem weg. Ze zat in haar hoofd aan hem vast net als ik aan Manou. Ze was mijn leeftijd en ze was wel oké. Er was nog een meisje uit Rotterdam, Roelfiena, zij was echt een schatje. Ik ga nu nog met haar om. Ze was daar omdat ze allemaal problemen thuis had en ze moest iets doen aan haar gedrag. Ze kon soms heel agressief worden. Roelfiena zou naar het project van Sandra gaan, je weet wel, de biseksuele leiding, maar dat huis was nog niet klaar, dus ging zij zolang naar Latifa.

Net als de eerst keer India kwam alle leiding één keer per maand bij elkaar voor een vergadering. Om de maand in Vallam of bij ons. Ik vond dat altijd vreselijk, want alle meiden moesten dan ook bij elkaar zitten. En dan zogenaamd aan school werken. In het begin, toen we nog met zijn drieën waren, ging het nog wel. Later, toen de nieuwe meiden erbij gekomen waren, kon 't soms fout gaan, want we waren allemaal krengen. Dan was het vaak drie tegen drie omdat Lindsey, Valerie en ik elkaar al kenden. Al accepteerden ze me zo lang niet, in zo'n situatie werden we opeens een groep. Als er nieuwen bij komen, moet je altijd weer even kijken op welke plek in de groep je staat. Net als op het internaat. En behalve Cheryl kwam iedereen uit het internaat volgens mij.

Net als de eerste keer India kwamen de meisjes makkelijk met mannen in contact. Lindsey had seks met de twee mannen die we als chauffeur gebruikten. Wel vrijwillig hoor. Tenminste, voor zover je daar bij haar van kon spreken. Zij dacht dat het moest omdat ze altijd had geleerd dat je alles moet doen wat een man zegt.

Later kwam er bij Roelfiena een nieuw meisje in huis. Ze was blond, ze liep als een man. Ze heette Anita. Zo, dié was lastig. Die luisterde nergens naar en ging met alle mannen naar bed die ze zo ver kon krijgen. Ze was een jaar of vijftien en had in Nederland een relatie met een man van in de veertig: Harry. Dat vond ze ook helemaal niet raar of zo. Ik kende Harry wel, het was namelijk een klant van Manou. Hij kwam weieens meisjes bij hem halen, en drugs. Ik heb het haar wel gezegd, maar ze wou me niet geloven.

Zelf had ik niet bepaald behoefte om met allerlei mannen seks te hebben. Ik zat zeker in het begin nog te veel met Manou in mijn hoofd, en tegelijkertijd had ik Dinu, van wie ik nog steeds helemaal weg was. Ik kreeg nog steeds om de zoveel tijd brieven van hem. Hij wist natuurlijk dat ik weer in India zat, dus hij ging me ook weer bellen en sms'en via de telefoon van Liz. Hij wilde proberen geld te sparen voor een ticket, zodat hij me in India kon komen opzoeken.

Ik ben wel aangerand, dat gebeurde ook nadat Lindsey en Valerie al weg waren. Ik sliep inmiddels in Lindsey's kamer. Mijn bed stond onder het raam. Naast ons woonde een jongen die al een tijdje contact probeerde te maken. Hij keek de hele tijd en lachte dan naar me. Op een gegeven moment wist hij blijkbaar dat ik onder het raam sliep. Hij kwam 's nachts aan mijn raam om me te betasten. De eerste keer dat hij dat deed schrok ik dat er opeens een man bij mijn raam stond, maar hij deed toen nog niks. Hij stak zijn arm door de tralies voor mijn raam en gaf me een hand, verder niks. Hij ging daarna ook meteen weer weg. De tweede nacht kwam hij weer, toen ging hij aan mijn haren zitten, mijn gezicht, mijn benen, meer niet. Hij ging weer weg. Het kwam ook niet in mijn hoofd op om mijn bed te verschuiven, omdat ik het niet erg vond dat er een man aan me zat. Als een man me aan wou raken mocht dat, ik was het gewend en zag het gevaar niet.

De buurjongen kwam al snel bijna elke avond, vooral als Liz er niet was. Soms nam hij ook een vriend mee. Ik durfde het niet te zeggen en eigenlijk had ik er ook geen last van, al zaten ze ook aan mijn borsten en zo. Na een halfuurtje een beetje aan me zitten ging hij (en soms dus zijn vriend) weer weg. Ik kon daarna gewoon slapen. Soms als ik te moe was en wou slapen zonder zo'n gek aan mijn raam deed ik mijn luiken dicht, maar omdat het dan zo warm was deed ik ze weer open en kwam hij alsnog.

Op een gegeven moment, ik weet niet meer precies hoe het ging, was ik het zat en vertelde ik Liz wat er aan de hand was. Ze schrok zich rot en ging bedenken hoe ze hem kon pakken. Ze zei dat ik moest afspreken dat hij die avond weer zou komen. Zij zou dan in plaats van mij in mijn bed gaan liggen. Die middag zag ik hem lopen en hij lachte naar me en tikte met zijn vinger op zijn pols als teken dat hij weer zou komen. Ik stak mijn duim naar hem op. Die avond lag ik met Bindi in het bed van Liz en zij in dat van mij. Liz heeft de hele nacht wakker gelegen, maar de jongen is niet gekomen. Volgens mij voelde hij wel dat er iets niet klopte, of hij zag Liz liggen in plaats van mij.

De volgende avond ging ik gewoon in mijn bed liggen en had Liz zich met Bindi achter het gordijn verstopt. Deze keer kwam hij wel. Het was bijna één uur toen ik iets hoorde in de tuin. Gekraak van takken en geritsel in de bosjes. Liz stootte me aan. Ik werd zenuwachtig, mijn hart begon sneller te kloppen. Binnen een paar seconden stond hij voor mijn raam. Hij rook naar drank en eten, heel vies. Hij stak zijn arm door het raam, net als altijd. Ik keek Liz aan en zag hoe boos ze werd. Bindi blafte gelukkig nog niet, volgens mij snapte hij wel dat hij nu echt zijn mond moest houden. Ik pakte zijn arm stevig vast en gaf hem aan Liz, die hem meteen pakte en naar beneden duwde, zodat hij klem zat tussen de tralies van het raam. Alleen kon ze hem niet lang vasthouden, want hij begon opeens heel erg te zweten, waardoor zijn arm te glibberig werd om vast te houden. Liz begon hem uit te schelden. Ze was zo boos dat ze stond te trillen. Bindi haalde uit naar zijn arm. De jongen kwam los en rende weg.

Liz rende naar de deur en deed het slot eraf, ze liet Bindi naar buiten en hij ging achter de jongen aan. Die klom snel over het muurtje van de tuin en rende de bananenplantage achter ons huis in. Bindi bleef nog bij het muurtje staan blaffen. 'Kom mee!' zei Liz boos en ze deed een broek en een vest aan. Ze wou een scène gaan trappen bij de ouders van de jongen. Ik deed mijn kleren aan en volgde haar. Ze liep met grote passen naar de buren. Ze was zo ontzettend boos. Ik rende achter haar aan.

Bindi liep naast me mee. Bij de buren lag de vriend die weieens meekwam zogenaamd te slapen. Hij stonk heel erg naar drank. 'Trap hem tot hij wakker wordt,' zei Liz, terwijl ze naar de deur liep om de ouders van de buurjongen wakker te maken. Eerst durfde ik niet, maar ik deed het toch maar. Dit was niet het moment om iets niet te durven, met Liz die zo boos was. Ik gaf hem een trap, maar hij werd niet wakker. Dus ik bleef hem trappen tot hij wakker werd. Terwijl ik hem trapte werd ik ook boos, dus ik trapte hem steeds harder. Uiteindelijk kon hij niet meer doen alsof hij sliep en ging staan. Hij kon amper staan door de drank, maar slaagde er toch in om over het muurtje te komen, de bananenplantage in, zijn vriend achterna.

Liz had eindelijk de ouders en de zus van de buurjongen wakker gekregen. In hun gebrekkige Engels vertelden zij dat de jongen dit soort dingen vaker deed. Hij had zelfs al een keer vastgezeten omdat hij meisjes uit andere dorpen verkrachtte en aanrandde. Hij had zelfs aan zijn eigen zus gezeten! Echt een creep, die man. Zijn vader was niet helemaal goed meer, die had een hersenbloeding gehad. Zijn moeder kon ook niks beginnen tegen haar zoon, en zijn zus was bang voor hem. De jongen is vijf dagen niet naar huis gekomen, bang voor Liz, wat een grote jongen, of niet? Uiteindelijk heeft ze hem wel te pakken gekregen en is ze met Kumar, de Indiase man die daar alles voor ons regelde, naar hem toe gegaan. Hij kreeg toen een waarschuwing, maar meer konden ze niet doen. Toen ik weg was, kwam hij dan ook gewoon weer terug bij andere meisjes, hoorde ik van later van Liz.

Ik kwam er toen achter dat we helemaal geen werkvergunning hadden voor India. Dat betekende dat we de politie niet konden bellen, want als ze erachter zouden komen dat we geen vergunning hadden, zouden ze ons op kunnen pakken. De politie

in Nederland kon dan niks voor ons doen. Ook Kumar, die de eigenaar was van het huis waarin we woonden, zou zijn eigen familie in gevaar brengen als hij naar de politie zou gaan met dit verhaal. Dus het kwam erop neer dat niemand iets kon doen en die jongen in feite zijn gang kon gaan. Omdat de Hoenderloo Groep geen werkvergunning had kunnen regelen en ons toch liet werken daar. Onze ouders wisten ook niet dat we geen werkvergunning hadden.

Nu klinkt alsof het een en al ellende en saaiheid was daar in Keelottivakkam. We hebben ook wel lol gehad. We hebben met een paar meiden een keer een dans in elkaar gezet en wilden er een videoclip van maken. Femke was de cameravrouw en Roelfien en ik gingen dansen. Nou, dat ging goed, we zijn niet verder gekomen dan het eerste shot.

Toen Femkes stage was afgelopen, hebben Liz, Roelfien en ik ook een dans bedacht, op een jazzachtig nummer van de Pussycat Dolls. We hadden het in één middag in elkaar gezet, het was echt lachen. Met Liz een dans in elkaar zetten, ik kreeg meteen een flashback van onze dansacties in Trichy. Zo, wat een rare bewegingen maakten we toen soms wegens inspiratiegebrek, heel komisch.

Op haar laatste avond kwam Femke nog langs om afscheid te nemen. Ze wou niet te lang blijven, ze wou niet eens gaan zitten. Ze kwam, liet de auto voor de deur wachten, gaf ons allemaal een knuffel en ze ging weer. Ze zag er heel erg moe uit en was nerveus om weer terug te gaan naar Nederland. Het is ook erg stressvol om terug te gaan naar Nederland, dus ik voelde haar helemaal. Toen ze weg was, was het heel stil opeens.

Voor Femke wegging, gingen we met de hele groep op vakantie naar de bergen. We gingen met de trein. De slaaptrein. De laatste keer dat ik in zo'n trein had gezeten, in Trichy, kreeg ik een hyperventilatieaanval en raakte ik helemaal in paniek. Ik kreeg een flashback naar de donkere kasten waarin Manou me altijd opsloot. Ik was er echt bang voor, voor die treinen. Dan lig je met zijn zessen in een soort hok met aan elke kant drie 'bedden' en een dekentje. Echt bedden kon je het niet noemen, ze waren tamelijk hard. Die trein was een soort rijdende gevangenis. Zo'n idee kreeg ik tenminste. De ochtend dat we weggingen was ik ziek. Ik moest voor het eerst in bijna twee jaar tijd overgeven en had koorts. Mijn hemel wat voelde ik me beroerd. Volgens Liz kwam het omdat ik zenuwachtig was omdat ik eigenlijk niet de trein in durfde. Ik vond dat natuurlijk onzin, ik hou er niet van om geen gelijk te hebben. Maar achteraf zat er wel wat in, denk ik.

Ik vond het vreselijk in die trein, met zijn allen in die kleine ruimte. Ik werd er benauwd van. Ik kan nog steeds niet tegen kleine ruimtes, en als ik bij mensen ben die ik niet ken, word ik heel nerveus, want dan raak ik het overzicht kwijt. Nu zat ik in een trein vol met mensen die ik niet kende en ik was mijn overzicht al kwijt toen we aankwamen op het station. Als je dan zo'n tic hebt als ik, heb je het echt zwaar in zulke situaties. Soms kan ik er mee omgaan, dan zet ik even alles uit en ga ik gewoon. Soms word ik er ziek van en soms krijg ik een aanval. Ligt er maar net aan hoe stabiel ik me voel. En dat kan ook zo weer veranderen. Als ik me het ene moment helemaal geweldig voel, alsof niemand me wat kan doen, kan ik me het volgende moment voelen alsof het einde van de wereld nabij is. Heel vervelend maar ik kan er niks aan doen, het overkomt me gewoon.

Maar goed, die treinreis heb ik uiteindelijk overleefd en in de bergen waar we naartoe gingen, was het heel mooi. Ik heb er veel lol gehad met Femke op een heel lange bergwandeling, door een junglebosje, langs steile rotsen, over een pad van boomwortels. Best mooi om te zien, iets minder mooi om overheen te lopen. De wandeling was nog best te doen, alleen er waren allemaal horzels overal en ze kwamen ook echt op je af. Op sommige plekken moest je echt rennen. Omhoog rennen gaat dan nog wel. Het gaat niet snel en is best zwaar maar het lukt nog. Toen we eindelijk op de top waren, was ik blij dat we het hadden gehaald. Ik voelde me net een Mariopoppetje dat van level naar level gaat. De terugweg was minder fijn, je moest uitkijken dat je niet naar beneden viel aangezien het zo steil was daar. Heel erg prettig, met al die horzels in je nek. Femke en ik waren de laatsten die beneden aankwamen. We moesten echt opletten dat we niet verdwaalden. We hadden gelukkig de goeie afslagen genomen, anders hadden we nog een wandeling erbij gemaakt. Alsjeblieft niet zeg. Ik was helemaal kapot na die stomme bergwandeling. Maar het was wel leuk.

Het allerleukste van de tweede keer in India was toen ik met Liz een weekend terugging naar Trichy. Nadat we Lindsey, Valerie en Dorien in Chennai op het vliegveld naar Nederland hadden gezet, reden we door naar Trichy, dat was ongeveer vijf uur rijden. Ik kon niet wachten tot ik weer een strawberry milkshake 'with extra icecream' kon drinken bij de Femina en de kinderen van Vidivelli, en Kutti en zijn familie weer zou zien.

Ik ben de hele weg ernaartoe wakker gebleven, zo hyper was ik. Liz sliep al toen we Chennai net uit waren en Arul, de chauffeur, viel de hele tijd bijna in slaap achter het stuur. Hij deed soms gewoon zijn ogen dicht en begon te slingeren. Dan schrok hij weer wakker door het getoeter van de tegenligger of omdat ik hem aanstootte. We hadden dus een aantal keer een bijnadoodervaring. Liz mocht Arul niet, want hij zat altijd achter de meiden aan en op de een of andere manier lukte het hem altijd om een meid mee te krijgen. Ik ben nooit met hem mee geweest, maar ik vond hem wel heel erg leuk. Hij was echt de bad boy van het dorp en zijn ogen stonden zo fout. Hij was vaak dronken, had een matje in zijn nek en altijd een zwarte pantalon aan. Hij was echt heel erg lelijk, maar die ogen...

Toen we eindelijk Trichy binnenreden, ging ik uit het raam hangen en snoof heel diep. 'O, heerlijk, die geuren van Trichy,' zei ik.

Liz begon keihard te lachen en ik snap nog steeds niet waarom.

'Wat is er nou weer?' vroeg ik.

'Ik weet niet hoor, maar je hangt boven een vuilniscontainer, Marie. Lekker hoor, die vuilnis van Trichy, die ruikt ook zo veel lekkerder dan bij ons. Een wereld van verschil.' Dat verhaal heeft ze toen we terugkwamen natuurlijk aan iedereen verteld.

Met een knipoog voor mij zette Arul ons af bij ons hotel. Nadat we een tijdje hadden geslapen moest en zou ik eerst naar de Femina om eindelijk mijn milkshake te drinken. Dat ik zo kon uitkijken naar een milkshake, heel apart, maar het is dan ook de lekkerste milkshake die er bestaat. Hmm, als ik eraan denk loopt het water me weer in de mond. Dat ijs is niet te zoet maar ook niet te waterig, precies goed. En dan siroop erover, dat is zo lekker. Bij de Femina gingen we zitten aan onze vaste tafel. Onze vaste ober, van wie we dachten dat hij homo was, was inmiddels een stuk dikker geworden. Zijn broek zat nog net zo strak, strakker nog, want zijn kont was echt gegroeid. Ik begon mijn milkshake te bestellen, en hij maakte de bestelling al voor me af, hij wist nog precies hoe ik hem wou hebben. 'Hij herkent je nog,' zei Liz. Tuurlijk deed hij dat, ik ben daar zo vaak geweest. We bestelden ook de sandwich die we altijd namen. Een mint sandwich, geroosterde boterhammen met sla en mint. Het klinkt eigenlijk best vies, maar het is heel lekker.

Na de lunch gingen we met een riksja richting ons oude huis. Daar woonde Kutti ook in de buurt. Liz bedacht dat we naar zijn huis zouden gaan om hem te verrassen, want hij wist niet dat we er waren. We reden naar zijn buurt en vroegen de riksjadriver te stoppen, want Liz zag een jongen die we daar vroeger ook altijd zagen rondlopen. We wisten niet meer waar Kutti precies woonde, want het was daar één groot doolhof, dus vroegen we die jongen om hem te halen. Wij zouden daar op hem wachten.

'We zijn er weer, Marie, deze stad voelt toch fijner dan Keelottivakkam hoor,' zei Liz en keek om zich heen.

'Ik ken het gevoel, ik voel me weer net als toen, ik mis 't hier echt hoor,' zei ik en keek naar een koe die naast me stond. Ze zag er zo lief uit, haar ogen waren zo groot. Ik weet niet waarom ik die koe zo mooi vond. Volgens mij vond ik toen alles mooi, omdat ik weer in Trichy was. Ik was weer thuis, zo voelde het. Na tien minuten kwam Kutti eraan, in de riksja van die jongen. Eerst zag hij Liz en hij sprong uit de riksja om haar te begroeten. 'Hé, Maria!' zei hij toen. Ik was zo blij om hem te zien, maar ik kon hem niet omhelzen, dat doe je niet met een man in die cultuur. Ik gaf hem een hand en hij legde zijn hand op mijn schouder ter begroeting. Kutti was niks veranderd, hij zag er nog net zo mooi uit als de laatste keer dat ik hem zag. Hij was een van de weinige mannen in India die er leuk uitzagen. Hij had geen snor en was groot en gespierd. We gingen met hem mee naar zijn vrouw en  kinderen en bleven daar eten. De hele buurt was blij om ons te zien. Altijd als we daar kwamen was het alsof we celebrities waren. Die kinderen werden altijd helemaal gek. Omdat Liz zo'n grote bos haar had.

Ik mocht van Liz zeggen wat we verder nog in Trichy gingen doen, omdat ik er maar één keer was, Liz kon later nog terugkomen. Ik wou naar de bios, ik wou naar de kinderen van Vidivelli, ik wou overal naartoe. We gingen naar het boogjesrestaurant voor de lekkerste dosa die er was. En we gingen naar de Bananaleaf voor tandoori chicken. Toen we naar de kinderen gingen waren er niet zo veel als ik had gehoopt. Het was vakantie en heel veel kinderen waren naar familie. De kinderen die er waren vonden het leuk ons weer te zien. De nonnen ook. We gingen weer theedrinken in het kamertje van de nonnen, net als vroeger. Het was leuk, maar toch anders. Zuster Starlet was weg, overgeplaatst naar een ander kindertehuis. De baardaap, zuster Latika, was er nog wel. Maar die was even stil als altijd.

Het weekend in Trichy was voor mij eigenlijk veel te kort. Jammer dat we weer weg moesten. Dat weekend voelde ik me weer net zo als de eerste keer dat ik in India was. En dat gevoel was zo fijn om te hebben, helemaal veilig. Ik kende de stad, ik kende de mensen en er was geen Manou. Ik heb het hele weekend niet aan hem gedacht. En dat was best zeldzaam in die tijd. Al dacht ik minder aan hem dan eerst, hij zat nog altijd ergens in mijn achterhoofd.

Eenmaal thuis kon ik 's middags natuurlijk nog wel naar de kinderen, maar 's ochtends kon ik niet meer schrijven aan mijn verhaal. Het was af. Ik had het naar Nederland gestuurd, naar de Hoenderloo Groep. De directeur en de leiding in Nederland wilden het lezen en ze zouden het naar een uitgeverij sturen. Van mij mocht alle leiding in Nederland en India het lezen. Elke keer vroegen ze of andere mensen het ook mochten lezen, maar dat wou ik liever niet. Het voelde een beetje raar dat opeens zo veel mensen konden lezen wat er met mij was gebeurd. Natuurlijk zouden nog veel meer mensen het lezen als het ooit zover zou komen dat het werd uitgegeven. Daarom moest ik er goed over nadenken of ik dat wel echt wilde. Er waren heel veel redenen waarom ik het niet zou moeten doen. Manou zou zeker boos worden, want echt positief kwam hij niet naar voren in het boek... Ik was bang dat hij mij of mijn broertjes dan wat aan zou doen. Eigenlijk was ik niet eens zo bang voor mezelf, maar als hij aan mijn broertjes zou komen, zou ik niet weten wat ik moest beginnen. Voor mijn moeder was ik trouwens niet zo bang, want die was gemeen en sterk genoeg. Ze liet zich toch door niemand bang maken. Verder wist ik niet of ik wel wou dat iedereen kon lezen wat er met me gebeurd was. Ook zeiden mensen dat ik interviews zou moeten geven. Ik zag me al zitten. Ik ging er helemaal niet van uit dat een boek over mijn leven echt een groot succes zou worden. Omdat ik zelf nooit boeken las, ging ik er niet van uit dat andere mensen dat wel deden. Aan de andere kant was dit voor mij ook een manier om te laten zien aan Manou dat ik schijt aan hem had. Ook al had ik dat eigenlijk niet. Maar dat zou hij niet weten of aan me kunnen zien als al die interviews echt door zouden gaan. Ik zou hem nooit laten merken dat ik bang voor hem was. De klootzak. Met mijn verhaal kon ik misschien ook andere meisjes helpen, hoopte ik. Misschien als ze zouden zien dat zij niet de enige waren die in de shit zaten, dat het ze zou helpen. Maar ja, voorlopig zag ik het allemaal niet echt gebeuren met dat hele boek, ik wist alleen dat ik in de ochtenden voorlopig niet veel meer te doen had.

Gelukkig begonnen Roelfien en ik toen met onze juice bar. Dat was een projectje dat we samen aan het opzetten waren. We wilden allebei de horeca in later. Roelfien wou een eigen hotel-restaurant in Mexico. Ik wou graag een guesthouse in India. Of in Sri Lanka, waar ik dan met Dinu zou gaan wonen... Roelfien wil dat nog steeds trouwens en ik ook. We weten allebei nog niet precies waar en wanneer het gaat gebeuren, maar er wordt aan gewerkt. In elk geval, Liz was op het idee gekomen dat wij een klein winkeltje of restaurantje op moesten zetten in Keelottivakkam. We moesten het helemaal zelf uitwerken, wat we gingen doen, waar het moest komen, wat het zou kosten, wat we nodig hadden aan spullen en wat voor lening we bij de Hoenderloo Groep moesten aanvragen om te kunnen beginnen. Roelfien had ook niet echt school meer dus we konden er mooi 's ochtends aan werken in de tijd dat de andere meiden school hadden. We hadden bedacht dat de kinderen van het project in de juice bar zouden werken en dat wij ze zouden begeleiden. Wij vonden namelijk dat kinderen met een handicap net zo veel kansen moesten hebben als kinderen zonder een handicap. En door ze te laten werken in onze juice bar, zouden andere mensen dat misschien ook inzien.

Eerst kochten we een boek waar we alles in konden opschrijven. Daarna mochten we een paar keer per week de dorpen en steden bij ons in de buurt langs, om te kijken waar het het goedkoopst winkelen was. We hadden in het boek een lijst gemaakt van alle dingen die we nodig hadden om een juice bar te laten draaien. Een toonbank, een mixer, bekers, stoelen, tafels, een parasol, een kassa, een koelkast, een vriezer, fruit en nog een hoop andere dingen. Achter elk ding op die lijst hadden we genoteerd hoeveel het waar kostte. Al moesten we in elke stad of dorp iets anders halen, dat kon ons niks schelen, we gingen voor de laagste prijs. Daarna moesten we een brief opstellen voor de Hoenderloo Groep om een lening te vragen aan de directeur. We moesten ons plan uitleggen, ons doel en hoe we hem terug zouden betalen, want hij deed het natuurlijk niet voor niks. Gelukkig wou hij ons een lening geven. Daar kwamen we een heel eind mee. We moesten ook een plek hebben, een gebouwtje. Kumar wou ons graag helpen want hij vond het een goed idee. Hij wou eigenlijk al heel lang zoiets doen, maar hij had er geen geld voor en hij was altijd te druk met andere dingen. Hij wist een klein vervallen gebouwtje aan de kant van de weg waar wij ook aan woonden. Er zat geen dak op en er zaten gaten in de muren, maar wij zagen er wel wat in. We zagen het al helemaal voor ons, we zouden het laten repareren en gaan verven en mooi inrichten. Er zou een groot bord aan de kant van de weg komen om klanten te trekken. We waren er lang mee bezig en het was echt leuk om te zien hoe zo'n vies en vervallen gebouwtje werd omgebouwd naar een leuk winkeltje. Jammer genoeg heb ik niet mee kunnen maken hoe het liep, omdat ik weer naar Nederland moest voor het openging. Maar andere meiden die er nog waren, namen het van me over. En toen Roelfien naar Nederland ging, hebben weer anderen het overgenomen. Ik heb gehoord dat zelfs nu het Valorproject in India is gestopt, de juice bar nog steeds word gerund door de kinderen. Dat was ook de bedoeling. Ze verdienen er zelf ook aan. De opbrengst gaat aan het eind van de maand in drieën: een derde gaat naar de Hoenderloo Groep om de lening af te betalen, een derde naar het weeshuis om het op te knappen en een derde gaat naar de kinderen zelf. Als ik nog een keer terugga naar India, ga ik zeker langs die juice bar om te kijken hoe het er uiteindelijk uit is komen te zien.

Ik was nog steeds superverliefd op Dinu en wilde hem zo graag zien. Ik werd bijna achttien en dan zou ik van mijn oma duizend euro krijgen, net als al haar kleinkinderen. Ik had gevraagd of ik daar vast een gedeelte van mocht hebben zodat ik een ticket voor hem kon betalen. Een retourtje Sri Lanka-India kostte driehonderd euro, hij verdiende zelf niet genoeg om dat ooit bij elkaar te hebben gespaard voor ik weer naar Nederland ging.

Hij mocht komen, tien dagen lang. Wel kwam de leiding met allemaal regels waar we ons aan moesten houden. Hij mocht niet bij ons in huis slapen, want het was nog steeds een project en geen echt huis en het zou te verwarrend zijn voor de andere meiden. Ik mocht meer dan die meiden omdat ik er voor de tweede keer was. Verder moest ik een schema maken voor de tijd dat hij er was. Elke dag moest ik wat te doen hebben, ik mocht niet elke dag binnen zitten, ik mocht niet elke dag thuis eten. Ik moest elke avond om tien uur binnen zijn. Als hij bij ons was, moest hij rond die tijd weg. Hij sliep op school, bij de kinderen. Liz gaf me een pak condooms voor het geval dat. Ik moest nog steeds niet denken aan seks. Bah!!! Wat dat betreft was ik net een klein kind. Ik had er zo genoeg van. Liz zei net als altijd tegen me: Als je iets niet wil, dan geef je dat meteen aan. Hij moet niet aan je zitten als je dat niet wil. Hij moet je respecteren zoals je bent. Je moet je grenzen aangeven.' Dinu zou toevallig komen in een week dat Liz op vakantie was. Latifa, de teamleidster, zou dan bij ons in huis komen. Ik zag daar eerst best wel tegen op, omdat ik Latifa nog steeds niet goed kende en dacht dat ze een bitch was. Uiteindelijk viel het heel erg mee en vond ik Latifa echt een leuke vrouw met veel humor; als ze begon te lachen kon je niet meer stoppen.

Toen ik Dinu belde om te vertellen dat hij mocht komen was hij helemaal blij. Ik ook, ik had er zo'n zin in. Zag ik hem eindelijk weer. We hadden toen een jaar contact, ik had hem een heel jaar niet gezien en nu zou hij gewoon komen! De dag voor hij kwam, was ik zo zenuwachtig, ook al zei ik van niet. Ik zou met Latifa naar het vliegveld gaan om hem op te halen. Die ochtend kwam de auto die ons erheen zou brengen natuurlijk te laat. En in India rijden ze meestal niet harder dan vijftig, als je haast hebt is dat heel erg frustrerend. Maar je kan er niks aan doen dus het heeft ook geen zin om te gaan stressen. Het was bijna een uur naar Chennai airport. Te lang voor mij, het leek wel twee of drie uur te duren voor we er waren. Hoe dichterbij we kwamen, hoe zenuwachtiger ik werd. Ik was echt benieuwd of het nog zou klikken tussen ons, of hij erg veranderd was, of hij in het echt net zo was als in zijn brieven. Ik ging arm in arm met Latifa richting de uitgang van de arrivals. Op het bord stond dat het vliegtuig uit Sri Lanka was geland. Hij was dus al in India. Ik had zweethanden. Bij elke jongen die langsliep zei Latifa: 'Dat is hem, hè?' Daar werd ik alleen maar zenuwachtiger van.

Na lang wachten kwam hij eindelijk aanlopen. Hij had lang haar gekregen en zag er kleiner uit dan ik me kon herinneren. Hij ging voor me staan en gaf me eerst een hand en Latifa ook natuurlijk. Er zat nog een schot tussen ons in, dus hij moest eerst omlopen. Ik wist eigenlijk meteen dat het niks zou worden. De zenuwen waren helemaal verdwenen. Ik vond hem niet zo leuk als ik had gedacht en ik was opeens niet meer verliefd, zoals in Sri Lanka zelf. Volgens mij was ik dat hele jaar lang meer verliefd geweest op de aandacht en de brieven die ik kreeg dan op Dinu zelf. En wat kende ik hem nou, ik had hem één keer een paar dagen meegemaakt, de rest was brieven en telefoontjes.

Ondertussen was hij omgelopen en kwam bij me staan. Ik keek hem aan en gaf hem maar een knuffel. Ik wist me eigenlijk geen houding te geven en ik wist ook niet wat ik tegen hem moest zeggen.

'How are you?' vroeg hij aan mij.

'I'm fine, how are you?' vroeg ik.

'I'm very fine, so glad to see you again, my love,' zei hij met zijn rare Sri Lankaanse accent. Hij had een kleine tas bij zich met zijn kleren erin. En hij had een tasje om zijn buik met geld erin. Mijn hemel, wat is het erg als een man dat heeft. Helemaal niet mannelijk of sexy of wat dan ook. Gewoon gay, no offense :-). En dat was dan mijn vent. Nee, ik vond hem lang niet zo leuk als ik had gehoopt. Maar goed, ik zat nu voor een week aan hem vast dus ik probeerde er maar het beste van te maken. We liepen terug naar de auto, de chauffeur stond al op ons te wachten. Latifa ging voorin zitten zodat wij samen achterin konden. We zaten allebei bij een raampje en de achterbank van de auto was heel breed, dus we zaten een stuk uit elkaar. Dat vond ik niet zo erg, want ik hoefde hem niet dicht bij me te hebben. Maar hij kwam steeds dichterbij, op gegeven moment hing ik ongeveer uit het raam en hij bleef maar volhouden. Hij hield mijn hand vast, ook al liet ik erg merken dat ik dat niet echt fijn vond. Hij probeerde hopeloos een arm om me heen te doen, terwijl ik juist zo ver mogelijk tegen de deur ging zitten. Uiteindelijk gaf hij het op, en ging hij aan zijn kant zitten, alleen mijn hand hield hij vast tot we thuis waren. Daar kon ik dan wel mee leven. Het voelde niet goed. Dat was weer wel goed: dat ik nu het verschil kon voelen tussen goed en slecht. En tussen of ik iets wel wou of juist helemaal niet. En dit wou ik eigenlijk niet, maar dat kon ik hem natuurlijk niet zeggen. Hij was er nog geen uur, om hem dan al af te wijzen... Ik zou het nog wel even aankijken en als het echt niet ging zou ik het wel zeggen. Hij leek vrij normaal, niet zo'n manipulerend type, dacht ik toen nog. Klootzak! Maar dat komt later wel.

Eerst gingen we naar huis, hij was moe van de reis en de spanning, dus hij wou even slapen. We gingen eerst eten en daarna gingen we naar boven, naar het dak, om te slapen. Het was lekker koel daar met de fan aan. Ik ging maar bij hem liggen op de kussens en ik viel al snel in slaap. Hij wou me de hele tijd zoenen. Ik heb het toen niet gedaan, ik wou niet. Later deed ik dat wel. Ik weet niet eens of ik toen wel echt wou, of dat ik het deed omdat ik het zielig vond en toch nog geen nee kon zeggen. Die middag zijn we naar de kinderen gegaan, ik heb hem zijn kamer laten zien en we hebben een beetje door het dorp gelopen. We hadden elkaar eigenlijk niet veel te zeggen, merkte ik. Zijn Engels was niet zo goed, dus je kon niet makkelijk een gesprek met hem voeren, je moest elk wat moeilijker woord uitleggen. Dan was je alweer kwijt waar je het over had, dus hield ik maar liever mijn mond. Nee, echt fijn communiceren deden we niet.

Ik weet nog dat we op een gegeven moment samen boven op het dak een film gingen kijken op de laptop. Daar kwam ik erachter dat hij echt niet helemaal goed was. Hij zei tegen me in zijn gebrekkige Engels dat hij niet meer wou dat ik met de andere meiden ging praten. Hij wou niet meer naar beneden naar Latifa en zo, want die hielden mij in de gaten. Hij wou de hele dag alleen met mij zijn. Ik mocht ook niet meer alleen naar beneden, hij was bang dat ik dan niet meer terug zou komen en over hem ging praten en ik mocht geen Nederlands meer praten waar hij bij was, want dan was hij ook bang dat het over hem ging. Toen was ik helemaal klaar met hem. Ik had inmiddels wel met hem gezoend hoor, dat wel. Hij kon het voor geen meter. Ook wou hij de hele dag, echt de HELE dag aan me zitten. Ik ben al niet zo klef ingesteld, ik hou er niet zo van dat mensen aan me zitten, heb je zo'n gek die dat de hele dag wil doen. Ik liet eerst met mijn lichaamstaal merken dat ik dat niet wou. Daar luisterde hij niet naar. Toen, op het dak, maakte hij me zo boos dat ik hem vertelde dat hij van me af moest blijven en dat ik praatte met wie ik wilde, wanneer ik dat wilde. Dat ik naar beneden ging als ik dat wou en dat ik niet de hele dag alleen met hem wou zijn. Ik vond dat niet fijn, ik had het idee dat hij elk moment uit zijn slof kon schieten en dat moest ik niet hebben. Niet dat ik bang voor hem was, ik zou hem helemaal in elkaar trappen als dat nodig was, maar ik voelde me gewoon niet fijn bij hem. Ik had dat ook tegen Latifa gezegd en die zou erop letten dat alles goed ging, maar elke keer als we beneden waren en Latifa was erbij, was hij zo anders. Dan deed hij net als in het begin. Gewoon lief en leuk, en praatte hij normaal tegen me. Dat was heel verwarrend voor mij, hij deed me denken aan Manou, die wisselde ook altijd zo van stemming, van persoonlijkheid haast.

We hadden een keer ruzie omdat hij weer op me aan het inpraten was dat ik niet meer met de andere meiden om mocht gaan, terwijl de riksja al klaarstond om ons naar Roelfien en Sandra te brengen voor het eten. Dus ik stond op en wou weglopen, maar hij hield me tegen. Er was verder niemand thuis, iedereen was naar het project, dus ik stond daar alleen met hem en dat wist hij. Hij wou dat ik ging zitten. Toen ik dat niet deed, pakte hij me vast en probeerde me te dwingen. Ik werd bang van hem en wou naar Liz. Als hij dat had gedaan waar Liz bij was, had hij een heel groot probleem gehad, maar Liz was er niet. Ik ging zitten en keek hem aan. Hij was zich zo aan het opfokken dat hij zelfs zijn hand omhoog deed om me te slaan. Toen was ik niet bang meer, maar boos. Hoe durfde hij te proberen me te slaan? Hoe haalde hij het in zijn hoofd mij te willen slaan? Ik stond op, duwde hem van me af en liep naar beneden. Ik ging in de riksja zitten wachten tot hij kwam. En de hele weg moest hij het niet wagen me aan te raken. Elke keer duwde ik hem van me af. Ik was klaar met hem, ik zou die avond met Latifa gaan praten en ik was gewoon klaar met hem.

Toen we bij Roelfien aankwamen vertelde ik haar meteen alles wat Dinu die dag had gedaan. Roelfien was zo boos dat ze naar hem toe wou gaan en hem slaan. Dat agressieve zat nog steeds in haar. Als je aan iemand zit waar ze om geeft, heb je het gedaan. En ze heeft dan schijt wie erbij is, in welk land ze zit of wat de gevolgen van haar agressiviteit zijn. Ze heeft hem uiteindelijk niet geslagen, maar met haar ogen heeft ze hem duidelijk laten merken dat hij niet bij mij, bij haar of bij wie dan ook in de buurt moest komen. Hij durfde haar niet eens aan te kijken omdat hij wist dat ik alles aan haar had verteld. Klootzak!!! Grr. Maar goed. Na het eten moest ik weer met hem in een riksja naar huis. Ik zag er heel erg tegen op. Tijdens die rit heb ik alweer niks tegen hem gezegd. Hij vroeg me steeds waarom ik opeens zo afstandelijk was en wat hij verkeerd had gedaan. Hij zei dat hij het niet zo had bedoeld en dat hij bang was me kwijt te raken. Kwijtraken? Hij heeft me nooit gehad. Als hij dat soort dingen zei, keek hij me altijd zo zielig aan dat ik vanzelf medelijden kreeg en dat wist hij. Daarom keek ik hem ook zo min mogelijk aan op dat soort momenten.

Ondertussen waren er die week een aantal muggenbulten op mijn voeten gaan ontsteken. Vier op mijn rechtervoet, drie op mijn linker. Mijn voeten werden met de dag dikker en ik kon steeds moeilijker lopen. Het waren inmiddels geen muggenbulten meer, maar grote etterbuiten. Elke keer als ik mijn voet neerzette, kwam het pus eruit. Latifa zei elke dag: 'Ga nou naar de dokter, want het is gevaarlijk. Als je je ontsteking niet behandelt, kan het in je botten gaan zitten.' En het deed echt pijn, maar ik wou niet naar de dokter. In mijn schema stond dat ik elke dag ergens met Dinu naartoe zou gaan, maar ik redde dat niet meer, want ik kon niet meer lopen. En ik wou sowieso liever niet alleen met die jongen weg. Met veel pijn en moeite ging ik uiteindelijk met Latifa, Dinu (die wou per se mee) en de riksjadriver naar het ziekenhuis in de stad Kancheepuram. Bij elke hobbel en elke bocht ging ik door de grond van de pijn.

Toen we eindelijk bij het ziekenhuis aankwamen rook je de geur van zieke mensen al op grote afstand. We gingen met zijn allen in de wachtkamer zitten. Een grote zaal met heel ongemakkelijke banken. Er liepen wat zusters rond in zo'n verpleegsterspakje zoals ze in Nederland honderd jaar geleden droegen. Met zo'n mutsje. Boven de krakkemikkige houten balie hing een tv waarop een Tamilserie te zien was. Wij begrepen nooit wat van die series. Na een uur wachten kwam er eindelijk een dokter aan, en dan hadden we nog voorrang gekregen omdat we er rijk en buitenlands uitzagen. Normaal zou Latifa daar geen misbruik van maken, maar deze keer wou ze niet wachten.

De man bleek al snel een doktersassistent te zijn. Hij was klein en helemaal bezweet. Hij had een geruite blouse aan en zo'n lelijke synthetische broek met slippers eronder. Hij keek niet eens naar mijn voeten maar gaf ons een recept voor antibiotica en stuurde ons weer weg. Nu konden we dus met zijn allen in de rij gaan staan bij het medicijnhokje buiten het ziekenhuis, een glazen balie met daarachter oude apothekerskasten met overal waar je keek doosjes en strips met pillen en zalfjes. Ergens tussen die rommel vond het vrouwtje mijn medicijnen en toen konden we eindelijk gaan. Eenmaal thuis aangekomen moest ik voor mijn gevoel Dinu weer vermaken, maar dat lukte niet echt, behalve wat filmpjes kijken kon ik niet veel doen. Ik was ook klaar met hem en zei vaak dat ik even alleen wou zijn. Hij ging dan maar alleen op pad.

Latifa heeft hem nog aangesproken op zijn gedrag, maar toen zei hij dat hij niks deed, dat ik juist raar deed tegen hem. Dat hij niet wist waar ik het over had. Maar Latifa zei tegen hem dat hij precies wist waar hij mee bezig was. En dat hij precies wist waar hij mee op moest houden. Ik was in elk geval erg blij toen zijn dagen in India erop zaten en hij eindelijk terug kon naar Sri Lanka.

De ochtend van zijn vertrek gingen we al vroeg weg om Dinu naar het vliegveld te brengen. Gelukkig ging Latifa weer mee. De hele weg naar het vliegveld heb ik niks tegen Dinu gezegd. Ik kan soms heel gemeen zijn als ik iemand niet mag, dan kan ik dat heel erg laten merken. Ik kan mensen echt doodzwijgen. Dat heb ik van mijn moeder.

Bij het vliegveld heb ik hem nog weggebracht zo ver ik kon. Daar gaf ik hem een hand. Ik heb hem niet eens meer geknuffeld. Wat ik nog tegen hem gezegd heb weet ik niet meer. Latifa gaf hem in elk geval een hand, zei nog iets aardigs tegen hem en toen zijn we weggegaan. Ik aan de arm van Latifa, omdat ik zo'n pijn in mijn voeten had.

Ik vond het fijn om zo met Latifa te lopen, want ik vond 'r echt lief. Ze had van die lekkere armen om in te bijten, wat ik ook een aantal keer heb kunnen doen. Af en toe krijg ik jeuk aan mijn tanden en dan moet ik in iets bijten. Meestal was dat een arm van Liz, maar die was er niet, dus nu moest Latifa eraan geloven. Drie keer mocht het, daarna werd ze boos als ik het probeerde want het deed pijn volgens haar. Omdat ik niet goed met gevoelens en zo om kan gaan, is dat mijn manier om te laten zien dat ik iemand mag. Je zal het me nooit horen zeggen namelijk. Alleen de mensen die echt dichtbij me staan zullen af en toe horen dat ik ze wel mag, maar verder gaat het niet. Ik kan tegen mijn moeder niet zeggen dat ik van haar hou, of dat ik haar lief vind. Niet dat ik dat niet doe hoor, ik hou heel veel van haar. Meestal als ik haar dat duidelijk wil maken zeg ik: 'Je bent best wel aardig hoor, mam.' Nou, dan weet ze al genoeg. Dan zegt ze: 'Ik vind jou ook wel leuk.' En dan weet ik ook genoeg. Als ik ooit tegen je zeg dat ik van je hou, zo, dan ben je echt goed, want ik zeg dat NOOIT.

Twee dagen nadat Dinu was vertrokken, kwam Liz terug van haar vakantie. Ik heb haar alles over Dinu verteld. Ik was zo boos, daar ging mijn driehonderd euro. Ik had eigenlijk verwacht dat Liz minstens net zo boos zou zijn als ik. Ik zag haar al in het eerste het beste vliegtuig naar Sri Lanka stappen om hem even duidelijk te maken dat hij te ver was gegaan. Maar wat zei ze? 'Nou, dan weet je tenminste dat het niks wordt tussen jullie. Het had net zo goed anders kunnen lopen en dan was je met hem meegegaan naar Sri Lanka. Het is geen weggegooid geld, want je hebt er veel van geleerd. Je hebt je grenzen aan durven geven, je hebt 'NEE' gezegd tegen een man en je hebt laten zien dat je zelfstandig dingen kan ondernemen en ook dat je om hulp kan vragen als je niet meer weet wat je moet doen.'

Oké, ik snapte haar punt wel, maar op zo'n moment verwacht je toch dat je wat anders te horen krijgt en dat ze even boos met je meedoet. Later heeft ze nog wel gezegd dat ze er niet bij had moeten zijn, dan had hij een probleem gehad. Dat was wel fijn om te horen. Al wist ik allang dat ze er zo over dacht, soms moet je die dingen ook even horen.

Terwijl mijn verliefdheid op Dinu toch wel volledig was verdwenen, werd de vakantieliefde van Liz, Amir, steeds serieuzer. Ze had hem ontmoet toen ze een keer op vakantie was in Pondi. Je weet wel, dat dorpje aan het strand met dat restaurantje van Riaz. Nou toen kregen we het. Er kwam een man bij ons in huis! Een man die kaas at bij het ontbijt! Hij kwam dus bij ons wonen, voor mij een beetje onverwacht. En sowieso, Liz met een man, dat ik dat nog mee mocht maken. Zoals ik haar zag, paste er gewoon geen man bij. Liz, die altijd alles zelf deed, overal alleen naartoe ging. Die met Bindi en mij in de dodeschapenstand de opera zong. Opeens was er gewoon een man bij Liz, die ook haar aandacht wou, die haar zoende en bij haar in bed lag. Een echte man die aan onze keukentafel een broodje kaas zat te eten. Hij gebruikte onze douche en wc. Hij hoorde opeens bij ons. In het begin vond ik het zwaar irritant, waarschijnlijk omdat ik moest wennen. Ze waren, naar mijn idee, de hele dag aan het zoenen, echt klef aan het doen. En we moesten opeens Engels praten bij alles. Oké, ik snap als je bij ons komt en we praten alleen Nederlands, dat dat niet leuk is. Maar ik weet nog een keer dat we aan het ontbijt zaten en ik aan iemand de jam vroeg. Toen werd hij boos omdat ik het niet in het Engels zei. Nee, een man in huis vond ik maar niks en Bindi trouwens ook niet. Vanaf het moment dat Amir in huis was, was Bindi weg. Af en toe kwam hij nog thuis om te eten en om te kijken of Amir er nog was. Zodra hij hem zag, ging hij weer weg, de straat op. Ik vond het echt zielig, kleine Bindiman kwam niet meer thuis door Amir. Natuurlijk koos ik partij voor Bindi en we hebben ook vaak op het dak gezeten om erover te praten. Tenminste, ik was dan aan het praten. Bindi was aan het luisteren. En af en toe maakte hij een geluidje, dat zei al genoeg.

Mijn achttiende verjaardag kwam steeds dichterbij. Een van redenen waarom ik de tweede keer naar India was gegaan, was dat ik niet in Nederland achttien wilde worden. Als je achttien bent, mag je legaal in de prostitutie werken, en dat wist Manou natuurlijk heel goed. Zodra ik achttien werd, zou hij me komen halen, had ik altijd gedacht. Het moment waar ik al jaren tegen opzag, was bijna aangebroken. Ik werd er zenuwachtig van, ging steeds meer aan Manou denken. Misschien was hij al plannen aan het maken. Hij wist vast wel dat ik in India was. Misschien zou hij wel naar India komen om me op te halen. Wat zou ik dan doen, als hij voor me zou staan? En hoe zou hij eruitzien? Hij zou vast niet de kleren aanhebben die hij in Nederland droeg. Het was in India veel te warm voor een babyblauw badstoffen pak. Maar ik zag hem nou ook niet echt in traditionele Indiase kleding rondlopen, met zijn dikke lichaam, zwetend onder de synthetische stof. En dan in een riksja die meteen helemaal vol is zodra hij erin zit. Hoe hij er ook bij zou lopen, hij zou alsnog eng zijn. Misschien zou hij wel lief doen als hij me zag, zou hij me willen knuffelen. Ik mis dat soms nog steeds, de knuffels van Manou. Als hij zijn armen om je heen slaat, voelt het alsof niemand meer bij je kan komen, alsof je een soort schild om je heen hebt waar niemand doorheen kan. Alsof hij over je waakt en ervoor zorgt dat je veilig bent. Maar die knuffels duren nooit lang, en zodra hij je loslaat, kom je weer terug in de realiteit en moet je weer aan het werk.

Toen kwam mijn verjaardag. Liz en ik hadden een taart gehaald. Een hele grote roze met bloemetjes die je op kon eten. Veel te zoet, maar zo lekker. Vond ik als een van de weinigen. Ik had van Liz een hele mooie sari gekregen. Een roze met allemaal steentjes erop. Met een bindi op mijn hoofd, bloemen in mijn haar en mijn oorbellen, ketting, enkelbandjes en teenringen, allemaal met te veel glitters en steentjes, zag ik er, sorry dat ik het zeg, uit als een Indiase prinses.

We hadden een etentje in een restaurant met alle meiden, alle leiding, Kumar en zijn familie en Jeeva. Ik kreeg allemaal cadeautjes. Heel veel Hindifilms, waar ik om had gevraagd. Ik had op mijn verjaardag eigenlijk helemaal geen last meer van Amir, hij hoorde er gewoon bij. Dat was heel apart, want ik had niet gedacht dat ik hem zou accepteren. Het bleef toch een man, bij ons in huis. De hele dag bleef ik half verwachten dat Manou binnen zou komen lopen, maar gelukkig, wie er ook kwam, geen Manou. Mijn achttiende verjaardag, waar ik zo bang voor was geweest was juist een hele leuke dag geworden.

Na mijn verjaardag moest ik weer kijken hoe het zou gaan als ik weer in Nederland zou zijn. Liz wou niet dat het net zoals de vorige keer zou gaan, dat ik weer niks te doen had. Ze wou dat een aantal dingen geregeld waren voor ik terugging. Natuurlijk zeiden ze door de telefoon dat het allemaal mooi geregeld was. Maar toen ik in Nederland aankwam was het weer hetzelfde als eerst. Niks te doen dus. Maar goed, daar ben ik nog niet. Ik m ging afscheid nemen van de kinderen. We hadden een kok ingehuurd om voor het hele weeshuis te koken. Eggfried rice met kip. En we hadden voor alle kinderen snoepzakjes gemaakt. De kinderen waren zo blij dat ze ons letterlijk aan de kant duwden. We lieten de vuilniszak los waar het snoep in zat en het was net of we naar een natuurdocumentaire zaten te kijken. Ze stortten zich allemaal op die zak met snoep. Het leken wel leeuwen die op een gazelle werden losgelaten. Heel apart om te zien. Ik vond afscheid nemen hier niet zo erg als in Trichy, volgens mij heb ik niet eens gehuild. Ik weet nog wel mijn laatste avond. Ik had weer iedereen uitgenodigd en we zijn met alle meiden, alle leiding, Kumar en zijn vrouw, kind en moeder en natuurlijk Jeeva naar een restaurant gegaan. Roelfien en ik zaten naast elkaar en we hadden ons eerste biertje in een hele lange tijd. We zaten met z'n tweeën uit een flesje te drinken. Met twee rietjes erin. Ik kreeg nog een ketting van Roelfien met het teken van geluk erop. Die heb ik nog steeds.

En ik weet nog dat ik een doosje van Sandra kreeg met een briefje erin. Ik kon in het doosje al mijn mooie herinneringen stoppen aan de tijd in India. En in het briefje stond nog dat ze me bedankte dat ik haar had geaccepteerd en dat ik haar een kans had gegeven haar beter te leren kennen en niet oordeelde over het feit dat ze bi was.

Liz zou met me mee naar Nederland vliegen. Ik was zenuwachtig om te gaan en ik had helemaal geen zin, maar het was ook goed. Ik was lang genoeg in India geweest, ik had er veel geleerd en nu was het ook klaar, zoals Liz dat zei. En zo voelde ik het ook. Ik moest het nu toch echt zelf gaan doen. En als er echt iets aan de hand was of ik wist echt even niet meer wat ik moest doen, dan kon ik Liz altijd bellen of mailen of zelfs naar haar toe gaan.

In het vliegtuig vroeg ik me af hoe het zou zijn om weer terug te zijn. Hoe ik op iedereen zou gaan reageren. Of ik Manou meteen weer tegen zou komen of dat het deze keer rustiger zou blijven. Dat ik hem tegen zou komen was een feit. Dat zou sowieso gebeuren. Mijn moeder en iedereen had zich er al op voorbereid. Maar omdat ik nu iets verder was en echt totaal niet meer terug wilde naar hem, zou hij misschien gauw doorhebben dat het geen zin meer had om achter me aan te gaan.

Oké, nu praat ik alsof ik echt niet meer naar hem terug wil, wat ik ook echt niet wil. Maar toch blijf ik soms die drang houden om naar hem toe te gaan. Toch echt een soort verslaving. Heel vervelend. Zeker op dagen dat ik me niet zo fijn voel en ik het liefst de hele dag in mijn bed blijf liggen met heel veel chocola en cola. Ja, soms heb ik nog steeds momenten dat ik weer terug wil. Maar steeds minder. En als ik voor een langere tijd in Zwolle ben en die jongens weer vaker tegenkom, dan ben ik wel weer blij als ik daar weer weg kan. Mijn broertjes kunnen al merken dat ik thuis ben door de mensen die er dan op straat lopen. En ik snap niet waarom er zelfs nu nog steeds mensen op me letten. Ik ben er nu drie jaar uit. Wat wil hij ermee bereiken? Dat ik weer met hem meega? Als het nu nog niet duidelijk is dat ik niks meer van hem wil, weet ik het ook niet meer.

En toen waren we eindelijk in Düsseldorf. Ik zag mijn moeder en Boy, een leiding van de EBU die mijn mentor zou worden, al staan wachten. Ik had helemaal geen zin om ze te zien en wou het liefst meteen weer terug. Liz stootte me even aan, zodat ik dat niet al te erg zou laten merken. Mijn moeder was blij me te zien. Ze gaf me een knuffel en Boy ook. Boy was echt zo'n machoman. Hij was klein, Indo, ook al kon je dat niet aan hem zien en hij had een pukkel op zijn voorhoofd. Hij was heel druk in zijn doen en laten, soms leek hij wel ADHD . Maar hij was hij best oké, voor een leiding dan. Hij zou mijn moeder en mij naar huis brengen.

We stopten nog onderweg bij de McDonalds bij Amersfoort. Dat had ik zo gemist. Ik had een Mc:Kroket en een milkshake natuurlijk, patat, frietsaus. Ik krijg gewoon honger als ik eraan denk. Liz nam hetzelfde. 'Wat een smaaksensatie opeens,' zei ze toen ze een hap van haar McKroket had genomen. Toen moest ik afscheid nemen van Liz, maar ik zou haar gelukkig nog zien voor ze terugging naar India.

Deze keer was het niet zo'n schok om weer in Nederland te zijn, maar het gevoel dat ik de eerste keer had, had ik ook nu weer. Een leeg, bijna eenzaam gevoel. Ik had niks in Nederland te zoeken. Ik had niks te doen, niemand om naartoe te gaan. Ja, ik ging nu eerst naar mijn moeder en familie, maar daarna moest ik terug naar het internaat in Deventer. De Externe Behandel Unit. Die naam alleen al. Ik had er helemaal geen zin in en nu ik er weg ben, verbaas ik me erover dat ik het nog zo lang heb vol weten te houden daar. Maar goed, ik heb het overleefd, ik ben er helemaal van af en ga nooit van mijn leven terug naar iets wat met hulpverlening te maken heeft. Ik krijg al koude rillingen over mijn rug als ik aan die tijden denk. Mijn kinderen gaan later nooit van hun leven naar een internaat. Je komt er alleen maar slechter uit.

Toen we de straat in reden waar mijn moeder woont in Zwolle, was er nog niks veranderd. Ik ging slapen, was echt kapot. Gatver, ik was gewoon weer in Nederland en alles begon weer van voren af aan. Geen school, geen werk, naar een internaat en Manou was er nog steeds. Er was niks veranderd aan de hele situatie. Misschien een beetje in mijzelf wel. Ik was wel veranderd. Ik had geen zin meer in Manou en ik wou zeker niet meer naar hem terug. Maar om dat gevoel vast te houden en echt niet meer te gaan als je er niks voor terugkrijgt, is heel erg moeilijk.

De eerste drie weken was ik ziek, ik had een of ander virus meegenomen vanuit India. Ik kon geen eten binnenhouden, het kwam er aan alle kanten weer uit. En dat drie weken lang. Eigenlijk vond ik het niet zo erg want nu kon ik wat langer bij mijn moeder blijven en hoefde ik niet meteen terug naar dat stomme EBU -huis in Deventer. Best stom, ik was altijd boos op mijn moeder, ik had nooit zin om bij haar te zijn, maar als ik ziek was, echt ziek, was zij de enige bij wie ik wilde zijn. De laatste week ging het eigenlijk alweer een stuk beter, ik had gewoon geen zin om naar de EBU te gaan. Maar ik kon het niet blijven uitstellen, ik moest toch echt een keer terug. Ook al was ik achttien, dat betekende niet meteen dat ik kon doen en laten wat ik wou. En ik vond het zelf ook goed om te gaan, ik dacht dat ik het nodig had. Dat ik nog niet sterk genoeg was om op mezelf te wonen. Maar dat zou ik nooit toegeven.

Terug op de EBU was er weer niet veel te doen. Het was nog net als eerst. Elke dag kwamen er drie verschillende leidingen na elkaar een dienst doen. Allemaal zeiden ze gedag, vroegen ze hoe het ging en dan gingen ze naar het kantoor om daar de rest van de dag te zitten. Alleen tijdens het eten kwamen ze eruit. Alleen Boy was wel oké. Hij wilde me altijd helpen, soms leek het alsof hij het echt wilde, en me niet alleen maar hielp omdat het zijn werk was.

We hadden allemaal taken. We hadden kookdagen, wasdagen, bedtijden. Je moest daar leren zelfstandig te wonen. Voor je naar fase drie mocht, zo noemden ze op jezelf wonen, moest je 'aftekenen'. Je moest laten zien aan de leiding hoe je ging strijken, hoe je je was deed, hoe je kookt, hoe je ramen lapt, een lamp vervangt, hoe je schoonmaakt, stofzuigt, en ga zo maar door. Nou, sorry hoor, maar ik heb dat nooit gedaan, dat doe ik niet. Ik voelde me echt laag als ik aan een leiding moest laten zien hoe ik mijn was deed. Doe even normaal. Hoe achterlijk denken ze dat we zijn. Nee, mijn tijd op de EBU was voor mij zo veel mogelijk toneelspelen, niks van jezelf laten zien, want dat wordt toch alleen maar geanalyseerd, en gewoon doorgaan zonder erbij na te denken.

Je was altijd 'jongere' daar, nooit een persoon met een naam. In de computer waren we zelfs allemaal een nummer. Ik was niet Maria, een meisje van achttien, maar jongere nummer zes. Op een paar van de leiding na was de hele Hoenderloo Groep in MIJN ogen een enge sekte. Het leek net of ieder individu besmet raakte met het hulpverleningsvirus. Ze praatten een soort eigen taaltje, zelfs in hun vrije tijd. Ik was voor mijn gevoel in dezelfde situatie terecht gekomen als toen ik bij Manou was. Anderen zeiden wat ik moest doen en denken en voelen. Het enige verschil was dat de hulpverleners het waarschijnlijk goed bedoelden. Ze lieten me denken dat ik op eigen kracht mijn doelen haalde maar als ik tegen ze inging en afweek van hun idealen, gingen ze bijna dreigen met consequenties. En weer leerde ik niet genoeg om zelf na te denken.

Nog zoiets, ik zat een keer met een meisje in de keuken toen er een taart kwam. Er was meer leiding dan normaal in het kantoor. Toen we de doos opendeden om te kijken wat voor taart het was, werden we echt pissig. Op de taart stond: '4000e jongere aangemeld, hoera!' DOE EVEN NORMAAL!!! Wie gaat dat nou vieren, wie is er nou blij dat er nog een jongere met veel problemen is aangemeld? Wij 'jongeren' weigerden dan ook van die taart te eten.

Over India deden ze bij de Hoenderloo Groep ook nogal raar en sekte-achtig. Het hele idee van het Valorproject was op zich wel goed, alleen de uitwerking was heel slecht. Er moest nog van alles worden geregeld toen wij al in India zaten. Er waren niet eens genoeg huizen voor ons, die werden op het laatste moment nog geregeld.

De leiding wilde niet dat ik alles wat er misging bij Valor naar buiten zou brengen. Op de EBU werd me min of meer verboden erover te schrijven in mijn boek, anders zou ik weieens aangeklaagd kunnen worden. Het is niet met zo veel woorden gezegd maar dat was wel waar het op neerkwam.

De directeur van de Hoenderloo Groep zei in krantenartikelen dat achttien van de twintig meisjes die aan het project hadden meegedaan, goed terecht waren gekomen. Echt niet. Alleen Ineke, Roelfien en ik zijn op de goede weg. De rest is volgens mij terug bij af. Ook gaf die directeur de meisjes zelf de schuld van alle incidenten met mannen. Maar we zaten juist in India om af te leren om 'op een seksuele manier aandacht te vragen. Dat ging daar dus moeilijk, de omgeving was er niet echt geschikt voor. Daar kwamen ze tamelijk laat achter.

Toen ik terugkwam van de tweede keer India zaten Ineke en Veronique nog steeds op de EBU . Ze waren niet echt opgeschoten met hun proces om terug te keren in de maatschappij.

Veronique ging wel naar school, ze werkte bij de Albert Heijn en het leek alsof het wel redelijk met haar ging. Maar na een tijdje begon ze weer met blowen, ging ze na haar werk naar de coffeeshop en sprak ze regelmatig af met Afrikanen die ze daar had leren kennen. Ik kende een aantal van die Afrikanen van Manou en waarschuwde haar wat voor soort mannen dat waren. Natuurlijk luisterde ze niet, ze wou gewoon aandacht van mannen, het maakte haar niet uit van wie. Ze kleedde zich ook erg ordinair, dus ze kreeg alleen maar die vieze Afrikanen achter zich aan. Ik heb niks tegen Afrikanen hoor, alleen wel tegen die mensen en dat waren toevallig Afrikanen. Ze kwamen zelfs aan de deur om te vragen of ze er was. Als er een leiding opendeed, bleef die ook nog vriendelijk, terwijl iedereen wist wat voor soort jongens dat waren. Veronique ging dan met ze naar bed voor een paar blikjes bier en een pakje sigaretten. Ineke zei weieens dat ze een goedkope hoer was en als ze dan zo nodig met die mannen naar bed moest, dat ze het dan goed moest doen of gewoon helemaal niet. Daar moest Veronique dan om lachen en het leek echt of het haar niks kon schelen dat er dagelijks een stuk of wat Afrikanen over haar heen gingen voor een beetje bier.

Ook op de groep kreeg Veronique veel aandacht. Ze eiste gewoon de hele dag aandacht. Als ik in gesprek was met Boy en zij kwam binnen, ging ze net zo lang zuchten en steunen tot ze aandacht kreeg. Het ergste was dat de leiding die dan ook nog gaf. Volgens hen was zij gewoon wat langzamer om zelfstandig te worden dan de rest. Volgens mij wist ze heel goed waar ze mee bezig was. Als de leiding op kantoor zat en Veronique was

bij ons in de groep deed ze namelijk heel normaal. Zodra de leiding eraan kwam, transformeerde ze in het zielige slachtoffer, dat een einde wou maken aan haar leven. Eigenlijk best sneu als je op die manier aandacht moet vragen, maar als je er elke dag mee zit, ben je er al gauw klaar mee. De groep had dan ook schoon genoeg van haar en haar gedrag, en we gaven meerdere malen aan dat het echt niet werkte met haar op onze groep en dat ze gewoon weg moest, omdat alles altijd om Veronique draaide. Maar de leiding had altijd wel een of andere smoes om haar te laten blijven.

Op een nacht liet ze vijf mannen binnen toen de leiding een keer was vergeten het alarm op de deur te zetten. Mannen die ik ook kende. Ik was die nacht niet thuis, ik sliep bij mijn moeder. Toen ik de volgende dag terugkwam op de groep, was er meer leiding dan normaal. Iedereen zat in de woonkamer en er stond thee op tafel. Meestal betekende dat dat er een groepsgesprek kwam. Ik ging zitten en toen iedereen binnen was kregen we het verhaal over Veronique en haar mannen te horen. Ik werd zo ontzettend kwaad op haar. Ze wist waar ze mee bezig was, ze wist wat voor mannen het waren, ze kreeg keer op keer nieuwe kansen om toch wat te maken van haar leven en wat deed ze? Ik snap dat het moeilijk is om niet meer terug te vallen in die wereld. Ik snap dat het moeilijk is om geen aandacht meer te vragen van verkeerde mannen, om niet meer te blowen, om een 'normaal' leven op te bouwen, maar er komt een punt dat je echt een keuze moet maken. En bij haar was dat punt al heel vaak gekomen.

Toen de vergadering was afgelopen ging iedereen roken. Ik kon niet bij Veronique in de buurt komen, ik was zo ontzettend kwaad op haar. Ik liep rond door het huis, begon te trillen, gewoon omdat ik zo kwaad was. Kwaad op de leiding dat ze het zo ver met haar hadden laten komen, kwaad op haar dat ze iedereen in gevaar bracht door zulke mannen binnen te halen, kwaad op mezelf. Waarom weet ik eigenlijk niet. Op een of andere manier kwam ik in mijn hoofd bij Manou uit. Ik snapte Veronique wel, ik had ook zoiets kunnen doen, maar niet zo erg dat ik ze ook echt binnen zou laten.

Ik kon niet meer binnen blijven, ik moest echt even weg. Het was al donker buiten en normaal zou ik dan nooit alleen naar buiten gaan, maar nu kon het me echt niets meer schelen. Ik ging naar buiten en ging een stuk lopen. Alleen het hielp niet, ik zat helemaal vast in mijn hoofd.

Ik ging weer terug naar de groep. Alle leiding was op kantoor aan het napraten en evalueren over het gesprek. De rest van de 'jongeren' zat in de woonkamer, behalve Veronique. Die stond buiten achter in de tuin te roken met Boy. Ze stond weer zielig te doen en uit te huilen en natuurlijk luisterde Boy naar haar, want ze was toch zo zielig. Toen ik dat zag was ik er klaar mee. Ik liep naar de tuin, ik wou haar aanvliegen. Ik schreeuwde van alles tegen haar, ik wou haar slaan, maar Boy hield me tegen. Ik stond te trillen en ik wou roken. Veronique was ondertussen snel naar binnen gevlucht en nu stond ik met Boy te praten over waarom ik zo boos werd. Ik kon niet echt uit mijn woorden komen, ik kon ook niet echt roken want ik trilde te erg en ik ademde te snel om de rook in te ademen. Opeens kreeg ik geen lucht meer en ik werd heel erg benauwd. Ik voelde dat ik ging hyperventileren en ik hoorde Boy nog roepen naar een andere leiding om te komen helpen. Vanaf dat moment weet ik niks meer.

Opeens liep ik op straat met Boy en nog een leiding naast me. Het regende en ik wist niet waar ik was of wat er was gebeurd. Toen kreeg ik te horen dat ik een terugval had gehad. Door dat hele gedoe met Veronique zat Manou opeens weer zo in mijn hoofd dat ik hem weer voor me zag. Ik scheen tegen hem te praten, ik was aan het hyperventileren, ik sloeg om me heen en moest schreeuwen en huilen tegelijk. Er kwam zelfs een ambulance omdat ze niet meer wisten wat ze moesten doen. Ze hebben me heel hard in mijn nek geknepen, in mijn armen en benen, om me weer terug te krijgen uit mijn hoofd, maar dat lukte ze niet. Toen namen ze me maar mee naar buiten, in de hoop dat ik dan wel 'wakker' zou worden. Gelukkig hielp dat. Ik schrok wel toen ze me dat allemaal vertelden, ik wist wel dat ik zulke aanvallen had gehad, maar niet dat ik ze nog steeds kon krijgen. Ik was heel erg moe en ik had ontzettende hoofdpijn.

Na nog een tijdje te hebben gelopen gingen we weer terug naar de groep. Veronique was al naar haar kamer, de leiding zat nog steeds in het kantoor, die hadden nu weer wat om over te praten en de rest van de 'jongeren' zat tv te kijken. Ik ging naar boven om te douchen. Daarna ging ik nog even naar beneden om te kijken wat iedereen deed. Toen kreeg ik nog een keer te horen wat ik had gedaan en wat er was gebeurd. Ik wist er niks meer van, ik voelde alleen wel dat iemand heel hard in mijn schouders en armen had geknepen, die deden namelijk pijn. Ik ging nog even iedereen gedag zeggen en toen naar bed. Ik was echt helemaal kapot.

Na die avond besloot de leiding eindelijk om Veronique het huis uit te trappen en iedereen was er blij om. Binnen een week was ze weg, ik heb haar zelfs nog helpen inpakken, alleen om het allemaal wat sneller te laten verlopen. Veronique ging weg zoals ze was, helemaal zielig omdat niemand van haar hield. Nadat ze weg was ging het een stuk beter in huis, tenminste, de sfeer onder de 'jongeren' was beter en er was minder spanning. De leiding was nog altijd even leidingachtig en ging door met evalueren, besprekingen, behandelplangesprekken en meer van die dingen.

Toen ik weer een beetje aan Nederland gewend was, kwam de volgende fase. Ik wou graag zelfstandig wonen, maar dat vond de leiding nog geen goed idee. Ik moest eerst maar bewijzen dat ik echt voor mezelf kon zorgen en dat ik 'nee' kon zeggen tegen mannen als Manou. Ook omdat het boek Echte mannen eten geen kaas uit zou komen, wilden ze nog even extra op me letten. Wie weet zou Manou wel heel erg boos worden omdat ik mijn mond open had getrokken. Dan leek het ze geen handig idee als ik alleen ergens op een kamer zat, waar hij zo bij zou kunnen komen als hij dat zou willen. Kortom, ik mocht nog niet weg. Ik moest wel een zinnige daginvulling hebben. Ik moest gaan werken. Ik moest weer iets om handen hebben. Maar omdat ik geen opleiding had en totaal geen werkervaring, had ik niet echt kans op een goede baan. Zo eindigde ik in een hotel als kamermeisje.

Het werk was echt vreselijk. Elke dag de hele dag bedden opmaken, afhalen, rechttrekken. De douche en de wc met remsporen van een zogenaamd keurige zakenman schoonpoetsen. Bedden aan de kant schuiven om er te kunnen stofzuigen, en er dan gebruikte condooms onder aantreffen. Ik wist dat ik meer kon dan dit en ik wou ook meer dan eindigen als een kamermeisje. Gelukkig werkte ik samen met een leuk meisje, Silvana. Ze was wat ouder dan ik, maar we hadden meteen een klik en de grootste lol als we weer eens een verstopte wc tegenkwamen of een gast die niet meer wist waar zijn kamer was of als we aan het meeblèren waren op de Hollandse hits die Silvana op haar telefoon had staan. Door haar kon ik het hotelwerk nog wel volhouden.

Het hotel was in Apeldoorn. Ik moest dus elke dag van Deventer naar Apeldoorn met de trein. De eerste paar keer werd ik gebracht, maar daarna moest ik zelfstandig gaan. Dat was best spannend, want het was voor het eerst in mijn leven dat ik alleen op reis ging met de trein. Ik had er al een hele tijd niet aan gedacht dat Manou er ook zou kunnen zijn als ik alleen over straat ging. Nu voelde ik die dreiging weer, al ging ik er niet echt van uit dat het zou gebeuren. De eerste dag dat ik alleen met de trein moest, vond ik het moeilijkst. Alles ging goed, ik kwam niemand tegen, Manous vrienden niet en Manou zelf ook niet, gelukkig. Dat gaf me zelfvertrouwen, voortaan durfde ik ook met mijn oordoppen in over straat. Eerst durfde ik dat niet, omdat ik dan niet kon horen wat er om me heen gebeurde. Ik dacht dat het met Manou wel zo'n een beetje over was, in elk geval tot mijn boek uit zou komen.

Na een week of twee ging ik weer zoals elke ochtend alleen naar het hotel. Ik had mijn mp3-speler aan en liep dezelfde route naar het station als altijd. Er waren mensen aan het werk bij het spoor, ik hoopte dat ik geen vertraging zou hebben. Terwijl ik verder liep dacht ik na over wat er die dag zou gebeuren in het hotel. De dag ervoor hadden Silvana en ik honderd euro gevonden op een van de kamers, misschien hadden we vandaag weer geluk. Ik liep de stationshal in, kocht beltegoed bij de kiosk en liep naar de trap naar boven. Halverwege de trap keek ik alvast op het bord om te zien of mijn trein vertraging had. Dat was niet zo. Ik keek naar de mensen op het perron. Bovenaan liet ik wat mensen langs me heen lopen, voor ik naar mijn perron kon. Terwijl die mensen langs me heen liepen zag ik opeens een man staan, tegen een paal geleund. Hij keek naar mij, ik voelde zijn ogen over me heen gaan tot hij bij mijn ogen kwam. Ik keek recht in de ogen van Manou. Ik kon me even niet meer bewegen, daar stond Manou! Hij had weer zijn badstoffen babyblauwe pak aan, net als vroeger. Misschien had hij dat wel expres gedaan. Hij lachte naar me, maar niet gewoon een glimlach zoals wel meer mensen doen, hij zei iets met deze lach. Het was een lach waarmee hij wou zeggen dat ik nog niet van hem af was. Dat hij me nog niet vergeten was.

Wat deed Manou nou hier in Deventer op het station, zo vroeg 's ochtends? Normaal zou hij nu nog slapen. Ik keek hem aan en opeens drong het tot me door. Eigenlijk wist ik het al en had ik me al voorgenomen dat ik klaar was met deze man, maar nu wist ik het zeker. Ik was er klaar mee. Met die hele Manou. Ik bedoel, wie is hij om voor mij te bepalen wat ik wel en niet mag doen? Wie moet hij zijn om dat te kunnen doen? Hij is nog steeds geen God, ook al denkt hij daar zelf anders over. Hij is gewoon een dikke, vieze, pedofiele Afrikaan, die kleine meisjes helemaal kapotmaakt en brainwasht. Een pedofiele seksterrorist.

Eigenlijk is hij best zielig als ik er nu over nadenk. Soms kom ik hem nog wel eens tegen. En het ligt ook aan mijn bui hoor, maar steeds vaker kijk ik naar hem en vind ik hem zo zielig. Ik ben niet eens meer bang, niet boos, niet verdrietig als ik naar hem kijk. Niks. Ik vind hem gewoon zielig. Dat hij zo laag kan gaan om meisjes, en jongens ook, van twaalf jaar in zijn macht te willen krijgen. Laat hem iemand van zijn eigen leeftijd nemen. Iemand die een normale baan heeft, die school heeft afgemaakt bijvoorbeeld. Maar daar heeft hij het lef niet voor, hij gaat voor de jonge kinderen, die onzeker zijn, die makkelijk te paaien zijn. Manou Paco Reytha. Die naam alleen al.

Wat ben ik blij dat ik bij die man weg ben. Als ik nog een paar jaar bij hem was gebleven, was ik misschien net zo geworden als hij. Als hij me mee had genomen naar Afrika zoals gepland, had ik nu misschien niet meer geleefd. Als mijn moeder er niet was geweest die ene middag, had ik hier helemaal niet gezeten. Moemser, dank je wel, echt. Als jij er niet was, wie weet waar ik dan nu zou zijn. Of ik er nog zou zijn. Wat een klootzak is die man. En wat een lafaard. Ik heb gewoon geen woorden voor die man. Maar op een dag komt hij zichzelf nog wel tegen. En als die dag komt, hoop ik hem nog een keer te zien, voor hij zo gek wordt dat hij voor altijd wordt opgesloten in zijn hoofd, in de cel, in een inrichting. Als hij zichzelf maar niet van kant maakt voor die tijd. Of als iemand dat maar niet voor hem doet, want ik weet zeker dat er genoeg mensen zijn die hem liever dood dan levend zien. Ik gun het hem niet om dood te gaan vóór hij beseft wat hij met zijn leven heeft gedaan. Wat een eenzame begrafenis zal die man hebben. Wat moet hij zich sowieso eenzaam voelen. Hij zei het zelf, hij is nog niet gek genoeg om niet meer te weten waar hij mee bezig is. Dan moet hij ook weten dat hij al zijn zogenaamde vrienden moet kopen. Letterlijk moet kopen, zonder geld heeft hij geen vrienden. Hoe eenzaam ben je dan en hoe zielig? Volgens mij moet die man doodongelukkig zijn. Wat ik hem absoluut wens. Voor mij kan hij niet ongelukkig genoeg zijn. En de dag dat hij oud en alleen ergens op een kamer zit en opeens beseft wat hij is, of wat hij heeft gedaan, zal dat hem helemaal kapotmaken. Niet kapot genoeg, maar het zal hem zeker raken. Ik hoop dat hij heel oud wordt en dat hij zich op zijn vijftigste realiseert waar hij mee bezig was, zodat hij er nog eens vijftig jaar over na kan denken en zichzelf helemaal gek maakt. Ik kan niet beschrijven wat ik hoop wat er met hem zal gebeuren, maar de dag dat hij wordt gepakt door zichzelf of door iemand anders komt steeds dichterbij.

De trein kwam eraan en de hele tijd tot de trein kwam, hebben we naar elkaar gestaard. Ik hoorde dat de trein eraan kwam, maar ik liep er niet naartoe, tot er zo veel mensen langs ons heen liepen dat ik even zijn blik kwijt was. Ik liep naar de trein, stapte in en ging bij het raam zitten. Ik zag hem staan, nog steeds tegen de paal geleund. Een beetje bijgedraaid zodat hij naar mij kon kijken. Het fluitsignaal ging, de deuren gingen dicht en de trein begon te rijden. Ik zal je niet vergeten, Manou Paco Reytha.

Maandag 24 november 2008

Het is bijna drie jaar geleden dat ik voor het eerst naar India ben gegaan. Dinu is verleden tijd, Liz is getrouwd en heeft net een baby gekregen. Een meisje. Ze woont nu in Israël met haar man, Amir. Ik woon tegenwoordig in Den Haag. Ik ben af van de hulpverlening. Met mijn moeder en mij gaat 't goed. Met mijn broertjes ook, natuurlijk, gelukkig

Ik ben twee keer naar India gegaan, heb een boek geschreven over mijn tijd met Manou (waar ik ook vanaf ben) en 't is een bestseller geworden. Mijn tweede boek komt binnenkort uit. Hopen dat dat ook wat wordt. Zo raar hoe het leven kan gaan. Mijn leven, van straathoer, naar India, naar schrijfster van een bestseller op tv, radio internet en in kranten. Voor de klas en op congressen voorlichting geven.

En toch verveel ik me dood. De spanning die ik had bij Manou heb ik (gelukkig) nooit meer gehad. Maar toch, die spanning vond ik zo, ik weet niet. Mijn leven was in elk geval niet saai. Ik ga hoop ik snel bungeejumpen en parachutespringen (ik moet mijn spanning toch ergens vandaan halen...). Dat was het moeilijkste wat ik ooit heb moeten doen, niet meer liegen en die drang om Manou op te zoeken te stoppen. Nog steeds wil ik soms naar 'm toe, maar dan kijk ik naar een foto van 'm en dan wil niet meer, gelukkig. Ik moet trouwens nog wel in therapie. Daar heeft die stomme hulpverlening wel gelijk in. Ik heb nog contact met Liz natuurlijk, Boy, Latifa, Femke, en van de meiden Ineke en Roelfina en heel soms Loes op msn, volgens mij was dat 't ja.

Ik ben nu zo achteraf wel heel erg blij dat ik naar India ben gegaan, 't heeft me wel geholpen. Ook al roep ik op de eerste paar bladzijdes van dit dagboek van niet, haha.