Eindeloos Bewustzijn

 

Verschenen in Spiegelbeeld juni 2008

 

Het boek ‘Eindeloos bewustzijn, een wetenschappelijke visie op de bijna-dood ervaringen’ van Pim van Lommel is hard op weg om een bestseller te worden in Nederland. Pim van Lommel begon zijn carrière als cardioloog en is voor het grootste deel van zijn werkzame bestaan, als arts verbonden geweest aan het Rijnstate ziekenhuis in Arnhem. Hij heeft zich ontpopt als een heuse wetenschapper door zijn onderzoek naar bijna-dood ervaringen (BDE) van zijn patiënten. Dit onderzoek heeft uiteindelijk geresulteerd in een wetenschappelijke publicatie in het gerenommeerde tijdschrift ‘The Lancet’ in 2001, die wereldwijd de aandacht trok. Door het - in november 2007 - verschenen boek en de nieuwe website www.pimvanlommel.nl zullen zijn belangrijke grensverleggende wetenschappelijke inzichten zich snel verspreiden.

 

In 1988 startte van Lommel een serieuze wetenschappelijke studie naar bijna-dood ervaringen, waarbij in totaal 10 ziekenhuizen en 344 succesvol gereanimeerde patiënten betrokken waren. Het betreft hier het eerste wetenschappelijke onderzoek naar bijna-dood ervaringen ter wereld, waarbij patiënten direct na het bijkomen uit hun klinische dood werden geïnterviewd over hun bewuste herinneringen aan deze periode. De bewuste ervaringen opgedaan tijdens de klinische dood konden met grote betrouwbaarheid geverifieerd worden met de geregistreerde medische gegevens tijdens de hartstilstand. De onderzoeksresultaten lieten zien dat 18% van de patiënten met een hartstilstand een lichte tot diepe bijna-dood ervaring hadden gehad. De ervaringen tijdens een bijna-dood ervaring blijken universeel te zijn en onafhankelijk van leeftijd, geslacht, culturele achtergrond en religie. De gemeenschappelijke kenmerken zijn; het reizen door de tunnel naar het Licht, een terugblik op het eigen leven en ontmoetingen met dierbare overledenen. De meeste patiënten ervaren een verruimd bewustzijn en gedachten blijken sneller te gaan dan tijdens normaal waakbewustzijn. Daarbij krijgt men in veel gevallen toegang tot een alwetend bewustzijn dat antwoord lijkt te hebben op iedere vraag die een mens op aarde zich ooit gesteld heeft.

 

Het is wetenschappelijk bewezen door Van Lommel dat deze ervaringen zich voordoen tijdens de periode van hartstilstand waarbij zowel de hersenactiviteit als de harstslag niet meetbaar zijn. De ECG en EEG van deze patiënten laten dan ook een vlakke lijn zien op de monitor. Het vaak geopperde tegenargument dat het wegvallen van de bloedvoorziening en een vlak EEG niet uitsluiten dat er ergens toch nog geringe hersenactiviteit zou kunnen zijn, omdat een EEG vooral een registratie is van de elektrische activiteit van de hersenschors, mist volgens Pim van Lommel net de essentie. Want het gaat er niet om of er misschien nog ergens enige niet te meten activiteit zou kunnen zijn, maar of er sprake is van díe specifieke vormen van hersenactiviteit die volgens de huidige neurowetenschappen als noodzakelijk worden beschouwd om bewustzijn te ervaren. En juist díe specifieke vormen van hersenactiviteit zijn in het EEG bij patiënten met een hartstilstand totaal verdwenen, alsdus Van Lommel. Volgens de huidige wetenschappelijke inzichten is het daarnaast ook niet verklaarbaar waarom patiënten tijdens een bijna-dood ervaring juist helderder kunnen zien en horen en beschikken over een verruimd bewustzijn in plaats van een beperkter bewustzijn, hetgeen veel waarschijnlijker zou zijn. Alle gangbare wetenschappelijke verklaringen die worden gegeven voor de bijna-dood ervaring, zoals zuurstof tekort in de hersenen, hallucinaties, medicijngebruik etc. wijst Van Lommel van de hand in zijn boek en voorziet deze opvattingen en verklaringen van een uitgebreid commentaar.

 

Volgens de huidige wetenschappelijke inzichten is het dus onwaarschijnlijk dat bewustzijn ervaren kan worden in volledige afwezigheid van meetbare activiteit van de hersenen. In het heersende materialistische reductionistische paradigma van de wetenschap wordt bewustzijn gezien als het resultaat en de som van alle biologische en elektrische activiteit van de hersenen. De neuronen in de hersenen vormen ‘vonkbruggen’ via de synapsen of uitlopers van de neuronen, die via elektrische ontlading van neuron tot neuron een elektromagnetisch veld creëren in de hersenen. Het is dit elektromagnetische veld dat de wetenschap koppelt aan het ervaren van bewustzijn. 

 

Het raadsel hoe bewustzijn dat zelf immaterieel van aard is uit de materie kan voortkomen is hiermee nog steeds niet opgelost. Professor in de filosofie David Chalmers noemt dit probleem ‘The hard problem of consciousness’ (het lastige probleem van bewustzijn) in zijn boek ‘The Conscious Mind’ uit 1996. In zijn boek voert hij aan dat de reductionistische benadering om bewustzijn in termen van fysieke processen te verklaren niet langer standhoudt. Hoe verklaren we immers het feit dat een immateriële gedachte kan leiden tot fysieke en materiële activiteit? Deze koppeling tussen het immateriële bewustzijn en het materiële lichaam, waarin het bewustzijn is gehuisvest, is nu exact ‘the hard problem’ waarop de wetenschap nog steeds geen antwoord heeft. Dat deze koppeling tussen geest en materie bestaat is een gegeven waar we dagelijks mee te maken hebben. Het besluit om bijvoorbeeld de melk in uw koffie te roeren is een immateriële gedachte die als eerste in uw hoofd ontstaat. Vervolgens leidt dit tot de aanmaak van de nodige neurotransmitters en elektrische prikkels die uiteindelijk zorgen voor de aansturing van de spieren in uw hand die overgaan tot het roeren in de koffie. Deze materiële handeling is dus vooraf gegaan door een immateriële gedachte. Alle bewuste lichamelijke handelingen die we dagelijks verrichten komen op deze wijze tot stand.

 

De geest heerst dus over de materie, althans in ons eigen lichaam, tenzij we het feit accepteren dat onze vrije wil slechts een illusie is en onze geest slechts een biologisch voorgeprogrammeerd computerprogramma. ‘The hard problem’ kan namelijk opgelost worden binnen het huidige wetenschappelijke paradigma dat stelt dat bewustzijn een zuiver materiële oorsprong moet hebben, door te accepteren dat onze vrije wil slechts een illusie is. In dit paradigma vormt het lichaam slechts de hardware en de geest slechts de software. De software van deze mensmachine is voorgeprogrammeerd en de vrije wil van de mens berust op een illusie. Het menselijk handelen uit ‘vrije’ wil komt slechts voort uit de biologisch voorgeprogrammeerde programma’s van het DNA. Het is dan ook beter te spreken van de heerschappij van de materie over de geest (‘matter over mind’) dan van de geest over de materie (‘mind over matter’), terwijl we dit laatste fenomeen toch duidelijk dagelijks ervaren wanneer we besluiten in onze koffie te roeren.De kernvraag is dus ‘bent u het die beslist om in uw koffie te roeren of zijn het uw genen’? Er zijn serieuze wetenschappers die redenerend vanuit dit paradigma ervan overtuigd zijn dat de mens in de toekomst dan ook door robotica en kunstmatige intelligentie nagemaakt kan worden, met een ‘eigen’ persoonlijkheid en een ‘eigen’ vrije wil.

 

Pim van Lommel poneert een geheel nieuwe visie op bewustzijn in zijn boek ‘Eindeloos Bewustzijn’ en stelt dat bewustzijn los staat van het lichaam. Bewustzijn beschouwt hij niet als het product of epifenomeen van de hersenen, maar als autonoom en onafhankelijk van het fysieke lichaam. De hersenen zouden een zend- en ontvangtoestel zijn, een canvas waarop ons bewustzijn slechts geprojecteerd wordt. Aan de ene kant zijn de hersenen een zender die informatie vanuit het lichaam en vanuit de omgeving via de zintuigen ontvangt en doorzendt naar ons bewustzijn. In de hersenen vindt dan de bewuste perceptie van deze informatie plaats. Uiteindelijk zijn alle zintuiglijke waarnemingen slechts elektrische prikkels die via de zenuwbanen naar de hersenen gevoerd worden en waar de vertaalslag van deze prikkel naar een perceptie plaatsvindt. Zicht, gehoor, smaak, reuk en tast zijn dus in materialistisch opzicht fundamenteel gelijk omdat aan al deze verschillende zintuiglijke ervaringen, dezelfde elektrische prikkel ten grondslag ligt. Het zijn dan ook onze hersenen en niet onze zintuigen die de bewustzijnservaring van zicht, gehoor, smaak, reuk en tast vertalen uit deze universele informatiebron van elektrische zintuiglijke prikkels. We zien, horen, voelen, ruiken en proeven de buitenwereld dus enkel met onze hersenen.

 

Vervolgens zo stelt Van Lommel, zijn onze hersenen ook een ontvanger die een nonlokaal bewustzijn ontvangt, een bewustzijn dat buiten ruimte en tijd om bestaat. Tot deze laatste opmerkelijke stelling is hij gekomen door onderzoek naar bijna-dood ervaringen. Deze stelling leidde tot wetenschappelijke beroering omdat het heersende wetenschappelijke paradigma er volledig door op zijn kop wordt gezet. Een bijna-dood ervaring toont namelijk aan dat het bewustzijn feitelijk los van het lichaam ervaren kan worden omdat er geen sprake is van enige vorm van hersenactiviteit tijdens deze ervaring. Tijdens een bijna-dood ervaring ervaart de persoon dan ook letterlijk een uittreding waarbij hij zijn eigen lichaam verlaat en van bovenaf neerziet op zijn eigen lichaam in een soort helikopterview.

 

De wetenschappelijke relevantie van het werk van Pim van Lommel is enorm. Het heeft de potentie het huidige wetenschappelijke paradigma op zijn kop te zetten dat stelt dat bewustzijn verklaard kan worden vanuit een zuiver materialistische reductionistische benadering. Dit paradigma komt steeds verder onder druk te staan, niet in de laatste plaats door de ontwikkeling in de fysica. De interpretaties van de anomalieën van de kwantumfysica waarbij licht zich zowel als deeltje (materieel) en als golfverschijnsel (immaterieel) blijkt te kunnen gedragen, heeft geleid tot een nieuwe zienswijze in de fysica, die stelt dat de werkelijkheid niet langer zuiver objectief beschouwd kan worden. Hiermee wordt bedoeld dat onze werkelijkheid zich manifesteert afhankelijk van onze subjectieve bewuste gewaarwording. De waarnemer zelf blijkt namelijk invloed te hebben of licht zich als golf of als deeltje gedraagt. Ook de kwantumfysica lijkt dus de geest over de materie hypothese te ondersteunen door te stellen dat wat de waarnemer waarneemt mede door zijn bewustzijn wordt bepaald. Deze stelling is door velen experimenten bevestigd in het domein van de subatomaire deeltjesfysica. In zijn boek gaat Pim van Lommel uitvoerig in op deze revolutionaire interpretaties van de kwantumfysica en beschrijft hoe nonlokaliteit en kwantum verstrengeling, de vreemde bewezen eigenschappen van de kwantumfysica, ten grondslag zou kunnen liggen aan de aard van bewustzijn.

 

Het fenomeen van de bijna-dood ervaring roept diepe filosofische vragen op. Deze ervaring laat namelijk zien dat bewustzijn kennelijk een fysieke wereld kan waarnemen zonder dat daarbij zintuigen noodzakelijk zijn. Het is uitgesloten dat de patiënt tijdens dit klinische dood gebruik kan maken van zijn eigen fysieke zintuigen. Toch blijkt dat zijn uitgetreden bewustzijn in staat is te schouwen in de fysieke wereld. Er zijn zelfs gevallen gedocumenteerd waarbij tijdens de bijna-dood ervaring, waarnemingen zijn gedaan op grote afstand van het lichaam van de patiënt. Indien het naakte bewustzijn dat ervaren wordt tijdens de bijna-dood ervaring een fysieke wereld kan waarnemen, rijst onmiddellijk de vraag waarom de mens eigenlijk zintuigen heeft? Kennelijk kan de fysieke wereld rechtstreeks en bewust ervaren worden. Het is bijzonder verrassend te moeten constateren dat bewustzijn geluid kan horen en beelden kan zien van de fysieke werkelijkheid zonder dat daarbij sprake is van vibraties van lucht moleculen die het trommelvlies in trilling brengen of fotonen die het netvlies treffen en via de omzetting in elektrische prikkels de hersenen informeren over deze wereld.

 

Beperken de zintuigen onze fysieke waarneming indien de fysieke wereld rechtstreeks ervaren kan worden door het bewustzijn tijdens een uittreding of bijna-dood ervaring? Zonder deze uittredingservaring ervaren we de fysieke wereld buiten onszelf alleen via de zintuigen. Werken onze zintuigen als een filter op onze bewuste waarneming? Uit getuigenissen van BDE-ers blijkt dat hun perceptie tijdens de bijna-dood ervaring sneller, ruimer, reëler en zuiverder was. De uitzonderlijke bijna-dood ervaring van Vicky Noratuk toont aan dat zelfs blinde mensen weer kunnen zien tijdens een bijna-dood ervaring! Vanaf haar geboorte had zij een verschrompelde oogbal en oogzenuw en een niet ontwikkelde visuele cortex, dus zelfs als er sprake zou zijn van een nog onbekende activiteit van de hersenen tijdens de bijna-dood ervaring, beschikte zij niet over een gezond zintuig dat visuele indrukken kon overbrengen naar haar bewustzijn via de hersenen.Via het lichaam ervaren we de grens tussen wat binnen en wat buiten onszelf is. Echter bestaat deze grens eigenlijk wel indien bewustzijn eindeloos is en alom aanwezig, zoals Van Lommel in zijn boek stelt? Zou deze grens niet gebaseerd zijn op een illusie die geschapen wordt door het bewustzijn zelf? Het bewustzijn is tijdens het leven immers ingekapseld in een fysiek lichaam en kent zijn informatie over de ‘buitenwereld’ enkel via beperkende receptoren, onze zintuigen. Op die manier helpen de zintuigen de ervaring te scheppen van een binnen en een buiten, van een zelf en een niet zelf, in feite dus de ervaring van het ego, afgezonderd van zijn omgeving.

 

De bijna-dood ervaring werpt ook een nieuw licht op ‘The hard problem’. Indien tijdens een uittreding of bijna-dood ervaring de materiële fysieke wereld rechtstreeks waargenomen kan worden zonder zintuigen, dan impliceert dit dat er fundamenteel dus geen verschil kan bestaan tussen de materiële en immateriële wereld. De fysieke wereld kan zowel waargenomen worden door de materiële-immateriële interface die ons zintuig/hersenen complex vormt, als ook in volledige afwezigheid van deze interface door de rechtstreekse gewaarwording tijdens de bijna-dood ervaring. In het laatste geval wordt ‘The hard problem’ opgelost door te stellen dat er geen dualiteit kan bestaan tussen geest en materie. Met andere woorden bewustzijn ligt ten grondslag aan de enige fysieke werkelijkheid. Dit verklaart waarom bewustzijn rechtstreeks kan schouwen in de ‘fysieke wereld’ tijdens een bijna-dood ervaring. De uiteindelijke conclusie zou wel eens kunnen zijn dat de fysieke werkelijkheid moet berusten op een illusie gecreëerd door het bewustzijn zelf. Eerder toonde de fysica al aan dat de materiële wereld feitelijk niet bestaat en dat materie en energie één en hetzelfde zijn. Denk maar aan Einstein’s beroemde formule E= m x c² waarbij het is-gelijk-teken laat zien dat er geen onderscheid bestaat tussen energie (E) aan de ene kant en materie (m) aan de andere kant. De volgende stap in onze evolutie lijkt nu de ontdekking te worden dat energie en materie aan de ene kant en bewustzijn aan de andere kant wel eens uitwisselbaar zouden kunnen zijn. Bewustzijn als enige oorzaak van de fysieke werkelijkheid is het uitgangspunt van alle oosterse spirituele tradities en deze stelling lijkt dus nu door de bijna-dood ervaring te worden onderschreven.

 

Naast de wetenschappelijke relevantie is ook de maatschappelijke relevantie van Van Lommel’s werk niet meer weg te denken. Hoewel de bijna-dood ervaring niet doorgetrokken kan worden als bewijs voor het bestaan van leven na de dood, omdat nog nooit iemand echt teruggekeerd is uit de dood zelf, maakt deze ervaring deze stelling echter wel aannemelijk. Volgens Van Lommel is het daarom ook juister om van een ‘nabij de dood ervaring’ te spreken omdat de uittredingservaring tijdens de hartstilstand een ervaring is die het dichts bij de dood zelf komt. Patiënten met een ‘nabij de dood ervaring’ verklaren unaniem dat ze intuïtief aanvoelden dat wanneer ze verder naar het Licht aan het einde van de tunnel zouden gaan, ze een bepaalde grens over zouden steken waardoor terugkeer naar het aardse leven niet meer mogelijk zou zijn.

 

Van Lommel’s werk maakt de stelling dat bewustzijn blijft voortbestaan na de dood dus zeer aannemelijk. De dood lijkt een illusie te zijn en is alleen maar een overgangsvorm naar een ander vorm van bewust leven zonder de ervaring van een fysiek lichaam. Wat we van bijna-dood ervaringen kunnen leren is dat al onze gedachten, gevoelens en daden niet verloren gaan, maar voor de eeuwigheid bewaard blijven. Tijdens een bijna-dood ervaring wordt de ‘overledene’ geconfronteerd met zijn levensfilm waarin hij niet alleen vanuit zijn eigen egoperspectief zijn leven herbeleeft, maar ook vanuit het perspectief van ieder persoon met wie hij tijdens zijn leven in contact is geweest. Deze ervaring vanuit het perspectief van de ander is volledig, inclusief de gedachten en gevoelens van die ander. Een bijna-dood ervaring leert dus dat al ons handelen en zelfs onze gedachten en emoties consequenties hebben waarmee we na de dood geconfronteerd zullen worden door deze te herleven, niet alleen vanuit ons eigen egoperspectief, maar vooral ook door de ogen van ieder mens die ons levenspad gekruist heeft.

 

Een goede vriend van Pim van Lommel, systeem theoreticus en fysicus Ervin Laszlo stelt dat het universum een geheugen heeft en dat alle ervaringen opgeslagen worden in wat hij het A-veld of Akasha veld noemt. De basis voor het bestaan van dit veld ontleent Laszlo aan de torsievelden of vacuümdomeinen die door Russische wetenschappers ontdekt zijn. Torsiegolven worden voort gebracht door de spin van subatomaire deeltjes. Ieder subatomair deeltje waarmee de atomen en dus de materie is opgebouwd, heeft namelijk een spin momentum doordat het altijd in beweging is en ronddraait. Nikolai Kozyrev toonde daarnaast aan dat ook onze gedachten torsiegolven voortbrengen. Deze golven die supra-luminaal reizen (sneller dan het licht) spinnen als het ware een web (interferentiepatronen) in het fysieke vacuüm waarbij alle informatie van iedere beweging van de subatomair deeltjes bewaard blijft. Aangezien ook de elektromagnetische velden in onze hersenen gepaard gaan met deze torsiegolven informeren en coderen deze zo het A-veld of Akasha veld. Gedachten en emoties worden als het ware bevroren en vastgelegd in dit informatieveld.

 

We ontkomen dus niet aan de consequenties van ons eigen handelen na de dood doordat alle gevoelens en gedachten evenals ons handelen opgeslagen wordt in dit kosmische geheugen. Het is belangrijk te vermelden dat BDE-ers (patiënten die een bijna-dood ervaring hebben gehad) aangeven dat wijzelf over ons eigen handelen oordelen tijdens het terugzien van onze levensfilm. Er wordt dus niet geoordeeld door een “straffende” God zoals religies dit vaak plegen voor te stellen. In plaats daarvan spreken BDE’ers over de aanwezigheid van een onvoorwaardelijke niet oordelende liefde die we op aarde niet kennen en die slechts liefdevol toeziet terwijl we onze eigen levensfilm beoordelen. De pijn en het verdriet over het eigen handelen, hoeft er echter niet minder om te zijn als je geconfronteerd wordt met de gevoelens van diegenen die we onrecht hebben aangedaan.

Ik ben van mening dat wanneer mensen zich bewust zouden worden van het feit dat hun handelen niet zonder consequenties blijft na hun dood en dat zelfs al hun gedachten en gevoelens niet verloren gaan, we bewuster om zouden gaan met ons eigen leven. In een tijd waarin de maatschappij verhard en de mensen egoïstischer worden is dit een belangrijke boodschap, een boodschap die we ons ter harte zouden moeten nemen.