24/09/2007 Pg.
de organisatie van de armen- en ziekenzorg. Afgezien van het feit
dat de Liescaps het grondgebied in leen hadden, duiden andere aanwijzingen op een nog nauwere band met de hertogen. Zoon Gijsbrecht vocht aan de zijde van hertog Wenceslaus van Brabant tegen Gelderland. Wenceslaus had hem opgeroepen om mee te vechten tegen Gelderse roversbenden die door hertog Willem van Gulik werden beschermd. Dat de relatie met de Brabantse hertogen verder gaat dan alleen het leengebruik, valt af te leiden uit het feit dat de broer van Gijsbrecht, Jan, ook werd opgeroepen, en deze had geen leen van de hertog. In 1372 werden hij en Gijsbrecht na de slag bij Baesweiler gevangengezet en de laatste kon pas negen jaar later terugkeren naar zijn huis in Vught. Ook opmerkelijk is dat beide broers op verschillende plekken opduiken in het Mirakel- boek van de Zoete Lieve Vrouw. Zij treden hier op als getuige van het gebeurde, wat in wezen wil zeggen dat zij, als hooggeplaatste Bosschenaren, garant staan voor de genoemde wonderen.87 Deze handelingen hebben verdacht veel weg van wederzijdse vrienden- diensten. In elk geval is de relatie tussen Maurick, de Bossche broe- ders en de hertogen evident.
Hadden de Liescaps misschien een specifieke functie? Bewaak- ten de bewoners van het poorthuis een voor de hertog belangrijke plek, bijvoorbeeld de geheimzinnige motte op het gefortificeerde eiland? Weer wees het spoor naar de schat van Vught. Het lijkt er inderdaad op dat deze aanvankelijk op Maurick bewaard werd, en niet in het onverdedigbare commandeurshuis, het latere Zions- burg.
De kluis van Vught
Grappig genoeg duikt in de geschiedenis van Vught meermalen het woord ‘kluis’ (cluijs) op. Hiermee wordt niet verwezen naar een geldkluis van de Duitse Orde, maar naar de al genoemde Machu- tuskluis. Een kluis in de bedoelde zin was een huisje waar kluize- naars woonden, in dit geval de twee kluizenaressen die de Machu- tuscultus onderhielden. De Huijsing genaemt de kluijs, bevond zich Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
in de nabijheid van het Sint-Petruskerkhof aan het Maurickplein.
De Machutusverering had al enkele eeuwen bestaan totdat hij door de gereformeerden na 1650 in de ban werd gedaan. Voor de ge- bouwtjes werd een nieuwe bestemming gevonden: ze werden onder de hoede gesteld van de armenzorg, die ze toewees aan noodlij- dende Vughtenaren. Maar de woninkjes aan het Maurickplein ble- ven na die tijd bekend staan als ‘de Kluis’. Een verklaring uit betreft ene Zuster Jenneken ‘gewoont hebbende ende gestorven sijnde inde plaetse genoempt de Cluijse tot Vucht’. Zuster Jenne- ken was waarschijnlijk een van de twee kluizenaressen. Daarna is er sprake van de Cluijs offt armhuijs. De woningen, die tot in de negentiende eeuw soms hele gezinnen herbergen, hebben onveran- derlijk een religieuze, dan wel sociale functie. Vo´o´r de gereformeerde ban is de ‘Kluis’ nog uitsluitend voorbe- houden aan de kluizenaressen, belast met de verering van Machu- tus. Ondanks de in 1614 geconstateerde uitwassen (waar nou niet onmiddellijk paal en perk aan werd gesteld) konden de twee vrou- wen vrijwel ongecontroleerd hun gang gaan. De pastoor van de Sint-Pieterskerk verklaarde in 1614 zich in het geheel niet met de bedevaarten te bemoeien. Ook de Bossche geestelijken schijnen zich grotendeels afzijdig te hebben gehouden, afgezien van het feit dat de kluizenaressen officieel benoemd werden door de prior van de dominicanen in ’s-Hertogenbosch. Pas rond 1618, vier jaar na- dat de Kluis onder bisschoppelijke curatele was geplaatst, kwam er een meer intensieve bemoeienis. De Bossche bisschop Nicolaas Zoesius ging zich met de zaak bezighouden, maar meer dan het opleggen van een reeks leefregels voor kluizenaressen deed hij niet. Bij de aanhef schreef hij: Vande cluse tot Vucht. Of de leef- regels zijn nageleefd is niet bekend. Na 1629 moest de bisschop bovendien het veld ruimen, dus erg veel zal er niet zijn veranderd. Ook zonder de bisschoppelijke vermaning waren de leefregels voor de kluizenaressen over het algemeen streng. De zusters in Vught waren afgeschermd van het publiek. Wie de zusters toch wilde spreken werd geconfronteerd met een getralied venster waar ook nog eens een donker laken voor werd gehangen, zodat de kluizenaressen de bezoeker niet te zien kregen. Gezien deze Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
maatregelen is het vreemd dat de kluizenaressen zo nu en dan toch
in de openbaarheid verschijnen, en wel op een paar onverwachte plekken. De rapporteur die op last van het bisdom de toestanden bij de Machutusverering onderzocht, werd op 13 februari 1614 in contact gebracht met ene Jenneken Wouters. Jenneken was een oude maagd die lang in Vught had gewoond, maar die ten tijde van het onderzoek in Den Bosch woonde, en wel op de oude Diese int achterhuys van Joncker ende Capiteyn Jan Heyms saliger. Het eerste wat ons opvalt is dat er hier opnieuw sprake is van een Jenneken die de rol van kluizenares in Vught vervult. Nog frappan- ter wordt het wanneer deze Jenneken Wouters de rapporteur ver- volgens doorverwijst naar een Jenneken van Oirschot, die de plaats van Wouters heeft ingenomen. En in 1624, in de aanloop naar de staatse belegering, werden er ruiters ingekwartierd in de Kluis, zodat de kluizenares van dat moment, Jenneken Merssier, zich binnen de Bossche stadsmuren moest terugtrekken. De notarie¨le verklaring uit 1678, waarin melding wordt gemaakt van de cluijse tot Vucht, is bovendien afgelegd door no´g een Jenneken, namelijk Jenneken vanden Heuvel, die als dienstmaagd in dienst was van zuster Jenneken van Oirschot. Blijkbaar heetten niet alleen de klui- zenaressen allemaal Jenneken, ook het personeel heette zo. Natuur- lijk kan Jenneken net als Jan een veel voorkomende naam zijn ge- weest, maar de hoeveelheid Jennekens die met de Kluis in verband wordt gebracht is wel erg opvallend. Als tweede duikt er in ver- band met Wouters een interessante naam op: die van Jan Heym. Jan Heym behoorde tot de familie Van Heym, die hoogschouten van de stad waren en in kasteel Maurick woonden. De Machutus- kluis bevond zich in de directe nabijheid van het kasteel. Bemoei- den de Heyms zich met de bedevaarten?
Of de Heyms een handje hadden in de Kluis is moeilijk uit te maken, maar feit is dat de kluizenaressen soms op het kasteel woonden in de tijd dat de Heyms er heer en meester waren. Een testament uit 1593 van een toenmalige kluizenares, Jenneken Maet, laat zien dat zij toen woonachtig was op Maurick, en wel ten tijde van Aert Heym. (Mogelijk is dat hier Arndt Heym bedoeld wordt, de neef van Aert.)
Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
We hebben zowel de motte op Maurick als de Machutusverering
op het Maurickplein in verband gebracht met een Germaanse cul- tusplaats die van mogelijk belang was voor de Duitse Orde. We hebben ons afgevraagd of de Liescaps, de Zwanenbroeders die als eersten een kasteel/poorthuis bouwden op de plek, misschien zelf de poortwachters van een geheim waren. De kluizenaressen van de Machutuskluis zaten op hun beurt bij de poort van de oprijlaan naar Maurick. Volgens ons duidde dit niet alleen op de religieuze continuı¨teit van het gebied, maar ook op die van de plaatselijke priesters. De kluizenaressen waren dan een soort poortwachters, wonend bij de poort van Maurick, in een tijd waarin de oude cultusplaats tot een gekerstende kluis was geworden; een plek waarop een kerkje was gebouwd, maar die na al die eeuwen nog steeds van belang was. Als het hier de motte als belangrijk Ger- maans heiligdom betrof, dan vallen de aanwezigheid van de Duitse Orde, het poorthuis Maurick en de kluizenaressen van Machutus binnen een straal van een kilometer opeens op hun plek. De kluizenaressen deden ons sterk denken aan de tempelwach- ters in Aksum. Aksum is een stad in Ethiopie¨ waar volgens de overlevering de Ark des Verbonds wordt bewaard. Deze zou met de kruisvaarders of met Salomo zelf naar Afrika zijn genomen. De bewoners van Aksum gaan er prat op dat de geheimzinnige kist die ze eens per jaar in processie door de stad dragen de Ark is. De vermeende Ark wordt bewaard in een tempel, niet achter slot en grendel, maar achter een gordijntje, bewaakt door een oude pries- ter. Niemand mag de Ark aanschouwen. De kluizenaressen zouden een soortgelijke rol kunnen vervullen. De taak, van generatie op generatie doorgegeven, zou dan die van schatbewaarder zijn. De naam ‘Jenneken’, mogelijk de naam van de eerste vrouw om de taak te vervullen, zou dan in de loop der jaren tot een titel zijn geworden, net als de naam Liescap in feite geen naam is, maar een functieomschrijving. Iemand die de functie op zich nam zou dan de nieuwe ‘Jenneken’ worden. Misschien werd voor deze gang- bare naam gekozen om de anonimiteit te garanderen. Misschien was er, wat de traditie betreft, een verwantschap tussen de bewo- ners van Maurick en de kluizenaressen van Machutus. De naam en Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
de aard van het geheim kunnen door de jaren heen veranderd zijn,
in feite bewaakten deze partijen hetzelfde: de schat van Vught. Maar wat gebeurde er dan in eerste instantie toen de Liescaps uitstierven en het kasteel in handen kwam van een Gelderse fami- lie? Gijsbrecht overleed kinderloos en een nichtje, Katherina van Aelst88, erfde het kasteel zoals gezegd in 1400. Ze was getrouwd met Hendrik van Maurick of Mauwerick, afkomstig uit het Gel- derse Maurick.
Na de dood van haar man in 1405 ging Katherina ook daadwer- kelijk op het kasteel wonen. De nadrukkelijk Gelderse status van het kasteel bleef niet gehandhaafd toen het in 1430 werd verkocht aan Godschalk Roesmond, de hoogschout van Den Bosch. In kwam het in handen van een ridder: Goossen Heym. De Heyms behoorden tot de belangrijkste geslachten uit de Noord-Brabantse bovenlaag. Ook Goossen bracht het tot hoogschout (in de kelders van het kasteel werden wel misdadigers vastgezet tot aan hun be- rechting) en natuurlijk was zijn familie contribuant van de Zwa- nenbroeders. De rode zespuntige ster op de voorgevel van het kas- teel is het wapen van de Heyms.
Een paar jaar later werd het kasteel herbouwd voor de volgende Bossche hoogschout, Jan Heym. Als bouwmeester wordt ene Jan Heyns genoemd. Heyns was architect en loodsmeester van de Sint- Jan en een goede bekende van Jeroen Bosch. Hij verbleef tussen 1495 tot aan zijn dood in 1516 in Den Bosch en behoorde tot de gezworenen van de Lieve Vrouwe Broederschap. Allemaal vrien- den van elkaar dus. Het lijkt erop dat het kasteel – en dat wat er bewaakt werd – steeds door een bevriend geslacht werd overgeno- men, en dat de nieuwe bewoners zelfs door de Duitse Orde of de Zwanenbroeders werden uitverkoren. Niet e´e´n bewoner wijkt van het stramien af: het zijn allemaal invloedrijke Brabantse families met een link met Den Bosch en een lidmaatschap van de Zwanen- broeders op zak.
De volgende Heym, Jonker Aert Heym, werd uiteraard ook hoofdschout en later aanvoerder van de Bossche militie in de strijd tegen de Gelderse troepen. Ook hij is bij de getuigenissen in het Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Mirakelboek opvallend vaak van de partij. In de aanloop naar de
strijd met Gelre speelde hij een aanzienlijke rol. In 1527 viel hij Gelderland binnen en verwoestte het kasteel van Poederoyen. Dit kasteel was het stamslot van niemand anders dan Maarten van Rossum: de gevreesde Gelderse veldheer. Van Rossum zou een aanzienlijke rol gaan spelen in de geschiedenis van Vught. Deze gesel van de Brabanders zou het lot van de geheime schat in hoge mate gaan bepalen.
In het fatale jaar 1542 arriveerde Maarten in Vught en brandde alles plat wat hij daar aantrof: ook de Lambertuskerk en het com- mandeurshuis. De priesters van de Duitse Orde werden vermoord of weggejaagd. Enkele van hen, waaronder de commandeur, zullen hun toevlucht hebben gezocht in het naburige kasteel. In zijn ge- welddadige strooptocht, waarbij hij volgens de geschiedenis zijn zinnen had gezet op ’s-Hertogenbosch, stuitte Van Rossum vervol- gens op Maurick. Hier woonde niemand anders dan Aert Heym, de man die zijn stamslot verwoest had. Het zou uiterst begrijpelijk zijn geweest wanneer hij zijn aartsrivaal met gelijke munt terugbe- taalde door Maurick met de grond gelijk te maken. De tempeliers- schat zou vast en zeker in handen van deze slager zijn gevallen. Maar om de een of andere geheimzinnige reden raakte hij kasteel Maurick met geen vinger aan. Aert Heym behielt syn huys, lezen we in de geschiedenisboeken. En dat terwijl we gezien hebben dat het kasteel door de dunne muren lastig te verdedigen was. Waarom raakte hij Maurick niet aan? Waarom liet hij deze kans op wraak aan zijn neus voorbijgaan? Dat is een ingewikkeld ver- haal. Laten we een klein stukje teruggaan in de tijd. Een wisseling van de wacht: Brabant en Gelre In 1500 was het feitelijk nog steeds niet gedaan met de schermut- selingen uit de tijd van de Grote Volksverhuizing. In Europa was door toedoen van die gebeurtenissen een aantal machtscentra ont- staan die elkaar als vanouds naar het leven stonden. Rome was nog Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
steeds Rome, al was het nu de paus die er de scepter zwaaide.
Daarnaast vochten de Europese koningen om de macht. In feite ging het om een aanhoudende strijd tussen Spanje, Frankrijk, En- geland en Duitsland.
In 1500 werd Karel de Vijfde geboren. Karel V behoorde tot de Habsburgers, een vooraanstaand Europees vorstengeslacht ge- noemd naar het stamslot van het Huis Habsburg, de Habichtsburg in het noorden van Zwitserland. De Habsburgse dynastie was zo machtig dat tussen 1438 en 1806 vrijwel alle keizers van het Hei- lige Roomse Rijk tot dit vorstenhuis behoorden. Zo ook Karel V. Zijn vader was Filips de Schone, die we al eerder genoemd hebben als een bewonderaar van Jeroen Bosch. Hij stierf toen Karel pas zes jaar oud was en liet zijn opvoeding in handen van zijn moeder Johanna, die helaas al snel krankzinnig werd. Doordat een aantal troonpretendenten overleed, erfde Karel op zijn zestiende de heer- schappij over Spanje. Daar bleef het niet bij: van zijn grootvader aan vaders kant, Maximiliaan van Oostenrijk, erfde hij grote ge- bieden in de Lage Landen. Bovendien was Maximiliaan de Duitse keizer, met andere woorden: de keizer van het Heilige Roomse Rijk. Deze titel ging niet over van vader op zoon, maar werd toe- gekend door Duitse keurvorsten zoals graven, hertogen en bis- schoppen. ‘Keizer van het Roomse Rijk’ betekende dat de gekozen troonopvolger aanspraak kon maken op het oude Romeinse Rijk. Om caesar te worden moest hij dus de steun verwerven van een college Duitse gezagdragers.
Karel V had zijn handen vol: zowel Hendrik VIII van Engeland als Frans I van Frankrijk hadden hun zinnen gezet op Europa. Frans steunde en zocht steun bij de Duitsers die streden voor onaf- hankelijkheid tegen de keizer, en bij de Italianen die onder het juk van het Spaanse gezag probeerden uit te komen. Bovendien hielp hij het hertogdom Gelre, dat trachtte de Habsburgers in de Neder- landen onder de duim te houden. Toen Karel V er met behulp van steekgelden toch in slaagde de keizerstitel te bemachtigen, werd hij heerser over Spanje, de Spaanse kolonie¨n in Amerika, Oostenrijk, Bourgondie¨, Brabant, Limburg en grote gebieden in Duitsland. Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Brabant maakte dus deel uit van het keizerrijk, en viel daarmee
onder het gezag van Karel V en Spanje. De opkomst van ‘Neder- land’ was nog ver weg en in de zestiende eeuw sprak men nog van de Lage Landen, een puur geografische aanduiding, geen politieke. Er was wat gemopper in het noorden van Holland, maar over het algemeen lieten de Nederlanders en de Belgen het zich aanleunen dat zij deel uitmaakten van de Spaanse heerschappij. Niet dat de Brabanders zich Spanjaarden voelden, verre van dat, maar Hol- landers waren ze ook niet. Spanje was tenminste katholiek, en dat kon je van de noordelijke Nederlanden niet zeggen. Voor de Bos- schenaren en de Lieve Vrouwe Broederschap veranderde er niet veel en dat was goed. De kanunniken van de Sint-Janskathedraal regelden hun eigen zaakjes zonder door de verre bisschoppen op hun vingers te worden gekeken. De bewoners van de Meierij maak- ten zich meer zorgen om de nabijheid van Gelre, dat nog steeds pogingen deed om het Bourgondische Brabant het leven zuur te maken.
Gelderland had haar eigen Karel: hertog Karel van Gelre. Maar wat was er in die tijd met de Brabantse hertogen gebeurd, ooit de vice-keizers van het Heilige Roomse Rijk? We hebben de hertogen verlaten nadat zij zich, onder andere met behulp van de Duitse Orde, in Brabant hadden gevestigd en daar hun hoofdstad hadden gesticht: ’s-Hertogenbosch.
In 1406 was de laatste Brabantse hertog uit de lijn van Godfried III, Jan IV van Brabant, eindelijk gestorven. Daarmee kwamen Brabant en Limburg onder de Bourgondische heerschappij van Karel de Stoute. Karel de Stoute wist Bourgondie¨ sterk uit te brei- den en een centralisatiepolitiek door te voeren. Een eigen konink- rijk zou hij echter nooit krijgen. Bij wijze van troostprijs wist hij in het jaar 1472 het weerspannige Gelre aan zijn lijst van graafschap- pen toe te voegen.
Gelre legde zich als een van de weinigen niet neer bij het Spaanse gezag en bleef onvermoeibaar streven naar het behoud van het hertogdom. In een poging de macht vast te houden zette de hertog een veldmaarschalk in, een beruchte vechtersbaas die luisterde naar de naam Maarten van Rossum.
Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Maarten van Rossum
In het midden van de zestiende eeuw deed een sinister rijmpje de ronde: ‘Twee Maartens stellen de geheele wereld in roeren; de eene plaagt de kerk, de ander de boeren’. De eerste Maarten was natuur- lijk Luther. De tweede was Maarten van Rossum, de ‘Gelderse Attila’, de gevreesde veldheer van Gelre die half Brabant in de as zou leggen.
Maarten van Rossum werd geboren in Zaltbommel. Zijn ouders behoorden tot de lage adel in het gebied van de Bommelerwaard. In 1478 bracht de familie van Rossum haar meest befaamde telg voort. Met de weinig zachtzinnige Maarten van Rossum (wiens credo luidde: ‘Branden en blaken is het sieraad van de oorlog’) had de hertog van Gelre een waardevolle troef in handen. Ondanks het fiasco van Nieuwpoort, waar Maarten aan krijgsgevangen- schap wist te ontkomen, werd Van Rossum aangesteld als veld- maarschalk. Vanaf dat moment wist hij zijn landsheer belangrijke diensten te bewijzen in de strijd tegen de omringende Habsburgers. Maarten van Rossum stelde zich er daarbij niet tevreden mee enkel de landsgrenzen te bewaken: hij deed waanzinnige uitvallen in vij- andelijk gebied en voerde een tijdlang het bewind over delen van Groningen, Overijssel en Utrecht.
Ongetwijfeld de grootste proeve van krijgskunst leverde Maar- ten toen hij in 1528 Den Haag binnenviel. In de nacht van 5 op maart van dat jaar verzamelde hij zijn troepen in een abdij buiten Utrecht. Van daaruit liet hij zijn leger oprukken. Hij viel ’s-Graven- hage binnen en ging daar drie dagen lang als een dolleman tekeer, waarna hij zijn troepen terugtrok.
Deze successen ten spijt kon Karel van Gelre zijn strijd tegen de oppermachtige Habsburgers niet volhouden. Zonder ooit zijn doe- len bereikt te hebben stierf hij in 1538. Na zijn dood probeerden zijn Gelderse onderdanen om het met protestantse Duitse vorsten- huizen op een akkoordje te gooien. Ze kozen Willem van Kleef en Gulik tot hun volgende landsheer. Willem had naar verluidt goede contacten met de Duitse Orde. De zet was vergeefs. In 1543 moest Willem zich gewonnen geven: grote stukken van Gelre gingen over Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
in handen van Karel V. Wat was er gebeurd? In 1542 was Maarten
van Rossum, nog steeds in dienst van Gelre, Brabant binnengetrok- ken en had daar op een afschuwelijke manier huisgehouden. Tal- loze dorpen werden onder zijn strooptocht tot de grond toe afge- brand. Dit ging Karel V te ver. Met een leger van 40.000 man viel hij Gelre binnen en wist het opstandige hertogdom eindelijk aan zich te onderwerpen. Op 7 september 1543 moest Willem van Gulik, tijdens een vernederende plechtigheid in een legerkamp bij Venlo, in gezelschap van verschillende grootwaardigheidsbekle- ders in Karel V zijn meerdere erkennen. De hertog van Gelre moest letterlijk een knieval maken en om vergiffenis smeken. Van Rossum als pion van Spanje
Althans, zo luidt de officie¨le lezing.
Een paar bijzonderheden plaatsen kanttekeningen bij deze ge- schiedenis. Meteen nadat Karel V in 1543 Gelre had verslagen promoveerde hij Maarten van Rossum, zijn grootste tegenstander, tot opperbevelhebber van zijn leger ter plaatse. Waar Willem van Gulik publiekelijk vernederd werd, daar werd Maarten als een bedreeven en kloek veldheer in zijn besoldinghe 89 aangenomen. Een onbekende pleitbezorger schreef de keizer een brief waarin hij de verrichtingen van Maarten aanprees en Karel aanspoorde om de inmiddels bejaarde aanvoerder in zijn gelederen op te nemen. Dat niet alleen, Maarten werd ook nog eens aangesteld tot gouverneur van Luxemburg. Als het Maartens plundertocht in Brabant was die de keizer ertoe bracht orde op zaken te stellen, dan is deze behande- ling op zijn zachtst gezegd opmerkelijk te noemen. Was er sprake van verraad?
Van Rossum, de ambitieuze veldheer, voelde de jicht in zijn bot- ten en besloot dat het tijd was om voor zijn eigen belangen op te komen. Gelre, wist hij, was een verloren zaak. Hij moest aan zijn eigen toekomst gaan denken. Zijn exorbitante krijgsbuit zou hem niet baten als hij in de onmogelijke strijd tegen de Habsburgse dynastie het loodje legde. Karel van Gelre was dood. De nieuwe Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
landsheer was iemand uit het verre Duitsland. Wat zou hij doen?
Zijn tanende hertogdom trouw blijven? Of zijn diensten aanbieden aan de hoogste bieder?
Maarten was, dat moeten we wel zeggen, niet helemaal onbe- kend met Karel V. In 1528 had Gelre een tijdelijk vredestraktaat getekend met de keizer, waarin was opgenomen dat de laatste in tijden van nood een beroep kon doen op de inzet van Maarten. Van Rossum was in 1529 door Karel V naar Brabant gestuurd, waar hij ’s-Hertogenbosch nog aandeed (naar verluidt verbleef Maarten een nacht in herberg De Roode Poort in de Hinthamerstraat). Maar in feite was Maarten toen nog steeds trouw aan zijn hertog, omdat hij kort daarvoor in het geheim naar de Franse koning was gestuurd om steun voor Gelre te verwerven. De geschiedenis schrijft ons voor dat Maarten tenminste tot 1543 in Gelderse dienst bleef. Maar was dat ook zo? Wat ook vreemd blijft, is dat Maarten er in de jaren 1542-43 in slaagde om heel Brabant met een relatief klein groepje vechtersbazen te brandschatten, terwijl Karel V meer dan genoeg manschappen bezat om hem tegen te houden. Toch gebeurde dit niet: Maarten kon ongestraft zijn gang gaan. Iets klopte er niet.
De promotie tot Spaanse bevelhebber kwam ons vreemd voor. Een leek zou veronderstellen dat Maarten van Rossum voor zijn daden beloond werd. Zou het kunnen dat Maarten in 1542 door Karel V was omgekocht? We gingen nog een stapje verder. Stel dat de Brabantse veldtocht op bevel van Karel V was gebeurd, en nı´e´t op bevel van Gelre? Kan Maarten gezwicht zijn voor de privileges die de Habsburgse keizer hem in het vooruitzicht stelde? Was zijn aanstelling tot gouverneur van Luxemburg een beloning voor be- wezen diensten? Dit zou enigszins verklaren waarom Maarten zo grondig tekeerging in Vught, waarbij het Huis van de Duitse Orde volledig in de as werd gelegd. Karel V kan een boodschap hebben willen sturen aan Willem van Gulik en zijn Duitse protestanten. Een waarschuwing wellicht. Bovendien ontpopte Karel V zich later als een vijand van de Duitse Orde, wier macht hij vreesde. Wellicht hield de veldheer er een verborgen agenda op na, een agenda ge- dicteerd door Karel V.
Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Van Rossum als pion van Gelre
Toch zijn er ook met deze lezing enkele problemen. Er wordt ge- zegd dat Maarten Vught brandschatte uit frustratie omdat hij Den Bosch niet kon innemen. Maar waarom spaarde hij dan Maurick? De Heyms waren vanouds vijanden van Gelre, en met Aert had hij in het bijzonder een fikse appel te schillen. Wat weerhield hem ervan het weerloze poorthuis te bestormen en de Heyms een duch- tig lesje te leren?
Kan het iets van doen hebben met het feit dat Goossen Heym, de eerste Heym in Maurick, door Karel de Stoute in het zadel was geholpen? Karel de Stoute, herinneren we ons, was de overgroot- vader van keizer Karel V. In die tijd was hij zowel hertog van Brabant als van Gelre. Karel V had de stoffelijke resten van zijn befaamde familielid vanuit Frankrijk naar Brugge gebracht. Moge- lijk verbood de keizer Maarten het huis van de Heyms aan te vallen.
Misschien had Maarten, toen hij Vught plunderde, iets anders aan zijn hoofd; iets wat zo belangrijk was dat hij een kans om wraak te nemen op de Heyms aan zich voorbij liet gaan. Werd hij door de keizer teruggeroepen? Of kwam hij iets doen in Vught en was hij belast met een specifieke opdracht? Was hij ergens naar op zoek? En als dit al het geval was, gebeurde dit in dienst van de Gelderse hertog, o´f in dienst van de keizer? Had de keizer verno- men van de schatten in Vught, van verborgen kostbaarheden in handen van de Duitse priesters? Was het niet Den Bosch, maar Vught waarop Maarten van Rossum zijn zinnen had gezet? De theorie werpt in beide gevallen obstakels op. Als Karel V, vijand van de Duitse Orde, op zoek was naar de schat, waarom spaarde hij dan Maurick? Alleen maar omdat de bewoners hem in het verre verleden een dienst hadden bewezen? Werkte Maarten dan toch in opdracht van Gelre? Willem van Gulik, de opvolger van de Gelderse hertog was, naar zijn benoe- ming te oordelen, een man met grote invloed in de Duitse gebieden. Wat Duitsland betreft was hij Willem V van Kleef, bijgenaamd Willem de Rijke. Afgezien van Kleef was hij hertog van Berg en Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
graaf van Mark en Ravensberg. Hij was de enige zoon van hertog
Johan III van Kleef, en kon bogen op een reeks illustere voorgan- gers die de weg in Gelre en Kleef voor hem geplaveid hadden, en die sinds mensenheugenis warme contacten hadden met de Duitse adel. De heerschappij over Gulik was via de schoonfamilie van zijn vader in zijn handen terechtgekomen. Die schoonfamilie telde onder andere hertog Willem III van Gulik en Berg, ridder in dienst van de Duitse Orde en deelnemer aan kruistochten naar Pruisen. Maar de Kleefse en Gelderse families, hoe innig ook, hadden elkaar sinds jaar en dag bestreden in een uitputtende serie successieoor- logen. De vete met het Kleefse gebied was bovendien terug te voe- ren op de strijd tussen Brabant en Gelre en de heimelijke betrok- kenheid van de Duitse Orde.
De Gelderlanders haalden met Willem V van Kleef, van wie werd vermoed dat hij nog altijd nauwe banden had met de Duitse adel, dus een oude vijand, binnen in een poging een veel grotere vijand – Spanje en de Habsburgers – buiten de deur te houden. Het is zelfs mogelijk dat de Gelderse onderdanen hoopten dat Willem zijn connecties met de Teutonen zou aanwenden. Maar Gelre kocht een kat in de zak. Of Willem van Gulik ooit daadwerkelijk geprobeerd heeft om Gelre voor Habsburg te behoeden is niet zeker. Vaststaat dat de gehoopte alliantie met de Duitse vorsten- huizen nooit tot stand kwam. Blijkbaar had de Duitse Orde, voor zover die nog bestond, haar interesse in het Gelderse gebied ver- loren. Of mogelijk stonden er intussen andere belangen op het spel. De Nederlanden waren niet langer het soevereine gebied van hertogen, maar onderhorig in een machtsstrijd die zich op veel hoger niveau afspeelde. Het waren Europese grootmachten die om de macht streden. In 1514, ten tijde van de oorlog tussen Hol- land en de Wendische Hanzesteden (waaronder Lu¨beck en Ham- burg) had Karel van Gelre nog geprobeerd de Duitse Hanze bij het conflict te betrekken. De Noord-Duitse Hanzesteden hadden hier baat bij omdat ze in een hevige concurrentiestrijd verkeerden met de Hollandse handelscentra – Amsterdam in het bijzonder. De uit- nodiging van Gelre werd overwogen maar uiteindelijk te ambitieus Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
bevonden.90 Als er gelieerd moest worden, dan in grotere eenheden
dan het hertogdom Gelre.
Maar wellicht kwam de Duitse Orde haar schat terughalen. Wan- neer we aannemen dat Maarten wel voor Willem van Kleef (en de Duitse Orde) werkte, dan verklaart dit misschien waarom hij Mau- rick niet mocht aanvallen: omdat dit voor de Teutonen nog steeds een heilige plek was. Maar waarom werd het commandeurshuis dan we´l platgebrand? Bovendien is het dus onaannemelijk dat Wil- lem kon rekenen op de steun van de Duitsers. Werkte hij dan op eigen houtje? Het is mogelijk dat hij van de schat wist en zijn veld- heer stuurde om hem op te halen.
Het was niet de laatste keer dat we op een dergelijk netwerk van raadsels en intriges zouden stuiten. Ee´n ding werd wel duidelijk: het Geheim van Zionsburg dook weer op.
De archieven van de Duitse Orde
Nog steeds zeggen al deze gebeurtenissen ons niets over de identi- teit van dit ‘geheim’, hoogstens dat er uitvoerig mee gesleept wordt. Als we proberen te achterhalen wat de schat kan zijn die door de Duitse Orde of andere partijen bewaakt werd, kunnen we lustig in het rond speculeren. Er zijn ontelbare boeken geschreven, met name in de afgelopen paar jaar, over de schatten van de tempelrid- ders in Jeruzalem. Geroofde kostbaarheden uit de Heilige Stad zijn daarbij nog de meest bescheiden mogelijkheid. Gesproken wordt over de Graal, de Ark des Verbonds en de bloedlijn van de Heiland zelf. Kruisvaarders uit de elfde en twaalfde eeuw zouden onder de Tempelberg gegraven hebben en een geheim geborgen hebben dat via talloze omwegen naar Europa werd gevoerd. Een in zwang ge- raakte theorie wil dat de tempeliers zich in het zuiden van Frankrijk vestigden en in de streek van de Languedoc een ketterse orde of zelfs een koningshuis hebben opgericht. Dit leek in verband met ons eigen verhaal vergezocht. We hadden nog niet genoeg informa- tie om hier iets zinnigs over te zeggen. Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Een kostbaarheid waarvan we we´l weten dat zij zich in het Duitse
Huis te Vught bevond, betreft niet een heilig voorwerp, maar de archieven van de Duitse Orde in Vught. De archieven hebben we eerder kortstondig vermeld in verband met de oprichting van het Duitse Huis. De eerste honderd jaar van het bestaan van de Vughtse orde zijn ze bijna helemaal verdwenen. Onderzoekers in Du¨sseldorf verklaren dat ze geen opheldering verschaffen over de oprichting. Vervalsingen uit latere tijden pogen het bezit en de tol- rechten aan verschillende lieden toe te wijzen. De Duitse Orde zelf blijft in het duister omtrent haar eigen claims. Pas in de vijftiende en zestiende eeuw komt er een meer coherente geschiedschrijving op gang. Juist dan gaat het weer mis; Maarten van Rossum brandt het commandeurshuis plat.
Om een lang verhaal kort te maken, kunnen we zeggen dat de archieven van Vught vanaf het rampjaar 1543 zodanig verspreid raakten, dat niemand meer op de hoogte was van de ware verblijf- plaats, noch van het oorspronkelijke belang ervan. Hebben ze aan- wijzingen over de schat bevat? We weten het niet. Het Archief van Luther van Brunswijk
Het Geheim werd zoals we zagen via Kleef overgebracht naar Vught ten tijde van grootmeester Siegfried von Feuchtwangen. Het Pact van Woeringen had de eer deze taak tot uitvoering te brengen, waardoor de pactleden voor eeuwig aan de Duitse Orde verbonden zouden blijven. Zij handelden trouw haar zaakjes af en traden op als stoottroepen wanneer de Teutoonse belangen moes- ten worden zeker gesteld. Tegelijkertijd zetten zij de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap op in ’s-Hertogenbosch om te waken over het Geheim. Maar mogelijk raakte de kennis in de loop der tijd verloren. Den Bosch werd weliswaar door Hanzelieden beschouwd als een belangrijk religieus centrum, maar ook voor hen was het niet geheel duidelijk wat nu precies het object van verering was. De Duitse Orde werd in de tussentijd volledig in beslag genomen door haar oorlog met Polen. Hoewel Vught nog altijd werd geprote- Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
geerd door de orde en de hertogen van Brabant lijkt het erop dat
het belang van het heilige landschap allengs in de vergetelheid raakte. Had Von Feughtwangen de kennis opzettelijk verloren la- ten gaan, anticiperend op toekomstige ontwikkelingen binnen de orde zelf? Hier valt wat voor te zeggen. Aan de andere kant waren de leden van het Pact van Woeringen natuurlijk ook op de hoogte. De vraag die wij ons stelden luidt: zouden er nog aanwijzingen hebben kunnen rondslingeren in kasteel Marie¨nburg in de jaren na de verplaatsing van het Geheim? Bestond er nog een verslag, notulen, wat dan ook, waarin de Duitse Orde de oorspronkelijke gebeurtenis uit het begin van de veertiende eeuw heeft vastgelegd? Bekend is dat de orde wel degelijk over een bibliotheek beschikte waarin alle akten, contracten en reisverslagen werden bewaard. Het was de achttiende grootmeester van de orde, Luther van Brunswijk, die zich in het bijzonder zou ontfermen over het archief en die erom bekendstond een grote belangstelling te hebben voor de wortels van de orde waaraan hij leiding gaf. Geboren uit een Welfisch huis dat door Hanzeoprichter Hendrik de Leeuw was ge- sticht, zwaaide hij de scepter in Marie¨nburg in de periode 1331 tot 1335. Zijn vader, Albrecht, was hertog van Brunswijk en zijn broer ridder van de Duitse Orde. Door zijn contacten en familierelaties zat Luther dus in het kloppende hart van zowel de Hanze als de Duitse Orde. De relatie met de Brabantse hertogen was toen boven- dien al zeer goed, aangezien zijn vader was getrouwd met de doch- ter van hertog Hendrik II van Brabant. Ten tijde van Luthers groot- meesterschap zat de Duitse Orde in haar glorietijd en ook het Pact van Woeringen draaide inmiddels op volle toeren. Op zijn troon in Marie¨nburg ontving hij de pactleden op hun frequente Pruisenrei- zen en gaf hen de nodige instructies. Omdat Luther pas vanaf als ridder op het hoofdkwartier in Marie¨nburg verbleef, is het de vraag of hij ook daadwerkelijk afwist van de verplaatsing van het geheim, dat onder auspicie¨n van zijn voorganger naar Vught was overgebracht. Helaas is er over Luther nagenoeg niets bekend. Hij werd door latere Teutonen niet gezien als een groot krijger. In de annalen van de Duitse Orde zelf staat hij vooral te boek als kunst- Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
minnaar en archivaris. Naar verluidt was hij de eerste grootmeester
die een bibliotheek stichtte, naast een weelderige schatkamer ge- vuld met vroegchristelijke relikwiee¨n. Hij was bijvoorbeeld trots op zijn bezit van het hoofd van de heilige Sint Barbara, een christe- lijke martelares. Luther was verzot op religieuze voorwerpen en moet de geschriften van Wolfram von Eschenbach en andere eer- stelingen aan het hof van Thu¨ringen goed bestudeerd hebben. Zijn belangstelling ging echter niet alleen uit naar literaire meesterwer- ken. Naar verluidt was Luther in het bezit van historische verslagen vanaf het ontstaan van de Duitse Orde, de middeleeuwse equiva- lenten van geheime interne memo’s. Alles wat met het ontstaan van de ridderorde te maken had, mocht zich verheugen in de belang- stelling van de grootmeester. Luther van Brunswijk kan dus in alle opzichten beschouwd worden als het geheugen van de Duitse Orde en precies om die reden was hij ons opgevallen. Hoewel Luther gedoemd was een voetnoot van de geschiedenis te worden, zou menig groot vorst na hem dankbaar gebruik maken van zijn in- spanningen. We zullen nog zien dat ook zijn nageslacht meer be- lang leek te stellen in oude manuscripten dan in oorlogsvoering. Precies driehonderd jaar na zijn grootmeesterschap zou de grootste bibliotheek van Europa aan het hof van Brunswijk worden geı¨n- stalleerd.
Wat de documenten uit Vught bevatten bleef vooralsnog een raad- sel. We zullen ruim honderd jaar verder moeten gaan voordat het Geheim van Zionsburg, wat het ook is, weer opduikt. Wat later zullen we zien wat er met de commanderij van Vught gebeurde na de brand. In de tussentijd wordt de situatie hevig gecompliceerd door het uitbreken van wat we de Tachtigjarige Oorlog of de Op- stand zijn gaan noemen. Er staan belangrijke gebeurtenissen op stapel. De Nederlanden gaan zich losmaken van Spanje. Brabant zal het terrein worden van een heftige vrijheidsstrijd, een strijd die bovendien nieuwe feiten en merkwaardigheden aan het licht brengt.
In het voorjaar van 1555 overleed Maarten van Rossum. Hij bevond zich in Charlemont in het huidige Frankrijk toen hij geveld Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
werd door de pest. Hij werd in Rossum begraven. Na zijn dood
kwam zijn positie als opperbevelhebber van het keizerlijke Maas- leger vrij. De post bleef niet lang onvervuld. In hetzelfde jaar werd een gretige jongeling als zijn opvolger aangesteld. Zijn naam? Willem van Oranje.
Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Hoofdstuk Willem van Oranje
Het Huis Oranje
Het Huis van Oranje wordt wel eens ten onrechte teruggevoerd op Guillaume d’Orange, een legendarische figuur uit de vroege Mid- deleeuwen. Het misverstand wordt begrijpelijk als we de Franse naam vertalen naar het Nederlands: Willem van Oranje. Guil- laume, die vermoedelijk rond het jaar 752 geboren werd, is natuur- lijk niet dezelfde als Vader des Vaderlands Willem van Nassau. De naam Oranje werd door beide families (die van Guillaume en Wil- lem) gevoerd omdat de telgen zich in verschillende perioden van de geschiedenis Prins van Oranje (Orange) mochten noemen. Orange is een klein stadje ten noorden van Avignon in het departement Vaucluse. Het was jarenlang het epicentrum van de handel in si- naasappelen, en het zou voor de hand liggen dat het stadje haar naam aan deze vrucht te danken heeft. Er wordt echter ook wel gezegd dat het andersom is, en dat de Fransen hun vrucht juist naar de stad genoemd hebben.
Orange is een oeroude stad. De oorspronkelijke naam van de stad was Arausio en ze werd omstreeks 35 voor Christus gesticht door soldaten van het Tweede Gallische Legioen. Arausio was een plaatselijke Keltische watergod. De legerplaats of kolonie werd voluit Colonia Julia Firma Secundanorum Arausio genoemd. Een kleine tachtig jaar eerder was de omgeving het decor voor een vernietigende veldslag tussen de Romeinen en de vroeg-Germaanse stammen, de Kimbren en de Teutonen. De Romeinse troepen leden een overweldigende nederlaag: van de 120.000 soldaten overleef- Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
den er volgens de overlevering slechts 10. De Romeinen lieten even-
wel een prachtige triomfboog (ter ere van keizer Tiberius) en een indrukwekkend amfitheater achter.
Rond het jaar 793 verscheen dus Guillaume d’Orange ten tonele. We weten weinig van deze mysterieuze figuur, en wat we weten is voornamelijk gebaseerd op legenden en volksverhalen. Dante geeft hem een eervolle plaats in de Paradiso, waar hij temidden van medepaladijnen Renier van Auvergne en Godfried van Bouillon vertoeft. Hij zou een kleinzoon van Karel Martel zijn geweest, de hofmeier van de Frankische vorsten die bijna eigenhandig de Mo- ren uit Frankrijk had gejaagd. Daarnaast was hij een neef en een paladijn van Karel de Grote en doet in dat opzicht denken aan de Roland uit de Rolandsage. Net als Roland vocht hij in het zuiden tegen de Saracenen, en bij een van die gevechten werd er een stuk van zijn neus afgehakt, wat hem de bijnaam Guillaume au Court Nez opleverde: Willem met de Korte Neus. Later werd dit ook wel verbasterd tot Guillaume au Cornet, Willem met de Hoorn. Tij- dens de strijd slaagde hij erin het gebied rond Arausio te veroveren, en als dank voor geleverde diensten kreeg hij de streek door Karel de Grote tot leen, waarmee hij dus de eerste graaf van Orange werd. Aan het einde van zijn leven kreeg hij berouw voor zijn schavuitenstreken als roofridder en stichtte een klooster om zich in terug te trekken. Rond 812 overleed hij. Zijn nazaten wisten het graafschap in 1163 met toestemming van de Duitse keizer Frederik Barbarossa tot prinsdom te verheffen en de titel Prins van Orange op gelijke voet te brengen met die van de heersers over de andere soevereine vorstendommen in Europa. Verschillende huwelijken met rijke vorstenhuizen brachten Orange in handen van het Huis van Chaˆlon.
De afkomst van Guillaume d’Orange staat echter helemaal niet vast. De ene keer is hij van Mengrovische of Merovingische bloede, dan weer is hij van joodse afkomst (Willem de Haakneus). Tot twee keer toe werd hij door het Vaticaan heilig verklaard; hij was Sint Willem van Oranje en zijn feestdag is 30 april, toevallig ook nog eens Koninginnedag. Hij wordt soms genoemd als graaf van Raze`s Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
in Zuid-Frankrijk, van Toulouse en zelfs van Barcelona. Zijn schild
droeg de leeuw van Juda, door gretige Oranjespeurders wel eens gezien als de voorloper van de Nederlandse Leeuw. Als mythische persoon wordt hij in verband gebracht met de graallegenden, en zelfs bestempeld als bewaker van de Heilige Graal. Het valt te begrijpen dat een joodse mysticus annex roofridder die door het Vaticaan tot twee keer toe heilig werd verklaard en ook nog eens met esoterische graallegenden wordt verbonden geen vooraan- staande plek inneemt in de entourage van het protestantse Neder- landse koningshuis.
De broedertwist:
Willem van Oranje-Nassau en Filips II
Keizer Karel V trouwde met Isabella van Portugal en op 21 mei van het jaar 1527 werd prins Filips geboren, die als Filips de Tweede, heerser van een wereldrijk, de geschiedenis zou ingaan. Filips II, de Spaanse koning, is in Nederland vooral geboekstaafd als de grote boosdoener, de onderdrukker van de Nederlandse vrij- heidsstrijd en de tiran die zijn huiveringwekkende waakhond, de hertog van Alva, op zijn onderdanen losliet. Maar vanuit een zui- ver katholiek standpunt was hij een uiterst vrome monarch, die al zijn krachten inzette om de eenheid van de Rooms-Katholieke Kerk te herstellen en het protestantisme te bestrijden. Tijdens zijn leven viel het hem zwaar om in de voetsporen van zijn vader te treden. Hij had zijn vader, de grote keizer en de onverschrokken veldheer, altijd bewonderd en gevreesd. Als oudste zoon had hij niet veel concurrentie te duchten, maar toch bleef hij altijd streven naar Karels goedkeuring. Die goedkeuring kwam onder druk te staan toen hij hem onverwacht moest delen met een bedaarde maar opgewekte jongeman die in 1544, op elfjarige leeftijd, voor het eerst op het toneel verscheen.
In dat jaar kreeg Karel V de voogdij over het neefje van een rijke edelman uit Orange. Orange was zoals gezegd een klein, maar Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
soeverein vorstendom in Zuid-Frankrijk. Door erfopvolging was
het in handen gekomen van het Huis Chaˆlon. Een telg uit dit ge- slacht had vermaardheid bereikt tijdens de ontwikkelingen rond de tempeliers uit Zuid-Frankrijk. Toen de tempelridders op 13 okto- ber 1307 werden uitgeroeid, was het een ridder uit de tempelorde, Hugo de Chaˆlon, die de geheime schatten in veiligheid bracht. Volgens sommigen deed hij dit op Orange. De rijke edelman met wie Karel V te maken kreeg was Rene´ van Chaˆlon. Rene´ had het nog opgenomen tegen Maarten van Rossum. Zijn ouders waren Hendrik III van Nassau-Breda en Claudia van Chaˆlon-Orange. Uit dit huwelijk tussen het adellijke Franse ge- slacht Chaˆlon en het Duitse huis van Nassau kwam een nieuwe voorname dynastie voort: de Oranje-Nassau’s. Rene´ was dan ook de eerste die de geslachtsnaam Oranje-Nassau voerde. Hij werd ‘Prins van Oranje’ genoemd. Toen hij in een veldtocht tegen de Fransen door een kogel werd gedood, werd er voor een opvolger naar het Duitse Dillenburg gekeken, waar een oom van Rene´ woonde. De Nassause familie bewoonde het kasteel van Dillen- burg en deed haar best om in het verscheurde en door oorlog ge- teisterde Europa niet op te vallen. Voor zijn dood had Rene´ in zijn testament laten vastleggen dat zijn nalatenschap in handen zou komen van zijn neefje Willem. Willem was in 1533 op het kasteel geboren als zoon van Willem van Nassau – bijgenaamd ‘de Rijke’ – en Juliana van Stolberg, en opgegroeid in een gezin van zeventien kinderen. Hij leefde een zorgeloos leventje, ver van de belangrijke gebeurtenissen uit die tijd. Rene´’s vader Hendrik was een jeugd- vriend van Karel V en de kinderloze Rene´ had zijn neefje alleen maar in zijn wilsbeschikking gezet om de keizer een plezier te doen. De vader van Willem was in 1543 overgegaan op het luthe- ranisme, en Karel wilde niet dat het vorstendom Orange na de dood van Rene´ in protestantse handen overging. Dus werd de kleine Willem opeens de prins van een fabelachtig rijk vorstendom, en daarmee een van de rijkste edellieden van Eu- ropa. Hij werd Willem van Oranje-Nassau. Omdat hij nog maar elf jaar was, werd er gezocht naar een voogd. Keizer Karel zag het al gebeuren dat de jongeling, de toe- Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
komstige prins, in Duitsland zou worden onderworpen aan een
antikatholieke opvoeding, en om dat te voorkomen wierp hij zich op als voogd: hij liet hem overkomen uit Duitsland en bracht hem naar het Habsburgse hof in Brussel. Daar werd hij enorm in de watten gelegd: hij kreeg dure kleren, kamerheren, bedienden en werd deelgenoot gemaakt van het exorbitante hofleven. Hij werd zorgvuldig weggehouden van zijn lutherse vader. Wel kreeg hij er een andere vader voor terug: Karel V vatte genegenheid op voor de jongen. Wat de keizer precies in hem zag weten we niet, maar hij was zo op zijn prote´ge´ gesteld dat hij hem zelfs toestond geheime vergaderingen bij te wonen als alle andere hovelingen verzocht werden te vertrekken. De charmes van Willem waren zelfs zo ge- prononceerd, dat de hardvochtige zus van Karel, Maria – konin- gin-weduwe van Hongarije – hem ten overstaan van derden haar zoon noemde.
Maar Willem van Oranje-Nassau liet zich niet helemaal inpak- ken door de betoveringen van het hofleven. Hij reisde graag door naburige contreien, werd verliefd op de Nederlanden en vatte sym- pathie op voor de boerenbevolking. Willem had een andere toe- komst voor ogen dan die van hoveling of dienaar van de Habsbur- gers. Maar hij hield zijn plannen voor zich. Deze eigenschap, de neiging om nooit zijn eigenlijke gedachten en bedoelingen te uiten, zou hem later de bijnaam ‘de Zwijger’ opleveren. Zijn ware gezicht bleef verborgen achter zijn eeuwig toeschietelijke glimlach. Mogelijk dat Filips II iets dergelijks vermoedde toen hij zijn ri- vaal voor het eerst ontmoette. Dat was bij een banket ter ere van zijn aankomst in Breda waarbij de zestienjarige Willem optrad als gastheer. Of de genegenheid van hun vader meespeelde is niet ze- ker, maar de twee broers mochten elkaar al meteen niet. Willem was alles wat Filips niet was: populair, vlot, toegankelijk, atletisch, intelligent, laconiek en makkelijk in de omgang; allemaal eigen- schappen die Filips zowel verfoeide als benijdde. Ze begroetten elkaar als broeders, maar niet van harte. Onder het uitwisselen van plichtplegingen en beleefde glimlachen verklaarden de twee hun vriendschap aan elkaar. Willem werd de vriend en vertrouwe- ling van Filips; Filips benoemde hem tot stadhouder over de ge- Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
westen Utrecht, Holland en Zeeland en werd de peetvader van zijn
eerste kind. Maar Filips’ eerste indruk had hem niet misleid. Dit pleegbroertje, dat hij met argusogen bekeek, zou een van zijn grootste vijanden worden.
Een paar maanden na de ontmoeting tussen Filips en Willem deed Karel V afstand van de troon. Hij was er niet in geslaagd de eenheid binnen de katholieke kerk te herstellen en werd geteisterd door jicht en gekweld door de last van het keizerschap. Hij was 55 en wilde zich terugtrekken in een klooster in Spanje om daar in alle rust zijn laatste jaren te slijten. De Oostenrijkse bezittingen liet hij na aan zijn broer Ferdinand omdat de Duitse keurvorsten daartoe besloten, maar Filips kreeg de rest van het rijk. Als Filips II werd hij koning van Spanje. Filips was 28 en vast van plan het Spaanse rijk, met inbegrip van de Nederlanden, onder zijn bewind te brengen. De Lage Landen waren onder Karel tot een politieke eenheid ge- worden en bestonden uit 17 gewesten: de Zeventien Verenigde Nederlanden. Filips II was dus de opvolger van zijn machtige va- der. Maar tijdens de abdicatie die op 25 oktober 1555 in de grote zaal van het slot te Brussel plaatsvond, leunde de vermoeide Karel op de schouder van Willem. De introverte Filips was zo aangesla- gen dat hij zijn schutterende troonrede moest afbreken en hem door Antoine Perrenot, de latere kardinaal Granvelle, liet voorle- zen. Karel V trok zich terug en stierf drie jaar later. Filips II ontpopte zich als een besluiteloze koning die bij het volk maar matig geliefd was. Hij was sober en ernstig, gespeend van elke vorm van humor of luchthartigheid, en wist niet hoe hij zich bij zijn onderdanen gewild moest maken. Tijdens zijn inaugurele reis door de Lage Landen had zijn starre houding hem bijna legen- darisch onbemind gemaakt. Het enige echt grote werk dat hij tij- dens zijn leven tot stand bracht was de bouw van een reusachtig paleis in de bergen buiten Madrid: het Escoriaal. Het Escoriaal was paleis, klooster, museum en mausoleum tegelijk. Het was hier dat de koning zijn immense verzameling boeken en kunstvoorwerpen bijeenbracht. Het is nog interessant om te vermelden dat Filips een buitengewone interesse had in het occulte. Ondanks het feit dat hij Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
bijna overdreven katholiek was, ging zijn belangstelling uit naar
astrologie, mystiek, alchemie en toverkunst: bij zijn dood bezat hij meer dan tweehonderd boeken over magie en tovenarij. Aanvankelijk bleven de contacten tussen hem en Willem van Oranje goed. Hij gebruikte de groeiende populariteit van zijn pleegbroer om greep te houden op de wantrouwige Nederlanden. Daarnaast stuurde hij hem eropuit om handelsbetrekkingen aan te knopen en fondsen te verwerven bij rijke edellieden. Ook bij de vredesbesprekingen met Frankrijk was het de Prins van Oranje die het woord mocht voeren. Maar dat pragmatisme hield niet lang stand. Filips was een idealist. Hij putte de Spaanse schatkist uit in pogingen een onverdeelde katholieke staat te stichten, maar het gevolg was dat de economie verslechterde. De economische belangen moesten wijken voor het religieuze ideaal van een katho- lieke supernatie. Filips wenste geen rekening te houden met zijn onderdanen in de Lage Landen en bleef de gewesten bestoken met katholieke verordeningen. Het eerste conflict met Oranje diende zich aan in de persoon van Granvelle.
Keizer Karel had bij de opvoeding van Willem e´e´n jammerlijke vergissing gemaakt: op 8 juli 1551 liet hij zijn pupil trouwen met Anna van Egmond, erfgename van de graaf van Buren. Willem kreeg zijn eigen kasteel in Breda, en met dat kasteel de onafhanke- lijkheid die hij in Brussel niet had. In Breda waren er geen Habs- burgers om hem op de vingers te kijken. De jonge prins kon onge- stoord zijn gang gaan.
Willem van Oranje begon zich steeds meer te bezinnen op zijn rol. Hij bevond zich in een loyaliteitsconflict tussen Filips en de protestantse gemeenschap in de Nederlanden. Naar buiten toe wekte hij de indruk op de hand van de koning te zijn, maar intussen had hij spionnen aan het Spaanse hof die alle verrichtingen van Filips nauwlettend in de gaten hielden. Op oudejaarsavond van het jaar 1564 liet hij in een toespraak in de Raad van State voor het eerst het achterste van zijn tong zien: ‘Hoezeer ik ook aan het katholieke geloof gehecht ben,’ zei hij, ‘ik kan niet toelaten dat koningen over het geweten van hun onderdanen heersen en hen Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
de vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen.’ Met deze woorden
keerde hij zich voor de eerste maal nadrukkelijk tegen Filips. Ondanks de harde taal van Filips stuurde Willem van Oranje niet aan op een revolutie. Hoewel hij bij de Spaanse koning onder verdenking stond, was hij nog steeds stadhouder in dienst van Spanje. Als goed katholiek zou hij bij een calvinistische volksop- stand nog altijd aan het kortste eind kunnen trekken. Maar zijn diplomatie kon niet voorkomen dat in 1566 de beeldenstorm los- barstte.
Filips was razend. Eindelijk nam hij een koninklijk besluit dat grote gevolgen zou hebben. Don Fernando Alvarez de Toledo, de gevreesde hertog van Alva, kreeg de opdracht een leger bijeen te brengen om met de opstandige Nederlanders af te rekenen. Het was het begin van een oorlog die pas tachtig jaar later met de Vrede van Mu¨nster tot een officieel einde zou komen. Willem van Oranje keerde zich voorgoed tegen zijn pleegbroer. Zijn landheer was nu zijn grootste vijand. Alva en de Spaanse Furie
Toen Don Fernando van Alva belast werd met het tot de orde roepen van ketterse Nederlanders was hij 60 jaar oud. De man die op zijn zestiende gedichten schreef, moest zich nog eenmaal in het harnas hijsen; het was een opdracht waar hij niet op zat te wachten, maar niettemin wist hij in minder dan geen tijd een groot leger op gang te brengen. Toen Alva door zijn leenheer naar de Nederlanden werd gestuurd, was dat om spijkers met koppen te slaan. Omdat Frankrijk hen nog steeds vijandelijk gezind was, voer het leger in mei 1567 met 37 galeien naar Italie¨ en van daaruit over land naar de Nederlanden. De al indrukwekkende strijdmacht werd in Luxemburg nog eens aangevuld door 8000 Duitse huur- soldaten. Dat deze aanwas voor het overgrote deel uit lutheranen bestond, mocht de pret niet drukken.
Toen het nieuws van de naderende Spanjaarden in de Nederlan- den doordrong, pakten vele protestanten hun biezen. Onder hen Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
was Willem van Oranje; hij geloofde niet in een luthers verweer en
ook niet in de steun van de Duitsers, hoewel later zou blijken dat Dillenburg zich uitstekend leende als wervingscentrum in de Duitse contreien. De Spaanse hertog liet zijn vredesmacht oprukken naar Brussel, waar hij naarstig aan het werk ging. Op 5 september, vijf dagen na aankomst in Brussel, installeerde hij de Raad van Beroer- ten, door het volk ook wel de Bloedraad genoemd, bedoeld om ketters en rebellen te vonnissen. De Raad van Alva verrichtte hon- derden arrestaties per dag. Er volgden talloze martelingen, confis- caties, gedwongen bekentenissen en executies. Er zijn verschillende aanwijzingen die erop duiden dat tussen de vijf- en zesduizend mensen het slachtoffer zijn geworden van de Bloedraad. Recente, meer geloofwaardige cijfers spreken van duizend doden. Bezittin- gen werden in beslag genomen, edellieden werden verbannen, ge- folterd of in gevangenschap vermoord. Maar de Spaanse Furie werkte averechts. Hertog Alva slaagde er met zijn gruwelbewind alleen maar in de haat van de oproerlingen aan te wakkeren, en zichzelf tot in lengte van dagen berucht te maken als de grootste tiran die de Nederlanden ooit hadden gekend. Willem van Oranje bleef in Dillenburg en hoedde zich er wel voor om voor de Raad van Beroerten te verschijnen. Dat zijn ka- tholieke inslag begon te slijten blijkt uit het feit dat zijn zoon Mau- rits in Duitsland een lutherse doop kreeg. Toch bleef hij niet lang van het strijdtoneel verwijderd. De meer dan 20.000 bannelingen die de Nederlanden ontvlucht waren en zich ophielden in Frank- rijk, Engeland en Duitsland, zagen in hem hun aanvoerder. Het is moeilijk te zeggen wat Willem deed besluiten die rol defi- nitief op zich te nemen. Het moet een grote stap zijn geweest om zich aan de zijde van de opstandelingen te scharen en de wapenen op te nemen tegen het vorstenhuis dat hem als een zoon had bin- nengehaald: Karel V was hem tot vader geweest, zijn zus Maria noemde hem haar zoon. Willem had zijn titel, zijn rijkdom, zijn status en zijn opleiding aan de Habsburgers te danken. Nu stond hij op het punt het zwaard ter hand te nemen, zijn geloof te ver- werpen en als een vogelvrije renegaat de strijd met Alva aan te gaan. Hoewel hij beweerde het alleen op te nemen tegen de be- Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
roerde Alva en nı´e´t tegen Filips (De koning van Hispanje heb ik
altijd gee¨erd, zegt het Nederlandse volkslied dat rond deze tijd werd geschreven) wist Willem maar al te goed dat de ingeslagen weg hem in conflict met de koning zou brengen. Willem had grote plannen met Nederland, dat was duidelijk, plannen die niets te maken hadden met Spanje of het herstellen van de katholieke kerk. Aan het groepje ongeorganiseerde vrij- heidsstrijders had hij niets. Zij waren met te weinig. De Neder- landse vluchtelingen die het ruime sop hadden gekozen en zich de ‘Watergeuzen’ noemden, waren nuttige maar grillige bondgenoten. Hij besefte dat hij op Europees niveau steun zou moeten verwer- ven. Als hij het tegen de Spaanse grootmacht ging opnemen, dan was er geld nodig, veel geld. Er zou materie¨le, logistieke en mis- schien zelfs militaire ondersteuning moeten komen. En meer dan dat: een andere Europese mogendheid met invloed in de regio zou zijn plan op een moreel niveau moeten schragen. Zonder de goed- keuring van ten minste e´e´n belangrijke vennoot had de ontluikende en kwetsbare Republiek geen schijn van kans. Maar waar zou die steun vandaan moeten komen? Wie zou zijn campagne tegen de machtige Spanjaarden willen seconderen? Frankrijk niet, dat was te wispelturig. Afhankelijk van de koning kon de publieke opinie zowel naar het protestantisme als het katholicisme doorslaan. In de Bartholomeu¨snacht van 1572 zou op massale schaal worden afge- rekend met de protestanten in het land: naar schatting honderd- duizenden hugenoten (Franse lutheranen) werden in e´e´n nacht over de kling gejaagd. Denemarken misschien, of Engeland: Koningin Elizabeth I liet immers watergeuzen toe in haar havens. Maar de Britse gastvrijheid duurde niet lang en beroofd van een haven wer- den de geuzen gedwongen de invasie te vervroegen: op 1 april werd het plaatsje Den Briel in de provincie Zuid-Holland ingeno- men. Willems eigen poging om daarop Brabant binnen te vallen stuitte op de Spaanse overmacht en zijn opstandelingenleger werd teruggedreven.
Wie was er nog over?
We weten dat Duitse vorsten officieel weinig tot niets hebben bijgedragen. De Duitsers hadden er toch baat bij als de Nederlan- Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
den onder gereformeerde heerschappij kwamen, maar misschien
wilden ze een openlijke oorlog met het machtige Spanje vermijden. Keizer Maximiliaan was nog steeds vermaagschapt aan het Spaanse koningshuis en piekerde er niet over om zich tegen de familie te keren. Willem drong aan. Als we kijken naar het Wilhel- mus, dat omstreeks 1570 voor het eerst verscheen, dan zien we een paar opmerkelijke zaken. Coen Free stelt91 dat het huidige volks- lied niet zozeer bedoeld is om de van Oranje beroofde Hollanders een hart onder de riem te steken, maar om Duitse investeerders over de streep te trekken. Allereerst presenteert Willem zich al in de eerste strofe als een Duitser (immers: ben ik van Duitsen bloed) en daarnaast noemt hij zich nadrukkelijk Wilhelmus van Na- ssouwe, en nie´t Willem van Oranje. Het is zijn manier om te zeggen dat hij e´e´n van hen is, een lid van de Duitse adel. Impliciet bepleit het Wilhelmus dus het intrinsieke Duitse belang in de Nederlandse vrijheidsstrijd. Als we dan ook nog weten dat er van het Wilhelmus Duitse versies in omloop werden gebracht, lijkt het verhaal rond. Den vaderland getrouwe, laat de dichter Willem zeggen, maar we´lk vaderland is hij getrouwe...?
Het is niet zo dat Engeland, Frankrijk en Duitsland geen sympathie hadden voor Willems plannen – Willem stond op goede voet met koningin Elizabeth van Engeland, Catharina de Medici, koningin- moeder van Frankrijk, e´n met Maximiliaan – maar iedereen schijnt in die tijd getwijfeld te hebben of ze met de onbesuisde Prins van Oranje wel op het juiste paard wedden. Duitse vorsten ontvingen bovendien protesten (lees: dreigementen) uit Spaanse hoek, om hen ervan te weerhouden zich met Oranje in te laten. Dus kwamen er veel halve toezeggingen maar geen werkelijke steun. Engeland bood nog aan om met Spanje te onderhandelen, maar die gesprek- ken liepen op niets uit. Opmerkelijk is wel het voorstel van Maxi- miliaan om Holland bij de Hanze te laten aansluiten en hem als beschermheer aan te wijzen, maar dit voorstel schijnt alleen be- doeld te zijn om Willem met een kluitje in het riet te sturen. Op Dillenburg vonden talloze onderhandelingen plaats: Willem had Filips van Marnix van St. Aldegonde tot zijn secretaris ge- Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
maakt, samen met een legertje bondgenoten. Hij zond Diederik
Sonnoy, edelman uit Kleef, naar Denemarken en Zweden, maar zonder succes.
Ook de zoektocht naar binnenlandse investeerders moet onge- lofelijk frustrerend zijn geweest. De Hollandse gewesten en de Sta- ten-Generaal beloofden hem met tussenpozen gouden bergen, maar veel kwam er van die beloften niet terecht. Het kostte de Prins van Oranje daarnaast ontzettend veel moeite om strijdende partij- en met elkaar te verzoenen, de lange tenen van zowel de calvinisten als de katholieken te vermijden en allen eensgezind achter hetzelfde doel te scharen. Als het erop aankwam konden zelfs lutheranen, calvinisten en protestanten niet over e´e´n kam worden geschoren. Zelfs de gemeenschappelijke haat tegenover de Spanjaarden leek niet genoeg te zijn om iedereen aan dezelfde tafel te krijgen. De Nederlanden waren in dit stadium nog vooral een droom van Wil- lem van Oranje; de rest van de gewesten beschouwden elkaar als buitenlanders, het noorden en het zuiden waren ernstig verdeeld. Verbitterd schreef hij aan zijn broer Jan: ‘We hadden gehoopt dat de onlangs gesloten vrede in Frankrijk ons enigszins van onze zor- gen zou hebben verlost, maar het schijnt dat ieder alleen maar be- langstelling heeft voor zijn eigen zaken en niets geeft om de zorgen van een ander.’
De toekomstige Vader des Vaderlands besefte dat er meer voor nodig was om in zijn opzet te slagen. De broodnodige steun kwam misschien wel uit totaal onverwachte hoek. Geldschieters achter de coulissen
Na tevergeefs steun te hebben gezocht bij de Fransen en de Engel- sen gooide de Prins van Oranje het over een andere boeg. Hij deed een stap terug. Als de regeringen niet over de brug wilden komen, zou hij het zoeken bij de edelen, de rijke Europese families en het bedrijfsleven. Het waren de adel en de kooplieden waar hij zijn gram probeerde te halen. Hij verkocht alles wat hij bezat en gooide zijn erfgoed te grabbel in een poging het benodigde geld bijeen te Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
brengen. Ook vroeg hij zijn familie om hulp. Maar nadat hij zijn
koeriers naar alle uithoeken van de Nederlanden had gestuurd, bleek dat zelfs de rijkste edelen niet genoeg geld hadden of wilden uitgeven om de gigantische onderneming op poten te zetten. De gewesten bleken nog niet eens e´e´n procent van de nodige kosten te kunnen opbrengen!
Toch trok Willem vanaf 1572, toen hij eindelijk terugkeerde uit zijn ballingschap in Dillenburg, ten strijde tegen de Spanjaarden. Waar kwam dit geld vandaan? Niet van zijn derde vrouw Char- lotte de Bourbon, want toen hij haar trouwde was ze straatarm. Het lijkt ook niet waarschijnlijk dat zelfs de steenrijke Prins van Oranje een heel leger kon financieren door het zilverwerk te ver- patsen en de sierspelden van zijn oma te gelde te maken. Het slot Dillenburg – verpand om aan geld te komen – ging al gebukt onder torenhoge schulden. Bovendien waren veel van zijn bezittingen door de Spanjaarden in beslag genomen.
Welke macht financierde achter de schermen de Nederlandse vrijheidsstrijd?
Het enige wat we zeker weten is dat Willem van Oranje in de dagen van zijn ballingschap feesten en bruiloften afstruinde op zoek naar sponsors. Hij bezocht vrienden in Ziegenheim, Weiburg, Kassel en andere plekken. Afgezien van joodse geldschieters die tegen rente de zaak wilden financieren, probeerde Oranje dus voor- al zakenrelaties uit zijn vrienden- en kennissenkring warm te krij- gen voor zijn plan. Hoeveel mensen hij op die manier over de streep heeft getrokken is niet te achterhalen, maar het geld kwam er. Waar kwam het vandaan? Wie zouden er baat bij hebben gehad om de onmogelijke strijd van een weifelende renegaat tegen het machtige Spanje te bekostigen?
Gezien de ontdekkingen in onze zoektocht en de eerdere invloeden op de Hollandse ontwikkelingen vroegen we ons af of ook hier de Duitse Orde een rol kon hebben gespeeld. De orde had zich open- lijk onzijdig verklaard in de Nederlandse kwestie, maar dit bete- kende niet dat er onder de tafel het een en ander gebeurd kon zijn. We besloten de gewaagde veronderstelling te onderzoeken. Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Vorstenhuizen hadden er al eeuwenlang blijk van gegeven onbe-
trouwbaar te zijn: koningen kwamen en gingen en met elke poten- tieel krankzinnige monarch kwam er een nieuw beleid op tafel. De godsdiensttwisten waren intrinsiek onoplosbaar en lieten zien dat zelfs het Woord van God aan verandering onderhevig was. De nieuwe koning van Frankrijk, Hendrik III, bewees met zijn katho- liek fanatisme dat een heel land als aanhanger van de protestanten afgeschreven kon worden. De Teutoonse ridders hadden in Jeruza- lem al geleerd dat er maar e´e´n constante was in de omwentelingen van de Europese geschiedenis, e´e´n taal die iedereen begreep: die van het geld.
Net als in de tijd van de Baltische kruistocht en het opkomen van de Hanze begrepen de Duitsers dat er met koningen en pausen kon en moe´st worden afgerekend om de touwtjes in handen te krijgen. Het waren handelsovereenkomsten en niet concilies die over het lot van Europa beschikten. De Hervorming was voor kooplieden en handelaren een geschenk uit de hemel. In het feodale, door vorsten en pausen geregeerde Europa was voor een vrije handelseconomie weinig plaats geweest. Het protestantisme veroorzaakte scheuren in die oude wereld en bood nieuwe kansen voor federaties die zich zochten te ontplooien. De Teutonen zochten naar nieuwe bestaans- vormen om hun greep op Europa te behouden. De Hanze begon in deze tijd als vooruitstrevende handelsfederatie juist uiteen te vallen. De vorsten van Denemarken en Zweden stonden te trappelen om de monopoliepositie van de Hanze ongedaan te maken en zo het alleenrecht te krijgen op de handel op de Oostzee. In 1598 werd het kantoor in Londen gesloten. De Stedenhanze had haar langste tijd gehad. Individuele handelssteden met soevereine rechten waren iets uit het verleden: ze werden ondergeschikt gemaakt aan overkoepe- lende machtsorganen, machtsorganen zoals de op handen zijnde Republiek der Nederlanden. De Nederlanden hadden eerder dan de meeste andere Europese landen een kapitalistisch gezicht gekre- gen. Met name het huidige Nederland en Belgie¨ waren een veel- belovend industrieland geworden, een land van ondernemers en financiers.92 De Gouden Eeuw was bijna voelbaar. Net als in de tijd van de Brabantse hertogen stonden er waterwegen op het spel: Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
hadden de Duitsers zich toen door verbonden en Hanzebetrekkin-
gen een weg naar de Noordzee gebaand, nu leek het erop dat de Republiek de toekomstige scepter zou zwaaien over de zeevaart. De Spanjaarden en de Portugezen hadden met hun conquistadores in de Nieuwe Wereld aangetoond dat de scheepvaart en het onder- houden van exotische kolonies een uiterst lucratieve aangelegen- heid wars, en ook de Engelsen lieten zien dat op open zee de weg naar de toekomst lag. Wie beter dan de Duitse Prins van Nassau om die weg voor hen te plaveien?
Willem van Oranje wist op zijn beurt dat er van zijn plannen niets terecht zou komen als hij voor steun was aangewezen op afzonderlijke edelen, die met hun eerzucht en ambitie altijd het eigenbelang voorop zouden stellen. Er was een krachtig leider- schap nodig, niet een sloom regeringsapparaat dat er door een te- veel aan concessies niet in slaagde een vuist te maken. Als de Repu- bliek een bedrijf was waarvan hij bij voorbaat aandelen kon ver- kopen, dan toch liever aan pragmatische kooplieden dan aan roof- ridders of labiele koningshuizen. Het bedrijfsleven stelde geen belang in godsdiensttwisten of erfopvolging, het wilde gewoon een stuk van de taart. De Republiek zou te maken hebben met aandeelhouders, niet met zeloten of vorstenhuizen. Maar zelfs dat bleef lastig. Op 14 april 1568 ontving de Prins op zijn slot in Dillenburg een veelbelovende delegatie van Antwerpse kooplieden die de opstand met een bedrag van 300.000 daalders wilden ondersteunen. Kooplieden uit Antwerpen waren uiteraard Hanzeleden. Het bedrag, dat uiteindelijk goeddeels aan zijn neus voorbijging, was evenwel niet bestemd voor de strijd tegen Spanje, maar voor de godsdienstoorlog. Kooplieden in Straatsburg zagen zijn zaak gewoon als een slechte belegging. Kunnen deze ontwikkelingen de Teutonen tot interessante part- ners hebben gemaakt? Kunnen de twee partijen, Willem van Oranje en de Duitse Orde, tot een vergelijk zijn gekomen? Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Oude en nieuwe verbonden
In een eerder hoofdstuk hebben we de verbondenheid van de Hanze met de Duitse Orde aangetoond. Wie handel deed met de een, kreeg te maken met de ander. En de Duitse Orde was op dat moment nog springlevend. Er zijn brieven bekend waaruit blijkt dat Willem van Oranje ten tijde van de opstand nog steeds con- tacten onderhield met de orde. Vier van die brieven ontving hij rechtstreeks van leden en grootmeesters. De eerste is uit 1565. Leden van de Duitse Orde in Trier verzoe- ken de Prins van Oranje om voorspraak voor ene Danie¨l van Scho¨- nenberg bij hertogin Margaretha van Parma. Margaretha was de halfzuster van Filips II en door hem aangesteld als landvoogdes van de Nederlanden. De tweede brief is uit 1576 en is geschreven door de grootmeester van de Duitse Orde in Mergentheim (dit moet Hendrik VIII van Bobenhausen zijn geweest). De grootmeester spreekt hier ten gunste van enkele ridders van de orde en beklaagt namens hen de geleden oorlogsschade. De brief wordt bewaard in het Archief van de Ridderlijke Duitse Orde te Utrecht. In een an- dere brief uit dit archief doet de grootmeester nogmaals van zich spreken. Ditmaal valt hij Willem lastig met klachten over de plun- deringen van het huis Pitzemburg bij Mechelen. De vierde en laat- ste brief komt van de landscommandeur van de Duitse Orde in Utrecht: de commandeur verzoekt om teruggave van de goederen en inkomsten van de commanderij gelegen binnen Holland en Zee- land.
Uit de brieven blijkt dat Willem van Oranje door de orde gezien wordt als iemand die ten eerste als tussenpersoon kan optreden om leden van de Duitse Orde aan te bevelen bij hooggeplaatste perso- nen, en ten tweede verantwoordelijk kan worden gesteld voor ge- leden oorlogsschade. Ook over de orde werd gecorrespondeerd. In 1580 ontvangt de prins een brief van de kanselier en raden van Gelre en Zutphen, die hem waarschuwen dat ene Hendrik van Steenbergen komt mopperen op Duitse ruiters die ten behoeve van de landscommandeur van de Duitse Orde overlast veroorza- ken.
Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Willem heeft zelf ook brieven geschreven.
In 1573 geeft hij Hendrik Oem van Wijngaerden te Delft de commissie om als rentmeester op te treden zolang de eigenlijke rentmeester, Jan de With, afwezig is. Van Wijngaerden is dan een ridder van de Duitse Orde. In 1574 verzoekt hij de gouverneurs van Zeeland om ene Gilless uit Vlissingen de blekerij van de Duitse Orde te gunnen. Blijkbaar trad hij in een aantal instanties op als bemiddelaar, of als tussenschakel. In elk geval was de Duitse Orde in die dagen nog steeds een organisatie met toegang tot koninklijke kringen die zo nu en dan geapaiseerd moest worden. Zelfs nog in 1577, wanneer hij in Utrecht is, verblijft hij in het Huis van de Duitse Orde aldaar.
Maar kan Willem de orde hebben benaderd om als geldschieter op te treden? Dat hij contacten onderhield wil nog niet zeggen dat de Teutonen ook een rol van betekenis speelden in de totstandko- ming van de opstand van de Nederlanden. Toch is de stap kleiner dan hij op het eerste gezicht lijkt. We hebben gezien dat een investe- ring van Duitse zijde al eerder plaatsvond. De Brabantse hertogen en hun trawanten sloten een pact met de orde: een pact dat de hertogen economische en militaire steun verleende in hun oorlogen met Gelre en dat de deuren opende voor de Hanze. Het verbond was uiterst lucratief gebleken. Zou de Prins van Oranje iets derge- lijks hebben willen bewerkstelligen? Had hij met andere woorden toegang tot het Pact van Woeringen? Of was het misschien de orde die op een herhaling van het pact aasden? In de tijd van de Neder- landse vrijheidsstrijd waren de hertogen allang uit beeld verdwe- nen. Ook de macht van de Hanze was sterk afgenomen. Bestond het pact u¨berhaupt nog wel? En zo ja, kon Oranje als voormalig vazal van het Spaanse koningshuis dan aanspraak maken op dit oude verbond?
Hoewel moeilijk te bewijzen is het misschien aardig om de Duit- se connecties eens spelenderwijs na te gaan. Al in het begin van de jaren zestig van de zestiende eeuw was er intensief contact tussen de Oranje-Nassaus en verschillende Duitse instanties. Willems broer Lodewijk, graaf van Nassau, trad veel- Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
vuldig op als tussenpersoon bij Willems Duitse vrienden, evenals
Marnix van St. Aldegonde. Het vroege idee was om Duitse krijgs- knechten in wachtgeld te nemen. In die tijd reisde hij vaak naar Duitsland. Willem zelf was ongevraagd op komen dagen op de Rijksdag die in oktober 1562 in Frankfurt werd gehouden; dit terwijl Filips hem nadrukkelijk niet had uitgenodigd. De Prins bleef daar niet minder dan twee maanden en had een onderhoud met de Duitse afgevaardigden. Zou de Rijksdag hulp kunnen bieden in de geloofskwesties? Daarna ontmoette hij veel bezoekers uit Duits- land en woonde besprekingen bij met niet nader genoemde Duitse edellieden. Het belangrijkste gespreksonderwerp was daarbij of hij op Duitse steun kon rekenen: zowel militair, financieel als diploma- tiek.93 Ook in de daaropvolgende jaren werden er ontmoetingen gearrangeerd tussen de Prins van Oranje, zijn vrienden en de ‘Duit- se heren’. Opnieuw werd de mogelijkheid overwogen om de Duit- sers bij het conflict met Spanje te betrekken. Allemaal reden voor de trawanten van Filips om zijn Duitse verkeer zo goed mogelijk in de gaten te houden.
Natuurlijk is het mogelijk dat hij de Duitse Orde rechtstreeks heeft benaderd. Een van zijn voorvaderen, Diederik van Nassau, jonker van Nassau, was ridder van de Duitse Orde in Lotharingen. Ene Rupert van Laurenburg-Nassau in 1220 eveneens. Bovendien duiken de Van Nassaus ook later nog regelmatig op in relatie met Duitse ridders en grootmeesters.94 In feite was Willems gedoemde huwelijk met Anna van Saksen al een anticiperende stap in die richting. Anna, Willems tweede vrouw, was een nichtje van de keurvorst van Saksen. Maar toen puntje bij paaltje kwam wilde zijn schoonfamilie hem niet tegemoet komen. Waarschijnlijker is het dan ook dat het contact met de Duitse Orde – als dat er al geweest is – door tussenkomst van een derde partij is gebeurd, iemand die bereid was Willem bij de orde aan te bevelen. Het oorspronkelijke pact bestond onder andere uit Jan van Cuyk, Herman van Woerden, Gijsbrecht van Amstel, Dirk II van Brederode, hertog Jan II van Brabant en Gerard van Velzen. Wat was er nog over van dit oude verbond? Wie zou de pleitbezorger bij de Duitse Orde kunnen zijn geweest?
Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Hendrik van Brederode
Ee´n persoon sprong in ons onderzoek al meteen naar voren: Hen- drik van Brederode, de nazaat van Dirk II van Brederode die de moord op Floris V mede had beraamd. Hendrik is een grote naam uit de Tachtigjarige Oorlog; hij was een van de belangrijkste vijan- den van Spanje en hij wordt wel de Grote Geus genoemd. Hij was het die landvoogdes Margaretha van Parma de protestbrief over- handigde waarin meer dan 400 edelen bezwaar aantekenden tegen de onderdrukking van het Nederlandse volk. Haar adviseurs ver- telden haar dat ze zich niet ongerust moest maken: ‘Ce ne sont que des gueux’: de Nederlandse edelen waren slechts ‘bedelaars’ (geu- zen). De volgende dag verhief Brederode het woord ‘geus’ tot ere- naam voor de opstandelingen.
Hijzelf werd in 1531 in Brussel geboren, groeide samen met Willem van Oranje op en bewees al op 28-jarige leeftijd zijn nut als aanvoerder van het legerkorps van Karel V. Net als andere edelen stoorde hij zich echter aan katholieke uitspattingen en hij sloot zich aan bij de protesterende adel. Hendrik van Brederode was feitelijk de stuwende kracht achter de opstand voordat Willem van Oranje die rol van hem overnam. Als telg uit een belangrijk militair geslacht was hij de eerste edelman die bereid was militair geweld in te zetten tegen de Spanjaarden. Al in 1566 probeerden hij en andere extremisten, waaronder de graven van Egmont en Hoorn, Willem ertoe te brengen een leger tegen de Spanjaarden in stelling te brengen. Het was Willems eigen broer Lodewijk (hij en Brederode waren onafscheidelijke vrienden) die voorstelde om in de protestantse Duitse staten troepen op de been te brengen. Veel van de eerder genoemde besprekingen met Duitse geldschieters vonden bovendien plaats op het slot van Brederode in Vianen. Brederode, Lodewijk en anderen hadden in 1565 het Eedver- bond der Edelen opgericht, bedoeld om de adel te mobiliseren en zo een front te vormen tegen de Spanjaarden. Daarbij waren het opvallend genoeg steeds weer de kernleden van het Verbond, Bre- derode en Lodewijk, die Willem aanspoorden hulp aan Duitse zijde te verwerven.
Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Willem vond dat zijn vrienden de macht van Spanje onderschatten
en weigerde. Zelf werd hij nooit als zodanig lid van het Verbond. Zijn voorzichtigheid was niet naar de zin van de anderen en toen hij voorstelde een beroep te doen op keizer Maximiliaan, met het argument dat de Nederlanden deel uitmaakten van het Heilige Roomse Rijk, waren ze niet geı¨nteresseerd. Met name Brederode wilde harde actie, geen diplomatie.
Brederode, Nicolaas van Hames en de belangrijke broers Van Marnix van St. Aldegonde waren allemaal vertrouwelingen van Lodewijk. En hoewel Lodewijk in de ogen van Willem te wild en onbesuisd was, waren ze heel close met elkaar. Lodewijk had zo- veel omgang met calvinistische theologen en edelen, dat Willem precies wist wat er in die kringen omging. Maar ondanks die hechte band twijfelde Willem aan de voortvarende koers van de edelen. Met name het geweld van de beeldenstormers baarde hem zorgen. Ook hoopte hij in 1566 nog steeds op de steun van Franse hugenoten. Niettegenstaande die twijfels bleven zijn broer en zijn vrienden in zijn naam besprekingen voeren met militante Duitse groeperingen. In onderhandelingen tussen Lodewijk en de protes- tanten viel regelmatig de term frembde Bu¨ntnis, ‘vreemd (of bui- tenlands) verbond’, waarmee gedoeld werd op de medewerking van machten en personen in het buitenland, gericht tegen de diplo- matie van de Koning.95 Vooral Lodewijk en Brederode voerden in het geheim onderhandelingen met protestantse leiders, waarbij het werven van troepen hoog op de agenda stond. Lodewijk bleef con- tacten aangaan met de Duitse protestanten en had reeds Duitse krijgsbenden weten te contracteren.
Toen Willem van Oranje in 1567 naar Duitsland vluchtte, deed Brederode hetzelfde. Een verstandige zet, aangezien hij kort daarop door de Bloedraad bij verstek veroordeeld werd. Hij verschanste zich op het kasteel Horneburg bij Recklinghausen, een paar kilo- meter ten noorden van Dortmund. Het kasteel was van Joost II van Schaumburg, een neef van Willem van Oranje. Schaumburg zou later nog een belangrijk aandeel hebben in het leger van Willem. Brederode maakte het niet meer mee. Hij overleed minder dan een jaar later, waarschijnlijk door uitputting. Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Vlak voordat hij stierf deed hij echter iets merkwaardigs: hij
schrapte Willem van Oranje uit zijn testament. Blijkbaar had hij kort voor zijn dood reden om kwaad te zijn op Willem. Waarom? Hier komen we op terug. Het Pact van Woeringen was in elk geval verre van verwaterd in de tijd van de Hollandse Opstand. Bre- derode, die in het Duitse dorpje Alpen werd herbegraven, had nog steeds contacten met de Van Arkels en de Duitse adel. Zijn vrouw was Amalia von Neuenahr-Alpen, dochter van de graaf van Neuenahr en later keurvorstin van de Duitse deelstaat Rijn- land-Palts. De graven van Neuenahr hadden van oudsher contac- ten met de Duitse Orde.
Heeft Hendrik van Brederode, de meest fanatieke van alle Ne- derlandse opstandelingen, zijn Neuenahr-connectie gebruikt om de Teutoonse Orde bij de opstand te betrekken? Het zou kunnen. Het heeft er alle schijn van dat Willem via een omweg dus toch kon bogen op de steun van een aantal aanzienlijke gelieerde Duitse families. De Duitse overheid stond niet voldoende achter hem; kei- zer Maximiliaan kon zich door zijn verwantschap aan Spanje niet openlijk aan zijn kant scharen (en dat terwijl hij onverbloemd het land had aan Filips II). Maar de Duitse families konden dat, al- thans in het geniep, we´l. Een raadgevende vergadering van verte- genwoordigers van de Palts, van Baden, en van Brandenburg-Ans- bach stelde hem hulp in het vooruitzicht. En alsof dat nog niet genoeg was, waren er nog altijd de Hohen- lohes.
Filips van Hohenlohe
Filips, de graaf van Hohenlohe, heeft op het eerste gezicht niets te maken met het Pact van Woeringen. Hij was een afstammeling van een Frankisch adellijk geslacht dat is terug te voeren op de elfde eeuw. Filips zelf kwam uit Wu¨rzburg, een oude bisschopsstad in het noorden van de Duitse deelstaat Beieren. Van Hohenlohe was evenwel een van de voornaamste bondgenoten van Oranje en zijn vurigste legeraanvoerder. Hij heeft een flink aantal wapenfeiten op Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
zijn naam staan. In 1576, een jaar nadat hij tot aanvoerder van het
staatse leger werd benoemd, veroverde hij Geertruidenberg op de Spanjaarden. Weer een jaar later nam hij Steenbergen in en in 1580, het jaar waarin hij generaal werd, de stad Coevorden. Zijn meest gedenkwaardige optreden was dat bij Breda, waar de list met het Turfschip op 4 maart 1590 leidde tot de roemruchte inname van die stad.
In 1586 deed Hohenlohe een mislukte poging om Den Bosch in te nemen. In 1577 zat hij al in Vught om eenzelfde verovering op poten te zetten.
De reden waarom Hohenlohe zich zo inspande voor de goede zaak is grappig: hij was jarenlang verliefd op de beeldschone Ma- ria, de dochter van Willem! Door zich in te zetten voor de Hol- landse strijd hoopte hij indruk te maken op zijn toekomstige schoonpapa. Jammer genoeg wilde Willem dat zijn dochter met de zoon van de hertog van Aerschot zou trouwen. Aerschot was zijn tegenstander, en met de verbintenis zou hij hem aan zijn kant scharen. Zijn dochter hield voet bij stuk en trouwde uiteindelijk (dat wil zeggen, na dertig jaar) met Filips van Hohenlohe. Deze liefdesgeschiedenis doet niet onder voor een kasteelroman: Maria was de oudste dochter uit het huwelijk met Anna van Egmond en leek sprekend op haar moeder. Zo sprekend dat Willems tweede vrouw, Anna van Saksen, groen van jaloezie wegvluchtte naar Keulen, waar zij nota bene zwanger werd van de grootvader van de schilder Rubens. Zij deed dit overigens in gezelschap van Ama- lia van Neuenahr, de vrouw van Brederode. Het was op Dillenburg dat Hohenlohe Maria leerde kennen. Hij en zijn broer Wolfgang, die ook getrouwd was met een Nassau, bezochten het kasteel regel- matig. Hohenlohes reputatie van roekeloze zuiplap maakte de fa- milie-intrige compleet.
Afgezien van dit laatste waren de Nassaus en de Hohenlohes dikke maatjes. De Hohenlohe’s waren dan ook niet zomaar een rijke familie. Zij bezaten reusachtige gebieden in het zuiden van Duitsland en hadden grote invloed in de binnenlandse politiek. Maar wat de Hohenlohes hier interessant maakt, is het volgende feit: zij waren nauw verbonden met de Duitse Orde. De familie Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
leverde maar liefst twee grootmeesters, Hendrik III van Hohenlohe
in 1244 en Godfried van Hohenlohe in 1297. Ook waren er veel schenkingen over en weer. In de twaalfde eeuw bouwden de Ho- henlohes een burcht in Mergentheim. In 1219 schonken zij deze aan de Duitse Orde. Tussen 1525 en 1809, dus bijna 300 jaar, diende het familiekasteel van de Hohenlohe’s als hoofdzetel van de Duitse grootmeesters. In de negentiende eeuw schopten leden van de familie het tot maarschalken en Rijkskanselier. De invloed van de dynastie was zo groot dat het Zuid-Duitse gebied in de twintigste eeuw de Hohenlohekreis werd genoemd. Net als Brederode bood de Hohenlohe-connectie dus een toe- gang tot belangrijke Duitse vorstenhuizen. Net als Brederode dron- gen de gebroeders Hohenlohe aan op Duitse hulp. Kunnen Bre- derode en Hohenlohe, de e´e´n een nazaat van het Pact van Woerin- gen en de ander verwant aan de Duitse grootmeesters, met de ge- wilde Duitse steun in feite de Duitse Orde hebben bedoeld? Wat de verbintenis compliceerde, was het feit dat de Duitse Orde weliswaar in 1525 was overgegaan op het lutheranisme, maar dat het uitgerekend de onbuigzame katholieke tak was die zich in Mer- gentheim vestigde. Reken daarbij de situatie met de Saksische Anna e´n de intrige met Willems dochter Maria en we zien een uiterst delicate situatie waarin de Prins van Oranje op zijn tenen moet lopen om de verschillende Duitse families niet tegen zich in het harnas te jagen. Dit zou kunnen verklaren waarom hij er niet happig op was zich in dat wespennest te wagen toen zijn vrienden hem in 1566 kwamen vragen om de steun van Duitsland te accep- teren.
Een gevaarlijke bondgenoot
Kreeg de gematigde Willem de Duitse connectie dus opgedrongen door Brederode, Lodewijk en andere leden van het Verbond der Edelen? Brederode kon rekenen op de steun van de Neuenahrs, zijn vrouw later (in haar tweede huwelijk) op de betrokkenheid van Kleef. Bovendien waren er de oude leden van het Pact uit Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
1297. Via Hohenlohe kon hij zich beroepen op verbintenissen met
de grootmeesters van de Duitse Orde.
Waar de militaire steun ook vandaan kwam en welk aandeel Brederode ook had geleverd, in 1568 voelde Lodewijk van Nassau zich sterk genoeg om in het noorden van Holland de gewapende strijd aan te gaan. De Slag bij Heiligerlee, waar hij zegevierde over de Spaanse troepen, wordt wel als het beginpunt van de Tachtig- jarige Oorlog gezien. Maar Lodewijk was te onbezonnen geweest. Kort na Heiligerlee leed hij nederlaag na nederlaag en was hij ge- dwongen zich in Duitsland terug te trekken. Bijkomend feit was dat de officie¨le Duitse overheden zich – althans ten overstaan van het volk – uit de alliantie terugtrokken. De Duitse lutheranen kon- den niet door e´e´n deur met de Franse calvinisten en omdat ze zich van het broze verbond afkeerden, werd Willem min of meer ge- dwongen steun bij de hugenoten te zoeken. Dat schoot de Duitsers niettemin in het verkeerde keelgat. Toen Willem een nieuwe invasie in Brabant aankondigde, ontving hij van de Duitse keizer Maximi- liaan een vogelvrijverklaring wegens landvredebreuk. Deze vreemde reactie lijkt erop te wijzen dat de Duitsers zich bedrogen voelden. Was hun terugtrekking een potje blufpoker ge- weest? Mogelijk wilden ze op deze manier de Prins van Oranje onder druk zetten om de Duitse belangen binnen het verbond beter te behartigen. Maar Willem begreep de wenk niet, of dacht met de Fransen beter af te zijn. De Duitse vorsten reageerden in elk geval buitengewoon verontwaardigd en het leek erop dat het voorwerk van Lodewijk en Brederode voor niets was geweest. Willem van Oranje had, zo scheen het, niet alleen zijn wispelturige Duitse vrouw ingeruild voor een trouwe Franc¸aise (Charlotte de Bour- bon), maar ook zijn wispelturige Duitse achterban voor een ver- bond met de hugenoten. Zijn Saksische schoonfamilie leverde niet de enige verontwaardiging uit Duitse hoek. Dat hij zowel een hu- welijk leek aan te gaan met een calvinistische vrouw als met een calvinistisch volk werd hem niet in dank afgenomen. De steun van de hugenoten liep zoals bekend op niets uit en Willems leger werd opnieuw gedwongen pas op de plaats te ma- ken. Het geldgebrek speelde hem weer parten. Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Het Verbond van Edelen aasde op een deal met Duitse Orde en
spoorde Willem aan. Maar toen Willem het Pact de rug toekeerde en zich met de Fransen inliet, bracht hij zijn vrienden in verlegen- heid. Was dit de oorzaak van de ruzie tussen Brederode en Willem? Schrapte hij hem daarom uit zijn testament toen hij in 1568 op het kasteel van Schaumburg overleed?
Was er sprake van een overeenkomst tussen Oranje en de Duitse Orde? Voordat we die vraag beantwoorden, bekijken we nog een paar opmerkelijke gebeurtenissen die in deze richting lijken te wij- zen. Gebeurtenissen die ons eens temeer terugvoeren naar ’s-Her- togenbosch en de Zwanenbroeders.
De Tuin der Lusten
We hebben al vermeld dat Filips II veel interesse had in het werk van Jeroen Bosch. Hij was een verwoed verzamelaar van zeldzame boeken en kunstwerken, maar voor Bosch schijnt hij een bijzon- dere obsessie te hebben gehad. Er gaat een verhaal dat hij koste wat kost geprobeerd heeft om De Tuin der Lusten in bezit te krijgen. Hij zou de hertog van Alva er speciaal op hebben uitgestuurd om het werk op te sporen, en dat in de hoogtijdagen van de Spaanse Furie, toen er grote politieke belangen op het spel stonden. Het verhaal lijkt onwaarschijnlijk. Waarom zou Filips zijn ijzeren her- tog, die ongetwijfeld wel iets beters te doen had, belasten met de opsporing van een prentje voor boven de schouw? En waarom per se da´t schilderij? Had het werk van Bosch – en specifiek De Tuin der Lusten – een speciale betekenis voor hem? De Tuin der Lusten, ook wel De Tuin der Onkuisheid genoemd, is een van de beroemdste werken van Bosch. Onderzoek heeft aan- getoond dat het een laat werk is, misschien zelfs zijn laatste. Het drieluik toont achtereenvolgend, te beginnen met het rechterluik, de schepping van de mens in de Tuin van Eden, het aardse paradijs waar de mens tot zonde vervalt, en de hel waar de zondige zielen na hun dood terechtkomen. Met name het middenpaneel spreekt door de bizarre en onwereldlijke details tot de verbeelding. Het toont Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
een feee¨riek landschap met vijvers en potsierlijke torens waarin
honderden naakte figuren in een soort orgie verkeren. De talloze minnende, dansende en dartelende figuurtjes zijn zo tekenend voor Bosch dat het werk wel beschouwd wordt als de apotheose van zijn gehele oeuvre. Het is de kroon op zijn werk. Het schilderij bevindt zich nu in het Prado in Madrid, maar kwam oorspronkelijk uit het Escoriaal, met andere woorden: uit de verzameling van Filips II. De eerste vermelding van het schilderij duikt op in een inventaris van kunstwerken die door de Spaanse koning aan het klooster van het Escoriaal waren geschonken. Acht van deze inventarissen, de Entregas genaamd, zijn bewaard geble- ven in het archief van het huidige Koninklijk Paleis te Madrid. In de Entrega primera worden maar liefs negen werken van Gero´nimo Bosqui vermeld. Maar De Tuin der Lusten verschijnt in de Entrega sexta, de zesde inventaris, onder de titel La bariedad del mundo. De datum is 8 juli 1593. Hieruit blijkt dus dat Filips er rond die tijd in geslaagd is het werk in bezit te krijgen. Maar hoe? Aan deze aantekening in het register gaat een bewogen geschie- denis vooraf. Wat we uit de Entrega sexta kunnen afleiden is dat Filips het schilderij, samen met nog vier andere werken van Bosch, verkreeg door een bod te doen op de publieke verkoop van de inboedel van de in 1591 overleden Don Fernando de Toledo, prior van Castilie¨ van de Orde van Sint-Jan te Malta.96 Deze Don Fer- nando was niemand minder dan de bastaardzoon van de hertog van Alva!
Don Fernando was zijn vader naar de Nederlanden gevolgd. Zijn rol in de bezetting van de Lage Landen is ambivalent: enerzijds lijkt het erop dat hij zich ten koste van de plaatselijke edelen ver- rijkt heeft, anderzijds probeerde hij de graaf van Egmont ertoe te bewegen niet voor de Bloedraad te verschijnen (een advies dat zoals we weten niet werd opgevolgd). Misschien stond hij een minder repressief beleid voor dan zijn vader. Wat zijn aandeel ook was, dat hij het klaarspeelde om tijdens het beleg een fikse verzameling schilderijen aan te leggen staat vast. Uit de inventaris van het Esco- riaal blijkt dat de zoon van Alva bij zijn vertrek uit de Nederlanden een deel van die verzameling achterliet in Antwerpen. Misschien Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
was het de bedoeling dat dit deel vanuit Antwerpen naar Spanje
werd verscheept, maar door omstandigheden is dit nooit gebeurd. De schilderijen werden gestolen en raakten verspreid. In kwam de opdracht uit Spanje om deze ontvreemde schilderijen op te sporen. Belast met deze opdracht werd Alexander Farnese, de hertog van Parma. Parma slaagde erin een flink aantal van de wer- ken bijeen te brengen.
Maar hoe was Don Fernando eraan gekomen? Uiteraard beijverde de Don zich in het verzamelen van schilde- rijen die door de plunderingen en confiscaties van de Bloedraad uit handen van plaatselijke edellieden waren verkregen. Maar deed hij dit op eigen houtje of handelde hij in opdracht van de Spaanse Kroon? Is het denkbaar dat Alva hem met de missie opscheepte omdat hij het zelf te druk had met het opsporen van ketters? Het is in ieder geval gemakkelijk voor te stellen dat Fernando als zoon van de beruchte Alva weinig tegenstand ondervond in zijn speur- tocht. Maar als hij in opdracht van Filips handelde, waarom hield hij de schilderijen dan voor zichzelf? De Spaanse koning kreeg de werken pas in handen nadat Don Fernando gestorven was. Zag Don Fernando het belang ervan in of wilde hij zich simpelweg verrijken? Wat was er zo belangrijk aan de schilderijen van Bosch, en aan De Tuin der Lusten in het bijzonder? Een tipje van de sluier wordt opgelicht als we zien waar De Tuin der Lusten vandaan kwam.
De Bloedraad van Alva hield nauwgezet bij welke goederen ze had buitgemaakt en in deze lijst treffen we een werk van Bosch aan als zijnde in beslag genomen van de Nassaus in Brussel. De familie had haar eigen residentie in Brussel, ook wel het Hotel van Nassau genoemd. Nadat het kasteel in Breda van onder tot boven door- zocht was, richtten de Spanjaarden hun aandacht op Brussel. De hoofdpoortwachter, die ervan verdacht werd enkele schilderijen te hebben verborgen, werd gevangengezet en 18 maanden lang over de geheimen van het huis ondervraagd. Ook de kamerheer van Willem werd naar verluidt gemarteld om de verblijfplaats van Bosch’ werken prijs te geven. Een aantal kostbare schilderijen Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
werd meegenomen, waaronder een grand tableu de Jeronimus
Bosch. Meer details worden er niet gegeven. Aanwijzingen doen echter vermoeden dat het hier om De Tuin der Lusten gaat. Was het doek dus van de familie van Nassau? Onderzoek toont aan dat dit zeer wel mogelijk is. Het Hotel van Nassau werd voltooid en ingericht door de al genoemde Hendrik III van Nassau, de vader van Rene´ de Chaˆlon. Al in 1517 maakte een reizende kanunnik gewag van het schilderij, dat hij in de flamboyante residentie van de Nassaus aan de muur zag hangen. Hij noemde het niet bij naam maar de gelijkenis van zijn beschrijving is zo treffend dat het wel om De Tuin der Lusten moet gaan. Begin zestiende eeuw is het dus in bezit van Hendrik van Nassau. Bij zijn dood in 1538 ging zijn bezit over op Rene´ van Chaˆlon. We hoeven niet te raden wie het schilderij in handen kreeg toen Rene´ op het slagveld van St. Dizier aan de Marne door een Franse kanonskogel getroffen werd. Misschien werpt de volgende conclusie dus licht op de vraag waarom Filips zijn zinnen op het schilderij had gezet: De Tuin der Lusten was van niemand anders dan van Willem van Oranje zelf. Filips was overigens niet de enige die belangstelde in het schilde- rij. Zijn eigen Granvelle, toen hij nog op de kardinaalszetel zat, bezocht De Tuin der Lusten in het Hotel van Nassau en nam zijn wevers mee om ze in staat te stellen een wandtapijt te vervaardigen dat was gemodelleerd naar het befaamde drieluik. Toen Alva bij aankomst in de Nederlanden op de hoogte kwam van het bestaan van de wandkleden, probeerde hij onmiddellijk ze voor eigen ge- bruik te laten namaken. Granvelle was toen allang vertrokken, maar om de een of andere reden trachtten zijn zaakwaarnemers, die in de Nederlanden waren achtergebleven om over zijn ver- gaarde bezittingen te waken, te voorkomen dat er meer kopiee¨n zouden worden gemaakt. Toen Alva om het origineel vroeg, deden de vertrouwelingen van Granvelle moeilijk. Ze gaven hem te ken- nen dat het voornaamste schilderij waarnaar de patronen gemaakt waren zich in de collectie van Willem de Zwijger bevond. Ondanks de tegenwerking van Granvelles waarnemers kreeg de hertog zijn zin.
Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Kort voordat dat de Spaanse koning opdracht had gegeven het
drieluik op te sporen, zaten er dus al andere gegadigden achteraan. Samenvattend97 kunnen we zeggen dat het schilderij in 1517 in het bezit was van Hendrik III van Nassau en tot aan 1568 in Brussel bleef, waar het enkele malen gekopieerd werd. Vervolgens werd het door de Bloedraad van Alva verbeurdverklaard en kwam het in handen van Don Fernando de Toledo, die het voor zichzelf hield totdat het na zijn dood in 1591 werd aangekocht door Filips II. Twee jaar later kon de Spaanse koning het voormalige bezit van Willem de Zwijger eindelijk boven zijn bed hangen. Maar was dat alles?
Willem had zove´e´l kunstvoorwerpen, die allemaal in beslag wer- den genomen. Bovendien had de Spaanse koning zelfs Willems zoon, Filips-Willem van Oranje-Nassau, laten ontvoeren naar Spanje. Filips-Willem was in 1568 in opdracht van Alva gegrepen en naar Madrid gevoerd. Zogenaamd om hem een katholieke op- voeding te geven, maar in feite om als troef te gebruiken tegen zijn vader. Filips had dus een veel kostbaarder bezit in handen: Willems eigen vlees en bloed. Hij werd later weer vrijgelaten en een deel van het geroofde huisraad werd aan hem teruggegeven. Een tweede inventaris werd opgemaakt in het jaar 1618, na het overlijden van Filips-Willem. Hierop komt het schilderij evenwel niet meer voor. Het grand tableu zat er niet bij. Filips had het achteroverge- drukt en in Madrid bewaard. En in Madrid bleef het. Filips II vond het schilderij van Bosch dus een grotere schat dan de volgende Prins van Oranje. Met zijn pleegbroer had het blijk- baar niets te maken. In ieder geval valt het te betwijfelen dat Filips het kunstwerk als een trofee beschouwde, aangezien hij Willems bloedeigen zoon in handen had. Vond de koning het gewoon een mooi schilderij? Daarbij kunnen we ons een andere vraag stellen: waarom was de ultravrome Filips u¨berhaupt geı¨nteresseerd in schilderijen vol frivole duivels en hitsige mannetjes die de verden- king van ketterij over zich afriepen?
Bosch was een gewild schilder in de Spaanse contreien en er zijn geen bewijzen dat de schilder als aanstootgevend werd gezien. Dit Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
is des te vreemder daar er in Spanje een cultureel isolement was
ontstaan dat de invoer van buitenlandse kunstvormen angstvallig onder de loep nam. Erasmus, die net als Bosch zijn kunst gebruikte om klerikale excessen aan de kaak te stellen, werd in Spanje ver- boden. Maar Bosch niet. Frater Jose´ de Siguenza, de bibliothecaris van het Escoriaal, schreef in 1605 dat het werk van Bosch volgens hem niet ketters kon zijn omdat de katholieke Filips zijn schilde- rijen anders niet in zijn buurt zou hebben geduld. En er zijn aan- wijzingen dat de werken van Jheronimus Bosch zelfs de muren van de koninklijke slaapkamer sierden.
Maar toch.
De Spaanse koning had er alles aan gedaan om De Tuin der Lusten in zijn bezit te krijgen. Het verhaal dat Alva tijdens de hoog- tijdagen van de Spaanse furie een speciaal onderzoek gelastte naar de verblijfplaats van het doek is hardnekkig. Was er dus nog iets anders aan het schilderij waar de koning belang in stelde?
We weten intussen dat Jeroen Bosch als lid van de Zwanenbroe- ders geheime boodschappen in zijn werk stopte. Hij was op de hoogte van de intieme relatie tussen de Brabantse hertogen, de Bos- sche broeders en de Duitse Orde. Is het mogelijk dat koning Filips II lucht kreeg van het pact met de Duitse ridders? Vermoedde hij een link tussen Oranje, Bosch en de Duitse Orde, een samenhang die hij misschien nog niet helemaal doorzag? Filips II was zelf ge´e´n lid van de Bossche broederschap, net zo min als Karel V dat was. De fami- lie van Nassau was dat wel. En wat het schilderij betreft: we her- inneren ons dat een rondreizende kanunnik De Tuin der Lusten al in 1517 aantrof in de collectie van Hendrik III van Nassau: dat is slechts een jaar na de dood van de schilder! Was Hendrik dan niet alleen de bezitter, maar ook de opdrachtgever van De Tuin der Lusten?
Dit bood nieuwe perspectieven.
Als Hendrik van het Duitse Huis Nassau, intimus van zowel Karel V als Filips de Schone, behorend tot de haute vole´e van de Nederlandse adel, het werk eigenhandig had besteld, dan kon de iconografie – gevraagd of ongevraagd – aanwijzingen bevatten Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
over de Teutoonse Orde en andere Europese kringen. Hoe verge-
zocht ook, Filips was zo geobsedeerd door het werk dat hij zich veel moeite getroostte om het te pakken te krijgen, en dat midden in een oorlog die hem een groot gedeelte van zijn rijk kon kosten. De Aanbidding der Wijzen
Een ander voorbeeld van de door Filips begeerde werken is De Aanbidding der Wijzen, dat tegenwoordig in het Prado in Madrid hangt.
De Aanbidding der Wijzen was in het bezit van Jan of Jehan de Casembroot. Casembroot was de secretaris van de graaf van Eg- mont. Hij werd in 1525 geboren te Brugge. Zijn vader was burge- meester van die stad, en zijn moeder was Wilhelmina van Bronck- horst. De opdrachtgevers van het drieluik zijn bekend: het is het echtpaar Van Bronckhorst – Van Bosschuysen; ze zijn afgebeeld op de binnenkant van de twee zijluiken. Het betreft hier dus zeer waarschijnlijk de grootouders van Jan de Casembroot aan zijn moeders zijde. De familie Van Bronckhorst was overigens lid van het Lieve Vrouwe Broederschap in Den Bosch. Casembroot viel ten prooi aan de Bloedraad: op 14 september 1568 werd hij onthoofd. De secretaris had deelgenomen aan de samenzwering tegen de Spaanse Kroon door het Verbond der Ede- len, waartoe ook Egmont, Brederode en Lodewijk van Nassau be- hoorden. Het schilderij werd in beslag genomen door Alva en naar Spanje gebracht.
Wat was er zo interessant aan de Aanbidding? Het drieluik toont in principe het bezoek van de drie koningen aan het kindje Jezus. De meeste aandacht gaat echter uit naar een raadselachtige figuur die a´chter de drie koningen in de deurope- ning van de stal verschijnt. Volgens Wilhelm Fraenger, de Duitse kunsthistoricus die ervan overtuigd was dat Bosch deel uitmaakte van een ketterse sekte, ging het om een magister. Hij noemde dit personage de Vierde Koning. Anderen zien in de figuur koning Herodes die met zijn spionnen naar de geboren Messias speurt. Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
De demonische afbeeldingen op zijn tuniek zouden er zelfs op wij-
zen dat het de antichrist betreft. Bijzondere aandacht ging uit naar het hoofddeksel van de ‘Vierde Koning’. Hezenmans spreekt van ‘een krijgshoofd met langen fijnen baard die een tulband op het hoofd draagt, welke van boven in een soort van helm uitloopt’. Een andere kunstbeschouwer spreekt over een ‘naakte wilde met een vogelnestachtig hoofddeksel’. Maar wat niemand schijnt te hebben opgemerkt is dat de tulband in feite een doornenkroon is, en dat hij bovenop toeloopt in een lelie. Een lelie tussen de dorens dus!
Een lid van de Lieve Vrouwe Broederschap, neergezet als een verraderlijke Herodes? In zijn linkerhand houdt hij een vreemd voorwerp, een kroon of een tulband, waarop demonen een reiger wurgen. De reiger was een bekend symbool voor Christus. In een donkere opening van de stal, vrijwel onzichtbaar, zit opnieuw een uil toe te kijken. Op een kopie is de doornenkroon met de lelie overigens vervangen door een ronde hoed. Opnieuw een mysterie dus.
Wat probeert Bosch ons hier te zeggen? Welke rol speelt de vierde koning en wat heeft hij met de aanbidding van het kindje Jezus te maken? Zijn de drie koningen Europese grootmachten en is Jezus de buit, het christendom?
Het is niet ondenkbaar dat Filips II voor het eerst in aanraking kwam met de Zwanenbroeders en het gedachtegoed van Bosch toen hij op 23 september 1549 de mis bijwoonde in de Sint-Janska- thedraal van ’s-Hertogenbosch. De Tuin der Lusten heeft een tijd- lang in de Sint-Jan gehangen, en Filips zou het daar gezien kunnen hebben, maar zeker is dit niet: waarschijnlijk was het in 1549 al in het bezit van Hendrik van Nassau, waar een kanunnik het immers al in 1517 had gezien. Mogelijk werd het schilderij pas met terug- werkende kracht van belang, en wel op het ogenblik dat de Prins van Oranje zich met de Bossche broeders ging inlaten. Willem van Oranje bezocht in 1556 en in 1562 de stad Den Bosch, en het zou kunnen dat hij in 1562 het lidmaatschap van de Zwanenbroeders kreeg aangeboden. Een van zijn secretarissen, Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
de Bosschenaar Nicolaas van der Stegen, zelf lid van de Lieve
Vrouwe Broederschap, was bij die gelegenheid ook aanwezig. Mo- gelijk werd Willem al in 1556 lid, maar in 1562 zou een lidmaat- schap van de Zwanenbroeders, die zo veel contacten hadden in de Duitse en Kleefse gebieden, stukken interessanter zijn geweest. We herinneren ons dat Willem in datzelfde jaar druk doende was Duit- se steun te verwerven. En we hebben gezien dat de familie van Willems eerste vrouw, Anna van Buren, al jarenlang lid was. Nicolaas van der Stegen bewoonde overigens het pand Parva Domus in Vught, op het terrein van Zionsburg! Het pand, waarop we nog zullen terugkomen, werd in die tijd dan ook Prince van Oranien genoemd. Maar er was meer aan de hand, en het bezoek van Willem aan Den Bosch brengt ons bij een andere interessante figuur in het broeiende conflict tussen hem en Filips. Bisschop Sonnius, de spion van Filips
De kleine, corpulente Sonnius, van oudsher inquisiteur in dienst van de paus, werd als Frans van de Velde geboren in het Brabantse Son (vandaar Sonnius) en was in 1561 door Granvelle juist tot bisschop gewijd. Het was zijn idee geweest om bij elk bisdom twee inquisiteurs aan te stellen om toezicht te houden op de gods- dienstige gezindheid van de bevolking. Ook was hij betrokken ge- weest bij het plan van Filips om in de Lage Landen 14 bisdommen op te richten. Ee´n van die bisdommen was ’s-Hertogenbosch, en het was dit nieuwe bisdom waarover Sonnius de scepter mocht gaan zwaaien. De bisschop werd van meet af aan gewantrouwd. De Bossche clerici die gewend waren hun eigen boontjes te doppen, zagen hem liever gaan dan komen en aanvaardden de pauselijke indringer onder protest. Op 16 november 1562 verbleef Sonnius bij de kartuizers in Vught alvorens zich twee dagen later met lauwe egards in Den Bosch te laten huldigen. Toeschouwers keerden zich nadrukkelijk van hem af toen hij in processie naar de kathedraal wandelde. Op zich is een dergelijke ontvangst van een pauselijk gezant in het katholieke bastion Den Bosch al opmerkelijk. Nor- Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
maal gesproken is het voor een stad een grote eer om tot bisdom te
worden benoemd; de Sint-Janskerk mocht vanaf dat moment een kathedraal worden genoemd. Maar in Den Bosch was niemand gelukkig. De Bossche afkerigheid wordt wel geweten aan klein- steeds anarchisme en een antiklerikale houding in het algemeen, maar in andere steden waar hetzelfde gebeurde, stuitten de nieuwe bisschoppen op lang niet zo veel verzet. Het lijkt wel of de Bos- schenaren een speciale reden hadden om Sonnius te wantrouwen. Eenmaal op zijn zetel werd hij voortdurend tegengewerkt; beslui- ten werden achter zijn rug om genomen. Van alle tegenwerking was het uitgerekend zijn eigen kapittel dat hem de grootste hoofd- brekens bezorgde. Het Bossche kapittel was in 1366 gesticht door Luikse bisschop Jan van Arkel, en bezat twee eeuwen lang het gelukkige (en verbazingwekkende) privilege niet onderhorig te zijn aan Rome. De kanunniken waren baas in eigen huis en bezaten een voor die tijd ongehoorde autonomie. Juist dit kapittel keerde zich nadrukkelijk tegen Sonnius.
De meest frappante actie betreft echter de Lieve Vrouwe Broe- derschap. Behalve de kanunniken waren het met name de Zwanen- broeders die in het verweer kwamen. Hoewel de bisschop plaats mocht nemen aan de zwanenmaaltijd, was zijn lidmaatschap niet van harte. De broeders hadden met de hen kenmerkende anticipa- tie al vo´o´r de komst van de bisschop geprobeerd hem buiten spel te zetten. Blijkbaar was het ook nu weer van cruciaal belang dat de broederschap haar gebruiken en vrijheden ongezien en ongecon- troleerd voort kon zetten. Het is opvallend dat de Bosschenaren zich pas bij zijn bestuur neerlegden toen de hertog van Alva de Nederlanden met harde hand kwam bezetten. De Zwanenbroeders bleven hem echter om de tuin leiden.
Het ging daarbij duidelijk om meer dan alleen de roomse be- moeienis. Latere bisschoppen, zoals Metsius en Crabeels, kregen een veel warmer onthaal. Na 1588 verliep de samenwerking met achtereenvolgende Bossche bisschoppen vlekkeloos. Er was iets met Sonnius wat verder ging dan de teloorgang van klerikale pri- vileges. Later zou Marnix van St. Aldegonde, vriend en pleitbezor- ger van Willem, zijn hekeldicht ‘de Bijenkorf’ aan Sonnius opdra- Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
gen. Om met hem te spotten, maar wellicht ook om hem te laten
weten dat hij en Willem van zijn ware bedoelingen op de hoogte waren. Het was typisch iets voor Marnix om de katholieke vijand op die wijze uit te dagen: Marnix was een van de mogelijke dichters van het Wilhelmus.
Maar waarvan waren Marnix en Willem dan op de hoogte? Het wantrouwen van de Bosschenaren kan te maken hebben met de nauwe band die de bisschop met de Spaanse koning onderhield. Het was Sonnius die door Filips naar de paus werd gestuurd om het idee van de 14 bisdommen door te drukken. Met dit plan wilde Filips niet alleen de teugels aantrekken in de Nederlanden, het was ook een poging om de invloed van Oranje in de Brabantse gebieden te verkleinen. Van Dijck100 noemt Sonnius een ‘pion van de kerke- lijke politiek van Filips II’.
Sonnius. Was hij het die Spanje informatie verschafte over de con- tacten tussen Willem en de Zwanenbroeders? Was hij op 20 juni 1562 aanwezig bij het bezoek van Willem aan de stad? Zijn afwe- zigheid lijkt nauwelijks voorstelbaar.
Voortbordurend op het belang van de Duitse steun zou onze hypothese dan zijn dat Filips II, de Spaanse koning, op de hoogte was van Willems pogingen om hulp te krijgen van Duitse vorsten- huizen – vorstenhuizen die in de Lieve Vrouwe Broederschap nage- noeg oververtegenwoordigd waren. Willem kende de broeder- schap via zijn eerste vrouw, via Brederode e´n via zijn secretaris Nicolaas van der Stegen. Willems eigen voorvaderen werden trou- wens al vanaf 1486 als contribuant ingeschreven. Als lid van de invloedrijke Zwanenbroeders, die in heel Europa en specifiek in Duitsland hun vertegenwoordigers hadden, zou het voor de Prins van Oranje niet moeilijk zijn geweest om uit de ellenlange ledenlijst te putten. Bovendien kon hij middels de Zwanenbroeders bogen op het Pact van Woeringen, dat in feite aan de wieg stond van de broederschap. De broederschap kan, met een vooruitziende blik, haar zinnen hebben gezet op het lidmaatschap van de gerefor- meerde staatsen en op Oranje in het bijzonder. Dit verklaart dan de smeekbede uit 1562 waarin Willem, ‘ons mede swaenbroeder’, Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
om de schenking van zes zwanen wordt verzocht. Is er, door be-
middeling van bijvoorbeeld Van der Stegen, een overeenkomst ge- sloten tussen Willem en de Zwanenbroeders? Deze overeenkomst zou Oranje toegang verlenen tot invloedrijke vorstenhuizen en an- dere Duitse geldschieters (De Duitse Orde!) en bovendien het voortbestaan van de Lieve Vrouwe Broederschap verzekeren in het geval dat de staatse troepen in hun opzet zouden slagen. Probeerde de bankroete Filips te voorkomen dat Oranje door de Duitse Orde werd gefinancierd? Hoewel wij geen sluitende bewij- zen hebben gevonden voor de Teutoonse betrokkenheid zou Filips, die heel goed wist dat Willem in Duitsland op zoek was naar geld- schieters, een dergelijke afspraak hebben kunnen vrezen. Door zijn prive´-bisschop Sonnius naar Den Bosch te sturen had hij een spion in het hol van de leeuw: een informant die hem grondig op de hoogte hield van de verrichtingen van de Broederschap. Dit ver- klaart in elk geval waarom Sonnius door de broeders werd gewan- trouwd en tegengewerkt.
Filips deed er alles aan de intieme bewegingen van de Zwanen- broeders en hun geheime pacten te achterhalen. Hij waarschuwde de Duitsers zich niet met Oranje in te laten. Op aanraden van Granvelle zette hij zijn spion Sonnius op de bisschopszetel. En hij stuurde zijn belangrijkste veldheren eropuit om de schilderijen van Bosch, lid van de Zwanenbroeders, in handen te krijgen. Hoe dan ook, de Zwanenbroeders kregen wat ze wilden. Toen Den Bosch in 1629 eindelijk door de staatse troepen werd ingeno- men en alle katholieke instanties door de gereformeerden werden verboden, was er maar e´e´n instituut dat deze omwenteling over- leefde: de Lieve Vrouwe Broederschap.
Het Pact van Woeringen?
De these luidt dus min of meer als volgt: Willem verkocht aandelen van de te stichten Republiek der Verenigde Nederlanden om zo de opstand te financieren. De Duitsers boden zich aan als aandeel- Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
houders: ze wilden invloed in de nieuwe Republiek, net als ze dat
wilden in de tijd van de eerste hertogen. Het geheime pact stelde Duitsland in staat om misschien niet openlijk, maar dan toch via de adel steun aan Oranje te geven.
Maar Willem bedacht zich: hij sloot een pact met de Fransen, en nı´e´t met de Duitsers. Dit feit joeg de potentie¨le bondgenoten tegen hem in het harnas. In 1574, net na de dood van zijn broer Lode- wijk, schijnt Willem nog even geaarzeld te hebben. Hij liet zijn broer Jan weten de Nederlandse gewesten alsnog onder Duitse bescherming te willen brengen, en zelfs een liga met de Hanze te willen sluiten. Maar dit is er niet van gekomen. Oranje ging in zee met de Fransen.
Toch bleven velen de voorkeur geven aan Duitse steun boven die van de Fransen. Holland en Zeeland drongen erop aan steun te vragen aan de calvinistische paltsgraaf Casimir. Op 7 mei pleitte Marnix op de Rijksdag te Worms nog eens voor hulp van het Duitse Rijk. Een eigenaardige brief uit 1577 was die van Ge- rard Prouninck van Deventer aan Willem van Oranje. Hij schreef vanuit Nieuw-Herlaar bij Vught om te berichten dat de Duitse soldaten uit Breda (die Willem blijkbaar besteld heeft) in Neder- weert waren aangekomen en vroeg hem of hij de betaling moest aanhouden.
Uit deze brief zou blijken dat er – op bevel van Oranje of een van zijn vrienden – toch Duitse steun is ingeroepen, maar dat Willem rond deze tijd besloot de hulp af te zeggen. De Duitse alliantie die Filips vreesde vond nooit doorgang, ten- minste niet tijdens zijn leven. Willem koos voor Frankrijk. In 1578 gaf hertog Frans van Anjou, broer van de Franse ko- ning, uit eigenbelang steun aan de staatsen: 10.000 man voetvolk en 3000 ruiters voor drie maanden. Willem moest het voorstel aannemen om te voorkomen dat hij zijn vijand werd. Hij sloot liever een pact met deze onbetrouwbare hertog dan met de grillige Duitsers. Als je een tijger tegenkwam was het beter op zijn rug te springen dan je te laten verslinden. En wie de tijger berijdt kan niet afstappen. Willem haalde Anjou niet in huis omdat hij in het Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Franse huis van Valois een waardevolle bondgenoot vond, maar
juist omdat hij in hem een potentie¨le vijand zag die in samenwer- king met Spanje een onverslaanbare tegenstander zou worden. Hij maakte hem tot een vriend om te voorkomen dat hij een vijand werd.
Maar met deze zet maakte hij nieuwe vijanden. Graaf Johan van Nassau, de laatste nog levende broer van Willem, schijnt hem in deze tijd te hebben gewaarschuwd voor zijn anti-Duitse diploma- tie. Toen Marnix van St Aldegonde op de al vermelde Rijksdag om Duitse militaire steun verzocht, stuitte hij op louter ergernis: de Prins van Oranje had zich de woede van de Duitsers op de hals gehaald met zijn Franse koers. Tussen 1580 en 1583 waren er in Duitsland meermalen dreigende protesten tegen de weg die Oranje met Anjou was ingeslagen. Willem maakte het er niet beter op toen hij de Duitse Aartshertog Matthias passeerde voor Anjou. Door Frankrijk uit te nodigen binnen de landsgrenzen van de Republiek sloot hij niet alleen de deur voor de Duitse belangen in de Nederlandse economie en de waterwegen, maar hij bracht de Fransen zo wel heel dicht bij de Duitse grens. Dat maakte de Duit- sers erg nerveus. Zij wisten beter dan Willem dat Frankrijk zich niet tevreden zou stellen met een klein aandeel in de winst; het zou het begin zijn van een agressieve annexatiepolitiek zoals de Spanjaarden die daarvoor hadden gevoerd. Duitsland had mis- schien niet al te veel te winnen bij een verdrag met de Nederlanden, maar het had zeker veel te verliezen bij een Hollands akkoord met de Fransen. Met Anjou had Oranje een sluwe en gretige wolf bin- nengelaten. Broer Jan, die de meningen van Duitse edelen en ge- westen beter kon peilen dan Willem, trachtte hem keer op keer te waarschuwen: de Duitsers waren niet blij. En wat ook niet onbe- langrijk was: het verdrag met Frankrijk kostte hem het vertrouwen van het volk. Maar Willem kon niet meer terug. De koers was gezet, maar de opvarenden verlieten als ratten het schip; tegen het einde van zijn leven was Willem van Nassau de enige die nog op het voordek naar de gezichtseinder tuurde. Alle anderen – zijn vrien- den, zijn bondgenoten, de staatsen en niet in de laatste plaats het Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
volk – hadden hem verlaten. Hij had meer vijanden dan ooit tevo-
ren.
Hoe kwaad zijn vijanden precies waren zullen we nu zien. Balthazar Gerards, de Lee Harvey Oswald van de Lage Landen Er was al eerder sprake van een moordcomplot tegen Willem. Fi- lips, zijn pleegbroer, had een prijs van 25.000 kronen op zijn hoofd gezet. Daarvoor waren aanslagen beraamd die op niets uitliepen. Het betreft incidenten en geruchten waarbij potentie¨le moorde- naars opschepten over hun plannen of schoten die werden gelost op koetsen waar de Prins niet eens in bleek te zitten. Andere huur- moordenaars lieten zich op voorhand bekostigen en poetsten ver- volgens de plaat. De eerste serieuze aanslag vond plaats op maart 1582. Ene Jean Jaureguy, een Spanjaard uit Biskaye, liet zich evenzeer leiden door de hoge beloning als door zijn religieuze overtuiging. Hij liet zich door een Portugese koopman, Gasper An˜astro, overhalen om de moord te plegen. Blijkbaar was Jaure- guy op het eerste gezicht al zo’n prutser dat men besloot hem schietlessen te geven. Het mocht niet baten: toen de schutter de Prins in Antwerpen eindelijk in het vizier kreeg, bleek hij het pis- tool zo zwaar geladen te hebben dat het in zijn eigen gezicht ont- plofte. Willem raakte weliswaar zwaar gewond maar overleefde de aanslag.
In eerste instantie verdacht men de Fransen; de aanwezige Franse edellieden, beweerde men, hadden Jaureguy zo snel met hun helle- baarden doorstoken dat het niet anders kon of ze wilden hem het zwijgen opleggen voordat hij zijn opdrachtgevers kon noemen. Toch wezen de talloze papieren op het lichaam van Jaureguy op een Spaanse betrokkenheid. Overigens wekte dit feit al wantrou- wen op: was Jaureguy echt zo onnozel of had men de papieren – die aan duidelijkheid werkelijk niets te wensen overlieten – op zijn lichaam geplant om de Spanjaarden verdacht te maken? Maar het was uiteindelijk niet deze Baskische huurling die de Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
moordenaar van de Prins van Oranje zou worden. Die dubieuze eer
ging naar iemand anders.
Balthazar Gerards.
In Nederland is zijn naam zo ongeveer synoniem aan moorde- naar. Hij is de Lee Harvey Oswald van Nederland, en het enige wat de Nederlanders over hem weten – en willen weten – is dat hij de moordenaar is van Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands. De schok van die politieke moord werd pas gee¨venaard door die op Pim Fortuyn in 2002. Het is dan misschien ook niet verwonderlijk dat de twee politici, Willem van Nassau en Pim Fortuyn, op een onlangs gehouden verkiezing van de Grootste Nederlander aller tijden respectievelijk de eerste en tweede plaats innamen. In beide gevallen werden de slachtoffers verheerlijkt en hun moordenaars doodgezwegen. In beide gevallen werden de politici vanuit een hin- derlaag doodgeschoten en als gevolg daarvan werden de moorde- naars tot verachtelijke en lafhartige individuen bestempeld. Maar wat niet veel mensen weten is dat Balthazar Gerards in zijn geboor- teplaats Vuillafans juist een heldenrol krijgt toebedeeld. In het Franse dorpje is een straat naar hem genoemd, en desgevraagd weten de dorpelingen over hem te vertellen dat Balthasar Ge´rard een martelaar was die in Nederland ‘een of andere graaf’ ombracht en als gevolg daarvan de heiligendood stierf.101 Op een schilderij uit de zestiende eeuw in het museum Sarret de Grozon in Arbois wordt hij afgebeeld als een overwinnaar: Gerards staat zegevierend op het stuiptrekkende lijk van Oranje terwijl Hemelse Machten hem een lauwerkrans op het hoofd planten. Net als bij de moord op Kennedy is ook Balthazar Gerards het onderwerp van talloze samenzweringstheoriee¨n. Is men het er min of meer over eens dat Volkert van der Graaf, de moordenaar van Pim Fortuyn, een labiele eenling was, Balthazar Gerards wordt tot op de dag van vandaag omgeven door complottheoriee¨n: werkte de 27-jarige leerling-kastenmaker alleen of maakte hij deel uit van een omslachtig complot waarin Spanjaarden en Portugezen, dan weer Fransen of zelfs naaste bondgenoten een rol spelen? Dat hij de fatale schoten loste wordt niet betwist, maar deed hij dit op eigen houtje of werd hij er door anderen toe aangezet? Sappige Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
omstandigheden ten tijde van de moord maken de complotgedach-
ten tot een verleidelijke bezigheid. Gerards werd, net als Oswald, in het geheim verhoord. Zijn bekentenis werd onder martelingen af- gedwongen en er zijn hem mogelijk woorden in de mond gelegd. Details over de bekentenis varie¨ren en het is moeilijk te zeggen wat de moordenaar zelf gezegd heeft, wat er is verzwegen en wat er bij monde van zijn ondervragers aan de bekentenis is toegevoegd. Meteen na de moord doen tekenaars en geschiedschrijvers hun uiterste best om met een ‘officieel’ opgepoetst verhaal naar buiten te komen. Daarnaast doen zich in de commotie allerlei gebeurte- nissen voor die tot op heden onverklaard blijven. Een bode uit Orange hoorde van de moord en ging er spoorslags vandoor. Hij sprong over de stadsmuur en zijn gespetter in de slotgracht maakte zoveel kabaal dat hij werd opgepakt, op een boerenkar terug de stad in gereden en ondervraagd. Deze raadselachtige actie is nooit verklaard en de bode is spoorloos uit de kronieken verdwenen. Wie was hij? Waarom probeerde hij zo wanhopig te ontkomen? Wist hij iets? We weten het niet. Later zou blijken dat Balthazar precies op die manier uit de stad had willen vluchten: was er een hand- langer in het spel?
Apocalyptische gebeurtenissen omwolkten de moord: toen de dan nog katholieke Bosschenaren een kerkmis organiseerden om God voor de moord op de ketterse Willem te danken, sloeg prompt de bliksem in en brandde de houten middentoren van de Sint-Jan volledig af.
Vier dagen na de moord werd Balthazar Gerards in het openbaar gevierendeeld.
Balthazar groeide op in een streng katholiek gezin dat leed onder de Reformatie, en dat de Prins van Oranje in toenemende mate verantwoordelijk stelde voor dat leed. Toen hij het later gemunt had op de Prins, meende hij dan ook volledig in zijn recht te staan, een overtuiging die nog versterkt werd door het uitspreken van de vogelvrijverklaring die van Oranje een gewettigd doelwit maakte. Bij het opbiechten van zijn plannen aan priesters en medestanders kreeg hij te horen dat zijn daad hem zou verlossen van alle zonden Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
en dat hem een plaatsje in Hemelse regionen verzekerd zou zijn. De
Spaanse koning stelde daarnaast ook nog eens 25.000 kronen in het vooruitzicht. Na lange tijd met zijn plannen geleurd te hebben, wist hij in juli 1584 eindelijk op schootsafstand van de Prins te komen. Kort ge- zegd gebeurde er het volgende: in het voorjaar wist hij zich onder een valse identiteit naar binnen te praten in Willems residentie te Delft, het Prinsenhof. Hij beweerde dat zijn naam Franc¸ois Guyon was, dat zijn vader door de katholieken was vermoord en dat hij de leider van de protestanten wilde dienen. Willem mocht hem wel, maar wist niet direct een geschikt baantje voor hem te bedenken. Daarom stuurde hij hem naar Anjou in Frankrijk. Balthazar reisde naar de Franse grens, zichzelf waarschijnlijk vervloekend dat hij zo’n grote kans had laten schieten, maar keerde terug naar Delft toen hij hoorde dat de hertog van Anjou intussen aan tyfus was gestorven. Hij werd wederom toegelaten tot het Prinsenhof en scharrelde daar een paar dagen rond; toen Willem hem vroeg waarom hij niet in Frankrijk gebleven was, antwoordde hij dat hij geen sou op zak had en dat hij er bijliep als een bedelaar. Iro- nisch genoeg was het dus Willem zelf die Balthazar de twaalf kro- nen gaf waarmee hij nog dezelfde middag twee pistolen kocht. Op 10 juli, na een maaltijd in het Prinsenhof waarbij zijn directe fami- lie en de burgemeester van Leeuwarden aanwezig waren, had Wil- lem van Oranje nog enkele gesprekken met officieren en verliet toen de eetzaal. Toen hij de trap beklom naar zijn spreekkamer sprong Balthazar tevoorschijn. De drie afgevuurde kogels door- schoten zijn maag en longen en boorden zich in de witgekalkte muur daarachter – tot op de dag van vandaag zijn de veronder- stelde kogelgaten daar te zien. Willems laatste woorden waren: ‘Heere Godt weest mijn siele, ende dit arme volck ghenadich,’ of eigenlijk: Mon Dieu ayez pitie´ de moi et de ce pauvre peuple... Balthazar Gerards sloeg op de vlucht en werd na een schermutse- ling gegrepen. De rest is bekend.
Werkte Balthazar alleen of in opdracht van iemand anders? Het lijkt er, gezien de armoedige staat waarin hij te Delft arriveerde, Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
niet op dat er iemand anders in het spel is geweest; welke opdracht-
gever zou hem op pad sturen zonder een stuiver op zak, en zonder hem van wapens te voorzien? Een vurig katholiek als Balthazar met 25.000 kronen in het vooruitzicht had bovendien geen extra instigatie nodig. Daarbij liep hij zijn moorddadige plannen al jaren aan te kondigen: hij was geobsedeerd door zijn missie en had een groot deel van zijn leven naar de aanslag toegewerkt. Toch noemt hij tijdens de vier verhoren – als we tenminste zijn ondervragers mogen geloven – enkele personen die hem bij de moord geholpen zouden hebben, of die er in ieder geval van op de hoogte waren. Meteen na de moord werd hij opgesloten in de portierswoning van het Prinsenhof en daar schreef hij eigenhandig zijn bekentenis. Hij opent met de volgende woorden: Ik, Balthazar Gerard uit Wil- lafans [sic] in Bourgondie¨, laat weten aan allen dat ik al sedert zes jaar en evenzo sedert de tijd dat de vrede van Gent verbroken en geschonden werd door Willem van Nassau, prins van Oranje, het plan heb gehad deze Nassau te doden en uit de weg te ruimen omdat het mij voorkwam dat, zolang hij zou leven, hij opstandig zou blijven tegen de katholieke koning, onze heer, en alle moeite zou doen langs alle ongeoorloofde wegen de toestand in de katho- lieke en apostolische kerk, genaamd de Roomse, te vertroebelen, gelijk deze Nassau heeft gedaan en volgehouden tot op heden, waardoor hij oneindig veel kwaad veroorzaakte zowel in het gods- dienstig als in het maatschappelijk leven in deze provincies van de Lage Landen. Verder zegt hij:
Ten bewijze dat ik dit plan had toonde ik het toen ik in Dole was in het huis van Jehan Villaux, ongeveer zes jaar geleden, doordat ik een dolk, die ik in mijn hand had, met alle kracht in de deur stak met de woorden: Ik zou willen, dat die stoot in het hart van de prins van Oranje zou zijn gegeven.
Vervolgens beschreef hij nauwgezet hoe hij tot de moord geko- men was, hoe hij stap voor stap naar de grote dag had toegewerkt, hoe hij zelfs bij de graaf van Mansfeldt in dienst trad om aanbeve- lingsbrieven te bemachtigen. Hij noemde de hertog van Parma als iemand die hij van tevoren op de hoogte bracht (we kennen de Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
hertog van Parma nog als Alexander Farnese, de landvoogd die
belast werd met het opsporen van de schilderijen van Jeroen Bosch) en ook beweerde hij te biecht te zijn gegaan bij een jezuı¨et in Trier om zijn gewetensbezwaren te sussen.
Verder beweerde Balthazar dat hij al drie jaar op de hoogte was van de ban die koning Filips over Oranje had uitgesproken. Bij nadere ondervraging bleek echter dat de vogelvrijverklaring pas in februari 1584 in zijn bezit was gekomen, dus vijf maanden voor de moord. De schrijver Renon de France beweert dat hij de ban al in 1582 onder ogen kreeg en dat hij zijn plannen toen be- sprak met de zoon van de graaf van Mansfeldt. Deze zag overigens helemaal niets in het plan en dacht waarschijnlijk dat Balthazar een grote opschepper was. Toch ondersteunen de meeste bronnen op het eerste gezicht de Spaanse connectie. In de Historia del mundo en la reynado del rey D. Phelipe II uit 1606 schraagt de Spaanse historicus Herrera de betrokkenheid van zowel Parma als Mans- feldt. Wij herhalen hier een citaat uit het werk van Nanne Bosma: ‘...de hertog van Parma zocht naar een manier om [Willem van Oranje] uit de wereld te helpen, opdat hij zijn gerechte straf zou ontvangen. Te dien einde stuurde hij er verscheidenen op uit, die zich bij hem waren komen aanbieden en onder hen Balthazar Ge- rards, een Bourgondie¨r afkomstig uit Vuillafans, secretaris van de graaf van Mansfeldt, een jongeman van 26 jaar; en hoewel hij er veel minder van verwachtte dan van anderen, gaf hij hem, op ad- vies van de heer van Hautepenne en van Mansfeldt, de goedkeu- ring en de hulp die hij ook anderen had gegeven. (...) Deze jonge- man dus, ontwikkeld, welbespraakt en in zijn handelingen opval- lend voorzichtig en handig, ontving van de hertog van Parma de dingen die hij nodig had en ging naar Holland, naar de stad Delft, waar de prins van Oranje verbleef, onder het voorwendsel dat hij brieven had van de koningin-moeder en bericht over de dood van de hertog van Alenc¸on (Anjou), haar zoon, die toen gestorven was.’
Wat opvalt aan dit citaat is dat het op een aantal cruciale punten in tegenspraak is met Gerards’ eigen bewering dat hij alleen werkte, zich heimelijk uit het gevolg van Mansfeldt had losge- Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
maakt en volledig berooid in Delft was gearriveerd. Dit kan er
natuurlijk op wijzen dat de moordenaar zijn opdrachtgevers wilde beschermen, maar daar slaagt hij dan ten dele in, daar hij we´l vermeldt dat de voornoemde Parma en de zoon van Mansfeldt op de hoogte waren. Waarom zou hij bovendien de medeplichtigheid willen ontkennen van lieden die zo openlijk de ban over Oranje hadden uitgesproken? Het voorgaande sluit wel zeer nadrukkelijk aan bij de officie¨le lezing zoals die al kort na de moord naar buiten werd gebracht: een lezing waarbij dankbaar gebruik werd gemaakt van de Spaanse ban. Zelfs Balthazar schijnt niet helemaal duidelijk te willen zijn over de rol die de ban bij zijn beslissingsproces heeft gespeeld. Bij het lezen van de bekentenis krijgen we de indruk dat de vogelvrijverklaring er aan de haren is bijgesleept om de Spaanse betrokkenheid aannemelijk te maken. De bewuste bekentenis kwam pas na de terechtstelling van Balthazar naar buiten en diende toen als basismateriaal voor een door de Staten-Generaal verspreid pamflet, met andere woorden: het diende ter rechtvaardi- ging van de officie¨le lezing. Opmerkelijk is dat het stuk daarna spoorloos verdween. Pas in de negentiende eeuw dook het weer op, en dan nog alleen als een kopie van een kopie. Verklaard werd dat het een kopie betrof die volgens een resolutie van de Staten van Holland op 24 juli 1584 in het stadhuis van Delft be- waard moest blijven. Deze kopie zou bij een brand in 1618 door onbekenden gestolen zijn en in particuliere handen overgegaan. Dit vreemde verhaal pleit niet voor de geloofwaardigheid van de be- kentenis, ondanks de aannemelijke biografische passages in het stuk.
Kort na de terechtstelling verscheen er nog een aantal andere pamfletten. Het eerste is vreemd genoeg uit katholieke hoek af- komstig en roemt Balthazar al meteen als martelaar. Het tweede pamflet bevat de ‘officie¨le’ lezing, uitgevaardigd door de Staten. Dit werk geeft in grote lijnen de bekentenis weer maar zwijgt over het schokkend ontoereikende optreden van de prinselijke lijfwach- ten.
Tirion – Literair Klassiek – 157 x 234 mm (L) Pre Press Zeist
24/09/2007 Pg.
Het geautoriseerde verhaal rakelde de toedracht nog eens in kleu-
ren en geuren op: de fanatieke eenzaat die zich op verraderlijke wijze Willems vertrouwen won en van diens befaamde gastvrijheid gebruikmaakte om zich toegang te verschaffen tot de prive´-vertrek- ken van de Prins (waar hij, voegen wij eraan toe, op zijn gemak de boel verkende, de vluchtwegen in kaart bracht en zich vertrouwd maakte met de routine aan het hof).