4.4. Aanwijzing opsporing.
Naast de beleidsmatige inzet van de opsporing op criminaliteitsverschijnselen in termen van onder meer verkennende onderzoeken waaromtrent op het niveau van het College van Procureurs-Generaal danwel de “driehoek” van Burgemeester, Hoofdofficier van Justitie en Korpschef wordt beslist, staan aanwijzingen in het kader van de opsporing in de zin van art. 130-lid 4 van de wet RO. Daarbij gaat het om de reactie op afzonderlijke strafbare feiten die ter kennis van het openbaar ministerie worden gebracht.
Uitgangspunten:
Als algemene uitgangspunten worden een tweetal criteria gehanteerd van wat in redelijkheid verwacht mag worden;
• De ernst van het strafbare feit en
• Opsporingsaanwijzingen.
Als vuistregel geldt ook; hoe ernstiger het feit, hoe meer inspanningen er dienen te worden verricht om het delict op te helderen ter vervolging en berechting.
Normerende criteria:
Het kader voor de reactie op vermoedelijk gepleegde strafbare feiten kent in dit verband nog twee normerende criteria;
• Vervolging bij een bekende dader en
• Gerichte opsporing bij ingrijpende, schokkende feiten.
Indien een feit is gepleegd waarbij de verdachte direct bekend is, dienen immer opsporingshande-lingen te volgen zoals de aanhouding van de betrokkene en het opmaken van een proces-verbaal. Dit is het geval indien de verdachte door de inbreng van getuigenis onmiddellijk bekend wordt, danwel zodanige informatie 80
voorhanden is, dat de verdachte met weinig inspanningen kan worden gevonden.
De zaak mag niet ongemotiveerd en lichtzinning terzijde worden gelegd indien sprake is van een schokkend feit. Bij het antwoord op de vraag wat schokkende feiten zijn is de omvang van de aantasting van de balangen of het welzijn van individuen of van de samenleving als geheel van belang. Opnieuw gelden daarvoor criteria waarvan we er een tweetal benoemen;
• Indien de lichamelijke integriteit in aanzienlijke mate is aangetast; er is verkracht.
• Het feit een algemeen risico vormt voor het integer functioneren van belangrijke maatschappelijke functies: de democratische orde, het openbaar bestuur of de rechterlijke macht. Zoals het door corruptie of misbruik ten principale ondergraven van het vertrouwen in de aangegeven sectoren of instituties.
Het gaat dus steeds om gedragingen en delicten waarbij daadwerkelijk en in betekenisvolle mate belangrijke individuele en collectieve waarden in gevaar worden gebracht. Feiten waardoor grote beroering teweeg wordt gebracht en waarmede de rechtsorde wordt geschokt. Dat is het geval bij kinderverkrachting en misbruik (pedofilie).
Bij dergelijke delicten mag aanzienlijk meer worden verwacht. Er dient in dat geval gericht en meer dan oppervlakkig te worden gekeken en gezocht naar aanknopingspunten voor een succesvolle opsporing en vervolging; onder meer door het horen van eventuele getuigen.
Pas als die inspanningen geen succes hebben, kan de opsporing worden afgesloten.
Maar slechts op een zodanige wijze dat indien zich naderhand nieuwe feiten danwel informatie aandienen dit tot hernieuwde actie kan leiden.