3. Bibliotheek-barbaren
‘De Golfstroom gaat dan door de nauwe engte tussen Florida en - en - Florida enne...’
Ouwe Smithy is bijna in slaap gevallen tijdens de aardrijkskundeles en de rebellen van 5C houden zich doodstil om hem niet wakker te laten worden.
Duffy staat voorzichtig op. Hij heeft een dwaze puntmuts bij zich en wil die op Smithy’s omlaaggezakte hoofd zetten. ‘Ja, da’s leuk’, roept Dennis Dunstable enthousiast. Hij roept echter iets te hard want Smithy begint opnieuw te prevelen: ‘Tussen Florida en de Bahama’s. De snelheid van de Golfstroom is ongeveer tien kilometer per uur - ja, tien uur per kilometer - eh, dat betekent...’
Het hoofd van Smithy zakt weer naar voren en Duffy gebaart naar Dunstable om stilte. Zacht sluipt hij naar Smithy, zet hem de hoge puntmuts op en nu kan iedereen zien, dat er ‘Apollo 15’ op geschreven staat. Het lijkt inderdaad of Smithy’s hoofd het raketten-lanceerplatform van Cape Kennedy geworden is. Duffy loopt terug naar zijn bank en zit nauwelijks als Smithy een beetje wakker wordt. De oude man heeft geen erg in de puntmuts. ‘Het gaat bijna boven je bevattingsvermogen’, zegt hij sullig, ‘maar per uur gaat daar duizend keer zoveel water voorbij als...’ Hij zakt weer slaperig voorover.
‘In orde’, beveelt Duffy. ‘Schieten maar!’
Meteen komen er katapulten en elastieken te voorschijn. Een regen van propjes en andere projectielen klettert tegen het schoolbord achter de leraar, die één oog opendoet. ‘Hé, hagelt het?’
‘Duizend keer zoveel water als wat, meneer?’ vraagt Sharon, stikkend van het lachen.
Smithy knippert met zijn ogen: ‘O ja, duizend keer zoveel als de Mississippi. Negentigduizend miljoen ton water...’ Hij sluimert weer weg en Craven haalt een tomaat te voorschijn. ‘Eric, zullen we nu zwaardere munitie gebruiken?’
Duffy knikt verheugd. ‘Ja! Maar we hebben daar sterker elastiek voor nodig. Eh, Sharon, help eens een handje...’ Hij kijkt naar haar benen en ze trekt instinctief haar korte rok wat omlaag.
‘Mijn broek? Nooit!’
Maureen rommelt in haar lessenaar en haalt een oude, zwarte gymbroek te voorschijn. Duffy probeert de rekkracht van het elastiek en is tevree. Samen met Craven spant hij de broek, houdt de tomaat in het midden en juist als hij ‘vuur’ wil zeggen sist Abbott, die op de uitkijk staat: ‘Stop. Hedges komt!’
De tomaat verdwijnt in Cravens lessenaar en Duffy verbergt Maureens gymbroek. Iedereen zit braaf en netjes in zijn bank wanneer Hedges binnen komt. Hij ziet de dwaze muts op het hoofd van Smithy en gaat zacht naar de oude man om hem de muts af te nemen zonder hem wakker te maken. Op het beslissende moment klapt de lessenaar van Duffy “toevallig” met een harde klap dicht. Smithy schrikt wakker. ‘Tonnen water’, herhaalt hij. ‘O, hallo, Hedges, wat kom jij doen?’
‘Aflossen. Je lesuur is voorbij.’
Smithy kijkt verrast en fluistert: ‘Maar goed ook: nog een paar minuten langer en ik was in slaap gevallen. Hé, wat heb jij daar?’ Hij kijkt naar de puntmuts, die Hedges vergeefs probeert te verbergen.
‘Oh, eh - da’s een nieuw ideetje. Ik dacht dat ik zo beter te verstaan ben bij eh - bij de voetbaltraining.’ Hij zet snel de muts als een toeter aan zijn mond en schreeuwt: ‘Niet zo dribbelen; vooruit, voorzetten! Lammelingen!’
Smithy knikt bewonderend. ‘Ik dacht dat het een soort zotskap was.’ Tevree dribbelt hij naar de gang.
‘Lammelingen’, herhaalt Craven gekwetst. ‘Mooie benaming voor uw eigen klasje.’
‘Ik kan jullie beter mijn eigen kleine Maffia noemen. En omdat jullie ouwe Smithy in de maling namen, gaan we nu met frisse moed verder met ons nieuwste project...’ Hij wijst naar stapels boeken, een kaartsysteem, bandrecorder en schrijfmachine in een hoek van de klas.
Duffy kreunt: ‘Nee, niet weer die verrekte bibliotheek!’ ‘Schoolbibliotheek’, verbetert Hedges. ‘Ik wil enthousiasme zien! We gaan niet theoretiseren, maar doen iets wat praktisch is. We gaan de school iets geven: een eigen bibliotheek. En alles
doen we zelf: planken maken, boeken catalogiseren, alles neerzetten... krijg je geen prettige gedachten als je zoiets hoort, Duffy?’
Duffy kauwt zijn gom. ‘Noppes! Ik denk aan een behoorlijk uurloon voor zulk slavenwerk.’
‘We werken ons in het zweet, meneer’, klaagt Abbott maar Hedges lacht hem uit: ‘Als ik bij jou de eerste zweetdruppel zie, laat ik de schoolbel luiden. Vooruit nu: de meisjes catalogiseren, de helft van de jongens gaat boeken uitpakken en versjouwen en de andere helft gaat boven de planken afmaken.’
5C blijft onbeweeglijk zitten.
‘Duffy, waar zijn de werktekeningen van de planken?’ Langharige Duffy steekt zijn tong uit, doet met duidelijke tegenzin zijn lessenaar open en grijpt. Dan kijkt hij stomverbaasd naar de zwarte gymbroek van Maureen, die hij in zijn handen heeft. Schuw kijkt hij opzij wanneer Sharon in de lach schiet.
‘Is dat jouw broek, Sharon ?’ vraagt Hedges verbijsterd.
Ze geeft snibbig antwoord terug. ‘Hoe bestaat het! Zo gauw ergens een broek boven water komt denkt iedereen dat die van mij is!’
‘Het is mijn broek, meneer’, zegt Maureen sereen.
‘O... dat had ik nooit gedacht. Trek aan dat ding. Ik bedoel-weg ermee.’ Ze giechelt terwijl 5C brult van plezier.
Even later zit Maureen te tikken. Sharon heeft een boek gepakt en zit met een kleur van opwinding te lezen. Alle jongens zijn aan het werk behalve Dennis.
‘Vooruit, Dennis. Je bent toch een jongen!’
‘Nee’ zegt Dunstable. ‘Ik hou niet van timmeren en spijkers in mijn mond houden.’
‘Dat doen vaklieden altijd.’
‘Nee. Ik heb er gisteren een ingeslikt.’
Bernard begrijpt de bezwaren. ‘Goed, jongen. Ga naar Duffy en zeg dat jij vandaag opzichter bent. Jij mag met dat ding met die luchtbel kijken of de planken recht komen. Goed?’
Juichend klimt Dunstable over zijn bank en rent de klas uit. Sharon schrikt wanneer Hedges op haar boek klopt. ‘Je moet rubriceren, niet lezen, Sharon! Is het een goed boek?’
‘Gaat wel!’
Hij pakt het en leest de titel: “Anatomie van het lichaam”: ‘Dat had ik kunnen weten!’
‘U staat op bladzij 111’, zegt ze zoet en wanneer Hedges de pagina opzoekt ziet hij een zeer blote man met gedrukte verwijzingen naar de belangrijkste kenmerken. Sharon kijkt mee en giechelt.
‘Ahum’, kucht Potter, die stiekem binnengekomen is en de plaat ziet. Hij staart Hedges aan met het gezicht van een rechter, die over enkele seconden een verdachte tot honderd zweepslagen gaat veroordelen.
‘Ah, Potter. Ga je dat stopcontact in de bibliotheek maken?’
‘Ja’, gromt Potter. ‘En voor dat snertkarwei heeft juffrouw Ewell me nota bene uit mijn toiletten gehaald.’
‘Heus?’
‘Ik kan het niet waarderen wanneer jonge leerkrachten zich buiten mij om tot het hoofd wenden!’ Hij trekt boos aan zijn snor. ‘Als u naar me toe gekomen was en vriendelijk gevraagd had of ik even tijd had om een extra stopcontact aan te leggen had ik gezegd: “Met alle soorten van genoegen, meneer”.’
‘O nee, dat had je vast niet gezegd.’
‘Nee. Omdat u het niet op de goede toon gevraagd zou hebben maar sarcastisch als steeds.’
Bernard geeft hem de bandrecorder. ‘Vooruit, nu je toch hier bent kan je je verdienstelijk maken.’ Hij loopt voor hem uit. ‘Maar ik ben conciërge’, protesteert Potter. ‘Geen koelie!’
In de bibliotheek staan de boeken keurig netjes op planken, die bijna de totale muurvlakten bedekken. Craven en Abbott zetten er nog boeken bij en Dunstable loopt met het waterpas rond en probeert hem op elke plank, op de deur, de muren en de vloer. Cromwell kijkt bewonderend om zich heen.
‘Welwel, dat ziet er schitterend uit. Deze bibliotheek is een monumentaal bewijs voor de nieuwe geest, de teamgeest van 3B.’
‘5C meneer’, verbetert Duffy.
‘Natuurlijk, 5C, dank je, Dunstable.’
‘Duffy, meneer! Nog steeds Duffy. Mijn vader heet ook zo.’ Dunstable komt met zijn waterpas dichterbij. ‘Meneer, meneer, hoe stoppen ze die luchtbel daarin?’
Cromwell glimlacht bereidwillig: ‘Wat een onderzoekende geest! Dat zal ik je eens haarfijn vertellen. Die bel - die eh... die wordt niet in dat ding gestopt maar ze doen dat ding om die bel heen.’
‘Da’s lariekoek’, bromt Duffy en Cromwell knikt beschaamd.
‘Je hebt gelijk, jonge vriend. Maar de vraag was dan ook buitengewoon scherp gesteld. Laat ik eerlijk zijn: ik weet het niet.’ ‘Doet er ook niet toe’, zegt Dunstable grootmoedig.
‘Toch wel’, zegt Cromwell. ‘Ik zal je vraag noteren en het antwoord ergens opzoeken. Misschien bestaan er wel boeken over waterpasfabricage. Zo, en kan ik jullie soms ergens mee helpen?’
‘Misschien wilt u dit even vasthouden terwijl ik die spijker er in jas’, vraagt Duffy en Cromwell houdt bereidwillig een plank vast. Duffy haalt uit om de draadnagel met een paar geweldige klappen door het hout in de muur te drijven maar juffrouw Ewell, die juist binnenkomt, denkt getuige te zijn van de laatste ogenblikken van het geliefde hoofd.
‘Duffy!’ gilt ze waarschuwend maar Cromwell stelt haar gerust: ‘Geen paniek, Doris, vriend Dunstable is niet op het oorlogspad. Hoe vind je het hier?’
Ze kijkt wantrouwend rond. ‘Mooi. Ik vraag me af hoe lang dit standhoudt. Ik kwam zeggen dat er twee onderwijs-inspecteurs komen.’
Cromwell laat haastig de plank schieten, blij dat hij ontsnappen kan. ‘Sorry, jongens, de plicht roept.’
‘Ze komen morgen pas’, zegt Doris.
‘Geeft niet’, verzint Cromwell goedgeluimd. ‘Ik moet toch les geven aan 4B.’
‘3A, meneer’, verbetert Doris. ‘En pas over een half uur.’ Cromwell luistert niet en gaat naar buiten, juist wanneer Hedges naar binnen wil. ‘Bolsjewiek’, schreeuwt Hedges naar Potter, die mopperend loopt te lamenteren over kapitalisme, plutocraten en uitbuiting.
‘Kijk eens aan - nog meer vrijwilligers!’ juicht Cromwell.
Potter komt de deur in. ‘Jij beveelt maar, jij jaagt maar op... ik heb nu al het bloed in mijn handen!’ Dan ziet hij Cromwell en glimlacht zijn woede weg. ‘U ziet het: Potter is altijd bereid en paraat om hoe dan ook te helpen! Met alle kracht, meneer, en altijd goedgehumeurd!’
Bernard lacht sarcastisch. ‘O, hij is zo gewillig, de goedzak. Ik moest hem verzoeken kalmer aan te doen, meneer, anders had hij zich vandaag al driemaal overwerkt. Die man weet niet van ophouden!’
Cromwell straalt. ‘Een welsprekende omschrijving van mijn stoere rechterarm!’ zegt hij waarderend en Hedges maakt van de gunstige gelegenheid gebruik: ‘Die niet te temmen werklust heeft hij natuurlijk overgehouden van zijn diensttijd als woestijnmuis.’
‘WoestijnRAT’, sist Potter met ingehouden woede.
‘Neem me niet kwalijk. Ik vergat het. Je bent een RAT, Potter.’ Juffrouw Ewell wordt ongeduldig. ‘Laten we dit broederlijk werkend gezelschap verlaten, meneer Cromwell’, stelt ze voor.
Zodra Cromwell verdwenen is, verdwijnt ook Potters vriendelijkheid.
‘Ziezo. En waar moet dit ding staan?’
‘Graag daar in de hoek.’
Abbott kijkt naar de bandrecorder: ‘O, als ik dat geweten had! Worden we voortaan afgeluisterd?’
Duffy legt zijn hamer neer. ‘Yeah - wat betekent dat ding?’
‘We leggen een verzameling geluidsbanden aan’, verklaart Bernard en Craven haalt zijn schouders op: ‘O ja, al die ouderwetse hoempamuziek zeker.’
‘Dat hoeft niet. Er mag ook jazz - pop - twist - jerk bij, met of zonder hernia.’
De met zijn mond altijd gewelddadige Frankie Abbott kijkt dromerig voor zich uit. ‘Ik wil Hitler’, roept hij dan. ‘Al zijn redevoeringen met al dat tromgeroffel en al die mensen die maar schreeuwen van “Sieg Heil! Sieg Heil!” ’
Potter rilt van afgrijzen: ‘En dan te bedenken dat ik ook voor hem-daar gevochten heb.’
Hedges knikt. ‘Zo te zien heb je verloren, Potter. Kan je nou dat stopcontact maken?’
Potter is boos. ‘Erg vriendelijk dat u opmerkt dat ik er nog ben, MENEER Hedges.’
‘Erg vriendelijk dat u zolang hebt gewacht, MENEER Potter.’ Hedges wijst naar een plank. ‘Daar wil ik dat stopcontact hebben. Kan dat?’ ‘Nee. Daar staan boeken in de weg.’
‘Als je die wegzet staan ze niet in de weg.’
Potter schudt beslist zijn hoofd. ‘Nee. Boeken is educatieve sector; ik hoor meer bij de administratie.’
‘Duffy is nogal educatief ingesteld’, zegt Bernard zuchtend. ‘Help eens even, Duffy.’ Samen pakken ze de nauwelijks dertig boeken weg terwijl Potter tevree toekijkt.
‘Bedankt!’ zegt hij dan uiterst voldaan. ‘Wilt u me nu even mijn gereedschap aangeven, dan kan ik aan de slag.’
Hedges doet of hij schrikt. ‘O nee, Potter, het spijt me erg maar ik mag dat niet aanraken. Ik ben niet administratief, weet je wel? Ik zou de grootste heibel met de onderwijzersvakgroep krijgen.’
Brommend incasseert Potter de nederlaag en Bernard geeft Duffy opdracht een rooster voor de avonddiensten op te maken. ‘Wilt u dit mausoleum werkelijk ’s avonds openhouden?’
Potter heeft geluisterd: ‘Als deze jonge barbaren na schooltijd hier mogen zijn, trek ik er mijn handen van af en wijs ook alle verantwoordelijkheid af’, zegt hij bezorgd.
‘Mooi, geef ons dan meteen de sleutels maar’, zegt Bernard en Potter kijkt of hij gemolesteerd wordt.
‘Wat? Moet ik een sleutel van mijn sleutelbos halen?’
‘Hoeft niet’, sust Bernard. ‘Maar dan moet je er natuurlijk wel ’s avonds bij zijn en verantwoordelijkheid dragen.’
Met pijnlijk vertrokken gezicht haalt de conciërge een sleutel van de dikke bos. ‘Dat is voor het eerst dat deze sleutel en ik niet samen zijn’, klaagt hij. ‘Het is bijna of ik een kind aan misdadigers af moet staan.’
‘Hier, Duffy, de sleutel.’ Bernard overhandigt het ding plechtig en Duffy trekt een grimas.
‘O, wat leuk. Wat zullen de andere kindertjes blij zijn als ze zien dat we het kleine sleuteltje van onze eigen snoezige bibliotheekje hebben!’ Hij loopt - huppelend als een kind - met Dennis Dunstable naar buiten.
Bernard probeert Potter, die er als een geslagen hond bij zit, te troosten. ‘Kop op, Potter. De wereld draait nog steeds.’
‘Laat me met rust’, snauwt Potter. ‘Moest dit nou?’
‘Ja. Ik probeer heus je grote gezag niet te ondermijnen maar die kinderen moeten wat verantwoordelijkheid hebben!’
Potter snuift. ‘Je kan evengoed machinepistolen uitdelen om ze zoet te laten spelen. Zal ik zeggen wat dit wordt? Chaos! Bende! Oorlog en geweld. El Alamein in het klein!’
Bernard klopt hem troostend op de onwillige schouder: ‘We wonnen bij El Alamein, Potter. Dit winnen we ook.’
Hij verlaat het lokaal. ‘Laten we dat hopen’, fluistert hij dan op de gang.
De volgende dag heeft Frankie Abbott als gewoonlijk het hoogste woord: ‘Ik verrek het om bibliotheekdienst te doen en als Frankie Abbott iets vertikt, dan gebeurt het ook niet! Hedges kan hoog springen of laag, ik lach hem midden in zijn gezicht uit...’
‘Daar komt-ie’, roept Craven, die bij de klasdeur op wacht staat en meteen zit Frankie met braaf gezicht in zijn bank, tot groot vermaak van de klas.
Sharon trekt nuffig haar neusje op: ‘Dat plan van Hedges ruïneert mijn sociale contacten’, zegt ze triest. ‘Neem die knul met wie ik uitga...’
‘Die vertegenwoordiger met die sportwagen en die grote neusgaten?’ vraagt Maureen.
‘Ja. Als die me komt halen en dan te horen krijgt dat ik in de schoolbieb zit, weet-ie meteen dat ik nog op school zit.’
‘Weet hij dat dan niet?’
‘Ik heb gezegd dat ik stewardess ben.’
‘Ik kan ook niet laat thuiskomen’, zegt Dennis geschrokken. ‘Dan krijg ik van mijn pa op mijn donder.’
‘Dat stomme varken’, zegt Maureen kwaadaardig. ‘Hij slaat Dennis alleen maar omdat hij in zijn kroeg niemand aandurft.’ Duffy heeft lang nagedacht. ‘Luister’, zegt hij. ‘Hedges zegt dat hij ons de vrije hand geeft in die verrekte bieb. Denk na, sufferds! Zien jullie de mogelijkheden niet?’
Over die mogelijkheden hebben ook anderen nagedacht. Op de openingsdag, bij het verlaten van de school, zegt Doris Ewell Hedges gedag. ‘Zeker op weg naar de gala-opening van de bibliotheek?’
Hedges schudt zijn hoofd. ‘O nee, dat doet 5C zelf.’
Ze huivert. ‘Het komt allemaal op uw hoofd neer, onthou dat!’
Als ze weg is blijft Hedges aarzelen, loopt dan terug, komt Price tegen.
‘Moet je niet naar huis, Bernard? Je loopt de verkeerde kant op·’
‘Ik eh - ik vergat iets in mijn klas.’
‘Leugenaar! Je wil 5C vertrouwen maar de kriebels lopen over je rug.’
‘Geen sprake van. Ik geloof dat vertrouwen met vertrouwen beantwoord wordt.’
Price klapt in zijn handen. ‘Mooi gebruld, leeuw. Maar waarom blijf je dan hier rondlummelen? Kom mee, ik wil een biertje pakken om het feit te vieren, dat ik weer een dag Fenn Street School overleefd heb.’
‘Ga maar vast. Ik herinner me net dat ik...’
‘Dat je even in de bibliotheek moet zijn, hè?’
‘Barst!’
Hij wil zich niet laten kennen en even later verlaat hij met Price de school.
Webster van 5B gaat argeloos de bibliotheek in. Binnen klinkt een kreet en Webster vindt zichzelf terug op de gangvloer.
Binnen klopt Duffy zijn handen af. ‘Hoe bestaat het! Denkt hier zomaar binnen te mogen lopen!’
Craven sluit de deur. ‘Typische 5B-er. Net dronken kerels!’
‘Stel je voor’, gromt Duffy. ‘Wij bouwen de hele keet overeind en dan zullen anderen daar de eerste avond al van profiteren? Over mijn lijk!’
Hij drukt op een knop van de bandrecorder. Brullende muziek klinkt uit het apparaat en even later is de vloer vol wriemelende dansers. Sigaretten worden opgestoken en Craven sleept een kist bierflessen te voorschijn.
Duffy schokt als een stuiptrekkende zenuwlijder voor- en achteruit en Sharon zet de popmuziek nog wat harder.
‘Lekkere sound’, schreeuwt ze naar Duffy.
‘Kan je niet verstaan’, brult Duffy, maar zijn woorden verdwijnen in de stampende muziek.
‘Ik weet niet wat je zegt’, gilt Sharon terug.
5C geniet met volle teugen.
De volgende morgen ziet Hedges de conciërge in zijn lokaal. ‘O nee, Potter, niet zo vroeg op de morgen. Ik heb nog geen zenuwtabletjes op!’ zegt hij smekend.
Potter bekijkt hem onheilspellend: ‘U krijgt moeilijkheden met juffrouw Fairbrother van de avondschool. Ze komt vandaag klagen over het weerzinwekkende lawaai, dat gisteravond uit de nieuwe bibliotheek kwam.’
Bernard zucht opgelucht. ‘Dat kan 5C niet geweest zijn; die gingen om halfzeven naar huis.’
‘Op papier misschien. In werkelijkheid was het halftien.’ ‘Enthousiasme van het eerste uur’, glimlacht Bernard, die zich toch een beetje bezorgd gaat maken.
‘Mijn zuster! Als u mij vraagt hebben die varkens daar een complete orgie gehouden, niets meer en niets minder!’
‘Wil je er nog met niemand over praten tot ik de zaak onderzocht heb, Potter?’
‘Juffrouw Ewell weet er alles al van.’
‘Bedankt’, zegt Hedges. ‘Je had niet in de woestijn moeten vechten maar bij de inlichtingendienst.’
‘Ik ga de auto van de heer Cromwell wassen’, kondigt de conciërge stijfjes aan. ‘Plicht is plicht, dat heb ik in het leger geleerd.’
‘Meneer Hedges’, zegt juffrouw Ewell als ze de klas binnenmarcheert, ‘ik kan me voorstellen dat u wenst dat 5C verantwoordelijkheid draagt...’
‘Dank u.’
‘Jammer genoeg is dat een domme wens die blijk geeft van enige onvolgroeidheid.’
Bernard wordt boos. Hij heeft geen behoefte aan nieuwe zedenpreken en voelt zich hevig teleurgesteld. ‘Hou alsjeblieft op! Ik kan het vandaag niet verdragen! Ze hebben me gewoon beduveld! Ik word er doodziek van altijd maar de martelaarsrol te spelen omdat ik geloof in deze klas. Vanavond zal ik ze roosteren, dat beloof ik!’
Ze kijkt hem verbaasd aan, ziet dan tot haar voldoening, dat er een ‘nieuwe Hedges’ geboren is.
‘Sterkte’, zegt ze kortaf. ‘En doe het dit keer goed.’
Na schooltijd zit vrijwel heel 5C in de bibliotheek en Duffy geeft instructies: ‘Vanavond doen we een beetje kalm aan zo gauw de avondschool begint. Ik heb er geen behoefte aan dat die ouwe geit opnieuw op de deur komt bonken.’
Sharon knikt. ‘Toch heeft ze niets gezegd want dan hadden we vandaag wel wat gehoord. Hedges was precies als anders.’
‘Die engel’, zegt Maureen. ‘Hij is zo goed van vertrouwen!’
De deur gaat open en Dunstable komt geschrokken binnen: ‘Daar komt meneer. Vlug. Wegwezen!’
Craven haalt zijn schouders op. ‘Moeten we, vermomd als boek, op de planken gaan staan?’
Frankie Abbott wil de benen nemen maar Duffy beveelt: ‘Rustig blijven. We doen gewoon bibliotheekwerk. Zitten en werken!’
Wanneer Bernard binnenkomt heerst er volmaakte rust in het lokaal.
Duffy kijkt verstrooid op: ‘Dag meneer. Wilt u een boek?’ Hedges glimlacht beminnelijk. ‘Nee, Duffy. Ik kwam alleen even kijken of alles in orde is.’
‘We moeten alleen nog de flessen halen’, zegt Dennis ijverig en iedereen - behalve Hedges - schrikt.
‘Flessen?’
‘Eh - inkt!’ verduidelijkt Craven snel. ‘U weet wel, inkt om de kaarten vol te schrijven.’
Bernard lacht begrijpend. ‘Tjonge, daar dacht ik toch heel even dat Dennis bierflessen bedoelde.’ Hij lacht luid en Duffy slaat zich op zijn knieën van plezier. Alleen Maureen kijkt bedenkelijk bij zoveel argeloosheid van de kant van de geliefde Hedges. ‘Er is meer stafpersoneel dan bezoek hier, is het niet?’ informeert Bernard. ‘Enfin, het kan straks natuurlijk plotseling druk worden. Nu laat ik jullie in het volste vertrouwen alleen met je werk. Goedenavond allemaal.’ Ze wensen hem in koor een prettige avond en blijven dan een beetje beschaamd zitten.
Duffy zucht. ‘Dat lijkt op het stelen van snoepgoed van een baby!’ zegt hij weifelend en Maureen valt hem bij: ‘Ik begin me onprettig te voelen. Hij is te goed om hem zo te beduvelen.’ Duffy’s schuldgevoelens zijn kortstondig, want hij staat op. ‘Schei uit, Maureen. Wat niet weet wat niet deert. We gaan dansen. Muziek!’

Craven drukt op de knop van de recorder.
Een dreigende stem dreunt door de bibliotheek: ‘Hier spreekt jullie eigen meneer Hedges! Als jullie, lammelingen, niet in precies vijf seconden hier verdwenen zijn, zal ik jullie zo geweldig aframmelen dat je de eerste week geen kans ziet om te gaan zitten!’
Verbijsterd staren allen naar het bandapparaat en langzaam gaat het bij Duffy dagen: ‘Allemachtig, die smeerlap wist alles! We zijn de klos!’
De deur vliegt open. Dappere Frankie rent voorop, de gang in. De anderen volgen als een op hol geslagen kudde schapen. Bernard Hedges staat met de armen over de borst gekruist naast de deur en roept de in paniek vluchtende horde minzaam na: ‘Welterusten, kinderen! Tot morgen!’
De volgende morgen is het doodstil in de klas wanneer Hedges gaat zitten en, uiterlijk volkomen kalm, gevaarlijk-dreigend van de een naar de ander kijkt.
‘Ik ben tegenstander van lijfstraffen’, begint hij ijzig, ‘maar gisteravond ben ik van mening veranderd. Vanmorgen echter zag ik alles weer anders...’
Hij wacht even om de klas een gevoel van opluchting te geven. ‘Nu voel ik meer voor massale executie!’ zegt hij dan vol minachting.
Duffy protesteert: ‘Ja maar...’
‘Hou je mond! Vooral jij hebt het onmogelijke bereikt - jullie hebben de reputatie van 5C nog verslechterd!’
Er gaan handen omhoog.
‘Nee!’ zegt Bernard hard. ‘Ik wil geen smoesjes horen. Je blijft allemaal zitten en je luistert! De fout... de fout lag bij mij!’ Craven kan niet langer zwijgen. ‘Nee, dat is niet waar!’
‘Ik was fout!’ beklemtoont Hedges. ‘Ik was zo onnozel te denken dat geschonken vertrouwen met vertrouwen beantwoord zou worden. Jullie hebben geantwoord - op de schurftige, oneerlijke, misselijke manier van echte lammelingen.’
Duffy heeft nog nooit eerder zoveel woorden over zich heen laten gaan.
‘Wie zijn die lammelingen?’ vraagt hij strijdlustig. ‘Jullie!’ Er ligt nu zoveel woede in de stem van Hedges, dat zelfs Duffy het niet waagt er hard tegenin te gaan.
‘We wilden alleen maar wat keet schoppen’, zegt hij bedremmeld.
Bernard kijkt teleurgesteld naar de langharige belhamel. ‘Je begrijpt zelfs niet waar ik het over heb, hè? Keetschoppen was nou precies wat de hele school van jullie verwachtte. Alleen één onnozele hals verwachtte iets anders: ik, Bernard de goedgelovige sukkel. Stapelgek ben ik geweest, elke keer dat ik het voor jullie opnam!’
Er begint eindelijk iets te dagen in de klas. Maureen zit al te snuffen.
‘Niet huilen, Maureen!’ beveelt Bernard maar ze kan het niet tegenhouden en wrijft met haar mouw de tranen weg. Bernard loopt naar haar bank. ‘Dat gesnotter maakt geen enkele indruk op me!’ Ze steekt een hand uit omdat ze weer geen zakdoek bij zich heeft en Hedges geeft haar de zijne.
‘Ik kan verder kort zijn’, vervolgt Hedges scherp. ‘Als iemand me straks vertelt dat er bijvoorbeeld een eersteklasser in brand staat, beschouw ik het als een bewezen zaak dat het jullie werk is. Meer wil ik er niet over zeggen.’ Hij gaat naar de deur. ‘Ik zie jullie vanmiddag terug bij het derde lesuur. Wat mij betreft is dat jaren en jaren te vlug!’
Hij slaat de deur achter zich dicht en Maureen begint opnieuw hartverscheurend te jammeren.
‘Ik ga vanavond gelijk biechten’, zegt ze met bibberende stem. Ook Sharon is onder de indruk: ‘Ik heb hem nog nooit zo kwaad gezien. Hij was helemaal wit om zijn neus.’
Ze kijkt naar Duffy, die nu pas iets zegt: ‘Dat was dat! We leven nog en het is niet de eerste keer dat we worden uitgemaakt voor rotte vis. Zeg, het lijkt wel of we naar een begrafenis gegaan zijn.’
Craven heeft zijn oude bravoure terug: ‘Weet je wat dat was? Zo’n typische leraars-rotstreek - proberen je een schuldgevoel te bezorgen.’
‘Ik voel schuld’, zegt Sharon verbaasd.
‘En ik ook’, bekent Dunstable ijverig. ‘Veel schuld!’
‘En ik’, zegt Craven bedrukt.
Maureen houdt even op met huilen. ‘Hebben jullie het gezien? Zelfs toen hij zo boos was kwam hij me nog zijn mooie, schone zakdoek geven!’ Ze stort zich in een nieuwe huilbui.
Duffy probeert de rollen nog wat om te draaien. ‘Toch is het zijn eigen schuld. Dan had-ie maar niet zo stom moeten zijn om ons te vertrouwen.’
‘Maar hij vertrouwde ons echt’, snikt Maureen. ‘Hier kom ik nooit overheen.’
Price verwelkomt Hedges hartelijk. ‘Zeg, klopt het dat je die knul Emmott van mijn klas 500 strafregels gegeven hebt?’
‘Ja. Wat zou dat?’
Prive gnuift. ‘Niks. Ik juich het toe. De kleine rotzak kan zich alleen niet meer herinneren wat hij schrijven moest.’
Hedges reciteert: ‘Het voortdurend vermalen van taaie substantie is een onsmakelijke gewoonte, die bij geen enkele gelegenheid passend is!’
‘Schitterend’, prijst Price. ‘Klinkt als een vers. Wat betekent het?’
‘Doe je kauwgum uit je mond als je “Een Ode Aan Een Nachtegaal” declameert.’
‘Ik zal je eens wat vertellen’, grinnikt Price. ‘Als je dit soort sadisme nog iets verder ontwikkelt kan er nog een beste leraar uit je groeien. Ga je mee eten?’
Bernard schudt zijn hoofd. ‘Ik word doodmisselijk als ik denk aan de walgelijke dingen, die mevrouw Savage uit paardevlees weet klaar te maken. Nee, ik ga naar de bibliotheek. Ik ga daar een prachtig boek over prachtige mensen in een prachtige omgeving lezen.’ Hij lacht schamper. ‘Zoiets als “De Hel” van Dante! Zover hebben die krengen me intussen al gekregen!’
Price is gegrepen door de verandering, die zich in Bernard voltrokken heeft en loopt met hem mee. Wanneer ze de bibliotheek willen binnen gaan staren ze verbijsterd naar de chaos: planken hangen scheef of liggen op de grond, overal liggen boeken verspreid. Het kaartsysteem is rondgestrooid en tafels en stoelen liggen ondersteboven.
‘Ziet eruit alsof een kudde olifanten en wat muilezels hier gevoetbald hebben’, merkt Price verbaasd op. ‘Wat zijn het toch een engeltjes.’
‘Mijn eigen 5C’, mijmert Hedges verbeten. ‘Dat is wel het toppunt! Nu heb ik er genoeg van. Ik wil bloed zien, Price.’
Price biedt hem een groot knipmes aan: ‘Wil je dit lenen?’
Op de gang wordt geroepen. Het is Cromwell, die juffrouw Ewell zoekt.
‘Cromwell’, zegt Bernard geschrokken. ‘Ook dat nog.’
‘En die verrekte Doris’, gromt Price. ‘Ik ben al weg!’ Hij glipt snel de deur uit, gevolgd door Hedges, die zich zo geweldig onopvallend fluitend voor de bibliotheekdeur posteert, dat Cromwell meteen op hem toe komt, met Doris in zijn nijvere kielzog. ‘Hedges! Ik heb je overal gezocht. Zeg tegen die krullebol Duffy, dat het me vreselijk spijt maar dat geen mens op de wereld weet hoe die luchtbobbels in die eh - dingesen komen.’
Bernard staart hem gekweld aan: ‘Hoor ik iets van bobbels in dingesen te weten, meneer?’
‘Neenee’, zegt Cromwell olijk. ‘Als ik het niet weet hoef jij er niet eens over te denken. Een van jouw pientere jongens vroeg me laatst hoe die bubbels in waterpassen gestopt worden. Ik wist het toen niet. Nu trouwens nog niet.’ Hij wijst naar de bibliotheek. ‘Ik heb met Doris nog wat met je te bespreken. Zullen we even naar binnen gaan?’
‘Nee!’ brult Bernard, steigerend van schrik. ‘Nooit!’
Juffrouw Ewell bekijkt hem vol wantrouwen. ‘Waarom niet?’ Bernard maakt vage gebaren in de lucht. ‘Omdat eh - o ja, nu weet ik het weer.’ Hij maakt lange streken voor zich uit terwijl Doris bezorgd toekijkt. ‘De muren zijn nog nat van het verven.’ ‘Ik ruik niets’, snibt Doris en Cromwell zucht smartelijk. ‘Arme Doris, je bent snipverkouden. Ik waardeer het dat onze jonge vriend je niet aan kwade dampen bloot wil stellen.’
‘Juist’, zegt Hedges snel, ‘gevaarlijke dampen! Slecht voor tere luchtwegen. Ik zou geen oog dichtdoen als door mijn toedoen juffrouw Ewell nog zieker werd dan ze al is.’
Ze slaat haar ogen ten hemel: ‘Dank u. De meesten op school verlangen naar mijn dood. Maar ik draag dat als een man - eh, vrouw!’
‘Dappere Doris’, prevelt Cromwell. ‘Nu het volgende onderwerp. Wat was het tweede onderwerp, Doris?’
‘Het schoolbestuur.’
Cromwell schrikt. ‘Waarachtig. Het schoolbestuur komt lunchen.’ ‘Ik hoop dat u ze zoals gewoonlijk flink laat lachen, meneer’, zegt Bernard, die het niet laten kan. Juffrouw Ewell kijkt vernietigend maar Cromwell voelt de steek onder water niet eens. ‘O ja, dat zal wel lukken. Je weet het, Hedges, ik geef wat scherts en wat luim ten beste; ze lachen zich soms een breuk. Maar na de lunch kom ik met het bestuur je prachtige bibliotheek bekijken!’
Bernard kreunt van ellende.
‘Jaja’, glundert Cromwell, ‘je bent overdonderd door de grote eer, die je te beurt valt, hè, beste kerel?’
‘Precies. Helemaal overdonderd. Dit overleef ik niet.’
Cromwell klopt hem troostend op de schouder. ‘Kop op, kerel. Ik zal natuurlijk uitleggen dat het mijn idee was, maar dat jij bij de uitvoering loyaal — heel loyaal - elke vorm van tegenwerking hebt opgegeven. Denk er aan, de leden van het bestuur mogen niet wachten. Ze zijn over een uur hier! Zorg dat je er bent.’
‘Maar we hebben een verf gebruikt, die pas na een uur of zeven droog is’, zegt Bernard wanhopig.
Cromwell wuift de bezwaren weg. ‘Doe dan iets. Blaas flink of verzin iets. We komen over een uur. Tata!’
Als Cromwell en Doris verdwenen zijn wankelt Hedges de bibliotheek binnen, waar de ravage nog schijnt te zijn toegenomen. ‘Een uur’, zegt hij wanhopig. ‘Zestig minuten - 3600 seconden. Dat kan niet!’ Hij grijpt wat boeken van de vloer, zet ze haastig op een plank, die is blijven hangen maar aan een kant omlaagzakt, waardoor de boeken omlaagglijden. Bernard stapt naar links, tilt de plank op tot alles weer naar het midden glijdt maar beseft dan, dat hij zo onmogelijk kan blijven staan. Toch probeert hij er nog meer boeken op te zetten maar als hij bukt schiet de plank uit zijn hand en valt op de grond. Nog even kijkt hij rond, ziet de infernale chaos, pakt woedend de plank en smijt die tegen de deur. Even later gaat die voorzichtig open en komt Duffy in bokshouding naar binnen.
‘Wel verdomme’, vloekt hij dan. ‘Goed dat ik dat zie! U slaat onze bibliotheek aan diggelen, maar dat gaat zo maar niet.’
‘Ik?’ snuift Hedges. ‘Jij! Jij en de rest van die boevenbende, die, als menselijke wezens vermomd, rondlopen.’ ‘Wij weten van niks’, snauwt Duffy en Hedges zegt snijdend: ‘Jullie weten nooit ergens van. Ik weet het al: dit hebben de muizen gedaan, zullen we dat afspreken?’
Woedend draait Duffy zich om en gaat de bibliotheek uit. Bernard wil hem grijpen en schreeuwt: ‘Hier, smeerlap!’
Hij zegt het tegen het hoofd van Potter, die juist binnen wil komen.
‘Wilt u niet zo hard tegen me schreeuwen, meneer Hedges. Deze woestijnrat is beslist niet doof!’
In uiterste nood klampt Bernard zich letterlijk aan zijn laatste strohalm vast. ‘Potter, ik ben nog nooit zo blij geweest je te zien.’ Hij stapt opzij en wijst naar de ravage, die Potter eerst verbaasd, maar daarna glunderend tot zich door laat dringen. ‘Een ware hemelse gerechtigheid!’ zegt Potter zalvend. ‘Dat komt er van wanneer men de strijdkrachten steeds in de maling neemt.’
‘Ga je gang’, zegt Hedges snel. ‘Beledig me zoveel als je wilt, lach me uit, geniet met volle teugen, maar neem alsjeblieft wat gereedschap en help me dit te klaren. Over een uur komt het schoolbestuur!’
Potter glimlacht. ‘Weet u hoe laat het is? Eén uur.’
‘Daar zit juist de moeilijkheid in’, kreunt Hedges.
‘Eén uur betekent voor mij lunchtijd’, zegt Potter verheugd. ‘En geen opgeblazen jonge weetal zal me dan van Ruby’s verrukkelijke kooksels afhouden!’
‘Ze zal het vast en zeker wel even warmhouden, Potter.’
De conciërge doet of hij zich bedenkt: ‘Eén ding kan ik doen.’ Hedges herademt. ‘Potter, ik zal je nooit meer plagen en van nu af...’
De conciërge loopt naar het door hem aangelegde stopcontact, dat nog intact blijkt te zijn. ‘Jammer, meneer Hedges’, legt hij dan uit, ‘mijn klein meesterstuk bleef heel zodat ik het niet hoef te repareren. Ik had het anders met liefde en plezier gedaan.’ Hij lacht sarrend en loopt naar de deur.
‘Fascist! Ellendeling!’ brult Hedges radeloos maar Potter reageert niet en marcheert statig de gang op.
‘Ik voel me ziek’, kreunt Hedges en dan klaart zijn gezicht op. ‘Ja’, brult hij tegen de ravage van boeken, planken en stoelen, ‘dat is het! Ik stort me in een geweldige zenuwtoeval en blijf minstens een week in een dwangbuis! Dan kan Cromwell intussen samen met Price 5C uitroeien tot de laatste druppel bloed!’ Hij kijkt naar de deur. Buiten klinken stemmen, boos en bang. Er wordt verzet geboden want er wordt iemand voortgesleept. De deur gaat open: Duffy en Craven drijven elk een gevangene uit 5B voor zich uit. Achter hen komen Dunstable en Maureen, die samen een derde gijzelaar hebben, voortgedreven door een lange breinaald, waarmee Maureen hem aanzet tot spoed. Duffy draagt een gereedschapskist.
‘Hier zijn de schuldigen’, gromt hij. ‘Webster en zijn gang van 5B. Ze zullen eerst alles opruimen en herstellen en daarna martelen we ze langzaam dood.’
Craven geeft zijn gevangene een optater. ‘Ze waren groen van jaloezie en daarom sloegen ze de bieb aan diggelen, meneer.’
‘Is dat waar, Webster?’
Webster zwijgt, maar Duffy neemt hem in een soort wurggreep, er voor zorgend dat Webster nog net kan praten. ‘Ja’, piept hij. ‘Au, laat me Ios. Jaja. JA!’
‘In orde, Duffy’, beveelt Bernard. ‘Laat Ios. En bedankt.’ Hij kijkt op zijn horloge en dan naar de gevangenen. ‘Dit is een opdracht, Webster, voor jou en je mede-spitsboeven. Ik weet niet hoeveel tijd jullie nodig hadden om hier de zaak te vernielen, maar ik geef je precies vijfenveertig minuten om alles weer piekfijn in orde te maken.’
Duffy schudt zijn lange manen. ‘Ik wil er gerust de zweep overheen halen, meneer’, zegt hij. ‘Maar eerlijk is eerlijk: dat kan nooit binnen drie kwartier klaar zijn.’
‘En als ik je zeg dat over drie kwartier het schoolbestuur komt kijken?’
Duffy knikt begrijpend. ‘Dat verandert de zaak’, geeft hij toe. ‘Natuurlijk is alles in drie kwartier netjes. Zo niet dan sla ik die lamzakken hoogstpersoonlijk tot pulp.’ Hij trekt vast zijn jack uit en de 5B-ers gaan aan het werk alsof de duivel achter hun hielen zit.
Bernard gaat naar Maureen en pakt haar de breinaald af, die een gemene hoedepen blijkt te zijn. ‘Kindje toch, dat is veel te gevaarlijk!’ Hij stopt het ding in zijn zak.
‘We wilden allemaal excuses aanbieden, meneer, voor ons gedrag van gisteren en eergister.’ ‘In orde, Maureen.’
Weer gaat de deur open. Frankie Abbott heeft ook een gevangene gemaakt, maar voorzichtigheidshalve heeft hij de kleinste uitgezocht, die hij vinden kon. Bovendien is het een doodsbang meisje. ‘Meneer, present! Mét een gevangene!’
‘Loslaten’, beveelt Hedges. ‘Maak je niet belachelijk. Dit kind zit in 1A, dat zie je toch zo?’
Frankie zucht smartelijk. ‘Ze kan best een vriendinnetje zijn van een 5B-er’, legt hij dan uit, maar Hedges weigert resoluut op die wankele basis dwangarbeidsters te werven. ‘Ga maar naar je klas, meisje’, zegt hij vaderlijk en het kind lacht lief tegen hem. Ze geeft Abbott in het voorbijgaan een keiharde schop tegen zijn been en is allang beneden wanneer Frankie nog staat te dansen van de pijn, luidkeels uitschreeuwend dat zijn schildklier door toedoen van die kleine helleveeg aan gruzelementen ligt. ‘Schei uit’, beveelt Hedges. ‘Een schildklier zit bij je strot, niet in je benen.’
‘Dan is het een andere klier”, houdt Frankie jammerend vol, maar Hedges zet hem aan het werk, de dag vervloekend dat hij besloot leraar op Fenn Street School te worden.
Cromwell loopt grapjes makend langzaam over de gang op eigen wijze twee schoolbestuurders te onderhouden. Juffrouw Ewell lacht plichtmatig en Potter probeert de processie zoveel mogelijk op te drijven.
‘Nu zijn we bijna bij het pronkstuk van de school’, kondigt Cromwell aan en hij blijft staan, waardoor Potter tegen hem oploopt. ‘De bibliotheek.’
‘Neem me niet kwalijk, meneer’, zegt Potter, ‘maar ik dacht dat we beter wat door kunnen lopen. De klok tikt en tikt, u weet wel...’
Juffrouw Ewell kijkt naar de lange Potter omhoog. ‘Hou op met steeds meneer Cromwell te onderbreken. Ik weet zeker dat hij juist een snedige opmerking wilde lanceren.’
Potter begint vast bereidwillig te lachen.
‘Ik moest nog beginnen, Potter’, zegt Cromwell goedgeluimd. ‘Maar nu ben ik vergeten wat ik zeggen wilde. Enfin, heren, u kunt uit het ongeduld van deze hulpkracht vaststellen, welke geweldige teamgeest hier heerst: een zuiver administratief aangestelde brandt van verlangen ons zo snel mogelijk in de bibliotheek te krijgen. Als ik een vrouw was, had ik nu tranen van ontroering in mijn ogen.’
Potter ziet zijn kans schoon. Ό ja, meneer, ik kan me niet langer beheersen - sta me toe de deur voor u te openen.’
Hij doet de deur open, staart dan verbijsterd naar wat hij ziet: de ravage is verdwenen. Nooit eerder was de bibliotheek zo schitterend opgeruimd. De boeven van 5B zijn verdwenen, door Craven naar hun eigen afdeling gejaagd. Duffy en Maureen zitten aan de leestafel hevig te catalogiseren terwijl Frankie Abbott totaal verdiept in een lijvig boekdeel bij een van de boekenplanken staat. Dunstable zit ernstig ‘The Times’ te lezen en Bernard Hedges staat als stralend middelpunt zijn bezoekers toe te lachen.
‘Heren, ziedaar onze meneer Hedges en zijn ijverige en gewillige medewerkers.’
Nog steeds bibbert Bernard een beetje van de doorstane ellende. Hij schudt beide schoolbestuurders en juffrouw Ewell de hand en vraagt telkens: ‘Hoe maakt u het, meneer?’
Doris trekt haar hand boos terug.
‘Geweldig indrukwekkend’, zegt de oudste bezoeker, die naar Duffy loopt. ‘Wat doe jij daar, jonge vriend?’
Duffy kijkt met een blik van noeste vlijt. ‘Ik controleer de index van auteurs en onderwerpen, meneer.’
‘En ik ben aan het...’ Maureen kijkt hulpzoekend naar Hedges, die meteen bijspringt. ‘Dit meisje, heren, maakt korte inhoudsbeschrijvingen. En hoe!’
Juffrouw Ewell is de enige, die de zaak niet helemaal vertrouwt maar de bezoeker koestert niet de minste argwaan. ‘Geweldig! Krachten als jullie zou ik later op mijn bank kunnen gebruiken.’
Bernard wisselt een blik van verstandhouding met Duffy, die nu al zit te kijken alsof hij een bankoverval aan het plegen is. ‘Ach’, zegt Cromwell verheugd, ‘daar zit mijn intelligente waterbubbeljongen’, en hij lacht vriendelijk naar Dunstable, die al even vriendelijk ‘hallo, meneer’ zegt en zich dan weer in de beursnoteringen verdiept.
‘Ik zou weleens willen weten wat jij daar staat te lezen, Abbott’, vraagt Doris, die al aan Gruwelen der Franse Revolutie denkt.
‘Bloemen en bomen van het Britse platteland’, zegt Abbott vroom en Bernard kan een zenuwachtig lachje niet onderdrukken, laat dat dan handig in een kunstmatige hoestbui overgaan. ‘Beslist aandoenlijk’, zegt de tweede schoolbestuurder. ‘Jammer genoeg zie ik geen kinderen, die boeken komen lenen.’
‘Héél scherp gezien’, beaamt Cromwell. ‘Hedges, hoe komt dat?’
‘Die kunnen elk ogenblik binnenstromen’, zegt Duffy vol vertrouwen en Bernard stamelt, dat dat natuurlijk altijd zou kunnen want je weet nooit hoe leergierige kinderen plotseling op hetzelfde moment naar wat kennis gaan dorsten.
De bezoekers blijven geduldig wachten. ‘Dat was ik vergeten, Duffy’, fluistert Hedges bezorgd. ‘Er komt natuurlijk geen hond...’
Duffy knipoogt. ‘Ze komen als vlooien op een hond, meneer’, sist hij voorzichtig. ‘Duffy regelt alles!’
Op de gang staat Craven naast de deur van de bibliotheek. Sharon staat aan de andere kant. Craven houdt een pakje sigaretten uitnodigend in de hand en zegt tegen de grote groep kinderen: ‘Heeft iedereen het goed begrepen? Voor één leenboek geven we een sigaret of een zoen van Sharon!’
Bijna alle jongens formeren een rij aan Sharons kant en ze moet zich diep buigen om een kleine 1B-er een kusje op zijn wang te drukken.
‘Braaf kereltje’, zegt ze moederlijk. ‘En nu gauw een groot boek halen!’ Ze fluistert tegen Craven: ‘Als Duffy nog eens wat weet! Ik doe het alleen om arme Hedges aan wat klandizie te helpen. Ja, wie volgt?’
De bibliotheek lijkt een nijvere bijenkorf. Cromwell loopt te glunderen en slaat Hedges herhaalde malen goedkeurend op de schouder, klopt hem dan tegen de borst.
Hedges slaakt een kreet en haalt de lange hoedepen te voorschijn die door Cromwells vriendelijkheid voor enkele gemene prikken gezorgd heeft.
‘Ach’, zegt hij met pijnlijk vertrokken gezicht, ‘ik kreeg zomaar het idee om een bibliotheek te maken, meneer. Maar dat het zo’n succes zou worden had ik nooit gedacht.’ Hij durft niet meer naar Duffy te kijken, die tevree met Maureen zit te smiespelen.
De oudste bezoeker wijst naar de bandrecorder. ‘Hoort die er bij? Muziek? Wat staat er op?’
‘Hoofdzakelijk popmuziek, meneer’, zegt Bernard. ‘Tja, dat is tegenwoordig erg in. En leerlingen, die zich zo inspannen, mogen weleens hun eigen muziek horen, nietwaar.’
Hij loopt bereidwillig naar het apparaat en drukt de knop in. Een woedende stem davert door de bibliotheek: ‘Hier spreekt jullie eigen meneer Hedges! Als jullie, lammelingen, niet in precies vijf seconden hier verdwenen zijn, zal ik jullie zo geweldig aframmelen dat je de eerste week geen kans ziet om te gaan zitten!’
Verschrikt gillend rennen de kinderen van andere klassen het lokaal uit. De 5C-ers blijven verstard zitten. De bezoekers staren naar Hedges, die geschrokken lacht.
‘Ja, dat was ik’, zegt hij totaal overbodig.
Wantrouwig schuifelt het bezoekerskorps achterwaarts naar de deur, draait daar snel om en rent achter de gillende kinderen aan de gang uit.