Het was voor Samia van Fife niet gewoon dat zij zich gedwarsboomd voelde. Het was ongekend, zelfs ondenkbaar, dat zij zich nu al urenlang gedwarsboomd voelde. De commandant van de ruimtehaven was kapitein Racety ten voeten uit. Hij was beleefd, bijna onderdanig, keek ongelukkig, betuigde zijn spijt, ontkende dat hij haar ook maar in het minst wilde tegenspreken, en was onverzettelijk ten opzichte van haar duidelijk geformuleerde wensen.

Tenslotte was zij gedwongen van het formuleren van haar wensen over te gaan tot het eisen van haar rechten, alsof zij een gewone Sarkiet was. Ze zei: 'Ik mag toch wel veronderstellen dat ik als burgeres het recht heb elk binnenkomend vaartuig op te wachten, als ik dat wil.' Ze zei het op giftige toon.

De commandant schraapte zijn keel en de uitdrukking van pijn op zijn gelijnde gezicht werd nog duidelijker en geprononceerder. Tenslotte zei hij: 'Om u de waarheid te zeggen, juffrouw, is het helemaal niet onze wens u buiten te sluiten. Alleen hebben wij van de squire, uw vader, de scherpomlijnde opdracht gehad u niet bij de landing van het schip aanwezig te laten zijn.' Op ijzige toon zei Samia: 'Beveelt u mij dus de haven te verlaten?'

'Nee, juffrouw.' De commandant was blij met het compromis. 'Wij hebben geen opdracht gekregen u van de haven te verwijderen. Wilt u hier blijven, dan mag u dat doen. Maar, wij zullen u met alle verschuldigde eerbied, ervan moeten weerhouden dichter bij de landingsplaatsen te komen.' Hij was weg en Samia zat in de zinloze luxe van haar eigen ground-car, op ongeveer dertig meter afstand van de buitenste ingang van de haven. Ze hadden haar opgewacht en haar gadegeslagen. Ze zouden haar waarschijnlijk blijven gadeslaan. Als zij ook maar een meter naar voren reed, dacht ze verontwaardigd, zouden ze waarschijnlijk de energie van haar voertuig uitschakelen.

Ze knarsetandde. Het was niet eerlijk van haar vader om dit te doen. Het was steeds hetzelfde liedje. Ze behandelden haar altijd alsof zij niets begreep. Toch had zij gedacht dat hij het begreep.

Hij was opgestaan om haar te begroeten, iets wat hij nooit voor iemand anders deed nu moeder dood was. Hij had haar beetgepakt, haar vast tegen zich aan gedrukt, al zijn werk voor haar in de steek gelaten. Hij had zijn secretaris zelfs de kamer uitgestuurd, omdat hij wist dat zij een hekel had aan het stille, witte voorkomen van de inboorling.

Het was bijna zoals vroeger, voordat grootvader stierf en toen vader nog geen grote squire was.

'Mia, kind,' zei hij, 'ik heb de uren geteld. Ik heb nooit geweten dat het zo'n eind was van Florina. Toen ik hoorde dat die inboorlingen zich in je vaartuig verborgen hadden, nog wel in het vaartuig dat ik speciaal voor jouw veiligheid had gestuurd, werd ik bijna wild.'

Taps! Er was werkelijk niets om u ongerust over te maken.'

'O nee? Ik zou bijna de hele vloot hebben uitgezonden om jou af te halen en je onder veilig militair escorte te laten terugbrengen.'

Ze lachten samen bij de gedachte. Minuten verstreken voordat Samia het gesprek weer op het onderwerp kon brengen waarvan zij zo vol was.

Terloops zei ze: 'Wat bent u met de verstekelingen van plan, paps?'

'Waarom wil jij dat weten, Mia?'

'U gelooft toch zeker niet dat ze van plan zijn u te vermoorden of zo iets?'

Fife glimlachte. 'Jij moet er niet van die sombere gedachten op nahouden.'

'Dat gelooft u toch niet, he?' drong ze aan. 'Natuurlijk niet.'

'Mooi! Ik heb hen namelijk gesproken, paps, en ik geloof werkelijk niet dat het iets anders dan arme, ongevaarlijke mensen zijn. Het kan me echt niet schelen wat kapitein Racety zegt.'

'Voor "arme, ongevaarlijke" mensen hebben ze heel wat wetten overtreden, Mia.'

'U kunt ze niet als gewone misdadigers behandelen, paps.' Haar stem klonk geschrokken. 'Hoe anders?'

'De man is geen inboorling. Hij komt van een planeet die de Aarde wordt genoemd, en hij is niet verantwoordelijk voor zijn daden, want ze hebben hem met een psychische sonde behandeld.'

'Nou lieverd, het departement van veiligheid zal dat wel beseffen. Ik zou dat maar aan hen overlaten.' 'Nee, het is te belangrijk om het zonder meer aan hen over te laten. Zij zullen het niet begrijpen. Niemand begrijpt het. Behalve ik!' 'Jij en niemand anders ter wereld, Mia?' vroeg hij op toegeeflijke toon, en hij stak een vinger uit om een lokje weg te strijken dat over haar voorhoofd was gevallen. 'Alleen ik!' zei Samia op besliste toon. 'Alleen ik! Verder zal iedereen denken dat hij gek is, maar ik ben ervan overtuigd dat hij dat niet is. Hij zegt dat Florina en de hele Melkweg door een groot gevaar worden bedreigd. Hij is ruimteonderzoeker en u weet dat ze zich in kosmogonie specialiseren. Hij kan het weten!'

'Hoe weet jij dat hij ruimteonderzoeker is, Mia?' 'Omdat hij dat zelf heeft gezegd.' 'En wat zijn de bijzonderheden van dat gevaar?' 'Dat weet hij niet. Hij is met een psychische sonde behandeld, zoals ik al heb gezegd. Begrijpt u dan niet dat juist dat het beste bewijs van alles is? Hij wist teveel. Iemand heeft er belang bij alles onbekend te houden.' Haar stem daalde instinctief en werd vertrouwelijk. Zij moest zich beheersen om niet over haar schouder te kijken. 'Als zijn theorieen vals waren,' zei ze, 'begrijpt u dan niet dat het niet nodig was geweest hem psychisch te behandelen?'

'Als dat het geval is, waarom hebben ze hem dan niet vermoord?' vroeg Fife, maar ogenblikkelijk had hij spijt van zijn vraag. Het had geen zin het meisje te plagen. Samia dacht even vruchteloos na en zei toen: 'Als u het departement van veiligheid bevel geeft mij bij hem te laten, dan zal ik dat zien uit te vissen. Hij vertrouwt mij. Dat weet ik. Ik zal meer uit hem kunnen krijgen dan het departement van veiligheid. Toe, zeg dat ze mij bij hem toelaten, paps. Het is heel belangrijk.'

Fife drukte haar gebalde vuisten zachtjes tegen elkaar en glimlachte tegen haar. 'Nog niet, Mia. Nog niet. Over een paar uurtjes zullen we de derde persoon in handen hebben. Daarna misschien.'

'De derde persoon? De inboorling die al die moorden heeft begaan?'

'Precies. Het schip dat hem aan boord heeft, zal over ongeveer een uur landen.'

'En doet u dan intussen niets met het inboorlingenmeisje en de ruimteonderzoeker?' 'Niets.' ,

'Goed! Dan ga ik het schip opwachten.' Ze stond op. 'Waar ga je heen, Mia?'

'Naar de haven, vader. Ik heb die andere inboorling een heleboel te vragen.' Ze lachte. 'Ik zal u laten zien dat uw dochter een goeie speurster is.'

Maar Fife moest helemaal niet lachen. 'Ik heb liever datje niet gaat,' zei hij. 'Waarom niet?'

'Het is noodzakelijk dat de landing van die man volkomen onopvallend gebeurt. Jij zou opzien baren op de haven.' 'Waarom?'

'Ik kan jou geen staatsgeheimen vertellen, Mia.' 'Staatsgeheimen, wat een onzin!' Ze boog zich naar hem toe, drukte een kus op zijn voorhoofd en was verdwenen. Nu zat zij hopeloos gekluisterd aan haar ground-car, terwijl boven haar hoofd een steeds groter wordende stip aan de hemel verscheen, die zich donker aftekende tegen de klaarheid van de late namiddag.

Ze drukte op de knop van het handschoenenkastje en haalde haar polobril te voorschijn. Normaal werd die gebruikt om de wending te volgen van de eenpersoons wedstrijdvaartuigen die deelnamen aan stratosferisch polo. Ze konden echter ook voor ernstiger doeleinden worden gebruikt. Ze zette de bril op, en de dalende stip werd een miniatuurschip, waarvan de roodachtige gloed van de achteraandrijving duidelijk zichtbaar was. Ze zou althans de mannen zien bij hun vertrek, zoveel mogelijk over hen te weten komen door middel van dat ene zintuig, het gezicht, en op de een of andere manier zou ze dan later wel een onderhoud zien te bewerkstelligen.

Sark vulde de visieplaat. Een continent en een halve oceaan, gedeeltelijk verduisterd door het dode, wollige wit van wolken, lag onder hen.

Genro zei, zijn woorden wat ongelijkmatig als enige aanwijzing dat zijn geest voornamelijk bezig was met de bedieningsorganen voor hem: 'De ruimtehaven zal niet zwaar bewaakt zijn. Ook dat was op voorstel van mij. Ik zei dat elk ongewoon gedrag tijdens de aankomst van het schip Trantor zou kunnen waarschuwen dat er iets aan de hand was. Ik zei dat het succes afhing van Trantors volkomen onbekendheid met de stand van zaken tot het te laat was. Enfin, dat geeft nu niet.' Terens haalde somber zijn schouders op. 'Wat maakt het voor verschil?'

'Voor jou een heleboel. Ik zal de landingsplaats gebruiken die het dichtst bij de oostelijke ingang ligt. Zodra ik geland ben, stap jij de nooduitgang achterin het toestel uit. Loop vlug, maar niet te vlug, naar het hek. Ik heb papieren bij me waarmee je misschien, of misschien niet, zonder moeite door de controle zal kunnen komen. Mochten zich moeilijkheden voordoen, dan laat ik het aan jou over om handelend op te treden. Te oordelen naar wat er in het recente verleden is voorgevallen,geloof ik wel dat dit jou is toevertrouwd. Buiten het hek zal een wagen klaar staan om je naar de ambassade te brengen. Dat is alles.' 'En jij?' Langzaam veranderde Sark van een reusachtige, oninteressante

bal van verblindend bruin, groen, blauw en wolkenwit in iets levendigers, in een oppervlakte die gebroken werd door rivieren en gerimpeld door bergen.

Genro's glimlach was koel en vreugdeloos. 'Je zorgen eindigen misschien met jou zelf. Wanneer ze tot de ontdekking komen dat jij weg bent, schieten ze me misschien neer als verrader. Bemerken ze dat ik volkomen hulpeloos en lichamelijk niet in staat was jou tegen te houden, dan degraderen ze mij misschien eenvoudig als een dwaas. Het laatste is geloof ik wel te verkiezen, dus had ik graag dat je mij, voordat je vertrekt, met een neuronische zweep bewerkt.'

'Weetje wel wat een neuronische zweep is?' zei het dorpshoofd. 'Reken maar.' Er parelde zweet op zijn voorhoofd. 'Hoe weet je dat ik je later niet zal vermoorden? Ik ben een squiremoordenaar, weet je.'

'Ik weet het. Maar een moord zal jou niet baten. Het zou alleen maar tijdverlies zijn. Ik heb wel grotere risico's genomen.' De oppervlakte van Sark spreidde zich op de visieplaat uit. De randen gleden van het beeldscherm af, het midden breidde zich uit, en de nieuwe randen verdwenen eveneens. Er verscheen iets als de regenboog van een Sarkse stad.

'Ik hoop,' zei Genro, 'datje het niet in je hoofd haalt er alleen vandoor te gaan. Het is of Trantor of de squires. Denk daar goed aan.'

Het aanzicht was nu duidelijk dat van een stad, en een bruin-groene strook aan de buitenkant ervan werd een ruimtehaven onder hen. Met afnemende snelheid kwam die op hen toe. Genro zei: 'Als Trantor jou niet in het volgende uur heeft, zullen de squires jou te pakken hebben voordat de dag om is. Ik kan niet garanderen wat Trantor met je zal doen, maar ik kan wel garanderen wat Sark met je zal doen.' Terens was bij de civiele dienst geweest. Hij wist wat Sark met iemand zou doen die een squire had vermoord. De haven bleef nu in het beeld van de visieplaat, maar Genro keek er niet meer naar. Hij bepaalde zijn aandacht tot de instrumenten. Het schip draaide langzaam in lucht, anderhalve kilometer hoog, en op hetzelfde ogenblik begon de staart te zakken. Ongeveer honderd meter boven de put begonnen de motoren te razen. Ondanks de hydraulische veren kon Terens het trillen ervan voelen. Hij werd een beetje duizelig. 'Pak de zweep,' zei Genro. 'Vlug nu. iedere seconde is belangrijk. De deur van de nooduitgang zal achter je dichtvallen. Ze zullen vijf minuten nodig hebben om zich af te vragen waarom ik de hoofdsluis niet opendoe, nog vijf minuten om in te breken en dan nog eens vijf minuten om jou te zoeken. Je hebt vijftien minuten om het terrein van de haven af te komen en in de wagen te stappen.'

Het trillen hield op en in de drukkende stilte wist Terens dat ze contact hadden gemaakt met Sark.

De veranderende diamagnetische velden namen het nu over. Het jacht kantelde majestueus en legde zich langzaam horizontaal. '

'Nu!' zei Genro. Zijn uniform was vochtig van het transpireren. Terens hief met dof hoofd en ogen die weigerden zich te concentreren, zijn neuronische zweep op...

Terens voelde de pittige lucht van een Sarkse herfst. Hij had zoveel jaar in de gure jaargetijden ervan doorgebracht, dat hij de zachte, eeuwige juni van Florina bijna vergeten had. Nu stormden zijn dagen in de civiele dienst zijn herinnering binnen, alsof hij deze wereld van squires nooit verlaten had. Alleen was hij nu een vluchteling en gebrandmerkt met de grootste misdaad, de moord op een squire. Hij liep op de maat van het kloppen van zijn hart. Achter hem bevond zich het schip en erin was Genro, verstijfd door de foltering van de zweep. De sluis had zich zacht achter hem gesloten, en hij liep nu over een breed, geplaveid pad. Overal om hem heen waren arbeiders en mecano's. Elk had zijn eigen taak en zijn eigen zorgen. Ze bleven niet staan om iemand aan te gapen. Daar hadden zij geen reden voor.

Was er wel iemand die hem uit het vaartuig had zien komen? Hij vertelde zichzelf dat dit niet het geval was, want dat er anders al jacht op hem zou zijn gemaakt.

Hij raakte even zijn kap aan. Die zat nog steeds over zijn oren, en het plaatje dat er nu op zat, voelde glad aan. Genro had gezegd dat het als identificatie zou dienen. De mannen van Trantor zouden uitkijken naar dat in de zon glinsterende plaatje.

Hij zou het kunnen verwijderen, op eigen houtje weglopen, op de een of andere manier bij een ander schip zien te komen. Op de een of andere manier zou hij van Sark kunnen wegkomen. Op de een of andere manier zou hij kunnen ontsnappen. Ja, maar van die 'een of andere manier' waren er te veel! In zijn hart wist hij nu dat hij aan het eind was gekomen, en zoals Genro had gezegd, was het of Trantor of Sark. Hij haatte en vreesde Trantor, maar hij wist dat hij nu onmogelijk Sark kon kiezen.

'Hela! U daar!'

Terens verstijfde. In paniek keek hij op. Het hek was ongeveer dertig meter van hem verwijderd. Als hij het op een hollen zette... Maar ze zouden geen hollende man doorlaten. Het was iets wat hij niet durfde. Hij moest niet gaan hollen. De jonge vrouw keek uit het open raam van een wagen zoals

Terens nog nooit had gezien, zelfs niet in de vijftien jaar die hij op Sark had doorgebracht. Die wagen glom van metaal en glinsterde van doorschijnend gemmiet. 'Kom hier,' zei ze.

Terens' benen droegen hem langzaam naar de wagen. Genro had gezegd dat Trantors wagen buiten de poort zou wachten. Of niet? En zouden ze iets dergelijks aan een vrouw overlaten? Een meisje eigenlijk nog. Een meisje met een donker, knap gezichtje.

'U bent meegekomen met het schip dat zo juist is geland, niet?' zei ze. Hij zweeg.

Ze werd ongeduldig. 'Kom, ik heb u uit het schip zien komen!' Ze tikte tegen haar polobril. Dergelijke brillen had hij al eerder gezien.

'Ja,' mompelde Terens. 'Ja.' 'Stap dan in.'

Ze hield het portier voor hem open. De wagen was van binnen zelfs nog luxueuzer. De zitting was zacht en het rook allemaal nieuw en prettig, en het meisje was buitengewoon knap. 'Bent u lid van de bemanning?' vroeg ze. Ze stelde hem op de proef, veronderstelde Terens. 'U weet wie ik ben,' zei hij. Zijn vinger ging naar het plaatje op zijn kap. Zonder enig geluid van motorische beweging reed de wagen achteruit en keerde.

Bij het hek dook Terens weg in het zachte, koele kyrt van de bekleding, maar er was geen reden voor voorzichtigheid. Het meisje zei een paar woorden en ze reden door. 'Deze man hoort bij mij,' zei ze. 'Ik ben Samia van Fife.' De vermoeide Terens had enkele seconden nodig om dat te horen en te begrijpen. Toen hij zich met een ruk naar voren boog op zijn stoel, ijlde de wagen al over de expresbanen.

Een arbeider op het terrein van de ruimtehaven keek op vanwaar hij stond, en mompelde even in zijn lapel. Toen stapte hij het gebouw binnen en keerde terug naar zijn werk. Zijn chef fronste zijn wenkbrauwen en nam zich voor Tip eens goed onder handen te nemen over deze gewoonte buiten rustig een half uur lang sigaretjes te gaan staan roken. Buiten de ruimtehaven zaten twee mannen in hun ground-car. Een van hen zei geergerd: 'Bij een meisje in een wagen gestapt? Wat voor een wagen? Wat voor een meisje?' Ondanks zijn Sarks kostuum hoorde zijn accent absoluut thuis in de Arcturische werelden van het Trantoriaanse Keizerrijk. Zijn metgezel was een Sarkiet, goed geoefend in het bedienen van het visicast nieuwsapparaat. Toen de betreffende wagen door de poort rolde en naarmate de snelheid hoger werd, uitweek en op de hoger gelegen expresbaan ging rijden, stond hij half van zijn zitting en riep: 'Het is de wagen van juffrouw Samia. Er is geen andere van dat model. Grote goedheid, wat moeten we doen?' 'Hem volgen,' zei de ander. 'Maar juffrouw Samia...'

'Zij zegt mij niks. En als het goed was, zou ze jou ook niks moeten zeggen. Wat doe je anders hier?' Hun eigen wagen beschreef een bocht en klom naar de brede, bijna lege banen waarvan alleen het snelste grondverkeer gebruik mocht maken.

'Wij kunnen die wagen niet inhalen,' kreunde de Sarkiet. 'Zodra ze ons in de gaten krijgt, zal ze de weerstand uitschakelen. Die wagen haalt rustig vierhonderd kilometer per uur.' 'Voorlopig rijdt ze niet harder dan 150,' zei de Arcturier.

Na een poosje zei hij: 'Ze gaat niet naar het departement van veiligheid. Dat is wel zeker.'

Nog even later zei hij: 'Ze gaat niet naar het paleis van Fife.' Er waren opnieuw enkele ogenblikken verstreken toen hij opmerkte : 'Ik mag in de ruimte blijven hangen als ik weet waar zij heengaat. Straks gaat ze de stad weer uit.' De Sarkiet zei: 'Hoe weten wij dat ze de squiremoordenaar bij zich heeft? Stel dat het een spelletje is om ons weg te krijgen van onze post. Ze probeert ons niet af te schudden, en ze zou zo'n wagen niet gebruiken als zij niet gevolgd wilde worden. Dat ding zie je op kilometers afstand.'

'Weet ik, maar Fife is niet iemand die zijn dochter zou sturen om ons uit de weg te krijgen. Een peloton ordebewakers zou dat zaakje beter hebben opgeknapt.' 'Misschien zit zij er niet eens zelf in.'

'Dat zullen we dan spoedig te weten komen, man. Ze mindert vaart. Flits er voorbij en stop om de volgende bocht!'

'Ik wil u spreken,' zei het meisje.

Terens besloot dat het niet het gewone soort val was dat hij eerst had verondersteld. Zij was inderdaad de dochter van Fife. Dat moest ze zijn. Het scheen niet bij haar op te komen dat iemand haar iets kon of mocht weigeren.

Ze had geen enkele keer achterom gekeken om te zien of ze werd gevolgd. Bij drie achtereenvolgende bochten had hij dezelfde wagen achter hen gezien, die steeds op dezelfde afstand bleef rijden.

Het was niet zo maar een wagen. Dat was zeker. Misschien was het de wagen van Trantor, wat goed zou zijn. Misschien was die van Sark, in welk geval de jongedame naast hem een mooie gijzelaar zou zijn.

'U vraagt maar wat u wilt,' zei hij.

'Was u aan boord van het schip dat de inboorling van Florina hier bracht? De man die gezocht wordt voor al de moorden?' 'Inderdaad.'

'Goed. Ik heb u hier gebracht om rustig met u te kunnen praten. Werd de inboorling tijdens de tocht naar Sark ondervraagd?' Zo'n naiviteit, dacht Terens, kon niet worden geveinsd. Zij wist werkelijk niet wie hij was. Voorzichtig zei hij: 'Ja.' 'Was u bij die ondervraging tegenwoordig?' 'Ja.'

'Mooi, dat dacht ik al. Waarom verliet u het schip eigenlijk?' Dat, dacht Terens, was de vraag die zij het eerst had moeten stellen.

'Ik moest een speciaal rapport aan...' hij aarzelde. Direct ging zij op die aarzeling in. 'Aan mijn vader brengen? Maakt u zich daar geen zorgen over. Ik zal u volkomen in bescherming nemen, Ik zal zeggen dat u op mijn bevel met mij bent meegegaan.' 'Uitstekend, dame,' zei hij.

Het woord 'dame' drong diep door in zijn eigen bewustzijn. Ze was een dame, de grootste van het land, en hij was Floriniaan. Een man die ordebewakers kon vermoorden en snel had geleerd hoe hij squires moest doden, mocht een dame gerust aankijken.

Hij keek haar aan, zijn ogen hard en onderzoekend. Hij richtte zich op en keek op haar neer. Ze was heel knap.

En omdat ze de hoogste dame van het land was, was zij zich niet bewust van zijn blikken. 'Ik wil dat u mij alles vertelt wat u tijdens de ondervraging hebt gehoord,' zei ze. 'Ik wil alles weten wat de inboorling heeft verteld. Dat is heel belangrijk.' 'Mag ik u vragen waarom u belang in de inboorling stelt?' 'Nee,' zei ze effen. 'Zoals u wilt.'

Hij wist niet wat hij moest zeggen. De ene helft van zijn bewustzijn wachtte tot de achtervolgende wagen zou verschijnen. De andere helft werd zich steeds meer bewust van het gezicht en het lichaam van het knappe meisje dat naast hem zat. Florinianen van de civiele dienst en ook zij die als dorpshoofd fungeerden, waren in theorie ongetrouwd. In de praktijk probeerden de meesten onder die beperking uit te komen wanneer zij dat konden. Terens had gedaan wat hij durfde en wat in die richting gepast was. In elk geval waren zijn ervaringen nooit bevredigend geweest.

Des te belangrijker was het dus dat hij nooit in een wagen van zo'n grote luxe, in zo'n grote afzondering, zo dichtbij zo'n knap meisje was geweest.

Ze wachtte tot hij zou spreken, de donkere ogen (wat een donkere ogen!) brandend van belangstelling, de volle rode lippen afwachtend gescheiden, een figuurtje dat in prachtig kyrt nog beter tot zijn recht kwam. Geen seconde dacht zij eraan dat iemand, wie dan ook, het ook maar in zijn hoofd zou halen een gevaarlijke gedachte ten opzichte van de dochter van Fife te koesteren.

De helft van zijn bewustzijn die op de achtervolgers wachtte, verdween van het toneel.

Plotseling wist hij dat het vermoorden van een squire uiteindelijk toch niet de grootste misdaad was. Hij was zich er niet eens helemaal van bewust dat hij zich bewoog. Hij wist alleen dat haar kleine lichaam in zijn armen lag, dat het verstijfde, dat zij een ogenblik een kreet slaakte, en toen smoorde hij die kreet met zijn lippen...

Hij voelde handen op zijn schouders en een stroom koele lucht op zijn rug toen het portier van de wagen werd opengerukt. Zijn vingers tastten naar zijn wapen. Te laat. Het werd uit zijn hand gerukt. Samia hijgde sprakeloos.

De Sarkiet zei vol afschuw: 'Zag je wat hij deed?' De Arcturier zei: 'Moet hij weten!'

Hij stak een klein zwart voorwerp in zijn zak en sloot de magnetische sluiting. 'Grijp hem,' zei hij.

De Sarkiet sleurde Terens met de energie van de woede uit de wagen. 'En zij liet hem begaan,' mompelde hij. 'Zij liet hem begaan.'

'Wie zijn jullie?' riep Samia met plotselinge energie uit. 'Heeft mijn vader jullie gestuurd?' 'Geen vragen alstublieft,' zei de Arcturier. 'U bent buitenlander,' zei Samia boos.

'Bij Sark,' zei de Sarkiet, 'ik moest hem eigenlijk de hersens inslaan.' Hij balde zijn vuist.

'Hou op!' zei de Arcturier. Hij greep de vuist van de Sarkiet en duwde die weg.

De Sarkiet liet een nijdig gebrom horen. 'Er zijn grenzen. Het vermoorden van squires kan ik hebben. Ik zou er zelf graag een stelletje om zeep helpen, maar werkeloos toezien terwijl een inboorling doet wat hij deed, is toch wel een beetje te veel voor mij.'

Met onnatuurlijk hoge stem zei Samia: 'Inboorling?' De Sarkiet boog zich naar voren en rukte Terens' kap af. Het dorpshoofd verbleekte, maar bewoog zich niet. Hij bleef strak naar het meisje kijken en zijn zandkleurige haar bewoog licht in de bries. Samia schoof hulpeloos naar het uiterste puntje van de zitting.

Toen bedekte ze met een snelle beweging van haar handen haar gezicht, en haar huid werd wit onder de druk van haar vingers. 'Wat doen we met haar?' vroeg de Sarkiet. 'Niks.'

'Ze heeft ons gezien. Ze zal de hele planeet achter ons aansturen voordat we een kilometer uit de buurt zijn.' 'Wil je de dochter van Fife soms vermoorden?' vroeg de Arcturier sarcastisch.

'Nee, dat niet. Maar we kunnen haar wagen vermeien. Tegen de tijd dat ze bij een radiotelefoon is, zijn wij uit de voeten.' 'Dat is niet nodig.' De Arcturier boog zich de wagen in.'Dame, ik heb maar een ogenblikje. Hoort u mij?' Ze bewoog zich niet.

'U kunt beter naar mij luisteren,' zei de Arcturier. 'Het spijt me dat ik een teder ogenblik heb verstoord, maar gelukkig heb ik dat ogenblik benut. Ik heb snel gehandeld en was in staat het gebeurde te filmen met een tricamera. Dit is geen bluf. Over enkele minuten zal ik het negatief naar een veilige plaats overbrengen, en daarna zal elke inmenging van uw kant mij tot nogal onprettige stappen dwingen. Ik ben ervan overtuigd dat u mij begrijpt.'

Hij draaide zich om. 'Ze zal er helemaal niet over praten. Met geen woord. Kom mee, dorpshoofd.'

Terens volgde. Hij kon niet achteromkijken naar het witte, vertrokken gezicht in de wagen.

Wat er ook zou volgen, hij had een wonder verricht. Een ogenblik had hij de trotste dame van Sark gekust, had hij vluchtig haar zachte, geurige lippen gevoeld.

16. De beklaagde

De diplomatie heeft een volkomen eigen taal en volkomen eigen opvattingen. De betrekkingen tussen de vertegenwoordigers van soevereine staten zijn, als ze steeds volgens het protocol worden onderhouden, gestileerd en belachelijk. De frase 'onprettige consequenties' wordt synoniem met oorlog en 'passende regeling' met overgave.

Wanneer hij alleen was, liet Abel het praten met twee monden het liefst achterwege. Met de sterke persoonlijke band die tussen hemzelf en Fife bestond, had hij een doodgewone op leeftijd zijnde man kunnen zijn die onder het genot van een glas wijn een gezellig babbeltje maakte. 'Je bent moeilijk te bereiken geweest, Fife,' zei hij. Fife glimlachte. Zo te zien was hij volkomen op zijn gemak. 'Een drukke dag, Abel.' 'Ja. Ik heb er iets over gehoord.' 'Steen?' vroeg Fife terloops.

'Gedeeltelijk. Steen is een uur of zeven bij ons geweest.' 'Weet ik. M'n eigen schuld bovendien. Zijn jullie van plan hem aan ons uit te leveren?' 'Ik vrees van niet.' 'Het is een misdadiger.'

Abel grinnikte en draaide het glas in zijn hand, terwijl hij naar de trage belletjes keek.

'Ik geloof dat we in ons recht staan omdat hij politiek vluchteling is. De interstellaire wet zal hem op Trantoriaans grondgebied beschermen.' 'Zal jouw regering je steunen?'

'Dat geloof ik wel, Fife. Ik ben geen zevenendertig jaar bij buitenlandse zaken geweest om niet te weten wat Trantor wel of niet zal steunen.'

'Ik kan Sark laten vragen of het jou wil laten terugroepen.' 'Wat voor nut zou dat hebben? Ik ben een vreedzaam man die jij heel goed kent. Mijn opvolger zou wie weet wie kunnen zijn.' Een ogenblik bleef het stil. Er verschenen rimpels op Fife's leeuwenkop. 'Ik geloof dat je een idee hebt.' 'Inderdaad. Jullie hebben een man van ons.' 'Welke man van jullie?'

'Een ruimteonderzoeker. Een knaap van de planeet Aarde die, tussen twee haakjes, een deel van het Trantoriaanse grondgebied is.'

'Heeft Steen je dat verteld?' 'Onder anderen.' 'Heeft hij die Aardman gezien?' 'Dat heeft hij niet gezegd.'

'Nou, dat is niet het geval. In de gegeven omstandigheden betwijfel ik of je zijn woord kunt vertrouwen.' Abel zette zijn glas neer. Hij vouwde zijn handen losjes in zijn schoot en zei: 'Niettemin ben ik ervan overtuigd dat de Aardman bestaat. Ik zeg je, Fife, dat wij deze zaak samen moeten behandelen. Ik heb Steen en jij hebt de Aardman. In zekere zin staan we quitte. Waarom geen conferentie over de kyrtsituatie in het algemeen voordat je verder gaat met je huidige plannen, voordat je ultimatum afloopt en je staatsgreep plaatsvindt?'

'Daar zie ik de noodzaak niet van in. Wat momenteel op Sark gebeurt, is volkomen een interne aangelegenheid. Wel ben ik bereid persoonlijk te garanderen dat er, ongeacht de politieke gebeurtenissen hier, geen inmenging in de kyrthandel zal zijn. Ik geloof dat daarmee dan Trantors gewettigde interesses wel ten einde zijn.'

Abel nipte van zijn wijn en scheen erover na te denken. Toen zei hij: 'Het schijnt dat we nog een tweede politieke vluchteling hebben. Een merkwaardig geval. Een van je Floriniaanse onderdanen, om juist te zijn. Een dorpshoofd. Myrlyn Tefens noemt hij zichzelf.'

Fife's ogen schoten plotseling vonken. 'Dat hadden we al half en half verwacht. Bij Sark, Abel, er zijn grenzen aan de openlijke inmenging van Trantor op deze planeet. De man die jullie ontvoerd hebben, is een moordenaar. Je kunt geen politieke vluchteling van hem maken.' 'Goed, wil je de man hebben?' 'Heb je een transactie in je hoofd? Is het dat?' 'De conferentie waarover ik het had.' 'Voor een Floriniaanse moordenaar. Natuur lijk niet.' 'Maar de manier waarop het dorpshoofd ons wist te ontsnappen, is hoogst merkwaardig. Daar zul je misschien belang in stellen...'

Junz beende hoofdschuddend door het vertrek. De nacht was al aardig gevorderd. Hij wilde dat hij kon slapen, maar hij wist dat hij daarvoor weer somnin zou nodig hebben. 'Ik zou misschien met geweld hebben moeten dreigen,' zei Abel, 'zoals Steen voorstelde. Dat zou niet best zijn geweest. De risico's zouden verschrikkelijk en de resultaten onzeker zijn geweest. Toch zag ik tot op het ogenblik waarop het dorpshoofd bij ons werd gebracht, geen andere oplossing behalve natuurlijk een politiek van niets doen.'

Junz schudde heftig zijn hoofd. 'Nee. Er moest iets worden gedaan. Toch had het veel weg van chantage.' 'Technisch misschien wel. Wat zou u hebben gewild dat ik had gedaan?'

'Precies wat u deed. Ik ben geen huichelaar, Abel. Althans probeer ik het niet te zijn. Ik zal uw methode niet veroordelen wanneer het mijn bedoeling is ten volle gebruik te maken van de resultaten. Maar dan is er nog steeds het meisje.' 'Haar zal niets overkomen zolang Fife zich aan zijn afspraak houdt.'

'Het spijt me van haar. Ik heb een hekel aan de Sarkse aristocraten gekregen voor wat ze Florina hebben aangedaan, maar ik kan het niet helpen dat ik met haar te doen heb.' 'Als individu, ja. Maar de ware verantwoordelijkheid berust bij Sark zelf. Luister, beste man, hebt u ooit een meisje gekust in een ground-car?'

Een zweempje van een glimlach trilde om Junz' mondhoeken. 'Ja.'

'Ik ook, ofschoon dat misschien al langer geleden is. Het zou mij niets verwonderen als mijn oudste kleindochter er momenteel in de praktijk mee bezig was. Wat is in elk geval een stiekem kusje in een ground-car anders dan de uitdrukking van de natuurlijkste emotie van de hele Melkweg?

Luister, man. We hebben een meisje uit de allerhoogste kringen dat zich door een vergissing met een, laten we zeggen, misdadiger in dezelfde wagen bevindt. Hij neemt de gelegenheid te baat en kust haar. Het gaat impulsief en zonder haar toestemming. Hoe moet zij zich voelen? Hoe moet haar vader zich voelen? Chagrijnig? Misschien. Geergerd? Zeker. Boos? Gekrenkt? Beledigd? Ja, dat allemaal. Maar onteerd? Nee! Zo onteerd dat hij belangrijke staatszaken in gevaar zou willen brengen om onthulling te voorkomen? Onzin.

Maar dat is precies de situatie en het zou alleen maar op Sark kunnen gebeuren. Juffrouw Samia is alleen maar schuldig aan eigenzinnigheid en een zekere naiviteit. Zij is, daarvan ben ik overtuigd, al eerder gekust. Als zij opnieuw kuste, als zij ontelbare keren kuste, zou er niets van gezegd worden, als de betreffende man tenminste geen Floriniaan was. Maar het was een Floriniaan.

Het hindert niet dat zij niet wist dat het een Floriniaan was. Het hindert niet dat hij haar met geweld kuste. Het publiceren van de foto die wij van juffrouw Samia in de armen van die Floriniaan hebben, zou het leven voor haar en haar vader ondraaglijk maken. Ik zag Fife's gezicht toen hij naar de reproductie staarde. Er was geen manier om met zekerheid te zeggen dat het dorpshoofd een Floriniaan was. Hij was in Sarks kostuum, met een kap die zijn haar helemaal bedekte. Hij was licht van huid, maar dat was geen afdoende bewijs. Fife wist echter dat het gerucht graag zou worden geloofd door velen die belust waren op schandaal en sensatie, en dat de foto als absoluut bewijs zou worden beschouwd. En hij wist ook dat zijn politieke vrienden er een dankbaar gebruik van zouden maken. U kunt het chantage noemen, Junz, en misschien is het dat ook, maar het is een chantage die op geen enkele andere planeet succes zou hebben. Hun eigen zieke maatschappelijke systeem geeft ons dit wapen, en ik heb helemaal geen gewetenswroeging bij het gebruik ervan.'

Junz zuchtte. 'Wat is er uiteindelijk bepaald?' 'We zullen morgenmiddag samenkomen.' 'Is zijn ultimatum dan uitgesteld?'

'Voor onbepaalde tijd. Ik zal persoonlijk naar zijn kantoor gaan.' 'Is dat geen onnodig risico?'

'Dat valt wel mee. Er zullen getuigen zijn. En ik wil graag persoonlijk in het gezelschap verkeren van die ruimteonderzoeker die u al zolang zoekt.'

'Mag ik er ook bij tegenwoordig zijn?' vroeg Junz gretig. 'O ja. Het dorpshoofd eveneens. We zullen hem nodig hebben om de ruimteonderzoeker te identificeren. En Steen natuurlijk. Jullie zullen allemaal doof middel van driedimensionale personificatie aanwezig zijn.'

'Bedankt.'

De Trantoriaanse ambassadeur onderdrukte een geeuw en keek Junz met waterige ogen aan. 'Ik hoop dat u mij nu wilt excuseren, want ik ben al twee dagen en een nacht wakker geweest, en ik vrees dat mijn oude lichaam niet nog meer antisomnin zal kunnen verdragen. Ik moet gaan slapen.'

Nu de driedimensionale personificatie geperfectioneerd was, werden belangrijke conferenties zelden van aangezicht tot aangezicht gehouden. Fife voelde sterk een element van werkelijke onbehoorlijkheid in de materiele aanwezigheid van de oude ambassadeur. Men kon niet zeggen dat zijn olijfkleurige gezicht donkerder was, maar de lijnen ervan waren scherp van onderdrukte woede.

Die woede moest onderdrukt zijn, want hij kon niets zeggen. Hij kon alleen maar nijdig kijken naar de mannen tegenover hem.

Abel! Een oude sufferd, in sjofele kleren, met een miljoen werelden achter zich.

Junz! Een donkerhuidige, kroesharige bemoeial wiens doordrijverij de crisis had verhaast.

Steen! De verrader! Bang om hem in de ogen te kijken! Het dorpshoofd! Naar hem kijken was het moeilijkst van alles. Hij was de inboorling die met zijn aanraking zijn dochter had onteerd, maar die toch veilig en ongrijpbaar achter de muren van de Trantoriaanse ambassade kon blijven. Hij zou graag met zijn tanden hebben geknarst en met zijn vuist op het blad van zijn bureau hebben geslagen, als hij alleen was geweest. Maar nu moest hij zorgen dat hij geen spier vertrok, ofschoon hem dat de grootste moeite kostte.

Als Samia niet... Hij drong die gedachte naar de achtergrond. Door zijn eigen verzuim had haar eigenzinnigheid zich ontwikkeld, en hij kon dat haar nu niet kwalijk nemen. Zij had niet geprobeerd zich te verontschuldigen of haar schuld te verkleinen. Zij had hem verteld van haar pogingen de interstellaire spionne te spelen en hoe afschuwelijk dat geeindigd was. Zij had, in al haar schaamte en bitterheid, volkomen op zijn begrip vertrouwd en hij zou haar vertrouwen niet beschamen. Hij zou haar vertrouwen niet beschamen, al zou dat de vernietiging betekenen van wat hij zo zorgvuldig had opgebouwd. 'Deze conferentie is mij opgedrongen,' zei hij. 'Ik zie geen reden om iets te zeggen. Ik ben hier om te luisteren.' 'Ik geloof dat Steen graag als eerste iets zou willen zeggen,' zei Abel.

Fife's ogen vulden zich met een minachting die voelbaar was voor Steen.

Steen schreeuwde zijn antwoord:: (/y'neo mij e tot Trantor te wenden, Fife. Jij hebt het principe van autonomie verkracht. Je kunt moeilijk van mij verwachten dat ik dit gelaten aanzie. Werkelijk niet.'

Fife zei niets en Abel zei, niet zonder wat minachting zijnerzijds: 'Kom ter zake, Steen. Je zei datje iets te zeggen had. Zeg het dan.'

Steens ziekelijk bleke wangen werden rood zonder de hulp van rouge. 'Dat zal ik doen, en wel nu direct. Natuurlijk wil ik niet beweren dat ik de speurder ben die de squire van Fife denkt dat hij is, maar ik kan denken, werkelijk! En ik heb gedacht, Fife had gisteren een verhaal te vertellen over een mysterieuze verrader die hij X noemde. Ik kon wel zien dat het alleen maar een fabeltje van hem was om in staat te zijn de noodtoestand af te kondigen. Ik liet me er geen ogenblik door bij de neus nemen.' 'Is er geen X?' vroeg Fife zacht. 'Waarom ben je er dan vandoor gegaan? Een man die er vandoor gaat, heeft geen verdere beschuldiging nodig.'

'O ja? Werkelijk?' riep Steen uit. 'Nou, dan zal ik je eens gauw vertellen dat ik hard zou weglopen uit een brandend gebouw, zonder dat ik de brand zelf had gesticht.' 'Ga verder, Steen,' zei Abel.

Steen likte zijn lippen en staarde enkele ogenblikken naar zijn vingernagels. Hij wreef ze zacht terwijl hij sprak. 'Maar, dacht ik toen, waarom moest hij met dat speciale verhaal met al zijn complicaties op de proppen komen? Dat is zijn aard niet. Werkelijk! Dat is niet de aard van Fife. Ik ken hem. Wij kennen hem allemaal. Hij heeft totaal geen verbeelding, excellentie. Een bruut van een man! Bijna even erg als Bort.' Fife keek dreigend. 'Zegt hij werkelijk iets, Abel, of ijlt hij?' 'Ga verder, Steen,' zei Abel.

'Dat zal ik doen, als u mij laat praten. Grote Ruimte! Aan welke kant staat u? Ik zei tegen mezelf (dit was na het diner), ik zei: Waarom zou een man als Fife met een dergelijk verhaal komen aandragen? Er was maar een antwoord. Hij zou het niet kunnen verzinnen. Niet met zijn geest. Dus was het waar. Het moest waar zijn. En er waren natuurlijk ordebewakers gedood, ofschoon Fife er helemaal niet tegenop zou zien om dat te laten gebeuren.'

Fife haalde zijn schouders op.

Steen vervolgde: 'Maar wie is X? Ik ben het niet. Werkelijk! Ik weet dat ik het niet ben! En ik moet toegeven dat het alleen maar een grote squire kon zijn geweest. Maar welke grote squire wist het meest van de zaak af? Welke grote squire heeft nu al een jaar lang geprobeerd het verhaal van de ruimteonderzoeker te gebruiken om de anderen door angst te krijgen tot wat hij noemt "verenigde krachtsinspanning" en tot wat ik noem "overgave aan Fife's dictatorschap?"

Ik zal u vertellen wie X is.' Steen stond op. Zijn hoofd streek langs de rand van de receptor-kubus en werd afgeplat toen het bovenste gedeelte in het niets verdween. Hij wees met een trillende vinger en zei: 'Hij is X. De squire van Fife. Hij heeft die ruimteonderzoeker gevonden. Hij heeft hem uit de circulatie genomen toen hij zag dat de rest van ons niet onder de indruk raakte van zijn dwaze opmerkingen tijdens onze eerste conferentie, en toen heeft hij hem weer te voorschijn gehaald nadat hij al een militaire coup had voorbereid.' Fife wendde zich vermoeid tot Abel. 'Is-ie klaar? Als dat zo is. verwijder hem dan. Hij is een onverdraaglijke belediging voor elk fatsoenlijk mens.'

'Heb je nog commentaar op wat hij zegt?' zei Abel. 'Natuurlijk niet. Het is geen commentaar waard. De man is wanhopig. Hij is in staat alles te zeggen, onverschillig wat.' 'Zo makkelijk kun je je er niet van afmaken, Fife,' riep Steen. Hij keek om zich heen naar de rest. Zijn ogen vernauwden zich en de huid van zijn neusvleugels was wit van spanning. Hij bleef staan. 'Luister. Hij zei dat zijn onderzoekers dossiers hadden gevonden in het kantoor van een dokter. Hij zei dat de dokter door een ongeval om het leven kwam nadat hij tot de conclusie was gekomen dat de ruimteonderzoeker het slachtoffer was van een psychische behandeling. Hij zei dat het moord was door X om de identiteit van de ruimteonderzoeker geheim te houden. Dat zei hij. Vraag het hem maar. Vraag hem maar of hij dat niet heeft gezegd.'

'En als het zo is?' vroeg Fife.

'Vraag hem dan hoe hij bij de dossiers kon komen van een dokter die al maandenlang dood en begraven was, tenzij hij ze al die tijd al had gehad!'

Fife zei: 'Dit is kolder. We kunnen niet tot in het oneindige tijd blijven verknoeien. Een andere dokter nam de praktijk van de dode over en eveneens zijn dossiers. Hebben jullie weleens gehoord dat de medische dossiers tegelijk met een dokter vernietigd werden?'

'Nee, natuurlijk niet,' zei Abel. Steen stotterde even en ging toen zitten. 'Wat krijgen we vervolgens?' zei Fife. 'Is er nog iemand die iets te zeggen heeft? Nog meer beschuldigingen? Nog iets anders soms?' Zijn stem was nu zacht. Er klonk bitterheid in. 'Goed,' zei Abel, 'dat was wat Steen te zeggen had, en dat laten we maar zo. Nu Junz en ik. Wij zijn hier voor een heel andere zaak. Wij zouden die ruimteonderzoeker graag willen zien.' Fife's handen hadden op het blad van het bureau gerust. Ze verplaatsten zich nu en grepen de rand van het bureau. Zijn zwarte wenkbrauwen werden naar elkaar getrokken. 'Wij houden een man in hechtenis,' zei?hij, 'van subnormale

geestesgesteldheid, die beweert ruimteonderzoeker te zijn. Ik zal hem binnen laten brengen.'

Valona March had nooit van haar leven durven dromen dat er zulke onmogelijkheden konden bestaan. Al meer dan een dag, van het ogenblik af dat zij op deze planeet Sark was geland, had zij zich over alles lichtelijk verbaasd. Zelfs de gevangeniscellen waarin zij en Rik afzonderlijk waren geplaatst, schenen op een onwezenlijke manier iets luisterrijks over zich te hebben. Er kwam water uit een gat in een pijp zodra je op een knop drukte. Er kwam hitte uit de muur, ofschoon de lucht buiten kouder was dan zij ooit voor mogelijk had gehouden. En iedereen die tegen haar sprak, droeg zulke mooie kleren.

Zij was in kamers geweest met dingen die zij nog nooit eerder had gezien. Dit vertrek was het grootst dat zij tot nu toe had gezien, maar het was bijna helemaal kaal. Toch waren er meer mensen in. Er waren een ernstig kijkende man achter een bureau en een veel oudere, erg gerimpelde man in een stoel, en drie anderen... Een was het dorpshoofd!

Ze sprong op en holde naar hem toe. 'Dorpshoofd! Dorpshoofd!'

Maar hij was er niet!

Hij was opgestaan en wuifde naar haar. 'Blijf daar, Lona. Blijf daar!'

En ze ging dwars door hem heen. Ze had haar hand uitgestoken om zijn mouw te grijpen, maar hij glipte weg. Ze greep opnieuw, half struikelend, en ging dwars door hem heen. Een ogenblik had ze geen adem meer over. Het dorpshoofd had zich omgedraaid, keek haar nu weer aan, maar zij kon alleen maar naar haar benen staren.

Allebei staken ze door de zware armleuning van de stoel waarin het dorpshoofd gezeten had. Ze kon hem duidelijk zien, in al zijn kleur en soliditeit. Hij zat om haar benen heen, maar ze voelde het niet. Ze stak een trillende hand uit en haar vingers zonken centimeters diep in de bekleding, die zij evenmin kon voelen. Haar vingers bleven zichtbaar. Ze slaakte een gil en viel. Het laatste wat zij wist, was dat het dorpshoofd automatisch zijn armen naar haar uitstak en dat zij er dwars doorheen viel, alsof het stukjes vleeskleurige lucht waren.

Ze zat weer in haar stoel. Rik hield haar hand stevig vast en de oude, gerimpelde man stond over haar heen gebogen. Hij zei: 'Wees maar niet bang, lief kind. Het is maar een beeld. Een foto, weetje.'

Valona keek om zich heen. Het dorpshoofd zat er nog steeds. Hij keek niet naar haar. Ze wees met een van haar vingers. 'Is hij er niet?'

Rik zei plotseling: 'Het is een driedimensionale personificatie,

Lona. Hij is ergens anders, maar wij kunnen hem van hieruit

zien.'

Valona schudde haar hoofd. Als Rik het zei, dan was het goed.

Maar ze sloeg haar ogen neer. Ze durfde niet naar de mensen te kijken die daar waren en die daar tegelijkertijd niet waren.

Abel zei tegen Rik: 'Zo, dus jij weet wat driedimensionale personificatie is, jongeman?'

'Jawel, meneer.' Ook voor Rik was het een geweldige dag geweest, maar waar Valona zich steeds meer had verbaasd, had hij de dingen steeds vertrouwder en begrijpelijker gevonden. 'Waar heb je dat geleerd?'

'Ik weet het niet. Ik wist het al voordat - voordat ik alles vergat.'

Tijdens de wilde sprong van Valona Maich naar het dorpshoofd was Fife niet opgestaan uit zijn stoel achter het bureau. Op bijtende toon zei hij: 'Het spijt me dat ik deze vergadering heb laten storen door het laten binnen brengen van een hysterische inlandse vrouw. De zogenaamde ruimteonderzoeker eiste haar aanwezigheid.'

'Dat is wel goed,' zei Abel. 'Maar ik merk dat jouw Floriniaan van subnormale geestesgesteldheid bekend schijnt te zijn met driedimensionale personificaties.' 'Hij zal wel goed zijn afgericht,' zei Fife. 'Is hij sinds zijn aankomst op Sark ondervraagd?' vroeg Abel. 'Inderdaad.' 'Met welk resultaat?' 'Geen nieuwe inlichtingen.' Abel wendde zich tot Rik. 'Hoe is je naam?' 'Rik is de enige naam die ik me herinner,' zei Rik kalm. 'Ken je iemand van de aanwezigen?'

Onbevangen keek Rik van het ene gezicht naar het andere en zei toen: 'Alleen het dorpshoofd. En Lona natuurlijk.' 'Dit,' zei Abel met een gebaar naar Fife, 'is de grootste squire die ooit heeft geleefd. Hij bezit de hele wereld. Wat denk je van hem?'

'Ik ben Aardman,' zei Rik stoutmoedig. 'Mij bezit hij niet.' 'Ik geloof niet,' zei Abel terloops tegen Fife, 'dat een geboren Floriniaan een dergelijke uitdagende houding kan worden aangeleerd.'

'Zelfs niet met een psychische sonde?' ketste Fife op minachtende toon terug.

'Ken je deze heer?' vroeg Abel, nu weer aan Rik. 'Nee, meneer.'

'Dit is dokter Selim Junz. Hij is een belangrijk employe van het Interstellair Bureau voor Ruimteonderzoek.'

Rik keek hem aandachtig aan. 'Dan moet hij een van mijn chefs zijn. Maar,' met teleurstelling in zijn stem, 'ik ken hem niet. Misschien herinner ik me hem alleen niet.' Junz schudde triest zijn hoofd. 'Ik heb hem nooit gezien, Abel.' 'Die is goed,' mompelde Fife.

'Luister nou, Rik,' zei Abel. 'Ik zal je een verhaal vertellen. Ik wil datje heel goed luistert en heel goedje hersens laat werken. Denk, denk, denk! Begrijp je me?' Rik knikte.

Abel sprak langzaam. Zijn stem was minutenlang het enige geluid in de kamer. Terwijl hij vertelde, kneep Rik zijn ogen dicht. Hij trok zijn lippen terug, zijn vuisten gingen naar zijn borst en zijn hoofd zakte naar voren. Hij zag eruit als een man die gefolterd werd.

Abel sprak verder, gaf een reconstructie van de gebeurtenissen zoals ze oorspronkelijk waren opgesomd door de squire van Fife. Hij sprak over het oorspronkelijke bericht van een ophanden zijnde ramp, van het onderscheppen ervan, van de ontmoeting tussen Rik en X, over de behandeling met de psychische sonde, over hoe Rik gevonden en naar Florina gebracht was, over de dokter die zijn diagnose ten opzichte van hem stelde en stierf, over zijn terugkerende herinneringsvermogen.

'Dat is het hele verhaal, Rik,' zei hij. 'Ik heb je alles verteld. Is er iets bij dat jou vertrouwd voorkomt?' Langzaam en met moeite zei Rik: 'Ik herinner me de laatste gedeelten. De afgelopen dagen, weet u. Ik herinner me ook iets wat langer geleden is. Misschien was het de dokter, toen ik voor het eerst begon te praten. Het is heel vaag... Dat is alles.' 'Maar je herinnert je toch dingen die vroeger zijn gebeurd,' zei Abel. 'Je herinnert je het gevaar dat Florina bedreigt.' 'Ja. Ja. Dat was het eerste wat ik mij herinnerde.' 'Kun je je dan niets meer herinneren van wat daarna gebeurde? Je landde op Sark en je ontmoette een man.' Rik kreunde. 'Ik kan het niet. Ik kan het me niet herinneren.' 'Probeer het! Probeer het!'

Rik keek op. Zijn witte gezicht was nat van het transpireren. 'Ik herinner me een woord.' 'Welk woord, Rik?' 'Het slaat nergens op.' 'Toch moet je het ons vertellen.'

'Het heeft te maken met een tafel, lang, lang geleden. Heel vaag. Ik zat. Ik geloof dat er misschien iemand anders zat. Toen stond hij op me neer te kijken en dan dat woord.' 'Welk woord?' vroeg Abel ongeduldig. Rik balde zijn vuisten en fluisterde: 'Fife!' Iedereen, met uitzondering van Fife, sprong op. Steen schreeuw-

de: 'Ik heb het je wel gezegd,' waarna hij losbarstte in een schril, onsamenhangend gekakel.

17. De aanklager

Fife zei met nauwelijks bedwongen kalmte: 'Laten we aan deze farce een eind maken.'

Hij had gewacht voordat hij sprak, zijn ogen hard en zijn gezicht zonder uitdrukking, tot de rest gedwongen was weer te gaan zitten. Rik had het hoofd gebogen, de ogen stijf dicht, terwijl hij zijn hersens pijnigde. Valona trok hem naar zich toe, deed haar uiterste best om zijn hoofd op haar schouder te houden, en streelde zacht zijn wang.

'Waarom zeg je dat dit een farce is?' vroeg Abel met trillende stem.

'Is het dan niet zo?' vroeg Fife. 'In de allereerste plaats heb ik erin toegestemd deze vergadering bij te wonen omdat je mij op een bijzondere manier bedreigde. Ondanks dat zou ik hebben geweigerd als ik had geweten dat de conferentie bedoeld was als rechtszitting voor mijzelf waarbij overlopers en moordenaars als aanklagers en als rechters optraden.' Abel fronste zijn wenkbrauwen en zei ijzig formeel: 'Dit is geen rechtszitting, squire. Dokter Junz is hier om een lid van het IBR terug te krijgen, wat zijn goed recht is, en ik ben hier om in een moeilijke tijd de belangen van Trantor te beschermen. Ik twijfel er niet aan dat deze man, Rik, de vermiste ruimteonderzoeker is. Wij kunnen dit gedeelte van de conferentie onmiddellijk beeindigen als jij de man wilt overgeven aan dokter Junz voor verder onderzoek, met inbegrip van een lijst van fysieke karakteristieken. Wij zouden natuurlijk jouw verdere hulp nodig hebben bij het opsporen van de man die de geest van de ruimteonderzoeker heeft bewerkt, en bij het nemen van maatregelen om een toekomstige herhaling te voorkomen van daden tegen wat per slot van rekening een interstellaire instelling is die zich steeds buiten elke regionale politiek heeft gehouden.' 'Prachtige redevoering,' zei Fife. 'Maar het voor de hand liggende blijft het voor de hand liggende en jouw plannen zijn heel doorzichtig. Wat zou er gebeuren als ik deze man overgaf? Ik heb zo het idee dat het IBR precies zou uitvissen wat het wil uitvissen. Het beweert een instellaire instelling zonder regionale banden te zijn, maar het is toch een feit dat Trantor tweederde van het jaarlijkse budget financiert, niet? Ik betwijfel of ook maar een redelijke waarnemer het werkelijk als neutraal zou beschouwen in de Melkweg van vandaag. De resultaten die het met betrekking tot deze man zal krijgen, zullen ongetwijfeld geschikt zijn om Trantors imperiale belangen te dienen. En wat zullen deze resultaten zijn? Dat ligt eveneens voor de

167

hand. De herinnering van de man zal langzaam terugkeren. Het IBR zal dagelijks bulletins uitgeven. Beetje voor beetje zal hij zich steeds meer van de noodzakelijke bijzonderheden gaan herinneren. Eerst mijn naam. Dan mijn uiterlijk. Dan precies de woorden die ik heb gesproken. Plechtig zal ik schuldig worden verklaard. Er zullen schadeloosstellingen worden geeist en Trantor zal gedwongen worden Sark tijdelijk te bezetten, een bezetting die op de een of andere manier permanent zal worden. Maar ook aan chantage zijn grenzen. En die van jou, meneer de ambassadeur, eindigen hier. Als je deze man wilt hebben, laat Trantor dan maar een vloot uitsturen om hem te halen.' 'Er is geen sprake van geweld,' zei Abel. 'Toch is het mij opgevallen dat j e zorgvuldig vermeden hebt de insinuatie te ontkennen die lag in wat de ruimteonderzoeker het laatst heeft gezegd.'

'Er is geen enkele insinuatie die ik de eer moet geven ze te ontkennen. Hij herinnert zich een woord, of zegt het althans. Nou, wat zou dat?' 'Zegt dat dan niets?'

'Totaal niets. De naam Fife heeft op Sark een grote klank, Zelfs als we aannemen dat de zogenaamde ruimteonderzoeker oprecht is, dan had hij een jaar de tijd om de naam op Florina te horen. Hij kwam naar Sark op een schip dat mijn dochter aan boord had, een nog betere gelegenheid om de naam Fife te hebben gehoord. Wat is er natuurlijker dan dat de naam in zijn gedachtegang terechtkwam? Maar de mogelijkheid bestaat natuurlijk dat hij niet oprecht is. De onthullingen die deze man beetje voor beetje doet, kunnen heel goed zijn ingestudeerd.' Abel wist niets te zeggen. Hij keek naar de anderen. Junz zat met zwaar gefronste wenkbrauwen, terwijl de vingers van zijn rechterhand langzaam zijn kin masseerden. Steen zat onnozel in zichzelf te lachen en te mompelen. Het Floriniaanse dorpshoofd staarde strak naar zijn knieen.

Rik, die zich uit Valona's greep losmaakte en opstond, was degene die het woord nam.

'Luister,' zei hij. Zijn bleke gezicht was vertrokken. Zijn ogen weerspiegelden pijn. 'Zeker weer een onthulling,' zei Fife.

'Luister!' zei Rik. 'We zaten aan een tafel. Er was iets in de thee gedaan. We hadden woorden gehad. Ik herinner me niet meer waarover. Toen kon ik me niet bewegen. Ik kon daar alleen maar zitten. Ik kon niet spreken. Ik kon alleen maar denken: Grote Ruimte, ze hebben me iets ingegeven. Ik wilde roepen, schreeuwen en wegrennen, maar ik kon het niet. Toen kwam die andere, Fife. Hij had tegen me geschreeuwd. Maar nu schreeuwde hij niet. Dat hoefde ook niet. Hij kwam om de tafel heen. Hij stond daar, torende boven mij uit. Ik kon niets

zeggen. Ik kon niets doen. Ik kon alleen maar proberen mijn ogen naar hem op te slaan.' Rik bleef zwijgend staan. 'Was die andere man Fife?' vroeg Selim Junz. 'Ik herinner me dat zijn naam Fife was.' 'Goed, was hij die man?'

Rik draaide zich niet om om te kijken. 'Ik kan me niet herinneren hoe hij er uitzag,' zei hij. 'Weet je dat zeker?'

'Ik heb het geprobeerd,' zei hij. Toen barstte hij los: 'Jullie weten niet hoe moeilijk het is. Het doet pijn! Het is als een roodgloeiende naald. Diep! Hier!' Hij drukte zijn handen tegen zijn hoofd.

'Ik weet dat het moeilijk is,' zei Junz zacht. 'Maar je moet het proberen. Begrijp je het dan niet, je moet het blijven proberen. Kijk naar die man! Draai je om en kijk naar hem!' Rik draaide zich naar de squire van Fife. Een ogenblik staarde hij hem uitdrukkingloos aan, toen draaide hij zich weer om. 'Kun je je hem nu herinneren?' vroeg Junz. 'Nee! Nee!'

Fife glimlachte grimmig. 'Heeft je man vergeten wat hij moet zeggen, of zal het verhaal geloofwaardiger schijnen als hij zich mijn gezicht bij de volgende ronde herinnert?' Nijdig zei Junz: 'Ik heb deze man nog nooit eerder gezien en ik heb hem ook nog nooit gesproken. Het is helemaal niet de bedoeling jou een hak te zetten en ik ben je beschuldigingen in die richting beu. Ik wil alleen de waarheid weten.' 'Mag ik hem dan misschien een paar vragen stellen?' 'Ga je gang.'

'Bedankt voor je vriendelijkheid. Nou, Rik, of hoe je werkelijke naam ook mag zijn...'

Hij was een squire die een Floriniaan aansprak. Rik keek op. 'Jawel, meneer.'

'Jij herinnert je dat een man van de andere kant van de tafel op jou toekwam, terwijl jij daar verdoofd en hulpeloos zat.' 'Jawel, meneer.'

'Het laatste wat jij je herinnert, is dat die man op jou neer stond te staren.' 'Jawel, meneer.'

'Jij staarde naar hem op, probeerde dat althans te doen.' 'Jawel, meneer.' 'Ga zitten.'

Rik deed wat hem werd gezegd.

Een ogenblik deed Fife niets. Zijn liploze mond was misschien wat vaster gesloten, de kaakspieren onder de blauwzwarte stoppels op zijn wangen en kin trokken zich iets samen. Toen gleed hij van zijn stoel af.

Gleed f Het was alsof hij daar achter het bureau op zijn knieen was gaan zitten.

Maar hij kwam erachter vandaan en het was duidelijk te zien dat hij stond.

Het duizelde Junz voor de ogen. De man d|e in zijn stoel zo statig en formidabel was, was nu zonder waarschuwing in een jammerlijke dwerg veranderd.

Fife's misvormde benen bewogen zich met moeite onder hem om de afstotelijke massa van romp en hoofd naar voren te brengen. Zijn gezicht was rood, maar zijn ogen behielden hun arrogante blik. Steen begon onbeheerst te giechelen, maar hield daarmee op toen die ogen op hem werden gericht. De rest keek in gefascineerd stilzwijgen toe.

Rik, wiens ogen wijd waren opengesperd, zag hem naderen. Fife zei: 'Was ik de man die om de tafel heen op jou toekwam?'

'Ik kan me zijn gezicht niet herinneren, meneer.' 'Ik vraagje niet of je je zijn gezicht kunt herinneren. Kun je dit hebben vergeten?' Hij stak beide armen uit. 'Kun je hebben vergeten hoe ik er uitzag, hoe ik liep?'

'Het lijkt misschien eigenaardig, meneer, maar ik weet het werkelijk niet,' zei Rik hulpeloos. 'Maar jij zat, hij stond en jij keek naar hem op.' 'Jawel, meneer.'

'Hij keek op jou neer, torende boven jou uit, zoals je zei.' 'Jawel, meneer.'

'Dus dat herinner je je toch? Ben je daar zeker van?' 'Jawel, meneer.'

De twee stonden nu van aangezicht tot aangezicht. 'Kijk ik op je neer?' 'Nee, meneer,' zei Rik. 'Kijk jij naar mij op?'

Rik, die zat, en Fife, die stond, keken elkaar van dezelfde hoogte recht in de ogen. 'Nee, meneer.'

'Zou ik dan die man kunnen zijn geweest?' 'Nee, meneer.' 'Weet je dat zeker?' 'Ja, meneer.'

'Maar je zegt nog steeds dat de naam die jij je herinnert, Fife is?'

'Die naam herinner ik me,' hield Rik koppig vol. 'Kan het dan dat die man mijn naam heeft misbruikt?' 'Dat - dat moet dan wel.'

Fife draaide zich om, waggelde met langzame waardigheid terug naar zijn bureau en klom op zijn stoel. 'Zolang ik leef, heb ik nog nooit iemand toegestaan mij zo te

zien,' zei hij. 'Is er enige reden waarom deze conferentie moet worden voortgezet?'

Abel was zowel verward als geergerd. Tot dusver had de bijeenkomst niets opgeleverd. Bij elke stap was Fife erin geslaagd zichzelf in het gelijk en de anderen in het ongelijk te stellen. Fife had zich met succes voorgedaan als een martelaar. Door middel van Trantoriaanse chantage was hij gedwongen deze bijeenkomst bij te wonen om hier het onderwerp te zijn van valse beschuldigingen die onmiddellijk op niets waren uitgelopen. Fife zou ervoor zorgen dat zijn visie van de bijeenkomst de Melkweg overspoelde, en hij zou niet ver van de waarheid hoeven af te wijken om er een prachtige anti-Trantoriaanse propaganda van te maken.

Abel zou de zaak graag hebben laten schieten om verdere narigheid te voorkomen. De psychisch behandelde ruimteonderzoeker zou nu van geen enkel nut voor Trantor meer zijn. Elke 'herinnering' die hij hierna nog zou krijgen, zou belachelijk worden gemaakt, hoe waar die ook mocht zijn. Men zou hem eenvoudig aanzien voor een instrument van Trantoriaans imperialisme, en nog wel een kapot instrument. Maar hij aarzelde en Junz was degene die sprak.

'Het komt mij voor,' zei Junz, 'dat er een heel goede reden is om de bijeenkomst nog niet te beeindigen. We hebben nog niet precies besloten wie verantwoordelijk is voor die psychische behandeling. U hebt de squire van Steen beschuldigd en Steen heeft u beschuldigd. Aangenomen dat u allebei abuis bent en dat beiden onschuldig zijn, dan blijft het toch waar dat u allebei gelooft dat een van de grote squires schuldig is. Maar welke dan?'

'Hindert dat?' vroeg Fife. 'Wat u betreft niet, daarvan ben ik overtuigd. Die zaak zou nu zijn opgelost als Trantor en het IBR er niet tussen waren gekomen. Uiteindelijk zal ik de verrader wel vinden. Bedenk dat de schuldige aan die psychische behandeling, wie het ook mag zijn, oorspronkelijk de bedoeling had het monopolie van de kyrthandel in eigen handen te krijgen. Geloof dus maar niet dat ik hem zal laten ontsnappen. Zodra deze schuldige ontmaskerd en gestraft is, zult u uw man ongedeerd terugkrijgen. Dit is het enige aanbod wat ik kan doen, en het is heel redelijk.' 'Wat bent u van plan met de schuldige te doen?' 'Dat is een zuiver interne aangelegenheid die u niet aangaat.' 'Dan bent u toch werkelijk abuis,' zei Junz energiek. 'Dit is niet alleen maar een kwestie van een ruimteonderzoeker. Er staat iets veel belangrijkers bij op het spel en het verbaast mij dat het nog niet te berde is gebracht. Deze Rik is niet alleen maar psychisch behandeld omdat hij ruimteonderzoeker was.' Abel wist niet zeker wat Junz' bedoelingen waren, maar hij

legde zijn gewicht in de schaal. Op minzame toon zei hij: 'Dokter Junz verwijst natuurlijk naar het bericht van de ruimteonderzoeker dat er gevaar dreigde.'

Fife haalde zijn schouders op. 'Voor zover ik weet heeft nog niemand daar waarde aan gehecht, met inbegrip van dokter Junz. Maar uw man is hier, dokter. Vraag hem waar het allemaal over gaat.'

'Natuurlijk zal hij het zich niet herinneren,' antwoordde Junz nijdig. 'De behandeling met een psychische sonde heeft heel veel effect op de meer intellectuele ketens van de rede. De mogelijkheid is groot dat de man nooit de kwantitatieve aspecten van zijn levenswerk zal herwinnen.'

'Dan is het weg,' zei Fife. 'Wat kan eraan worden gedaan?' 'Iets heel positiefs. Dat is het nu juist. Er is iemand anders die het weet, en dat is de schuldige aan de behandeling. Hij hoeft zelf geen ruimteonderzoeker te zijn geweest; hij hoeft niet de juiste gegevens te kennen. Hij heeft echter met de man gesproken toen diens geest nog onaangeroerd was. Hij zal genoeg vernomen hebben om ons op het juiste spoor te brengen. Had hij niet genoeg vernomen, dan zou hij de bron van zijn inlichtingen niet hebben durven vernietigen. Maar toch wil ik vragen: "Kun je je het herinneren, Rik?"'

'Alleen dat er gevaar dreigde, en dat het te maken had met de stromingen in de ruimte,' mompelde Rik. ,,

'En al kom je erachter, wat zul je er aan hebben?' zei Fife. 'In hoeverre zijn de verbijsterende theorieen waarmee die ziekelijke ruimteonderzoekers steeds op de proppen komen, betrouwbaar? Velen van hen denken dat zij de geheimen van het heelal weten, ofschoon ze zo ziek zijn dat ze nauwelijks hun instrumenten kunnen aflezen.'

'Misschien hebt u gelijk. Bent u bang om het mij te laten uitzoeken?'

'Ik ben tegen het in omloop brengen van welke ziekelijke geruchten dan ook, hetzij waar, hetzij onwaar, die de kyrthandel zouden kunnen beinvloeden. Ben jij het niet met mij eens, Abel?'

Abel wist met zichzelf geen raad. Fife manoeuvreerde zich in de positie waar elke inbreuk op de kyrtleveranties, als resultaat van zijn eigen coup, aan Trantoriaanse manoeuvres kon worden geweten. Maar Abel was een goed gokker. Hij verhoogde de inzet kalm en ongeemotioneerd. 'Ik niet,' zei hij. 'Ik stel voor dat je naar dokter Junz luistert.'

'Dank u,'zei Junz. 'U hebt gezegd, squire Fife, dat de man die de psychische behandeling toepaste, ook de dokter moet hebben vermoord die deze Rik onderzocht. Dat impliceert dat de man die die behandeling toepaste, Rik tijdens diens verblijf op Florina zo'n beetje in de gaten moet hebben gehouden.'

'Nou, en?'

'Van dat in de gaten houden moeten er sporen zijn.' 'U gelooft toch zeker niet dat die inboorlingen zouden weten wie hen in het oog hield?' 'Waarom niet?'

'U bent geen Sarkiet,' zei Fife, 'dus maakt u vergissingen. Ik verzeker u dat inboorlingen hun plaats weten. Zij benaderen geen squires, en als een squire hen benadert, dan weten ze wel dat ze hun ogen op hun tenen gericht moeten houden. Ze zouden het totaal niet weten als ze werden gadegeslagen.' Junz trilde zichtbaar van verontwaardiging. Het despotisme van de squires was zo ingeworteld, dat zij er helemaal niets verkeerds of schandelijks in zagen om er in het openbaar over te spreken.

'Gewone inboorlingen misschien,' zei hij. 'Maar wij hebben hier een man die geen gewone inboorling is. Ik geloof wel dat hij ons op tamelijk grondige wijze heeft laten zien dat hij geen echt eerbiedige Floriniaan is. Tot dusverre heeft hij niets tot de discussie bijgedragen en het wordt tijd hem enkele vragen te stellen.'

'Wat die inboorling te zeggen heeft, is waardeloos,' zei Fife. 'In feite zal ik de gelegenheid opnieuw te baat nemen om Trantor te verzoeken hem uit te leveren om hem op juiste wijze te laten berechten door het gerechtshof van Sark.' 'Laat mij eerst met hem spreken.'

Op minzame toon zei Abel: 'Ik geloof dat het geen kwaad kan hem enkele vragen te stellen, Fife. Als hij geen medewerking wil verlenen of onbetrouwbaar blijkt te zijn, kunnen we altijd over jouw verzoek tot uitlevering nadenken.' Terens, die tot nu toe strak naar de vingers van zijn gevouwen handen had zitten staren, keek een ogenblik op. Junze wendde zich tot Terens.'Rik is in uw dorp geweest van het ogenblik af dat hij op Florina gevonden werd, niet?' 'Ja.'

'En was u al die tijd in het dorp aanwezig? Ik bedoel, hebt u in die tijd geen lange zakenreizen gemaakt?' 'Dorpshoofden maken geen zakenreizen. Zij hebben hun zaken in hun dorp.'

'Goed. Houd u kalm en wind u niet zo gauw op. Ik neem aan dat het ook tot uw zaken behoort op de hoogte te zijn van het bezoek dat een squire aan uw dorp brengt.' 'Zeker. Wanneer dat gebeurt.' 'Is dat wel eens gebeurd?'

Terens haalde zijn schouders op. 'Een of twee keer. Louter routinebezoekjes, dat kan ik u verzekeren. Squires maken hun handen niet vuil aan kyrt. Dat wil zeggen, onverwerkt kyrt.' 'Wees eerbiedig!' bulderde Fife.

Terens keek hem aan en zei: 'Kunt u mij daartoe dwingen?' Abel kwam minzaam tussenbeide door te zeggen: 'Laten we dit tussen de man en dokter Junz houden, Fife. Jij en ik zijn toeschouwers.'

Inwendig genoot Junz van de onbeschaamdheid van het dorpshoofd, maar hij zei: 'Beantwoord mijn vragen alstublieft zonder zijdelings commentaar, dorpshoofd. Goed, en vertel me nu maar eens wie de squires precies waren die het afgelopen jaar uw dorp hebben bezocht.'

Op heftige toon zei Terens: 'Hoe kan ik dat weten? Ik kan die vraag niet beantwoorden. Squires zijn squires en inboorlingen zijn inboorlingen. Ik mag dan dorpshoofd zijn, maar voor hen ben ik een doodgewone inboorling. Ik begroet hen niet bij de ingang van het dorp en ik vraag ook hun naam niet. Ik krijg een boodschap, dat is alles. Die begint met "dorpshoofd". De tekst ervan komt hierop neer dat op die en die dag een inspectie zal worden gehouden door een squire en dat ik de nodige voorbereidselen moet treffen. Ik moet er dan voor zorgen dat de fabrieksarbeiders hun beste kleren aan hebben, dat de fabriek schoon is en behoorlijk draait, dat er een behoorlijke voorraad kyrt is, dat iedereen er tevreden en voldaan uitziet, dat de huizen schoon zijn, dat er politie op straat is, dat er wat danseressen bij de hand zijn voor het geval de squires een in hun ogen amusante inlandse dans zouden willen zien, dat er misschien een paar aardige gr...'

'Goed, goed, dat doet er verder niet toe, dorpshoofd,' zei Junz. 'Voor u niet, maar voor mij wel.'

Na zijn ervaringen met de Florinianen van de civiele dienst vond Junz het dorpshoofd even verfrissend als een slok koel water. Hij besloot elke invloed die het IBR kon laten gelden, te gebruiken om te voorkomen dat het dorpshoofd aan de squires werd uitgeleverd.

Terens vervolgde wat kalmer: 'In elk geval is dat mijn rol. Wanneer ze komen, sta ik met de rest in het rijtje. Ik weet niet wie het zijn en evenmin spreek ik tegen hen.' 'Is er zo'n inspectie geweest de week voordat de stadsdokter om het leven kwam? Ik veronderstel dat u weet wat er die week gebeurde.'

'Ik geloof dat ik erover hoorde tijdens de nieuwsuitzendingen. Ik geloof niet dat er toen een inspectie van een squire is geweest, maar daar kan ik geen eed op doen.' 'Van wie is uw land?'

Terens trok zijn mondhoeken terug. 'Van de squire van Fife.' Steen zei plotseling: 'Zo, die is goed! Met dit soort verhoor speelt u in Fife's kaart, dokter Junz. Ziet u niet dat u zo geen bliksem bereikt? Werkelijk! Gelooft u dat, als Fife dat schepsel wilde laten nagaan, hij de moeite zou nemen tochten naar

Florina te maken om hem te bekijken? Waarvoor zijn er dan ordebewakers?'

Junz keek verward. 'In een geval als dit, waarbij de economie van een wereld en misschien ook wel de hele fysieke veiligheid ervan van de geest van een enkele man afhangt, is het heel natuurlijk dat de man die de psychische behandeling toepaste, het bewaken niet aan ordebewakers overliet.' 'Zelfs niet nadat hij die geest had bewerkt?' beet Fife hem toe. Abel stak zijn onderlip naar voren en fronste zijn wenkbrauwen. Hij zag zijn laatste gok met de hele rest in Fife's handen verdwijnen.

Aarzelend probeerde Junz het opnieuw. 'Was er altijd een speciale ordebewaker of een speciale groep van ordebewakers bij betrokken?'

'Ik zou het echt niet weten. Ordebewakers bestaan voor mij alleen maar uit uniformen.'

Junz wendde zich met het effect van een plotselinge slag tot Valona. Een ogenblik tevoren waren haar wangen ziekelijk wit en haar ogen groot en star geworden. Junz was dat niet ontgaan. 'Wat is er met jou, meisje?' vroeg hij. Maar ze schudde alleen maar sprakeloos haar hoofd. Triest dacht Abel: Er is verder niets meer te doen. Het is allemaal afgelopen.

Maar Valona stond trillend op. Met een hese fluisterstem zei ze: 'Ik wil iets zeggen.' 'Ga je gang, meisje,' zei Junz. 'Wat is het?' Valona sprak ademloos, en uit de gespannen lijnen van haar gezicht en het nerveuze trillen van haar vingers sprak duidelijk haar angst. 'Ik ben maar een plattelandsmeisje,' zei ze. 'Weest u alstublieft niet boos op mij. Maar volgens mij kan er maar een mogelijkheid zijn. Was mijn Rik zo erg belangrijk? Ik bedoel, zoals u zei?'

Op vriendelijke toon zei Junz: 'Ik geloof dat hij heel, heel belangrijk was. Ik geloof dat hij dat nog is.' 'Dan moet het zijn zoals u hebt gezegd. Degene die hem op Florina plaatste, zou hem nauwelijks een minuut uit het oog hebben durven verliezen. Niet soms? Ik bedoel, veronderstel dat Rik door de bedrijfsleider van de fabriek geslagen werd of door de kinderen met stenen werd gegooid, zodat hij ziek werd en stierf. Het is toch niet aan te nemen dat hij hulpeloos in het land werd achtergelaten waar hij zou kunnen sterven voordat iemand hem vond? Ze zouden er niet op vertrouwen dat alleen het geluk hem in leven zou houden.' Ze sprak nu met buitengewone vlotheid.

'Ga verder,' zei Junz, die haar gespannen gadesloeg. 'Er moet iemand zijn geweest die Rik van het begin af in het oog hield. Hij vond hem op het land, regelde het zo dat ik voor

hem zou zorgen, hield hem buiten alle narigheid en wist van dag tot dag hoe hij het maakte. Hij wist zelfs alles over de dokter, omdat ik hem dat vertelde. Hij was het! Hij was het!' Het laatste had zij uitgeschreeuwd, en met een strakke vinger wees ze naar Myrlyn Terens, het dorpshoofd. En deze keer begaf Fife's bovenmenselijke kalmte hem zelfs. Zijn armen verstijfden op zijn bureau. Hij kwam enkele centimeters van zijn stoel omhoog en zijn hoofd ging met een ruk in de richting van het dorpshoofd.

18. De overwinnaars

Het was alsof allen met stomheid waren geslagen. Zelfs Rik kon alleen maar ongelovig staren, eerst naar Valona en toen naar Terens.

Toen werd de stilte plotseling verbroken door het schrille lachen van Steen. 'Ik geloof het,' zei Steen. 'Werkelijk! Ik heb het al die tijd al gezegd. Ik zei dat de inboorling door Fife werd betaald. Dat toont nu precies aan wat voor soort man Fife is. Het is iemand die een inboorling betaalt om...' 'Dat is een duivelse leugen.'

Het was niet Fife die sprak, maar het dorpshoofd. Hij stond rechtop, met hartstochtelijk vonkende ogen. Abel die het minst van allen bewogen scheen te zijn, zei: 'Wat?' Terens staarde hem een ogenblik onbegrijpend aan en zei toen met verstikte stem: 'Wat de squire zei. Ik ben bij geen enkele Sarkiet in dienst.'

'En wat het meisje zei? Is dat ook een leugen?' Terens bevochtigde zijn droge lippen met het puntje van zijn tong. 'Nee, dat is waar. Ik ben de man van de psychische sonde.' Haastig vervolgde hij: 'Kijk me niet zo aan, Lona. Het was helemaal niet mijn bedoeling hem pijn te doen. Wat er allemaal is gebeurd, was evenmin mijn bedoeling.' Hij ging weer zitten.

'Dit is een soort list,' zei Fife. 'Ik weet niet precies wat jij van plan bent, Abel, maar oppervlakkig bezien is het onmogelijk dat deze misdadiger deze misdaad bij zijn repertoire kan hebben gevoegd. Het is duidelijk dat alleen een grote squire de noodzakelijke kennis en faciliteiten kan hebben gehad. Of wil je Steen van alle blaam zuiveren door middel van een valse bekentenis?'

Terens boog zich met samengeklemde handen naar voren. 'Ik neem evenmin Trantoriaans geld aan.' Fife negeerde hem.

Junz was de laatste die tot zichzelf kwam. Het duurde minuten voordat hij zich had aangepast aan het feit dat het dorpshoofd niet werkelijk met hem in dezelfde kamer was, dat hij ergens

anders op het terrein van de ambassade was, dat hij alleen maar zijn beeld kon zien, net als dat van Fife, die zich in werkelijkheid pp een afstand van dertig kilometer bevond. Hij wilde naar het dorpshoofd toegaan, hem bij de schouders pakken, hem onder vier ogen spreken, maar dat kon hij niet. Hij zei: 'Het heeft geen zin nog langer te debatteren voordat we de man hebben gehoord. Laten we zien dat we de bijzonderheden krijgen. Als hij werkelijk de schuldige van die psychische behandeling is, dan hebben wij die bijzonderheden hard nodig. Is hij het niet, dan zullen de bijzonderheden die hij ons probeert te geven, het bewijzen.'

'Als u wilt weten wat er is gebeurd,' riep Terens uit, 'dan zal ik het u vertellen. Met het verzwijgen van de waarheid ben ik niet langer gebaat. Het is per slot van rekening Sark of Trantor, dus naar de Ruimte ermee. Dit zal me althans een kans geven om enkele dingen openbaar te laten worden.' Minachtend wees hij naar Fife. 'Daar is een grote squire. Alleen een grote squire, zegt deze grote squire, kan over de kennis en de faciliteiten beschikken voor de psychische behandeling die heeft plaatsgevonden. Hij gelooft het ook. Maar wat weet hij? Wat weet onverschillig wie van de Sarkieten? Zij regeren niet. Dat doen Florinianen! Dat doet de Floriniaanse civiele dienst. Zij krijgen de papieren, zij maken de papieren, zij bergen de papieren op. En het zijn de papieren waarmee Sark wordt geregeerd. Zeker, de meesten van ons zijn te verslagen om zelfs maar te jammeren, maar weet u wat wij zouden kunnen doen als wij wilden, zelfs onder de neus van onze vervloekte squires? Nou, u ziet wat ik heb gedaan. Een jaar geleden was ik tijdelijk verkeersleider op de ruimtehaven. Een gedeelte van mijn opleiding. Dat is zo voorgeschreven. Men moet een beetje zoeken om het te vinden, omdat de op de lijst staande verkeersleider een Sarkiet is. Hij had de titel, maar ik deed het werk. Mijn naam kan gevonden worden in de speciale sectie onder het hoofd Inlands Personeel. Geen enkele Sarkiet zou zijn ogen hebben bevuild om daar te kijken. Toen het plaatselijke bureau van het IBR het bericht van de ruimteonderzoeker naar de haven zond met de suggestie een ambulance naar het schip te sturen, kreeg ik het bericht. Ik gaf door wat veilig was. Die zaak van de vernietiging van Florina werd niet doorgegeven.

Ik sprak af de ruimteonderzoeker op een kleine haven aan de rand van de stad te ontmoeten. Dat kon ik makkelijk doen. Ik had alle touwtjes van Sark in handen. Ik was bij de civiele dienst, weet u. Een grote squire die zou willen doen wat ik deed, zou dat niet kunnen tenzij hij de een of andere Floriniaan opdracht gaf het voor hem te doen. Ik kon het zonder hulp van wie dan ook. Dat wat betreft kennis en faciliteiten.

Ik ontmoette de ruimteonderzoeker, hield hem zowel uit de buurt van Sark als het IBR. Ik perste alle inlichtingen uit hem die ik uit hem kon krijgen en begon toen die inlichtingen voor Florina en tegen Sark te gebruiken.'

Op gesmoorde toon zei Fife: 'Was jij het die die eerste brieven verstuurde?'

'Ik was het die die eerste brieven verstuurde, grote squire,' zei Terens kalm. 'Ik dacht dat ik voldoende controle over de kyrt-landen zou kunnen krijgen om Trantor mijn voorwaarden te stellen en jullie van de planeet te verdrijven.' 'Je was gek.'

'Misschien. In elk geval lukte het niet. Ik had de ruimteonderzoeker verteld dat ik de squire van Fife was. Ik moest dat wel doen omdat hij wist dat Fife de grootste man op de planeet was, en zolang hij dacht dat ik Fife was, wilde hij openlijk spreken. Inwendig moest ik lachen toen ik besefte dat hij dacht dat Fife niets liever wilde doen dan wat goed was voor Florina. Ongelukkigerwijs was hij ongeduldiger dan ik. Hij hield vol dat elke dag die verloren ging, een ramp betekende, terwijl ik wist dat mijn plannen met Sark meer tijd vergden dan iets anders. Ik had de grootste moeite hem aan het lijntje te houden, en tenslotte moest ik gebruikmaken van een psychische sonde. Ik kon er een krijgen. Ik had die zien gebruiken in ziekenhuizen. Ik wist er iets van. Ongelukkigerwijs niet genoeg. Ik stelde de sonde zo in dat die de bezorgdheid van de bovenste lagen van zijn geest zou uitwissen. Dat is een simpele handeling. Ik weet nog steeds niet wat er gebeurde. Ik vermoed dat de bezorgdheid dieper moet hebben gezeten, veel dieper. De sonde volgde die automatisch en wiste tevens het grootste gedeelte van de bewuste geest uit. Waar ik uiteindelijk mee zat, was een geestloos ding... het spijt me, Rik.'

Rik, die aandachtig had geluisterd, zei triest: 'Je had je niet met mij moeten bemoeien, dorpshoofd. Maar ik weet hoe je je moet hebben gevoeld.'

'Ja,' zei Terens. 'Jij hebt op de planeet gewoond. Jij bent op de hoogte van ordebewakers, squires en het verschil tussen de benedenstad en de bovenstad.'

Hij nam de draad van zijn verhaal weer op. 'Ik zat dus met een volkomen hulpeloze ruimteonderzoeker. Ik kon hem niet laten vinden door iemand die misschien zijn identiteit zou nagaan. Ik kon hem evenmin laten doden. Ik was ervan overtuigd dat zijn geheugen zou terugkeren, en ik had nog steeds zijn kennis nodig, om maar te zwijgen van het feit dat hem doden gelijk stond aan het verbeuren van de goede wil van Trantor en het IBR, die ik uiteindelijk nodig zou hebben. Misschien was ik in die dagen niet in staat om te doden. Ik wist te bewerkstelligen dat ik als dorpshoofd naar Florina

werd overgeplaatst, en ik nam de ruimteonderzoeker met vervalste papieren mee. Ik goot het zo in het vat dat hij gevonden werd en dat Valona voor hem ging zorgen. Daarna was er geen gevaar, behalve die ene keer met de dokter. Toen moest ik zien dat ik de elektriciteitscentrale van de bovenstad in kwam. Dat was niet onmogelijk. De ingenieurs waren Sarkieten, maar de portiers waren Florinianen. Op Sark leerde ik genoeg van elektrotechniek om te weten hoe ik kortsluiting moest veroorzaken. Het kostte mij drie dagen om er de juiste tijd voor te vinden. Daarna kon ik gemakkelijk moorden. Ik wist echter niet dat de dokter duplicaten van zijn gegevens in beide helften van zijn kantoor had. Was dat maar waar geweest.' Terens kon vanaf de plaats waar hij zat, Fife's chronometer zien. 'Toen, honderd uur geleden - het schijnt honderd jaar geleden te zijn - begon Riks herinneringsvermogen terug te keren. Zo, nu hebt u het hele verhaal.'

'Nee,' zei Junz, 'dat hebben we niet. Wat zijn de bijzonderheden van het verhaal van de ruimteonderzoeker over planetaire vernietiging?'

'Dacht u dat ik de bijzonderheden begreep uit wat hij te zeggen had? Het was een soort - neem me niet kwalijk, Rik - krankzinnigheid.'

'Maar dat was het niet,' viel Rik uit. 'Ik kan niet krankzinnig zijn geweest.'

'De ruimteonderzoeker had een schip,' zei Junz.'Waar is het?' 'Dat is lang geleden naar de schroothoop gegaan,' zei Terens. 'Er werd een order uitgegeven om het naar de schroothoop te brengen. Mijn chef tekende die. Een Sarkiet leest natuurlijk nooit papieren. Zonder dat er vragen werden gesteld, verdween het naar de sloop.'

'En Riks papieren? Je zei dat hij je papieren liet zien!' 'Lever die man aan ons uit,' zei Fife plotseling, 'en wij zullen erachter komen wat hij weet.'

'Nee,' zei Junz. 'Zijn eerste misdaad was tegen het IBR. Hij ontvoerde een ruimteonderzoeker en beschadigde diens geest. Hij hoort aan ons.' 'Junz heeft gelijk,' zei Abel.

'Luister,' zei Terens. 'Ik zeg niet zo maar iets. Ik weet waar Riks papieren zijn. Ze zijn op een plaats waar geen Sarkiet of Trantoriaan ze ooit zal vinden. Als u ze wilt hebben, dan zult u ermee akkoord moeten gaan dat ik een politieke vluchteling ben. Wat ik heb gedaan was uit vaderlandsliefde en in het belang van de behoeften van mijn planeet. Een Sarkiet of een Trantoriaan mag zeggen dat hij vaderlandslievend is, waarom een Floriniaan niet?'

'De ambassadeur,' zei Junz, 'heeft gezegd dat u zult worden overgegeven aan het IBR. Ik verzeker u dat u niet zult worden uitgeleverd aan Sark. U zult vervolgd worden wegens de behandeling van de ruimteonderzoeker. Het resultaat kan ik niet garanderen, maar als u nu met ons meewerkt, zal dat in uw voordeel tellen.'

Terens keek onderzoekend naar Junz. Toen zei hij: 'Ik zal het er met u op wagen, dokter... Volgens de ruimteonderzoeker staat de zon van Florina in het pre-nova stadium.' 'Wat!'

'Die zon staat op het punt te ontploffen,' zei Terens bitter. 'En wanneer dat gebeurt, zal Florina de lucht ingaan als een mondvol tabaksrook.'

'Ik ben geen ruimteonderzoeker,' zei Abel, 'maar wel heb ik gehoord dat er geen manier is om te voorspellen wanneer een ster zal ontploffen.'

'Dat is zo. Tot nu toe althans. Heeft Rik ook verklaard waarom hij dat dacht?' vroeg Junz.

'Ik veronderstel dat zijn papieren dat zullen aantonen. Alles wat ik mij kan herinneren, gaat over de koolstof stroom.' 'Wat?'

'Hij zei maar steeds: "De koolstofstroom van de ruimte. De koolstofstroom van de ruimte". Dat en de woorden "katalytisch effect".'

Steen grinnikte. Fife fronste zijn wenkbrauwen. Junz staarde strak voor zich uit.

Toen mompelde Junz: 'Een ogenblikje. Ik ben zo terug.' Hij stapte buiten de grenzen van de receptor-kubus en verdween. Een kwartier later was hij terug.

Junz keek verbijsterd om zich heen, toen hij terugkwam. Alleen Abel en Fife waren aanwezig. 'Waar...' begon hij.

Abel onderbrak hem met: 'Wij hebben op u gewacht, dokter Junz. De ruimteonderzoeker en het meisje zijn op weg naar de ambassade. De conferentie is beeindigd.' 'Beeindigd! Grote Ruimte, we zijn pas begonnen. Ik moet de mogelijkheden van nova-formatie uitleggen.' Abel verschoof op zijn stoel. 'Dat is niet nodig, dokter.' 'Dat is heel nodig. Het is van essentieel belang. Geef me vijf minuten.'

'Laat hem spreken,' zei Fife. Hij glimlachte. 'Laten we bij het begin beginnen,' zei Junz. 'In de vroegst bekende wetenschappelijke geschriften van de galactische beschaving wist men al dat sterren hun energie ontvangen van kernveranderingen in hun inwendige. Ook was het bekend dat, uitgaande van wat wij over de toestanden in het inwendige van een ster weten, niet meer dan twee typen kernveranderingen in staat zijn de noodzakelijke energie voort te brengen. Beide hebben conversie van waterstof tot helium. De eerste verandering is direct: twee waterstof kernen en twee neutronen komen samen en vormen een heliumkern. De tweede is indirect, met verscheidene stadiums. Ze eindigt waar waterstof in helium verandert, maar in de tussengelegen stadiums wordt een rol gespeeld door koolstofkernen. Deze koolstofkernen worden in de loop van de reacties niet verbruikt, zodat een uiterst kleine hoeveelheid koolstof keer op keer kan worden gebruikt en dient om een grote hoeveelheid waterstof in helium te veranderen. Met andere woorden, koolstof fungeert als katalysator. Dit alles was al bekend in de dagen van de prehistorie, toen het menselijk ras nog beperkt was tot een enkele planeet, als er ooit zo'n tijd is geweest.'

'Als wij dat allemaal weten,' zei Fife, 'dan lijkt mij dit tijdverspilling.'

'Maar dit is alles wat we weten. Of de sterren van de ene of de andere, of van beide manieren gebruikmaken, is nooit vastgesteld. De meningen hierover lopen uiteen. Het grootste aantal meningen helt echter over naar de directe waterstof-helium conversie, aangezien die de eenvoudigste van de twee is. Nu moet Riks theorie de volgende zijn. De directe conversie van waterstof tot helium is de normale bron van stellaire energie, maar onder zekere omstandigheden voegt de koolstofkatalyse er invloed aan toe,versnelt het proces en verhit de ster. Er zijn stromingen in de ruimte, dat weet u allemaal heel goed. Sommige van deze zijn koolstofstromingen. Sterren die door de stromingen passeren, verzamelen een onnoemelijk aantal atomen. De totale massa van de aangetrokken atomen is echter ongelooflijk klein vergeleken bij het gewicht van de ster en doet die ster dan ook niets. Met uitzondering van koolstof! Een ster die een stroom met een ongewone concentratie koolstof passeert, wordt onstabiel. Ik weet niet hoeveel jaren, eeuwen of miljoenen jaren de koolstofatomen nodig hebben tot in het inwendige van de ster door te dringen, maar dat vergt waarschijnlijk veel tijd. Dat betekent dat een koolstofstroom breed moet zijn en een ster die stroom onder een kleine hoek moet raken. In elk geval is het zo dat wanneer de hoeveelheid in het inwendige van de ster dringende koolstof een zekere kritieke kwantiteit overschrijdt, de uitstraling van de ster plotseling ontzaglijk wordt opgejaagd. De buitenste lagen begeven het onder een onvoorstelbare ontploffing en men heeft een nova. Begrijpt u het?' Junz wachtte.

Fife zei: 'Hebt u dit allemaal in twee minuten uitgedacht als resultaat van de een of andere vage uitlating die de ruimteonderzoeker een jaar geleden heeft gedaan en die het dorpshoofd zich nog herinnert?'

'Ja. Ja. Dat is helemaal niets om u over te verbazen. Het ruimteonderzoek is rijp voor die theorie. Als Rik er niet mee voor de dag was gekomen, dan zou dit korte tijd later door iemand anders zijn gedaan. Het is zelfs zo dat dergelijke theorieen al eerder waren uitgesproken, maar ze werden nooit ernstig opgevat. Ze werden gesteld voordat de techniek van het ruimteonderzoek zich had ontwikkeld, en niemand was ooit in staat te verklaren waarom de betreffende ster plotseling een teveel aan koolstof kreeg.

Maar nu weten wij dat er inderdaad koolstof stromingen zijn. Wij kunnen hun loop in kaart brengen, nagaan welke sterren die loop in de afgelopen tienduizend jaar kruisten en dat vergelijken met onze aantekeningen over nova-formatie en stralingsvariaties. Dat is wat Rik moet hebben gedaan. Dat moeten de berekeningen en observaties zijn geweest die hij het dorpshoofd wilde tonen. Maar daar gaat het nu allemaal niet direct om. Wat nu bewerkstelligd moet worden, is de onmiddellijke aanvang van een evacuatie van Florina.'

'Ik dacht wel dat het daarop zou uitdraaien,' zei Fife bedaard. 'Het spijt me Junz,' zei Abel, 'maar dat is absoluut onmogelijk.' 'Waarom onmogelijk?' 'Wanneer zal Florina's zon exploderen?' 'Dat weet ik niet. Te oordelen naar de bezorgdheid die Rik een jaar geleden koesterde, zou ik zeggen dat we maar weinig tijd hebben.'

'Maar kunt u geen datum bepalen?' 'Natuurlijk niet.'

'Wanneer zult u in staat zijn een datum te bepalen?' 'Er is geen manier om dat te zeggen. Zelfs als wij Riks berekeningen hebben, dan zou alles nog eens moeten worden gecontroleerd.'

'Kunt u de garantie geven dat de theorie van de ruimteonderzoeker juist zal blijken te zijn?'

Junz fronste zijn wenkbrauwen. 'Persoonlijk ben ik ervan overtuigd, maar geen enkele geleerde kan vooruit een theorie garanderen.'

'Dan komt het hierop neer dat u Florina louter op grond van een veronderstelling wilt laten evacueren.'

'Ik geloof niet dat het risico mag worden genomen dat de bevolking van een planeet om het leven komt.' 'Als Florina een normale planeet was, dan zou ik het met u eens zijn. Maar Florina is de kyrtbron van de hele Melkweg.' 'Is dat de overeenstemming waartoe u met Fife bent gekomen toen ik weg was?' vroeg Junz nijdig.

'Laat mij het verklaren, dokter Junz,' zei Fife nu. 'De regering van Sark zou nooit toestemming geven Florina te evacueren, zelfs niet als het IBR verzekerde dat het deze nova-theorie van u kon bewijzen. Trantor kan ons nooit dwingen omdat, al zou de Melkweg misschien een oorlog tegen Sark met het doel de

kyrthandel te bewaren steunen, er nooit een oorlog om daar een eind aan te maken, zou worden gesteund.' -'Precies,' zei Abel. 'Ik ben bang dat ons eigen volk in zo'n oorlog niet achter ons zou staan.'

Jung kreeg een steeds groter wordend gevoel van afkeer. Een planeet vol mensen betekende niets bij wat de economie voorschreef!

'Luister naar mij!' zei hij. 'Dit is geen kwestie van een planeet, maar van een hele Melkweg. Ieder jaar ontstaan er binnen de Melkweg twintig volledige novae. Bovendien veranderen tweeduizend sterren onder de honderdbiljoen van de Melkweg hun radiatiekarakteristieken voldoende om een bewoonbare planeet onbewoonbaar te maken. Menselijke wezens bewonen een miljoen sterrenstelsels in de Melkweg. Dat betekent dat gemiddeld eens in de vijftig jaar een bewoonde planeet te heet wordt om erop te leven. Zulke gevallen zijn historisch. Elke vijfduizend jaar heeft de een of andere bewoonde planeet vijftig procent kans om door een nova tot gas te worden geblazen. Als Trantor niets aan Florina doet, dan staat het toe dat het met de hele bevolking ervan verdampt. Dat zal alle volken van de Melkweg erop wijzen dat zij, wanneer hun beurt komt, waarschijnlijk evenmin hulp zullen kunnen verwachten, als zo'n hulp het economische gemak van enkele machtige mannen dwarsboomt. Kunt u dat riskeren, Abel?

Aan de andere kant zult u, door Florina te helpen, aantonen dat Trantor de verantwoordelijkheid ten opzichte van de mensen van de Melkweg boven het handhaven van louter eigendomsrechten stelt. Trantor zal daarmee welwillende gezindheid kweken, wat nooit zou lukken met geweld.' Abel boog het hoofd. Toen schudde hij het vermoeid.'Nee, Junz. Wat u zegt, is redelijk, maar niet praktisch. Ik kan niet rekenen op emoties, met aan de andere kant het verzekerde politieke effect van welke poging dan ook om een eind aan de kyrthandel te maken. Ik geloof zelfs dat het wijs zou zijn het onderzoeken van de theorie maar te laten varen. De gedachte dat het waar zou kunnen zijn, zou te veel schade aanrichten.' 'Maar wat als het inderdaad waar is?'

'We moeten uitgaan van de veronderstelling dat dit niet het geval is. Ik neem aan dat u enkele ogenblikken geleden bent weggegaan om contact te zoeken met het IBR.' 'Ja.'

'Dat maakt niets uit. Ik geloof wel dat Trantor genoeg invloed heeft om aan hun onderzoekingen een einde te maken.' 'Ik vrees van niet. Niet aan deze onderzoekingen. Heren, wij zullen spoedig het geheim van goedkope kyrt hebben. Binnen een jaar zal er geen kyrtmonopolie meer zijn, of er nu wel of geen nova is.'

'Wat bedoelt u?'

'De conferentie bereikt nu het essentiele punt, Fife. Kyrt groeit van alle bewoonde planeten alleen op Florina. De zaden ervan produceren overal elders gewone cellulose. Florina is blijkbaar de enige bewoonde planeet die momenteel pre-nova is, en waarschijnlijk is ze dat al van het ogenblik af waarop ze, misschien duizend jaar geleden, voor het eerst de koolstof-stroom binnenkwam, als de hoek van binnenkomst klein was. Het schijnt dus heel waarschijnlijk te zijn dat kyrt en het pre-novastadium samengaan.' 'Onzin,' zei Fife.

'O ja? Er moet een reden zijn waarom kyrt op Florina kyrt en elders katoen is. Geleerden hebben op verschillende manieren geprobeerd elders kunstmatige kyrt te produceren, maar zij probeerden het blindelings, met als resultaat dat zij steeds faalden. Nu zullen zij weten dat het te maken heeft met factoren die veroorzaakt zijn in een pre-nova sterrenstelsel.' Op minachtende toon zei Fife: 'Ze hebben geprobeerd de uit- . stralingskwaliteiten van Fife's zon te imiteren.' 'Inderdaad, met de juiste booglampen die echter alleen maar het zichtbare en ultraviolette spectrum dupliceerden. Wat denkt u van de straling in het infrarood en daarachter? Wat van de magnetische velden? Wat van elektronenemissie? Wat van kosmische stralingseffecten? Ik ben geen biofysicus of biochemicus, dus kunnen er factoren zijn waarvan ik niets weet. Maar mensen die dat wel zijn, zullen nu aan het zoeken gaan in de hele Melkweg. Binnen het jaar, verzeker ik u, zal de oplossing gevonden zijn.

De economie staat nu aan de kant van de mensheid. De Melkweg wil goedkope kyrt, en als ze die vinden of zelfs maar denken dat ze hem binnenkort zullen vinden, dan zullen ze Florina geevacueerd willen hebben, niet alleen uit menselijke overwegingen, maar ook uit de wens om nu eindelijk eens de kyrt misbruikende Sarkieten een hak te zetten.' 'Bluf!' bromde Fife.

'Gelooft u, Abel?' vroeg Junz. 'Als u de squires helpt, zal Trantor niet worden beschouwd als de redder van de kyrthandel, maar van het kyrtmonopolie. Wilt u dat riskeren?' 'Kan Trantor een oorlog riskeren?' vroeg Fife. 'Oorlog? Onzin! Squire, over een jaar zullen uw bezittingen op Florina waardeloos zijn, nova of geen nova. Verkoop de boel. Verkoop heel Florina. Trantor kan het betalen.' 'Een planeet kopen?' zei Abel onthutst. 'Waarom niet? Trantor heeft de fondsen, en de winst aan welwillende gezindheid van de mensen van het heelal zal het duizendvoudig vergoeden. Als het niet helpt wanneer u hun vertelt dat u honderden miljoenen levens redt, vertel hun dan dat u

hun goedkope kyrt zal leveren. Dat zal het doen.' 'Ik zal er eens over denken,' zei Abel. Abel keek naar de squire. Fife sloeg zijn ogen neer. Na een lange pauze zei hij eveneens: 'Ik zal er eens over denken.'

Junz lachte rauw. 'Denk niet te lang. Het verhaal van de kyrt zal spoedig bekend worden. Niets zal het kunnen tegenhouden. Daarna zal geen van u nog vrijheid van handelen hebben. U kunt nu allebei een betere koop sluiten.'

Het dorpshoofd scheen verslagen te zijn. 'Is het werkelijk waar?' herhaalde hij steeds. 'Werkelijk waar? Geen Florina meer?'

'Het is waar,' zei Junz.

Terens spreidde zijn armen uit en liet ze toen slap langs zijn lichaam vallen. 'Als u de papieren wilt hebben die ik van Rik gekregen heb, dan kunt u ze vinden tussen andere vitale dossiers in mijn eigen woonplaats. De dossiers die niet meer gangbaar zijn, dossiers van een eeuw en meer geleden, heb ik er uitgelicht. Niemand zou daar, om welke reden dan ook, kijken.' 'Luister,' zei Junz, 'ik weet zeker dat we met het IBR tot een akkoord kunnen komen. We zullen een man op Florina nodig hebben die het Floriniaanse volk kent, die ons kan vertellen hoe hun de feiten moeten worden verklaard, hoe de evacuatie het best kan worden georganiseerd, hoe de planeten moeten worden uitgezocht die het best als toevluchtsoord kunnen dienst doen. Wilt u ons helpen?'

'En er op die manier tussenuitdraaien? Mijn straf voor moord ontlopen? Waarom niet?'

Plotseling stonden er tranen in de ogen van het dorpshoofd. 'Maar verliezen doe ik toch. Ik zal geen wereld, geen thuis hebben. Wij verliezen allemaal. De Florinianen verliezen hun wereld, de Sarkieten verliezen hun rijkdom, de Trantorianen hun kans om die rijkdom te bemachtigen. Er zijn totaal geen winnaars.'

'Tenzij,' zei Junz zacht, 'u beseft dat er in de nieuwe Melkweg -een Melkweg die niet bedreigd wordt door stellaire onstabiliteit, een Melkweg met kyrt voor iedereen, en een Melkweg met een grotere politieke eenheid - uiteindelijk toch winnaars zullen zijn. Een kwadriljoen winnaars. De volken van de Melkweg, zij zijn de overwinnaars.'

19. Een jaar later

'Rik! Rik!' Selim Junz haastte zich met uitgestrekte handen over het terrein van de ruimtehaven naar het schip. 'En Lona! Ik zou jullie nooit hebben herkend. Hoe gaat het met jullie? Hoe gaat het met jullie?'

'Zo goed als we maar zouden kunnen wensen. Ik zie wel dat u onze brief hebt ontvangen,' zei Rik.

'Natuurlijk. Zeg eens, wat denk je van de hele zaak?' Ze liepen nu samen terug naar het kantoor van Junz. , 'We hebben vanmorgen ons oude dorp bezocht,' zei Valona triest. 'De velden zijn zo leeg.' Haar kleren waren nu die van een vrouw van het grote rijk, niet meer die van een plattelandsmeisje van Florina.

'Ja, het moet akelig zijn voor iemand die hier heeft gewoond. Zelfs voor mij was het akelig, maar ik zal blijven zolang ik kan. De stralingsrapporten over de zon van Florina zijn van geweldige theoretische waarde.'

'Wat zijn er in een jaar tijd al veel mensen geevacueerd! Dat wijst op een perfecte organisatie.'

'We doen ons best, Rik. O, ik geloof dat ik je beter bij je ware naam kan noemen.'

'Nee, doet u dat alstublieft niet. Ik zou er nooit aan wennen. Ik ben Rik. Het is nog steeds de enige naam die ik me herinner.' 'Heb je al besloten of je je weer aan het ruimteonderzoek gaat wijden?' vroeg Junz.

Rik schudde zijn hoofd. 'Ik heb wel besloten, maar het besluit is nee. Ik zou me nooit genoeg herinneren. Dat gedeelte is voor altijd weg. Enfin, daar maak ik me niet druk over. Ik ga terug naar de Aarde... Tussen twee haakjes, ik hoopte eigenlijk dat ik het dorpshoofd zou zien.'

'Dat zal niet lukken, denk ik. Hij besloot vandaag weg te gaan. Ik denk dat hij jou liever niet ziet. Hij voelt zich schuldig, veronderstel ik. Jij koestert toch geen wrok tegen hem?' 'Nee,' zei Rik. 'Hij bedoelde het goed, en in veel opzichten heeft hij mijn leven ten goede veranderd. Om te beginnen heb ik Lona ontmoet.' Hij sloeg zijn arm om haar schouders. Valona keek hem aan en glimlachte.

'Bovendien,' vervolgde Rik, 'heeft hij me van iets genezen. Ik ben erachter gekomen waarom ik ruimteonderzoeker was. Ik weet waarom bijna een derde van alle ruimteonderzoekers van die ene planeet, de Aarde, worden gehaald. Iemand die in een radioactieve wereld leeft, moet automatisch opgroeien in angst en onzekerheid. Een misstap kan de dood betekenen, en de oppervlakte van onze planeet is de grootste vijand die wij hebben. Daardoor groeit er een soort bezorgdheid in ons, dokter Junz,

een angst voor planeten. Wij voelen ons alleen nog maar gelukkig in de ruimte; dat is de enige plaats waar wij ons veilig kunnen voelen.'

'En voel je je zo niet meer,|Rik?'

'Nee, zeer zeker niet.JIk herinner me zelfs niet eens meer dat ik me ooit zo heb|gevoeld. Dat is het begrijpt u. Het dorpshoofd had zijn psychische sonde ingesteld op het verwijderen van de bezorgdheidgevoelens, maar hij vergat de intensiteitknoppen in de juiste stand te zetten. Hij dacht dat hij met een recente oppervlakkige storing te doen had. In plaats daarvan was er deze diepe, ingeboren bezorgdheid waarvan hij niets wist. Hij haalde het hele zaakje weg. In zeker opzicht was dat voor mij prettig, ondanks al het andere wat ermee verdwenen is. Ik hoef nu niet in de ruimte te blijven. Ik kan terugkeren naar de Aarde. Ik kan daar aan het werk gaan, en de Aarde heeft mensen nodig. Die zal ze altijd nodig hebben.'

'Weet je,' zei Junz, 'waarom kunnen we voor de Aarde niet doen wat we voor Florina doen? Het is helemaal niet nodig om aardbewoners in zo'n angst en onzekerheid groot te brengen. De Melkweg heeft ruimte genoeg.'

'Nee,' zei Rik heftig. 'Dat is een ander geval. De Aarde heeft haar verleden, dokter Junz. Veel mensen geloven dat misschien niet, maar wij van de Aarde weten dat de Aarde de oorspronkelijke planeet van het menselijke ras is.' 'Ach, misschien. Ik wil er niet om strijden, want ik kan het tegendeel niet bewijzen.'

'Het is inderdaad zoals ik zeg. Het is een planeet die niet kan worden verlaten; die niet mag worden verlaten. Op een dag zullen wij ze veranderen. De oppervlakte terugbrengen in de staat waarin die eens moet zijn geweest. Tot zolang - blijven we.'

'En ik ben nu een aardvrouw,' zei Valona zacht. Rik staarde naar de horizon. De bovenstad was nog even opzichtig, maar de mensen waren verdwenen. 'Hoeveel zijn er nog op Florina?' vroeg hij. 'Ongeveer twintig miljoen,' zei Junz. 'Naarmate het werk vordert, neemt de snelheid af. Bij het evacueren mogen wij de balans niet verstoren. De mensen die achterblijven, moeten zich, zolang zij daar nog zijn, steeds als een economische eenheid handhaven. Het zich opnieuw vestigen verkeert nog in het vroegste stadium. De meeste evacues zitten nog in de tijdelijke kampen waar zij op naburige werelden zijn ondergebracht. Ontberingen zijn daarbij niet te vermijden.' 'Wanneer zal de laatste vertrekken?' 'Nooit eerlijk gezegd.' 'Dat begrijp ik niet.' 'Het dorpshoofd heeft onofficieel toestemming gevraagd om te blijven. Dat is, eveneens onofficieel, toegestaan. Het zal dus nooit een openbare aangelegenheid worden.' 'Blijven?' Rik was geschokt. 'Grote Ruimte! Waarom?' 'Ik weet het niet,' zei Junz, 'maar ik geloof dat jij het verklaarde toen je over de Aarde sprak. Hij denkt er net zo over als jij. Hij zegt dat hij het niet zou kunnen verdragen Florina alleen te laten sterven.'