Noord-Umbrië:
Perugia en omstreken                    11

In dit hoofdstuk wordt het noorden van Umbrië beschreven. Allereerst gaat de aandacht uit naar Perugia. Na de bezienswaardigheden van deze stad, en enkele attracties in de directe omgeving, waaronder het Trasimeense Meer en Città di Castello, komen Gubbio en Assisi aan bod.

Perugia

Perugia is de hoofdstad van Umbrië. De op een heuvel gelegen stad wordt van oudsher geprezen om haar mooie uitzichten. Perugia werd al vóór de 4de eeuw v.Chr. gesticht. De stad was vanwege haar hoge ligging, 500 m boven het dal van de Tiber, strategisch erg belangrijk.

Geschiedenis

Perugia was al een belangrijke stad toen het door Etrusken bewoond werd. In de 4de eeuw v.Chr. kwam de stad in Romeinse handen. Ze werd in 41 v.Chr. volledig verwoest door de latere keizer Augustus, die zijn concurrent in de strijd om de macht met groot geweld uit de stad liet verdrijven. Op zijn bevel werd de stad herbouwd.

Na de val van het Romeinse Rijk stond Perugia lange tijd onder Byzantijns bestuur. Vanaf de 8ste eeuw kreeg de paus steeds meer macht in het gebied. Zowel hij als de keizer moest Perugia in de 12de eeuw echter als vrije commune erkennen. Het gebied van Perugia strekte zich uit tot Città di Castello, Gubbio en Assisi. De machtige paus Innocentius III was de stad goedgezind en toen hij overleed, werd hier het conclaaf gehouden over zijn opvolging.

Vervolgens raakte Perugia betrokken in de conflicten tussen Welfen en Ghibellijnen. Meestal was Perugia op de hand van de Welfen, maar in de stad bestond ook een krachtige Ghibellijnse factie.

In 1393 kwam er een eind aan de republikeinse staatsvorm toen een alleenheerser de macht greep. Tot 1424 waren verschillende tirannen de baas. Daarna werd de stad bestuurd door een adellijke elite, die onderling soms harde gevechten leverde. Zo vloeide er veel bloed in de jaren 1488, 1491 en 1495.

In de 16de eeuw werd Perugia het slachtoffer van de machtsuitbreiding van de paus. In 1534 nam een pauselijke gouverneur het bestuur van de stad over. Over deze inperking van hun autonomie bestond grote onvrede bij de inwoners van Perugia. Daarbij kwam nog de ellende van twee misoogsten. Toen paus Paulus III in 1540 de zoutprijs verhoogde, barstte er een volksopstand uit. Pauselijke troepen onderwierpen de opstandelingen echter spoedig. Door de architect Sangallo de Jongere werd een indrukwekkend fort, de Rocca Paolina, gebouwd om de Perugianen voortaan onder de duim te houden.

In 1848 werd de Rocca verwoest door de Perugianen, die zich in de eerste onafhankelijkheidsoorlog bij de nationalisten hadden aangesloten. De pauselijke troepen keerden echter terug toen de oorlog voor de strijders voor nationale eenheid op een fiasco uitliep. Dit zou zich in 1860 nogmaals voordoen. Aanvankelijk vluchtten de Zwitsers van de paus, maar kort daarop keerden ze terug en richtten een bloedbad aan in de stad. Na 1860 werd Perugia de hoofdstad van de provincie die heel Umbrië besloeg. Deze situatie bestond tot 1927, toen er twee provincies werden gecreërd: Perugia en Terni.

Op en rond de Piazza IV Novembre

Fontana Maggiore

Op de Piazza IV Novembre, het oudste en voornaamste plein van Perugia, staat de beroemde Fontana Maggiore (Grote Fontein). De in 1275–1278 gebouwde fontein was het sluitstuk van een aquaduct dat water van de Monte Pacciano direct naar het grote plein moest brengen. Het beeldhouwwerk erop is uitgevoerd door Nicola en Giovanni Pisano en toont elementen van zowel de wereldlijke als religieuze cultuur van die tijd.

Het monument bestaat uit twee boven elkaar gelegen veelhoekige bekkens van marmer en daarboven een klein bronzen bassin. Het onderste bekken heeft 25 afdelingen die door pilaartjes van elkaar zijn gescheiden; elke afdeling telt op haar beurt twee paneeltjes. Twaalf secties stellen de maanden van het jaar voor, waarbij taferelen uit het landleven en de tekens van de dierenriem duidelijk maken welke maand bedoeld wordt. In de overige dertien secties zie je onder andere een griffioen, het symbool van Perugia, naast een leeuw, het embleem van de partij der Welfen. Verder zijn afgebeeld: symbolen van diverse wetenschappen, Samson en Delila, David en Goliath en Romulus en Remus met de vogels.

Het kleinere bekken is versierd met 24 standbeelden van figuren uit het Oude Testament, heiligen en heersers van Perugia. Andere beelden zijn symbolen van plaatsen: zo wordt Perugia uitgebeeld als een vrouw met de hoorn des overvloeds en het Trasimeense Meer als een vrouw met een vis in haar hand.

Dom

Aan het plein ligt de zijgevel van de San Lorenzo, een gotische domkerk die tussen 1345 en 1490 is gebouwd. Tegen deze gevel ligt de Loggia di Braccio uit 1423 en een deel van een Romeinse muur. Ernaast staat het standbeeld van paus Julius III, gemaakt door Vincenzo Danti, een leerling van Michelangelo. De voorgevel van de dom, die nooit werd voltooid, ziet uit op de Piazza Danti. De kerk, die onlangs vanbinnen is gerestaureerd, beschikt over enige interessante kapellen. De koorstoelen en de bisschopszetel gelden als een kostbaar bezit.

Palazzo dei Priori

Op de hoek van de Piazza IV Novembre en de Corso Vannucci staat de indrukwekkende Palazzo dei Priori. De palazzo werd in de 14de eeuw gebouwd en vervolgens enige malen uitgebreid. Een waaiervormige trap leidt naar het hoofdportaal, waardoor je in de Notariszaal komt, oorspronkelijk een vergaderzaal voor de bevolking van Perugia. Acht grote bogen steunen het gewelf en prachtige fresco’s versieren de indrukwekkende zaal.

De zijgevel van de Palazzo dei Priori volgt in de Corso Vannucci een gebogen lijn, omdat een uitbreiding van de palazzo in overeenstemming moest worden gebracht met de lijn van de huizen in de straat. Een mooi bewerkte ronde poort vormt hier de toegang tot het paleis; aan weerszijden staan pilaren, rustend op de rug van een leeuw. Op elke pilaar bevindt zich een griffioen die een kalf onder zijn poten houdt, het symbool van het slagersgilde, dat voor dit project het geld bijeenbracht.

f0294-01

Perugia
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Op de derde verdieping van de Palazzo dei Priori bevindt zich de Galleria Nazionale dell’Umbria, de belangrijkste pinacotheek van Umbrië. Perugia heeft een grote schilderstraditie – denk maar aan Perugino en Pinturicchio, twee illustere figuren die uit deze stad afkomstig waren. De collectie van het museum is omvangrijk en bevat vooral werken uit de Umbrische School van de 13de tot de 18de eeuw. De meeste aandacht is besteed aan de schilderkunst van Perugia. De verzameling is in 33 zalen uitgestald.

common GALLERIA NAZIONALE DELL’UMBRIA. Geopend: dag. 8.30–19.30 uur, 1ste ma. v.d. mnd. gesloten.

De ingang van de Sala del Collegio della Mercanzia bevindt zich eveneens in de Corso Vannucci. Dit is de zaal van het koopliedengilde, dat vanaf 1390 in de Palazzo dei Priori zetelde. Prachtige gotische versieringen, in hout gesneden, zijn tegen de muren van de grote zaal aangebracht, een decoratie die in Italië zelden voorkomt.

Aan het uiteinde van de Palazzo dei Priori is de ingang van de Collegio del Cambio, de oude wisselbeurs. Het gilde van de geldwisselaars had hier in de 15de eeuw zijn hoofdkwartier. In de grote zaal zijn de muren en het gewelf bedekt met fresco’s, die tussen 1496 en 1500 door Perugino en zijn leerlingen zijn geschilderd. In de medaillons in het plafond zijn heidense goden met exotische dieren afgebeeld. Het houtsnijwerk tegen de wand, eind 15de eeuw vervaardigd door Domenico del Tasso, is indrukwekkend.

common COLLEGIO DELLA MERCANZIA. Geopend: ma.–za. 9–13, 14.30–17.30; zo. 9–13 uur. COLLEGIO DEL CAMBIO. Geopend: ma.–za. 9–13 en 14–17.30; zo. 9–13 uur.

De Corso Vannucci is de belangrijkste straat van Perugia; aan weerszijden bevinden zich talrijke statige gebouwen en onder bogen zijn smalle zijstraatjes verborgen. Aan het eind van de straat ligt de Piazza Italia, waar in de Palazzo Donini het provinciale bestuur is gehuisvest. Daarachter ligt de Carducci-tuin, vanwaar je een mooi uitzicht hebt over het Umbrische landschap.

Rocca Paolina

Vanaf de Piazza Italia kun je afdalen naar de Via Marzia, die lager ligt dan het plein, en langs de muren van de oude Rocca Paolina lopen. Dit fort werd in opdracht van paus Paulus III in 1530–1543 gebouwd door Sangallo, met de bedoeling de Perugianen na een grote opstand vrees aan te jagen. Bijna een kwart van de stad moest worden afgebroken om plaats te maken voor het enorme bouwwerk.

De Etruskische poort, de Porta Marzia, kon bewaard blijven en maakt deel uit van de vesting. Binnen de rocca zijn nog sporen te zien van oude wegen, pleinen, gebouwen en torens. Door de rocca loopt een voetgangersparcours dat uit roltrappen en stukken weg bestaat. Van beneden af is er een ingang op de Piazza dei Partigiani. Je komt uit op de Piazza d’Italia.

common ROCCA PAOLINA. Geopend: dag. 6.15–13.45 uur.

Piazza Matteotti

Vanaf de Piazza IV Novembre loopt de Via Baglioni naar de Piazza Matteotti, waar links een groot postkantoor is gevestigd en rechts naast elkaar de oude universiteit en de Palazzo del Capitano del Popolo staan, beide in de 15de eeuw gebouwd. Het portaal van dit paleis lijkt sterk op het zijportaal van de Palazzo dei Priori. De oorspronkelijke derde verdieping werd in 1741 door een aardbeving verwoest. Iets verder, op nummer 18–18a, is onder een boog een toegang tot een 14de-eeuwse loggia en een terras met een leuk uitzicht. Hier bevindt zich ook de overdekte markt van de stad, waar van alles te koop is.

Etruskische Boog

Vanaf de Piazza IV Novembre kun je ook naar de Piazza Danti lopen en dan linksaf de Via Rocchi inslaan. Aan het eind van deze zeer oude straat staat de Etruskische Boog of Boog van Augustus. Deze poort vormt een der zeven of acht toegangen tot de oude stad. De boog heeft aan beide zijden torens die smal toelopen. Het bovenste deel van de linkertoren met de loggia werd in de 16de eeuw toegevoegd, en ook de fontein die tegen de toren leunt, dateert van die periode. Een tweede blinde boog boven de poort dateert van het jaar 40 v.Chr. en is dus Romeins.

Aan de andere kant van de boog ligt de Piazza Fortebracci, waar links de Palazzo Gallenga Stuart staat, nu het hoofdgebouw van de Italiaanse universiteit voor buitenlanders. Studenten uit de hele wereld wordt hier de mogelijkheid geboden de Italiaanse taal en cultuur te bestuderen. Vooral de zomercursussen worden druk bezocht.

Aan de overkant van het plein loopt de Corso Garibaldi, die door een middeleeuwse wijk van de stad voert. Op een klein plein ligt de Sant’ Agostino, een gotische kerk met mooie houten koorstoelen van Baccio d’Agnolo. Naast de kerk ligt een oratorium van de augustijnen, met een overdadig interieur uit de protobarokperiode. Het gewelf is versierd met houtsnijwerk dat met een goudlaagje is bedekt.

Rond de Piazza San Francesco

San Francesco al Prato

De Via dei Priori, die achter de gelijknamige palazzo loopt, komt uit op de Piazza San Francesco. Hier staan de San Francesco al Prato en links daarvan het oratorium van Sint-Bernardinus. De kerk werd in de 13de eeuw door de franciscanen opgericht. Veel aristocratische families bouwden er een privékapel of een grafmonument. Het gebedshuis heeft in de loop der eeuwen veel last gehad van verzakking en steeds opnieuw werden pogingen ondernomen het verval tegen te gaan.

San Bernardino

De San Bernardino is een renaissancebouwwerk van de Florentijn Agostino di Duccio. Het oratorium is gebouwd ter nagedachtenis van Sint-Bernardinus van Siena, die verscheidene malen in Perugia heeft gepredikt (common1 p. 258). De mooie, veelkleurige façade is rijkelijk versierd met standbeelden en bas-reliëfs. Een afbeelding van Bernardinus te midden van musicerende engelen en cherubijnen siert de lunet boven de ingang. Daaronder zijn episoden uit zijn leven afgebeeld. Binnen bevindt zich een tombe die aan de voorzijde is versierd met zuiltjes en figuren met perkamentrollen in de hand. In het midden zit Christus op een troon.

f0298-01

Omgeving Perugia

San Domenico en het archeologisch museum

Vanaf de Piazza Matteotti bereik je over de Via Oberdan en via een naar de naastgelegen Sint-Herculanuskerk vernoemde trap de Corso Cavour. Op de Piazza G. Bruno ligt de grootste kerk van Perugia, de San Domenico. Met de bouw van deze enorme hallenkerk werd in 1305 begonnen aan de hand van een ontwerp van Giovanni Pisano. In 1632 werd de kerk grotendeels vernieuwd door Maderna. De klokkentoren dateert van de 15de eeuw.

Het interieur bestaat uit drie schepen en telt verscheidene kapellen. Bezienswaardig zijn het altaar in de vierde kapel rechts, met een versiering van Agostino di Duccio, en de abside, waar mooie koorstoelen staan en een fraai gebrandschilderd raam uit de 15de eeuw te zien is. In de kapel rechts van de abside staat een grafmonument van Benedictus uit de 14de eeuw. Verder zijn er in de kerk diverse fresco’s te bewonderen.

Het Nationaal Archeologisch Museum van Umbrië bevindt zich in een deel van het oude klooster van de dominicanen. Het bevat een collectie Etruskische en Romeinse vondsten, waaronder asurnen, inscripties, sarcofagen en bronzen beeldjes. Verder is er een prehistorische afdeling waar paleolithische en neolithische vondsten uit het centrale deel van Italië te zien zijn.

common ARCHEOLOGISCH MUSEUM. Geopend: 16 juni–15 sept. 8.30–19.30; ma. 14.30–19.30 uur.

San Pietro

Als je de Corso Cavour af loopt en door de Porta San Pietro op de Borgo XX Giugno komt, kom je uit bij de San Pietro. Deze dateert van de 10de eeuw en werd verscheidene malen gerestaureerd. Een achthoekige klokkentoren met spits steekt hoog boven de kerk uit. Voor de kerk ligt een atrium (voorhof), met drie bogen aan de voorzijde.

Het interieur, met een hoofdschip en twee zijschepen, bevat een bijzonder mooie kunstcollectie. Het plafond van het hoofdschip is met kunstig houtwerk bedekt en boven de pilaren, die afkomstig zijn uit oude Romeinse gebouwen, zijn grote schilderingen op canvas aangebracht met scènes uit het Oude en Nieuwe Testament. Ze zijn gemaakt door ‘Il Alinese’, een leerling van Tintoretto. Vlak boven de pilaren staan in de ovalen pausen afgebeeld. Het linkerschip bevat twee schilderijen van Vasari en een piëta, een laat werk van Perugino. In de derde kapel staat een marmeren altaar, met goud versierd, van de hand van Mino da Fiesole.

Het priesterkoor heeft fraai bewerkte houten koorstoelen en een lessenaar (1526–1535). Mooie schilderingen bevinden zich in het gewelf en aan de wanden. Via een deur met fraai inlegwerk is het mogelijk op een balkon te komen, vanwaar je tot Assisi kunt kijken. De deur is meestal gesloten maar wordt op verzoek door de koster geopend.

Overige bezienswaardigheden

Museo Storico della Perugina, Stabilimento Perugina S. Sisto. Geopend: ma.–vr. 9–13 en 14.30–17.30 uur.

Mosaico Romano, Via Pascoli. Geopend: ma.–vr. 8–19.30 uur, za. 8–13 uur.

Area Archeologica, Piazza Cavallotti. Geopend: ma.–za. 9–13 uur.

Uitstapjes vanuit Perugia

Trasimeense Meer

Het Trasimeense Meer (Lago Trasimeno) ligt 20 km ten westen van Perugia. Het heeft een oppervlakte van 128 km2 en een maximale diepte van 7 m. De naam van het meer is verbonden met een van de beroemdste veldslagen uit de oudheid. In de vlakte ten noorden ervan behaalde Hannibal in 217 v.Chr. de overwinning op consul Flaminius. In Tuoro is een documentatiecentrum over de slag.

De zuidelijke en de oostelijke oever van het meer zijn het rustigst. Je kunt er overal ongestoord zonnen en zwemmen. Het Trasimeense Meer is een geliefde verblijfplaats vanwege de vele mogelijkheden op het gebied van waterrecreatie. Het is een buitengewoon strategische plaats voor een bezoek aan Toscane en Umbrië, omdat de meeste plaatsen hiervandaan per auto in een dag te bereiken zijn. Geen wonder dat in de buurt van het meer veel appartementen worden aangeboden, waarvan trouwens een niet gering aantal in buitenlands bezit is.

In het zeer visrijke meer liggen drie eilandjes; in het noorden het kleine Isola Minore en het wat grotere Isola Maggiore, dat vanuit Passignano en Tuoro met de boot is te bereiken; in het zuidoostelijk deel ligt het grootste eiland, de Isola Polvese.

Vlak bij de oostoever van het meer ligt Magione, dat in het bezit is van een kasteel van de Maltezer ridders. In het nabij gelegen San Feliciano is een visserijmuseum. Aan de noordelijke oever ligt Passignano sul Trasimeno, een aardig badplaatsje met de 10de-11de-eeuwse Santo Cristoforo. Hiervandaan kun je een bezoek brengen aan het ruim 10 km noordelijker gelegen Castel Rigone, vanwaar je een prachtig uitzicht over de omgeving hebt. Er staan een ruïne van een 13de-eeuws kasteel en de Madonna dei Miracoli, een fraaie renaissancekerk.

Castiglione del Lago is de hoofdplaats aan het Trasimeense Meer. De plaats, gelegen op een landpunt van de westoever van het meer, wordt gedomineerd door een middeleeuws kasteel, vanwaar je een panorama hebt over het water. Verder zijn de Maddalena en de Palazzo Comunale een kijkje waard.

Città di Castello

30 km ten noorden van Perugia ligt Umbertide. Vanaf Umbertide rijd je verder in noordelijke richting naar Città di Castello (38.000 inwoners). Dit oude plaatsje kende zijn bloeitijd toen in de 15de en 16de eeuw de Vitelli er de scepter zwaaiden. Zij haalden bekende kunstenaars naar hun stad om er te werken.

Dom

De bovenstad bereik je met behulp van een systeem van roltrappen. De dom dateert oorspronkelijk van de 11de eeuw, maar is vele malen verbouwd. De huidige onvoltooide façade bijvoorbeeld is 17de-eeuws, het mooie portaal aan de linkerkant 14de-eeuws. Binnen is een fraai 18de-eeuws houten plafond zichtbaar. Verder vallen op de pilaren met Corinthische kapitelen, de houten koorbanken en in het linkerzijschip een weergave van de transfiguratie van de hand van Rosso Fiorentino. Bij de sacristie is een klein museum ingericht waar je onder andere de zogenaamde Schat van Canoscio kunt bezichtigen, bestaande uit liturgische benodigdheden uit de 5de en 6de eeuw. Ook is er een Madonna van Pinturicchio.

Achter de dom ligt de gotische Palazzo del Comune. Door de Via Cavour kom je op de Piazza Matteotti, waaraan de Palazzo del Podestà staat.

Pinacoteca Comunale

De Via Battista leidt naar de Pinacoteca Comunale, die is ondergebracht in de Palazzo Vitelli alla Canoniera. Hier vind je de belangrijkste schilderijenverzameling van Umbrië op die van Perugia na.

common PINACOTECA COMUNALE. Geopend: di.–zo. 10–13 en 14.30–18.30 uur.

Ipogeo dei Volumni

Op 7 km ten zuidoosten van Perugia is een buitengewoon belangrijke archeologische vondst te bezichtigen: de Ipogeo dei Volumni. Je verlaat Perugia bij de San Pietro en volgt de N75. Onder een viaduct van de snelweg ligt dit grafmonument van de familie Volumni. Het is een uitgebreid onderaards gebouw met verschillende kamertjes, waarin zich de grafurnen bevinden. In het bijbehorende paviljoen zijn voorwerpen uitgestald die ter plaatse werden gevonden.

common IPOGEO DEI VOLUMNI. Geopend: di.–za. 9–12.30 en 16.30–19 uur. Er mogen niet meer dan 7 bezoekers tegelijk naar binnen.

Deruta

Deruta ligt zo’n 13 km ten zuiden van Perugia aan de SS3bis. Het is een centrum van majolicaproductie. Het geglazuurde aardewerk wordt hier al eeuwenlang gemaakt. Overal valt deze vorm van versiering op. In het keramiekmuseum van het stadje wordt de bezoeker duidelijk gemaakt hoe deze nijverheid zich heeft ontwikkeld. Daarnaast is de pinacotheek een kijkje waard.

Ongeveer 3 km ten zuiden van Deruta ligt de Madonna dei Bagno, een kerk uit de 17de-18de eeuw waarvan het interieur helemaal met majolica is versierd.

Città della Domenica Spagnolia

Ruim 5 km ten westen van Perugia ligt Città della Domenica Spagnolia, een groot pretpark met allerlei voorzieningen voor een dagje uit; leuk voor kinderen.

Gubbio

Gubbio ligt ongeveer 40 km ten noordoosten van Perugia. De weg tussen beide steden voert over lage heuvels en door een ruig landschap.

Het middeleeuwse karakter van Gubbio is zeer goed bewaard gebleven. Daarnaast zijn er opvallend veel winkeltjes met majolica aanwezig; deze kunstvorm kent in Gubbio een lange traditie. In de 16de eeuw leefde hier maestro Giorgio, die bepaalde technieken voor deze vorm van keramiek heeft ontwikkeld.

Palazzo dei Consoli

Deze palazzo is gebouwd tussen 1322 en 1337 en wordt tot een der mooiste van heel Italië gerekend. Het is het werk van de architect Matteo Gattapone, een der beroemdste bouwmeesters uit de 14de eeuw. Het fraaie portaal wordt toegeschreven aan de bouwmeester Angelo da Orvieto.

In het paleis zijn tegenwoordig een schilderijenverzameling en het archeologisch museum ondergebracht. Hier bevinden zich de zeven wereldberoemde Iguvinische tafels uit de 3de-2de eeuw v.Chr. Dit zijn bronzen platen met inscripties die in 1444 bij het Romeinse theater zijn gevonden. Vijf tafels hebben Etruskische lettertekens en twee Latijnse. Het zijn de enige documenten waarop de Umbrische taal voorkomt.

In de pinacotheek bevinden zich werken uit de streek zelf, uit de Toscaanse School (onder andere werk van Signorelli) en uit de Venetiaanse School. Verzuim niet om vanuit het museum naar de uitkijkplaats te gaan, waar je een prachtig uitzicht hebt over de stad en de omgeving.

common PALAZZO DEI CONSOLI. Geopend: di.–zo. 8.30–19.30, ma. 14.30–19.30 uur.

Wandeling door de stad

De Via dei Consoli loopt achter het gelijknamige paleis en wordt aan beide zijden geflankeerd door middeleeuwse huizen, die ook in de zijstraatjes voorkomen. Sommige huizen bezitten een zogenaamde ‘deur des doods’, een opening boven straatniveau. De naam is te danken aan het feit dat men dacht dat door deze opening de doodkisten het huis verlieten. In werkelijkheid gaven de deuren toegang tot hoger gelegen verdiepingen.

Op een pleintje met een fontein staan de Palazzo del Bargello uit de 13de eeuw en iets verder de San Domenico uit de 14de eeuw, met fresco’s en een piëta in terracotta.

Rechts voert de Via Gabrielli naar de Porta Metauro, waar de Palazzo del Capitano del Popolo in de buurt ligt. Via de weg die bij de Porta Metauro de heuvel op gaat, kun je bij de basiliek Sant’Ubaldo komen, maar dat is ook mogelijk met de kabelbaan, de enige in haar soort in Umbrië. Het begin van de kabelbaan ligt aan de andere kant van de stad bij de Porta Romana. In 10 min. brengt deze je hoog op de Monte Igino, die dicht begroeid is met pijnbomen.

Vanaf de Porta Metauro kun je over de Via della Cattedrale de stad in oostelijke richting doorkruisen. Na enige tijd passeer je een middeleeuwse toren. Even verder staat de Palazzo Ducale, gebouwd in opdracht van Federico da Montefeltro, hertog van Urbino (common1 pp. 336-338). De binnenplaats van de rond 1470 gebouwde palazzo lijkt op die van het paleis in Urbino. Tegenover de Palazzo Ducale bevindt zich de kathedraal uit de 12de eeuw en het erbij behorende Diocesaans Museum.

Langs de Via Ducale kom je in de Via XX Settembre, het verlengde van de Via dei Consoli. Aan het eind daarvan staat het Sint-Marzialeklooster. De Porta Romana is hier niet ver vandaan. Behalve de al eerder genoemde kabelbaan vind je buiten de poort nog het augustijner klooster dat een permanente kerststal herbergt.

Tegenover het parkeerterrein op de Piazza 40 Martiri staat de in 1603 gebouwde weversgalerij. Hier werden pas geweven stoffen gedroogd en opgerekt tot de gewenste grootte. Links liggen de kerk en het klooster San Francesco. De kerk bevat enkele fresco’s.

Buiten de stadsmuren ligt een Romeins theater, waar in de zomer klassieke drama’s worden opgevoerd.

Assisi, de stad van Sint-Franciscus

Assisi ligt zo’n 20 km ten oosten van Perugia op de helling van de Monte Subasio. Zijn middeleeuwse karakter is bewaard gebleven in de smalle straatjes, de huizen en pleinen, en in talrijke monumenten.

Mede vanwege de drommen toeristen die de nauwe straatjes bevolken, kun je de stad het best te voet bezichtigen. Ieder jaar opnieuw komen pelgrims van heinde en verre naar Assisi ter nagedachtenis van Sint-Franciscus, die hier is geboren; hij ligt begraven in de basiliek die te zijner ere werd gebouwd.

De Santa Chiara en de heilige Clara

De basiliek van de heilige Clara werd tussen 1257 en 1265 in gotische stijl gebouwd. Het voorbeeld voor de architect was de kort tevoren gereedgekomen bovenkerk van San Francesco. De voorgevel van roze en witte steen is versierd met een roosvenster. Binnen bevinden zich zowel boven het hoofdaltaar als in de kapel van het Heilig Sacrament fresco’s uit de school van Giotto. Interessant zijn de San Giorgio-kapel, met de relikwieën van de heilige Clara, en de crypte, met het lichaam van de heilige, dat in 1850 uit de sarcofaag is gehaald.

San Rufino-dom

De dom is gewijd aan San Rufino, de eerste bisschop van Assisi, en werd in de tweede helft van de 12de eeuw gebouwd. De voorgevel met zijn drie roosvensters en kleine, typisch Pisaanse loggia geldt als een van de mooiste gevels in romaanse stijl in Italië.

Het interieur van de kerk is niet bijzonder. Er staat een doopvont, waarin volgens de overlevering Sint-Franciscus en de heilige Clara zijn gedoopt. Rechts in de kerk bevindt zich een grote kapel.

Minervatempel

Het centrum van Assisi is de Piazza del Comune, die boven op het oude Romeinse forum is gebouwd. Rechts staat de Minervatempel, die rond het begin van onze jaartelling is opgericht, maar later veranderd in een weinig bezienswaardige kerk. De zes Corinthische zuilen en de pronaos, de voorhof van de tempel, zijn goed bewaard gebleven.

Aan de Piazza del Comune staan verder de Palazzo del Podestà, de stadstoren uit de 13de eeuw en ertegenover de Palazzo dei Priori uit de 14de eeuw, die nu als stadhuis dienst doet.

Vanaf de Piazza del Comune bereik je de San Francesco-basiliek door de Via Portica, die verderop Via del Seminario heet en dan overgaat in de interessante middeleeuwse straat Via San Francesco, waar de stedelijke pinacotheek is ondergebracht.

Sint Franciscus-basiliek

De San Francesco-basiliek vormt samen met het klooster een groot complex. De basiliek zelf bestaat uit een benedenkerk en een bovenkerk. De bouwers waren goed op de hoogte van de Franse gotiek, zodat de San Francesco een van de weinige kerken in deze streek is in zuiver gotische stijl.

f0306-01

Assisi
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Op het plein voor de benedenkerk bevindt zich een lange zuilengang, die voor een deel in het klooster doorloopt. Deze porticus (open zuilengang) dateert van de 15de eeuw. In het verleden bivakkeerden de pelgrims hier; zij maakten hun dieren vast aan de ringen in de muur.

Het klooster ligt tegen de zuidzijde van de basiliek en werd ook in de 13de eeuw gebouwd. Oorspronkelijk bestond het uit drie vleugels, maar het werd in de 15de eeuw uitgebreid. Indrukwekkend is de lange reeks bogen, die vanuit de vallei goed te zien is.

Sint-Franciscus en zijn orde

Franciscus werd in 1181 in Assisi geboren als zoon van een welgesteld koopman die in stoffen handelde. Als jongeman hielp hij zijn vader en leidde hij een zorgeloos bestaan. Hij wilde echter ridder worden en raakte als zodanig betrokken in een oorlog. Franciscus was gedurende een jaar krijgsgevangen en keerde naar Assisi terug in de overtuiging dat een militaire loopbaan niet zijn roeping was.

In die tijd bekommerde hij zich al om de armen en leprozen. Toen hij in de vervallen kerk van San Damiano neergeknield lag voor het kruisbeeld, hoorde hij een stem die hem zei: ‘Ga en herstel mijn huis dat in verval is geraakt.’ Hij verkocht stoffen uit zijn vaders zaak en kocht van de opbrengst de materialen waarmee hij de kerk wilde herbouwen. Dit leidde tot een ernstige ruzie met zijn vader, waarna Franciscus afstand deed van al zijn kostbare kleren en zijn erfenis.

Een geheel nieuw leven van vrijwillig gekozen armoede begon. Hij vestigde zich in Rivororto, een paar kilometer buiten Assisi, en herstelde de San Damiano met geld dat hij bij elkaar had gebedeld. Hij trok zich het lot van de armen en leprozen aan, maar zijn inspiratie was niet zozeer sociaal als wel religieus bepaald. Twee tot drie jaar leefde hij alleen, rondtrekkend en mediterend.

Later woonde hij samen met een tiental volgelingen in Portiuncula bij een leprozenkolonie. Ze trokken al predikend rond en onderscheidden zich van andere predikers in Italië door hun gehoorzaamheid aan de kerkautoriteiten. De regel die door Franciscus in 1221 is opgesteld, begint dan ook met de belofte van gehoorzaamheid aan en eerbied voor paus Innocentius III en zijn opvolgers. Deze paus keurde de regel goed en dit was het begin van de franciscaner beweging. De aanhang werd steeds groter. De volgelingen leefden nog steeds in grote armoede, in hutten zonder tafels, stoelen en bedden. De kerken die de orde stichtte, waren eenvoudig en klein.

In 1219 reisde Franciscus van Ancona naar Akko en Damiate om de Saracenen te bekeren, maar dit mislukte. Een paar maanden bleef hij als pelgrim in het Heilige Land, totdat hij werd teruggeroepen vanwege moeilijkheden in de orde. Behalve enkele eenvoudige regels bestond er geen echte organisatie binnen de zeer snel gegroeide orde, die al spoedig ook buitenlandse volgelingen kende. Kardinaal Ugolino, de beschermheer, wilde de beweging meer in de bestaande Kerk integreren. Franciscus zag zichzelf niet als de grote leider en trok zich in 1221 terug. Hij werd opgevolgd door broeder Elias van Cortona. Franciscus zonderde zich af in gebed en meditatie. Na een periode van intens gebed en boetedoening ontving hij in 1224 in La Verna, niet ver van Arezzo, de stigmata, de wonden van Christus. Op 4 oktober 1226 stierf hij in Portiuncula op 45-jarige leeftijd. Zijn lichaam werd naar Assisi gebracht en in de San Giorgo begraven.

In 1228 werd Franciscus heilig verklaard door paus Gregorius IX, de voormalige kardinaal Ugolino, en in dat jaar werd ook een begin gemaakt met de bouw van de benedenkerk van de San Francesco-basiliek, waar Franciscus opnieuw werd begraven.

Benedenkerk

De oorspronkelijke kerk, gebouwd in 1228–1230, bestond uit het middenschip, de zijbeuken en een korte abside. Na 1270 werden de zijkapellen en het wijde transept waaraan de ingang is, toegevoegd. Karakteristiek is het lage en donkere interieur van deze kerk.

De ingang bestaat uit twee mooie gebeeldhouwde deuren uit de 16de eeuw met daarboven een grote rozet, die geflankeerd wordt door twee kleinere. Het in steen en marmer uitgevoerde portiek, dat het geheel overkoepelt, is het werk van Francesco di Pietrasanta.

Binnen in de kerk is direct links de kleine kapel van de heilige Sebastianus. Rechts van de ingang bevindt zich het grafmonument van Giovanni dei Cerchi, waarboven een porfieren vaas staat, een geschenk van de koningin van Cyprus. Tevens is hier het grafmonument van Johannes van Brienne te zien. Daarnaast is de ingang van de kapel van de heilige Antonius, die toegang biedt tot het oude kerkhof van de monniken.

Tegenover de ingang bevindt zich de kapel die aan de martelares Sint-Catharina van Alexandrië is gewijd. Deze kapel werd gebouwd in opdracht van kardinaal Albornoz, die hier begraven werd, maar later naar het Spaanse Toledo werd overgebracht. Andrea da Bologna schilderde rond 1368 boven de marmeren benedenmuur de acht fresco’s die scènes uit het leven van de heilige Catharina weergeven.

Op de muren van het hoofdschip zijn de resten van de oudste fresco’s van de kerk te zien. Grote delen zijn verdwenen, doordat rond 1270 stukken muur moesten worden weggebroken om plaats te maken voor de grote bogen die nodig waren voor de zijkapellen. De fresco’s zijn gemaakt door een onbekende, die men maestro di San Francesco noemt, en stellen de lijdensgeschiedenis van Christus voor (rechts) en het leven van Sint-Franciscus (links).

De eerste kapel aan de rechterkant van het hoofdschip is die van de heilige Lodewijk of van de heilige Stephanus. In het gewelf zijn de profeten en sibillen geschilderd. Op de muren bevinden zich fresco’s van de heilige Stephanus in de synagoge en zijn marteldood (1574). De prachtige gebrandschilderde ramen uit de 14de eeuw zijn waarschijnlijk door Simone Martini ontworpen.

Daarnaast ligt de kapel van de heilige Antonius van Padua, met fresco’s uit 1610 die het leven van de heilige uitbeelden. De gebrandschilderde ramen zijn van een kunstenaar uit de school van Giotto.

De derde kapel, gewijd aan Maria Magdalena, werd in 1310 door Giotto beschilderd met taferelen uit haar leven. In het gewelf zie je afbeeldingen van de Verlosser, Lazarus, Maria Magdalena en Martha, evenals op de gebrandschilderde ramen. Op de boog van de ingang staan twaalf heiligen afgebeeld, eveneens geschilderd door Giotto.

In de rechterzijbeuk bevindt zich de kapel van de heilige Nicolaas van Bari, gebouwd in opdracht van kardinaal Orsini. De fresco’s zijn geschilderd door een onbekende.

In de zijbeuk rechts van het hoofdaltaar bevinden zich fresco’s van vooraanstaande kunstenaars die in 1968 zijn gerestaureerd. Van de hand van Giotto zijn scènes uit de jeugd van Jezus en de wonderen van Sint-Franciscus. Simone Martini heeft de heiligen Franciscus, Lodewijk van Toulouse, Elisabeth en Clara afgebeeld. De vijf medebroeders van Franciscus zijn van de hand van Pietro Lorenzetti. Cimabue heeft de Maria met Kind op de troon geschilderd, waarop Sint-Franciscus staat afgebeeld.

Het hoofdaltaar is een kostbaar stuk met een blad dat bestaat uit één stuk marmer, afkomstig uit Constantinopel. Het heeft twintig smalle pilaren, die met mozaïek zijn versierd. De fresco’s in het gewelf zijn door Giotto geschilderd. Je ziet de allegorie van de deugd van de armoede, met het mystieke huwelijk tussen Franciscus en Vrouwe Armoede, dat door Christus wordt ingezegend en door een schare engelen wordt omgeven. De deugd van de zuiverheid wordt allegorisch voorgesteld door een vrouw in het wit met gevouwen handen. De deugd van de gehoorzaamheid wordt uitgebeeld door een gevleugelde kloosterling, die in een loggia zit en geflankeerd wordt door (links) de voorzichtigheid (met twee gezichten) en (rechts) de nederigheid. Het vierde vlak toont Sint-Franciscus, die in glorie in de hemel is opgenomen en uitblonk in de deugden van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid.

Het koorgestoelte dateert uit 1471. De armsteunen van de zetels zijn versierd met bladeren en figuren. De rugleuningen zijn ingelegd met ontwerpen van Florentijnse kunstenaars. Het fresco in het koor, in 1623 geschilderd door Cesare Sermei, stelt het Laatste Oordeel voor.

In de zijbeuk links van het hoofdaltaar bevinden zich mooie fresco’s van Pietro Lorenzetti die het lijden en de verheerlijking van Christus uitbeelden. Zij zijn in 1963 gerestaureerd. Onder de kruisiging staat de bekende schildering van Onze-Lieve-Vrouw met het Kindje Jezus, Sint-Franciscus en Johannes de Evangelist. Dit fresco is beter bekend als Onze-Lieve-Vrouw van de zonsondergang, omdat bij zonsondergang de schildering een prachtige gouden glans krijgt.

De kapel van Johannes de Doper is gelegen in de abside van de linkerzijbeuk en bezit een fresco van Lorenzetti. Daarnaast bevinden zich twee sacristieën, waarvan er een kostbare voorwerpen uit de tijd van Franciscus bevat. Vervolgens is er de eenvoudige kapel van de heilige Petrus van Alcantara met daarnaast de kapel van Sint-Martinus. Deze bevat fresco’s van Simone Martini die episodes uit het leven van de heilige uitbeelden. Beroemde details zijn die van de musicus met twee fluiten en de heilige Clara.

Halverwege het hoofdschip leiden twee trappen naar de crypte, waar zich het stoffelijk overschot van Sint-Franciscus bevindt. Zijn graf werd in 1818 teruggevonden. De crypte werd opengehakt en voor het publiek toegankelijk gemaakt. De neoklassieke stijl van de crypte werd in 1932 vervangen door het huidige eenvoudige uiterlijk. In de nissen tegenover het graf zijn de volgelingen van de heilige begraven, te weten broeder Leo, Masseo, Rufino en Angelo, die voorheen in de benedenkerk lagen.

Een trap rechts voor in de kerk leidt naar de kapel van de relieken van Sint-Franciscus. Via een trap in de linkerzijbeuk kom je op een bordes, vanwaar je uitzicht hebt op de binnenplaats van het klooster. Hier is ook een grote zaal, waar allerlei souvenirs te verkrijgen zijn. Door een deur betreed je de bovenkerk.

De heilige Clara

De heilige Clara werd in 1194 in Assisi geboren als telg van de familie Offreduccio. Van haar jeugd is weinig bekend. Op 18-jarige leeftijd voegde ze zich in Portiuncula bij Franciscus van Assisi, onder de indruk als zij was van diens preken. Ze deed afstand van al haar bezittingen en nam afscheid van haar familie. Franciscus bood haar en enkele metgezellen later het San Damiano-klooster aan.

In 1215 werd Clara abdis van een gemeenschap vrouwen, onder wie zich ook haar moeder, twee van haar zusjes en vrouwen van rijke families uit Florence bevonden. Ze leefden in armoede en van aalmoezen, geheel volgens de regels en in de geest van Franciscus; ze mochten geen bezittingen hebben.

Clara verliet het klooster zelden. Ze was de laatste 27 jaar van haar leven veel ziek, vaak bedlegerig, maar toch altijd zorgzaam voor haar medezusters en de stad Assisi.

Clara werd al twee jaar na haar dood heilig verklaard door paus Alexander IV. Na haar dood ontstond onder haar volgelingen een controverse over de vraag wat voor hen armoede zou moeten inhouden. De verdeeldheid die daarvan het gevolg was, hield aan tot de heilige Coleta de orde in de 15de eeuw hervormde. Nu vormen de clarissen een vrij kleine orde met idealen die ook Franciscus en Clara inspireerden.

Bovenkerk

Tijdens de twee aardbevingen in de ochtend van 26 september 1997 werd ernstig schade toegebracht aan de bovenkerk: het plafond stortte in, waarbij vier mensen om het leven kwamen. Sindsdien werd met man en macht gewerkt aan het herstel van de kerk.

In tegenstelling tot de benedenkerk is de bovenkerk hoog en licht. Ze bestaat uit één schip met een kort transept. De muren van de zijbeuken en de abside zijn versierd met fresco’s van Cimabue; ze verkeren grotendeels in slechte staat. In de linkerbeuk zijn taferelen uit de Apocalyps uitgebeeld. De fresco’s in de abside stellen scènes uit het leven van Maria voor. In het rechterzijschip heeft Cimabue taferelen uit de Handelingen van de Apostelen geschilderd.

Het houten koorgestoelte en de lessenaar op het hoofdaltaar zijn tussen 1491 en 1501 gemaakt door Domenico Indovini. In de panelen van de bovenste rij zijn de beeltenissen van Maria, franciscaner heiligen en geleerden ingelegd. Geometrische en bloemmotieven sieren de panelen van de onderste rij stoelen.

De muren van het schip zijn ook geheel met fresco’s beschilderd. Op het bovenste deel van de rechtermuur staan geschiedenissen uit het Oude Testament afgebeeld en op het bovenste deel van de linkermuur verhalen uit het Nieuwe Testament. De gewelven zijn ook prachtig beschilderd. Een deel van de fresco’s is van de hand van Giotto, maar ook onbekenden uit de Romeinse en Toscaanse School hebben hun steentje bijgedragen.

De belangrijkste fresco’s in de bovenkerk zijn die op de benedengedeelten van de rechter-, achter- en linkermuur. De 28 schilderingen van Giotto vertellen het leven van Franciscus van Assisi en zijn gemaakt tussen 1296 en 1300. Het verhaal begint op de rechtermuur bij de zijbeuk. Onder elk fresco staat een Latijnse tekst, waarvan de inhoud als volgt is:

1. Franciscus door een medeburger geëerd. Een gewone burger eert Franciscus door zijn mantel voor hem uit te spreiden.

2. Franciscus geeft zijn mantel weg. Door medelijden bewogen geeft Franciscus een armoedig geklede edelman zijn eigen mantel.

3. De droom over het paleis gevuld met wapens. In een droom zag Franciscus dit paleis, versierd met het kruis van Christus.

4. Franciscus voor het kruis in de kapel van de San Damiano. Biddend voor het kruis hoorde Franciscus een stem die hem zei de San Damiano te herstellen.

5. Franciscus doet afstand van zijn aardse bezittingen. Franciscus geeft alles aan zijn vader terug, ook zijn kleding.

6. De droom van Innocentius III. De paus ziet in een droom de kerk van Lateranen instorten, maar dan zet Franciscus zijn schouders eronder en behoedt haar voor verder verval.

7. De goedkeuring van de regel. Paus Innocentius III keurt de regel van Franciscus goed en geeft de franciscanen de opdracht om boetedoening te prediken.

8. Het visioen van de vurige wagen. Medebroeders van Franciscus zien hem in een vurige wagen rondrijden.

9. Het visioen van de tronen in de hemel. Broeder Leo ziet in een droom een prachtige troon die voor Franciscus is bestemd.

10. Duivels worden uit Arezzo verjaagd. Broeder Silvester verjaagt in opdracht van Franciscus de duivels uit Arezzo.

11. De uitdaging voor de sultan. Franciscus daagt de priesters van de sultan uit om met hem door een vuur te wandelen. Niemand durft en ze vluchten allen.

12. De geestvervoering. Medebroeders zien Franciscus omgeven door een lichtende wolk boven de grond verheven, terwijl hij in diep gebed verzonken is.

13. De kerstkribbe van Greccio. Franciscus liet de kribbe maken ter herinnering aan de geboorte van Christus.

14. Het wonder van de bron. Franciscus, gezeten op de ezel van een arme man, bad en een bron ontsprong, zodat de dorstige man kon drinken.

15. Preek voor de vogels. Op weg naar de stad Bevagna preekte Franciscus voor de vogels.

16. De dood van de ridder van Celano. Op uitnodiging van de edelman ging Franciscus bij hem eten. Nadat de edelman bij Franciscus gebiecht had, stierf hij plotseling.

17. De preek in het bijzijn van Honorius III. De preken van Franciscus waren zo aangrijpend, dat het een ieder duidelijk was dat ze door God waren ingegeven.

18. De verschijning op het kapittel van Arles. Franciscus verschijnt op het kapittel van Arles waar Antonius preekte.

19. De stigmatisatie van Franciscus. Biddend op de berg bij La Verna ziet Franciscus Christus als een gekruisigde serafijn, die in zijn handen, voeten en zijde de wondtekenen drukt.

20. De dood van Franciscus. Op het moment van zijn overlijden ziet een medebroeder zijn ziel in de vorm van een schitterende ster ten hemel stijgen.

21. De verschijning aan broeder Augustinus en aan de bisschop van Assisi. Op het moment dat Franciscus stierf, riep de ernstig zieke broeder Augustinus uit: ‘Wacht op mij, ik ga met u mee.’ Hierna stierf ook hij. De bisschop van Assisi zag Franciscus die tot hem zei: ‘Ik ga naar de hemel.’

22. Het onderzoek naar de stigmata. Geronimo, een bekend dokter en geleerde, onderzoekt de wonden van de heilige.

23. De smart van de clarissen. Het lichaam wordt naar Assisi gebracht. Bij de San Damiano stopt de processie, zodat Clara en haar medezusters afscheid kunnen nemen.

24. De heiligverklaring van Sint-Franciscus. Paus Gregorius IX komt persoonlijk naar Assisi en verklaart Franciscus heilig.

25. Verschijning aan Gregorius IX. De paus trok de wond in de zijde van Franciscus in twijfel. Franciscus verscheen daarop in een droom en vulde een flesje met bloed uit zijn zijde.

26. De genezing van iemand die Franciscus zeer toegewijd was. Franciscus raakte voorzichtig de wonden van Johannes van Ilerda aan en de zieke was genezen.

27. De biecht van een vrouw die tot leven werd gewekt. De overledene had een zonde niet opgebiecht. Franciscus wekte haar uit de dood en na haar biecht stierf ze.

28. De bevrijding van een boetvaardige ketter. Franciscus bevrijdt op zijn naamfeest een van ketterij beschuldigde gevangene, die op de vigilie van het feest, zoals toen gebruikelijk was, had gevast.

Monumenten voor Franciscus buiten Assisi

Eremo dei Carceri

Wanneer je Assisi verlaat door de Porta dei Cappuccini, kun je naar de nabijgelegen Eremo dei Carceri rijden. Het is de hoog op de berg gelegen plaats waar Sint-Franciscus zich tegen het eind van zijn leven vaak terugtrok om te bidden. Over de steile weg lopen pelgrims. Voor degenen die geen eigen vervoer hebben en niet 4 km heuvelopwaarts willen lopen, staan op het grote plein bij de San Francesco-basiliek taxi’s te wachten.

Om in de grot te komen, moet je door de kleine kapel van de heilige Bernardinus en de Capella della Madonna. Het kleine klooster en de kerk werden rond 1400 door Bernardinus van Siena gebouwd. Het geheel is prachtig gelegen in een dicht bos, waarin diverse grotten liggen die door volgelingen van Franciscus werden gebruikt. Het is aan te bevelen om niet dezelfde weg terug naar Assisi te nemen, maar door te rijden. Dan daal je langs de andere zijde van de berg af naar het dal, waarbij je hier en daar een mooi uitzicht hebt over Assisi.

San Damiano

Op 2,5 km ten zuidoosten van Assisi ligt de San Damiano, waar Christus tot Franciscus zou hebben gesproken. De heilige Clara en de eerste volgelingen leefden hier vanaf 1212 (common1 p. 311). De koorbanken uit die tijd zijn nog bewaard gebleven.

Santa Maria degli Angeli

De Santa Maria degli Angeli ligt 4,5 km ten zuiden van Assisi. Deze kerk werd tussen 1569 en 1679 gebouwd en bevat de Portiuncula-kapel. In de nabijheid van deze kapel vestigden Franciscus en zijn volgelingen zich nadat zij uit hun hutten in Rivotorto waren verdreven. Achter de Portiuncula-kapel staat de Capella del Transito, de plaats waar Franciscus is gestorven. Het beeld op het altaar is van de hand van Andrea della Robbia. Rechts bevindt zich de toegang tot het klooster, waar de kleine rozentuin een bezoekje waard is.

Ca. 2 km verderop staat, langs de weg naar Spello, in de Rivotorto-kerk de hut waar Sint-Franciscus tussen 1209 en 1211 leefde en waar hij de eerste regel schreef. Een opschrift op de gevel van de kerk luidt: ‘Hier begon de orde van de minderbroeders.’ De kerk ligt 1,8 m beneden straatniveau.