Hoofdstuk 7 Het schoentje onder de schoorsteen
Een verhaal over een bijzonder geschenk van Sint Nicolaas
Een klein meisje zette eens haar schoentje
onder de schoorsteen, want over een paar dagen zou het
Sinterklaasavond zijn. Ze wist niet wat ze graag in haar schoentje
wilde krijgen en daar dacht ze zelfs helemaal niet aan. Ze dacht
alleen aan Sint Nicolaas zelf, over wie haar ouders haar zoveel
hadden verteld en over wie al haar dromen en gedachten vol
waren.
Ze dacht niet anders dan aan de oude bisschop, die op zijn schimmel
daarboven over de daken reed en die door de schoorsteen in de
huizen kwam, om zijn geschenken aan de kinderen te brengen. Die
wereld van de daken was voor het meisje al halverwege de hemel, en
uit die wereld zou Sint Nicolaas komen.
Maar ook aan het paard moest worden gedacht en de moeder van het
meisje had haar een flink stuk brood gegeven om in haar schoentje
te doen, zodat de schimmel iets te eten zou vinden. Daarna haalde
het meisje zelf nog een bakje met water dat ze ernaast zette, zodat
het paard ook kon drinken als het dorst had. Toen dit alles klaar
was, zong ze met haar vader en moeder een paar mooie
Sint-Nicolaasliedjes bij de schoorsteen, en vol van haar heerlijke
verwachtingen werd ze naar bed gebracht.
Nu droomde ze nog veel meer van Sint Nicolaas, dan ze de hele dag
al had gedaan. Ze droomde dat de heilige door de schoorsteen in de
kamer kwam en toen hij zag hoe goed het meisje voor zijn paard had
gezorgd, legde hij een hart van suiker in haar schoentje. Toen ging
hij met zijn schimmel weer omhoog.
Maar het meisje droomde verder. Ze droomde zo mooi, dat al dromende
haar eigen hart openging. Het ging even wijd open als ze haar
schoentje had opengezet. En zie, daar ging haar droom uit haar hart
omhoog. Hij ging mee met Sint Nicolaas op zijn schimmel over de
daken en... toen naar de hemel.
Heel, heel hoog ging het in de hemel. En daar, hoog boven de
wolken, tussen de zon en de maan, daar zagen ze een jonge vrouw in
een blauwe mantel, die langzaam liep over de sterren en die een
heel jong kindje in de armen droeg. Dat was Moeder Maria, die het
kerstkindje droeg, waarmee ze in de komende kersttijd weer op aarde
wilde komen. En toen Maria Sint Nicolaas aan zag komen, met de
droom van het meisje bij zich op de schimmel, keek ze omlaag, en
daar zag ze het meisje zelf in haar bedje liggen slapen. En toen
Maria zag hoe wijd het hart van het meisje naar de hemel openstond,
nam ze iets van het morgenrood uit het hart van haar kindje en
vroeg Sint Nicolaas dit in het hart van het meisje daar beneden te
willen leggen. Sint Nicolaas nam deze hartengave van het Kerstkind
dankbaar voor het meisje aan en keerde toen met haar droom terug
naar de aarde.
De volgende morgen, toen Sint Nicolaas weer in Spanje was en de
droom in het meisje was teruggekeerd, werd ze wakker. Vol spanning
ging ze naar beneden. Hoe zou het bij de schoorsteen
zijn?
Het kommetje was leeggedronken en het brood in haar schoentje was
verdwenen. In plaats daarvan lag er een hart van suiker in. Het was
dus echt waar, dat Sint Nicolaas gekomen was...
Maar daar was nog iets wonderlijks, dat het meisje eerst nog niet
had gezien. Het hart van suiker glansde... Het lichtte met een
glans die het meisje nog nooit eerder bij suikergoed had gezien.
Het hart verspreidde een licht van rode rozen, zoals men dat soms
kan zien als de zon opgaat.
Het meisje riep haar vader en moeder en toonde vol blijdschap het
lichtende geschenk. Haar ouders vonden het hart prachtig, maar de
glans konden ze niet zien. Het meisje verzekerde hun, dat het hart
werkelijk glansde, maar ze wist niet, dat deze glans het morgenrood
was dat in haar eigen hart lag en dat Sint Nicolaas daar voor Maria
uit het hart van het Kerstkind in had mogen leggen.
Sinds die nacht gebeurde het vaak dat het meisje iets om zich heen
zag glanzen als het morgenrood, en dat andere mensen die glans niet
konden zien.