HOOFDSTUK 4

 

 

 

Emma kreeg het gevoel dat ze wegsmolt, oploste, verdween in hem. Niets scheidde hen nog; naar lichaam of geest. Het was alsof ze één wezen waren; één ziel, één hart dat de boodschap van het leven door hun beider aderen klopte.

Alles was zo echt, zo precies als het hoorde. Vreugde jubelde en danste in haar hart. Het was een gevoel alsof ze weer thuis was na een lange, koude reis. Nicholas bracht warmte en een bruisende levenskracht in het diepst van haar innerlijk.

Een poosje drongen zijn trage, zinnelijke kussen niet aan. Hij sloeg zijn armen strakker om haar heen; beschermend, omvattend. Emma voelde zich verstrikt in een web van pure verrukking. Zij voelde zijn adem in haar haren... tegen haar oor, en toen werd zij zich ervan bewust dat hij haar naam fluisterde. Steeds weer en weer... ‘Emma.’ Nu moeizamer, en toen zijn lippen de hare weer zochten was hij veeleisend, verlangend naar elke centimeter van haar gezicht en de slanke zuil van haar hals.

‘Emma,’ mompelde hij weer. Het was een laag, hees geluid, vragend, overredend, en ze wist precies wat hij vroeg. Ze wilde ‘nee’ zeggen, hem van zich af duwen, maar er gebeurde niets, afgezien van een roekeloze blijdschap die al het andere dreigde te overschaduwen.

‘Waarom niet, als het zo juist aanvoelde? Als haar behoefte net zo sterk was als de zijne. Nu trok hij aan de rand van haar trui en een warme hand vlijde zich een weg tussen haar schouderbladen. Haar huid tintelde; begeerte verkrampte en brandde even fel als welke lichamelijke pijn dan ook.

Alle gevoel voor tijd verdween. Of was het haar herinnering die deze keer verbond aan die andere keer, in de boot, jaren geleden. Zo was het toen ook geweest. Dit verlangen, deze behoefte, deze opwindende, verbijsterende man die haar zo meesterlijk kon domineren. Die haar kern, haar wezen kon raken - het wezen dat haar deed leven.

En hij kon haar wezen ten hemel doen stijgen, in een steeds hogere extase. Maar daar lag een gevaarlijk, onbekend land, daar was ze toen voor weggerend... Nu, om de een of andere reden, aarzelde ze. Was ze werkelijk bang voor die onbekende plaats? Of was ze bang voor Nicholas? Bang voor zijn handige manoeuvres? Bang, dat als ze dit liet gebeuren, ze misschien afhankelijk van hem zou worden. En wat zou er gebeuren als het moment kwam dat alles afliep? Wat voor hoop kon er zijn in die leegte, die eens een wereld was geweest waar Nicholas Voss in rondliep?

Vragen... twijfels... een krankzinnig heen en weer geslingerd worden op het onvoorspelbare tij van verlangens en dromen. Emma snakte naar adem, probeerde geluid voort te brengen. Het was gewoon allemaal te veel. Ze kon het niet aan, kon niet verdragen hem te laten merken hoe kwetsbaar ze was geworden.

Maar hij hield niet op, had haar vergeefse worsteling niet opgemerkt. Hij dacht dat het een spelletje was, geflirt. Zijn sterke armen omsloten haar. Aanvankelijk was ze gebleven uit vrije wil, nu bleef ze louter door zijn pure kracht.

‘Nicholas... alsjeblieft... Nee, het gaat niet.’ Met moeite slaagde ze erin die gestamelde woorden uit te brengen. Alleen drong het niet tot hem door. Hij scheen niets ontziend op weg naar zijn doel. Zijn gezicht was verwrongen, zijn handen en zijn lichaam drongen zich onweerstaanbaar tegen haar op. Het ene ogenblik scheen hij meegesleept te worden door zijn gevoelens... en het volgende staarde hij op haar neer, terwijl het blauw van zijn ogen ongeloof uitstraalde.

‘Nicholas... het heeft geen zin.’ Dit keer drong het tot hem door en ze staarden elkaar zwijgend en dodelijk verschrikt aan. Kon ze er nog maar één keer vandoor gaan. Maar dat was onmogelijk. Dit keer moest ze blijven en hem onder ogen zien. ‘Ik kan het niet,’ zei ze eenvoudig, en zag de foltering weerspiegeld in zijn

‘Je wilt mij net zo goed als ik jou wil.’ De woorden sisten tussen zijn strakke lippen. Hij klonk heel anders dan de Nicholas Voss die ze dacht te kennen. De handen op haar armen verslapten geen seconde - alsof hij iets van zijn eigen kracht naar haar wilde overbrengen.

‘Maar willen is niet genoeg,’ probeerde zij opnieuw, terwijl ze zich kronkelend van hem af draaide.

‘Wat moet je dan nog meer hebben? Ik wil jou, Emma. Begrijp je dat niet?’ Zijn gezichtsuitdrukking werd woest; even leek hij precies op één van de schilderijen in de galerij beneden. Een bandeloze ridder, duister, duivels... ‘Emma!’ Dit keer schudde hij haar door elkaar. ‘Zeg dan wat je nog meer wilt! Wat ik verder nog moet zeggen?’

‘Dat je van me houdt!’ had ze hem willen toeschreeuwen. ‘Dat ik niet je grappige kleine meid ben, die zo kinderachtig is dat je er zo op uitgekeken bent. Dat het je niks kan schelen als ik rondloop in een spijkerbroek en een T-shirt en niet de moeite neem om me op te maken als het niet echt nodig is. Zeg me dat je niet van mooie, verzorgde vrouwen houdt; dat die alleen maar voor de sier zijn en niets meer!’ O, wat schoten de woorden haar toch gemakkelijk te binnen. Had ze maar... Had ze maar de moed ze hardop uit te spreken.

Maar er kwam niets, zoals ze van tevoren al geweten had. Buiten zinnen stompte ze tegen zijn borst, haar ogen werden wazig van de tranen en plotseling waren de stalen banden die haar vasthielden verdwenen. Ze was vrij... Vrij om de overloop langs te rennen en de elegante, gebogen trap af, terug naar de geborgenheid van de zitkamer en de laatste uitdovende resten van het haardvuur.

Tranen stroomden over haar wangen, maar ze veegde ze niet weg en langzamerhand droogden ze op, koude, strakke vegen achterlatend op haar gezicht.

Het vuur ging ten slotte uit, de kamer werd kil; een poosje merkte Emma het niet terwijl ze op het kleed zat, haar knieën opgetrokken onder haar kin, met het gevoel dat ze net zo eenzaam en verkild was als het grote, zwijgende huis scheen te zijn.

Toen de emotie, die in haar woedde, tot bedaren kwam, werd ze zich langzamerhand bewust hoe oncomfortabel haar omgeving wel was. Zij wreef haar armen, rilde en keek de donkere kamer rond, haast verrast dat ze daar zat.

'Je kunt beter naar bed gaan, meisje,’ zei ze scherp tegen zichzelf. ‘En houd eens op met medelijden met jezelf te hebben.’ Ze hees zich overeind, met stijve knieën, haar ene voet sliep, en haar krukkige gehobbel naar de deur bracht zelfs even een glimlach op haar lippen.

Maar dat duurde niet lang. Halverwege de trap kreeg ze het portret weer in de gaten. De eerste meesteres van Whitewayes, had Nicholas gezegd. En daar was de hanger, een smaragd, gezet in goud. Wat had het origineel er fantastisch uitgezien, op zwart fluweel in zijn speciale kistje!

Emma sloop stilletjes over de overloop en deed onderweg de lampen uit. Overal was het rustig. Nicolas scheen net zo geluidloos te slapen als het huis, dus ging ze op haar tenen naar haar kamer, kleedde zich in het donker uit en gleed tussen de lakens.

Wat een opluchting! Haar lichaam ontspande, maar haar gedachten kwamen niet tot rust en al snel lag ze op haar rug naar het plafond te staren. Steeds weer zag ze het portret en Nicholas, en plotseling herinnerde ze zich dat hij de hanger aan Gail had laten zien. Waarom? Emma woelde en draaide zich weer om. Misschien had hij verteld over de eerste eigenaresse, en dat ze niet getrouwd was. Misschien had hij de hanger toevallig bij zich, en Gail was geïnteresseerd... Het leek allemaal een beetje vergezocht, een beetje al te goed georganiseerd. Net zoals zijn koffertje met wat spullen nogal verrassend was geweest. Wat praktisch, alsof hij geweten had dat hij zou blijven logeren.

‘De veiling in Derbyshire,’ had hij haar in herinnering gebracht, toen ze erover begon. ‘Toevallig kwam ik hier op de terugweg langs en ik had alles bij me dus...

Emma was nog steeds achterdochtig geweest. Er was nog iets wat haar dwars zat. En nu, in de vertrouwde duisternis van haar bed, leek de slaap haar langzamerhand te overmeesteren. Whitewayes... Het schilderij... en de hanger... Nicholas en Gail. Steeds weer bleven die beelden rondzweven. Nicholas en Gail die terugreden vanuit Derbyshire. Plotsklaps was Emma klaarwakker, haar hart bonsde. Ze hadden het weekend samen doorgebracht! Meer bewijzen had ze niet nodig. En hij had haar de hanger laten zien!

Toen de wekker eindelijk afging, had ze het gevoel, dat ze geen oog had dichtgedaan. Emma sleepte haar afgematte lichaam uit het warme bed. Een nieuwe dag, nieuwe problemen die ze de baas moest zien te worden. Maar boven alles, het probleem Nicholas. Even hield ze zich stil, haar armen nog maar half in haar kamerjas, haar ogen starend naar de grauwe dageraad achter de gordijnen zonder iets te zien. Had Nicholas haar gisteravond echt op die manier gekust? Hadden zij zich echt even zo dicht bij elkaar gevoeld? De herinnering herleefde, alsof ze het allemaal weer opnieuw beleefde, de opwinding en de begeerte die een ogenblik lang geen grenzen hadden gekend. Ze sloot haar ogen en haalde diep adem. Wat een schat aan levensgenot had hij haar aangeboden! Wat een verleidelijke glimp van zijn magische wereld der zinnen... Door een geluid buiten, in het park, schoten haar ogen open. Ze zag de halfduistere, vertrouwde kamer, het roze tapijt, het onopgemaakte bed waaruit ze voor vandaag al talloze ochtenden was opgestaan. Nu pas trok ze haar kamerjas verder aan, viste haar pantoffels op en probeerde te glimlachen. Misschien was Nicholas helemaal niet aan de andere kant van de overloop in de logeerkamer. Misschien was hij een paar miljoen kilometer van Whitewayes verwijderd. Misschien was gisteravond alleen maar een droom geweest.

 

‘Een nachtmerrie? Wat bedoel je met een nachtmerrie?’ herhaalde oom Louis, en glimlachte zelfvoldaan over de lunchtafel.

‘Dat heb ik je net zitten vertellen!’ riep Emma uit en ging ongeduldig met haar vingers door haar korte, donkere haar. Louis zuchtte afkeurend, maar ze deed of ze het niet merkte. Deze keer zou hij haar niet met een kluitje in het riet sturen. ‘Niet alleen neemt meneer Nicholas Voss zomaar aan dat hij hier de nacht kan doorbrengen,’ legde ze nog een keer uit, ‘maar ik ben de hele ochtend bezig geweest met achter hem aan te hobbelen en aantekeningen te maken terwijl hij besliste welke kamers er voor de cursussen gebruikt gaan worden, welke meubels verplaatst moeten worden. Hij heeft de firma uitgekozen die de verbouwingen boven gaat doen. Alles, in feite, oom Louis. Hij heeft aan alles gedacht, alles kennelijk ruim van tevoren gepland.’ Ze hield even op en keek haar oom doordringend aan, en toen hij niet reageerde, voegde ze eraan toe: ‘Hoe lang weet hij al dat hij hier zou komen? Het is onmogelijk, dat het pas vorige week was. Zou het misschien zo kunnen zijn, denk je, dat iemand hem al iets ingefluisterd had?’ Het was geen geheim dat Louis en een aantal van de curatoren lid waren van dezelfde club.

Oom Louis liet rustig een paar lepels soep naar binnen gaan, voor hij zich tot een antwoord liet verleiden. Maar eerst bette hij zijn snor met zijn servet, nam een slokje water en liet een goed verzorgde vinger even over het zware damasten tafelkleed gaan. ‘Het is duidelijk,’ begon hij uiteindelijk, ‘dat, in een geval als dit, dat de... kandidaat die men op het oog heeft, eerst benaderd moet worden.’ Zijn uitgekookte grijze ogen troffen de hare en gingen toen weer omlaag naar zijn soep. ‘Vooral gezien de omstandigheden,’ besloot hij, terwijl hij zijn lepel weer oppakte, maar Emma was niet overtuigd.

‘Welke omstandigheden?’ vroeg ze, al was het duidelijk dat oom Louis liever niet had, dat ze erover doorging.

Hij haalde zijn schouders op. ‘Als vrijgezel zou hij voor een aantal problemen komen te staan,’ legde hij toen uit. ‘Geen vrouw, snapt je. Dit soort benoeming, lieve Emma, vereist een zekere, laten we zeggen, etiquette. Er wordt een bepaald sociaal leven verwacht. De curatoren kunnen erg ouderwets zijn, ze hebben vaste principes, en Nicholas zal een gastvrouw nodig hebben, vooral,’ ging hij vlug door, ‘als men het huis optimaal wil gebruiken.’

Emma zag alleen maar de bovenkant van het hoofd van haar oom, terwijl hij zijn aandacht weer op zijn soep concentreerde. Gastvrouw? Ontvangen? Zou Nicholas daar nou echt problemen mee hebben ? Was oom Louis het ermee ééns dat Whitewayes een soort instelling zou worden?

Nee, natuurlijk zou oom Louis er in andere omstandigheden niet mee akkoord zijn gegaan. Dat individu was alleen zo verdraaid overtuigend. Zij sloot haar ogen en dacht er even aan, hoe overtuigend Nicholas Voss wel niet was. Maar er moest toch vast wel iets zijn dat ze kon doen om hem tegen te houden. En toen, als een antwoord uit de hemel, ging de telefoon.

‘Ik heb het!’ klonk Colins stem opgewonden, zodra het ’tuut-tuut’ was opgehouden. Ze hoorde het lawaai van verkeer. Waarom belde hij uit een telefooncel? Had het? Had wat? Emma keek naar de hoorn zonder er iets van te snappen en knipperde met haar ogen. ‘Hij was de hele ochtend weg,’ ging Colin verder, ‘maar zijn secretaresse zei kom tegen de lunch maar eens langs. Dus dat heb ik gedaan - ik heb net een uur met hem gepraat. Volgende maand kan ik beginnen.’

‘O, wat fantastisch,’ zei Emma enthousiast, meer van opluchting dat ze eindelijk begreep waar hij het over had. ‘Ik vind het enig voor je,’ voegde ze eraan toe. En dat was ook zo. Als Colin voor Nicholas wilde werken, moest hij dat zelf weten. Hoewel ze ergens het gevoel had, dat het de hele boel nog ingewikkelder zou maken.

‘Zullen we het vieren?’ begon hij.

‘Wat?’ Maar hij onderbrak zichzelf in paniek, toen er een reeks snelle pieptonen klonk.

‘Ik heb geen kleingeld meer. Bel je vanavond wel vanuit mijn huis. Tot ziens, lieverd...’ en ze kon nog net zelf dag zeggen, al wist ze niet zeker of hij haar hoorde.

Jammer genoeg moest het vieren een paar dagen uitgesteld worden, tot de volgende zondag zelfs, en toen kwam Colin voor de lunch. Dat was duidelijk niet het soort fuifje dat hij in gedachten had gehad, dus om het goed te maken, liet Emma alles een poosje aan oom Louis over en stelde Colin voor om een wandeling te maken in het park.

‘Het lijkt wel eeuwen geleden, dat ik je gezien heb,’ zei hij en schikte zich zo goed mogelijk in de situatie. Ze slenterden nu door het beboste gedeelte, en hij trok Emma’s arm voorzichtig door de zijne.

Wat was hij toch groot en rustgevend, dacht ze, toen hun lichamen langs elkaar schuurden in het ritme van hun voetstappen. Het was kouder geworden; de lucht was een bleek, winters blauw tussen de bomen; de lage zon gaf uitgestrekte, vuilgele strepen over de heide. Het was een dag voor een fiks tempo, een koude neus en warme koekjes voor het haardvuur bij de thee.

Ze keek op naar Colins zwaargebouwde gestalte. ‘Je had boer moeten worden,’ zei ze lachend. ‘Je ziet er bepaald niet uit als een kunsthandelaar...’ Haar lach stierf weg. Waarom moest ze dat nou zeggen? Waarom moest ze zichzelf nou weer aan Nicholas Voss herinneren? Ze had hem de hele week proberen te vergeten.

‘Zou je liever hebben dat ik een boer was?’ vroeg Colin, en keek wat onzeker op haar neer.

Ze glimlachte en haalde haar schouders op. Hoe kon je iemand vertellen, dat het niets uitmaakte wat hij deed? Het maakte niets uit, omdat het niet belangrijk was. Maar dat had het wel moeten zijn. Emma fronste, nijdig op zichzelf dat ze niet sterker reageerde.

Het duurde niet lang, voor ze door het bosje heen waren, en al snel liepen ze over het pad langs de bomen. Ze konden het huis weer zien, de grasvelden die langzaam en imposant omhoog liepen naar de gladde, witte muren, warm van kleur nu in de late namiddagzon.

‘Wil je al terug?’

Emma schudde haar hoofd. ‘Laten we naar het poortgebouw gaan,’ stelde ze voor en nestelde zich tegen zijn arm om hem een beetje op te beuren. Hij keek blij. ‘Er zijn net jonge hondjes geboren, een week of twee geleden,’ vervolgde ze. ‘Ik wilde ze tot nu toe niet storen, maar het lijkt me dat ze nu oud genoeg zijn om tentoongesteld te worden.’

Hun bezoek was voor de trotse moeder geen enkel probleem. De zwart met witte spaniël lag op haar zij en spreidde haar dikke buik ten toon en een handvol krioelende, gladde jongen.

‘Ze zijn schattig,’ zei Emma vertederd, haar stem zacht en warm terwijl ze naast de doos knielde. Het rook zoetig, die speciale lucht van jonge hondjes; warme lijfjes, veronderstelde ze, en melk.

‘Welke zou je willen hebben?’ vroeg Colin, toen ze, nadat ze het aanbod van thee hadden afgewezen, weer langzaam op weg waren naar huis.

‘Een hondje, bedoel je?’ Emma was even verzonken geweest in haar eigen gedachten. ‘O, nee, dat is onmogelijk. Niet in het huis... Ik weet zeker dat dat absoluut niet zou kunnen.’

Zwijgend liepen ze verder, hun voeten knersend op het grind terwijl ze het bochtige smalle paadje volgden. Ze kwamen een paar auto’s voorbij, bezoekers die weggingen, waarschijnlijk was het bijna tijd om het huis te gaan sluiten. Toen dat geen gevaar meer opleverde liepen ze weer naast elkaar, gearmd als de oude vrienden, die ze in werkelijkheid ook waren.

‘Je mag Nicholas Voss niet zo, hè?’ vroeg Colin zachtaardig, en Emma realiseerde zich dat hij niet de hele tijd alleen maar aan een hondje had gedacht.

‘Nee,’ verdedigde zij zich vlug. ‘Ik bedoel, dat ik hem niet niet mag.’ Ze moesten allebei lachen, maar het gezicht van Colin stond al snel ernstig.

‘Dus je vindt het niet erg dat ik weer ga werken ?’ ging hij op zijn onverzettelijke manier verder. ‘Ik dacht dat je het misschien vervelend zou vinden. Ik dacht dat er iets was,’ hij haalde zijn schouders op, ‘maar ik weet niet precies wat...’

‘Mallerd!’ Ze trok even een beetje aan zijn arm, terwijl ze de parkeerplaats overstaken en omliepen naar de zijdeur. Ze voelde dat Colin haar gadesloeg. Normaal was hij altijd zo open en openhartig, maar nu was ze zich voor het eerst bewust van gedachten die hij niet met haar deelde. Ze voelde zich gespannen, kwetsbaar, en om de een of andere reden gaf ze een zenuwachtig lachje. ‘Ik heb Nicholas in geen jaren gezien,’ probeerde ze hem gerust te stellen. ‘We zijn bijna vreemden...’ Droef, maar waar, bedacht ze plotseling.

‘Jij weet waarschijnlijk veel meer van hem dan ik,’ ging ze verder toen ze ten slotte naar binnen gingen en hun jas uitdeden. ‘Je zal hem wel eens tegenkomen in de stad, op veilingen en zo. In feite,’ vervolgde ze, terwijl ze haar ogen liet stralen en probeerde te klinken alsof ze ernaar snakte om even lekker te roddelen. ‘In feite kun je me waarschijnlijk alles vertellen over Gail Weston. Je weet wel,’ vleide ze, ‘ze was hier laatst met hem - toen je me hielp in de cafetaria.’

Om de een of andere reden keek Colin ineens tevreden - gerustgesteld bijna. Wat merkwaardig.

‘Bedoel je dat je niets weet van de vermaarde Mrs. Weston?’ vroeg hij quasi verbaasd. Hij liep de hal door met Emma en knikte naar de geüniformeerde portier die net alles begon af te sluiten.

De zitkamer was verlaten en ze gingen allebei voor het haardvuur staan om hun koude handen en gezicht op te warmen, en Emma moest even wachten op het antwoord. Geduld hebben terwijl Colin in zijn geheugen zocht en precies de juiste informatie uitkoos. Er zat niets anders op. Dat het hem zoveel tijd kostte om te beslissen wat hij al dan niet moest vertellen, was niet bepaald geruststellend.

‘Ik weet niet helemaal hoe je het zou moeten noemen,’ begon hij uiteindelijk. ‘Er zijn een hoop praatjes,’ ach dat had ze wel verwacht, ‘maar eerlijk gezegd weet ik eigenlijk niet wat ze voor elkaar betekenen.’

Dat was wel een beetje al te discreet. Emma had wel kunnen gillen. ‘Nou, vertel me dan alleen wat er gezegd wordt,’ zei ze vlug, en richtte haar blik weer op het vuur toen Colin wat verbouwereerd keek.

‘Alleen maar dat ze een hoop geld heeft. Dat ze elkaar nu al vier jaar regelmatig zien.’

‘Ze waren vorig weekend samen in Derbyshire,’ zei Emma, heel zacht, en Colin knikte.

‘Niet zo moeilijk om na te gaan, wat er aan de hand is, niet?’ voegde hij eraan toe. ‘Je ziet hem nooit met iemand anders, en een man als Nicholas zou...’ Onzeker brak hij af, maar meer hoefde hij ook niet te zeggen. Emma wist precies wat Nicholas Voss zou.

Gail Weston kwam haar direkt weer voor de geest. Natuurlijk was zij het type voor Nicholas. Hij zou een vrouw naast zich willen hebben met een zekere houding. Een zekere zelfverzekerdheid, een bepaalde charme. Ja, dat was het woord. Hoe vaak had ze dat Louis niet horen zeggen over iemand: ’Ze is zo’n charmante vrouw’. Dat was wat mannen echt wilden hebben. En de charmante vrouwen waren altijd evenwichtig, vol zelfvertrouwen en liepen niet rond in een oude trui en een spijkerbroek vol vlekken, en speelden niet meer met jonge hondjes. Hoe had ze ooit kunnen geloven dat ze Nicholas gelukkig kon maken?

Is ze getrouwd?’ Emma vroeg dat even later zo terloops dat zelfs haar oom, als hij erbij was geweest, geen argwaan zou hebben gekregen.

Colin schudde zijn hoofd. ‘Haar man is vijf of zes jaar geleden gestorven, voor zover ik weet. Zij is nu wat in de volksmond een vrolijke weduwe genoemd wordt!’