13.pdf

Er werd eindelijk aardig verdiend

Maar ik stak het allemaal weer in mijn zaak

de beginperiode van Bayadera was voor mij reuzespannend. Ik wist van mezelf wel dat ik goed met mensen kon omgaan, dat ik een verdienstelijke gastheer was en een aandachtige luisteraar. Ik kon me ook snel inleven in zaken die mij interesseerden en zodoende kon ik het spel zonder problemen meespelen. Een vriend van mij zegt weleens dat ik door de jaren heen zo met mijn rol van chique gastheer ben vergroeid, dat het een tweede persoonlijkheid is geworden. Maar goed, diezelfde vriend zegt ook weleens: ‘Je deugt niet.’

Mijn drijfveer om met de Bayadera te beginnen was om van de opbrengst aangenaam te kunnen leven en mijn zorgen te minimaliseren. Ik vond dat ik zo langzamerhand wel genoeg sores had gehad tijdens mijn gokperiode en ben daar sinds de opening van de Bayadera dan ook definitief mee gestopt.

Ik was pas met mijn tweede vrouw getrouwd, Tonny. Zij was altijd bij me, en was ze niet bij me, dan was haar eeneiige tweelingzus het wel. Het was dus een bijzondere avond, die avond dat ik echt alleen op de zaak was. Het leek me een goed idee om gewoon voor de gezelligheid even de oude jongens op te zoeken. Ik wist waar ze zaten: in een clandestien casino, bij iemand thuis dus, dat dag en nacht geopend was. Ik wilde gewoon even een kijkje nemen, maar op de een of andere manier gleed ik gewoon weer in het spel. Dat was absoluut niet de bedoeling, maar eenmaal met de dobbelstenen in je hand denk je aan niets anders meer, dan ben je in een andere wereld. Die avond ben ik toch weer lang weggebleven, en toen ik weer thuiskwam, werd me dat niet in dank afgenomen. Na die ruzie was ik weer voor een tijdje genezen.

==

Met geld op zich heb ik niet zoveel. Ik vind het heerlijk om heel veel te verdienen, maar nog heerlijker om het weer uit te kunnen geven. Ik pot het geld niet op, integendeel.

Als ik tegen mensen zeg dat ik geld niet zo belangrijk vind, krijg ik steevast als antwoord: ‘Jij hebt makkelijk praten, je hebt genoeg!’ En dat is ook waar natuurlijk, maar ik blijf bij mijn standpunt dat we allemaal even rijk zijn. Want kijk, als je veel te besteden hebt en je van het leven wilt genieten, dan geef je ook meer uit!

Uiteindelijk kan ook ik niet meer dan één biefstuk eten. Misschien zit er doorgaans wat meer in mijn achterzak, maar daar heb ik altijd veel risico’s voor genomen en daarvoor ben ik veel avonturen aangegaan.

Geld is voor iedereen anders. Mensen die erop gefocust zijn om altijd meer geld te vergaren dan anderen zijn in mijn ogen ook vaak eng. Het zijn van die lieden die net even naar het toilet moeten als iemand met een financieel probleem bij ze komt, of als ze aan de beurt zijn voor een rondje. En dat zijn bovendien ook nog vaak de Dagobert Ducks met heel veel geld op de bank.

==

Ik startte met de Bayadera zonder dat ik research had gedaan of een behoorlijk businessplan had opgesteld. Eigenlijk deed ik maar wat en het is een wonder dat het allemaal goed is afgelopen. Wel was ik altijd in de zaak aanwezig en werkte ik erg hard. Bijgestaan door mijn vrouw of schoonzus, die als receptionistes fungeerden, deed ik de rest alleen. Mijn toenmalige compagnon was niet meer dan een medefinancier.

In de Bayadera werkten acht tot tien meisjes per avond, in totaal zo’n twintig dames per week. Het was als het ware één grote familie, waarbij ik de vader was en mijn echtgenote de moeder des huizes.

Alle meisjes waren minstens achttien jaar oud. In tegenstelling tot goedkopere clubs heeft het aanbod donkere meisjes bij mij nooit de overhand gekregen: ik wilde dat de Bayadera zich onderscheidde van die goedkopere, vaak louche clubs door een mooie mix van donkere en Hollandse meisjes in huis te hebben.

Bayadera biedt hulp aan psychiater

Ik kan echt geen gezichten of namen onthouden, maar een van onze gastvrouwen met de bloemrijke naam Bep is mij altijd bijgebleven. Onze Bep, een mollige Jordanese met hoog haar, had zeker geen schoonheidswedstrijd gewonnen, maar was wel ontzettend vriendelijk en lief. Ze was een soort sociaal werkster, maar dan anders. Ze werkte alleen ’s?middags.

Bep sprak altijd honderduit over haar toch wel heel bijzondere huisdier. Het was een chimpansee die luisterde naar de naam Joris. Ze vertelde me dat ze ervoor had gekozen om na een aantal mislukte relaties maar een ander soort man in huis te nemen, een die in elk geval geen ruzie met haar maakte. Het onderhoud van zo’n dier was behoorlijk duur, maar goed, ieder zijn hobby.

Met al haar verhalen maakte ze me wel erg nieuwsgierig naar Joris. Op een dag vroeg ik haar of ze hem eens aan mij wilde voorstellen. Dat was geen enkel probleem: de volgende dag nam ze het beest mee naar de club. Joris kreeg alle bekijks, en ik moet zeggen: hij zag er goed uit met zijn dikke lippen, gele tanden en de plantage rond zijn achterste.

Trots hield Bep haar beschermeling in haar armen. Zelf kon ik het niet laten Joris even over zijn bol te aaien. Dat bleek geen goed idee. Joris keek mij heel vuil aan en besloot mij even terug te aaien. Het beest haalde uit naar mijn gezicht en raakte mij links boven mijn lip. Het bloed spoot eruit.

==

Uiteindelijk bleek Bep zich vergist te hebben in het karakter van haar vriend Joris; die was helemaal niet zo makkelijk als zij in eerste instantie had gedacht. Bep was misschien al wat nerveus aangelegd, maar werd door het onberekenbare gedrag van haar aap totaal overspannen. Het was zelfs zo erg dat ze moest worden opgenomen in Paviljoen 3, het destijds roemruchte gekkenhuis in de Valeriuskliniek.

Daar kreeg Bep van haar bezorgde collega’s vaak bezoek. Door dit kleurrijke gezelschap wist iedereen in Paviljoen 3 op een gegeven moment waar Bep de kost mee verdiende. Nadat zij samen met Joris bij een psychiater was geweest en deze met behulp van relatiebemiddeling de vrede tussen de twee had hersteld, knapte onze Bep zienderogen op. Het ging al snel zo goed met haar, dat de hoofdzuster me opbelde om te vragen of Bep niet weer twee à drie dagen aan het werk kon. Na gedane arbeid zou zij dan weer naar Paviljoen 3 terugkeren.

Zij begon de eerste middag en wonder boven wonder was het alsof er nooit iets met haar aan de hand geweest was. Bep kwam met de taxi vanuit Paviljoen 3 rechtstreeks naar het Westeinde, en na afloop van haar werk ging zij gewoon weer per taxi retour.

Op een middag werd Bep uitgekozen door een goedgeklede heer van middelbare leeftijd. Na enkele flessen champagne was de tijd gekomen voor het intieme samenzijn en vertrokken ze innig verstrengeld naar een kamer. Na afloop kwam de man glunderend van voldoening naar beneden. Hij was buitengewoon tevreden over Bep. Samen bleven ze daarna nog een uurtje aan de bar zitten, maar om zes uur gaf Bep te kennen dat het voor haar nu echt tijd werd om naar huis te gaan. De man was een echte gentleman en vroeg of hij haar naar huis mocht brengen. Voor Bep betekende het aanbod een besparing op haar taxikosten. Op zijn vraag waar zij woonde, antwoordde ze laconiek: ‘Breng me maar naar Paviljoen 3, Valeriuskliniek.’

De man trok bleek weg en ik zie zijn onthutste gezicht nog steeds voor me. Hij dacht eerst dat Bep een grapje maakte, maar toen hij inzag dat ze het meende, leverde hij haar uiteindelijk keurig bij Paviljoen 3 af.

De man hebben wij daarna nooit meer teruggezien. Bep wel.

Na al die jaren denk ik trouwens nog bijna elke dag aan die aap van haar. Als ik mij sta te scheren en in de spiegel kijk, zie ik boven mijn bovenlip nog altijd een aandenken van Joris.

01 Fotokatern Heuft@3 1.pdf

01 Fotokatern Heuft@3 2.pdf

01 Fotokatern Heuft@3 2.pdf

01 Fotokatern Heuft@3 3.pdf

01 Fotokatern Heuft@3 3.pdf

01 Fotokatern Heuft@3 4.pdf

01 Fotokatern Heuft@3 4.pdf

01 Fotokatern Heuft@3 5.pdf

14.pdf

Fiscus en politie

fiscus...

als ik aan de tijd van de Bayadera terugdenk, dan was dat ‘de goeie ouwe tijd’. Niet alleen omdat ik het erg druk had en veel geld verdiende, maar ook door het feit dat er in de beginperiode geen blauwe brieven op de deurmat vielen. Ik hoefde geen belasting te betalen! Waarom niet? Gewoon, de fiscus wist niet waarover zij belasting moest heffen. Ergo, ik wist niet wat ik moest betalen, dus liet ik het maar zo.

==

==

... en politie

De Bayadera was nog geen drie maanden open, toen de politie met veel machtsvertoon een inval deed. Zij nam de totale voorraad alcoholhoudende dranken in beslag, omdat ik daarvoor de benodigde vergunning ontbeerde.

Daarvan was ik echt compleet ondersteboven – maar niet heus. De volgende dag was de drankvoorraad dus weer rijkelijk aangevuld.

==

De geschiedenis herhaalde zich. Vier maanden later stonden dezelfde heren weer voor de deur. Deze keer namen ze niet alleen de drankvoorraad in beslag, maar veroordeelde de rechter me daarbovenop tot een boete van vijfduizend gulden. Voor die tijd was dat erg veel geld. Ik kan mij herinneren dat ik dit enorme bedrag pas na een avond had terugverdiend.

Inval nummer drie was natuurlijk onafwendbaar. Een maand later stonden de heren weer voor de deur. Dat was voor mij het moment om wel enigszins boos te worden. Moesten ze nu alweer de Bayadera hebben? Ik heb ze verzocht om eerst eens een keer bij mijn collega’s langs te gaan voordat ze weer bij mij kwamen. Ieder gewoon netjes op zijn beurt. Ik had toch keurig de ‘contributie’ betaald van vijfduizend gulden?

Het wonder geschiedde. Na enig overleg zijn de heren zonder inbeslagname van de drank en het opleggen van een boete weggegaan. Daarna heb ik ze nooit meer teruggezien in de zaak. Tenminste, niet in functie. Kennelijk groeide bij de politie langzaam het besef dat een zaak als de Bayadera onontbeerlijk was voor Amsterdam.

In de Bayadera heb ik door de jaren heen het vak geleerd en deze ervaringen hebben zeer bijgedragen aan het succes van Yab Yum.

15.pdf

Luxer dan luxe

Bij de start werd niet op een dubbeltje gekeken

ik ben uit de Bayadera gestapt toen ik na krap drie jaar onenigheid kreeg met mijn compagnon. Met compagnons is het hetzelfde als in een huwelijk: ben je op elkaar uitgekeken, dan kun je beter uit elkaar gaan. Het viel aan niemand goed uit te leggen waarom ik zeven dagen per week werkte en hij nooit zijn gezicht liet zien.

Daarna heb ik een halfjaar in het hotel House of Queens aan de Prins Hendriklaan een club met dezelfde naam gerund. Net als bij de Bayadera gaf ik hier gelegenheid, maar toch had dit ook niet echt de klasse die ik beoogde. En daar kwam nog bij dat de buren niet blij waren met mijn bedrijf in deze nette buurt. Dikwijls belden ze de politie. Ik voelde al: een lang leven zou deze club niet beschoren zijn.

==

Omdat ik het niet helemaal kon vinden, besloot ik dat het tijd was om na jarenlang hard werken de zinnen te verzetten en mij eens lekker in het buitenland te laten verwennen. In december van dat jaar boekte ik voor mijn vrouw Tonny en mezelf een reis naar Kenia. Het was de meest luxueuze reis die er op dat moment was: twintigduizend à dertigduizend gulden voor twee weken in een tophotel met alles erop en eraan. Avondkleding was verplicht, dus ook de smoking werd ingepakt.

De vliegreis ging via Londen, waar we maar even de tijd hadden om over te stappen op een vliegtuig dat door zou vliegen naar Afrika. Het was in Londen echter zo mistig dat we een uur lang rondjes hebben gevlogen omdat we niet konden landen. Gá ik eens een keer op vakantie en precies dan mis ik de aansluitende vlucht naar Kenia! In plaats van de kerst lekker warm door te brengen in Kenia, maakten we dus rechtsomkeert en zaten we weer in de regen bij ons kerststalletje in Amsterdam. Onze bagage was gelukkig wel keurig meegegaan naar Afrika, dus die hebben we nooit meer teruggezien. Ik had geen reisverzekering afgesloten, met als gevolg dat ik naast de riante schadepost van een niet-afgenomen geheel verzorgde luxe reis, ook mijn kostbare nagelnieuwe smoking, inclusief lakschoenen, voorgoed kwijt was.

Enige tijd later zat ik ’s avonds naar een tv-programma te kijken dat aandacht besteedde aan een bezoek van Nederlandse parlementariërs aan Kenia. Mijn blik werd getrokken naar de gedelegeerden van Kenia. Ik kan me natuurlijk vergissen, maar volgens mij had een van de hoogwaardigheidsbekleders óf gewinkeld in de Amsterdamse P.C. Hooftstraat op dezelfde plek als ik, óf hij had zich de koffer met mijn smoking op het vliegveld van Mombasa toegeëigend. Alleen de lakschoenen ontbraken, die hadden bij hem plaatsgemaakt voor een paar inheemse sandalen. Waarschijnlijk hadden we niet dezelfde schoenmaat.

==

Ik was dus na twee dagen ‘vakantie’ weer terug in Amsterdam. Daar kreeg ik toevallig te horen dat een vage bekende van mij uit het gokcircuit, Wil Vintges, wat problemen had met de exploitatie van zijn gokhuis, dat gevestigd was op het adres Singel 295. Vintges runde het gokhuis met twee compagnons en een van hen had noodgedwongen zijn vakantie in Zweden een paar jaar verlengd. Hij was daar opgepakt en dat had wellicht iets met smokkel van geestverruimende middelen te maken, vermoed ik zo. Het gokhuis van Vintges had daarnaast ook een cashflowprobleem, want als je roulette draait, dan moet je – in het ondenkbare geval dat een gast wint – toch ook kunnen uitbetalen. En dat geld was er dus niet.

Ik ging kijken, en toen ik het pand aan het Singel had gezien, zag ik dat het uitermate geschikt was om een club als Bayadera in te beginnen. Ik bel Vintges dus op, maar hij bleek er niet te zijn. Zijn compagnon Robbie wel. Die wist me te vertellen dat Vintges in Frankrijk zat.

Om een lang verhaal kort te maken: in plaats van in Kenia zat ik een paar dagen later in Nice.

Vintges was erg internationaal georiënteerd, was in luxueuze zaken in Zuid-Frankrijk en Parijs goed bekend en wist over elk denkbaar onderwerp mee te praten. Hij was niet alleen francofiel, maar ook een echte bourgondiër. Ik werd door hem uitgenodigd in het befaamde Hotel Negresco. Tijdens een uitgebreide lunch met prachtige wijnen spraken we over een overname van het pand aan het Singel of een eventuele samenwerking. Het werd samenwerking.

Ik heb Vintges uitgelegd wat voor soort club mij voor ogen stond en zo’n club wilde hij ook wel. Volgens eigen zeggen was hij er eigenlijk al half en half mee bezig. Tenminste, met de inrichting.

We planden de opening op 1 april. (Ik had iets met 1 april, omdat mijn toenmalige echtgenote en haar tweelingzus op 1 april geboren waren.)

Ook nu vonden we een naam die uit het Sanskriet afkomstig was: Yab Yum. Het betekent ‘de eenwording tussen man en vrouw’, wat ons wel toepasselijk leek. Nu is het een bekende en gemakkelijke naam, maar toen we moesten beslissen om hem te gebruiken, stond het zweet op mijn voorhoofd. Een zaak staat of valt met herkenbaarheid, dus het was ontzettend belangrijk een pakkende, korte en krachtige naam te bedenken. Yab Yum bleek een voltreffer.

==

Terug in Amsterdam ben ik eens gaan kijken hoe ver Vintges al was met de bouw. Er was volgens hem namelijk al het een en ander gedaan. De optelsom was: dik vijf ton schuld, terwijl er toch niet bijster veel was gebeurd. We hebben toen plannen gemaakt hoe we de rest van de verbouwing zouden aanpakken. Ik weet nog dat Vintges zei: ‘Theo, luxer dan luxe aankleden! Pas dan is succes verzekerd!’

Dat streven naar totale luxe zou een van de succesformules blijken te zijn. Sowieso heb ik in de beginjaren veel van Vintges geleerd. We vulden elkaar heel goed aan en dachten hetzelfde over het thema van de zaak. Ik wilde een gelegenheid creëren waar ik zelf als klant graag zou binnenkomen. En ik was er heilig van overtuigd dat je de gasten zonder problemen veel geld kunt vragen, als je er maar veel voor teruggeeft.

Daarmee was ik al heel exceptioneel, want in de branche was het gebruikelijk dat men ontzettend veel vroeg, en nog normaler was het om er weinig voor terug te geven. Hierin zou het grote verschil komen te liggen tussen mijn collega’s en mij.

Onze plannen voor de verbouwing begonnen met – hoe kan het ook anders – een casino in het souterrain, alleen voor de klanten (en dus niet voor de goklustige huisvrouwen).

Aan de straatzijde in het souterrain was de portiersloge gevestigd, waar de portiers de arriverende klanten konden opvangen en hen via de stenen buitentrap naar de voordeur konden begeleiden, waar ze zelfs voor de klant aanbelden en met hen mee naar binnen gingen. In de hal namen ze hun jassen aan. De tweede man zorgde voor de valetservice en als de gast per taxi kwam, betaalde deze de taxichauffeur. De portiers moesten redelijk groot uitgevallen zijn met het oog op de security.

Gelijkvloers maakten we een bar. En op de eerste verdieping, om het nog chiquer te doen, richtten we een restaurant in, met de naam La Duchesse. Er stonden schitterende rode stoelen met hoge rugleuningen. We hadden rijk servies van het superdeluxe merk Rosenthal, zwaar zilveren bestek. Onze gasten zouden er zalm, kaviaar en goede biefstukken kunnen eten, en echt prachtige wijnen kunnen drinken. Kortom, het zou een driesterrenrestaurant kunnen zijn. Natuurlijk waren er op de verdiepingen hierboven ook nog negen kamers, zo duur mogelijk ingericht met heerlijke bedden en riante bubbelbaden.

Vintges dacht altijd in het groot. Daarom had hij bij zijn interieurzaak, Sunny Home in de Beethovenstraat, ook een redelijk grote schuld opgebouwd. Het ging om ruim een half miljoen gulden.

Samen zijn we er met mijn Bentley naartoe gereden. Die hebben we uiteraard pal voor hun deur geparkeerd, dit ter verhoging van mijn uitstraling als solvabele ondernemer. We vertelden uitgebreid over onze samenwerkingsplannen. Geld was voor mij na de Bayadera geen issue, dus ik telde ter plekke 250.000 gulden neer. Een deel van de schuld was nu voldaan, waarop we er onmiddellijk nog eens voor ruim vierhonderdduizend gulden bij bestelden. De Bentley deed zijn werk.

Het geluid moest ook perfect zijn. Daarvoor hadden we de firma Theo Pruys ingehuurd. Theo stond bekend om zijn knowhow in de muziekwereld en zijn ongelimiteerde assortiment van unieke en imponerende geluidsapparatuur. Het resultaat was overweldigend.

==

De gedachte was dat ons restaurant de gemiddelde zakenman een mooi excuus verschafte om zijn relaties uit te nodigen voor een soupertje met champagne in de exclusieve club Yab Yum. Dat kwam wat betrouwbaarder over dan het voorstel: ‘Zullen wij vanavond even naar de hoeren gaan?’

De rekeningen werden daarom ook uitgeschreven op La Duchesse-papier. Dit was in het begin een goede dekmantel voor de zakenman, al was de secretaresse van zijn bedrijf natuurlijk ook niet gek. Algauw hadden de secretaresses door dat de smakelijke hapjes niet alleen aan tafel werden geserveerd. De rekeningen waren namelijk zo hoog dat er een heel weeshuis van had kunnen eten. Daarom werd de bv Réservé in het leven geroepen. De vermelding op de rekening was nu: ‘Entertainment voor u en uw gasten’, iets wat bijna alles kon omvatten...

Het restaurant kostte ons overigens veel geld. Het was een catastrofe, want er was echt niets aan te verdienen. Maar ja, het hoorde bij de luxe waar Vintges het over had.

==

Voordat we opengingen, moesten we natuurlijk ook bedienend personeel aannemen. Het idee van Vintges daarover was weer heel extreem (en bleek later ook weer een van de sleutels tot het succes): ‘Theo, weet je wat we moeten doen? We nemen geen gewone kelners in dienst, we nemen homo’s.’

Een gouden idee. Het had als groot voordeel dat de klanten makkelijker met hen over hun intieme wensen zouden durven praten dan met hetero’s. Bovendien werden ze niet gezien als concurrenten van de klanten en daarnaast konden ze ook heel goed met de dames overweg. Ze waren charmant, welbespraakt en zouden niet verslingerd raken aan de meisjes.

Ons personeelsbestand bestond uiteindelijk uit homo’s in de bar (supernichten natuurlijk), mensen voor de muziek, bediening in het restaurant, plus keukenstaf met Oostenrijkse chef-kok. Daarnaast was er één bedrijfsleidster en één portier annex valet-servicemedewerker, en dit alles onder mijn bezielende leiding. Vermenigvuldig dit bestand met twee, want iedereen werkte drie dagen op en drie dagen af. We waren nooit gesloten, behalve met kerst en oudjaar.

==

Drie dagen voordat we opengingen, zei ik tegen Vintges – en geloof me, hij was een uiterst precieze man: ‘We zijn een kleinigheid vergeten. We hebben nog geen glaswerk!’

Ik meende een oplossing te weten en stelde voor om naar de firma Porselein in de Derde Helmersstraat te gaan, de straat waar ik mijn jeugd heb doorgebracht. Daar kon je veel halen voor heel weinig geld. Vintges vroeg of het wel helemaal goed met me ging. Hij wilde daar absoluut niets van horen.

‘Het moet exclusief glaswerk zijn,’ zei hij resoluut, ‘zodat de mensen kunnen zien dat ons bedrijf super-de-luxe is.’

In plaats van naar Porselein in de Derde Helmersstraat gingen wij dus naar Focke & Meltzer aan de Heiligeweg. Aangezien geld nog steeds geen issue was, kochten we daar voor minstens veertigduizend gulden aan glaswerk. Ik vroeg voor alle zekerheid wel aan de directie of het op rekening kon. Natuurlijk kon dat, want de Bentley stond toevallig wéér zichtbaar voor de deur geparkeerd, wat toen gelukkig nog mocht op de Heiligeweg.

Hoe is het mogelijk om dik veertigduizend gulden, ongeveer achttienduizend euro dus, aan glaswerk uit te geven, zou je je kunnen afvragen. Heel eenvoudig: de glazen die wij kochten waren van Kosta Boden met zo’n belletje in de voet. Die kostten toen al dertig gulden per stuk. Maar ja, Vintges vond die wel het allermooist.

==

Natuurlijk kon ik, toen ik in april 1976 de deuren opende, niet vermoeden dat het zo’n eclatant wereldsucces zou worden. En evenmin dat het, zoals later zal blijken, zo troosteloos ten onder ging.

De opening was een succes. En niet alleen de opening, want de loop zat er meteen goed in. Mijn belangrijkste klanten verhuisden mee van de Bayadera via de House of Queens naar de Yab Yum. Ze vertelden onder elkaar door dat ze in de Bayadera, en later in de Yab Yum, goed zaken konden doen met hun relaties. Het was een relatief klein aantal, maar met elkaar waren ze zeer belangrijk voor het succes van de zaak. Het waren de grote, bekende jongens uit het zakenleven. Later verschenen ook de beursjongens, de onroerendgoedjongens, die met hun Zweedse klanten kwamen (die rond 1978 wegens een Zweedse belastingregel geld konden lenen en het daarna beleggen in het buitenland en profiteerden van de lage huizenprijzen hier). Weer later kwamen de computermensen en de 06-miljonairs. Ook de meisjes gingen mee van de ene zaak naar de andere.

De begane grond werd het drukst bezocht. Daar was de bar gesitueerd. Onze nichten serveerden zwierend op rolschaatsen de drank (en braken glazen bij de vleet). Aan de bar vonden de geachte klanten de gezelligheid en persoonlijke aandacht van de gastvrouwen. Alles wat men thuis miste of wat slechts in geringe mate aanwezig was, werd hier in ruime mate gecompenseerd.

De bar was – als persoonlijke hobby van Vintges – wel heel erg bijzonder. En bijzonder duur. Hij vond het een opwindend idee dat de bar de vorm van een ligbed had, heel breed was en met het zachtste De Sede-leder bekleed. De dames konden dan, zo vond hij tenminste, over die brede leerbeklede catwalk heen en weer kruipen en zich desgewenst voor de gasten neervlijen. De nichten waren het met me eens dat het kruipen allesbehalve elegant was. (De klanten dachten hier wat genuanceerder over.) Het had bovendien nog een ander nadeel. Het kwam weleens voor dat een dame in de rustigere uren, na het nuttigen van enige consumpties, op het zachte leer in slaap viel. Dat was niet de bedoeling. Na een maand of drie hebben wij de ‘ligbed-bar’ toch maar vervangen door een functionele en rijk uitgevoerde bar.

==

In het eerste jaar aten Vintges en ik elke avond in het restaurant op de eerste verdieping, waar wij meestal de enige gasten waren. Rond de klok van elf gingen we naar beneden om de bekende klanten te begroeten, en aan nieuwe klanten stelde ik me voor zodat ik ze dan meteen op nog een andere vorm van vertier kon wijzen: ‘Theo Heuft, aangenaam. Hebt u boven het restaurant al gezien? Beneden is er trouwens ook nog een casino.’ Dat woord ‘casino’ had een magische klank, het miste zijn uitwerking zelden. Wel voegde ik er altijd vol begrip aan toe: ‘Maar dat is misschien niet waarvoor u kwam...’

Dat casino, hadden wij bedacht, moest ons helpen onze investering terug te verdienen. De roulette stond in het souterrain en was te bereiken via een doorgaans gesloten deur, voorzien van een bel. Deze intieme ruimte was continu bemand door vier personen, te weten één bouleur voor achter de tafel (degene die het balletje gooit), een ingehuurd echtpaar plus een chic geklede, ook ingehuurde Arabier. Het echtpaar zag er eenvoudig uit, de Arabier was een klein, verfijnd type. Hij had een zorgvuldig bijgepunt snorretje en droeg een stijlvol, licht pak. Op bestelling sprak hij met een accent. Hij had altijd een enorme stapel fiches voor zich liggen. Het normale echtpaar speelde het spel heel rustig. In vaktermen zijn dit ‘jenners’, de spelmakers: ze zorgen ervoor dat er altijd spel is. De bedoeling is dat de gast bij binnenkomst vrijwel meteen opgenomen wordt in hun spel. Bijna niemand kon deze verleiding weerstaan, en daar zaten soms erg kapitaalkrachtige spelers tussen, die dertig- à veertigduizend gulden op een avond verspeelden. Als er geen spelers waren, zaten ze met zijn vieren televisie te kijken.

De arabier en andere klantenservice

Ik kan mij nog als de dag van gisteren herinneren dat een klant na een heel intensief spel behoorlijk wat had verloren. Hij keek naar het zielige hoopje fiches dat voor hem lag en merkte op dat hij door zijn geld heen was. Dat was voor mij het sein om het spel na een lange avond te beëindigen. Ik gaf de Arabier een knipoog. Hij leverde zijn stapel chips in, waarvoor ik hem een aanzienlijke cheque uitschreef. Hij vroeg ons beleefd in gebroken Engels zijn privéchauffeur te bellen, met wie hij even later vertrok. De twee overgebleven jenners stopten kort daarna ook en incasseerden hun winst. De klant bleef alleen achter en zat daar met een gezicht van: waarom moet mij dit nu overkomen? Hij nam echter zijn verlies en vertrok.

De volgende avond is deze klant totaal verbouwereerd teruggekomen. Hij vertelde me dat hij, toen hij met de taxi langs de Munt reed, onze Arabier had zien staan die, met een zak patat in zijn hand, op de bus stond te wachten naar de Bijlmer. Ik was ernstig aangeslagen en ook teleurgesteld in de houding van deze klant. Hoe kon hij nu serieus insinueren dat deze belangrijke Arabier, over wie zelfs het gerucht ging dat hij nog een verre neef was van de koninklijke familie van Saoedi-Arabië, op de bus naar de Bijlmer kon staan wachten? Het moest iemand anders geweest zijn. Uiteindelijk heb ik de man met veel overredingskracht kunnen overtuigen dat hij zich had vergist. Nadat ik zijn excuses had aanvaard, is hij weer aangeschoven aan de roulettetafel en hij heeft dezelfde avond weer een kleine donatie in het Yab Yum-fonds mogen storten.

==

==

Blijf toch zitten!

==

Een andere speler die ik ook niet snel zal vergeten, is een onroerendgoedhandelaar van Rotterdamse origine die elke vrijdagmiddag speciaal naar Amsterdam kwam om roulette te spelen. Deze man had slechte ervaringen met de illegale casino’s in Rotterdam en had bij ons gelukkig een ‘vertrouwd adres’ gevonden. Hij was op die middagen altijd als enige klant aanwezig. De jenners traden pas ’s avonds op.

De man speelde altijd de laatste twaalf cijfers (25 tot 36) en zat dan steevast aan de kop van de tafel. Toevallig of niet, het was zo dat als je op die plek aan de tafel zat, moeilijk of zelfs helemaal niet in de roulettebak kon kijken.

Nu komt het wel voor dat het balletje door de croupier enigszins wordt gemanipuleerd om de winstkansen voor het casino aanzienlijk te vergroten. Dat gebeurde bij ons uiteraard niet.

Deze Rotterdammer had gaandeweg de onhebbelijke gewoonte ontwikkeld om op de momenten dat het balletje in de roulettebak terechtkwam, zijn achterwerk lichtelijk van zijn kruk te verheffen, waardoor hij het balletje net kon volgen. Ik vond dit wat irritant en zocht naar mogelijkheden om de man op zijn kruk te stabiliseren.

Naast het spel was deze Rotterdammer ook een groot liefhebber van vrouwelijk schoon. Het leek mij een goede gelegenheid om het nuttige met het aangename te verenigen.

Els, een van onze gastvrouwen, was graag bereid om onder tafel plaats te nemen en de persoon in kwestie tijdens het spel een ‘mondeling examen’ af te nemen.

De uitvoering van dit idee was geheel conform de wens: de ogen van de man rolden bijna uit hun kassen, maar zijn billen bleven, zoals ik al verwacht had, stevig verankerd op zijn kruk. Els heeft deze aardige onroerendgoedhandelaar meer dan een uur beziggehouden. Het eind van het verhaal: de gulle gever vertrok in alle opzichten leeg maar gelukkig, terug naar zijn geboortestad, en Els had de volgende dag nog kramp in haar kaken.

Het begin van Yab Yum was financieel gezien een sprong in het duister. Naar de bank gaan voor een lening om de opstart mee te financieren, dat was voor het bedrijf dat we in gedachten hadden natuurlijk geen optie. Toch had ik wel een bankrekening nodig, zodat we creditcards konden verzilveren. Creditcards waren het meest gangbare betaalmiddel bij ons, contant geld was een zeldzaamheid – dat nam ik persoonlijk ’s avonds mee en borg ik op in een kluis.

De Kas-Associatie wilde geen zaken met me doen, en ook toen ik bij de Rabobank aanklopte voor het openen van een rekening, werd me vriendelijk maar resoluut de deur gewezen zodra ik vertelde wat voor zaak ik aan het opbouwen was. (Overigens zag die laatste bank er geen bezwaar in nog geen week later vier belangrijke, Japanse relaties naar Yab Yum te sturen...)

==

Zes maanden na opening konden we dankzij het casino al onze schulden afbetalen, maar helaas kreeg Yab Yum na zeven maanden bezoek van de plaatselijke hermandad.

De controlerende ambtenaren keken hun ogen uit. Ze waren zeer geïmponeerd door de kwaliteit van onze gastvrouwen, maar kwamen uiteindelijk ook in ons illegale casino terecht. In tegenstelling tot hoe ze naar de meisjes gekeken hadden, trokken ze daar beneden wel een zeer bedenkelijk gezicht. Ik voelde het al aankomen: net nu de achterstand betaald was en wij zelf ook weer wat geld in onze zak hadden, kwam de overheid natuurlijk weer roet in het eten gooien.

Kort daarop werd ik gebeld door een hoge politiefunctionaris.

‘Mijnheer Heuft,’ sprak hij gedecideerd, ‘u runt een casino en u weet dat dit verboden is. Wij willen dat dit ophoudt.’

‘Ik begrijp het volkomen,’ antwoordde ik inschikkelijk. ‘Weet u wat ik zal doen? Ik zal het vrijdag over twee weken dichtgooien. Want gezeur moeten we niet met elkaar krijgen.’

Hij was het volledig met mij eens. En ik had een dag of veertien extra inkomsten uit ons casino. Zonder gezeur.

16.pdf

Leuker konden ze het niet maken

De lange weg naar legaliteit

de verhuizing van de Bayadera naar de Yab Yum op het Singel bracht in eerste instantie geen verandering in de relatie met de fiscus. In de jaren zeventig leek het erop dat onze branche bij de belastingdienst nog niet in beeld was. We bleken in elk geval nog niet in aanmerking te komen voor de beruchte blauwe enveloppen.

Algauw zag ik dat een groot en goed georganiseerd bedrijf als Yab Yum het nadeel had op te vallen bij de instanties. Het duurde dan ook niet lang voordat er een tamelijk onbezonnen figuur van de belastingdienst bij ons voor de deur stond. In een poging om bij zijn meerdere een wit voetje te halen, wilde hij à la minute alle meisjes laten registreren. Ik vertelde hem dat hij dan maar om half negen die avond moest terugkomen.

Ik voegde eraan toe: ‘Dan is iedereen aanwezig en vertel ik wat u komt doen. Dan moet u eens opletten wat er gebeurt: binnen een halve minuut zijn alle dames verdwenen, wij drinken dan nog een biertje en diezelfde avond sluit ik de tent voorgoed.’ Ik keek de man indringend aan. ‘Dat kan nooit de bedoeling zijn. Laat me eerst met mijn dames praten.’

De registratie was voorlopig van de baan.

De eerste gesprekken over de loonbelasting op de verdiensten van de meisjes werden in april 1983 met de inspectie ‘der Directe Belastingen te Amsterdam’ op mijn kantoor gehouden. Ik was altijd al van mening dat zwartwerken de prostitutie te veel in het schimmige of criminele circuit zou houden. Dat heeft voor een eigenaar de onvermijdelijke nadelen dat hij niet dezelfde rechten heeft als een volkomen legaal zakenman, hij nooit geaccepteerd zal worden in de maatschappij en bovendien niets kan doen met al zijn zwarte geld.

Na een verhelderend gesprek kwamen de inspectie en ik overeen dat vanaf 1 januari 1984 Yab Yum op vrijwillige basis aan ‘een lumpsumheffing van 10 procent wil voldoen in de vorm van loonbelasting’. Dit percentage kwam naast de afdracht van btw, het toen al landelijk geldende tarief van 19 procent. De inspecteur zegde toe ‘geen interesse te zullen tonen voor de namen c.q. adressen van de bij Yab Yum werkzame meisjes’.

Voor de afdracht van btw liep een beroepsprocedure. De rechter moest nog beslissen of Yab Yum als enige club de betaling van 19 procent btw met terugwerkende kracht alsnog moest betalen.

Na maanden velde de rechter een oordeel in het nadeel van Yab Yum: we kregen dus een enorme navordering van btw. De heren op kantoor kwamen uit op een exorbitant bedrag van rond een miljoen gulden, naar ik meen. Dat moest ik even ophoesten zonder ervoor gespaard te hebben. Al mijn geld zat immers in de zaak zelf, in het interieur, in de promotie.

Deze aanslag werd door ons bestreden, omdat wij van mening waren dat dit bedrag was uitgerekend over de gehele omzet, die uit champagneverkoop plus kamerhuur bestond. De percentages die ik aan de meisjes uitbetaalde, hadden ze daar niet van afgetrokken. Over de totale omzet rekenen was dus niet correct.

De belastingsdienst deelde onze mening niet, wat uitdraaide op een dwangbevel en beslaglegging van inventaris en goederen, die dan geveild moesten worden. Deurwaarders kwamen daarna de hele inventaris opnemen, en nog wel rond de klok van twee, gewoon in aanwezigheid van de bij ons werkzame dames, wat een uiterst gênante vertoning was. Deze overmacht maakte mij nogal nerveus en ik besloot deze enorme, en in mijn ogen, onterechte aanslag toch nog te zullen betalen. Zo hebben we de verkoop van inventaris en inboedel plus een faillissement op het allerlaatste moment kunnen tegenhouden.

==

Inmiddels was de belastingdienst aardig wakker geworden en zijn haar ambtenaren ook bij mijn collega’s aan het werk gegaan. Er was alleen totaal geen structuur in het innen van gelden en bovendien heersten er verschillende meningen tussen de diverse deskundigen van de fiscus. Er ontstond in Nederland een bijzondere situatie: in het hele land waren de belastingheffingen verschillend. De hoogte van de aanslag werd per district bepaald en zodoende waren er grote verschillen in de percentages van afdracht. Het was alsof de belasting het voorbeeld van Zwitserland volgde, waar de hoogte van de aanslag kan variëren van het ene kanton met het andere. Ook in Nederland was de aanslag in de ene gemeente goedkoper dan in de andere. Als ik het me goed herinner was Alkmaar verreweg de goedkoopste gemeente. Collega’s gingen dus in Alkmaar kantoor houden voor een bedrijf dat in Amsterdam gevestigd was. Loepzuivere concurrentievervalsing natuurlijk, want zo konden ze de dames meer commissie uitbetalen.

In die tijd had ik de inspecteurs meermalen uitgenodigd om ter plekke kennis te nemen van de gang van zaken in onze club. Ik was van mening dat je tenminste íéts af moest weten van een bedrijf voor je de regels uitzet. Zij konden namelijk niet begrijpen dat je op de ene maandag een omzet van vijftienduizend gulden had en op de daaropvolgende maandag vijfendertigduizend. Op hun vraag wat nu precies het verschil was, antwoordde ik: ‘Twintigduizend gulden.’ Uiteindelijk hebben we een afspraak gemaakt voor een woensdagavond, waarbij twee heren van de belastingdienst vanaf acht uur ’s avonds tot sluitingstijd zich in ons bedrijf zouden verdiepen en nauwkeurig de geldstromen zouden volgen.

Helaas werd ik die woensdagochtend gebeld met de mededeling dat ze verhinderd waren. Later begreep ik dat op deze bewuste avond een belangrijke wedstrijd van Ajax op tv was. Van een bezoek is er nooit meer iets gekomen.

Een nog zuurder geval was dat mijn collega’s van Club Apollo op de Apollolaan vrijgesteld werden van btw over de kamerhuur. Dit kwam, verduidelijkte de belastingdienst, omdat Yab Yum bij de belastingsdienst onder het kopje ‘Onderneming 2’ viel en Club Apollo, net buiten de grachtengordel, dus onder ‘Onderneming 1’.

Zoals gezegd had Yab Yum in 1991 een rechtszaak aangespannen tegen de betaling van btw over het deel van de dames, maar ook over het ‘gelijkheidsbeginsel’, om reden dat tot op deze datum bij geen enkele andere club btw-afdracht verlangd werd. Het werd een hete strijd tussen het Hof van Amsterdam en het ministerie van Financiën. Het Hof van Amsterdam had een beroep gedaan op een resolutie uit 1978, ‘waarin het bedrijven van prostitutie was vrijgesteld van omzetbelasting’. Volgens het Hof bracht het gelijkheidsbeginsel mee, dat dan ook het gelegenheid geven tot prostitutie niet belast kon worden. Het ministerie mopperde nog wat na over deze motivering. Het was namelijk van mening dat het gelijkheidsbeginsel helemaal niet geschonden was, omdat het gelegenheid geven tot prostitutie niet hetzelfde is als de prestatie die een prostituee verricht. Na langdurige processen tussen het Hof van Amsterdam en het ministerie van Financiën kregen wij in 1992 te horen dat het ministerie had besloten te berusten in de uitspraak van het Hof over de heffing van omzetbelasting bij een seksclub en ons volledig in het gelijk stelde betreffende het gelijkheidsbeginsel. Na een langdurige en zeer kostbare rechtsgang hebben we toch nog het ons toekomende bedrag van de belastingsdienst teruggekregen.

==

==

1996: het begin van een nieuw tijdperk voor de dames

==

Het feit dat de dames geen belasting betaalden, leidde bij velen van hen tot de misvatting dat ze die ook niet hóéfden te betalen. Dat was natuurlijk niet zo: iedereen moet belasting betalen – de straatverlichting gaat ’s avonds niet uit zichzelf branden, het afval wordt niet vanzelf opgehaald. Iemand moet dat betalen, nietwaar?

Nu moesten de dames van de fiscus over hun verdiende geld belasting gaan betalen, wat de legalisatie van deze bedrijfstak naar mijn mening alleen maar ten goede zou komen. Na onze overwinning in 1992 waren we overigens nog steeds van mening dat andere clubs in het verleden niet op dezelfde, grondige manier als wij onder de loep genomen waren. En was het zo dat Yab Yum ook nu weer als testcase werd gebruikt? Deze belastingmaatregel moest per direct uitgevoerd worden, volgens de ambtenaar. Ik antwoordde: ‘Luister, uw instantie heeft nog nooit de dominee of de prostituee belasting laten betalen. U zult moeten begrijpen dat we dit niet in een maand kunnen veranderen.’ Mijn voorstel was dat wij van Yab Yum ons zouden inspannen om ervoor te zorgen dat geleidelijk alle in de club werkzame gastvrouwen zich vrijwillig zouden aanmelden bij de belastingdienst als zelfstandig ondernemer. Ik moest de inspecteur wel waarschuwen dat dit niet zo eenvoudig zou zijn en dat dit eigenlijk een vijfjarenplan moest worden.

De correspondentie tussen ons en de inspectie van belastingdienst ‘Onderneming 2’ waren lang, hevig en uitputtend. Uiteindelijk kwamen we tot de volgende voorstellen:

==

1. Met ingang van 1 maart 1997 zou Yab Yum btw afdragen naar het normale tarief over het clubdeel én het deel dat aan de gastvrouwen toekomt.

==

2. Deze regeling was voor Yab Yum acceptabel, ervan uitgaande dat bij andere seksclubs in de toekomst eveneens daadwerkelijk volledige btw zou worden geheven over de omzet.

==

3. Omzetbelasting die door gastvrouwen werd gefactureerd, ter zake van de door hen verrichte diensten aan Yab Yum, zou uiteraard gewoon aftrekbaar worden.

==

4. De volgende percentages zouden nagestreefd worden: per eind 1997 diende 40 procent van het aantal in de club werkzame gastvrouwen te zijn geregistreerd, per eind 1998 60 procent. Na vier jaar zou zo de ongekende 100 procent gehaald moeten worden.

==

5. Gelet op het bovenstaande zouden in elk geval tot 31 december 2000 geen waarnemingen door de belastingdienst plaatsvinden bij het bedrijf om de identiteit van de gastvrouwen vast te stellen. Uiteraard hoefde dit niet te betekenen dat de fiscus niet op andere wijze correcte belastingheffing bij de gastvrouwen kon nastreven. Ook mochten de gastvrouwen die zich zouden aanmelden met een schone lei beginnen. Medio 2000 zouden we met de belastingdienst overleggen over de voortzetting van de regeling.

==

Een week later hadden wij het akkoord van de inspecteur binnen.

Het was een strijd tussen Yab Yum en de belastingdienst, maar het was een sportieve. En voor de seksbranche was het een unieke doorbraak in de geschiedenis. De publiciteit in het buitenland was enorm, de aandacht overdonderend. Landen als Engeland en Duitsland toonden zeer grote interesse voor deze zaak, waar zij zelf wellicht iets van konden opsteken.

Het was ook een lucratieve regeling voor de belastingdienst die, vooruitlopend op de opheffing van het bordeelverbod per 1 oktober 2000, de seksclubeigenaren wilde dwingen hun fiscale zaken nu net zo (controleerbaar) te gaan regelen als de bakker of de kapper op de hoek. Dit zou de schatkist zo’n 250 miljoen gulden per jaar opleveren. Voor de klant kon deze regeling wel een prijsverhoging van gemiddeld 15 procent betekenen. Voor Yab Yum was dat geen enkel probleem, want door de continu hoge kwaliteit en bijpassende uitstraling zou de klant dit volkomen accepteren.

==

Nu pas begon het grote werk. Ik moest de dames het verhaal over de straatverlichting duidelijk zien te maken. Dat die lantaarnpalen ’s avonds aanfloepen wordt mogelijk gemaakt door belastinggeld, dat door burgers betaald dient te worden. Vele spreeksessies volgden, met als resultaat dat ik langzaam maar zeker de dames kon overtuigen van de vele voordelen die belasting betalen met zich meebrengt: door het legaliseren van hun inkomens waren de dames niet meer afhankelijk van, zoals ik dat noemde, het ‘thuisfront’. Men kon nu op eigen naam een huis huren of kopen. Ook handig was dat de creditcard nu binnen hun bereik kwam.

De energie die ik in die gesprekken stak, wierp spoedig vruchten af en het resultaat was dat veel dames een goed gevoel overhielden aan hun belastingaangifte. Ze waren ervan overtuigd dat aan de opkomende legalisatie concrete voordelen verbonden waren.

Voor Yab Yum, pionier in het betalen van belasting, waren het moeilijke jaren. Geschrokken door deze nieuwe verplichting was het aantal sollicitanten drastisch gekelderd. Veel van de bij ons werkzame dames zijn direct vertrokken. In plaats van de gewoonlijke vijfentwintig dames per avond slonk dit aantal naar achttien, soms zelfs vijftien. De omzetdaling was duidelijk zichtbaar. Het kwam er dus alweer op neer dat ik als pionier nog eens extra gestraft werd, omdat de dames bij mijn collega’s gingen aankloppen die niet aan deze ‘actie’ meededen.

Toch hield ik er een goed gevoel aan over. Ik ben ervan overtuigd dat het de dames geholpen heeft naar een grotere zelfstandigheid in de maatschappij, en hoop dat ze als gewone belastingbetalende burgers geaccepteerd worden, dat ze de plek in de samenleving krijgen die ze verdienen.

17.pdf

Taxi’s in een wereldstad

Aan klanten kom je niet zo eenvoudig

het is een wereldwijd fenomeen in de zakelijke dienstverlening om er samen met taxichauffeurs voor zorg te dragen dat toeristen en zakenmensen bij die gelegenheden worden ondergebracht waar zij aangenaam kunnen verpozen. Over het algemeen levert dit de taxichauffeur een aardige commissie op, die uiteraard weer in rekening wordt gebracht bij de klant.

In het buitenland bestond het natuurlijk allang, maar in Amsterdam vindt het zijn oorsprong in de tijd van de illegale gokhuizen, mij overigens niet geheel onbekend. Later werd het ook regel in andere branches zoals hotels, casino’s, diamantairs en gelegenheden zoals Yab Yum waar toeristen en zakenmensen hun lusten konden bevredigen.

==

Holshuysen-Stoeltie was een gerenommeerde diamantair, gevestigd aan de Wagenstraat te Amsterdam. Het was voor taxichauffeurs zeer aantrekkelijk om potentiële kopers bij Holshuysen-Stoeltie af te leveren, want Fred Stoeltie betaalde contant 10 procent commissie van hetgeen de koper aanschafte. Achterdocht is van alle tijden, en ook toen waren er taxichauffeurs die zelfs hun eigen moeder niet vertrouwden; zo kwam het voor dat een chauffeur dacht te constateren dat de uitgaven van zijn passagiers hoger waren uitgevallen dan uit de commissie bleek. De chauffeur aarzelde dan niet om met passagiers en al terug te keren naar de Wagenstraat, daar een hoop stampij te maken, om vervolgens vast te moeten stellen dat het toch klopte en daarna zonder excuses de passagiers weer in te laden en weg te rijden.

Fred Stoeltie investeerde in die jaren veel geld in de Amsterdamse taxichauffeurs. Elk jaar gaf het bedrijf een enorm feest met alle denkbare toeters en bellen. Niets was te gek en er werd zelfs op het hoogtepunt van de avond een spiksplinternieuwe Mercedes verloot. Alle Amsterdamse chauffeurs werden uitgenodigd waarbij ze voor een symbolisch bedrag van vijftien gulden ook hun echtgenotes mochten meenemen. Deze aanpak was zeer succesvol en ik heb me, na overleg met Fred, met Yab Yum van ganser harte aangesloten bij dit concept.

Na verloop van tijd hielden we het niet bij één feestavond, maar werden het er twee. Twee feestavonden en dus ook twee spiksplinternieuwe Mercedessen. Kostbaar, maar het was niet helemaal ‘liefdewerk oud papier’, want dankzij de uitstekende relatie met de taxichauffeurs heeft zowel Holshuysen-Stoeltie als Yab Yum een enorme omzetstijging gekend. Ik verdacht Fred er trouwens van dat hij de feesten ook organiseerde omdat hij er zelf zo van genoot. Hij was een ongelooflijk feestbeest.

Na een paar jaar zijn we noodgedwongen toch gestopt met het organiseren van deze feestavonden. Een taxichauffeur is net een mens, dus na verloop van tijd nam hij niet alleen zijn echtgenote mee, maar ook zijn kinderen, neven, nichten, ooms, tantes, opa’s, oma’s en aanverwanten. Ik kreeg op een avond van een chauffeur te horen dat familie die uit Amerika was overgekomen, toch ook welkom moest zijn. Ik zei verontwaardigd: ‘Natuurlijk, misschien hebt u ook nog wel familie in Australië. Laat maar komen!’

Hij keek me vorsend aan en zei: ‘Oké, bedankt, dat komt heel goed uit, want daar woont een broer van mij.’

Twee Mercedessen vonden de genodigden na verloop van tijd nog wel redelijk, maar dan moesten het eigenlijk wel de luxe-uitvoeringen zijn, want in zo’n ‘kale bak’ kon je je als gerenommeerde Amsterdamse chauffeur toch niet vertonen op wintersport. En dat alles dus voor vijftien gulden per gezin! Kortom, we hadden op een gegeven moment onze buik ervan vol en zijn ermee gestopt.

==

Maar... de taxichauffeurs waren de beste vertegenwoordigers van Yab Yum, daar zij aan hun passagiers als het ware mijn zaak ‘verkochten’. Klanten van wie zij in de gaten hadden dat ze wel in waren voor een verzetje, konden maar naar één gelegenheid in Amsterdam en dat was de Yab. Naast de taxichauffeurs waren ook de hotelportiers natuurlijk heel belangrijk voor ons.

Er kleefde echter ook een nadeel aan deze manier van werken. Hoe meer klanten je kreeg via de chauffeurs, hoe afhankelijker je werd van deze methode van klantenwerving. Dat maakte mij toch wat onrustig, temeer daar concurrentie en nieuwkomers snel geneigd waren om de markt te verpesten door die chauffeurs meer commissie te beloven dan ze bij ons kregen. Wat ook zo geschiedde. De commissie groeide van tien gulden gedurende mijn Bayadera-periode naar 125 gulden in de Yab Yum-tijd.

Dit kon zo niet eindeloos doorgaan, want mijn hoogste doel in het leven was niet om taxichauffeurs en hotelportiers te spekken. Om deze spiraal te doorbreken heb ik het initiatief genomen om samen met wat branchegenoten een vergadering te beleggen. Doel hiervan was om één vaste afspraak te maken over de hoogte van de commissie, zonder daarbij het belang van de chauffeurs, in elk geval waarneembaar, te schaden. (Een stout plan, geef ik toe, want dit was zowaar een poging om een kartel te vormen.)

Na een aantal veelbelovende gesprekken waren we het als collega’s met elkaar eens. Afspraken werden bezegeld, de markt was verdeeld, de branche verenigd. De vijf grootste clubs zouden allemaal hetzelfde bedrag aan commissie betalen, zowel aan chauffeurs als aan hotelportiers.

Wie denkt dat een taxichauffeur niet zo betrouwbaar is, moet eens proberen afspraken te maken met ‘heren’ in de seksbranche. Op de allereerste avond na de vergadering kwam ik in gesprek met een ontdane vaste klant die mij vertelde dat hij hemel en aarde had moeten bewegen om deze avond bij Yab Yum te geraken. Na een zakendiner met drie relaties in Hotel L’Europe (zo ongeveer om de hoek bij ons) stapte deze klant in een taxi en vroeg de chauffeur om hem naar Yab Yum te brengen.

Wat er toen gebeurde slaat echt alles.

De chauffeur trok een zorgelijk gezicht, zoals alleen een taxichauffeur dat kan doen die op het punt staat een klant een oor aan te naaien, en zei: ‘Meneer, blind in me ogen, maar de prinsemarij heeft net in Yab Yum een grote inval gedaan. Alle meiden zijn gearresteerd en die tent is gesloten. Ze hebben zelfs een paar klanten meegenomen, dus kijk maar uit! Gelukkig heb ik voor u een alternatiefje; kost minder geld en veel betere kwaliteit. Iets wat beter past bij heren van stand als u en uw gewaardeerde vrinden.’

U raadt het al, hij bracht ze rechtstreeks naar het bedrijf van een van de vijf branchegenoten. Tijdens de gesprekken die ’s middags werden gevoerd, moet deze boender gedacht hebben: ‘Dit is mijn kans!’

Hij had er nota bene bij de afspraken op aangedrongen om de commissie voor de chauffeurs niet te hoog te maken met de redenering: ‘Je moet ze hongerig houden.’ Diezelfde middag nog is hij alle taxistandplaatsen afgelopen om te melden dat hij het schandalig vond dat de andere clubs een afspraak hadden gemaakt over de hoogte van de commissie. Hij was het daar uiteraard absoluut niet mee eens en betaalde uit kwaaiigheid een geeltje meer.

De vaste klant vertelde hoe na veel heen-en-weergepraat de taxichauffeur uiteindelijk over zijn hart gestreken had en hem uiteindelijk toch bij ons had afgeleverd. Dit verhaal maakte me ervan bewust dat wat ik zo gehoopt had, in deze branche écht niet ging werken. Als je zulke ‘concullega’s’ hebt, heb je geen vijanden meer nodig. Je kunt met een straathond beter afspraken maken over het delen van een bot, dan met een branchegenoot over de verdeling van de markt.

==

Het zat me toch niet lekker. Na een aantal weken besloot ik om nogmaals met dezelfde groep een vergadering te beleggen om de resultaten van onze strategie te bespreken. Ik verraste hen wel, vermoed ik, toen ik ze op die vergadering meedeelde dat ik de commissie helemaal ging afschaffen. Het leek mij een goed idee dat de collega’s hun prijzenslag zouden voortzetten, maar zonder mij erbij.

Die mededeling bracht een schok teweeg. Men was van mening dat ik kennelijk niet helemaal lekker was en waarschuwde mij ‘voor mijn eigen bestwil’ dat ik op die manier niet één klant meer binnen zou krijgen. Ook ging hun gevoel uit naar de chauffeurs, die immers voor een deel van hun inkomsten afhankelijk waren van mijn commissie en die zich zeker tekortgedaan zouden voelen. Onder de tafel zaten mijn branchegenoten zich op brandgevaar af in hun handen te wrijven, want zij zagen voor zichzelf al een fikse winststijging in het verschiet.

Vanaf dat moment was – in de verhalen van de chauffeurs – Yab Yum niet alleen maar gesloten door de politie, maar zelfs platgebombardeerd en afgebrand!

Ik kan een boekwerk vullen alleen al met de verhalen die de chauffeurs bedachten om potentiële klanten overal naartoe te brengen, behalve naar Yab Yum. Chauffeurs die normaal geen woord over de grens spraken, wisten in alle talen, zelfs in het Chinees, te vermelden dat Yab Yum niet bestond, nooit had bestaan en ook nooit zou bestaan.

Klanten kregen te horen dat bij ons een aidsepidemie had toegeslagen.

De nog aanwezige gastvrouwen waren omgebouwde kerels en als klant liep je derhalve het risico dat je tot onderliggende partij werd gedegradeerd.

Als een klant op maandag naar Yab Yum informeerde, was deze steevast op maandag gesloten. En dit gold ook voor de dinsdag, de woensdag, de donderdag, de vrijdag, de zaterdag en, natuurlijk, de zondag.

Klanten werden domweg naar een ander adres gereden en in de veronderstelling gelaten dat ze bij Yab Yum waren afgeleverd. Yab Yum was gevestigd op het Singel, in een statig grachtenpand met een groene lantaarn naast de voordeur, maar men had op de Herengracht ook een kantoorpand met een groene lantaarn ontdekt. ’s Avonds was dat natuurlijk gesloten. De chauffeur nam de moeite om daar aan te bellen, om vervolgens met een gezicht van ‘zie je wel’ terug te keren en zijn klant ergens anders naartoe te brengen.

Na een paar maanden heb ik het moede hoofd in de schoot gelegd en ben ik gecapituleerd. De omzet was dramatisch gekelderd en de dames zaten de hele avond ontevreden aan de bar.

Het is zo dat ik op mijn best ben als ik in de hoek sta waar de klappen vallen, dus ik sloeg hard terug naar de concurrentie. De eerste slag had ik verloren, maar de oorlog zou ik winnen! De kracht van het riet is dat het meebuigt in de wind.

Mijn secretaresse Nora gaf ik de opdracht om zich te verdiepen in relatiegeschenken. Ik was op zoek naar een passend cadeau waarmee ik de chauffeurs zou kunnen paaien. Al snel had ik iets gevonden: een stoer, luxe jack uitgevoerd in bordeauxrood. Op de revers liet ik in goud het bekende logo met de twee duiven borduren. Er werden maar gelijk duizend stuks besteld, voor duizend taxichauffeurs. Ik heb ze allemaal persoonlijk een brief gestuurd met de uitnodiging om de komende woensdagmiddag vanaf één uur naar Singel 295 te komen. Bij inlevering van de brief konden zij een prachtig cadeau in ontvangst nemen. Ook vermeldde ik ‘en passant’ dat vanaf heden, vanwege de duurzame relatie, de commissie verhoogd werd naar honderdvijftig gulden voor iedere aangebrachte klant. (De bezoeker betaalde dit bedrag als entreegeld. Hiervoor werd hij niet alleen vorstelijk onthaald door onze gerant, maar ook al zijn consumpties waren hierbij inbegrepen, met uitzondering van de champagne. Het bier gaf ik weg.)

De taxi-optocht op deze bewuste woensdagmiddag was gigantisch. Het leek wel Sinterklaas. Een enorme chaos in de Amsterdamse binnenstad was het gevolg en ik werd benaderd door een verontruste politie-inspecteur die dacht dat er een demonstratie gaande was. Maar mijn doel was bereikt. Yab Yum stond weer in volle belangstelling bij de chauffeurs, en wel helemaal bovenaan.

==

Het rode jack en de commissieverhoging waren pas het begin van een grote, doelgerichte campagne. Nora moest nog meer relatiegeschenken uitzoeken.

Het werden klokken met het Yab Yum-logo, broekriemen met het Yab Yum-logo op de sluiting, speelkaarten met achterop het Yab Yum-logo, baseballpetjes met het geborduurde Yab Yum-logo. Het werd een ware rage bij de chauffeurs.

Met de bretels, waar Yab Yum-logo’s op geprint waren, hebben we nog geprobeerd een échte reclamestunt uit te halen. We stuurden een set naar Larry King van cnn, misschien wel de bekendste levende bretelsdrager ter wereld. Of hij de Yab Yum-bretels daadwerkelijk gedragen heeft is mij niet bekend, maar ik heb zijn broek nooit zien afzakken.

Na ongeveer een maand begon de tactiek zijn vruchten af te werpen, de klandizie trok aan. De dames waren weer heel tevreden, en ik uiteraard ook.

Het resultaat van deze actie was dat mijn branchegenoten ook meer moesten uitbetalen aan de chauffeurs en dus hun entreeprijs moesten verhogen. Bij Yab Yum was de prijs-kwaliteitverhouding nog steeds in orde, maar zij hadden nu echt een probleem. Hun entree was niet goed genoeg om 150 gulden te vragen.

De collega die dit allemaal had veroorzaakt, heb ik later nog bedankt. Zonder hem was ik misschien nooit zover gekomen.

==

In december van dat jaar heb ik samen met mijn vriend Fred Stoeltie, die ook belang had bij de samenwerking met de chauffeurs, een gigantisch feest gegeven. Wij hebben de heren wel vriendelijk doch dringend verzocht om hun aanhang deze keer maar thuis te laten. De chauffeurs werden bedankt voor de prettige en vooral lucratieve samenwerking in de afgelopen jaren, waarbij ik nogmaals benadrukte dat alleen door samen te werken een langdurige, vruchtbare relatie kon blijven bestaan. Voor oudejaarsdag mochten ze een fles Yab Yum-champagne komen ophalen. Natuurlijk weer een lange file op het Singel, vooral omdat er plotseling veel meer dan duizend chauffeurs waren. De mannen reden namelijk doodleuk een blokje om via de Spuistraat om daarna weer achter in de rij aan te sluiten.

In de daaropvolgende jaren werd het straatbeeld bepaald door taxi’s die uitgerust waren met daklichten waarop de twee duiven van ons logo prijkten. In de taxi zelf lagen de Yab Yum-hoofdkussentjes steevast op de hoedenplank en onze fraaie brochures pronkten in de dashboardstandaard.

Taxichauffeurs waren belangrijke vertegenwoordigers voor Yab Yum, waardoor ik vanzelfsprekend veelvuldig contact had met Dick Grijpink, de toenmalige directeur van de Amsterdamse Taxicentrale (tca). Ik ontmoette Dick voor de eerste keer toen ik, ter gelegenheid van het kerstfeest in 1996, voor het hele personeel van de tca een fles champagne (zilver label) kwam brengen en speciaal voor de directeur een magnum (diamant label) had meegenomen. Later liet hij mij weten dat de champagne uitstekend had gesmaakt.

Tijdens onze gesprekken passeerden tal van onderwerpen de revue, maar wat dikwijls terugkeerde, was het uit de hand gelopen commissieverhaal. Die commissie werd voor de chauffeurs een dermate belangrijke bron van inkomsten dat men van alles bedacht om ons te belazeren.

Het was gebruikelijk dat vaste klanten die lopend naar de club kwamen, geen entreegeld betaalden. Zij wisten namelijk dat hun entreegeld rechtstreeks naar de taxichauffeur ging. Het is meermalen gebeurd dat een taxichauffeur, soms urenlang, op de brug van het Singel op de loer lag om te kijken welke vaste klant vanaf het Spui te voet naar Yab Yum kwam. De ‘chauffeur’ wachtte dan een minuut of vijf en kwam vervolgens doodleuk zijn commissie opeisen. Tevergeefs natuurlijk, want wat wij niet incasseerden, betaalden we uiteraard ook niet uit.

Alsof dit nog niet erg genoeg is, waren de chauffeurs in kwestie vaak niet te beroerd om ook nog een hoop stampij te maken als zij zonder geld door de portiers werden weggestuurd. Vervolgens gingen ze ook nog bij Dick Grijpink hun beklag doen over de onrechtvaardige behandelding door ons personeel.

==

Ik kan mij nog een avond herinneren dat een chauffeur zes klanten in zijn oude Opel Rekord had gepropt om ze naar Yab Yum te brengen. Mogelijk heeft hij een schoenlepel gebruikt om de laatste in zijn auto te krijgen, want toen ze uit moesten stappen, lagen de heren volledig in de kreukels. Het heeft zeker een uur geduurd voordat ze weer een beetje op verhaal waren gekomen en hun aandacht op aangenamer zaken konden richten.

De chauffeur stond ondertussen met een uitgestreken smoel op zijn commissie te wachten. En dat waren dus negen flappen van honderd gulden, een bedrag dat gelijkstond aan meer dan een weekloon.

Zo moest je steeds op je hoede zijn en dat begon mij na verloop van tijd behoorlijk te irriteren. Ik heb tegen Dick vaak mijn ergernis geuit, maar hij nam het altijd op voor ‘zijn jongens’, zoals hij dat altijd zo mooi vaderlijk kon zeggen. En dit tegen beter weten in.

Dick was (niet alleen wat dat betreft) een eigenwijs baasje, maar hij compenseerde dit door hard te werken aan de verbetering van de kwaliteit van chauffeurs en taxi’s. Nieuwe selectiemethoden voor chauffeurs en moderne communicatiesystemen werden geïntroduceerd om de klanten van Yab Yum veilig en goed verzorgd naar hun hotel terug te brengen.

Hiervoor had Dick een kastje met een rode oproepknop bij onze receptie laten plaatsen, waarmee onze gerant met een simpele drukbeweging direct contact had met de vip-afdeling van de centrale. Zodoende hadden wij de zekerheid dat er altijd een nette, in kostuum gestoken chauffeur met een recente kwaliteitsauto, vaak een Mercedes, voor kwam rijden. En dit zonder wachttijden. Ik verschilde met Dick overigens nog weleens van mening over wat nu precies een nette chauffeur was.

==

De gesprekken met Dick waren vaak op het scherp van de snede, altijd constructief, maar vooral gezellig. Wij hebben samen onderweg een hoop plezier gehad, en uit onze samenwerking is een vriendschap ontstaan die tot op de dag van vandaag standhoudt. Mijn motto is: Vriendschap is zonder voorwaarden.

In mijn laatste jaren als eigenaar werd de relatie met de chauffeurs wat gecompliceerder. De fiscus had na twintig jaar bedacht dat we moesten opgeven aan welke chauffeur commissie was betaald. Dit hield in dat we dus moesten beginnen met het vragen van een ondertekende kwitantie aan de chauffeur in kwestie, waarbij we ook nog moesten controleren of hij de persoon wel was die hij beweerde te zijn.

Daar win je echt geen populariteitsprijs mee bij chauffeurs.

Het gevolg was dat de branchegenoten die bij de controle wat soepeler waren, meer klanten kregen dan degene die erg punctueel was.

Na deze maatregel van de fiscus heb ik mijn klanten gevraagd de entree van honderdvijftig gulden direct aan de chauffeurs te betalen, iets wat voor beide partijen redelijk gênant was. Het resultaat was dat ook deze regeling mij weer klanten kostte. Ik heb mij er altijd over verwonderd dat de belastingdienst meer dan twintig jaar nodig heeft gehad om dit te bedenken.

02 Fotokatern Heuft@3 1.pdf

02 Fotokatern Heuft@3 2.pdf

02 Fotokatern Heuft@3 2.pdf

02 Fotokatern Heuft@3 3.pdf

02 Fotokatern Heuft@3 3.pdf

02 Fotokatern Heuft@3 4.pdf

02 Fotokatern Heuft@3 4.pdf

02 Fotokatern Heuft@3 5.pdf

18.pdf

Adverteren doet begeren

Reclame maakte van Yab Yum een wereldmerk

om niet uitsluitend afhankelijk te worden van de taxichauffeurs zijn we begonnen op een andere manier reclame te maken. Ik kwam in contact met een goede reclameman en samen hebben we talloze leuke stunts uitgehaald, waardoor de naam Yab Yum in heel ons land, nee, zelfs wereldwijd, een begrip is geworden.

Wat ik altijd consequent heb gedaan, was luisteren naar mensen die talenten of vaardigheden hadden die ik ontbeerde. Ik kon daar altijd wel iets tegenover stellen, namelijk dat ik domweg direct mijn rekeningen betaalde. Op mijn kantoor stond wel een map ‘te betalen crediteuren’, maar die stond er alleen om mij eraan te herinneren dat een te betalen crediteur voor mij geen optie was. De enige ordner die goed gevuld was, was de map ‘crediteuren betaald’. Ik hou niet van schulden en vond deze werkwijze prettig en overzichtelijk. Een ander groot voordeel hiervan was dat men graag zaken met mij deed en Yab Yum aangeschreven stond als een instituut dat ‘zo betrouwbaar was als een Nederlandse bank’. Als er de afgelopen jaren één ding duidelijk is geworden, dan is het wel dat Yab Yum in werkelijkheid aanzienlijk betrouwbaarder was dan de gemiddelde Nederlandse bank.

Toch had ik toentertijd een groot probleem, want hoezeer ik ook bekendstond om mijn betrouwbaarheid, vanwege het stigma op mijn beroepssector kon ik niet terecht bij de gevestigde reclamebureaus. Ik moest op zoek naar een alternatieve manier om reclame te maken. Als het linksom niet lukt, dan maar rechtsom, dacht ik.

==

Het begon allemaal bij mijn kapper, Tonny Nietveld op de Leidsekade. Daar liet ik mij niet alleen knippen, maar ook meteen scheren. De kappersstoel werd dan, net als bij de tandarts, volledig achterovergekanteld en met een origineel, vlijmscherp scheermes verwijderde Tonny het overtollige baardhaar. Je ziet dit fenomeen nog weleens in een Amerikaanse maffiafilm die zich afspeelt in de jaren twintig, waarbij de klant over het algemeen de scheerbeurt niet overleeft. Dat ging bij Tonny gelukkig anders.

Op een goede dag lag daar naast mij Peter Knegjens, de grootste woordkunstenaar uit zijn tijd en een briljant sportpresentator.

Man van momenten die ik ben, kreeg ik op dat moment een ingeving.

Ik vroeg hem: ‘Peter, wat betaal jij eigenlijk aan huur per maand – inclusief gas en elektra?’

Ik zag hem denken en hoorde bij wijze van spreken zijn telmachine ratelen. Accuraat als hij was, kwam hij met een duidelijk antwoord: ‘Dat zal duizend gulden per maand zijn, all-in.’ Kennelijk kon hij beter vermenigvuldigen dan delen, maar ik antwoordde stoïcijns: ‘Die krijg je vanaf nu van mij, maar je moet er natuurlijk wel iets voor doen. Vanaf vandaag moet je elke dag een spreuk bedenken voor Yab Yum, en die spreuk moet slaan op de actualiteit van de dag. Dit voor elke dag van de week, behalve natuurlijk op zondag.’

Even trok hij een nadenkend gezicht, maar hij antwoordde al snel: ‘Dat is goed. Ik weet er zelfs al een. Die heb ik een tijdje terug voor een openhaardenfabrikant gemaakt met de naam “Harms”. Die heeft hem niet gebruikt. De slogan was: “Harms, wat heet!” ’

Zo was in die kappersstoel de eerste slogan geboren: yab yum, wat heet! Tevreden stelde ik vast dat we op één lijn zaten, en op dat moment ontstond er een aangename samenwerking die tot zijn dood heeft geduurd.

Aanvankelijk kwam hij zich aan het eind van elke maand melden op Singel 295 om zijn geld in ontvangst te nemen. Na een maand of drie stond hij op een dinsdag om vier uur ’s middags op de stoep bij Yab Yum. Op dat moment liep er net een kennis van hem langs.

Die gaf hem een vette knipoog en riep: ‘Heee, Petertje. Veel plezier, jongen!’

Peter was voor het eerst van zijn leven sprakeloos. Men moest toch begrijpen dat een keurige heer zoals hij Yab Yum slechts zou bezoeken als daar een dringende ‘zakelijke’ reden voor was! Hij nam echter het zekere voor het onzekere en ik heb hem na die dinsdag niet meer gezien bij onze zaak. De spreuken werden per post afgeleverd. Ik zocht hem uiteraard regelmatig op om hem de afgesproken vergoeding te doen toekomen.

Op hoge leeftijd heeft hij me toch nog te pakken gehad. Elke twee maanden belde hij me op met de boodschap dat hij voor mijn vrouw een bloemetje had gekocht om mij eraan te helpen herinneren dat we samen een overeenkomst hadden. Hij leverde toen al jarenlang geen slogans meer, maar dat deed volgens hem niet ter zake. Ik gunde het hem graag, dus ik ging keurig op bezoek met de afgesproken tweeduizend gulden. Hij opperde soms dat er eigenlijk een inflatiecorrectie moest worden toegepast, maar dat vond ik dan weer wat erg ver gaan. Dus had hij een ander plan bedacht. Hij presteerde het om me soms na één maand te bellen, in plaats van twee, met als resultaat dat een jaar niet uit twaalf, maar uit veertien maanden bestond.

Toen ik hem daar een keer op wees, zei hij met een guitige blik in zijn ogen: ‘Is dat zo, Theo? De leeftijd begint mij kennelijk een beetje parten te spelen. Ik word wat vergeetachtig...’

==

Goed, de gevonden tekstschrijver was één deel van de oplossing. Nu het tweede deel nog, want nergens was er een respectabel blad dat advertenties van Yab Yum wilde plaatsen. Ik kon maar bij één krant terecht en dat was De Telegraaf, op de Speurderspagina. Met enig kunst- en vliegwerk had men een rubriek gevonden waarin mijn boodschap leek te passen. Dat werd de rubriek ‘Diverse lessen en clubs’. Daar viel verder niet over te praten. Ik mocht God op mijn blote knieën danken dat ik daar mocht adverteren. Knegjens bedacht voor personeelsadvertenties teksten als: ‘Yab Yum. De vrouw die haar financieringstekort zelf wel aanpakt, belt nu Theo Heuft’ (gevolgd door mijn telefoonnummer), en: ‘De vrouw die graag vermogensbelasting wil betalen...’

Maar ik wilde meer!

Uit mijn carrière als verkoper had ik het idee overgehouden dat ik gevoel had voor potentiële bestsellers. Toen ik dan ook de mogelijkheid kreeg om de alleenverkoop van een bijzonder soort sleutelhangers (met terugbezorggarantie bij verlies) in handen te krijgen, zag ik daarin voor mijn zoon Kees een mooie kans om zijn carrière mee te beginnen. (Tot op de dag van vandaag neemt hij me dat nog kwalijk en kan hij geen sleutelhanger meer zien.)

John Rosinga stond in de beginjaren van Yab Yum bekend als getalenteerd reclamefilmer. Hij produceerde onder andere de toen beroemde Peter Stuyvesant-filmpjes. Daarnaast was hij ook een liefhebber van lekker eten, zodat hij zich al snel kwam melden toen wij ons prachtige restaurant La Duchesse openden. Hij nam zijn makker Harre Slokkers vaak mee, ook al een erkende lekkerbek. Deze was eveneens producer en had daarnaast een kookprogramma op tv.

Ik kwam met Harre aan de praat en vroeg of hij niet iemand kende die mij kon helpen bij het maken van promotiemateriaal voor mijn sleutelhangers. Ik had tienduizend van die dingen in mijn kantoor liggen en daar wilde ik wel graag van af.

Daar wist hij gelukkig wel iemand voor. Hij had een goede vriend, ene Leo Stumpel. Leo en ik spraken af in de club. Ik gaf hem een korte rondleiding, waarbij hij een zeer gezonde nieuwsgierigheid aan de dag legde. Hierna legde ik hem uit wat mijn bedoeling was met de sleutelhangers.

De man keek mij neutraal aan terwijl ik tegen hem praatte. (Later vertelde hij me dat hij al zijn acteertalenten had moeten aanspreken om niet in schaterlachen uit te barsten.) Hij beloofde erover na te gaan denken. We maakten een afspraak op zijn kantoor voor een paar dagen later, als hij hopelijk uitgedacht was.

Leo heeft uiteindelijk wel geprobeerd om er wat van te maken, maar we raakten die verdomde sleutelhangers aan de straatstenen niet kwijt. Dit zou nooit, maar dan ook echt nooit iets kunnen worden.

Zo kwamen wij in gesprek over de club en wat reclame zou kunnen betekenen. Leo, groot geworden met reclame voor 06-nummers, kwam met heel goede ideeën om niet alleen voor de club, maar ook voor het merk Yab Yum reclamemateriaal te ontwikkelen.

Ik kende uit de club al aardig wat reclamemensen, want de reclamewereld was over het algemeen goed vertegenwoordigd in Yab Yum. Hoewel ik deze heren wel tot mijn geachte klanten mocht rekenen, was er natuurlijk geen sprake van dat deze nieuwe miljonairs mij tegelijkertijd als potentiële klant voor hun succesvolle bureaus beschouwden. Onze vertrouwelijke relatie eindigde steevast op het moment dat zij een pepermuntje in hun mond staken en de rits van hun Armani pantalon controleerden bij de uitgang van Yab Yum.

Aangezien ik dus redelijk bekend was met het uitgavenpatroon van een aantal van Leo’s collega’s, was ik zeer benieuwd naar de wensen van Leo ten aanzien van zijn honorering.

Hij legde mij uit dat veel bureaus van alle kanten meesnoepten; opslagpercentages op alle inkopen plus dure urendeclaraties. Dit, zo legde hij uit, waren alleen nog maar de zichtbare inkomsten. Daarnaast kregen de bureaus ook nog vaak kwantumkortingen van de media en kickbacks van drukkers, fotografen en filmmakers.

Ik was kennelijk niet de enige die illusies verkocht.

Bij hem ging dat er gelukkig heel anders aan toe, zo zei hij. Kortom: we spraken af dat hij uitsluitend betaald zou worden voor wat hij daadwerkelijk deed. Er werd vooraf een begroting gemaakt en overschrijdingen waren voor zijn risico.

Met zijn aanpak had Leo redelijk veel succes, want zijn bureau Catchline had een breed scala aan grote en gerenommeerde klanten.

Dat was het begin van een vruchtbare samenwerking en mooie vriendschap. We begrepen elkaar met weinig woorden. Dat heeft misschien ook te maken met het feit dat wij allebei uit een keurig rooms middenstandsmilieu kwamen. Samen bewandelden we met succes het smalle pad tussen ondeugendheid en ranzigheid, maar wel op zo’n manier dat mijn omzet in redelijk korte tijd verdubbelde. De merknaam Yab Yum werd steeds bekender, met als resultaat dat de club na al die jaren wereldwijd een begrip geworden is. Het heeft me veel geld gekost, maar het was elke cent waard.

==

Algauw hadden we een geolied systeem van adverteren in De Telegraaf. De grote truc was dat wij rond de tekstregel veel witruimte inkochten. Waar de hele pagina volgepropt stond met grijze tekstblokjes, werd de eyecatcher van Yab Yum in ruime mate omringd door maagdelijk wit. Die eyecatcher was een dagelijks nieuwe tekst, scherp, spitsvondig en natuurlijk een tikkeltje ondeugend. Die teksten werden steeds per maand voorbereid en aan mij voorgelegd. Als de actualiteit er aanleiding toe gaf, kon de tekst voor de volgende ochtend aangepast worden.

Heel Nederland sprak erover in de jaren tachtig. Velen zochten ’s?ochtends eerst de Speurderspagina op om te kijken naar de spreuk van de dag. Men wees elkaar op de leukste en origineelste. Op kantoren en in werkplaatsen werden ze uitgeknipt en aan de muur gehangen. De rage ging zelfs niet voorbij aan gemeentehuizen en ministeries. Het is bekend dat minstens een van de ministers ze verzamelde.

De populariteit nam dergelijke vormen aan, dat we besloten om aan het eind van het jaar de Yab Yum-scheurkalenders te introduceren; elke dag van het jaar een blaadje met een bij die dag passende Yab Yum-tekst. Ze werden een succes, vooral met Sinterklaas en Kerstmis werden ze veel cadeau gegeven.

Een aantal van de leukste Speurders komt u in dit boek tegen bij wijze van hoofdstuknummering. Dat leek me terecht omdat ze de basis hebben gevormd van de bekendheid van Yab Yum.

==

Op een ochtend, inmiddels meer dan tien jaar later, werd ik wakker en zag dat er zo’n vijfentwintig gemiste oproepen op m’n telefoon stonden. Ik schrok even en vroeg me af wat er in hemelsnaam gebeurd kon zijn. Ik had geen flauw idee, tot ik de krant uit de bus haalde. Daar zag ik op de voorpagina, over de volle breedte de naam van mijn bedrijf:

==

yab yum sleutelrol in beursfraudezaak

==

Het was de ochtend van 31 oktober 1997. Ik had me nooit zo geïnteresseerd voor hoe de mensen die bij mij kwamen hun geld verdienden en heb ze het in elk geval nooit specifiek gevraagd. Maar het schijnt dat in mijn zaak veel ontmoetingen plaatsvonden tussen mensen die hetzelfde beroep hadden.

In die tijd werden de Speurders die ik in De Telegraaf plaatste nog altijd met grote aandacht bekeken. Tijd om dus meteen mijn reclamebureau te bellen. De volgende ochtend stond er, aanhakend bij het artikel over de beursfraude, de volgende annonce in de krant:

==

U hebt het kunnen lezen.

Bij Yab Yum wordt heel veel over geld gesproken.

==

Het zou dus ook voor ú heel interessant kunnen zijn

om daar binnenkort eens wat zaken te gaan doen.

19.pdf

Millésimé, monsieur!

Ik ga in zaken met de koningen van de champagne

mijn laatst overgebleven participant noemen we hier Hans; hij had namelijk een even ongebreidelde fantasie als de sprookjesschrijver Hans Andersen. Op talloze manieren zorgde hij ervoor dat ik niet altijd even trots op hem was, en dan druk ik mij nog heel zacht uit. Dat was niet alleen omdat hij niet zo chic was, sterker nog, vaak gedroeg hij zich ronduit als een onbeschofte kinkel. Toch heb ik van zijn ongelooflijke botheid zo op zijn tijd ook veel plezier gehad. Zoals toen ik in zaken ging met de koningen van champagneland.

==

Het ging fantastisch met de club en de omzet nam gigantische vormen aan. Op een dag realiseerde ik me dat ik misschien wel de grootste afnemer in Nederland geworden was van Veuve Cliquot-champagne. Een goede reden, leek mij zo, om eens met de importeur te gaan praten over de inkoopprijs. Ik werd met alle egards ontvangen. Vanzelfsprekend kon er gepraat worden! Men was zelfs bereid om de zaak op te nemen met het champagnehuis.

Na ampel beraad kwam de importeur met een geweldig voorstel, tenminste, dat vond hij. Van de inkoopprijs per fles (als ik me goed herinner was dat toen iets van zestig gulden) kon wel één gulden af. Eén hele gulden!

Ik vroeg of ik hem wel goed had verstaan. Dat bleek zo te zijn. Ik heb hem alleen maar aangekeken en ben weggegaan. Wie het onderste uit de kan wil, krijgt het lid op de neus: vanaf dat moment heb ik geen zaken meer met hem gedaan.

==

In 1984 waren we in een situatie beland waarin alles eigenlijk op rolletjes liep. En dat zijn nu juist altijd de momenten waarop ik onrustig werd. Als alles goed gaat, was mijn gedachte, dan kan het vast en zeker nog wel een stuk beter. Ik ging dus weer in gesprek met mijn reclameman.

‘Wat kunnen we nu nog bedenken?’ vroeg ik hem.

‘Je zei laatst toch,’ antwoordde hij, ‘dat je een van de grootste afnemers van champagne bent in Nederland?’

‘Groter dan de klm,’ stelde ik. Niet dat ik dat ooit gecheckt had, maar ik vond het wel een mooi statement. ‘En als het nog niet zo is, moet het in de toekomst maar zo worden.’

‘Man, je moet je eigen merk champagne introduceren!’ zei Leo en keek mij triomfantelijk aan. ‘Het mes snijdt aan twee kanten: je koopt rechtstreeks in – dat scheelt je meteen de marge van de importeur – en, nog veel belangrijker, met Yab Yum Champagne mag je wél in alle media reclame maken. We gaan ermee op tv en in alle tijdschriften. Yab Yum wordt het eerste bordeel van de wereld waarmee dat gebeurt.’

Ik vond het zelf ook een gouden idee. Gek, dat ik er zelf niet opgekomen was.

Er werden afspraken gemaakt met twee van de belangrijkste Franse champagnehuizen, te weten Heidsieck en Taittinger. Leo, Hans en ik trokken gezamenlijk naar Reims en verbleven daar in een eersteklas hotel. Voor de avonduren hadden Hans en ik twee ‘hulpverloofdes’ uitgenodigd. Leo was een beetje saai en had zijn vrouw meegenomen. We hebben in het sterrenrestaurant dat de hotelgids ons aanraadde zo verschrikkelijk lekker gegeten, dat Hans informeerde of er van die gids ook een Engelse versie bestond. En dan een voor alle landen ter wereld. Hij wilde het nooit voor minder doen.

==

De volgende ochtend vervoegden we ons op het landgoed van de firma Heidsieck. Een keurig geklede assistent kondigde aan dat wij even later natuurlijk ‘ze caves’ gingen bezoeken, maar dat de ‘pee dee zjee’ van het concern nu speciaal tijd had vrijgemaakt om met ons over de zaak te praten.

‘Wat is een pee dee zjee?’ vroeg ik fluisterend aan Leo.

‘Dat is de allerhoogste baas,’ bromde hij terug. Leo sprak immers een beetje Frans. Dat had ik de avond ervoor in elk geval gemerkt bij het bestellen van het diner en de wijnen.

We werden een monumentale vergaderzaal binnengeleid waar een teergebouwde zestiger met goedgekapt grijzend haar ons hartelijk de hand drukte. In keurig Engels met een charmant Frans accent deelde hij ons mee dat alles wat we zagen authentiek was. Een deel stamde zelfs uit de achttiende eeuw. Hier had zich, zo moesten we weten, tweehonderd jaar historie van ’s werelds godendrank afgespeeld.

Ik trapte Hans tegen zijn enkel, omdat hij een royale gaap kennelijk niet kon onderdrukken.

De Fransman vond het buitengewoon jammer voor ons dat wij geen gebruik wilden maken van die faam, die roem, dat gevoel van kwaliteit, die in die tweehonderd jaar zorgvuldig door het merk waren opgebouwd.

‘Wat bedoelt u daar precies mee?’ vroegen we niet-begrijpend. Nu ja, hij was gebrieft door zijn keurig geklede assistent dat wij de denkfout hadden gemaakt wel zijn product te willen afnemen, maar daar ons eigen etiket op wilden plakken. Dat zou natuurlijk je reinste kapitaalvernietiging zijn, dacht hij zo, terwijl wij de met zorg opgebouwde naam en faam, inclusief tweehonderd jaar geschiedenis, er gratis bij konden krijgen. Hierna zweeg hij veelzeggend en keek ons enigszins hautain en beschuldigend aan.

Ons groepje wisselde enige bezorgde blikken uit. Hans keek de pee dee zjee ongeduldig aan en nam het woord. Hij sprak een soort Amerikaans dat hij opdeed toen hij, naar eigen zeggen, op zijn zeventiende met een zip gun op zak door Amerika trok.

‘You know,’ zei hij knauwend, ‘we have a men’s club. We don’t have time for many generations. Our sons will not join us in the running of our club. We just want to have our own brend of zjempeen!’

Er viel een diepe stilte. De pee dee zjee zuchtte diep, trok zijn jasje recht en keek ons met een meewarige glimlach aan. Ik dacht op dat moment dat hij ons eruit zou gooien, maar ik vergiste me schromelijk. Hij was meer zakenman dan ik dacht.

‘In zet case,’ sprak hij opgewekt als een volmaakte imitatie van inspecteur Clouseau, ‘we go to ze second option: your own brand!’

Yab Yum-champagne was geboren. Een nieuw tijdperk in de geschiedenis van de club.

De ontvangst werd steeds hartelijker en gastvrijer van toon. Wij werden door de rechterhand van de oude Fransman rondgeleid om een indruk te krijgen van het productieproces. Daarvoor daalden we een enorme hoeveelheid trappen af naar de diep in de kalklagen uitgegraven kelders. Dit tot grote ergernis van Hans: hij morde en eiste op hoge toon dat hij terug omhoog moest met een lift. Pech voor hem, want er was natuurlijk geen lift. Als compensatie amuseerde hij zich door buiten het zicht van de rondleider hier en daar een flesje een kwartslag te draaien – hij had gehoord dat de flessen zorgvuldig in een bepaalde stand lagen zodat ze geregeld met de hand een slagje gedraaid konden worden. Zijn ergernis nam ernstige vormen aan toen we ook enkele nieuw uitgegraven kelders bezochten. Die waren namelijk zo nieuw dat er nog een laag kalkwater op de vloer stond, wat een heftige aanslag betekende op zijn handgemaakte slangenleren schoenen.

==

Over de tafelmanieren van Hans zou ik een apart hoofdstuk kunnen schrijven. Maar zijn gemoed herstelde in elk geval zienderogen tijdens de copieuze lunch in de eigen herberg van Heidsieck, die romantisch verscholen lag tussen de wijnvelden. Een mooie gelegenheid om de diverse récoltes en vendanges te proeven – deze eersteklas champagnes hadden net als goede wijnen het jaartal van de pluk op het etiket vermeld staan.

De lunch was zo’n doorslaand succes dat we enigszins katerig maar voldaan aankwamen bij onze middagafspraak: bij Taittinger.

De ontvangst daar achtten wij beneden alle peil. Niet de pee dee zjee zelf ontving ons, maar een jongmens dat voor diens rechterhand moest doorgaan. Er stond een wat slungelige knul, die in gebroken Engels voorstelde aan te sluiten bij enkele dikke Amerikaanse toeristen van middelbare leeftijd, gekleed in de bekende bontgekleurde Bermuda’s en sportschoenen, die die middag een rondleiding in de kelders zouden krijgen. Hans kreeg haast ter plekke een rolberoerte, maar beperkte zich er in dit geval toe om in zijn Amerikaans te melden dat dat niet op prijs gesteld werd. De assistent verstond hem niet, maar aan zijn gezicht te zien begreep hij Hans wel.

We vroegen of we niet onmiddellijk tot een zakelijk gesprek konden overgaan.

‘Je regrette, messieurs,’ zei de slungel, ‘het is echt spijtig, maar de heer Taittinger bekleedt op dit moment de functie van minister van Handel en heeft dientengevolge werkzaamheden in Parijs.’ Aan Hans ontlokte dit de opmerking dat deze werkzaamheden toch nooit belangrijker konden zijn dan ons hoog bezoek aan zijn nederige champagnehuis.

De jongeman wist niet waar hij het had. Hij wilde nog wel kwijt dat wij voor die avond uitgenodigd werden voor een maaltijd op het château, ‘monsieur le Ministre’ zou dan in hoogsteigen persoon aanwezig zijn.

We maakten hem duidelijk dat wij van deze unieke invitatie geen gebruik zouden maken, maar als ‘le ministre’ ons wilde spreken, was hij ’s avonds welkom in ons hotel. We waren namelijk een beetje vermoeid en wilden er ’s avonds niet meer op uit. Bovendien had ik nog geen behoorlijk gesprek gehad met mijn verloofde.

Begrijpelijkerwijs heeft minister Taittinger zich niet meer gemeld en besloten wij ter plekke dat we met Heidsieck in zee zouden gaan. Zeker gezien de hoogte van de inkoopprijzen die voor ons uitkwamen op ongeveer een derde van wat de Veuve Cliquot ons kostte (zelfs na de zo royaal aangeboden gigantische kwantumkorting van één gulden per fles).

==

In 1995 hebben we – vergevingsgezind als we zijn – trouwens nog een unieke zaak gedaan met Taittinger. Claude, de zoon van die toenmalige minister, presenteerde in restaurant Savelberg de negende editie van de beroemde kunstenaarsserie. Deze keer was het de eer geweest aan de kunstenaar Matta om van de champagneflessen kunst te maken.

In het jaar 2000 zou namelijk de magnum Prélude (millésimé 1999) in een beperkte oplage van tweeduizend flessen worden uitgebracht. Zonder er verder bij na te denken, bestelde ik voor de club zeshonderd flessen. Het tegensputterende commentaar van de zoon uit dit roemrijke geslacht – namelijk dat dit een veel te groot deel van de totale oplage was – beantwoordde ik met de mededeling dat hij onmiddellijk contant betaald zou worden. Dat vond onze Claude toch wel bijzonder aangenaam. De deal werd gesloten en vanaf die tijd werden de handbeschilderde flessen in de club voor 2500 gulden per fles verkocht. Daarnaast stond op de champagnekaart de Taittinger Prestige die ‘slechts’ een armzalige 1250 gulden kostte. De flessen waren zo gewild dat menige klant met de lege fles onder zijn arm het pand aan het Singel verliet.

==

Nog even terug naar de beginsituatie midden jaren tachtig. We haalden een proefoplage Heidsieck in huis en dat draaide meteen uit op een enorme mislukking. De meisjes kregen er hoofdpijn van. Veel klanten kregen een déjà vu en dachten dat ze weer thuis bij moeder de vrouw waren. Dat kon dus echt niet.

We gingen opnieuw naar Reims, deze keer vergezeld van een ambitieuze wijnhandelaar uit de Beethovenstraat. We hadden namelijk van onze reclamemensen gehoord dat hij de vertegenwoordiging had van een klein, exclusief champagnehuis. Dat wilden we graag eens uitproberen.

De keuze van het hotel en restaurant lieten we weer graag over aan de reclamemensen. Zij waren erachter gekomen dat op het terrein van Lanson, een dochtermerk van Moët & Chandon, zojuist door een driesterrenchef een tophotel was geopend.

Het hotel was fonkelnieuw en onberispelijk. De kamers werden als het ware door ons ingewijd. Als het ware, want de chef vertelde ons dat hij in de periode voor de opening in elke kamer met zijn vrouw – een charmante blondine die voor mijn gevoel best in een Parijse versie van Yab Yum geschitterd had kunnen hebben – een nacht had doorgebracht. Ik vond dat zo’n schitterend idee dat ik dat bij Yab Yum ook consequent ben gaan doen. Er waren zelfs mensen die dachten dat ik de club zo vaak verbouwde om een reden te hebben weer eens als testpiloot op te treden.

De kwaliteit van hotel en restaurant was één onophoudelijke zinnenprikkeling. We genoten er met volle teugen. De wijnhandelaar uit de Beethovenstraat zei na afloop met tranen in zijn ogen dat hij niet wist dat eten zo verrukkelijk kon zijn.

De eigenaar van het champagnehuis, Bruno Paillard, was een sympathieke man en zijn prijzen waren dat ook. Godzijdank viel de test in de club ook positief uit ten aanzien van de hoofdpijn.

Zo ontstond de eerste serie Yab Yum-champagnes.

Door gebrek aan ervaring en ook vanuit een soort verlekkerdheid gingen wij van start met een heel breed assortiment. Wij hadden de brut, de blanc de blanc en rosé zowel in normale maat als in magnum. Daarnaast presenteerden wij natuurlijk nog de millésimés, de superieure kwaliteitschampganes met jaartal. Vanaf dit moment werden alle flessen voorzien van schitterende, eigen etiketten. We voerden een rijk uitgevoerde champagnekaart met klinkende omschrijvingen en – niet onbelangrijk – minstens zo klinkende prijzen. Een lust voor het oog, een streling voor de tong en een waar genot voor onze portemonnee.

==

Zo’n bijzonder assortiment moest natuurlijk op gepaste wijze worden geïntroduceerd. Daarvoor bedachten we dat de culinaire pers uitgenodigd moest worden. Er waren toen nog niet van die gespecialiseerde wijnschrijvers, zoals je nu in elk huis-aan-huisblad kunt aantreffen, dus nodigden we de hele culinaire pers uit in wat bekendstond als een van de beste restaurants van Nederland: De Hoefslag van Gerard Fagel. Gerard was een sublieme gastheer, een topjongen die altijd in was voor iets bijzonders. Hij had ook een hele beroemde chef, Wulf Engel, die bij elke variant van onze champagne een gerechtje samenstelde. De culinaire pers kwam en er werd blind van de champagne geproefd. De waardering was unaniem. Men constateerde dat het hier een topmerk betrof – tot het merk Yab Yum bekendgemaakt werd! Enkele oudere dames in het journalistenkorps waren hevig geschokt. In kranten en tijdschriften werd de dagen erna veel aandacht besteed aan het nieuwe merk champagne en dat was precies onze bedoeling.

Daarnaast hadden we een stijlvolle tv-commercial laten maken. Je zag een luxe interieur, een mooie vrouw en een knappe man die oogcontact met elkaar hadden. De vrouw deed haar oorbellen uit, en met het ploppen van de kurk spoot er uit de flessenhals een daverend vuurwerk. De afsluitende slogan luidde: ‘Yab Yum. Champagne voor liefhebbers. Verkrijgbaar op Singel 295, Amsterdam.’

De champagne maakte het ons mogelijk te adverteren in media waar we als club geen toegang toe hadden, bijvoorbeeld Playboy, een hele pagina in De Telegraaf en vele andere media. Het belangrijkste van alles was natuurlijk dat er overal in het land vrijuit over Yab Yum gesproken kon worden.

Voor de wijnhandelaar uit de Beethovenstraat was het waarschijnlijk de mooiste deal van zijn leven. Wij bestelden de champagne, leverden de etiketten aan Paillard, ontvingen rechtstreeks de zending uit Frankrijk en betaalden de slijter op de dag van ontvangst. Hij hoefde er niets voor te doen en ontving toch zijn marge!

Dat het niet jarenlang zo is doorgegaan had hij echt aan zichzelf te wijten. Bruno Paillard kwam naar Nederland en een aantal afnemers, dat gezamenlijk slechts een fractie omzette van wat Yab Yum deed, werd uitgenodigd voor een ontvangst in het Hilton.

Daar had men mij kennelijk liever niet bij.

Ik heb de wijnhandelaar dat zo kwalijk genomen dat ik direct een einde aan onze zakelijke relatie heb gemaakt. Ik heb een hekel aan huichelaars. Zelf ben ik altijd consequent uitgekomen voor wat ik deed en hij was op dat moment niet consequent tegenover mij en Yab Yum.

Misschien voelde deze meneer zichzelf te ‘natjes’ voor de Yab Yum, maar hij was niet te ‘natjes’ om ons geld te incasseren.

Een dag later loste ik met Otto Lenselink, een bekende wijnverkoper en levensgenieter, twee problemen in één klap op. Er werd niet meer afgenomen van Paillard en Lenselink leverde een mooie crémant, die we in drie versies aanboden: Zilver, Goud en Diamant. De meisjes werden op die manier niet meer ziek van alle verschillende soorten champagne. Deze crémant was overigens van uitmuntende kwaliteit en kon wedijveren met de beste champagne.

Een champagne moet uit de regio Champagne komen om de naam champagne te mogen dragen en een crémant kan overal vandaan komen. Het verschil in prijs komt door de enorme reclames die voor de champagnes gemaakt worden, verder is er geen verschil. De crémant die wij schonken was per fles een tientje goedkoper dan de champagne die we eerst hadden, maar dat tientje maakte voor ons uiteraard niets uit. De klant beschouwde de keuze uit Zilver, Goud of Diamant als de uitreiking van een medaille: als hij de dame leuk vond, gaf hij zilver, vond hij haar geweldig, dan goud, en in sommige gevallen bestelde hij diamant voor haar. Hij begreep heel goed dat de dames aan de crémants meeverdienden. Iedereen weet dat zo’n vorm van honorering gebruikelijk is in dit soort clubs.

Daarnaast hebben we altijd de Taittinger Méllisimé gevoerd à 1250 gulden, een bijzondere champagne die we in speciale glazen en op een zilveren dienblad serveerden, want men wilde zich in de club toch duidelijk profileren tegenover andere aanwezigen. Het nieuwe drankbeleid pakte niet wat je noemt slecht uit. De totaalomzet steeg tot tienduizend flessen per jaar en was groter dan die van de kamerverhuur.

Yab Yum. Het beroemdste bordeel van de wereld
Yab-Yum-a.xhtml
Yab-Yum-b.xhtml
Yab-Yum-c.xhtml
Yab-Yum-d.xhtml
Yab-Yum-e.xhtml