19 - Nogmaals Baley
80 * Van een afstand zag Baley ze gaan. Al waren Amadiro en de Voorzitter samen gekomen, ze gingen nu afzonderlijk weg.
Fastolfe had ze uitgeleide gedaan en kwam nu terug, zonder een poging te doen zijn geweldige opluchting te verbergen. 'Kom, meneer Baley,' zei hij. 'U luncht met mij en daarna vertrekt u zo vlug mogelijk naar Aarde.'
Zijn robotpersoneel was daar al duidelijk voorbereidingen voor aan het treffen.
Baley knikte en zei cynisch: 'De Voorzitter bedankte mij toch nog, al kreeg hij het bijna niet over zijn lippen.'
'U hebt geen idee hoeveel eer u gekregen hebt,' zei hij. 'De Voorzitter bedankt vrijwel nooit iemand - maar ja, niemand bedankt ooit de Voorzitter. Het wordt altijd aan de geschiedenis overgelaten om Voorzitters te eren en deze is al meer dan veertig jaar in functie. Hij is nukkig en humeurig geworden; dat gebeurt altijd met Voorzitters in hun laatste decennia.
Maar, meneer Baley, ik dank u nogmaals, en ik dank u namens Aurora. U zult nog meemaken, zelfs in uw korte leven, dat de Aardlingen uitzwermen, de ruimte in, en wij zullen u helpen met onze technieken.
Hoe het u gelukt is in tweeënhalve dag - korter nog - die knoop van ons te ontwarren, meneer Baley, kan ik me niet voorstellen. U bent een wonder... Maar kom, u wilt u natuurlijk wassen en opfrissen. Ik in elk geval wel.'
Voor het eerst sinds de aankomst van de Voorzitter had Baley tijd om ergens anders aan te denken dan aan zijn volgende zin. Hij wist nog steeds niet wat er drie keer bij hem opgekomen was; de eerste keer bij het inslapen, daarna toen hij buiten bewustzijn raakte, en tenslotte in de ontspannenheid na de paring. 'Hij was er het eerst!' Het betekende nog steeds niets, maar desondanks had hij voor de Voorzitter zijn bewijs geleverd en de feiten voor hem uitgestald. Kon het dan wel iets betekenen, als het deel uitmaakte van iets wat er niet in paste en niet nodig leek? Was het onzin?
Het bleef in zijn achterhoofd kriebelen en hij kwam aan de lunch als overwinnaar zonder een echt gevoel van overwinning. Vaag had hij het gevoel dat hij de plank had misgeslagen.
Zou de Voorzitter zich wel aan zijn beslissing houden? Amadiro had de strijd verloren, maar hij leek er de man niet naar om ooit helemaal op te geven. Als je hem geloofde en aannam dat hij meende wat hij zei, namelijk dat hij niet gedreven werd door ijdelheid maar door zijn idee van Aurorisch patriottisme, dan kon hij niet opgeven.
Baley vond het nodig Fastolfe te waarschuwen. 'Dr. Fastolfe,' zei hij, 'ik denk niet dat het voorbij is. Dr. Amadiro zal blijven vechten om de Aarde erbuiten te houden.'
Terwijl de gerechten werden opgediend knikte Fastolfe. 'Ik weet dat wel. Dat verwacht ik van hem. Maar ik ben nergens bang voor als die kwestie van Janders buiten-werking-stelling blijft rusten. Buiten dat weet ik zeker dat ik hem in de Wetsraad altijd aankan. Wees maar niet bang, meneer Baley, Aarde gaat meedoen. Ook hoeft u persoonlijk geen gevaar te vrezen van een wraakzuchtige Amadiro. Voor de zon ondergaat bent u van deze planeet af, op weg naar Aarde... en Daneel zal u natuurlijk vergezellen. Bovendien krijgt u van ons een rapport mee dat u opnieuw een flinke promotie zal bezorgen.'
'Ik kijk ernaar uit,' zei Baley, 'maar ik hoop dat ik tijd zal krijgen om afscheid te nemen. Ik zou graag... Gladia nog eens treffen en afscheid nemen van Giskard, die afgelopen nacht mij misschien wel het leven heeft gered.'
'Dat kan natuurlijk, meneer Baley. Maar eet toch, eet u toch.'
Baley at wel, maar genoot er niet van. Net als de confrontatie met de Voorzitter en de daarop volgende overwinning was het eten merkwaardig smaakloos. - Hij had niet hoeven te winnen. De Voorzitter had hem de mond moeten snoeren. Amadiro had zonodig vierkant kunnen ontkennen. De hele wereld zou dat geaccepteerd hebben tegenover het woord - of de redenering - van de Aardling.
Maar Fastolfe was in een juichende stemming. 'Ik had het ergste gevreesd, meneer Baley,' zei hij. 'Ik was bang dat de bijeenkomst met de Voorzitter te vroeg kwam en dat u niets kon zeggen om iets aan de toestand te doen. Toen ik u hoorde praten was ik een en al bewondering. Elk moment verwachtte ik dat Amadiro zou verklaren dat het zijn woord was tegen dat van een Aardling, die ten slotte onafgebroken in verdwaasde toestand was doordat hij zich op een vreemde planeet bevond, in de open-'
'Met alle respect, dr. Fastolfe,' zei Baley koeltjes, 'ik was niet onafgebroken in verdwaasde toestand. Gisteravond was iets uitzonderlijks, maar verder heb ik geen enkele keer het bewustzijn verloren. Tijdens mijn verblijf op Aurora mag ik me nu en dan al wat onplezierig gevoeld hebben, maar ik was steeds helder van geest.' Nu kwam er iets van de woede, die hij in de ontmoeting met de Voorzitter met pijn en moeite had onderdrukt, voor de dag. 'Alleen, doctor, tijdens het onweer... behalve dan' - hij dacht er weer aan - 'heel even toen het ruimteschip neerdaalde-'
Hij was er zich niet van bewust hoe de gedachte - de herinnering, de verklaring - bij hem opkwam of hoe vlug. Het ene ogenblik was hij er niet, het volgende stond hij helder in zijn geest, alsof hij daar altijd geweest was en er alleen een zeepbel hoefde te springen om hem te openbaren. 'Josafat!' zei hij in een eerbiedige fluistering. Toen kwam zijn vuist neer op de tafel en de borden rinkelden. 'Josafat!'
'Wat is er, meneer Baley?' vroeg Fastolfe verschrikt.
Baley staarde hem aan en de vraag drong maar langzaam tot hem door. 'Niets, dr. Fastolfe. Ik dacht weer aan dr. Amadiro's heidense brutaliteit om Jander zo te beschadigen en u met de schuld op te zadelen, om te organiseren dat ik gisteravond in het onweer van de kook raakte en dat dan te gebruiken om mijn verklaringen in een dubieus daglicht te stellen. Ik werd een ogenblik verschrikkelijk kwaad.'
'Nou, dat hoeft niet meer, meneer Baley. Het is trouwens volstrekt onmogelijk dat Amadiro Jander buiten werking gesteld heeft. Het blijft zuiver toeval. Ja, het kan natuurlijk dat het onderzoek van Amadiro de kans op zo'n toeval verhoogd heeft, maar dat standpunt zou ik niet graag willen verdedigen.'
Baley hoorde zijn woorden maar met een half oor. Wat hij tegen Fastolfe gezegd had was verzonnen en wat Fastolfe zei deed er niet toe. Het was - zo zou de Voorzitter zeggen - irrelevant. Eigenlijk was alles wat er gebeurd was, alles wat Baley had uiteengezet, irrelevant... Maar dat hoefde er niets aan te veranderen.
Behalve één ding - over een tijdje.
Josafat! fluisterde hij in de stilte van zijn gedachten en hij wijdde zich opeens aan de lunch en at met smaak, en vreugde.
81 * Voor de zoveelste keer liep Baley over het gazon tussen het complex van Fastolfe en dat van Gladia. Hij zou Gladia voor de vierde keer in drie dagen ontmoeten en ditmaal - zijn hart leek zich in zijn borst samen te trekken tot een knoop - voor het laatst.
Giskard was bij hem, maar op een afstand, en bespiedde de omgeving scherper dan ooit. Nu de Voorzitter van alle feiten op de hoogte was hoefden ze zich om Baley's veiligheid geen zorgen meer te maken - als dat al ooit nodig was geweest, want juist Daneel had in gevaar verkeerd. Giskard had in dit opzicht vermoedelijk nog geen nadere opdrachten gekregen.
Maar een keer kwam hij dicht bij Baley en dat was toen deze geroepen had: 'Giskard, waar is Daneel?'
Snel kwam Giskard op hem toe, alsof hij geen zin had zijn stem te verheffen. 'Daneel is op weg naar de ruimtehaven, meneer, vergezeld van een aantal andere leden van het personeel, om uw vervoer naar Aarde te regelen. Als u naar de ruimtehaven wordt gebracht treft hij u daar en blijft bij u op het schip. Pas op Aarde neemt hij dan afscheid van u.'
'Goed nieuws. Ik ben blij met elke dag in Daneels gezelschap. En jij, Giskard? Ga jij met ons mee?'
'Nee, meneer. Ik heb de opdracht op Aurora te blijven. Maar ook al ben ik er niet, Daneel zal u goed bedienen.'
'Dat wil ik graag geloven, Giskard, maar ik zal je missen.'
'Dank u, meneer,' zei Giskard en ging weer even snel weg als hij gekomen was.
Peinzend keek Baley hem even na... Nee, eerst het belangrijkste. Hij wilde Gladia spreken.
82 * Ze kwam naar voren om hem te begroeten - en wat was er in twee dagen veel veranderd. Ze was niet vrolijk, ze was niet uitgelaten, ze bruiste niet, ze had nog steeds die ernstige blik van iemand die een schok heeft ondergaan, een verlies heeft geleden... maar die sfeer van zorgelijkheid rond haar was weg. Nu was er iets sereens, alsof ze zich er bewust van geworden was dat het leven ten slotte doorging en nu en dan zelfs goed zou zijn.
Toen ze op hem af kwam en haar hand uitstak wist ze warm en vriendelijk te glimlachen. 'O, geef me een hand, geef me een hand, Elijah,' zei ze toen hij aarzelde. 'Het is dwaasheid om je in te houden en net te doen of je me niet wilt aanraken... na vannacht. Je ziet dat ik het nog weet en er geen spijt van gekregen heb. Integendeel.'
Baley volbracht iets voor hem ongewoons: hij glimlachte terug. 'Ik weet het ook nog, Gladia, en mij spijt het evenmin. Ik zou het zelfs wel opnieuw willen, maar ik kom afscheid nemen.'
Er viel een schaduw over haar gezicht. 'Dan ga je dus weer terug naar Aarde. Maar via het robotnet dat altijd werkt tussen het complex van Fastolfe en het mijne kreeg ik te horen dat alles goed is gegaan. Het moet je dus gelukt zijn.'
'Het is me gelukt. Dr. Fastolfe heeft zelfs volledig gewonnen. Ik denk dat er geen sprake meer van zijn zal, dat hij hoe dan ook bij Janders dood betrokken was.'
'Door jouw woorden, Elijah?'
'Dat denk ik.'
'Ik wist het wel.' Daar zat een klank van zelfvoldaanheid in. 'Ik wist dat het je lukken zou, toen ik hun zei jou erbij te halen... Maar waarom word je dan teruggestuurd?'
'Juist omdat het geval is opgelost. Als ik hier langer blijf ben ik een vreemdeling die blijkbaar het politieke lichaam aan het jeuken maakt.'
Ze keek hem even onzeker aan en zei: 'Ik weet niet goed wat je daarmee bedoelt. Mij klinkt het als een Aardse uitdrukking in de oren. Maar het doet er niet toe. Ben je erachter gekomen wie Jander heeft gedood? Daar gaat het om.'
Baley keek om zich heen. Giskard stond in een nis en in een andere stond een van Gladia's robots.
Gladia begreep die blik meteen. 'Elijah, je moet echt afleren,' zei ze, 'om je zorgen te maken over robots. Je maakt je ook niet druk omdat daar een stoel staat, wel, of omdat daar gordijnen hangen?'
Baley knikte. 'Nou, ja, Gladia, het spijt me... het spijt me verschrikkelijk... maar ik moest ze vertellen dat Jander je echtgenoot was.' Haar ogen gingen wijd open en hij ging haastig verder. 'Ik moest wel. Het was voor die zaak van het grootste belang, maar ik bezweer je, jouw aanzien op Aurora zal er niet onder lijden.' Zo kort mogelijk somde hij de gebeurtenissen van de bijeenkomst op en besloot: 'Dus niemand heeft Jander gedood, zie je. De buiten-werking-treding was het gevolg van een toevallige verandering in zijn positronische circuits, al kan de waarschijnlijkheid van die verandering wel verhoogd zijn door het gebeurde.'
'En ik wist er niets van,' kreunde ze, 'ik wist er niets van... Ik heb zelf aan Amadiro's smerige plan meegewerkt... En hij is er net zo verantwoordelijk voor als wanneer hij hem met een voorhamer doelbewust aan splinters geslagen had.'
'Gladia,' zei Baley ernstig, 'dat is niet erg menslievend. Hij had niet de bedoeling Jander kwaad te doen, en wat hij deed was in zijn ogen ten bate van Aurora. Hij is genoeg gestraft. Hij is verslagen, zijn plannen liggen in duigen, en het Robotisch Instituut komt onder leiding van dr. Fastolfe. Je zou zelf onmogelijk een betere straf kunnen bedenken.'
'Daar zal ik eens over nadenken,' zei ze. 'Maar wat moet ik met Santirix Gremionis, die knappe jonge lakei die mij steeds moest weglokken? Geen wonder dat hij hoop scheen te blijven koesteren, ondanks mijn herhaalde weigering. Nou, als hij zich hier ooit nog vertoont zal ik hem met alle plezier-'
Baley schudde krachtig zijn hoofd. 'Nee, Gladia. Ik heb hem ondervraagd en ik verzéker je dat hij geen idee had wat er gaande was. Jij draait de zaken precies om. Hij hield niet zo aan omdat het belangrijk was je weg te lokken. Amadiro kon gebruik van hem maken omdat hij zo'n volhouder was... en dat komt omdat hij je zo hoog aanslaat. Uit liefde, als die woorden op Aurora hetzelfde betekenen als op Aarde.'
'Op Aurora is dat een ballet. Jander was een robot en jij bent een Aardling. Met Auroriërs is dat anders.'
'Dat heb je al verteld. Maar Gladia, van Jander heb je geleerd te nemen; van mij heb je geleerd - ook al was dat mijn opzet niet - te geven. Als je profijt hebt van leren, is het dan niet alleen maar goed en eerlijk dat jij ook aan anderen leert?
Gremionis voelt zich zo tot je aangetrokken dat hij best wil leren. Hij slaat Aurorische gewoontes al in de wind door ondanks je weigering aan te houden. Hij kan over meer heen stappen. Je kunt hem leren te geven en te nemen; en jullie leren het allebei, beurtelings of samen, samen met hem.'
Gladia keek hem onderzoekend in de ogen. 'Elijah, probeer je van mij af te komen?'
Baley knikte, langzaam. 'Ja Gladia, dat is zo. Op dit moment wil ik jouw geluk, sterker dan dat ik ooit iets voor mezelf of voor de Aarde gewild heb. Ik kan je dat geluk niet geven, maar als Gremionis het je geeft ben ik even blij... bijna even blij als wanneer ik het je zelf had kunnen geven.
Gladia, je zult versteld staan hoe graag hij dat ballet wil vergeten, als jij hem laat zien hoe. En dat zal op een of andere manier bekend worden, zodat er anderen aan je voeten zullen komen liggen... en misschien merkt Gremionis dat hij het andere vrouwen kan leren. Gladia, voor je oud bent breng je nog een omwenteling teweeg in het Aurorische seksleven. Je hebt er drie eeuwen de tijd voor.'
Gladia keek hem aan en barstte in lachen uit. 'Je plaagt mij. Je slaat er expres onzin uit. Dat had ik nooit van je gedacht, Elijah. Je ziet er altijd zo vreselijk ernstig uit. Josafat!' En bij dat laatste woord probeerde ze zijn diepe bariton te imiteren.
'Misschien plaag ik je een beetje,' zei Baley, 'maar in grote trekken meen ik het. Beloof me dat je Gremionis zijn kans geeft.'
Ze kwam dichter naar hem toe en zonder te aarzelen legde hij zijn arm om haar heen. Ze legde een vinger op zijn lippen en hij maakte een kleine kusbeweging. 'Zou je mij niet liever voor jezelf hebben, Elijah?' vroeg ze zachtjes.
Even zachtjes - en hij kon niet eens denken aan de robots in de kamer - zei hij: 'Ja, zeker, Gladia. Ik schaam me om te zeggen dat ik het op dit moment best zou vinden als de Aarde in stukken zou barsten als ik jou maar kon hebben - maar dat kan niet. Binnen een paar uur ben ik van Aurora weg en je kunt onmogelijk toestemming krijgen om mee te gaan. En ik denk niet dat ik ooit vergunning krijg om weer naar Aurora te komen, en jij zult nooit op Aarde op bezoek kunnen komen.
Gladia, ik zal je nooit weerzien, maar vergeten zal ik je ook nooit. Over een paar decennia ben ik dood, en dan ben jij nog net zo jong als nu, en hoe we het ons ook zouden uitdenken, het zou een vaarwel zijn op korte termijn.'
Ze legde zijn hoofd tegen zijn borst. 'O, Elijah, twee keer ben je in mijn leven gekomen, telkens maar voor een paar uur. Twee keer heb je zoveel voor me gedaan en dan afscheid genomen. De eerste keer kon ik alleen maar je gezicht aanraken, maar wat betekende dat een verschil! De tweede keer deed ik heel wat meer... en weer betekende dat een heel verschil. Elijah, ik zal je nooit vergeten, ook al leef ik meer eeuwen dan ik kan tellen.'
'Laat het dan niet het soort herinneren zijn dat je afsnijdt van het geluk. Neem Gremionis aan en maak hem ook gelukkig. En denk eraan dat niets je in de weg staat om mij brieven te sturen. Er is interpost tussen Aurora en de Aarde.'
'Ik schrijf je, Elijah. En schrijf jij me ook?'
'Dat doe ik, Gladia.'
Toen was het stil en onwillig gingen ze uit elkaar. Zij bleef midden in de kamer staan en toen hij naar de deur liep en zich omkeerde, stond ze daar nog steeds, met een glimlachje. Zijn lippen vormden het woordje Vaarwel. En omdat er geen geluid klonk - met geluid had hij het niet gekund - voegde hij er mijn liefste aan toe.
Ook haar lippen bewogen. Vaarwel, mijn allerliefste.
En hij keerde zich om en liep naar buiten en wist dat hij haar nooit meer in tastbare vorm zien zou, dat hij haar nooit meer aan zou raken.
83 * Het duurde een tijdje voor Baley er zich toe kon brengen te denken aan de taak die nog voor hem lag. Hij had zwijgend ongeveer de helft van de afstand naar Fastolfe's complex weer afgelegd voor hij stilstond en zijn arm opstak.
De oplettende Giskard stond meteen naast hem.
'Giskard,' zei hij, 'hoeveel tijd voor ik naar de ruimtehaven moet?'
'Drie uur en tien minuten, meneer.'
Baley dacht een ogenblik na. 'Ik zou graag naar die boom daar lopen en met mijn rug tegen de stam gaan zitten en daar een tijdje alleen zijn. Met jou natuurlijk, maar zonder mensen.'
'In de open lucht, meneer?' De stem van de robot kon geen verrassing en schrik tot uitdrukking brengen, maar Baley had op een of andere manier het idee dat Giskard, als hij een mens geweest was, met die woorden die gevoelens uitgedrukt had.
'Ja,' zei Baley. 'Ik moet nadenken en na gisteravond lijkt zo'n kalme dag als deze - zonnig, wolkenloos, zacht - heel ongevaarlijk. Als ik ruimtevrees krijg ga ik weer naar binnen. Dat beloof ik je... Kom je dan mee?'
'Ja, meneer.'
'Mooi.' Baley ging voorop. Ze kwamen bij de boom en Baley raakte hem voorzichtig aan en keek toen naar zijn vinger, die helemaal schoon bleef. Overtuigd dat hij niet vuil zou worden van tegen de boom zitten inspecteerde hij de grond en ging toen omzichtig zitten en steunde zijn rug tegen de boom.
Het zat lang niet zo makkelijk als een stoel, maar hij had een vredig gevoel, vreemd genoeg, dat hij in een kamer niet gehad zou hebben. Giskard bleef staan en Baley vroeg: 'Wil jij ook niet zitten?'
'Staan is voor mij even gemakkelijk, meneer.'
'Dat weet ik, Giskard, maar ik kan beter denken als ik niet naar je op hoef te kijken.'
'Als ik zat zou ik u niet zo doeltreffend kunnen beschermen tegen mogelijke schade, meneer.'
'Ook dat weet ik, Giskard, maar er is op het ogenblik geen gevaar van betekenis. Mijn taak is volbracht, de zaak is opgelost, dr. Fastolfe's positie is verzekerd. Je kunt het risico om te zitten best nemen en ik geef je de opdracht te gaan zitten.'
Meteen ging Giskard zitten, recht tegenover Baley, maar zijn ogen keken alle kanten op en bleven steeds in beweging.
Baley keek naar de lucht, door de boombladeren, groen tegen het blauw, luisterde naar het geritsel van insecten en de onverwachte vogelroep, zag vlakbij het gras bewegen, wat betekenen kon dat er een diertje voorbijkwam, en bedacht weer hoe merkwaardig vredig het allemaal was en hoe die vredigheid verschilde van het lawaai in de Stad. Dit was een rustige vrede, een vrede zonder haast, een vrede en afzondering.
Voor het eerst kreeg Baley enig idee hoe het zijn zou als je Buiten koos in plaats van de Stad. Hij betrapte zich erop dat hij dankbaar was voor zijn wederwaardigheden op Aurora, vooral het onweer... want hij wist nu dat hij van de Aarde weg zou kunnen en de omstandigheden van elke nieuwe wereld waar ze zich zouden vestigen onder ogen kon zien - hij, en Ben, en misschien Jessie.
'Gisteravond, in het nachtelijk onweer,' zei hij, 'vroeg ik me af of ik de maan van Aurora gezien had als er geen wolken waren geweest. Hij heeft toch een maan, als ik me goed herinner.'
'Twee eigenlijk, meneer. De grootste is Tithonus, maar deze is nog altijd zo klein dat hij lijkt op een ster van matige helderheid. De kleinste is voor het blote oog niet zichtbaar en wordt gewoon Tithonus II genoemd, als men er al over praat.'
'Dank je, Giskard... En ook bedankt dat je me gisteravond gered hebt.' Hij keek de robot aan. 'Ik weet niet goed hoe ik je moet bedanken.'
'Het is helemaal niet nodig mij te bedanken. Ik volgde alleen de voorschriften van de Eerste Wet. Ik had daarbij geen keus.'
'Maar toch heb ik aan jou misschien mijn leven te danken en het is van belang dat je weet dat ik dat begrijp... En nu, Giskard, wat moet ik nu?'
'In welk verband, meneer?'
'Mijn werk is voorbij, dr. Fastolfe's ideeën zijn veiliggesteld. De toekomst van de Aarde is misschien verzekerd. Ik schijn hier niets meer te doen te hebben, maar dan is er nog die kwestie met Jander.'
'Ik begrijp u niet, meneer.'
'Nou, het schijnt vast te staan dat hij stierf door een toevallige verplaatsing van positronische potentiëlen in zijn brein, maar Fastolfe erkent dat de kans daarop onmetelijk klein is. Zelfs met Amadiro's bemoeiingen blijft de kans, hoewel misschien groter, nog onmetelijk klein. Dat meent Fastolfe tenminste. Ik denk dus nog steeds dat Janders dood een geval van opzettelijke robotslag is. Maar daar durf ik nu niet over te beginnen. Ik wil de zaken die nu tot zo'n bevredigend einde gebracht zijn niet in de war schoppen. Ik wil Fastolfe niet weer in de problemen brengen. Ik wil Gladia niet ongelukkig maken. Ik weet niet wat ik doen moet. Ik kan er met geen mens over praten, Giskard, dus praat ik nu met jou.'
'Ja, meneer.'
'Ik kan je altijd opdracht geven uit te wissen wat ik gezegd heb en het je niet meer te herinneren.'
'Ja, meneer.'
'Wat vind je dat ik doen moet?'
'Als er sprake is van robotslag, meneer,' zei Giskard, 'moet er iemand zijn die het kan doen. Dat kan alleen dr. Fastolfe en hij zegt dat hij het niet gedaan heeft.'
'Ja, van die situatie zijn we uitgegaan. Ik geloof dr. Fastolfe en ik ben er zeker van dat hij het niet heeft gedaan.'
'Hoe kan er dan robotslag hebben plaatsgevonden, meneer?'
'Als er nu eens iemand anders evenveel van robots weet als dr. Fastolfe, Giskard?' Baley trok zijn knieën op en sloeg zijn handen eromheen. Hij keek Giskard niet aan en scheen in gedachten verzonken.
'Wie zou dat kunnen zijn, meneer?' vroeg Giskard.
Eindelijk kwam Baley aan het kernpunt. 'Jij, Giskard,' zei hij.
84 * Als Giskard een mens was geweest had hij domweg verstomd en verbijsterd voor zich uit gekeken, of hij was in woede ontstoken of van schrik in elkaar gekrompen, en er waren nog twaalf andere mogelijkheden. Omdat hij een robot was toonde hij geen spoor van emotie en zei alleen: 'Waarom zegt u dat, meneer?'
'Ik ben er heel zeker van, Giskard,' zei Baley, 'dat je precies weet hoe ik tot die slotsom kom, maar je doet mij een groot genoegen als je mij hier op dit rustige plekje, in de korte tijd voor ik weg moet, de kans geeft de dingen voor mijzelf op een rijtje te zetten. Ik wil er mijzelf over horen praten. En ik wil graag dat je mij verbetert als ik ernaast zit.'
'Natuurlijk, meneer.'
'Ik denk dat mijn eerste fout was, te veronderstellen dat jij een minder ingewikkelde, eenvoudiger robot bent dan Daneel, alleen omdat je er minder menselijk uitziet. Een mens zal altijd denken dat hoe menselijker een robot is, hoe moderner, ingewikkelder en intelligenter hij zal zijn. Want een robot als jij is wel makkelijk te ontwerpen en een als Daneel is een groot probleem voor Amadiro en kan alleen gemaakt worden door een robotisch genie als Fastolfe. Maar de moeilijkheid een Daneel te ontwerpen zit hem, denk ik, in het namaken van allerlei menselijke trekjes zoals gelaatsuitdrukking, intonatie, gebaren en bewegingen, die ontzaglijk ingewikkeld zijn maar niets met ingewikkeldheid van geest te maken hebben. Heb ik geen gelijk?'
'Volkomen, meneer.'
'Ik heb je dus vanzelf onderschat, net als iedereen. Maar al vlak voor we op Aurora landden heb je jezelf verraden. Je weet misschien nog dat ik tijdens de landing een aanval van ruimtevrees kreeg en een ogenblik nog hulpelozcr was dan gisteravond in het onweer.'
'Ja, meneer.'
'Op dat moment was Daneel bij mij in de hut, en jij was buiten de deur. Ik raakte in een soort geluidloze verkramping en hij merkte dus niets. Maar jij, jij was niet in de hut en toch kwam jij binnen en zette de astrosimulator die ik vasthield af. Jij was er het eerst, voor Daneel, al zijn zijn reacties net zo snel als de jouwe - daar ben ik van overtuigd, dat heeft hij laten zien toen hij voorkwam dat dr. Fastolfe mij sloeg.'
'Dr. Fastolfe kan u toch niet geslagen hebben.'
'Dat was ook niet zo. Hij gaf alleen een demonstratie van Daneels reactie... Maar zoals ik zei, in de hut was jij er het eerst bij. Ik was niet in een toestand om dat vast te kunnen stellen, maar ik ben geoefend in waarneming en zelfs als ruimtevrees toeslaat raken mijn vermogens niet helemaal buiten werking, zoals ik gisteravond heb laten zien. Ik had opgemerkt dat jij er het eerst was, maar ik bleef dat feit steeds maar vergeten. Daar is natuurlijk maar één logische verklaring voor.'
Baley zweeg, alsof hij op de instemming van Giskard zat te wachten, maar de robot zei niets.
In latere jaren zag Baley allereerst dit voor zich als hij terugdacht aan zijn verblijf op Aurora. Niet het onweer. Niet Gladia. Maar veeleer dat tijdje rust onder de boom, met de groene bladeren tegen de blauwe lucht, het zachte windje, de zachte dierengeluiden, en Giskard tegenover hem met zacht gloeiende ogen.
'Het leek of je op een of andere manier mijn geestesgesteldheid kon waarnemen en, zelfs door die dichte deur, waarnemen dat ik een soort aanval kreeg. Of om het kort en simpel te stellen : jij kunt gedachtenlezen.'
'Ja, meneer,' zei Giskard kalm.
'En ook kun je op een of andere manier de geest beïnvloeden. Ik geloof dat je wist dat ik dit had ontdekt, en je hebt het in mijn geest verduisterd, zodat ik het me niet kon herinneren, of de betekenis ervan niet doorzag als die situatie toevallig in mijn gedachten kwam. Toch heb je dat niet helemaal goed gedaan, misschien omdat je krachten beperkt zijn...'
'De Eerste Wet gaat boven alles, meneer,' zei Giskard. 'Ik moest u te hulp komen, al besefte ik best dat ik mezelf verraadde. En ik moest uw geest zo weinig mogelijk verduisteren, zodat ik hem op geen enkele manier schaadde.'
Baley knikte. 'Ik begrijp wel dat je problemen hebt. Zo weinig mogelijk verduisterd... zodat ik het mij herinnerde als mijn geest ontspannen genoeg was en dacht in vrije associatie. Net voordat ik in het onweer mijn bewustzijn verloor wist ik dat jij me het eerst zou vinden, net als op het schip. Je hebt me misschien gevonden door mijn infrarooduitstraling, maar alle zoogdieren en vogels straalden het ook uit en dat was zeker wel verwarrend; maar ook geestelijke activiteit kon je waarnemen, al was ik bewusteloos, en dat heeft je geholpen mij te vinden.'
'Het heeft zeker geholpen,' zei Giskard.
'Als ik het mij herinnerde, kort voor de slaap of bewusteloosheid, vergat ik het weer als ik helemaal bij bewustzijn was. Maar vannacht herinnerde ik het me voor de derde keer en ik was niet alleen. Gladia was bij me en kon herhalen wat ik gezegd had, en dat was: "Hij was er het eerst." En ook toen begreep ik de betekenis daar niet van, tot een toevallige opmerking van dr. Fastolfe tot een gedachte leidde die door de verduistering kwam. En toen het me eenmaal begon te dagen herinnerde ik me nog andere dingen. Toen ik me bijvoorbeeld afvroeg of we echt wel op Aurora landden, verzekerde je mij vóór ik het je vroeg dat we wel degelijk op weg waren naar Aurora... Ik neem aan dat je niemand laat merken dat je gedachten kunt lezen.'
'Dat is zo, meneer.'
'Waarom?'
'Mijn gedachtenlezen geeft mij een uniek vermogen om de Eerste Wet te gehoorzamen, meneer, dus ik stel het bestaan ervan erg op prijs. Ik kan schade aan mensen veel effectiever voorkomen. Maar het leek mij dat noch dr. Fastolfe, noch iemand anders, lang een telepathische robot zou kunnen verdragen; ik hield mijn vermogen dus geheim. Dr. Fastolfe vertelt graag die sage van de telepathische robot die door Susan Calvin vernietigd werd, en ik zou niet graag willen dat hij dat haar nadeed.'
'Ja, mij heeft hij die sage ook verteld. Ik vermoed dat hij onbewust weet dat jij gedachten kunt lezen, anders zou hij niet steeds met die sage aankomen. En wat jou betreft is het gevaarlijk dat hij dat doet, zou ik denken. Het heeft mij zeker mede op het spoor gezet.'
'Ik doe wat ik kan om het gevaar teniet te doen, zonder te zeer iets met dr. Fastolfe's geest te doen. Dr. Fastolfe legt als hij het verhaal vertelt altijd de nadruk op het legendarische en de onmogelijkheid ervan.'
'Ja, dat weet ik ook nog. Maar als Fastolfe niet weet dat jij gedachten kunt lezen, ben je oorspronkelijk zeker niet met die vermogens ontworpen. Hoe komt het dan dat je ze hebt?... Nee, zeg het maar niet, Giskard. Laat me eens raden. Juffrouw Vasilia was als jongedame die zich pas voor robotica ging interesseren, heel erg door jou gefascineerd. Ze heeft me verteld dat ze geëxperimenteerd heeft door je te programmeren onder een zeker toezicht van dr. Fastolfe. Heeft ze soms op een keer iets gedaan, per ongeluk, dat je die kracht gegeven heeft? Is dat juist?'
'Dat is juist, meneer.'
'En weet je wat dat iets is?'
'Ja, meneer.'
'Ben jij de enige bestaande robot die gedachten kan lezen?'
'Tot nog toe wel. Er zullen er meer komen.'
'Als ik je vroeg wat dr. Vasilia gedaan heeft om je die kracht te geven, of als dr. Fastolfe het vroeg, zou je het dan vertellen, op grond van de Tweede Wet?'
'Nee, meneer, want naar mijn oordeel zou die wetenschap u schade berokkenen, en mijn weigering op grond van de Eerste Wet had dan voorrang. Maar het probleem zal zich niet voordoen, want ik zou weten dat iemand die vraag ging stellen en ik zou de neiging daartoe uit zijn geest nemen voor hij hem stelde.'
'Ja,' zei Baley. 'Eergisteren, tegen zonsondergang, toen we van Gladia naar Fastolfe liepen, vroeg ik Daneel of hij gedurende Janders verblijf bij Gladia enig contact met hem gehad had, en hij antwoordde kortweg van niet. Toen wilde ik aan jou dezelfde vraag stellen. Je hebt mijn neiging om die vraag te stellen ook onderdrukt, neem ik aan.'
'Ja, meneer.'
'Want als ik het gevraagd had, had je moeten zeggen dat je hem toen goed kende en je was niet bereid mij dat te laten weten.'
'Nee, meneer.'
'Maar in die tijd dat je contact had met Jander, wist je dat hij door Amadiro getest werd; want ik vermoed dat je ook Janders gedachten kunt lezen of zijn positronische potentiëlen waarnemen...'
'Ja, meneer. Dat vermogen geldt zowel denkactiviteiten van robots als van mensen. Robots zijn veel gemakkelijker te begrijpen.'
'Je was het niet eens met wat dr. Amadiro deed, omdat je het over de kolonisatie van de Melkweg eens was met Fastolfe.'
'Ja, meneer.'
'Waarom heb je Amadiro niet weerhouden? Waarom heb je de neiging om Jander te testen niet uit zijn geest genomen?'
'Ik doe niet gemakkelijk iets aan geesten, meneer,' zei Giskard. 'Amadiro's bedoelingen zaten zo diep en waren zo verweven, dat ik heel wat had moeten doen om ze te verwijderen... en zijn geest is sterk ontwikkeld en van groot belang, en ik zou hem niet graag beschadigen. Ik heb het een tijdlang laten doorgaan, en nagedacht wat het best mijn Eerste-Wetsdrang zou voldoen. Dat was niet gemakkelijk vast te stellen.'
'Je besloot om Jander buiten werking te stellen voor Amadiro het systeem kon uitwerken om een echte mensachtige robot te ontwerpen. Je wist hoe dat moest, want je had in de loop van de jaren uit dr. Fastolfe's geest een volmaakt inzicht gekregen in zijn theorieën. Klopt dat?'
'Precies, meneer.'
'Dus Fastolfe was ten slotte toch niet de enige die deskundig genoeg was om Jander buiten werking te stellen.'
'In zekere zin wel, meneer. Mijn kennis is enkel een weerspiegeling, of uitstulping, van de zijne.'
'Maar het was genoeg. Begreep je niet dat dat buiten-werking-stellen Fastolfe in groot gevaar brengen zou? Dat ze hem natuurlijk zouden verdenken? Was je van plan om te bekennen wat je gedaan had, en wat voor vermogens je hebt, als dat nodig was om hem te redden?'
'Ik zag echt wel in dat dr. Fastolfe in een moeilijk parket zou komen, maar ik was niet voornemens mijn schuld te bekennen. Ik hoopte van die toestand gebruik te kunnen maken om u naar Aurora te krijgen.'
'Mij hier te krijgen? Was dat jouw idee?'
'Ja, meneer. Met uw welnemen zal ik het graag uitleggen.'
'Ja, doe dat,' zei Baley.
'Van mevrouw Gladia en dr. Fastolfe had ik van u gehoord, niet alleen uit wat ze zeiden maar ook uit wat ze dachten,' zei Giskard. 'Ik hoorde van de toestand op Aarde. Het was duidelijk dat Aardlingen tussen muren leven, waar ze maar moeilijk aan kunnen ontsnappen, maar het was mij even duidelijk dat Auroriërs ook tussen muren leven.
Auroriërs leven tussen muren van robots die hen beschutten tegen de wisselvalligheden van het bestaan, en volgens Amadiro's plan beschutte samenlevingen moeten bouwen om Auroriërs die zich op nieuwe werelden vestigen mee te ommuren. Auroriërs leven ook tussen de muren van hun eigen lange leven, waardoor ze gedwongen zijn individualiteit te overwaarderen, en weerhouden worden hun wetenschappelijke kennis te delen. Ook laten ze bij een controverse geen gebakkelei toe maar ze verlangen dat door hun Voorzitter alle onzekerheid wordt uitgeschakeld en dat er besluiten of oplossingen bereikt worden voor de problemen openbaar zijn geworden. Ze willen niet de moeite nemen om echt de beste oplossing uit te zoeken. Zij willen kalme oplossingen.
De muren van de Aardling zijn grof en stoffelijk, zodat het bestaan ervan duidelijk en onmiskenbaar is. De muren van de Auroriërs zijn figuurlijk, ze worden zelfs niet als muren gezien, zodat niemand er maar aan kan denken om eruit te ontsnappen. Het leek mij dus dat niet Auroriërs - of andere Ruimtelingen - maar Aardlingen de Melkweg moesten koloniseren en de grondslag leggen voor een toekomstig Galactisch Rijk.
Zo redeneerde dr. Fastolfe en ik was het daarmee eens. Maar dr. Fastolfe stelde zich tevreden met de redenering, en ik, met mijn vermogens, kon dat niet zijn. Ik moest van minstens één Aardling de geest rechtstreeks onderzoeken, om mijn gevolgtrekking te verifiëren, en u was de Aardling die ik misschien naar Aurora kon halen. Het buiten-werking-treden van Jander diende twee doelen: Amadiro tegenhouden en reden zijn voor uw komst. Ik heb mevrouw Gladia voorzichtig op het idee gebracht om dr. Fastolfe voor te stellen u hierheen te halen, hem op zijn beurt heb ik heel voorzichtig op het idee gebracht het aan de Voorzitter voor te stellen, en de Voorzitter heb ik voorzichtig ertoe gebracht om ja te zeggen. Toen u er eenmaal was heb ik u bestudeerd en was blij met mijn bevindingen.'
Giskard zweeg en kreeg de robotachtige onverstoorbaarheid weer over zich.
Baley fronste zijn wenkbrauwen. 'Ik heb de indruk dat ik hier weinig verdienstelijks gedaan heb. Jij moet ervoor gezorgd hebben dat ik de waarheid achterhaald heb.'
'Nee, meneer, integendeel. Ik heb u voor moeilijkheden gesteld - niet te grote, natuurlijk. Ik heb u verhinderd mijn vermogens te onderkennen, ook al was ik gedwongen mezelf te verraden. Ik zorgde ervoor dat u zich nu en dan moedeloos en wanhopig voelde. Ik heb u aangemoedigd de open lucht op te zoeken om uw reacties te bestuderen. Maar om en door deze hindernissen heen hebt u uw weg gevonden, en daar was ik blij om.
Ik merkte dat u verlangde naar de muren van uw stad, maar besefte dat u het zonder moest leren stellen. Ik merkte dat u leed onder de aanblik van Aurora vanuit de ruimte, en onder de storm waar u aan blootstond, maar het verhinderde u niet te denken, en u liet het probleem niet los. Ik heb gemerkt dat u uw tekortkomingen en uw korte leven accepteert... en dat u het conflict niet schuwt.'
'Hoe weet je of ik ben zoals de Aardlingen in het algemeen?' vroeg Baley.
'Dat bent u niet. Maar uit uw denken weet ik dat er meer zijn als u, en daar zullen we op bouwen. Ik zal ervoor zorgen... en nu ik duidelijk de weg zie die gevolgd moet worden zal ik andere robots maken zoals ik ben... en zij zullen er ook voor zorgen.'
'Bedoel je dat er telepathische robots naar de Aarde zullen komen?' vroeg Baley opeens.
'Nee, dat bedoel ik niet. En terecht bent u verontrust. Robots rechtstreeks inschakelen betekent nu precies de muren bouwen die Aurora en de Ruimtewerelden hebben lamgeslagen. Aardlingen moeten de Melkweg koloniseren zonder wat voor robots dan ook. Dat betekent: onmetelijke moeilijkheden, gevaren, schade - dingen die robots, als ze er waren, uit alle macht zouden voorkomen - maar uiteindelijk zijn de mensen beter af als ze het op eigen houtje gedaan hebben. En misschien zullen er eens - ergens in de verre toekomst - opnieuw robots ingrijpen. Wie zal het zeggen?'
Nieuwsgierig vroeg Baley: 'Kun je in de toekomst zien?'
'Nee meneer, maar doordat ik zo in het denken kan doordringen zie ik vaag dat er wetten zijn die het menselijk gedrag beheersen, zoals de Drie Wetten het robotgedrag beheersen, en daardoor zal men de toekomst in zekere zin in de hand krijgen... eens. De wetten van de mensen zijn veel ingewikkelder dan die van de robotica en ik heb er geen idee van hoe ze functioneren. Misschien zijn ze statistisch van aard, zodat ze alleen maar zinnig kunnen worden uitgedrukt in verband met grote bevolkingsgroepen. Misschien zijn ze niet erg dwingend zodat ze alleen werkzaam worden als die bevolkingsgroepen zich van de werking van die wetten niet bewust zijn.'
'Zeg me, Giskard, als dr. Fastolfe over de toekomstige wetenschap "psychohistorie" praat, heeft hij het daar dan over?'
'Ja, meneer. Ik heb hem heel voorzichtig op het idee gebracht, zodat het uitwerkingsproces kan beginnen. Op een dag zal het nodig zijn, nu het bestaan van de Ruimtewerelden als beschaving met lange levensduur en veel robots op een eind loopt en er een nieuwe uitbreidingsgolf begint met mensen die kort leven en geen robots hebben.
En nu' - Giskard kwam overeind - 'moeten we, denk ik, naar dr. Fastolfe's complex gaan, meneer, en voorbereidingen treffen voor uw vertrek. En wat we hier besproken hebben zal natuurlijk niet worden herhaald.'
'Het blijft onder ons, dat verzeker ik je,' zei Baley.
'Zeker,' zei Giskard rustig. 'Maar u hoeft de verantwoordelijkheid voor uw stilzwijgen niet te vrezen. U mag het zich herinneren, maar u zult nooit de drang voelen erover te praten... niet de minste.'
Baley trok daarover gelaten zijn wenkbrauwen op en zei: 'Maar nog één ding, Giskard, voordat je mijn doosje dichtdoet. Wil je ervoor zorgen dat Gladia op deze planeet met rust gelaten wordt, dat ze niet onvriendelijk behandeld wordt omdat ze een Solarische is en een robot tot echtgenoot genomen heeft, en... en dat ze het aanbod van Gremionis zal aanvaarden?'
'Ik heb uw laatste gesprek met mevrouw Gladia gehoord, meneer, en ik begrijp het. Er zal voor gezorgd worden. Mag ik nu afscheid van u nemen, meneer, waar niemand het ziet?' Giskard stak zijn hand uit in het menselijkste gebaar dat Baley hem ooit had zien maken.
Baley drukte hem. De vingers waren in zijn greep hard en koel. 'Vaarwel, vriend Giskard.'
'Vaarwel, vriend Elijah,' zei Giskard. 'En denk eraan, al noemen de mensen Aurora zo, van nu af aan is Aarde zelf de ware Wereld van de Dageraad.'