Havana, een verstilde droom            4

Havana is zowel de naam van de Cubaanse hoofdstad als de provincie waarin deze ligt. De stad Havana heeft een magische klank, al sinds de tijd van de Spanjaarden. Havana was één van de grootste havens van de wereld en ‘sleutel tot de Nieuwe Wereld’, bruggenhoofd in de ontdekking van Midden- en Zuid-Amerika. De havenstad was de laatste pleisterplaats voordat de rijk gevulde schepen aan de overtocht naar het moederland begonnen. Na de Spaans-Amerikaanse oorlog van 1898 kreeg de ‘American way of life’ de overhand in Havana. De stad werd tot een tuin der lusten voor gefortuneerde Amerikanen en Cubanen. Legendarisch waren de cabarets, nachtclubs en gokpaleizen, waar vooral de Amerikaanse maffia zich vermaakte.

Sinds de revolutie liggen het oude koloniale deel van de stad, met werkelijk prachtige barokke bouwwerken, en de moderne stadsdelen met hun strakke lijnen en ruime opzet erbij als een verstilde droom. Havana is weliswaar het bestuurscentrum van de Cubaanse regering, maar aan de stad is de afgelopen 35 jaar betrekkelijk weinig toegevoegd. Gebouwen kregen andere functies en hier en daar verschenen monumenten voor de revolutie. Toch was het zelfs beleid om de ‘corrupte en bureaucratische’ hoofdstad te negeren en de investeringen te richten op de ontwikkeling van de rest van het land. Het straatbeeld in Havana is wel ingrijpend veranderd. Van overvloedig gevulde winkels, opstoppingen voor de beruchte clubs en dure Amerikaanse auto’s is geen sprake meer. De etalages zijn leeg, winkelpanden dichtgetimmerd en kantoren omgebouwd tot woningen. Het oude en het nieuwe centrum staan er verwaarloosd bij, terwijl het verkeer steeds schaarser wordt: een incidentele bus, af en toe een vrachtwagen of een overheidsauto, en vooral fietsen.

De mengeling van een stenen decor uit het rijke verleden en een uiterst sober straatleven geeft Havana een heel aparte sfeer. Maak kennis met de historie en het alledaagse leven in La Habana Vieja (oud-Havana). Wandel langs de Malecón, de zeeboulevard, waar de Habaneros bijpraten en uitwaaien. Je kunt een tocht maken langs imponerende Spaanse verdedigingswerken of in de voetsporen treden van Hemingway en z’n cafés en verblijfplaatsen bezoeken. Havana telt verscheidene musea, waar je je kunt verdiepen in de tijd van vóór en na de revolutie.

Oriëntatie

Dat Havana een stad van 2,5 miljoen inwoners is, zou je op het eerste gezicht niet zeggen. Afgezien van het relatief rustige verkeer komt dat door de uitgestrektheid van het stedelijk gebied. De stad beslaat 725 km2 en strekt zich tientallen kilometers lang uit langs de Straat van Florida: van Marina Hemingway, de jachthaven, in het uiterste westen tot de stranden van La Habana del Este in het oosten. Naar het zuidoosten, het zuiden en zuidwesten toe lopen omvangrijke stedelijke ‘lobben’ het binnenland in.

Het oude centrum van de stad, La Habana Vieja, ligt aan de haven en de baai, de Bahía de la Habana. Drie forten uit de 16de en 18de eeuw markeren de ingang van de baai als bewijs van het strategisch belang van de haven. Oud-Havana is een unieke verzameling monumentale bouwwerken uit de Spaans-koloniale tijd. Oriëntatiepunten zijn Plaza de la Catedral en Plaza de Armas.

Aan de westkant wordt La Habana Vieja begrensd door enkele brede straten in noord-zuidrichting. Het beste oriëntatiepunt is hier het Parque Central, een sfeervol pleintje op de scheiding tussen het koloniale stadsdeel en het Havana van de 19de en 20ste eeuw. Een imposant bouwwerk is hier het Capitolio Nacional. Vanaf het Parque Central naar het noorden toe loopt de flaneerboulevard Paseo de Martí (voorheen Prado).

Enkele langgerekte winkelstraten, zoals Calle San Rafael, Calle Neptuno en Calle San Lázaro, vormen de verbinding tussen oud- en nieuw-Havana. Dit stadsdeel staat bekend als Centro Habana, maar heeft als zodanig weinig om het lijf. Of je moet ervan houden door desolate straten te wandelen, met nauwelijks nog winkels en uitgewoonde, vervallen gebouwen. De mooiste route door Centro loopt over de Malecón, langs het water.

Vedado, aan het westelijke uiteinde van de Malecón, is ‘la ciudad moderna’, de moderne stad. Voor zover daar in deze tijd over gesproken kan worden, is Vedado Havana’s moderne zakencentrum. De hoofdstraat is de Calle 23, die vanaf het hoge Hotel Habana Libre tot aan de Malecón ook La Rampa wordt genoemd. In dit deel van Vedado zijn de meeste uitgaansgelegenheden van de stad. Vedado maakt deel uit van het stadsdeel Plaza. De Río Almendares vormt de scheiding tussen de wijken Vedado en Miramar (stadsdeel Playa). Via tunnels zijn ze met elkaar verbonden. Miramar is de chique wijk van Havana. Brede genummerde lanen, zoals de Avenida 5ta (quinta: vijfde) vormen de assen. De wijk is ruim opgezet met veel groen en prachtige villa’s. Hier woonden vóór de revolutie de Cubaanse en Amerikaanse miljonairs. Tegenwoordig is het de diplomatenwijk.

image

Havana
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Ten zuiden van Vedado ligt de wijk die nog het meest door de revolutie is veranderd: Plaza de la Revolución, kortweg Plaza. De Paseo, een boulevard die Vedado van noord naar zuid kruist, voert rechtstreeks naar het plein waar de grote volksmanifestaties plaatsvinden en dat is opgedragen aan de volksheld José Martí. Westelijk van het plein ligt het Cementerio de Cristóbal Colón, de bekendste Cubaanse begraafplaats.

Fietstaxi

Taxi ecológica! Taxi ecológica! Goedkoop en snel,’ roept Rolando (38) al fietsend naar een grote groep langslopende toeristen. ‘Voor drie dollar verdwijnen uw vermoeide benen en krijg ik mooie, sterke kuiten,’ grapt hij tegen het buitenlandse koppel dat op het bankje achter hem klimt en hem op zijn magere benen wijst. ‘In anderhalf jaar tijd was ik twaalf kilo gewicht kwijt,’ meldt de Cubaan. ‘Ik moet hard fietsen. In de winter vind ik het fijn om te werken omdat het buiten koud is, maar de relatief kleine groep toeristen die hier nu komt, zit blijkbaar liever in een snikhete, stinkende auto. En in augustus is dit werk eigenlijk te zwaar.’

Rolando racet inderdaad in nog geen kwartier met zijn fietstaxi vanuit het stadsgedeelte Vedado over de Malecón naar Oud-Havana. De bicitaxista kent alle kuilen en straten in de hoofdstad op zijn duimpje en zigzagt met het grootste gemak om stapels stenen.

Twee geluidsboxen van elk vijfentwintig dollar bungelen boven zijn hoofd en nu is het Madonna, die na een blaffende hond en een stel joelende kinderen, met haar ‘open your heart’ elke verdere vorm van conversatie onmogelijk maakt.

Na een rit van ongeveer vijf minuten, even stilte. De Cubaan houdt halt op de hoek van een straat in centro Habana om een nieuw cassettebandje te zoeken terwijl hij over zichzelf begint. ‘Anderhalf jaar geleden werkte ik nog als dokter in een polikliniek even buiten de stad. De transportmogelijkheden waren ondraaglijk, ik moest vaak om half vijf op om niet te laat te komen. Ik heb een zieke vrouw en twee zoontjes waar ik voor moest zorgen. Maar ik kon niet meer. De hele dag hard werken voor 280 pesos. Een paar schoenen kost veertig dollar. Hoe kon ik olie, vlees en tandpasta kopen wanneer we ook goed voor de dag wilden komen?

Plotseling onderbreekt Rolando zijn verhaal en schreeuwt een collega-fietser met een leeg achterbankje aan de overkant van de straat toe. ‘Compañero Enrique. Aan het begin van Escobar liepen zojuist nog twee koppels. Probeer het daar gewoon!

Niet zijn vriend Enrique, maar de knappe twintigers die ooit sportleraar wilden worden, vormen soms een obstakel voor zijn broodwinning. ‘Ze rijden veel sneller en zijn handig met de vrouwen,’ legt Rolando zijn helpende hand van zojuist uit. Met zijn familie gaat het steeds beter. Jaarlijks betaalt hij aan de staat 102 dollar voor zijn vergunning en 31 dollar voor een verzekering. En elke maand moet hij, ongeacht zijn winst, twintig dollar op tafel leggen. ‘Dat is bij elkaar best veel, maar op een dag verdien ik met vijftien ritten soms veertig dollar en een andere keer trap ik drie keer heen en weer over de Malecón en heb ik mijn vroegere maandsalaris bij elkaar gefietst. Heel af en toe neemt een buitenlandse passagier me zelfs mee uit eten. Dan stoppen ze me na afloop vaak nog een biljet van twintig in mijn zak. Vooral wanneer ik verhalen over mijn kinderen vertel.’

Rolando zegt één van de 1000 bicitaxi’s in Havana te zijn, maar navraag leidt tot de conclusie dat de meeste Cubanen deze cijfers niet zo nauw nemen. Getallen als 200 en 500 officiële karretjes doen eveneens de ronde. Hij is toe aan een nieuwe driewieler, vindt hij. De riksja lijkt nu verdacht veel op zijn eigen huis. Als het regent, sijpelt het water door het blauwe afdakje heen, de verf bladdert van de geel geschilderde buizen af en de fiets wankelt wanneer de wind hard waait. Deze maand heeft Rolando vijf keer een band moeten verwisselen. ‘En dat komt echt niet alleen door de slecht onderhouden straten in Havana,’ verzekert hij. ‘De Amerikanen en de Canadezen zijn te zwaar. Soms zitten ze met 230 kilo op mijn bankje. Ze worden met de dag dikker omdat ze in Cuba alle dulce opeten.’

Verder weg in het zuiden van de stad liggen de dierentuin, het grote recreatiepark Parque Lenin en de botanische tuin.

Aan de overkant van de baai ligt het stadsdeel Regla, waar de kerk van de zwarte Maagd, La Santísima Virgen de Regla, de grote trekpleister is.

Aan de oostelijke kust ligt het kleine vissersplaatsje Cojímar, bekend vanwege Hemingway. Daarna volgen de blokkendozen van Alamar, Havana’s moderne voorstad en vervolgens, na zo’n 10 km, de stranden van La Habana del Este.

Geschiedenis

De geschiedenis van Havana gaat terug tot het jaar 1514. In opdracht van Diego Velázquez stichtte de gezant Pánfilo de Narváez de nederzetting San Cristóbal de la Habana. Vermoedelijk lag deze nederzetting aan de zuidkant van het eiland bij de monding van de Río Mayabeque. De ligging aan de zuidelijke kust had te maken met de oriëntatie van de Spanjaarden op het vasteland van Midden- en Zuid-Amerika. Maar de plek was ongezond, moerassig, met veel insecten. Daarom verhuisden de Spaanse kolonisten in 1519 naar de noordkant, naar een vlak gebied dicht bij de Bahía de La Habana. De vestiging van de eerste nederzetting op de plek van het latere Plaza de Armas werd plechtig ingeluid met een mis in de schaduw van een ceiba, een kapokboom.

Sleutel

De ontwikkeling van het havenplaatsje ging snel, gestimuleerd door de uitstekende natuurlijke haven en de ligging aan de drukke scheepvaartroute tussen Spanje en de Nieuwe Wereld.

De eerste straten langs de baai kregen vorm: de Calle de los Oficios (ambachten) en de Calle de los Mercaderes (kooplieden). In 1538 werd begonnen met de bouw van het eerste fort: het Castillo de La Real Fuerza.

Vijftien jaar later werd de officiële gouverneurszetel verplaatst van Santiago de Cuba naar Havana. En bij koninklijk decreet in 1561 kreeg de nederzetting de definitieve bevestiging van haar strategische positie. Havana was nu officieel de verzamelplaats van alle schepen die de overtocht van Spanje naar de Spaanse koloniën en vice versa maakten. In 1592 verleende koning Filips II haar stadsrechten. De stad moest de ‘Sleutel tot de Nieuwe Wereld’ zijn.

De verdere ontwikkeling van Havana als handels- en havenstad ging gepaard met de bouw van grote verdedigingswerken, vanwege de dreiging van plundertochten door piraten en kaapvaarders. In 1597 kwam de eerste fase van het Castillo de los Tres Reyes del Morro gereed. Dit fort moest de ingang van de baai beschermen. Aan de stadskant van de haveningang werd in 1609 het Castillo de San Salvador de la Punta opgeleverd.

Ronduit imponerend voor die tijd was de bouw van een grote stadsmuur. Ruim 100 jaar nam dat werk in beslag, onder meer vanwege onderbreking van de werkzaamheden door een grote gelekoortsepidemie. In 1740 was de muur gereed. Hij was minstens 1 meter breed en 10 meter hoog, had negen poorten, elf verschansingen en twee torens. De poorten van de stad waren open van de dageraad tot zonsondergang. Een kanonschot gaf ’s avonds aan dat de poorten dicht moesten. Tegenwoordig is dat ritueel weer in ere hersteld: ‘el cañonazo de las nueve’, om negen uur dus, vanaf het grote Fortaleza de San Carlos de la Cabaña.

De muur is in de 19de eeuw afgebroken voor de aanleg van nieuwe straten (Egido, Avenida de Monserrate). Op een enkele plaats staan nog overblijfselen.

Engelse bezetting

In de 17de en 18de eeuw kwamen er steeds meer stenen gebouwen en werden de straten geplaveid. Een waterleiding bracht stromend water van de Río Almendares naar het Plaza de la Catedral, waar toen door de jezuïeten een missiekerk was neergezet.

Maar ondanks alle versterkingen en een legermacht van enkele duizenden soldaten konden de Engelsen Havana in juli 1762 innemen. Ze hadden een gedetailleerd overzicht van de verdedigingswerken en vielen aan vanaf het land. Een legermacht van 50 schepen, 2000 kanonnen en meer dan 14.000 manschappen landde in Cojímar, even ten noorden van Havana. Een deel van de aanvallers verschanste zich op de heuvel La Cabaña om vandaar het fort El Morro te bestoken. Na een belegering van anderhalve maand moesten de Spaanse troepen in het fort zich gewonnen geven.

De bezetting door de Engelsen duurde elf maanden. Gedurende die periode kreeg vooral de handel nieuwe impulsen. Meer dan 1000 schepen deden de haven aan, loosden hun ladingen koopwaar uit Europa en slaven uit Afrika, en namen suiker en tabak mee terug naar de Engelse havens. In 1763 kregen de Spanjaarden Havana terug in ruil voor Florida.

Verfraaiing

Direct na de terugkeer van de Spanjaarden werden nieuwe verdedigingswerken gebouwd. Zo moest het Fortaleza de San Carlos de la Cabaña op de strategische heuvel aan de baai een herhaling van de gevoelige nederlaag tegen de Engelsen voorkomen. In krap elf jaar tijd (1763–1774) is het fort gebouwd.

De liberalisering van de handel aan het einde van de 18de eeuw en vooral de opkomst van de suikerproductie in Cuba, nadat die in het rumoerige Haïti was ingestort, brachten Havana nieuwe welvaart. De aristocratie liet prachtige stadspaleizen neerzetten, de openbare gebouwen werden verfraaid.

Ook op cultureel gebied was de vooruitgang zichtbaar met de bouw van het eerste grote theater, ‘El Coliseo’, later het Teatro Principal, en de vestiging van de eerste bibliotheek van het eiland.

Buiten de muur breidde de stad zich snel uit. Toen de stadsmuur in 1863 werd afgebroken, werd het Parque Central het nieuwe hart van de stad, precies op de scheiding van oud- en nieuw-Havana.

Als prominente stad in de Nieuwe Wereld deed de modernisering van de 19de eeuw Havana als één van de eerste steden aan. De spoorweg kwam, net als de telegraaf. Havana was de derde stad ter wereld die over straatverlichting op gas beschikte. Bovendien was de stad uitverkoren om het eerste openbare telefoonsysteem uit te testen.

Zes maanden nadat ze in Parijs tentoongesteld waren kwamen de eerste filmprojectoren naar Havana. Beroemde persoonlijkheden uit de wereld van opera en theater deden Havana op toernee aan: Caruso, Sarah Bernhardt, Isadora Duncan, Igor Strawinsky. Kortom, de Cubaanse hoofdstad had zich ontpopt als een centrum van handel en cultuur van wereldformaat.

Modernisering

Sinds de Amerikaanse bezetting in het begin van de 20ste eeuw is er een modern Havana gekomen. Symbolisch voor de oriëntatie op de machtige noorderbuur was de bouw van El Capitolio Nacional.

Gedurende de jaren veertig en vijftig breidde de stad zich flink uit in westelijke en zuidwestelijke richting. Vedado werd het moderne zakencentrum, Miramar de lommerrijke woonwijk van de welgestelden. In deze wijken en in delen van Centro en Marianao verrezen exclusieve clubs, cabarets en casino’s, die Havana maakten tot het ‘Monte Carlo van het Caribisch gebied’. Voor een belangrijk deel gebeurde dat met kapitaal uit de Verenigde Staten, waarbij de maffia een stevige vinger in de pap had. Randverschijnselen als prostitutie, drankverslaving, bedelarij en geweld deden zich in toenemende mate voor. Aan de zuidkant van de stad verschenen grote sloppenwijken, waar eenderde van de 1,5 miljoen stadsbewoners woonde.

Verkrotting

De revolutionaire regering heeft van meet af aan een krachtig decentralisatiebeleid gevoerd. Het doel was om het sterke economische overwicht en de groei van Havana af te zwakken ten gunste van de overige regio’s. De meeste aandacht ging naar het moderniseren en mechaniseren van de suikerproductie, de industrialisatie van het platteland en de ontwikkeling van de middelgrote provinciesteden. In Havana werd de woningbouw bewust verwaarloosd om verdere migratie naar de stad af te remmen, sterker nog, om het vertrek uit de stad te bevorderen.

Maar dit veroorzaakte op den duur de verkrotting van de bestaande woningvoorraad. Vooral in de oudere stadswijken (La Habana Viejo, Centro, delen van Vedado) zijn de woningen vervallen en de voorzieningen ontoereikend. Tal van mensen wonen hier illegaal. Ze hebben de afgetakelde gebouwen zelf met eenvoudige middelen bewoonbaar gemaakt. Met board en karton zijn provisorisch extra vertrekken gecreëerd, de elektriciteit en de waterleiding zijn illegaal doorgetrokken.

Sinds de jaren zeventig kreeg de volkshuisvesting in Havana meer aandacht. Zo ging in 1971 de eerste paal de grond in voor een moderne woonwijk ten oosten van de stad: Alamar. Er wonen inmiddels 100.000 mensen.

Toch is de druk op de oude stadswijken niet minder geworden. Onderhoud lijkt iets van een ver verleden te zijn. Op talrijke plaatsen moeten balkenconstructies de gevels voor instorting behoeden. Soms begeven gebouwen het gewoon. De straten liggen er dan bij als een slecht onderhouden gebit met talrijke gaten. De elementaire sanitaire voorzieningen in de woonwijken zijn de laatste jaren verder achteruitgehold. Tankwagens met water zijn een alledaags verschijnsel geworden.

La Habana Vieja

Oud-Havana, La Habana Vieja, vormt samen met de drie forten bij de ingang van de Bahía de La Habana het koloniale deel van de hoofdstad. Er staan 900 historische bouwwerken, van sierlijke Spaans-koloniale herenhuizen en barokke kerken, tot neoklassieke openbare gebouwen. Met steun van de Unesco, de culturele organisatie van de Verenigde Naties, zijn de Cubanen begonnen met de restauratie van dit historische stadsdeel; een honderden miljoenen dollars kostende operatie die tot ver in de volgende eeuw zal doorlopen. Het gebied rond het Plaza de Armas is het eerst onder handen genomen. Aan de hand van documenten zijn gebouwen in hun oude staat teruggebracht. In sommige nauwe straatjes is het verkeer verbannen en zijn bedrijven die overlast veroorzaakten, verplaatst. Toch is het niet de bedoeling dat La Habana Vieja een steriel openluchtmuseum wordt. Dit oude stadsdeel moet in de allereerste plaats een woonwijk blijven. Helaas heeft de crisis de restauratie ernstig vertraagd.

La Habana Vieja is bij uitstek een stadsdeel om rustig te verkennen.

De hier beschreven wandeling neemt minimaal een halve dag (zonder museumbezoek) in beslag.

Parque Central

Een goed punt om de wandeling in La Habana Vieja te beginnen is het Parque Central. Dit plein hoort eigenlijk niet bij het oude Havana, en ligt net buiten de plaats waar tot in de vorige eeuw de stadsmuur liep. Aanvankelijk maakte het plein deel uit van de grote strook openbare ruimte die buiten de muur werd aangelegd: de Paseo de Extramuros. Nadat de muur was afgebroken, is het plein vergroot tot z’n huidige omvang.

Het Parque Central is zo’n typisch plein waar altijd wel een paar Cubanen de krant lezen of zitten te praten. In het midden staat het marmeren beeld van José Martí, het eerste monument in Cuba ter nagedachtenis aan de nationale held. In februari 1905 werd het onthuld door mede-onafhankelijkheidsstrijder Máximo Gómez.

image

La Habana Vieja (de oude stad)
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

De 28 koningspalmen die op het plein staan, verwijzen naar de geboortedatum van Martí: 28 januari (1853).

Calle Obispo

Loop in de richting waarheen Martí kijkt, langs het stijlvol gerenoveerde Museo Nacional Palacio de Bellas Artes. Steek de Avenida de Monserrate (voorheen Avenida de Bélgica) over. Deze straat is genoemd naar de kapel die hier vlak bij de stadspoort stond. Op het pleintje links, waar zowel de Calle Obispo als de Calle O’Reilly op uitkomen, stond de stadspoort.

Op de hoek van de Calle Obispo en de Avenida de Monserrate bevindt zich El Floridita, de legendarische bar waar Ernest Hemingway het liefst z’n daiquirí dronk.

Op de volgende hoek vind je de boekhandel La Moderna Poesía, een van de betere in Havana. Voor Cubaanse literatuur en schoolboeken is dit de beste plek. Er is een verbazingwekkende hoeveelheid literatuur tegen zeer lage prijzen te krijgen. Voor Engelstalige boeken over Cuba moet je naar Librería Internacional, schuin aan de overkant in de Calle Obispo.

De Calle Obispo is een winkelstraat die karakteristiek is in het huidige Cuba. De meeste winkels zijn leeg, dichtgespijkerd of hebben een andere functie gekregen. Soms geeft een naam op de etalageruit of de gevel aan wat voor soort winkel hier vroeger was gevestigd. Waar wel zaken worden gedaan, staan meestal groepjes mensen op hun beurt te wachten.

Op de hoek met de Calle Villegas zit een oud volkscafé, La Casa del Escabeche. Ertegenover is ook altijd wel volk te vinden, bij de ijssalon Helado Tropical (‘Tropisch IJs’).

Weer een ander gezellig café is La Lluvia de Oro (‘Gouden Regen’), op de hoek met de Calle Habana, met soms live-muziek.

Van de winkels mag weinig over zijn, de levendigheid op straat is er niet minder om. La Habana Vieja is een dichtbevolkt stadsdeel en vooral tegen het einde van de middag lijkt het of iedereen de straat op gaat. De temperatuur is dan draaglijk en het is tijd voor een praatje.

Vlak bij de kruising met de Calle Cuba staat het Palacio de Turismo, gehuisvest in een kapitaal herenhuis uit de 19de eeuw. Op de patio staan diverse souvenirstalletjes en kun je toeristische informatie krijgen. Er is ook een tentoonstellingsruimte.

De volgende straat die je kruist, is de Calle San Ignacio, met op de hoek Café Paris. De naam van deze straat, één van de oudste van Havana, is ontleend aan het college en de kapel die de jezuïeten hier aanvankelijk bouwden en wijdden aan de Heilige Ignatius van Loyola. De straat voert naar het plein met de kathedraal, die nu op die plaats staat.

Loop verder door in de Calle Obispo. Op nr. 153 bevindt zich het fraai gerestaureerde hotel/pension Ambos Mundos, waar Hemingway zijn bestseller For Whom the Bell Tolls zou hebben geschreven.

Het deel van de Calle Obispo tussen de Calle Mercaderes en de Calle Oficios was het eerste stuk van La Habana Vieja dat werd gerestaureerd en teruggebracht in de koloniale stijl.

Direct in het oog springt de apotheek op de hoek met de Calle Mercaderes. Voor het interieur hebben de restaurateurs teruggegrepen op de Botica Santa Catalina, de apotheek die hier in de 19de eeuw gevestigd was. Het is nu een klein museum over de farmacie, met een prachtige verzameling porseleinen potten en een omvangrijk archief over de werking van medicinale planten. Aparte aandacht is er voor de productie van honing, waarvan op deze plek al in 1590 drankjes werden bereid.

In de andere gerestaureerde panden op hetzelfde rijtje, met elegante houten balkons en pastelkleurige deuren, zijn onder meer een kapper, een ijssalon, een restaurant en een café ondergebracht. Je bevindt je dan al op het Plaza de Armas.

Homoseksuelen zijn ‘antisociaal’

Zaterdagavond, 23.00 uur. De Malecón in Havana, de grootste bar van de wereld, zit propvol. Meer dan 500 mannen, vrouwen en kinderen hebben zich in allerlei bochten gewrongen om een mooi plekje op de lage stenen muren te bemachtigen. Kussende koppels met hun gezichten naar de donkere zee, gitaarspelende mannen, groepjes jongeren met zelf gestookte rum hangen, zitten en liggen tussen het golfgeruis en de stofwolken die de snorrende auto’s aan de straatkant achterlaten. Diezelfde Malecón is vanavond even het terrein van de homoseksuelen en de travestieten uit Havana. Hier spreken ze af, drinken goedkope rum alvorens ze en masse naar geheime feestjes in de stad gaan.

Het gehalte aan homoseksuele mannen is ’s zaterdags erg hoog,’ vertelt Rafael (23), terwijl hij met zijn hoofd gebaart naar Café Fiat, aan de overkant van de brede straat. De jonge Cubaan is zelf ook maricon (‘soy gay’), maar ‘ik loop er niet zo mee te koop als de meeste mannen. Dan krijg je last met de politie,’ zegt hij zacht. Rafael vindt zichzelf ‘normaal’, maar de agenten weten hem en zijn compañeros altijd en overal te vinden. ‘Homoseksuelen zijn antisociaal’ is de onderliggende reden voor hun verkapte vormen van chantage en grove discriminatie. ‘Mijn vrienden en ik zitten vaak in Parque Central of Parque de la Fraternidad te kletsen. Doordeweeks zit ik in de schoolbanken en in het weekend serveer ik maaltijden in een paladar, maar het merendeel van mijn vrienden zit zonder werk. Ze zijn zonder duidelijke reden ontslagen. Jongeren vinden het vaak eng en moeilijk om een baantje te zoeken. Ze zijn bang voor repressie en intimidatie.’ Volgens Rafael ben je in Cuba als entendido bijna automatisch een nul, een nietsdoener, een Castrohater. Een worm dus. ‘We hebben gewoon geen recht op een eigen mening, op een eigen manier van zijn. Onze samenleving is macho’s gewend. Vrouwen kunnen het niet verkroppen wanneer een man op zijn eigen sekse valt. Vandaar dat we hier soms moeilijkheden hebben. In onze families – mijn ouders weten van niets –, in de wijk, op ons werk, op straat en tijdens het uitgaan.’

Echte moeilijkheden kent Gustavo (31) niet sinds zijn familie en vrienden weten dat hij liever met een man zijn leven deelt. Hij werkt als portier in een museum, waar bijna iedereen op de hoogte is van zijn seksuele voorkeur. ‘Pájaro is het enige wat ze af en toe lacherig tegen me zeggen, maar dat doen ze alleen als ik per ongeluk vrouwelijk doe of wanneer ze me in het weekend in een strak truitje zien rondlopen. Gelukkig zie ik veel homoseksuele toeristen die me onbewust moed inspreken. Maar mijn jonge neefje bijvoorbeeld, die in Santa Clara woont, heeft het echt niet gemakkelijk. Op het platteland kennen ze een verschijnsel als gays niet. Hij probeert nu alles om in Havana te kunnen studeren. Hij wil kunnen leven zonder leugens.’

Het acteerspel heeft ‘noem me maar Enidio (25)’, een bebaarde weekendtravestiet met een kast vol make-up en uitbundige jurken, eveneens goed onder de knie. Wanneer hij niet op de Malecón rondbanjert om de teugels te laten vieren, staat hij letterlijk en figuurlijk dag en nacht op het toneel. In allerlei ondergronds gehouden travestietenshows zingt hij Engels- en Spaanstalige coverliedjes. Enidio ontkent noch ontkracht de door Rafael en Gustavo geschetste situatie van de bestaande homoscene. Ook vindt hij de provocerende zin van de Franse filosoof Jean Paul, die meer dan 30 jaar geleden beweerde dat Cuba geen joden kent maar homoseksuelen, absoluut niet achterhaald. ‘De meeste homo-heropvoedingskampen uit de jaren zestig zijn misschien wel verdwenen, maar ik zou niet weten waar mijn twee lesbische vriendinnen zijn gebleven. Het zou goed kunnen dat ze samen met een aantal jineteras (vrouwen van lichte zeden) ergens opgesloten zitten. Tegen zulke dingen kunnen we niets doen. We kunnen zelf weinig ondernemen.’ Enidio weet het nog goed. In maart 1994 zong Pablo Milanès in theater Karl Marx El Pecado Original (De Originele Zonde). ‘Dat was pas een daad. Een ode aan wie zogenaamd “abnormaal” was. Hij had het over de liefde tussen twee mannen, over acceptatie en respect. Milanès was lange tijd een voorbeeld voor ons. Iemand om je aan vast te klampen wanneer de moeilijkheden zich opstapelen.’ Over de problemen met zijn familie (‘Mijn moeder heeft me op straat gegooid toen ze ontdekte dat mijn vrienden mannen waren en ik graag als vrouw de deur uitga’) en zijn gezondheid (‘Ik heb aids’) praat hij liever niet, laat staan over de ‘uniformen die de straten vullen’. Nog geen zes maanden na het gesprek met ‘Enidio’ blijkt hij vast te zitten. In Nazarena, een plek die meer jongeren uit Havana omschreven als een ‘heropvoedingsgesticht voor mensen met aids die zich “slecht” gedragen, jineteras, travestieten en homoseksuelen’. Zijn vrienden van de Malecón hebben hem al tal van zaterdagen moeten missen. Bij de ‘klaagmuur’, zoals de Cubaan de dikke stenen zeewal meestal noemde, houdt de hoofdstad op, maar voor velen als Enidio begon de vrijheid hier.

Eén van de laatste huizen voordat de Calle Obispo de Calle Oficios kruist, is het Casa del Agua ‘La Tinaja’. Je kunt er heerlijk koel en fris water kopen, net als de stadsbevolking dat deed vanaf het begin van de 16de eeuw.

Plaza de Armas

Sinds het ontstaan van de stad was het Plaza de Armas het voornaamste plein van de stad. De eerste mis werd hier opgedragen. Het werd de paradeplaats voor het leger, en daarna de plaats om te flaneren. Rondom het plein woonden de rijkste stedelingen. Hun paleizen zijn of worden opgeknapt.

Op de hoek met de Calle Obispo staat het Palacio de los Capitanes Generales. Met z’n sobere barokke stijl en karakteristieke zuilengalerij is dit een van de grote architectuurmonumenten in Havana. Het paleis dateert van 1791. Een eerder bestuursgebouw van de cabildo (stadsbestuur) op deze plek was door een orkaan verwoest. Tot 1798 was het paleis de residentie van de opperbevelhebbers van het leger, vandaar de naam. Daarna werd het de ambtswoning van de gouverneurs. Honderd jaar lang is vanuit dit paleis de koloniale macht uitgeoefend. Iedere gouverneur liet nieuwe verfraaiingen aanbrengen. Een van hen liet de Corinthische zuilen aan weerskanten van de hoofdingang maken, om de entree nog meer te accentueren. Een andere ergerde zich zo aan het geratel van de koetsen dat hij de bestrating voor de ingang liet vervangen door hout.

In 1902 werd in dit paleis de nieuwe republiek uitgeroepen. Daarna was het tot 1920 het presidentieel paleis en vervolgens de zetel van het gemeentebestuur van Havana. Na de restauratie, die in 1967 begon, is het Museo de la Ciudad in het paleis gevestigd en schittert dit bouwwerk als vanouds. De patio, met volle tropische planten, het hagelwitte beeld van Columbus en omringd door een imposante zuilengalerij, is een plaatje. In het weekend krijgt deze monumentale binnenplaats extra sfeer als er klassieke muziekuitvoeringen zijn.

Na een bezoek aan het paleis wandel je over het plein naar de overkant, langs het monument voor Carlos Manuel de Céspedes. De restauratie van het Palacio de los Condes de Santovenia, gebouwd aan het eind van de 18de eeuw, is nagenoeg klaar. Dit stadspaleis is vooral door de graaf van Santovenia verfraaid, onder meer met decoraties aan gevel en balustrades, en heeft daarom zíjn naam gekregen. Sinds 1867 was Hotel Santa Isabel in het gebouw gevestigd, indertijd algemeen beschouwd als het beste van Cuba. Na de Tweede Wereldoorlog heeft het bouwwerk nog dienstgedaan als restaurant. Nu is het stijlvolle hotel Santa Isabel weer teruggekeerd op deze plek.

Naast het paleis staat, ietwat verscholen tussen het groen, El Templete. Deze kleine tempel stamt uit 1828 en is op de plaats gebouwd waar in 1519 de stichting van de stad werd ingeluid met een mis. De bouw van El Templete was indertijd een unicum vanwege de neoklassieke, in dit geval Grieks-Dorische, stijl.

Binnen in de tempel hangen drie bijzondere schilderijen van de Franse meester Jean Baptiste Vermay, indertijd directeur van Cuba’s oudste kunstacademie, La Academia de San Alejandro. De schilderijen beelden de drie historische gebeurtenissen op deze plek uit: de eerste mis, de installatie van de eerste cabildo, de inauguratie van de tempel. Een urn met de as van de schilder en z’n vrouw is in de tempel ondergebracht. Aan de wolboom vóór de tempel worden magische krachten toegeschreven. Jaarlijks op 16 november staat de boom centraal bij het feest ter herdenking van de eerste mis.

Aan de noordkant van het plein staat het oudste fort van Havana, El Castillo de la Real Fuerza (Kasteel van de Koninklijke Garde). Het eerste kasteel werd in opdracht van gouverneur Hernando de Soto in 1538 zo’n 300 meter naar het noorden gebouwd. Na de verwoesting door piraten begon men met de bouw van het huidige fort. Dat was gereed in 1577. Vóórdat het Palacio de los Capitanes Generales die functie overnam, woonden de Spaanse gouverneurs in het fort. Daarna was het uitsluitend in gebruik voor militaire doeleinden, totdat in 1938 de archieven van de Nationale Bibliotheek er werden ondergebracht. Nu is in het kasteel het Museo de la Cerámica Artística Cubana ondergebracht.

Het fort is gebouwd in de vorm van een kruis met vier hoge bolwerken op de punten. Voordat de Avenida del Puerto werd aangelegd (1926), lag het fort direct aan het water. Vanaf de bolwerken kon de ingang goed worden bewaakt.

De klokkentoren is tot symbool van de stad Havana geworden. Hiervandaan is eeuwenlang de bevolking gealarmeerd als er een piratenaanval dreigde, brand was uitgebroken of als er een storm aankwam. De bronzen windvaan bestaat uit een vrouwenfiguur met in haar linkerhand een kruis. Het zou hier gaan om de vrouw van gouverneur en ontdekkingsreiziger Hernando de Soto, die elke namiddag hoopvol op de uitkijk stond om haar man te verwelkomen. De Soto was naar het huidige Florida vertrokken op zoek naar de Bron van de Eeuwige Jeugd. Hij is nooit van die reis teruggekeerd. La Giraldilla, zoals het bronzen beeld door de Cubanen wordt genoemd (giralda: windvaan), draagt het Kruis van Calatrava, de orde waartoe gouverneur Juan Bitrián de Viamonte behoorde. Het is een ode aan de man die opdracht gaf tot de bouw van de toren in het fort.

La Giraldilla heeft als bijnaam La Habana, en staat als handelskenmerk op de etiketten van Havana Club. De bevolking van de Cubaanse hoofdstad zegt: ‘Je hebt Havana niet écht bezocht, als je Havana (La Habana) niet hebt gezien’.

Je betreedt het fort via een brug vanaf het plein. Boven de ingang hangt een wapenschild dat stamt uit de 16de eeuw en dat in Sevilla is vervaardigd. Op het platform, de eerste verdieping, bevindt zich een terras met een uniek zicht op de historische stad.

Ga bij het verlaten van het kasteel naar rechts in de richting van de Calle O’Reilly. Het monumentale barokke gebouw dat je passeert, is het Palacio del Segundo Cabo, gebouwd als residentie van de vicegouverneur in 1772. Later heeft het nog dienstgedaan als politiebureau en kantoor voor de strijdkrachten. Nu is het in gebruik door het ministerie van Cultuur. Als de poort openstaat, mag je niet nalaten de mooie Andalusische patio te bekijken.

Loop via de Calle O’Reilly naar de Calle San Ignacio. Sla rechtsaf. In dit deel van de Calle San Ignacio zijn de eerste vruchten van het liberalere economische beleid af te lezen aan de snelle opkomst van de winkeltjes met sieraden, kleding, houtsnijwerk en schilderijen.

Plaza de la Catedral

Het Plaza de la Catedral is het best geconserveerde deel van koloniaal Havana. De verzameling historische gebouwen die het plein omsluiten en de sfeer maken het tot een unieke plek in de Cubaanse hoofdstad. Het is bovendien een ideaal rustpunt tijdens het bezichtigen van de oude stad, door de aanwezigheid van enkele voortreffelijke en sfeervolle restaurants, waaronder El Patio aan het plein en het wereldberoemde Bodequita del Medio direct om de hoek. Zorg er wel voor dat je de kathedraal ’s ochtends al hebt bezocht.

In de 16de en 17de eeuw stond deze plek bekend als Plazuela de la Ciénaga, het ‘modderpleintje’, vanwege de drassige grond. Vooral in de regentijd liep dit gebied snel onder. Hiervandaan werden niet alleen de schepen, maar ook het in 1592 gereedgekomen eerste stadsaquaduct, de Zanja Real, van zoet water voorzien.

De jezuïeten begonnen in 1748 op deze plek met de bouw van een school en een kerk. Mede door de verbanning van de jezuïeten uit Cuba kwam de kerk pas in 1777 gereed. Bij de stichting van het bisdom Havana in 1789 werd de kerk tot kathedraal gewijd. Zij is opgedragen aan de Maagd Maria, La Virgen María de la Immaculada Concepción. Tegenwoordig staat zij bekend als de Catedral de San Cristóbal de la Habana.

In de vorige eeuw zijn de vermoedelijke resten van Columbus in de kathedraal ondergebracht, tot ze na de Spaans-Amerikaanse oorlog naar Spanje werden overgevaren.

Zowel in de barokke voorgevel van de kathedraal als in de nissen is een sterke Italiaanse invloed zichtbaar. Pilaren en decoratieve lijsten geven extra diepte. In de nissen aan de buitenkant zijn de beelden verdwenen. Opvallend zijn de twee verschillende torens.

Twee rijen pilaren vormen in het interieur de scheiding tussen het schip en de twee zijbeuken. Beeldhouwwerk en ornamenten van het hoofdaltaar zijn het werk van de Italiaan Bianchini. De schilderijen aan de zijkanten zijn grotendeels gemaakt door de Fransman Jean Baptiste Vermay. Eronder zijn enkele kopieën van Europese meesters.

common CATEDRAL DE SAN CRISTÓBAL DE LA HABANA, Calle Empedrado 158. Geopend: dag. 8–12, zo. 8–10 uur.

Aan de oostkant van het plein, links als je met de kathedraal in de rug staat, staan twee prominente stadspaleizen uit de 18de eeuw. Op de hoek met de Calle Empedrado staat het Palacio del Conde Lombillo (1737). De hoofdingang zit aan de eerstgenoemde straat. Eén van de eerste bewoners liet al snel een tweede ingang aan de pleinkant maken. Het gebouw wordt nu gebruikt door de Poder Popular. Op de benedenverdieping, naast een boekhandel met veel revolutionaire literatuur en posters, is een tentoonstelling ingericht over de geschiedenis van de pedagogie in Cuba. Er is veel aandacht voor leven en werk van José Martí.

Direct ernaast staat het Palacio de los Marqueses de Arcos (1741). Aanvankelijk was het de woning van enkele adellijke Spaanse families, en aan het einde van de 19de eeuw even in gebruik als hoofdpostkantoor. Nu is de Taller Experimental de Gráfica de la Habana erin gevestigd, het gemeentelijk atelier voor experimentele grafische kunst. Sla dit niet over als je eens een ander souvenir zoekt dan de geijkte ‘kunst’ op straat.

common TALLER EXPERIMENTAL DE GRÁFICA DE LA HABANA. Geopend: ma.–za. 9–16 uur.

Beide gebouwen zijn aan de pleinkant verbonden door een zuilengalerij. In de schaduw proberen kunstenaars hun werk aan de man te brengen en vertonen straatkunstenaars hun repertoire.

Recht tegenover de kathedraal staat het Palacio de los Condes de Casa Bayona. Van de paleizen rond het plein is dit het oudste. Don Luis Chacón, de militaire gouverneur van Cuba, liet het in 1720 bouwen. Tot halverwege de 19de eeuw deed het dienst als woonhuis, daarna zat onder meer de Orde van Notarissen erin, en ook nog even de redactie van een krant. Na de revolutie is het Museo de Arte Colonial erin gevestigd. Een betere entourage voor dit museum is inderdaad niet denkbaar. Ook hier is de patio, met tal van tropische planten, weer prachtig.

Aan de andere kant van de Calle San Ignacio bevond zich in de vorige eeuw het Casa de Baños, het openbare badhuis. En nog verder terug in de tijd een grote zoetwaterput. Aan het eind van de vorige eeuw werd het huidige gebouw neergezet met een gevel in neobarokstijl. Op de begane grond is een kunstgalerie gevestigd. De fontein in de gevel op de hoek met de Callejón del Chorro (Steegje van de Waterstraal) verwijst naar het belang van deze locatie voor de watervoorziening van de stad.

Naast het voormalige badhuis, meer naar voren geschoven op het plein, vind je het Casa del Marqués de las Aguas Claras, waar nu restaurant El Patio in zit. Het gebouw stamt uit 1775. Eerst was het woonhuis, onder meer van Don Ponce de León, markies van Aguas Claras. In de loop van de 20ste eeuw deed het dienst als restaurant en kantoorgebouw. Na een grondige restauratie in 1963 zijn de benedenen tussenverdieping weer in gebruik als restaurant/café. De patio is mooi, maar de beste plek overdag is het terras onder de bogengalerij.

In de hoek van het plein tegenover El Patio en de kathedraal is het Centro Cultural Wilfredo Lam gevestigd in een kolossaal 18deeeuws herenhuis. Dit cultureel centrum is in 1983 opgericht als hommage aan de grootste Cubaanse kunstenaars van deze eeuw. Er zijn vaak tentoonstellingen en workshops over eigentijdse kunst in de derde wereld, want daar is het centrum voor opgericht.

common CENTRO CULTURAL WILFREDO LAM, Plaza de la Catedral, hoek San Ignacio en Empedrado. Geopend: ma.–za. 10–17 uur.

In de Calle Empedrado zit het bekendste café van Havana: LA BODEGUITA DEL MEDIO, waar ‘Papa’ Hemingway van z’n mojito genoot. Die werd hier het beste gemaakt, zo vond hij. Na de schrijvers en kunstenaars vormen nu vooral toeristen de klandizie.

Via de Calle Empedrado of de Calle O’Reilly kun je teruglopen naar Centro Habana. Eventueel kun je dan een bezoek brengen aan de grote musea van de Avenida de las Misiones (zie verder bij Centro Habana) en doorlopen naar het fort La Punta.

Heb je wat meer tijd dan is het de moeite waard om met name het zuidelijke deel van oud-Havana, de kant van de haven, te verkennen. Die laatste mogelijkheid wordt hieronder besproken.

De havenkant

Het gebied van La Habana Vieja ten zuiden van het Plaza de Armas wordt als wandelgebied steeds interessanter. De restauratie van gebouwen en straten is in volle gang. Er zijn musea bijgekomen, andere worden opgeknapt. Iedere plek geeft een stukje meer inzicht in de fascinerende geschiedenis van de stad.

Calle Oficios

De Arabische invloed is merkbaar in de Calle Oficios, waar het uitstekende Arabische restaurant Al Medina en het Casa de los Árabes zijn gevestigd. In het Casa wordt een beeld gegeven van de rijkdom en veelzijdigheid van de Arabische cultuur en de aanwezigheid daarvan in Cuba. Het is trouwens de enige plaats in Havana waar moslims kunnen bidden.

common CASA DE LOS ÁRABES, Calle Oficios 12. Geopend: di.–zo. 9–18 uur.

In dit deel van de Calle Oficios zijn het Museo Numismático (muntenmuseum) en het Museo de la Perfumería gevestigd. Beide zijn ondergebracht in het voormalige Casa del Obispo. Tot halverwege de 19de eeuw resideerde de aartsbisschop in dit gebouw. Daarna deed het onder meer dienst als openbaar pandjeshuis, bekend als Monte de Piedad. Nu, na de restauratie, hangt er de sfeer van een 18de-eeuws klooster.

Calle Obrapía

In de Calle Obrapía is onder andere aandacht voor Latijns-Amerikaanse en Afrikaanse cultuur. Nr. 11 is het Casa Oswaldo Guayasamín, atelier van de Ecuadoriaanse schilder, met een expositie over de eigentijdse inheemse kunst uit Ecuador.

De Mexicaanse cultuur en geschiedenis komen ruimschoots aan bod in het Casa de México Benito Juarez, op de hoek met de Calle Mercaderes. Op straat staat het beeld van Simón Bolívar, ‘El Libertador’, de grote bevrijder van Zuid-Amerika.

Het Casa de la Obrapía (Weldadigheid) op nr. 158, waar de straat naar is genoemd, behoorde in de 17de eeuw aan Martín Calvo de la Puerta y Arieta. Hij vestigde er een opvanghuis voor wezen in. Eind 18de eeuw is een deel van het oorspronkelijke gebouw neergehaald om er een groot stadspaleis van te maken.

Indrukwekkend is ook het Casa de Africa ertegenover. In dit kolossale herenhuis zijn permanente en wisselende tentoonstellingen over de Afrikaanse cultuur. Vooral de collectie over de Afro-Cubaanse religie is de moeite van het bekijken waard.

common CASA DE AFRICA, Calle Obrapía 157 (tussen Mercaderes en San Ignacio). Geopend: di.–za. 10.30–12.30 en 14–16, zo. 10–12 uur.

Calle Mercaderes

In de Calle Mercaderes (tussen Obispo en Obrapía) vertelt een tekst boven de ingang van restaurant La Torre de Marfim hoe de handelsroute vanuit het Verre Oosten via Mexico en Havana naar Spanje liep. Op nr. 120 zit het Casa del Habana met een klein sigarenmuseum.

Verderop bevindt zich het Casa Armeria (nr. 157), een oud wapenmagazijn, dat in april 1958 overvallen werd door revolutionaire rebellen van de Beweging van de 26ste juli (M-26/7). Het is tot nationaal monument verklaard en ingericht als museum.

Plaza de San Francisco

Via de Calle Amargura kom je bij het Plaza de San Francisco. In de omgeving van dit plein staan tal van gebouwen die verbonden zijn met de ontwikkeling van de haven, zoals het Lonja del Comercio de la Habana (hoek Calle Baratilla), een handels- en beursgebouw uit het begin van de 20ste eeuw.

Het pleintje zelf werd al in de 17de eeuw gebruikt als stapelplaats. De Iglesia y Convento de San Francisco de Assis, de door de franciscanen gebouwde kerk en bijbehorend klooster, zijn recentelijk in oude luister hersteld. De franciscanen waren de eerste kloosterorde die zich in Havana vestigde. Al in de 16de eeuw bouwden ze op deze plek een kerk. Nadien hebben stormen verschillende keren zware schade toegebracht. In de 18de eeuw zijn kerk en klooster praktisch volledig herbouwd in barokstijl. Dit complex is nu een fraai staaltje Spaanse koloniale bouwkunst.

In het klooster is het Museo de Arte Religioso ondergebracht, met bijzondere religieuze kunstvoorwerpen uit de 16de tot de 18de eeuw, de enige in z’n soort in Cuba. De basiliek met z’n schitterende akoestiek doet dienst als concertruimte voor kamer- en koormuziek. Ook hier zijn tal van religieuze kunstvoorwerpen, zoals een zeer waardevol houten beeld van Franciscus.

Op het plein is sinds 1963 weer de Fuente de los Leones (Leeuwenbron) te bewonderen. Oorspronkelijk stond die hier, onthuld in 1836, maar daarna is de fontein verschillende keren in de oude stad verplaatst.

Aan de overkant van de Avenida San Pedro staan de huidige douanegebouwen. Even voorbij die gebouwen ligt het pontje naar Regla.

Plaza Vieja

Na de bouw van het Castillo de la Real Fuerza aan het Plaza de Armas, waardoor een deel van dat plein wegviel, kwam een ander plein tot bloei: het Plaza Nueva (Nieuw Plein), zoals het toen werd genoemd. Het was een eerste poging om de ontwikkeling van de handelsstad ruimtelijk beter te plannen. In de 17de en 18de eeuw werd het plein verrijkt met fraaie gebouwen. In de 19de eeuw kreeg het een nieuwe impuls door de bouw van de Marché de Cristina. Aan het begin van de 20ste eeuw sloeg de vernielzucht toe. Niet alleen de markt moest weg, de fraaie gebouwen werden bovendien sterk verwaarloosd en sommige zelfs afgebroken. In de jaren vijftig is er een ondergrondse parkeerplaats aangelegd. Gelukkig ziet men tegenwoordig de waarde van het plein in. De overgebleven historische gebouwen worden gerestaureerd. Het plein heet nu Plaza Vieja.

Aan de oostkant van het plein (Calle Mercaderes) staan twee gerestaureerde particuliere huizen, beide uit de tweede helft van de 18de eeuw: het Casa de Esteban José Portier en (op de hoek met de Calle Muralla) het Casa de Franchi Alfaro. In het eerste pand, tegenwoordig in gebruik door de Photothéque de Cuba, zijn prachtige gravures en decoraties te zien in mudéjar-stijl, met zowel romaanse en gotische als Arabische invloeden.

Aan de noordkant van het plein (hoek Calle San Ignacio) staat het oude Colegio del Santo Angel, genoemd naar de liefdadigheidsinstelling die er in de 19de eeuw gevestigd was. De decoraties, onder meer in ijzer, dateren van die tijd.

Op de andere hoek lieten eind 18de eeuw de gezusters Cárdenas een groot huis bouwen, vandaar de naam: Casa de las Hermanas Cárdenas. In 1824 werd in dit gebouw de Société Philarmonique de La Habana gevestigd.

Een gebouw in typisch Cubaanse barokstijl is het Casa del Conde Lombillo, ook aan de westkant van het plein.

Pronkstuk aan het Plaza Vieja is het Casa de los Condes de Jaruco, aan de zuidkant (hoek San Ignacio en Muralla). Dit gerestaureerde stadspaleis mag illustratief worden genoemd voor de wijze waarop de aristocratie in de 18de eeuw woonde.

In de 19de eeuw raakte het gebouw in verval. Sinds de restauratie in 1979 is het in gebruik als cultureel centrum waar exposities, lezingen en concerten worden gehouden.

Calle Cuba

Via de Calle Muralla loop je naar de Calle Cuba.

Wandel vervolgens in zuidelijke richting en je komt bij het Convento de Santa Clara. Dit is het eerste klooster voor nonnen (zusters clarissen) dat in Cuba werd gesticht, in 1638. Het complex, dat een heel blok beslaat, heeft twee verdiepingen en is gebouwd rondom een grote en bijzonder mooie centrale binnenplaats. De plafonds met houtsnijwerk en Moorse details zijn prachtig. Na de restauratie is er een overheidsinstelling voor restauraties en musea in gevestigd. Bezoekers zijn welkom.

Iets meer naar het zuiden in de Calle Cuba staan twee interessante kerken. Op de hoek met de Calle Acosta staat de Iglesia Parroquial del Espíritu Santo (1674), de tweede parochiekerk die in Havana werd gebouwd. De bouw werd verricht door vrije slaven. In de loop der eeuwen is de kerk uitgebreid tot hij in de 19de eeuw grotendeels z’n huidige vorm heeft gekregen. Op de hoek met de Calle Merced staat de Iglesia Nuestra Señora de la Merced. Deze kerk en bijbehorend klooster stammen uit het begin van de 19de eeuw. De kerk heeft een schip en twee zijbeuken. De koepel is versierd met mooie fresco’s.

Calle Leonor Pérez

Helemaal aan het eind van de Calle Leonor Pérez is de plek waar Cuba’s grootste vrijheidsstrijder José Martí geboren werd (28 januari 1853). Het Casa Natal de José Martí is niet erg indrukwekkend, een bescheiden huisje, dat vlak bij de oude stadsmuur stond. Sinds z’n 72ste geboortedag (in 1925 dus) is er een museum gevestigd.

Avenida De Monserrate

Aan de overkant van de Avenida de Monserrate (die vroeger Avenida de Bélgica heette) doemt het kolossale Estación Central (Centraal Station) op. In 1912 werd het geopend en kwam er een rechtstreekse treinverbinding met Santiago de Cuba. De symmetrische façade met twee torens en in het midden de klok is de kenmerkende vorm van openbare gebouwen uit die tijd. In de wachtkamer kun je de eerste locomotief van de spoorlijn naar Matanzas bezichtigen.

In dit deel van de Avenida de Monserrate staan de meeste overblijfselen van de oude stadsmuur. Vlak bij het station staan resten van een bewakersverblijf, het Cuerpo de Guardia de la Puerta Nueva. De Puerta Nueva of Puerta del Arsenal, één van de negen stadspoorten, stond waar nu de Calle Arsenal loopt. De Puerta de la Tenaza, bij het zuidelijkste puntje van de Avenida de Monserrate, is nog het meest intact.

Loop nu terug in de richting van het Parque Central. In de wijk links van de Avenida de Monserrate staan enkele tabaks- en sigarenfabrieken uit de 19de eeuw. Sommige industriëlen verfraaiden hun huizen in art-nouveaustijl, zoals te zien is in de Calle Cardenas. Via die route kom je ook bij het Capitolio en het Parque Central.

Aan de andere kant van de Avenida de Monserrate, in de Calle Acosta staan de Iglesia y Convento de Nuestra Señora de Belém, een oud kloostercomplex waarvan de bouw in 1712 begon. Zowel kerk als klooster is uitgevoerd in sobere barokstijl. Opmerkelijk is het weldadig versierde barokke gewelf bij de ingang in de Calle Acosta. De bevolking noemt dit de Arco de Belém (Boog van Bethlehem).

Bij de kruising van de Avenida de Monserrate en de Calle Brasil staat nog een overblijfsel van de muur. De tekst op het bijbehorende plakkaat verwijst naar de ‘400-jarige koloniale tirannie… en dat het vaandel van de vrijheidsstrijd sindsdien almaar hoger heeft gewapperd’.

Centro Habana

Als uitgangspunt voor een verkenning van de monumenten in Centro Habana kun je het best het Parque Central nemen.

Aan de westkant van het park staat een aantal markante openbare gebouwen die begin 20ste eeuw zijn neergezet. Vorstelijk kijkt het neoklassieke Hotel Inglaterra neer op het park. Het is één van de oudste hotels in Havana uit de tijd van de Belle Époque (eind 19de eeuw), en de moeite waard om ook eens van binnen te bekijken. De bar beneden is altijd een ontmoetingsplek voor schrijvers, kunstenaars en intellectuelen geweest. Hier verbleven beroemdheden als Sarah Bernhardt, Rubén Darío en Enrico Caruso. Vanuit dit hotel deden Amerikaanse journalisten verslag van het verloop van de Spaans-Amerikaanse oorlog.

De gevel van het hotel is uiterst strak vergeleken met de golvende lijnen, de pilaren, bogen, kuiven en torens van het Gran Teatro de La Habana (ook Teatro García Lorca genoemd). Dit laatste gebouw is neobarok in optima forma.

Het interieur is meer een mengeling van verscheidene stijlen. Sinds de bouw in 1915 is er vier keer grondig verbouwd. De zaal telt maar liefst 2000 stoelen. Tegenwoordig is het Gran Teatro de thuisbasis van het nationaal ballet en de opera van Cuba.

common GRAN TEATRO DE LA HABANA, Paseo de Martí y Calle San Rafael (Centro Habana). Rondleidingen na aanmelding bij de kaartverkoop, di.–zo. 10–19 uur.

Callejón de Hamel

Twee baby-zoetwaterschildpadjes zwemmen in een stenen put, bedolven onder talloze muntjes die wensen zouden verwezenlijken. De ritmische geluidsgolven van Cubaanse rumbamuziek en een grote groep heupwiegende gestaltes omringen het reptielenduo. Elke zondagmiddag van twaalf tot drie geven de Cubanen hun voeten vakantie: boven hun benen bewegen buik, billen en borst alsof ze elektriciteit bevatten. ‘Yemaya, Oyé Yemaya’ neuriet jong en oud als op bevel. De gastheer van het wekelijkse dansfeest in barrio Cayo Hueso met livemuziek is dichter-schilder Salvador Gonzalez Escalona (57). De kunstenaar woont al jaren in de wijk en startte op vier april 1990 met metershoge muurschilderingen: kleurrijke kunstwerken gewijd aan de Afro-Cubaanse godsdienst. Inmiddels beslaat de openluchttentoonstelling minstens de helft van het 200 m lange straatje Callejón de Hamel. Net als de mengvorm van overheersend rood, zonnebloemgeel, grasgroen, wit, turkoois, pikzwart en oranje waarmee hij de muren heeft beschilderd, is ook de stijl van señor Salvador een geraffineerde bundeling van surrealisme en abstractie. Vogels, vissen, slangen, ogen. Draaikolkerige cirkels en Afrikaanse symbolen. Flarden van gedachten vormen gedichten op de muren. In de lucht hangt een zilverkleurige badkuip gevuld met aarde en felrode cactusbloemen. Beeldjes uit hout en steen, een oeroude ijzeren kassa en typemachine, fel beschilderde badkuipen, zuilen met aan het uiteinde stenen en ijzeren voorwerpen in vreemde vormen, lage bankjes van gekleurde metalen buizen en een klein winkeltje waar je dagelijks verse kruiden kunt kopen vormen de bric à brac, de buurttempel zoals Salvador zelf zegt, waarin Cubanen én toeristen zich duidelijk thuis voelen.

Half twee. De energie en het tromgeroffel lijken onuitputtelijk, maar de rum raakt stilaan op en in ruil voor dollars tillen de buren nu met plezier bierflesjes over de stenen muurtjes heen. Een haarloze hond kruipt langzaam op zijn buik aan de slurpende mensenmassa voorbij. Drie lachende kinderen rennen likkend aan hun zoete lolly’s in het rond. En iets verderop over de radio van een passerende auto zingt de Cubaanse zanger Issac Delgado luidkeels ‘La vida es un carnaval’. Probeer je problemen weg te dansen is zijn boodschap. In Callejón de Hamel doen de Cubanen dat al zes jaar lang op zondag.

common SCHILDER SALVADOR GONZALEZ ESCALONA. Atelier: Hamel 1054 tussen Aramburo en Hospital, Cayo Hueso wijk, centrum Havana. Peña de rumba: elke zo. 12–15, tel. 00537-781661. Internet: www.webs.demasiado.com/cubaweb.

f0130-01

Centro Habana
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Capitolio Nacional

Een beter symbool van de Amerikaanse invloed in Cuba dan het Capitolio Nacional is nauwelijks denkbaar. Het kwam gereed in 1929 als zetel van het Cubaanse Huis van Afgevaardigden en de Senaat. Tweeduizend bouwvakkers en kunstenaars hebben 3 jaar, 2 maanden en 20 dagen bijna dag en nacht aan de bouw van het immense gebouw gewerkt. Sinds de revolutie is de Academie van Wetenschappen erin gevestigd, en in een deel van de zuidvleugel zit het Museo Nacional de Historia Natural (Natuurhistorisch Museum). Langzamerhand is het hele gebouw gerestaureerd, ook met het oog op het toerisme.

De architectuur is overweldigend, maar tegelijkertijd is dit bouwwerk illustratief voor de waanzin van generaal Machado’s dictatuur.

De entree is al imposant. Twee bronzen beelden van zeven meter hoog, die de ‘Gerechtigheid’ en de ‘Arbeid’ voorstellen, flankeren de hoofdingang van twaalf Griekse (Ionische) zuilen en immense bronzen deuren. Iedere deur weegt 3 à 4 ton. De taferelen op de deuren, dertig in totaal, vertellen de geschiedenis van Cuba, van de conquista tot aan de inwijding van het gebouw.

De Gran Salón de los Pasos Perdidos is de ontvangstzaal, waar ook de grote recepties werden gehouden. De symmetrie in de beide vleugels is perfect, evenals de harmonie in stijl. In de lantaarns, in de ornamenten (ook elders in het gebouw) komen steeds dezelfde symbolen terug: de letters ‘RC’ (República de Cuba), de nationale vlag, de palm van de vrijheid, en de muts uit de Franse Revolutie.

De koepel, 94 meter hoog, ziet er van binnen nog fantastischer uit dan van buiten. De bouwmeesters hebben zich laten inspireren door het Panthéon in Parijs. Het middelpunt van de koepel is in de vloer van de hal weergegeven door een briljant en geldt als nulpunt voor alle wegen in Cuba.

Het beeld ‘La República’, tegen de achterwand, is gebaseerd op het beeld van Pallas Athene, 14 meter hoog en 30 ton zwaar, gemaakt in Rome en in drie delen naar Cuba gevaren.

De andere salons en zalen in dit gebouw hebben allemaal hun eigen stijl: rococo, empire of neorenaissance. De ene is nog mooier dan de ander. Zelfs de trappenhuizen zijn pronkstukken. De vergaderzalen van de Senaat en het Huis van Afgevaardigden zijn rijkelijk versierd met bronzen reliëfs en schilderijen. Opmerkelijk is de zwaar geblindeerde deur achter de voorzittersstoel in de laatstgenoemde zaal. Zelfs met schietpartijen in het parlement was rekening gehouden. De koepel moet een extra toeristische attractie worden. Er komen een restaurant en een bar. Nergens heb je een beter panorama van de stad.

common CAPITOLIO NACIONAL, Paseo de Martí (Paseo del Prado). Geopend ma.–za. 9–16.30 uur; er zijn gidsen die in verschillende talen uitleg geven bij een rondleiding.

In de Calle Industria, achter het Capitolio, staat de tabaks- en sigarenfabriek Pártagas. De fabriek dateert van 1845 en is daarmee de oudste van het land. Voor bezoekers zijn er rondleidingen. Hoe het alledaagse werk wordt gekoppeld aan de revolutionaire strijd is te zien in de fotogalerij in de hal. Elk groot bedrijf heeft wel zo’n ‘altaar’ met foto’s van Fidel, Che en andere helden van de revolutie.

common SIGARENFABRIEK PÁRTAGAS, Calle Industria: rondleidingen op werkdagen om 10.30 en 13.30 u.

De Paseo de Martí eindigt bij de Fuente de la India, een ode aan de inheemse vrouw aan wie de stad Havana z’n naam ontleent.

Avenida de las Misiones

Een aardige wandelroute aan de noordkant van het Parque Central gaat over de Avenida de las Misiones (een deel van de vroegere Avenida Bélgica), met enkele grote musea, langs het monument voor Máximo Gómez, het fort La Punta en weer terug via de Paseo de Martí.

Loop de Avenida de Monserrate in en je passeert het Edificio Bacardí, vroeger hoofdkantoor van de bekende rumfabriek. Vervolgens kom je bij een strak grijs gebouw, speciaal gebouwd (1955) voor het belangrijkste kunstmuseum van Cuba: het Museo Nacional de Bellas Artes. Dit museum is grotendeels gewijd aan de beeldende kunst uit Cuba en de Europese schilderkunst.

Naast dit museum ligt een park dat in gebruik is voor het Memorial Granma. In een glazen paviljoen is het jacht te zien waarmee Fidel, Che en de andere 79 revolutionairen in 1956 naar Cuba voeren. Verder staan er voertuigen die zijn gebruikt door de revolutionairen, onder meer waarmee in 1957 een aanval op het presidentiële paleis werd gedaan.

Dit openluchtmuseum is onderdeel van het Museo de la Revolución. Van 1920 tot 1959 was dit de residentie van de Cubaanse presidenten en vooral symbool van de macht tijdens de dictatuur van Machado en Batista. Heel toepasselijk dus om hierin het museum van de revolutie, inclusief het hele verhaal van de onafhankelijkheidsstrijd, onder te brengen. Het gebouw zelf dateert van 1913. Voor het ontwerp tekende onder meer de Belgische architect Jean Beleau. De decoraties binnen zijn van het vermaarde Tiffany’s uit New York.

Loop de Avenida de las Misiones verder af in de richting van het monument van Máximo Gómez. Rechts op de hoek staat een groot herenhuis waar sinds 1971 het Museo Nacional de la Música is gevestigd. Het gebouw stamt uit het begin van deze eeuw en heeft veel neoklassieke stijlelementen. Beroemde musici als Federico García Lorca en René Dumesnil hebben hier gespeeld tijdens de huisconcerten die de familie Pérez de la Riva organiseerde.

Als je nu iets doorloopt langs de Calle Tacón kom je bij het Palacio de Pedroso. Een enorm gebouw, met een voorgevel van ruim 30 meter breed. De hoofdingang is een fraai voorbeeld van vroege Cubaanse barok. Nu is het Palacio de Artesanía er gevestigd, met mooie souvenirs: van houtsnijwerk en schilderijen tot miniatuur soldaatjes en historische ansichtkaarten.

common PALACIO DE ARTESANÍA, Calle Cuba 64. Geopend: dag. 9.15–19 uur.

Monumento Máximo Gómez

Gezichtsbepalend voor de entree van de oude stad is het monument voor generaal Máximo Gómez. Het bronzen beeld van de nationale held uit de onafhankelijkheidsstrijd staat op een kleine tempel in wit marmer. Aan de voet daarvan een beeldengroep met de Angel de la Independencia (Engel van de Onafhankelijkheid). De voorkant van het beeld is extra geaccentueerd met een fontein in de vorm van een bronzen vierspan dat naar voren lijkt te stuiven. Het monument is onthuld in 1935.

Aan de westkant van het plein staan resten van de oude gevangenis, de Cárcel de Tacón, gebouwd tussen 1834 en 1838. In deze gevangenis heeft menige vooraanstaande vrijheidsstrijder uit de 19de eeuw vastgezeten, onder wie José Martí. Een andere verwijzing naar de strijd voor de onafhankelijkheid staat enkele tientallen meters verderop in de richting van het fort: het Monumento a los Estudiantes de Medicina. Acht studenten medicijnen zijn hier in 1871 gefusilleerd, officieel vanwege grafschennis, in werkelijkheid vanwege hun vrijheidsidealen.

La Punta

Aan de overkant van de Avenida del Puerto staan de resten van het Castillo de San Salvador La Punta. De bouw begon in 1589, gelijktijdig met die van het fort El Morro aan de overkant van het water. In de 17de eeuw hing er tussen de twee forten een zware ijzeren ketting om het binnenvaren van niet-gewenste schepen te beletten. De bouwkundige wijzigingen in de loop der tijden hebben de trapeziumvorm van het fort niet aangetast.

Paseo de Martí

Alhoewel de naam officieel veranderd is, staat deze wandelpromenade nog altijd bekend als de Paseo del Prado. Lange tijd was dit de voornaamste boulevard van Havana. In 1772 werd een begin gemaakt met de aanleg, gemodelleerd naar de Paseo del Prado in Madrid. In de 19de eeuw was de Paseo de ontmoetingsplaats van de chique. Hier ging je flaneren of zitten kijken. De marmeren bankjes en smeedijzeren lantaarns herinneren aan de ‘Belle Époque’.

Calle San Rafael

De Calle San Rafael is één van de lange winkelstraten die oud-Havana met Vedado verbinden. Er is zelfs een stuk voetgangersgebied.

Op de kruising met de Avenida Italia staat het warenhuis Variedades. Als het open is, mag je het niet missen. Iedere afdeling heeft z’n ‘medewerker van de maand’. Er is zelfs een ‘departamento mas destacado’ (‘meest onderscheiden afdeling’). Je vraagt je af waarmee, want de meeste vitrines zijn volledig leeg.

Malecón

El Malecón is Havana’s gezicht. De pastelkleurige gevels aan de oostkant met balkons, pilaren en andere ornamenten vormen een prachtig stilleven. Juist het vervallen karakter van de meeste gebouwen maakt deze huizengalerij nog schilderachtiger. Wat moet het fantastisch zijn om hier te wonen, met uitzicht op de oceaan.

Naar het westen toe gaat de kilometerslange boulevard over in moderne blokken met af en toe een monument in beeld. Ietwat naar achteren geschoven, op de hoek van de Calle San Lázaro en Calle Belascoaín, staat het Hospital Hermanos Ameijeiras. Vlak voor de revolutie begon de bouw van wat de Banco Nacional de Cuba had moeten worden. Daarna is het omgebouwd tot algemeen ziekenhuis. Lange tijd gold het als het modernste ziekenhuis van Midden- en Zuid-Amerika, en als kroon op het systeem van gratis openbare gezondheidszorg in de socialistische samenleving. Vóór het ziekenhuis staat een opmerkelijk beeld van vrijheidsstrijder Antonio Maceo. Dit keer kijkt hij niet, zoals gebruikelijk, in noordelijke richting. Daar liggen immers de Verenigde Staten, het land dat ingreep in de onafhankelijkheidsstrijd op Cuba, een daad die hij tot in de grond van zijn hart verfoeide.

Aan de rand van het plein vind je de Torreón de San Lázaro, een oude uitkijktoren uit de Spaanse tijd.

Na zonsondergang komt de Malecón tot leven. Dan komen de habaneros op de boulevard om uit te waaien, een praatje te maken of samen te zijn met hun geliefde.

Modern Havana

Vergeleken met de dicht bebouwde stadsdelen La Habana Vieja en Centro Habana is het moderne Havana veel ruimer opgezet met brede straten, parken en meer groen. Dat maakt dat de bezienswaardigheden veel verder uit elkaar liggen, en moeilijk lopend zijn af te werken.

Vedado

Wandelen kan in modern Havana het best in Vedado, het zaken- en uitgaanscentrum van Havana. De Calle 23, daar waar deze straat La Rampa heet, is een verzamelplaats van hotels, restaurants en kantoren van luchtvaartmaatschappijen. La Rampa (‘de helling’) wordt zo genoemd omdat de straat iets afloopt. De straten die er haaks op staan hebben de letters van het alfabet.

Het hoogste en beste oriëntatiepunt is Hotel Habana Libre. Deze betonnen kolos was vóór de revolutie het Hilton Hotel. Met alle bars en restaurants, de winkels, het postkantoor, en natuurlijk de recreatiefaciliteiten hoef je eigenlijk de deur niet meer uit. Habana Libre is een wereld op zich.

Aan de overkant van La Rampa staat de grootste bioscoop van de hoofdstad: Yara. Op het groene plein vóór de bioscoop is ijssalon Coppelia de voornaamste attractie. Een ijsje eten is voor de Cubanen écht uitgaan.

De straten direct achter La Rampa (Calle 21, Calle 19) vormen de beste optie voor een verkenning ’s avonds. Er zijn verschillende restaurants en nachtclubs gevestigd. Beide straten komen uit bij Hotel Nacional, dat zeker de moeite van een bezoek waard is. Het is ongetwijfeld het elegantste hotel in Havana en zelfs Cuba. De lobby en de eetzalen zijn prachtig afgewerkt. Sla vooral een bezoek aan de tuin niet over. De ligging is magnifiek: op een rotspunt met uitzicht op de oceaan en de Malecón. Ook een bezoekje aan het dakterras is een aanrader vanwege het uitzicht.

Een stukje doorlopen langs de Malecón in westelijke richting en je komt bij het Monumento a las Víctimas del Maine Dit bouwwerk in neoklassieke stijl is in 1925 opgericht ter nagedachtenis aan de 268 slachtoffers van de Amerikaanse marine die het lieven lieten bij de explosie aan boord van dit oorlogsschip op 15 februari 1898. De ware toedracht is nooit achterhaald, maar voor de Amerikaanse regering vormde deze tragische gebeurtenis de aanleiding om Spanje de oorlog te verklaren en Cuba binnen te vallen. Zij gaven de Spanjaarden dus de schuld. Uit het opschrift bij het monument is af te leiden dat de Cubanen de Amerikaanse regering zelf verantwoordelijk houden. Vroeger sierde een adelaar het monument. Na de Cubaanse revolutie is deze verwijderd als blijk van politieke rechtvaardigheid.

De Chinese wijk

Rijst, rijst, en nog eens rijst. Stokjes en loempia’s. Zoete Chinese sinaasappels en scherpe pindasaus. Calle Cuchillo, een smal steegje in het centrum van de Chinese wijk, zit boordevol drukbezochte restaurantjes. De bijbehorende kleine terrasjes plakken tegen elkaar. Overal de geur van kip in zoetzure saus, het ritme van de salsa en son, de nodige Cubaanse moppen en strandverhalen. Barrio Chino is één en al bedrijvigheid. Ruim 200.000 mensen passeren dagelijks het Chinese stadsgedeelte. Werk, en voor toeristen eventueel een goedkope hap, zijn de hoofdredenen.

Ruim 11.000 Cubanen bewonen de 67 hectare die de Chinese wijk in het centrum van Havana omvat. Twintig jaar terug bewoonden nog 4000 in China geboren Chinezen het eiland, tegenwoordig telt de Chinese gemeenschap nauwelijks nog 400 man, van wie zo’n 100 oudjes in de hoofdstad huizen.

Op 3 juni 1847 kwamen de eerste Chinezen per schip op Cuba aan. De Culiés, zoals de Cubanen ze noemen, waren goedkope arbeidskrachten. Gedurende de koloniale periode (1847–1883) werkten 150.000 Chinese migranten als goedkope slaven op de suikerplantages, van 1868 tot 1898 namen duizenden Chinezen deel aan de Cubaanse emancipatie-oorlogen en tot in de beginjaren van de 20ste eeuw bleven de Chinese immigranten komen om hard aan de slag te gaan. Een Cubaanse restauranthouder die de Chinese geschiedenis op zijn duimpje kent – ‘een vriend van mijn grootvader kwam uit China en hij vertelde altijd urenlang verhalen over zware arbeid’ – laat los dat de uitdrukking ‘trabajar como un Chino’ (je rot werken als een Chinees) in Cuba is ontstaan. ‘Chinezen doen van alles in Cuba. Je ziet hier gewiekste zakenlui, maar ook loempiarollers die zich in kleine donkere kamertjes in het zweet werken.’ ‘Bij die laatste moet je wezen,’ zegt hij, ‘dat zijn de echte Chinezen.

Een Cubaanse medewerkster van El Grupo Promotor del Barrio Chino (de overal en altijd in de wijk aanwezige pleitbezorger van de Chinese cultuur en tradities) probeert haar gezicht in de plooi te houden, terwijl ze nog geen minuut later hartelijk om de restauranthouder lacht. ‘Barrio Chino is China in het klein zonder de Chinezen’ beweert ze. En inderdaad, een kleine greep uit 60.000 Chinese karakters, die de Cubanen niet ontcijferen kunnen, verwijzen naar een Chinese begraafplaats, de discotheek Los Tres Chinitos, de bioscoop Águila de Oro met Amerikaanse en Chinese films, het casino Chung Wah, de Chinese krant Kuong Wah Po, de apotheek Chung Wah en een centrum waar ze met traditionele medicijnen werken. Ook een typisch Chinees theater, een dansgroep, een plek waar Cubanen Chinese kunstvoorwerpen vervaardigen en de mogelijkheid voor jong en oud om verschillende Chinese vechtsporten te beoefenen, lijken meer dan geslaagde pogingen het Chinese karakter van de wijk te bewaken. Maar wanneer de restauranthouder gevraagd wordt wat hij het liefste eet, zegt hij met een charmante Cubaanse knipoog: ‘Fligoles con alloz, pol favol.’ Gewoon rijst met bonen dus.

Als je verder wandelt langs de Malecón, kom je bij de voormalige Amerikaanse ambassade. Vandaar dat de zeeboulevard hier ook wel de Avenida Washington wordt genoemd. Tegenover de ambassade staat een groot reclamebord met een provocerende boodschap aan de yanquis in de zin van ‘Wij Cubanen zijn absoluut niet bang voor jullie’.

Op de hoek met de Calle G staat het Monumento a Calixto García, gebouwd in 1959 ter herinnering aan de beslissende bijdrage die deze Cubaanse held leverde aan de opstand tegen het Spaanse koloniale regime. De troepen van Calixto García hielpen de Amerikaanse marine aan land komen in 1898 bij Santiago de Cuba. De volgende dag echter had de invasiemacht de stad afgesloten en mochten zelfs de Cubaanse militairen de stad niet meer in.

Het witgrijze gebouw vlak achter het zojuist genoemde monument, in art-decostijl, huisvest het Casa de las Américas.Dit instituut stimuleert de Cubaanse en Latijns-Amerikaanse literatuur en kunst. Er vinden tentoonstellingen, conferenties en lezingen plaats. Er is een omvangrijke kunstcollectie te bezichtigen, waarvoor ooit de eerste donatie kwam van de vermoorde Chileense president Salvador Allende. De boekwinkel is eveneens een bezoek waard.

common CASA DE LAS AMÉRICAS. Geopend: ma–-za. 10–14.30 uur.

Helemaal aan het eind van de Malecón staan twee grote hotels, het legendarische Riviera en het heel luxe Meliá Cohiba. Riviera was al een tophotel in de jaren vijftig. Amerikaanse maffiosi liepen er de deur plat en er vonden grootse feesten plaats. In het aanpalende Palacio de la Salsa treden de grote salsa- en merengue-artiesten op. Je moet er een tafel nemen (liefst van tevoren reserveren), de prijzen zijn pittig, maar daar staat tegenover dat je een onvergetelijke avond hebt als Los Van Van, El Médico de la Salsa, of Charanga Habanera optreedt.

Via de Paseo loop je nu door, of neemt een bus naar het Plaza de la Revolución. Onderweg passeer je de begraafplaats Cristóbal Colón.

Cementerio Cristóbal Colón

Aan het eind van de Calle 23 ligt de beroemdste Cubaanse begraafplaats, El Cementerio Cristóbal Colón. Aanvankelijk was men van plan Columbus er te begraven, maar dat is nooit gebeurd. Wel liggen er de stoffelijke resten van tal van historische figuren en martelaren van de revolutie. De mausolea langs de hoofdlaan op de begraafplaats zijn soms architectonische hoogstandjes. De hoofdingang in romaanse stijl is indrukwekkend. Een drieluik in marmer beeldt de drie theologische waarden Geloof, Hoop en Liefdadigheid uit. In de kapel in het midden van de begraafplaats is de fresco El Purgatorio (Het Vagevuur) aangebracht. Er zijn speciale monumenten voor Máximo Gómez, de martelaars van de Granma, de veteranen van de Onafhankelijkheidsoorlog, de Japanse gemeenschap en vermaarde Cubaanse honkballers.

common CEMENTERIO CRISTÓBAL COLÓN, Avenida Zapata y Calle 12 (Vedado). Geopend: dag. 7–12 en 14–18 uur.

Universidad de la Habana

Drie blokken ten zuiden van de Rampa, waar Calle L en San Lázaro elkaar ontmoeten, staan de gebouwen van de Universidad de la Habana. De universiteitswijk staat bekend als La Colina, omdat de gebouwen zich op een heuvel bevinden. De geschiedenis van de universiteit zelf gaat 200 jaar terug. In de 18de eeuw stichtten dominicanen de universiteit van San Géronimo in oud-Havana. De grote klok die de studenten aangaf dat de colleges begonnen, staat op de kruising van Obispo en Mercaderes.

Rond de eeuwwisseling was het tijd voor een nieuw en grootser gebouwencomplex, in neoklassieke stijl (1899). De grootse entree, met een brede trappenpartij en Corinthische zuilen, oogt als een tempel. De Alma Mater boven aan de trappen is in brons gegoten in New York. In het beeld heeft de schepper zorgvuldig drie cultuurelementen samengebracht: de kleding van de klassieke Grieks-Romeinse muze, de gelaatstrekken van de Europese vrouw en de bevallige lichaamslijnen van een Cubaanse mulattin.

Op de heuvel loop je tegen de Aula Magna aan. Dit is het oudste gebouw, aan de buitenkant sober, binnenin aangekleed met fraaie kunstwerken en historische voorwerpen. In een marmeren urn wordt de as van pater Félix Varela bewaard, die behalve priester een begenadigd wetenschapper was, die voorging in de revolutionaire strijd (begin 19de eeuw) tegen de Spaanse overheersers. Hij gaf de aanzet tot onderwijsvernieuwingen op de universiteit en de priesteropleiding in de oude stad. Varela was een voorstander van open dialoog in de collegezaal. Als afgevaardigde in het landsbestuur streed hij voor meer autonomie en afschaffing van de slavernij. Dat kwam hem te staan op de doodstraf, waarop hij naar de Verenigde Staten vluchtte.

Aan het Plaza Ignacio Agramonte staan prominente gebouwen als de bibliotheek en de wiskundefaculteit. In het laatste gebouw is het Museo Antropológico Montané ondergebracht, met een grote collectie kunstvoorwerpen en gevonden overblijfselen van pre-Columbiaanse culturen op Cuba en in het Caribische gebied.

In en ander gebouw aan het plein is het Museo de Ciencias Naturales te vinden.

Tegenover de universiteit bevindt zich het Museo Napoleónico. In zijn villa in renaissancestijl verzamelde de puissant rijke suikerbaron Julio Lobo allerlei kunstvoorwerpen die te maken hadden met Napoleon Bonaparte. Er zijn wapens, meubels, porselein, schilderijen, munten, en zelfs een bronzen dodenmasker van de keizer te zien. Het is een afdruk van het oorspronkelijke masker, waarvan in Parijs indertijd een gelimiteerd aantal is afgegoten door de kunstenaar Canova.

image MUSEO NAPOLEÓNICO, San Miguel 1159. Geopend: di-za. 10–17, zo. 9–12 uur.

Plaza de la Revolución

Todos a la Plaza’, ‘Allemaal naar het plein’. Die boodschap krijgen de Cubanen als er een grote manifestatie van saamhorigheid, eenheid en steun moet plaatsvinden. Wie kent niet de beelden van een enorme volksmassa, zwaaiend met Cubaanse vlaggetjes, toegesproken door één van de Cubaanse leiders – misschien wel Fidel zelf, met op de achtergrond het silhouet van de eeuwige revolutionair Che Guevara.

Het Plaza de la Revolución José Martí, net ten zuiden van de wijk Vedado, kun je zien als het centrale plein van de stad en tevens als regeringscentrum. De strakke gebouwen van het Centraal Comité van de Cubaanse Communistische Partij, de ministeries van Binnenlandse Zaken, Communicatie, Huisvesting, Economische Zaken en Planning kijken uit op het kolossale monument ter ere van Martí. Dit plein is het toneel geweest van legendarische volksmanifestaties vlak na de triomf van de revolutie en tijdens toespraken van Fidel Castro. Hier maakte de Nederlandse fotograaf Koen Wessing zijn wereldberoemde fotoserie van de grote leider. Tijdens een massameeting betrad hij doodgemoedereerd het podium voor het Martí-monument en begon Fidel uitgebreid te fotograferen. Dat was in strijd met alle voorschriften, maar niemand greep in. Na afloop kreeg Koen complimenten voor z’n ‘revolutionaire manier van fotograferen’.

Aan de voet van de 138 m hoge obelisk (het hoogste punt in Havana) zit Martí, een kolossaal marmeren beeld. Hij kijkt peinzend over het plein. In 1996 ging het Memorial José Martí open voor het publiek. In twee zalen krijg je een indruk van het leven en werk van deze Cubaanse held uit de 19de eeuw. Een andere ruimte is gewijd aan het plein zelf, met pakkende foto’s van indrukwekkende gebeurtenissen.

Een lift brengt je naar de top van de obelisk, waar je een ongekend panorama van de hoofdstad hebt op een platform 130 m boven straatniveau. Bij helder weer kun je tot 50 km ver kijken.

image MEMORIAL JOSÉ MARTÍ, Plaza de la Revolución. Geopend: di.–za. 10–18, zo. 10–14 uur. De entree is US $ 5, de lift nog eens US $ 10 (voor het meenemen van een fototoestel moet je ook weer extra betalen).

De afbeelding van Commandante Che dateert uit 1995, en is gemaakt in brons op de zijgevel van het ministerie van Binnenlandse Zaken. In dat gebouw bevond zich indertijd zijn kantoor als minister van Industrie.

Naast het ministerie van Binnenlandse Zaken (aan de westkant van het plein) staat het Teatro Nacional de Cuba. Het is de belangrijkste theaterzaal van de hoofdstad, waar muziek-, dans- en toneelvoorstellingen plaatsvinden tijdens officiële bezoeken van buitenlandse gasten. Ook bij festivals (jazz, ballet, film) is het nationale theater de centrale ontmoetingsplek. Jean Paul Sartre verrichtte in 1960 de plechtige opening.

Er is een muziekzaal in het souterrain, waar regelmatig bekende artiesten optreden. Mi Habana is de naam van het café chantant.

In het gebouw van het Ministerio de Comunicaciones (noordkant of stadskant van het plein) is het Museo Postal Cubano gevestigd, het enige in z’n soort op het eiland. Alle postzegels die ooit in het land zijn uitgegeven, zijn hier bijeengebracht.

image MUSEO POSTAL CUBANO, Avenida de la Independencia. Geopend: ma.–vr. 9–17 uur.

Aan de oostkant van het plein staat de Biblioteca Nacional José Martí, met een collectie van meer dan twee miljoen boeken, tijdschriften en historische documenten; de grootste van het land dus.

image BIBLIOTECA NACIONAL JOSÉ MARTÍ. Geopend: di.–za. 9–17 uur.

Miramar

Miramar, de ruime groene villawijk aan de westkant van de stad, is tegenwoordig de wijk van ambassades, consulaten en buitenlandse handelsfirma’s. Voordat de miljonairs hun villa’s en kleine kastelen lieten bouwen, behoorde een groot deel van de wijk toe aan de universiteit.

De eerste jaren na de triomf van de revolutie werden nogal wat verlaten villa’s tijdelijk ingericht voor het lager onderwijs. Ook werden sommige panden opgesplitst als wooneenheden voor woningzoekenden. De diplotiendas in Miramar, winkels waar je uitsluitend met dollars kunt betalen, waren lange tijd de enige plaatsen waar je behoorlijke spullen kon kopen.

De Avenida 5ta (quinta) is de hoofdweg in Miramar. Er staan opvallende villa’s in barokke en neoklassieke stijl. Verreweg het indrukwekkendste bouwwerk is echter de nieuwbouw voor de voormalige ambassade van de Sovjet-Unie op Avenida 5ta 6402, tussen Calle 62 en 66. Dit is meer een woonwijk met alles erop en eraan. Vanaf de hoge toren moeten de Sovjets in staat zijn geweest tot ver in de Verenigde Staten te ‘kijken’. Nu zit er de diplomatieke vertegenwoordiging van Rusland.

Op de hoek van Calle 72 staat de vroegere ambassade van Peru, waar in 1980 duizenden Cubanen hun toevlucht zochten om het land uit te komen. Vandaar dat alle ambassades tegenwoordig dag en nacht bewaakt worden. Nu is er een museum in gevestigd over de ‘goeden’ en de ‘slechten’ in de socialistische samenleving, het Museo de la Marcha del Pueblo Combatiente.

De riante villa’s van Miramar lenen zich uitstekend voor horecavestigingen. De laatste jaren wordt er dan ook veel gebouwd. Het Miramar Trade Center, tussen Calle 76 en 80, staat model voor de nieuwe tijd.

Cabaret La Tropicana ligt niet ver van Miramar, in het stadsdeel Marianao. De openluchtshow is wervelend en kleurrijk, de entourage roept de sfeer op van Cuba in de jaren vijftig.

Het Acuario Nacional de Cuba, niet ver van de kustboulevard, is in trek bij Cubaanse gezinnen. Sinds 1960 doet men hier onderzoek naar het leven van tropische zeedieren. Te zien zijn tentoonstellingen en demonstraties, bijvoorbeeld het voeden van morenen.

image ACUARIO NACIONAL, Avenida 3ra en Calle 62 (Miramar). Geopend: di.–zo. 10–18 uur.

La Habana del Este

Aan de oostkant van de Baai van Havana liggen de deelgemeenten Regla, Guanabacoa en La Habana del Este. Het plaatsje Regla heeft een bijzondere religieuze betekenis. In La Habana del Este liggen de beste stranden van Havana en omgeving. Bovendien kun je onderweg het fort El Morro en het kustplaatsje Cojímar aandoen.

Regla

De Nuestra Señora de Regla is de beschermvrouwe van de stad Havana. Op 8 december 1871 zagen vissers uit Regla haar drijven in de baai. Ze had een donkere huidskleur, net als de meeste andere inwoners van het vissersplaatsje. Voor de Zwarte Maagd bouwden zij een kerk op de grond die een vrome landeigenaar daarvoor afstond.

Tot zover de legende. Of het werkelijk gebeurd is, is niet belangrijk. De waarde van de verering van de maagd van Regla ligt in de vermenging van katholieke en Afrikaanse religieuze symboliek.

Het originele houten beeld van de Zwarte Maagd in blauw gewaad en met een blank kindje op haar arm is ondergebracht in het kerkje op het hoofdplein van Regla. Zowel de katholieke Maagd Maria als de West-Afrikaanse Yemayá, de godin van de zee, de vissers en de zeelieden, zijn erin te herkennen. Dagelijks komen gelovigen de Zwarte Maagd groeten en om kracht vragen. In trance heffen ze de handen op en praten met het beeld.

De ruimte naast het altaar hangt barstensvol ex-voto’s, persoonlijke dingen die de gelovigen hebben achtergelaten.

Het plaatselijke museum, Museo Municipal de Regla, brengt de geschiedenis van de cultus rond de Zwarte Maagd in beeld.

Jaarlijks op 7 en 8 september staat Regla in het teken van het feest ter ere van de maagd. Vooral als in de avond van de 7de september de processie door de straten trekt, is het stadje bomvol met inwoners en bezoekers.

Geïnteresseerden in de Afro-Cubaanse religie mogen zeker het Museo Municipal de Guanabacoa in het stadsdeel Guanabacoa niet missen. Er is zowel aandacht voor de santería in z’n algemeenheid, als voor specifieke takken daarvan zoals Palo-Monte en het geheime genootschap Abakua. De munanso, de plek waar de babalawo (priester) z’n rituelen uitvoert, illustreert goed de vermenging van religies. Bij de altaren worden Afrikaanse goden afgebeeld als katholieke heiligen.

Guanabacoa ligt in het verlengde van Regla. Dit plaatsje schijnt één van de oudste Spaanse nederzettingen in Cuba te zijn. Daarvoor was er al een inheemse nederzetting. In de loop der tijden is het plaatsje door Havana ‘omsingeld’.

De fortificaties van Morro-Cabaña

Twee grote forten bewaken aan de oostkant de ingang tot de Baai van Havana. Direct op de punt staat het Castillo de los Tres Reyes del Morro, op een heuvel daarachter het Fortaleza de San Carlos de la Cabaña.

‘El Morro’, zoals het Castillo de los Tres Reyes kortweg heet, stamt uit 1630. Bij de Engelse belegering in 1762 bleek de kwetsbaarheid en werd een deel van het fort verwoest. Na de wederopbouw kwamen er nieuwe vertrekken voor de troepen bij en ging El Morro dienstdoen als vuurtoren. In 1844 werd de oude toren vervangen door de huidige van 30 m hoog.

In het kasteel zijn twee vertrekken ingericht met een permanente expositie over de geschiedenis van de vuurtoren en de navigatie in de haven van Havana. In een ander vertrek zijn wisselende tentoonstellingen.

Vanaf El Morro heb je een mooi uitzicht over de Malecón en de Paseo de Martí. Goed te zien is dat bij de haveningang stenen voor de bouw van het fort zijn weggehaald. Ook zit daar nog de stalen beugel waar de ketting aan vastzat waarmee de haveningang kon worden afgesloten.

Met de bouw van het Fortaleza San Carlos de la Cabaña werd direct na het vertrek van de Engelse troepen in 1763 begonnen. In 1774 was de vesting klaar. De Spanjaarden beschouwden het als het grootste en sterkste fort door hen in de Nieuwe Wereld gebouwd. Vanaf dit fort werd in de 18de en 19de eeuw bij zonsondergang met een kanonschot het signaal gegeven dat de stadspoorten dichtgingen. Dat ritueel wordt nu voor de toeristen herhaald; om 9 uur ’s avonds. Er is een museum met een unieke collectie antieke wapens uit de hele wereld.

image CASTILLO DE LOS TRES REYES DEL MORRO/FORTALEZA SAN CARLOS DE LA CABAÑA, Carretera de la Cabaña (Habana del Este). Geopend: ma. en di. 7.30–21, wo.–zo. 9.30–18 uur.

Ga direct na het uitkomen van de Tunel de la Bahía naar rechts. Er rijdt ook een fietsbus door de tunnel, dus je kunt je fiets meenemen.

Alamar

Als je de weg in oostelijke richting vervolgt, passeer je eerst links de nieuwbouwwijk Camilo Cienfuegos en daarna de sportcomplexen die zijn opgezet voor de Pan-Amerikaanse Spelen van 1991.

Dan volgt links Cojímar, het vissersplaatsje dat aan de vergetelheid is ontrukt doordat Hemingway er een deel van z’n meesterwerk The Old Man and the Sea liet spelen. Om er te komen moet je de hoofdweg af en naar de kust rijden. Behalve de bedevaartplaatsen voor Hemingway-liefhebbers, is er weinig te beleven. Bij de monding van de Río Cojímar staat een deel van het Castillo de Cojímar uit 1643, dat nog redelijk intact is. Het doet dienst als militaire uitkijkpost.

Aan de andere kant van de Río Cojímar doemt de nieuwbouwwijk Alamar op. Dit is de socialistische modelstad van de jaren zeventig. Microbrigadas, vrijwilligersbrigades uit de bedrijven, bouwden hun eigen stad. Fidel zelf bedacht het systeem. De dagen dat de microbrigadas aan de woningbouw besteedden, werd hun werk in de fabrieken overgenomen door collega’s. Die zetten gewoon een tandje bij. Zo kon de woningnood worden aangepakt zonder dat de productie eronder leed.

Alamar is inmiddels een stad van 300.000 inwoners met eigen voorzieningen. De crisis heeft duidelijk z’n sporen nagelaten. Van de vrolijke pasteltinten is weinig over. Door slecht onderhoud zijn de gevels verweerd. Toch blijven deze flatjes met 2, 3 of 4 kamers, een aparte keuken en een eigen douche voor de Cubanen een ongekende luxe.

Playas del Este

Op zo’n 18 km van Havana begint een lange strook met prima stranden, de Playas del Este. De voorzieningen halen bij lange na niet het niveau van bijvoorbeeld Varadero. Maar het gebied is in ontwikkeling en biedt voldoende mogelijkheden voor een korte strandvakantie. De Habaneros doen het anders. Die komen voor een dagje of hooguit een weekend. Dan zijn de hotels en huisjes, en vooral de restaurants vol. Zelfs op het strand, onder de palmbomen en piños zetten ze tenten neer.

Doe als de Cubanen en neem zelf drinken en eten mee naar het strand, want in de strandtentjes is vaak niet meer te krijgen dan water, laffe limonade, en als je geluk hebt lauw bier.

Playa Bacuranao is het eerste strand, wat klein en onderbroken door rotsformaties. Na de Stad van de Pioniers, een vakantiegebied voor de jongste revolutionairen, volgen de stranden van El Megano, Santa Maria del Mar, Boca Ciega en Guanabo. Bij Santa Maria wordt het strand iets breder.

Behalve zwemmen en snorkelen kun je bij de hotels en vakantiedorpen van verschillende faciliteiten gebruik maken. Zo zijn er duiktochten, kun je gaan zeevissen, een (brom)fiets huren of paardrijden. ’s Avonds en vooral in het weekend hebben de meeste hotels een cultureel programma met vaak uitstekende Cubaanse muziek.

In de voetsporen van Hemingway

Havana is in cultureel opzicht onder meer verbonden met leven en werk van Ernest Hemingway. De grote Amerikaanse schrijver vond hier in de jaren veertig en vijftig van de 20ste eeuw zijn ‘tweede huis’ en bracht er lange periodes door. In Cuba deed hij inspiratie op voor bekende boeken als For Whom The Bell Tolls en The Old Man and the Sea. De Hemingway-cult wordt in de Cubaanse hoofdstad zorgvuldig gekoesterd en optimaal commercieel uitgebuit, wat sommigen ongetwijfeld tegen de borst zal stuiten. Toch biedt de Hemingway-route een aardige manier om delen van Havana te verkennen. Op sommige plaatsen zou je anders hoogstwaarschijnlijk nooit komen. Je kunt georganiseerd de voetsporen van Hemingway volgen, en op eigen gelegenheid. In het laatste geval moet je over eigen vervoer (of een taxi) beschikken, omdat sommige plekken op het ogenblik moeilijk zijn te bereiken.

Ambos Mundos

Op de hoek van Mercaderes en Obispo staat hotel Ambos Mundos, waar Hemingway lange tijd logeerde tijdens zijn verblijf in Cuba, alvorens hij zelf een huis kocht. Een koperen bord aan de muur markeert deze ‘bijzondere’ plek. Het hotel is volledig gerenoveerd, met een grand café op de begane grond en de authentieke kamer van de schrijver op de vijfde verdieping. Kamer 511 is het ‘heiligdom’, maar als de deur opengaat – voor een paar dollar mag je even kijken – valt het toch een beetje tegen. Behalve een bed, een kast en een typemachine, staat er niets. Alleen de typemachine is trouwens origineel. Het uitzicht is wel inspirerend.

Museo Ernest Hemingway

In het zuidelijke stadsdeel San Francisco de Paula staat Finca La Vigía, het landhuis dat Hemingway met zijn derde vrouw Martha Gellhorn en zijn vierde vrouw Mary Welsh bewoonde tussen 1939 en 1960. Bij hoge uitzondering mogen bezoekers binnen, omdat er in het verleden nogal veel verdween. De ramen staan open, zodat je toch een idee krijgt van de omgeving waarin de schrijver leefde en werkte. Boeken en kranten liggen erbij alsof ze net zijn ingekeken. De eettafel is gedekt. De jachttrofeeën aan de wand herinneren aan de grote liefhebberij van Hemingway: jagen en vissen.

Een opmerkelijke ruimte is de badkamer naast de studeerkamer. Op de muur heeft de man nauwkeurig zijn gewicht bijgehouden, soms met bijzonderheden.

Buiten ligt het jacht Pilar, waarop hij met zijn schipper Gregorio Fuentes dagenlang viste op marlijn. In de tuin zijn Hemingway’s vier honden begraven.

image MUSEO ERNEST HEMINGWAY: Finca La Vigía (San Francisco de Paulo). Geopend: ma. en wo–za. 9–16, zo. 9–13 uur.

Bus 7 of 107 vanaf het Parque Central naar San Francisco de Paula; uitstappen op de Carretera Central bij de Calle Acosta. Vandaar kun je lopen naar Finca La Vigía.

Cojímar

In het vissersplaatsje Cojímar aan de oostkant van Havana is de schrijver vereeuwigd in een bronzen beeld bij de haven. Hij kijkt naar zee alsof hij opnieuw inspiratie krijgt voor het boek dat hem in 1954 de Nobelprijs voor literatuur bezorgde: The Old Man and the Sea. Er staat een deel van een Spaans fort bij de monding van de rivier waar het plaatsje naar is genoemd. Op de werf liggen halfvergane boten en hangen visnetten te drogen. Aan één van de boten wordt wat gespijkerd. De geur van verse verf vervliegt in zachte zeebries. Op de rotsblokken in het ondiepe water proberen jongens met een eenvoudige hengel hun geluk uit. Dit moet het beeld zijn geweest dat de schrijver zag, als hij samen met Gregorio Fuentes, de capitán, wegvoer op de Pilar.

De inmiddels stokoude Fuentes leeft van de Hemingway-legende. Dagelijks vertelt hij tegen betaling groepjes geïnteresseerde toeristen hoe hij er met de schrijver op uit trok, hoe ze allebei verslingerd raakten aan de zee, hoe de roman The Old Man and the Sea tot stand kwam. Kleinzoon en verzorger Rafaelito doet de zaken.

De grootste attractie in Cojímar is café-restaurant La Terraza, niet te missen in de hoofdstraat naar de haven, de Calle Real. Net verbouwd staat het er mooier bij dan ooit. In de tijd van Hemingway kwamen de vissers hier na een lange dag op het water ijskoude wodka met limoen of met grapefruitsap drinken en genieten van een overheerlijke arroz con bacalao (rijst met kabeljauw).

Het aantal toeristen overtreft tegenwoordig het visvolk in La Terraza, maar dat neemt niet weg dat het eten en de drank hier nog altijd goed smaken. Het restaurant is achterin, met uitzicht op zee. Aan de wanden hangen foto’s van Hemingway, onder meer met Fidel Castro tijdens een viswedstrijd.

image COJÍMAR. Met eigen vervoer makkelijk te bereiken via de Via Monumental, aan de oostkant van Havana. Volg de richting Alamar en Matanzas. Verlaat de weg bij Hotel Panaméricano en volg de straten naar de kade van de rivier. Er rijden bussen (nr. 58 en nr. 65) vanuit Havana naar Cojímar; opstappen kan bij de tunnelingang van de haven.

De Hemingway-bars

Ernest Hemingway had twee stamkroegen in Havana. Mi mojito en La Bodeguita, mi daiquirí en El Floridita, schreef hij. Een bezoek aan beide kroegen staat tegenwoordig op het programma van vrijwel iedere toerist die Havana aandoet. Soms komen ze binnen met busladingen tegelijk. En zoals het dikwijls gaat met toeristische attracties: de prijzen zijn ernaar. Maar je moet er toch naartoe, omdat de etablissementen nog wel degelijk iets uitstralen van de tijd dat schrijvers, politici en intellectuelen aan de bar hingen en mekaar de laatste wederwaardigheden vertelden. Gelukkig kennen de Cubanen nog geen kitsch. Sluit je af voor de drukte, de verschillende talen, en laat je ogen dwalen over de donkere balken en lambrisering, langs de muren en kasten, de schilderijen en de tekeningen. Met een tikkeltje verbeelding zit je naast Hemingway.

El Floridita is stijlvol. De bar annex restaurant bevindt zich op een strategische plek waar je Havana Vieja binnenkomt (niet ver van het Parque Central). Een portier in een rood jasje neemt iedere bezoeker nauwkeurig op, voordat hij de deur opent. Binnen is het licht gedempt en koel. Achter een robuuste bar bereiden strak in het rood en wit gegoten barkeepers de ene na de andere daiquiri. De basis is gestampt, met limoensap, marasquin en rum. Je kunt ze krijgen met de smaak van zo’n beetje alle vruchten, maar de topper is natuurlijk de Papa Doble, met dubbele rum. Het drinken van zo’n ijskoude cocktail deed Hemingway denken aan een afdaling door de sneeuw. Na de zesde of achtste werd het een ‘wankele gletsjerafdaling op ski’s’.

In het donkerste hoekje van de bar had de schrijver zijn vaste stek. Vandaar heerste hij soeverein over het gebeuren achter en voor de bar. Aan de muur hangt een foto met de schrijver en enkele beroemde bezoekers, die toen al voor hem naar El Floridita kwamen. Als je het krantenartikel dat bij de deur hangt, mag geloven, is deze bar één van de toppers in de wereld.

In het restaurant kun je voortreffelijk eten. Vraag wel eerst naar de kaart om te beoordelen of de prijzen bij je budget passen.

La Bodeguita del Medio is sfeervoller en ook warmer. Hier hangt de beroemde handgeschreven zin van Hemingway aan de wand. De specialiteit is de mojito (spreek uit: mohito), een cocktail van rum, limoensap, mint, met een beetje suiker en wat ijs. Het café, en vooral het restaurant, is van boven tot onder voorzien van namen en persoonlijke boodschappen, soms op de onmogelijkste plekken. De onvermijdelijke voetbalshawls ontbreken niet, evenmin als de foto’s van tal van beroemdheden die het café bezochten. De specialiteit in het restaurant is creools.

image EL FLORIDITA: Calle Monserrate 557, hoek Obispo (Habana Vieja)

LA BODEGUITA DEL MEDIO: Calle Empedrado 207 (Habana Vieja)

Marina Hemingway

Ongeveer 15 km naar het westen vanuit oud-Havana, nog voorbij Miramar, ligt de jachthaven Marina Hemingway. Vroeger moet het een sfeervolle vissershaven zijn geweest. Afgezien van de naamgeving van de haven, de hotels (El Viejo y El Mar, The Old Man and The Sea) en het jaarlijkse vistoernooi, herinnert niets meer aan de tijd van de schrijver. Marina Hemingway is een vrijhaven, waar zelfs Amerikaanse jachten kunnen aanleggen. In de bars en restaurants, Papa’s Restaurant en Wild Ernie’s, laten behalve toeristen de nieuwe rijken van Cuba zich graag zien. In mei, tijdens het Ernest Hemingway International Marlin Fishing Tournament, ligt de haven vol met Amerikaanse jachten. Die mogen wel aanleggen, en meedoen aan het spektakel, maar niets kopen van de Cubanen. Wie in deze farce gelooft, moet hier zeker eens komen kijken.

image MARINA HEMINGWAY. Bus vanaf het centraal station in Habana Vieja; ook vanuit Vedado, via Miramar.

Recreatieparken

In het uiterste zuiden van de stad ligt een drietal grote recreatieparken, al dan niet met natuurlijke vegetatie. Vanwege de slechte situatie van het openbaar vervoer zijn ze moeilijk te bereiken. De beste manier om er te komen is met de taxi of met een excursie.

Parque Lenin

Speciaal voor kinderen is het Leninpark aangelegd. Dat dit voorheen een moerasgebied was, is goed te zien bij het natuurlijke amfitheater met een drijvend podium. In het park kun je motorcrossen, fietsen, paardrijden, zwemmen, varen en creatieve workshops volgen. Er zijn velden om te sporten en er zijn een kindertheater, openluchtbioscoop, rodeo, speeltuin, aquarium en zwembad. Het park beschikt over verschillende cafetaria’s en restaurants. Een voortreffelijk restaurant is Las Ruinas, gebouwd rond de ruïne van een oude suikermolen.

image PARQUE LENIN, Calle 100 en Cortina de la Presa (Arroyo Naranjo). Geopend: wo.–zo. 10–18 uur; het park is vanuit het centrum te bereiken met bus 73, 88 of 113.

Parque Zoológico Nacional

De dierentuin van Havana heeft meer weg van een safaripark. De natuurlijke omgeving van de dieren is zoveel mogelijk nagebootst. In een busje rij je door een kloof met leeuwen en over de prairie met giraffen, antilopen, zebra’s en struisvogels. Er is een speciale afdeling voor de pasgeboren dieren.

image PARQUE ZOOLÓGICO NACIONAL, Calzada de Bejucal en Avenida Zoo (Boyeros). Geopend: wo.–zo. 9–15 uur.

Jardin Botánico Nacional

Niet ver ten zuiden van het Parque Lenin ligt de botanische tuin, een gebied van 6 km2 met meer dan 100.000 plantensoorten. Achtereenvolgens komen uitgebreid de flora van Noord- en Zuid-Amerika, van Afrika en van Azië en Oceanië aan bod. De ecosystemen zijn zo kunstig nagemaakt dat je bijvoorbeeld in de Japanse tuin écht het idee hebt in het land van de Rijzende Zon te zijn. In het park zijn alleen al zo’n 500 soorten orchideeën en 1000 cactussoorten te bewonderen.

image JARDIN BOTÁNICO NACIONAL, Carretera del Roció, km 3,5, Calabazar (Arroyo Naranjo). Geopend: wo.–vr. 9–15, zo. 9–16.30 uur. Met de trein: vanaf het centraal station, uitstappen bij Expocuba, een permanente tentoonstelling over de fantastische economische successen die Cuba sinds de revolutie behaald heeft.

Musea

Een bezoek aan de musea en toeristische attracties in Havana – maar ook in de provincies – is de afgelopen jaren in prijs verhoogd. Buitenlanders betalen sowieso in dollars. De meeste musea hanteren een tarief van 2-5 dollar. Rondleidingen met een gids zijn doorgaans 5 dollar duurder. Zo betaal je bij de sigarenfabriek van Partagas 10 dollar.

Museo Nacional de Bellas Artes

In juni 2001 opende het gerenoveerde museum aan de Calle San Rafael en Calle Zulueta haar deuren. Sindsdien heeft dit museum twee locaties. Aan de Calle Trocadero, tussen Zulueta en Monserrate, zat namelijk al een vestiging. Daar kun je nu werk van Cubaanse kunstenaars uit de koloniale periode en de twintigste eeuw bekijken. Op de bovenste verdieping hangen de oudste werken, onder meer van Victor Patricio Landaluze.

Werken van Miguel Melero, Armando Menocal, René Portocarrero en Wilfredo Lam zijn te zien op de verdieping daaronder. Ook hedendaagse kunstenaars zoals Zaida del Río en Robert Fabelo zijn met werk vertegenwoordigd.

In de nieuwste aanwinst, het schitterend verbouwde monumentale pand aan de Calle San Rafael, moet je zijn voor de grote buitenlandse meesters. Europa is rijk vertegenwoordigd met beelden en andere kunstvoorwerpen uit de Antieke Oudheid en met schilderijen van onder meer Rubens, Van Dijck, Murillo, Velázquez, Goya, Memling en Degas. Onder de kunstschatten bevinden zich werken uit de particuliere collecties van vooraanstaande Cubaanse families, zoals de Bacardí’s. Er zijn speciale zalen voor kunst uit andere landen in Latijns-Amerika en uit de Verenigde Staten.

Het museum zelf is eveneens een bezienswaardigheid. Het gebouw stamt uit het begin van de 20ste eeuw, heeft een imposant marmeren trappenhuis en is fraai gedecoreerd. Op de begane grond is een uitgebreide museumwinkel. Je kunt alvast voorgenieten op www.museonacional.cult.cu

image MUSEO NACIONAL DE BELLAS ARTES: Cubaanse kunst in de Calle Trocadero, tussen Zulueta en Bélgica/Monserrate; internationale kunst in Calle San Rafael op de hoek met Zulueta (allebei Habana Vieja). Geopend: di.–za. 10–18 u., zo 9–13 u. Toegang voor beide musea US $ 5.

Museo de la Revolución

Gevestigd in het voormalige presidentiële paleis, geeft dit museum van de revolutie een uitputtend overzicht van de Cubaanse strijd voor de vrijheid. Met veel foto’s, documenten, wapens en persoonlijke bezittingen is het verhaal geïllustreerd. Zaal na zaal worden de martelaren en helden herdacht. Vandaar dat je opgelucht ademhaalt als je toe bent aan het Memorial Granma, ondergebracht in een speciaal paviljoen buiten.

image MUSEO DE LA REVOLUCIÓN, Calle Refugio, tussen Zulueta en Avenida de las Misiones (La Habana Vieja). Geopend: di.–zo. 10–17 uur.

Museo de la Ciudad

In het Palacio de los Capitanes Generales bevindt zich het mooiste koloniale museum van Cuba: het Museo de la Ciudad.

Op de benedenverdieping zijn onder meer koetsen, stoommachines en religieuze kunstvoorwerpen uit diverse kerken in Havana te zien. In een hoek van de schilderachtige patio ligt het historisch stadskanon El Fuerte (De Krachtige), dat eeuwenlang het signaal gaf dat de stadspoorten dichtgingen. Op de bovenverdieping bevinden zich de magnifieke salons van het voormalige regeringspaleis en de zaal Cuba Heróica, die een overzicht biedt van de revolutionaire strijd vanaf 1868 tot de triomf in 1959. In de gekoelde ruimte hangen onder meer de authentieke vaandels van grote revolutionairen als generaal Máximo Gómez.

image MUSEO DE LA CIUDAD, Plaza de Armas (La Habana Vieja). Geopend: dag. 9.30–18 uur.

Museo De Arte Colonial

Een tweede museum voor koloniale kunst is ondergebracht in het fraaie Palacio de los Condes de Casa Bayona aan het Plaza de la Catedral. De zalen zijn ingericht met meubels, servies, decoraties en zelfs voertuigen afkomstig uit verschillende stadspaleizen.

image MUSEO DE ARTE COLONIAL, Plaza de la Catedral, hoek San Ignacio (La Habana Vieja). Geopend: wo.–ma. 10–16, zo. 9–12 uur.

Museo Nacional Castillo de la Real Fuerza

Volgens de annalen der geschiedenis is El Castillo de la Real Fuerza (1577) het oudste koloniale fort in de Nieuwe Wereld. De massieve bolwerken met kanonnen golden voor die tijd als onneembaar. Behalve als verdedigingswerk deed het fort dienst als gouverneurswoning.

Op de klokkentoren van het fort staat het bronzen beeld La Giraldilla als windwijzer. Het beeld is in 1631 gemaakt ter nagedachtenis aan Doña Ines de Bobadilla, de vrouw van gouverneur Hernando de Soto. Doña Ines werd de eerste vrouwelijke gouverneur van Cuba, ter vervanging van haar man die op ontdekkingsreis naar Florida vertrok. Iedere dag beklom ze de toren van het fort om de horizon af te speuren in de hoop het schip van haar man te zien. Tevergeefs. Na haar overlijden liet de burgerij van Havana Doña Ines vereeuwigen in brons. Sindsdien geldt het beeld als een symbool van de stad. In het fort is een collectie Cubaans keramiek en werk van Wilfredo Lam en René Portocarrero tentoongesteld.

image MUSEO NACIONAL CASTILLO DE LA REAL FUERZA, Plaza de Armas (La Habana Vieja). Geopend: do.–di. 9–17 uur.

Museo Nacional de la Música

Dit museum is gewijd aan de fascinerende geschiedenis van de Cubaanse muziek en muziekinstrumenten. Er zijn eigenaardige instrumenten, waardevolle muziekboeken en documenten te zien. In de bijbehorende bibliotheek zijn interessante oude opnames te beluisteren. Het winkeltje heeft tal van cassettes en cd’s.

image MUSEO NACIONAL DE LA MÚSICA, Calle Carcel 1 (tussen Aguiar y Habana). Geopend: ma.–za. 9–16.30.

Museo Nacional de Historia Natural

Dit natuurhistorisch museum is het grootste in z’n soort in Cuba en geeft informatie over flora en fauna van het land. Er is een uitgebreide collectie schelpen, insecten en mineralen, inheemse archeologie en een overzicht van het leven van de oorspronkelijke bewoners.

image MUSEO NACIONAL DE HISTORIA NATURAL, Paseo del Prado/Martí. Geopend: di.–za. 10.15–17.45, zo. 9.15–12.45 uur.

Museo Municipal de Regla

In dit plaatselijke museum van Regla komt de historie en de cultus rond de Zwarte Maagd van Regla aan bod. Verder een overzicht van de geschiedenis van dit vissersplaatsje aan de Baai van Havana.

image MUSEO MUNICIPAL DE REGLA, Calle Martí 158, tussen Facciolo en La Piedra (Regla). Geopend: di.–vr. 9–18, za. 9–19, zo. 9–13 uur.

Museo Histórico Guanabacoa

Behalve veel aandacht voor de Afro-Cubaanse religie heeft dit plaatselijke museum in Guanabacoa een waardevolle collectie archeologisch materiaal uit de omgeving.

image MUSEO HISTÓRICO GUANABACOA, Calle Martí 108, tussen Versalles en San Antonio (Guanabacoa). Geopend: di.–za. 9–16.30, zo. 8–12 uur.

Overige musea

Casa Natal de José Martí, Calle Leonor Pérez 314, hoek Avenida de Monserrate (La Habana Vieja): documenten, persoonlijke bezittingen en de geschiedenis van deze Vader des Vaderlands, in z’n geboortehuis.

Museo Numismático. Calle Oficios 8 (La Habana Vieja): met een grote collectie munten, medailles en penningen.

Museo de la Perfumería. Calle Oficios 8 (La Habana Vieja): parfums, reukwater en toiletartikelen uit de 19de en 20ste eeuw, met speciale aandacht voor de geschiedenis van de eigen Cubaanse luchtjes.

Museo Napoleónico. Calle San Miguel 1159, hoek Ronda (Plaza de la Revolución).

Museo Postal Cubano. Ministerio de Comunicaciones, Plaza de la Revolución.

Museo Antropológico Montané. Universidad de la Habana, Plaza Ignacio Agramonte, Calle L, tussen Ronda en Calle 29 (Vedado).

Museo de la Marcha del Pueblo Combatiente. Calle 72 en Avenida 5ta (Miramar).

Van de kleinere musea met aandacht voor cultuur uit andere delen van de wereld zijn aan te bevelen: het Casa de los Árabes (Calle Oficios 12, La Habana Vieja), Casa de Africa (Calle Obrapía 157) en Casa de México Benito Juarez (Calle Obrapía 116).