8
Het hol van de leeuw

Om duistere redenen kan Gunther niet meer ophouden ze te vertellen over zijn vroegere leven met de vader en de moeder. Het is of ze gewaarschuwd moeten worden. Alsof er iets niet klopt en er zaken zijn die met klem tegengesproken moeten worden. Hij richt zich vooral tot Sasja. ‘Ik zal jullie eens vertellen wat hij deed,’ zegt Gunther, ‘want ik weet zeker dat jullie je daar geen voorstelling van kunnen maken. Hoe dat was… hoe dat is geweest, toen, met ons.’ Zijn wangen trekken strak, alsof er daaronder iets aangespannen wordt en hij zich haast om het te zeggen, maar er toch ook alle tijd voor uit wil trekken. Sasja schuift onrustig, ongemakkelijk van hem weg.48

Wanneer Niemandskinderen aan zichzelf hebben toegegeven dat het thuis helemaal niet pluis was, wanneer ze er met hun partner en wellicht met een aantal andere dierbaren over gesproken hebben, dan komt er misschien een moment waarop ze hun familieleden willen confronteren met het verhaal. Waarom? Omdat ze niet langer willen zwijgen, omdat dat zwijgen hun zwaar valt. Want wie zwijgt stemt immers toe! maar wie kan er instemmen met zo’n geschiedenis?

Met het doorbreken van het zwijgen proberen de Niemandskinderen zichzelf uit hun onderdrukte positie te bevrijden. Ze willen niet langer het beschadigde kind in de schaduw plaatsen. Soms trachten ze ook te voorkomen dat er nieuwe slachtoffers gemaakt worden, maar boven alles… willen ze erkénning krijgen! Vooral van diegenen die hen beschadigden. Omdat ze denken dat ze die erkenning nodig hebben om weer méns te kunnen worden, om weer íemand te kunnen zijn. Krijgen ze wat ze willen? Zelden of nooit! Worden ze dan voor hun eigen gevoel nooit weer een volwaardig mens? Is dat het tragische lot van een Niemandskind?

Erkenning

In de wens de nare ervaringen openbaar te maken, schuilt meestal een zeer sterke behoefte aan erkenning. Vaak wordt verondersteld dat het woord erkennen simpelweg ‘toegeven’ betekent, maar erkennen heeft de veel diepere betekenis van ‘inzien’. Het refereert aan ‘inzicht’, aan ‘zien’. In dit verband betekent het: de ander zíén in het onrecht dat hem of haar is aangedaan, en dat is nu precies wat slachtoffers van familiedrama’s willen: ze willen gezien worden in wat hun is aangedaan, vooral door de dader(s).

Slachtoffers van familiedrama’s hebben een hechte relatie met hun ouders en juist dat maakt het drama zo complex. Kinderen zijn afhankelijk van hun ouders. In die afhankelijkheidsrelatie kijken ze tegen de ouders op. Ze hebben juist van hen bevestiging, aandacht en liefde nodig om volwassen te worden. Maar wanneer die voor hen zo belangrijke volwassenen, voor wie zij ook belangrijk willen zijn, hen reduceren tot gebruiksobject in welke vorm dan ook, dan is dat diep vernederend.

Niemandskinderen zijn door hun opvoeders van menselijke waardigheid ontdaan en juist dat willen ze recht zetten. Ze willen gebruiksobject af worden… ze willen gezien en behandeld worden als mens, vooral door diegenen die hen eerder zo respectloos behandelden. Daarom willen slachtoffers van seksueel misbruik dat hun daders bekennen en erkennen. Daarom zijn sommige kinderen jarenlang op zoek naar hun biologische vader, die na de daad nooit meer naar hen omkeek. Daarom keren kinderen die ooit verstoten werden uit de familie, steeds weer terug, in de hoop dat ze ooit opgenomen zullen worden. Daarom maken weer andere kinderen zo veel ruzie met hun ouders, in de hoop ooit een kruimel liefde en erkenning te ontvangen.

De behoefte aan en de strijd om die erkenning is dus in feite een poging tot mens worden. Een zoektocht naar eigenwaarde, naar menselijke waardigheid, omdat die waardigheid hun ooit ontnomen is.

Om die erkenning te krijgen willen Niemandskinderen de confrontatie met de familie uiteindelijk aangaan. Al is het met angst en beven, ze doen het toch maar, ze willen het! De kracht om dat te willen is soms sterker dan de angst. En ze zullen kracht nodig hebben. Ze betreden opnieuw het oorlogsgebied. Ze zullen de strijd aan moeten gaan met gezinsmythen, manipulaties, leugens en ontkenning. Misschien krijgen ze steun uit onverwachte hoek. Vaak vinden ze niet wat ze hoopten, maar meestal vinden ze wel zichzelf, en dat is genoeg.

Klokkenluiders

In hoofdstuk drie werd uitgelegd dat familiemythen een belangrijke functie vervullen. Een mythe schrijft onder andere voor hoe je je binnen de familie dient te gedragen, wat wel en niet wenselijk is. Sommige mythen hebben een positief effect op het gezin, andere zijn een blok aan je been.

Wanneer Niemandskinderen zich bewust zijn geworden van hun onveilige jeugd en besloten hebben om de confrontatie met de familie aan te gaan, komen ze niet zelden in de rol van klokkenluider terecht. Klokkenluiders zijn mensen die mythen ontmaskeren, informele wetten en regels met voeten treden, aan de kaak stellen wat er niet deugt en de wereld confronteren met de waarheid. Maar het kan even duren voordat zij die rol op zich durven nemen. Ze doen er goed aan zich geestelijk voor te bereiden. De rol van klokkenluider is onaantrekkelijk, want je kunt ervan uitgaan dat je te maken krijgt met krachtig tegenspel. Mensen laten zich hun mythen niet zomaar afnemen.

Vanaf het moment dat de waarheid doordringt en de mythe van een zogenaamd gelukkige jeugd wordt doorgeprikt, zitten Niemandskinderen anders op familiefeestjes dan voorheen. Misschien is het zelfs onverdraaglijk om naar die bijeenkomsten toe te moeten. Het beschadigde kind zit niet langer in die stinkende kelder, maar is meegenomen en ja… daar zit het dan, zich meer dan ooit bewust van zijn/haar bestaan, en de rest van de familie ziet het ook. Ze voelen de omslag in de stemming. ‘Wat ben je stil, is er iets?’ Ja er is iets, maar de Niemandskinderen kunnen het nog niet zeggen, ze zijn nog niet zover. Rare en verwarrende feestjes zijn dat. De andere gezinsleden praten er met elkaar over ‘wat hééft zij toch de laatste tijd?’ Zouden ze vermoeden waar zij mee bezig is?

Lianne (35)

Toen ik mij meer en meer bewust werd van de drama’s die zich in ons gezin hadden afgespeeld, kon ik niet langer zwijgen. Ik kon het niet verdragen dat er op familiebijeenkomsten zogenaamd gezellig werd gedaan terwijl er vroeger zoveel was gebeurd. Ik wilde niet meer de schijn ophouden, maar ik durfde ook de confrontatie nog niet aan. Met het gevolg dat ik smoesjes ging verzinnen, ik ging familiefeestjes zoveel mogelijk uit de weg. Maar ik vond dat ook wel weer zielig voor mijn moeder… die begreep er niets van en ik kon het nog niet zeggen. Wat een vreselijk moeilijke periode was dat.

Familieleden worden vrijwel nooit uit zichzelf tegelijkertijd ‘wakker’. Het kan zijn dat één gezinslid langzamerhand de nare gezinsgeschiedenis onder ogen durft te zien terwijl anderen de illusie van een gelukkige jeugd koesteren. Moet je die dan ruw wakker schudden? Meestal is dat niet verstandig.

Ontwaakte Niemandskinderen tasten vaak voorzichtig af hoe wakker de andere familieleden zijn. Zou mijn broer zelf nog weten wat er tussen ons gebeurd is, zou hij er nog wel eens aan denken? Zou mijn moeder doorhebben dat mijn veranderde houding te maken heeft met dat ik zo anders tegen haar aankijk? Zou mijn vader vermoeden dat ik weet dat hij een jarenlange verhouding heeft gehad en dat het zogenaamde gelukkige huwelijk van mijn ouders één grote leugen was? Zouden ze weten dat ik heel anders aankijk tegen dat ‘vreselijke ongeluk’ nu ik de politierapporten heb mogen inzien?

In de fase van voorzichtig aftasten worden hints gegeven, ineens gaat het gesprek tijdens het familiebezoek vaker dan anders over berichten in de krant over seksueel en huiselijk geweld, zelfmoord, trauma’s, gelukkige jeugd, enzovoort. Vader gaat als een gek tekeer: ‘Dat ze ze allemaal moeten castreren, die viezeriken’, terwijl hijzelf boter op zijn hoofd heeft. Maar wat hij met zijn dochters deed, was niet vies, laat staan verboden, heeft hij zichzelf wijsgemaakt. Dat was liefde! De dochter – zijn slachtoffer – die het thema heeft aangesneden, weet genoeg… hij is nog niet wakker, hij denkt nog altijd dat hij een geweldige vader was.

Niemandskinderen die zelf geleidelijk aan zijn ontwaakt en niet de hele familie direct willen confronteren met hun verhaal, nemen vaak één gezinslid in vertrouwen. Iemand van wie ze het vermoeden hebben dat die hen zal begrijpen en geloven, en die verstandig met het verhaal zal omgaan. Die eerste stap – een familielid in vertrouwen nemen – kan van enorme betekenis zijn. Het isolement wordt nu pas echt doorbroken, die stap kan een ware revolutie teweegbrengen… één iemand uit hetzelfde nest aan wie je nu jezelf – en niet alleen maar een deel van jezelf, maar ook het beschadigde deel – kunt laten zien. Eén iemand die wil luisteren en laat blijken dat je er mag zijn, ook met dat verhaal. Een zeer belangrijke stap op weg naar erkenning.

Leida (35)

Op een avond heb ik mijn zus in vertrouwen genomen. Ik kon altijd goed met haar opschieten en onze gesprekken gingen altijd al wat dieper dan de gesprekken die ik met de anderen had. Die avond vertelde ik haar alles, wat er allemaal gebeurd was tussen mij en mijn oom, en toen kwam de klap: zij bleek ook slachtoffer van hem te zijn. Gek genoeg had ik me nooit gerealiseerd dat dat ook nog zou kunnen. We hebben samen gehuild en toen ik zei dat ik me zorgen maakte over zijn kinderen, deelde ze die zorg. Maar we wisten er allebei geen raad mee. Moesten we plompverloren alles op tafel leggen? Wat zouden we aanrichten, misschien zagen we wel spoken. Hoe moeilijk het ook was… toch voelde ik me vanaf dat moment minder alleen en eenzaam.

Natuurlijk kleven er ook nadelen aan het in vertrouwen nemen van een enkel familielid. Die ene man of vrouw wordt mededrager van het familiegeheim en raakt zodoende ‘afgezonderd’ van de rest, opgescheept met een geheim dat niet doorverteld mag worden. De gezinsverhoudingen kunnen zo nog meer onder druk komen te staan… ineens zijn er misschien twee die een beetje ‘vreemd en geheimzinnig’ gaan doen. Wanneer andere familieleden later ontdekken dat een gezinslid wel in vertrouwen is genomen en de rest niet, kunnen zij zich buitengesloten voelen: ‘Waarom mocht zij het wel weten en ik niet?’

Wanneer de bom valt…

Soms wordt het een familie niet gegund om rustig aan, ieder in zijn eigen tempo te ontwaken, maar wordt ze ruw uit hun ‘slaap’ gewekt door een heftige gebeurtenis. Dan valt er een bom in de familie, die een diepe krater slaat in het fundament van ieders bestaan. Zo’n gebeurtenis kan van alles zijn. De aardige leraar en leuke huisvader kan opgepakt worden op zijn werk vanwege kinderporno op zijn computer. Een van de kinderen kan suïcide plegen, of de zoon – het zwarte schaap in de familie – die al jaren het gezin terroriseerde rijdt onder invloed van alcohol een kind dood. Of de dochter die vermoedt dat ze is verwekt door opa, krijgt een zwaar gehandicapt kind en wijt het daaraan. Als dit soort bommen vallen in families, worden de leden daarvan meestal wel wakker.

Stef (35)

Toen mijn vader werd opgepakt wegens het in bezit hebben van kinderpornobanden, had ik al een vermoeden dat dit ooit zou gebeuren. Ik heb ooit dergelijke videobanden in zijn kast gevonden. Toen hij werd opgepakt brak er in de familie een ware hel los. Mijn moeder en zus werden helemaal hysterisch en waren tot niets meer in staat. Iedereen ging zich met iedereen bemoeien, de zussen van mijn vader kwamen met de vreselijkste verhalen over hun jeugd, een beerput ging ineens open en we dreigden erin te verzuipen. Ook ik ben toen met mijn eigen verhaal naar buiten gekomen: dat hij als kind ook aan mij had gezeten. Vader was razend dat we hem niet steunden en dreigde zich op te hangen – uiteindelijk bleek ook hij seksueel misbruikt te zijn door zijn vader. Opa leeft nog altijd en ook die is niet gespaard en is bijna aan een hartaanval bezweken. Er is sindsdien veel veranderd in ons gezin… Onze gezinsgeschiedenis is voortaan opgedeeld in twee perioden… ons leven voor en na de bom.

Het komt natuurlijk ook voor dat niet een ingrijpende gebeurtenis van buitenaf de familie wakker schudt, maar dat de klokkenluider zelf nét is ontwaakt en impulsief de rest van de familie gaat wakker schudden. In hoofdstuk vijf werd beschreven hoe Niemandskinderen plotseling kunnen ‘ontwaken’ doordat een ingrijpende gebeurtenis in hun huidige leven het vroegere trauma triggert. Iemand wordt dan ineens heftig overspoeld door de ellende van vroeger. In dit geval bestaat de kans dat hij of zij de familie plompverloren confronteert met de ontdekkingen en het risico is ook dan heel groot dat er een enorme – niet te hanteren – familiecrisis uitbreekt .

Stuurloos schip

Wanneer in een familie plotsklaps alle ellende wordt geopenbaard en er geen hulp komt, geen coach, geen loods, dan zijn de familieleden – als opvarenden op een stuurloos schip in een ziedende storm – in groot gevaar. Niet zelden slaat zo’n schip op de rotsen te pletter, en zinkt het als een baksteen. Het is dan maar afwachten of de opvarenden verzuipen of dat ze aan wal weten te komen: hoe goed kunnen de drenkelingen zwemmen, hoe diep is het water, hoe is de temperatuur, zijn er andere boten in de buurt die iemand kunnen oppikken?

Wanneer familiegeheimen boven tafel komen of mythen onderuit worden gehaald, is dat altijd angstig voor alle partijen. Diegenen die het geheim of de nare, nooit vertelde ervaringen voor het eerst te horen krijgen, worden meestal volledig door elkaar geschud, maar ook wanneer de klokkenluiders zelf – niet impulsief doch weloverwogen – de bommen laten vallen zijn ze doodsbang dat de familie in chaos en ontreddering uit elkaar zal vallen. Het verhaal aan niet-familieleden vertellen maakt angstig, maar duizend malen moeilijker is het vertellen van het verhaal aan de familieleden zelf.

Het doorbreken van het zwijgen wordt in eerste instantie door de familie altijd als ‘hoogverraad’ opgevat. Verraad aan sommige leden van het gezin, aan de familie als geheel en aan de familiecultuur. Klokkenluiders betreden gebied waar overal bordjes ‘niet betreden’, ‘spreken verboden’ en ‘zwijgen is goud’ hangen.

In hoofdstuk drie werd uitgelegd dat er juist in gezinnen waar veel narigheid heerst sprake is van een traumatische binding en een enorme loyaliteit. De gezinsleden zijn onderling sterk verbonden met elkaar, juist door de nare gebeurtenissen en door de manier van omgaan met die nare feiten, ook al wordt er nooit ergens over gesproken. Wanneer gezinsmythen worden doorbroken en er een bittere waarheid overblijft, dan komt de familieband enorm onder druk te staan. Iedereen is bevreesd dat het gezin nu uit elkaar zal vallen en dat het familieverband voorgoed verbroken en stukgemaakt zal worden. Die angst is niet altijd ongegrond. Wanneer emoties hoog oplopen, handelen en spreken de meeste mensen zelden verstandig. Ze kunnen elkaar de vreselijkste dingen ongenuanceerd voor de voeten gooien, waardoor onherstelbare schade aangericht wordt. Alle opgekropte emoties van jaren komen vrij, opgebouwde muren vallen om en personen die lopende kruitvaten zijn geworden in de loop der jaren, kunnen nu exploderen of imploderen (de agressie op zichzelf richten).

Sommige klokkenluiders zijn letterlijk doodsbenauwd voor de gevolgen van het spreken, ze houden het voor mogelijk dat er zelfs doden kunnen vallen. Overdreven? Niet altijd! Met het doorbreken van het zwijgen zouden alle familieleden dermate overspoeld kunnen raken door verdrongen herinneringen en emoties aan nare gebeurtenissen, dat ze even niet meer weten wat ze doen en een gevaar voor zichzelf en anderen kunnen worden. En natuurlijk blijven sommige getuigenissen niet zonder gevolgen. De dochter die haar vader voor het gerecht sleept wegens seksueel misbruik moet soms terecht vrezen dat hij haar of zichzelf wat zal aandoen.

De zoon die getuige was dat zijn vader zijn moeder van de trap afgooide, zal misschien hetzelfde lot ondergaan als zijn moeder wanneer hij vader met zijn daad confronteert. ‘Alweer een ongeluk bij de familie Janssen… wat een ongelukkig toeval!’ Ook gekken, gestoorden en psychopaten krijgen helaas kinderen en wanneer deze kinderen hun mond opendoen moeten ze natuurlijk vrezen voor hun leven. Wanneer de kinderen van Dutroux hun vader hadden geconfronteerd met zijn gruweldaden, hadden ze nu niet meer geleefd, dat is vrijwel zeker.

Dus klokkenluiders hebben moed, heel veel moed nodig om toch uit de schaduw te treden, maar ook heel veel wijsheid. Zijn zij wel altijd zo wijs? Lang niet altijd natuurlijk. Daarom is het ook zo belangrijk dat zij zich op weg naar de confrontatie met de familie laten coachen door een therapeut. Die kan raad geven en kan helpen de eerste emoties op te vangen. Misschien zal het advies zijn de pijnlijke ervaringen eerst maar eens op te schrijven, zodat de grootste lading eraf is en de daadwerkelijke confrontatie rustiger kan verlopen. Hij of zij kan tips geven met betrekking tot een goede manier van communiceren. In therapie kan geoefend worden hoe je het gesprek kunt beginnen, wat je wel en niet moet zeggen en vooral hóé je iets gaat zeggen: altijd in ‘ik’-termen spreken, zo weinig mogelijk voor de ander invullen, aangeven hoe je zelf een en ander hebt ervaren en wat het met je heeft gedaan. Teksten als ‘jij dit en jullie dat’ dienen vermeden te worden. Dat roept nog meer afweer en verdedigende reacties op.49

Maar ook al breng je het nog zo genuanceerd en voorzichtig, in gezinnen waar veel mis is en waar veel is verdrongen en onder het tapijt geveegd, kunnen bepaalde gesprekken en het aansnijden van bepaalde onderwerpen enorme aardverschuivingen veroorzaken. Door de onthullingen en door de crisis die erna ontstaat, raakt het evenwicht dat er in het gezin was, altijd ernstig (tijdelijk of langdurig) verstoord. In het gezin zullen er dan gegarandeerd mensen opstaan die de geest weer in de fles proberen te krijgen. De crisis die ontstaat aan boord van het stuurloze schip na het openbaren van de geheimen en het doorbreken van de taboes, wordt soms met man en macht bestreden. Alle hens aan dek!!!

De boodschapper van het slechte nieuws…

… wordt vermoord… een enkele keer daadwerkelijk, maar meestal figuurlijk. Als alle familieleden op de hoogte zijn van de misstanden in het gezin, maar er een dwingende wet is dat er nergens over gesproken mag worden, hoe kunnen de familieleden dan zorgen dat die wetten weer gerespecteerd worden? Ze kunnen dreigen met het verbreken van het contact, de klokkenluider krijgt te horen dat hij, als hij zich niet aan de wetten van de familie houdt, niet meer welkom is. Vanwege de onderlinge verbondenheid en loyaliteit en ook vanwege de altijd bestaande wederzijdse afhankelijkheid, is dreigen met verbanning meestal bijzonder effectief.

Een ander probaat middel is dreigen met rechtszaken of met wraak, iemand de oorlog verklaren: ‘Wanneer jij oude koeien uit de sloot haalt, dan ken ik ook nog wel een paar beerputjes.’ De klokkenluider kan dan verwachten dat de fouten die hij ooit gemaakt heeft in zijn leven, zakelijk of privé (misschien is hij wel een keer vreemdgegaan), uitlekken en morgen op straat liggen. Wanneer er bovendien nog een financiële afhankelijkheid bestaat, is het dreigen met het inhouden van een studiebeurs of met onterven vaak een sterk middel.

Ten slotte kun je iemand proberen de mond te snoeren door hem een schuldgevoel aan te praten: ‘Als moeder een hartaanval krijgt, is het jouw schuld.’ En omdat Niemandskinderen zich toch al overal schuldig over voelen, is ook dit middel zeer effectief. Slachtoffergedrag is altijd een sterk wapen: ‘Ik ben ziek, zwak, misselijk, ik kan dit niet aan, houd rekening met mij, spaar mij, anders zal ik instorten, depressief worden, me van kant maken,’ enzovoort. Alle voorgaande methoden om iemand de mond te snoeren, teneinde zo de dreigende crisis te bezweren, zijn emotionele chantagemiddelen. Juist vanwege de onderlinge verbondenheid, vanwege de gezinsband die op het spel staat, zijn individuele gezinsleden door andere gemakkelijk emotioneel te manipuleren.

Goderieke (35)

Mijn vader heeft zijn hele huwelijksleven een minnares gehad en wij als kinderen wisten het allemaal, maar er werd nooit over gesproken. Mijn moeder leed vreselijk onder dat feit en functioneerde daardoor heel slecht. Wanneer mijn vader thuis was, was de spanning te snijden. Mijn moeder lag halve dagen in bed, huilde veel en wij hielden altijd rekening met haar. Ik ging zo weinig mogelijk uit in de puberteit om haar niet alleen te laten, want mijn vader was veel weg. Nu zie ik hoe schadelijk deze situatie is geweest voor ons gezin. Ik heb onlangs mijn vader en mijn moeder hiermee geconfronteerd, en toen was het huis te klein. Mijn vader liep direct weg en wilde er niet over praten; hij was om ons bij mijn moeder gebleven, bulderde hij en nu kreeg hij stank voor dank! Mijn moeder begon als vanouds direct te huilen en was ook boos dat ik het onderwerp op tafel had gelegd. Het maakt me nu alleen nog maar razend. Het interesseert hen blijkbaar niet hoe het voor ons is geweest! Ze willen het niet weten. Ze zeggen beiden dat ze om ons bij elkaar zijn gebleven – nou, om mij hadden ze dat niet hoeven doen! En het is ook niet waar overigens. Mijn moeder was gewoon te laf om op te stappen en mijn vader durfde de verantwoordelijkheid van een scheiding niet op zich te nemen. Ze hebben zich mooi achter ons kunnen verschuilen! Ik pik dat niet meer.

Maar stel dat niet alle familieleden van de misstanden in het gezin op de hoogte zijn. Bestaat die mogelijkheid? Kan iemand in een gezin iets heel naars meemaken zonder dat anderen dat merken? Vooral slachtoffers van seksueel geweld vragen zich vaak af of moeder werkelijk niets gemerkt heeft en of de andere broers en zussen, met wie ze zo nauw samenleefden, nooit iets is opgevallen. Wanneer wéét je iets? Er is duidelijk een verschil tussen bewust weten, onbewust weten en echt níét weten. Natuurlijk zijn er gezinsleden die niets wíllen zien, ze kijken bewust een andere kant op. Zij weten het eigenlijk wel, maar wíllen het niet weten. Maar zoals al eerder is gesteld, worden nare zaken ook vaak verdrongen. Niet alleen door de feitelijke slachtoffers, maar ook door hun stille getuigen. Ze weten onbewust wel dat wat daar elke keer in die kamer gebeurt niet pluis is, maar ze weten het niet bewust. Tenslotte mogen we ervan uitgaan dat er ook moeders van seksueel misbruikte kinderen zijn die werkelijk niets konden weten. Natuurlijk is de ene dader de andere niet en is ook niet elk slachtoffer hetzelfde. Sommige daders van seksueel misbruik pakken het wel heel slim aan: ze kiezen precies het juiste moment, spreken de juiste woorden, doen precies het goede om geen argwaan te wekken. En er zijn ook slachtoffers aan wie je vrijwel niets merkt. Er wordt nogal eens verondersteld dat kinderen die getraumatiseerd worden, altijd signalen geven dat het niet goed met hen gaat. Meestal is dat het geval, maar het komt toch ook voor dat er aan die kinderen vrijwel niets te merken is. Hun afweersysteem is zo sterk, ze kunnen de traumatiserende omstandigheden zo goed parkeren, zo goed verdringen, dat het vrijwel niemand opvalt, alleen zeer getrainde deskundigen. Maar in een gezin waarbij iedereen op zijn of haar eigen wijze aan het overleven is, worden die subtiele signalen van dat ene kind natuurlijk niet opgepikt.

In gezinnen waar bijvoorbeeld één meisje seksueel is misbruikt en de andere gezinsleden werkelijk van niets weten, is het niet onvoorstelbaar dat de familie reageert met ongeloof wanneer het slachtoffer gaat spreken. Wanneer dit kind, eenmaal volwassen, zich ook nog eens in de ogen van de familie misdraagt door bijvoorbeeld te veel te drinken of altijd ruzie te maken, dan is de kans natuurlijk nog groter dat men haar niet gelooft en voor leugenaar uitmaakt. ‘Was zij niet altijd al een beetje eigenaardig? Als kind had zij ook altijd al een grote fantasie, zij heeft het met de waarheid nooit zo nauw genomen. Het zal dus ook nu wel niet waar zijn!’ De symptomen als gevolg van seksueel misbruik keren zich dan tegen haar.

Het slechte nieuws ontkrachten door te stellen dat de klokkenluider overdrijft of – erger nog – liegt is natuurlijk zeer effectief. Wie spreekt de waarheid? Bij incest zijn er vrijwel nooit getuigen.

Daders van seksueel misbruik ontkennen in de meeste gevallen, of ze bagatelliseren hun daden. Daar zal het slachtoffer op voorbereid moeten zijn, maar wanneer ze van de kant van de familie helemaal geen steun krijgt, is haar positie onmogelijk. Waarschijnlijk wordt ze uitgestoten uit de familie en nog meer getraumatiseerd. Zijn de slachtoffers bedacht op een ontkennende reactie? Ze zijn er wel altijd bang voor! Kunnen ze die verdragen? Meestal niet! sommigen gaan de confrontatie met de dader niet aan juist vanwege de angst dat hij zal ontkennen. Die ontkenning ervaren ze als een laatste doodsteek, ze zijn bang dat ze die vernederingen niet zullen overleven, dat ze daarna psychisch totaal zullen instorten.

Esther (34)

Mijn vader is een bekende schrijver, die een aantal titels op zijn naam heeft staan. Hij heeft mij seksueel misbruikt vanaf ongeveer mijn vierde jaar. Ik heb heel lang niet gesproken over het misbruik, het was onmogelijk voor me. Ik wist zeker dat hij zou ontkennen en dat de rest van de familie mij ook nooit zou geloven. Het zou de ondergang van de familie betekenen wanneer ik mijn mond open deed. Maar naarmate ik ouder werd, kreeg ik steeds meer zeer ernstige psychische klachten; uiteindelijk ben ik opgenomen en werd er aangedrongen op een confrontatie met mijn vader en moeder. Die confrontatie was de zwartste dag in mijn leven. Mijn vader ontkende alles en mijn moeder geloofde hem. Hij was razend en dreigde met rechtszaken, ook tegen de instelling waar ik was opgenomen. Hij wilde alle rapporten inzien, wat hij niet voor elkaar kreeg natuurlijk, maar het zegt iets over hoe hij tekeerging. Een gesprek met mijn moeder alleen leverde ook niets op, hoewel ik toen beter kon aangeven wanneer het seksueel misbruik had plaatsgevonden. Ik weet zeker dat ze weet dat ik niet lieg, maar ze kiest voor hem. Hij speelt het erg hoog… ik mag niet meer thuiskomen voor ik zowel mijn moeder als hem mijn excuus heb aangeboden over deze ‘valse beschuldigingen’ en ik alle bestaande dossiers heb laten vernietigen. Nu weet ik niet meer wat ik moet doen.

Rookgordijnen

Soms worden de nare gebeurtenissen niet ontkend, maar gaat het gesprek meer over de manier waarop de nare gebeurtenissen aan de orde worden gesteld dan over die gebeurtenissen zelf. Of er wordt protest aangetekend tegen het feit dat er eerder met anderen over is gesproken dan met de betrokkenen zelf. Diegene die aangesproken wordt, verstopt zich achter een rookgordijn van boosheid en verwijten over de manier waarop hij ter verantwoording wordt geroepen, en zorgt er zo voor dat de aandacht wordt afgeleid van waar het werkelijk over gaat.

Tommy (34)

Toen ik eindelijk een keer de moed had om mijn moeder te confronteren met een aantal zaken uit het verleden, schoot ze helemaal in de verdediging. Ze vond op de eerste plaats dat ik overdreef, maar ze was vooral boos over het feit dat ik er al met een paar vriendinnen over had gesproken en niet eerder met haar. Ze wilde precies weten wie wat wist en hoe lang al. Ik was heel zorgvuldig geweest in mijn gesprekken met anderen over haar, maar dat kon ik haar niet aan het verstand brengen. Ik gaf aan dat ik het nodig had gehad om eerst met behulp van anderen een en ander op een rij te zetten, maar daar wilde ze niets van horen. Ze was toch altijd bereid om te praten, ik kon toch altijd bij haar terecht? En dat was nu net wat ik haar duidelijk wilde maken: ik kon nóóit bij haar terecht! Ook nu dus niet. Ze luisterde nauwelijks naar wat ik te zeggen had, maar pakte me steeds op de manier waarop ik de dingen zei, de woorden die ik gebruikte, het feit dat anderen het wisten enzovoort. Ze bleef maar herhalen dat ze de manier waarop ik de dingen aankaartte ‘geen stijl’ vond. Ik heb de moed opgegeven om het er met mijn moeder over te hebben. Ik dring niet tot haar door!

Zand erover

Soms lijkt het allemaal mee te vallen. Dan zijn er geen rookgordijnen en wordt alles erkend, wordt het boetekleed direct aangetrokken, wordt er schuld beleden, en toch krijgt de klokkenluider een raar gevoel dat er iets niet klopt. Want wat blijkt? De zaak wordt als afgedaan beschouwd. ‘Ik heb toch mijn excuus aangeboden, wat wil je nu nog meer?’ Begrijpen de familieleden dan wel hoe zwaar dit verhaal voor de klokkenluider is? Ze zeggen het te begrijpen, maar zij voelt daar niets van. Zij ziet geen emoties, geen pijn, geen woede, geen verdriet. Vader zegt zich schuldig te voelen en zich te schamen, maar de dochter gelooft het amper omdat ze het niet voelt!

Het kan ook zijn dat de traumatische verhalen van de slachtoffers emotieloos worden aangehoord. Er wordt verstandig gesproken en er wordt al snel naar oplossingen gezocht: ‘Hoe kan ik het goed maken?’ De klokkenluiders krijgen ook dan vaak het gevoel dat hun verhaal en hun beleving er niet echt mogen zijn, dat het verhaal zo snel mogelijk van tafel moet. Als schuld bekennen en berouw uitspreken een manier is om dat verhaal van tafel te krijgen, dan wórdt er berouw getoond – maar de klokkenluiders voelen dan terecht dat dit niet een doorleefd berouw is.

Vaak wordt er ook door de rest van de familie druk uitgeoefend om te vergeven, om het goed te maken, om het uit te praten. Maar vergeven kun je pas doen als je daar aan toe bent, en kan nooit afgedwongen worden en bovendien betekent vergeven niet ‘gewoon doorgaan alsof er niets gebeurd is’.

Vergeven, iets afsluiten en dan zien wat er nog mogelijk is, is een tijdrovend, pijnlijk proces. Het is niet reëel dat op een dag bij iets ingrijpends als bijvoorbeeld mishandeling, de pleger van het geweld de volgende dag zijn excuus aanbiedt en vervolgens alle partijen op dag drie weer overgaan tot de orde van de dag. Dan is er misschien wel iets gezegd maar is er niet veel gebeurd. De confrontatie is dan een schijnvertoning geweest: het slachtoffer heeft zogenaamd wat ze wil – excuses –, de dader heeft zogenaamd gedaan wat hij moest doen, en alles zou dan weer koek en ei zijn? Sommige nare zaken en daden hebben een enorme impact en hebben blijvende gevolgen voor de relatie. De impact van de daden zal doorvoeld moeten worden, en de gevolgen zullen blijken, tijdens en na de confrontaties, tijdens en na de pijn.

Duizenden vragen en evenzovele visies

Natuurlijk komt het voor dat de feiten niet ontkend worden en ook niet snel van tafel hoeven, maar komt het dan allemaal goed? Helaas ook niet altijd.

Met elkaar praten over traumatische gebeurtenissen waarbij niet de gezinsleden de veroorzakers zijn van de nare omstandigheden, maar waarbij het leven zelf klappen heeft uitgedeeld is al heel moeilijk, laat staan dat je met elkaar moet praten over nare gebeurtenissen die wel door de gezinsleden zelf zijn veroorzaakt.

Wanneer bijvoorbeeld een jong kind door een afschuwelijk ongeval of door een ziekte sterft, komt ‘het vreselijke’ van buitenaf. Het gezin is getroffen door een gezamenlijk noodlot of gezamenlijke vijand en dit kan een bindend effect hebben, maar ook in zulke gevallen zie je vaak dat gezinsleden onderling ruzie krijgen over de manier waarop met dit leed moet worden omgegaan. De ‘uitprater’ wil er vierentwintig uur per dag over praten. De ‘introverte’ gaat elk gesprek uit de weg, tot ongenoegen van de ‘uitprater’, omdat ze haar verhaal niet bij hem kwijt kan. De broer die wat spiritueel is ingesteld, wil een ritueel uitvoeren, maar zijn zus wil van die ‘zweefkees’ niets weten. De ‘rebel’ van de familie wil actie voeren en rechtszaken aanspannen, terwijl de rest denkt dat hij dat alleen maar doet om zelf in de belangstelling te staan. Vader wil moeder sparen en dat doet hij door nooit zijn gevoelens te uiten, en moeder denkt dan dat het hem allemaal niets doet en voelt zich eenzaam in haar verdriet. Ze loopt zich de benen uit het lijf om iedereen te verzorgen en op te vangen terwijl ze zelf bijna op instorten staat. Ook al kom je uit hetzelfde nest, de manieren van omgaan met nare gebeurtenissen kunnen sterk verschillen en het is vaak ontzettend moeilijk om die verschillende manieren te respecteren.

Wanneer het dus al heel erg moeilijk is om een drama met elkaar goed te verwerken wanneer de schuldige niet bij het gezin hoort, is het nog moeilijker om goed om te gaan met drama’s in het gezin waarbij ‘de schuldigen’ wel bij het gezin horen. Maar wie zijn de daders en wie zijn de slachtoffers, wie zijn er schuldig en wie niet?

Op een stuurloos schip – waarvan beide kapiteins de vaarkunst niet verstaan –, zijn de kinderen aan elkaar overgeleverd en botsen ze onderling heftig, vooral als er storm opsteekt. De kinderen gaan na de storm elkaar verwijten dát ze tegen elkaar opgebotst zijn, maar is dat niet onvermijdelijk op een schip dat stuurloos aan de golven is overgeleverd? In een gezin waarin vele nare zaken gebeuren of zijn gebeurd, zijn kinderen vaak dader en slachtoffer tegelijk. Het broertje dat jarenlang ernstig is getreiterd door de oudste broer is duidelijk slachtoffer van hem – maar is de treiteraar zelf ook niet slachtoffer van het feit dat hij zo weinig aandacht van vader en moeder kreeg, dat zijn ouders hem niet aankonden, en geen hulp daarbij zochten? En wat te denken van de kapiteins van wie er een overboord sprong en de ander het schip niet op koers wist te houden… Is het moeder, die jarenlang door haar echtgenoot is geterroriseerd, wel aan te rekenen dat ze voor en na de scheiding niet functioneerde zoals het moest? Gek genoeg verwijten de kinderen haar het meest! Is dat wel eerlijk? Zij bleef in elk geval wel! De agressie richt zich vaker op diegene die blijft dan op diegene die de boel de boel liet… Een afwezige wordt vaak geïdealiseerd en bovendien is het gemakkelijker ruziemaken met iemand die je nog dagelijks tegen het lijf loopt dan met iemand die je niet of slechts sporadisch ziet!

Wanneer gezinsleden met elkaar aan de praat raken over nare familiegebeurtenissen, dan wordt vaak duidelijk dat ze sterk van elkaar verschillen – in de manier waarop ze in het leven staan, in de manier waarop ze met stress en narigheid omgaan, in de mate waarin ze los zijn van het gezin en een eigen leven hebben opgebouwd, en vooral ook in de rollen die ze in het gezin hebben vervuld. Er zijn misschien duizenden vragen en evenzovele antwoorden. Er zijn net zoveel verschillende waarheden en visies op wat er is gebeurd als er gezinsleden zijn. En die verschillende visies kunnen door de jaren heen ook nog eens veranderen.

Daarnaast is het natuurlijk een feit dat de ervaringen van de kinderen onderling ook sterk verschillen. Misschien waren de ouders toen ze nog jong waren slechtere ouders dan toen ze wat ouder werden. Misschien hebben de oudste kinderen een totaal andere jeugd gehad dan de jongeren. Gezinsleden zorgen met elkaar voor een bepaald evenwicht in het gezin. De ene positie heeft meer voordelen dan de andere positie. De positie van de zondebok is een geheel andere dan de positie van het kind dat door de ouders als een godsgeschenk werd ervaren. Misschien zal het kind dat bemind werd en op handen werd gedragen niets begrijpen van het verhaal van zijn broer die zich de zondebok voelt; hij zal wellicht veronderstellen dat hij ideale ouders had terwijl de zondebok jaren later nog bezig is met het verwerken van een traumatische jeugd.

Jenny (45)

In ons gezin is ontzettend veel gebeurd en wanneer we als broers en zussen bij elkaar waren, ging elk gesprek over vroeger. De een had deze mening, de ander keek er zo tegen aan. Mijn vader had zich op allerlei fronten duidelijk misdragen, daar waren we het wel over eens, maar welke rol mijn moeder had vervuld was minder duidelijk. Mijn oudere broers en zussen veroordeelden haar. Ze had de kinderen niet goed verzorgd. Ze had het huishouden niet aangekund en had mijn vader nooit goed opgevangen waardoor hij steeds gekkere dingen ging doen. Ik als jongste heb heel andere ervaringen. Ik heb goede herinneringen aan mijn moeder, maar ik realiseer me goed dat ze beter ging functioneren na de scheiding en ik ben vlak voor de scheiding geboren. Ik zie haar meer als een wat naïeve en lieve vrouw die door mijn vader – een psychopaat – ernstig is getraumatiseerd. Natuurlijk ging ze in haar huwelijk steeds slechter functioneren. Denk je dat wanneer je jarenlang dagelijks slaag krijgt van je man, je de kinderen goed kunt verzorgen? Natuurlijk niet! We mogen nog blij zijn dat ze niet is weggelopen en ons bij hem heeft achtergelaten. Ik heb het gevoel dat ik steeds mijn moeder moet verdedigen. Ik kan het ook slecht verdragen wanneer mijn andere broers en zussen zo slecht over haar oordelen. Ze is nooit goed begrepen door haar kinderen en ze had geen taal om zich te verdedigen. Ze heeft alleen maar lagere school gehad. Wij waren allemaal zo goedgebekt, ze kon nooit tegen ons op.

Wie voor een dubbeltje geboren is…

Ook de verschillende karakters kunnen enorm botsen tijdens het gezamenlijke verwerkingsproces. In hoofdstuk drie werden Liesje, Lotte en Luuk van de familie Keurig geïntroduceerd. Liesje is een angsthaasje, kan niets en durft niets. Luuk is de vechter die zich niet op de kop laat zitten en met iedereen overal altijd de strijd aangaat en Lotte stelt zich ver boven de anderen op en droomt over macht en succes. Alledrie de kinderen hebben eenzijdig met macht leren omgaan als reactie op de onderdrukking in hun gezin. Lotte ‘kiest’ voor de almacht, Luuk voor de machtsstrijd en Liesje voor de onmacht. Alledrie de kinderen hebben het nodige meegemaakt en zijn daardoor gevormd, ieder op een eigen manier. Stel dat deze drie kinderen met elkaar willen praten over wat er vroeger thuis allemaal gebeurde, wordt dat gesprek dan een succes? Die kans is klein. Luuk zal het natuurlijk nooit eens zijn met zijn zussen, hij ziet het altijd anders en gaat de strijd aan, ook met hen. Liesje zal haar mening misschien niet durven geven, want een ander weet het toch altijd beter en ze is bang voor ruzie, bang voor meningsverschillen, dus wil ze iedereen te vriend houden. En Lotte? Lotte weet het natuurlijk het beste! Was zij niet de oudste… gaat zij niet het langste mee in het gezin? Heeft zij inmiddels niet de beste opleiding, heeft zij niet van alles gelezen over hoe je dit soort zaken moet verwerken?

Kinderen met een beroerd verleden worstelen allemaal op hun eigen manier daarmee, en ze willen ook het gezin als geheel op een hoger plan tillen. Alle gezinsleden barsten individueel vaak van de minderwaardigheidsgevoelens, maar ook als gezin: er is dan sprake van een collectief minderwaardigheidsgevoel. Daarmee gaan de verschillende kinderen door hun karakterverschillen eveneens heel verschillend om. Een meisje als Liesje zal zich steeds aanpassen en vooral braaf proberen te zijn, dan zullen de mensen haar op den duur waarderen, hoopt ze, en zal ze het gezin niet nog meer schaamte toebrengen. Een man als Luuk laat zich er niet onder krijgen en vecht voor zijn eigenwaarde. Hij schuwt confrontaties niet en schaamt zich ook niet voor zijn geschiedenis. Van hem mag iedereen alles weten – en laat niemand de moed hebben er iets negatiefs over te zeggen! Hij wil respect en erkenning voor zichzelf en voor het gezin als geheel. ‘We hoeven ons nergens voor te schamen, we hoeven onze wortels niet te verloochenen,’ zegt hij tegen zijn zussen.

Een vrouw als Lotte wil haar familieleden altijd opvoeden, zodat die niet zo asociaal zullen overkomen in gezelschap. Dus niet te hard schreeuwen, geen rare moppen tappen, netjes eten en niet te veel praten over de familie, want niemand hoeft te weten dat het bij hen een asociale bende was! Maar Luuk pikt dat niet… in zijn ogen heeft zijn zus het hoog in de bol. ‘Ze denkt dat ze heel wat is, maar ze is ook maar gewoon een van ons.’ Hoe meer zij hem wil opvoeden – wat hij vernederend vindt –, des te meer hij haar gaat jennen. Dus vertelt hij juist in gezelschap hoe het er bij hen thuis aan toeging! Daar is zijn zus niet zo blij mee… zij schaamt zich dood! Zij distantieert zich daarom steeds meer van de familie. Ze moet haar missie opgeven, ze kan de familie niet op een hoger plan tillen… wanneer je voor een dubbeltje geboren bent, dan word je blijkbaar nooit een kwartje – op één uitzondering na en dat is zij natuurlijk!

Nieuwe wereld

De communicatie in het gezin kan ook bemoeilijkt worden wanneer het ene gezinslid in therapie gaat en de rest niet. Door therapie kunnen gezichtspunten en visies zodanig veranderen en uit elkaar gaan lopen dat er nauwelijks meer met elkaar te praten valt. Er ontstaan ‘andere werelden’, andere belevingen, andere waarheden, die met elkaar kunnen botsen.

Hans (45)

Toen ik in therapie ging kreeg ik een heel andere kijk op onze gezinsverhoudingen. Ik durfde onder ogen te zien dat mijn vader niet die charismatische dominee was, maar een grote manipulator. Ik zag hoe mijn moeder hem op handen droeg en hem steeds steunde ten koste van ons. De klachten die ikzelf had, net als een aantal zussen van me, bracht ik in verband met onze jeugd en ik heb daar ook een aantal keren met mijn zussen over gesproken, maar dat gesprek liep voor geen meter. Zij bleven vasthouden aan het beeld wat ze van vader hebben ‘een fantastische man’, en waren boos over mijn zienswijze. Ze vonden dat de therapie mij geen goed deed, ik was hard geworden. Maar ík ben ondertussen wel van mijn klachten af, terwijl zij nog steeds voort modderen. Inmiddels praat ik niet meer met hen over vroeger, dat levert ons niets meer op. Het contact is wel een stuk oppervlakkiger geworden, maar ik vind het best zo.

Niemandskinderen die in therapie zijn concluderen vaak dat ze in emotioneel opzicht iets verder van de familie af komen te staan. Dit kan de eenzaamheid een tijd lang versterken. Maar uiteindelijk zijn zij vaak ook – juist door de therapie – in staat om de reacties van de andere familieleden te begrijpen. Ze kunnen met een ‘helikopterview’ het totale gezinsplaatje overzien, hoe alle rollen in het gezin nodig waren om een zeker evenwicht in stand te houden, ze hebben inzicht in de voor- en nadelen van elke rol, ze hebben begrip voor de opgelopen beschadigingen van ieder gezinslid apart en leren soms om te gaan met die beschadigingen. Of ze besluiten afscheid te nemen van die beschadigde familieleden. Door de therapie kunnen ze vaak duidelijker keuzen maken welke contacten, welke gesprekken voor hen nog zinvol zijn en welke niet meer.

Veronica (45)

Ik ben heel lang in therapie geweest vanwege een ellendige jeugd. We hebben aan onze jeugd allemaal een bepaalde tik overgehouden, het is natuurlijk een illusie dat wanneer je psychisch kapot bent gemaakt, je weer helemaal kunt herstellen door therapie. Maar ik heb nu heel goed zicht op mijn schade en ik kan er veel beter mee omgaan. Een aantal van mijn broers en zussen is ook zeer ernstig beschadigd. Een zit er in een inrichting en de anderen hebben allemaal problemen en zijn erg moeilijk in de omgang. Een andere broer is een crimineel en zit regelmatig vast, dan hebben we even rust, maar wanneer hij vrij is, valt hij ons lastig. Ik begrijp hem heel goed en ik vind het ook erg triest, maar ik heb besloten afscheid van hem te nemen, ik wil niet langer dat mijn grenzen uit solidariteit worden overschreden. Ook met een paar zussen heb ik vrijwel geen contact meer. Ze zijn te complex, te moeilijk, het contact met hen roept bij mijzelf te veel onrust op, ik wil dat niet langer. De oorlog mag wel een keer voorbij zijn, niet?

Als de oorlog niet voorbij mag gaan

In sommige families wordt juist helemaal niets ontkend, integendeel, de nare ervaringen daar worden eerder gekoesterd en iedere keer opnieuw verteld en opgerakeld. Een nare jeugd schept een traumatische band, maar het is in feite een beperkte band. De kinderen leren elkaar kennen in tijden van oorlog. Ze leren overleven, ze steunen elkaar – of niet –, maar de gezamenlijke ervaringen zijn eigenlijk ook erg eenzijdig. Tijdens de oorlog voelden ze zich sterk verbonden met hun lotgenoten, maar als die oorlog voorbij is ontdekken ze niet zelden dat daardoor het contact zich nooit heeft kunnen verdiepen.

Wanneer er in gezinnen een slecht pedagogisch en emotioneel klimaat heerst en er vreselijke zaken gebeuren, is er meestal geen ruimte voor een goed of leuk gesprek, of een pittige discussie waardoor je jezelf en anderen beter leert kennen. Misschien wordt menige discussie afgekapt door de dominante en allesoverheersende vader of wordt de sfeer steeds verpest door een emotioneel geladen sfeer, waardoor iedereen zich het liefst terugtrekt op zijn eigen eiland. Het tegenovergestelde kan ook aan de hand zijn, misschien hebben de kinderen zich wel als drenkelingen aan elkaar vastgeklampt toen het schip stuurloos ronddobberde, en weten ze niet meer hoe het is om zelfstandig te zwemmen in rustig water, zodat ze daar bang voor zijn geworden. Gezinsleden die opgroeien in een privé-oorlog weten misschien wel veel van elkaar, maar ook veel niet. Ze hebben hun mogelijkheden vaak minimaal leren ontplooien, maar zichzelf nauwelijks leren kennen, laat staan hun familieleden. Bovendien is er in dit soort families vaak sprake van kampvorming: de goeden tegenover de slechten, de slimmeriken versus de dommeren, de ijverige tegenover degene die nooit wat doet, enzovoort. Daarnaast kan er sprake zijn van een enorme rivaliteit. Zoals er in een echte oorlogssituatie om brood gevochten wordt, zo wordt er in een gezin waar een privé-oorlog heerst vaak gevochten om van alles, maar vooral om aandacht… en natuurlijk vaak over de rug van de ander. Ongezonde rivaliteit en kampvorming belasten de relaties enorm en belemmeren een diep en persoonlijk contact. Wanneer de kinderen volwassen zijn, bestaan de kampen nog altijd en gaan deze rivaliteit en strijd meestal gewoon door omdat ze niet weten hoe ze ook anders met elkaar kunnen omgaan. De strijd kan gaan over materiële zaken, maar onderhuids zijn er meestal ook emotionelere thema’s: wie er het meest heeft geleden onder de omstandigheden, wie er het meest heeft gegeven of gezorgd heeft… Alle gezinsleden hebben een enorme behoefte aan erkenning en ze zouden het elkaar best kunnen geven, maar ze komen daar niet aan toe omdat ze het zelf zo hard nodig hebben. De meeste mensen worden wat royaler in het uitdelen van complimenten en erkenning als ze over zichzelf ook tevreden zijn, wanneer ze stevig genoeg in hun schoenen staan en iets ‘overhebben om weg te geven’.

In gezinnen waar steeds weer, of alleen maar over hun nare geschiedenis wordt gesproken is er toch niet altijd sprake van een gezamenlijk verwerkingsproces – al zou je veronderstellen dat juist dat vele praten erover wel een verwerkingsfunctie kan hebben. Maar het oprakelen van verhalen is absoluut geen garantie dat er iets verwerkt wordt, het gaat erom hóé er gepraat wordt. In hoofdstuk zes werd gesteld dat het nooit vertelde verhaal tot leven moet komen op zo’n manier dat het verwerkt en afgesloten kan worden. Het verhaal steeds opnieuw herhalen en repeteren, zonder nieuwe gezichtspunten te introduceren, zonder nieuwe betekenissen te onderzoeken, heeft meer de functie van het instandhouden van de familieband en het opvullen van de armoede in het contact. Waar moet je het anders nog over hebben als je het dáár niet meer over kunt hebben… wanneer de traumatische geschiedenis volledig je identiteit bepaalt? Als je niet geleerd hebt om met elkaar te praten over andere zaken, dan is het zeer verleidelijk om de geschiedenis steeds weer als gespreksonderwerp te kiezen.

In zulke gezinnen mág de geschiedenis ook niet echt verwerkt worden – het loslaten en verdergaan wordt als een bedreiging gezien, omdat er wellicht zo weinig meer overblijft om over te praten.

Het verbreken van familiebanden is altijd bedreigend, maar in gezinnen waar veel geheimen waren en waar nare dingen gebeurden zijn de gezinsleden vaak niet echt volwassen geworden. Ze zijn meestal emotioneel te afhankelijk van elkaar gebleven en juist deze ziekelijke verbondenheid en afhankelijkheid versterken de angst voor het loslaten, voor het niet meer verbonden zijn, voor het alleen staan, voor de leegte en het niet weten wie je nog meer bent dan je geschiedenis. Dan wordt de privé-oorlog de bindende factor, dan mag de oorlog nooit voorbijgaan.

Deze gezinsleden moeten leren om met elkaar nieuwe en andere ervaringen op te doen. Ze moeten elkaar opnieuw leren kennen, misschien lukt het dan op den duur om die geschiedenis wat meer los te laten. Dan kunnen ze ervaren dat er meer is dat hen bindt dan alleen die privé-oorlog.

Jolande (33)

Elke familiebijeenkomst was het raak. Steeds ging het over hetzelfde, over wat er allemaal was gebeurd en hoe we het hadden doorstaan. Altijd huilde er wel een op het einde van de avond en werd er getroost en meegehuild en we gaven elkaar schouderklopjes, enzovoort. De dagen na die familiesessies belden we elkaar regelmatig en steeds weer ging het maar over één ding: over vroeger! Ik dacht altijd dat wij uniek waren, dat het geweldig was hoe wij met elkaar omgingen, tot ik een keer een nieuwe vriend kreeg. Die noemde ons gedoe ‘ziek’. Hij walgde ervan. Ik dacht eerst dat hij jaloers was op onze sterke band, maar nu zie ik toch beter dat hij gelijk heeft. Zo komen jullie nooit van je verleden af zei hij… je leeft nu! Hij stimuleert me om hulp te zoeken en misschien is dat niet zo’n gek idee! Kan ik eens horen wat een deskundige ervan vindt.

Nieuwe kansen

Krijgen Niemandskinderen dan altijd nul op het rekest? Kunnen broers en zussen dan helemaal niets voor elkaar betekenen in het verwerken van hun traumatisch verleden? Kunnen ouders die hebben gefaald in de opvoeding niets meer goed maken? Zeker wel, maar voorbeelden daarvan zijn schaars. Niemandskinderen komen niet uit gezinnen waarin er wat kleine problemen waren, ze leefden in privé-oorlogsgebied. Met elkaar een totale privé-oorlog verwerken is wel wat anders dan het oplossen en het verwerken van een paar problemen. Juist in de gezinnen waar wel problemen waren, maar waar ook veel goed was, lukt het beter om met elkaar de problemen te bespreken, fouten te erkennen en nare gebeurtenissen te verwerken.

Natuurlijk zijn er in deze gezinnen ook krachten die willen voorkomen dat er zaken besproken worden, dat er mythen ontmaskerd worden, dat de rollen zo verdeeld blijven zoals ze zijn ontstaan, maar deze gezinnen hebben toch meer veranderingsmogelijkheden, zijn minder star in de omgang met elkaar en de individuele leden van het gezin zijn meestal sociaal vaardiger en minder angstig. De ouders zijn met een beetje begeleiding sneller bereid hun verantwoordelijkheden op te pakken en betrekken hun kinderen ook minder bij hun relatieproblemen dan de gezinnen die zijn beschreven in dit boek.

Wanneer Niemandskinderen hulp gaan zoeken en hun gezinsleden accepteren deze hulp ook, dan is de kans beslist groter dat ze verder komen in het verwerkings- en veranderingsproces dan wanneer ze dat niet doen. Een gezinstherapeut kent de krachten in dergelijke gezinnen, weet hoe je ze in toom kunt houden en weet ook hoe je kleine veranderingen kunt bewerkstelligen zonder dat de boel uit de hand loopt. Soms zijn toch ook de ouders van Niemandskinderen wel bereid om naar zichzelf te kijken. Die confrontatie is natuurlijk een zeer pijnlijke kwestie. Wanneer deze ouders echt wakker durven worden, dan moeten ze onder ogen zien dat ze hun kinderen ernstig hebben beschadigd. Misschien is er wel niets zo pijnlijk om onder ogen te zien als dat feit.

Door therapie kunnen de feiten natuurlijk ook niet worden teruggedraaid, maar wel kunnen de ouders zich gaan verdiepen in hun kinderen, ze kunnen erkenning geven voor wat ze hun kinderen hebben aangedaan en ze kunnen leren zich verantwoordelijk op te stellen. Alleen dan kan er echt iets veranderen. Deze échte en doorleefde erkenning van de ouders en hun investeringen om zich beter te gaan gedragen, weegt zwaarder dan de erkenning van elk ander. Op die manier kunnen ze een beetje hun schuld inlossen. Misschien kunnen ze betere grootouders zijn dan ze ouders waren, en gunt hun dochter hun die kans. De ouders zijn vaak ook weer slachtoffers van hun eigen ouders. Dat verhaal mag natuurlijk eveneens aan de orde komen, maar pas nadat de ouders verantwoordelijkheid hebben kunnen nemen voor hun eigen gedrag. Niet zelden komen ouders van de Niemandskinderen die het zwijgen doorbreken juist door het proces van hun kinderen ook los, komen er verhalen op tafel die lange tijd werden verzwegen en rollen ze ook min of meer in een verwerkingsproces. Dit proces van de ouders kan het proces van hun kinderen zeer ten goede komen.

Sybile (35)

Mijn ouders hebben er vroeger een puinhoop van gemaakt. Ik heb ze dat onlangs voor de voeten gegooid en daar zijn ze vreselijk van geschrokken. Het was net alsof ze wakker werden, zo zeiden ze het ook en ze hebben hulp gezocht bij een gezinstherapeut. Ik ben een paar keer met hen mee geweest en die gesprekken hebben ons wel geholpen. Het feit dat mijn ouders deze moeite doen kan ik erg waarderen. Ze zijn heel gek met mijn dochtertje van drie, ik leer ze nu kennen zoals ik ze niet eerder gekend heb… Dat doet goed, maar doet ook zeer: waarom nu wel en toen niet? Ik heb zoveel gemist vroeger, ik weet nauwelijks hoe ik met mijn eigen kind moet omgaan. We zijn er nog lang niet, maar ik heb goede hoop dat het beter met mijn ouders en mij zal gaan nu we met elkaar in therapie zijn gegaan. Ze zijn nog jong, dus misschien kan de tijd ons ook goed doen en hebben we samen nog een paar fijne jaren.

En moeten de broers en zussen die allemaal al lang volwassen zijn dan ook met elkaar in therapie? Sommigen doen dat daadwerkelijk en natuurlijk levert dat meestal veel positiefs op, maar de meeste mensen zullen er niet voor kiezen. Toch zullen ze, als ze met elkaar willen blijven omgaan, een manier moeten vinden om met elkaar te praten, en misschien nog wel belangrijker: ze moeten leren elkaar te láten. Ze moeten die ander laten zijn wie hij of zij is geworden. Zonder oordeel, met respect voor ieders weg en de keuzen die daarin gemaakt zijn. Een keuze kan zijn om de omgang beperkt te houden, omdat het anders al te snel te moeilijk, te emotioneel wordt.

Natuurlijk is het ook van belang om in de nieuwe en andere omgang met elkaar nieuwe gedragspatronen te ontwikkelen, maar Niemandskinderen kunnen anderen niet dwingen zich anders op te stellen. Ze kunnen wel zichzelf anders opstellen en dan zullen ze merken dat dat een positief effect heeft op de andere gezinsleden. Je anders opstellen in een gezin waarin de rollen zo vast liggen en de gedragspatronen zo vastgeroest zijn, is natuurlijk niet eenvoudig, maar het is te proberen. Wanneer Luuk van de familie keurig iets in de familieverhoudingen wil veranderen moet hij in ieder geval bij zichzelf beginnen; het heeft weinig zin de anderen de wet voor te schrijven. Misschien kan hij leren iets minder te rebelleren, dat zou het effect kunnen hebben dat Lotte zich ook wat kwetsbaarder op gaat stellen en dat Liesje iets minder bang voor hem wordt en meer haar mond durft open te doen. Dit zal het contact met elkaar zeer ten goede komen. De bemiddelaar zal moeten leren zich terug te trekken – zijn ouders moeten hun eigen ongelukkige boontjes maar doppen –, het pronkstuk moet meer haar eigen leven gaan invullen en moet zich eens afvragen wat ze nu echt zelf wil, de boksbal moet misschien maar eens terug leren slaan en het zorgobject moet op eigen benen gaan staan en zich niet langer lenen voor haar moeders zorgproject. Moeder zoekt maar een ander zorgproject. De bondgenoot van moeder moet vrede gaan sluiten met haar vader, en de lastpak, die vader en moeder zo graag bij elkaar wil houden, moet maar aanvaarden dat het huwelijk van zijn ouders op sterven na dood is.

Wanneer de traumatische feiten niet langer worden ontkend en weggestopt, kan ieder gezinslid op zijn of haar eigen manier daarmee leren omgaan. met wat weggestopt blijft, kun je niet om leren gaan, maar het woekert vaak wel door. Na de openbaringen komen de gezinsleden op den duur meestal wat verder van elkaar af te staan, maar misschien is dat wel gezond. Als geheimen en drama’s het gezin niet langer bij elkaar hoeven te houden, wordt het duidelijker wie nu echt wat heeft met wie. Er kan een eerlijker contact ontstaan, gebaseerd op wederzijdse interessen, levensstijl of karaktereigenschappen. In de grotere gezinnen ontstaan er vaak kleinere subgroepjes. Bij voorkeur heeft ieder gezinslid dan wel één broer of zus met wie hij of zij wat intensiever contact heeft, met de rest is het contact dan wat minder en iedereen kan dat accepteren.

Brecht (56)

Toen er in ons gezin van alles aan de hand bleek te zijn, heb ik hulp gezocht en mijn broers en zussen zijn een paar keer mee geweest naar mijn therapeut. Die man heeft ons heel erg geholpen. De moeilijkste zaken zijn in zijn bijzijn besproken op zo’n manier dat het niet uit de hand liep en wij na afloop allemaal weer door één deur konden. Dat was al heel wat. Hij heeft ons ook wel veel uitgelegd en handvatten gegeven voor hoe we het beste met elkaar om konden gaan. Wel is duidelijk geworden dat we zeker niet te veel van elkaar moeten verwachten. Het is een illusie te denken dat je met elkaar een traumatisch verleden kunt verwerken: je verwerkt je verleden vooral zelf, of niet, en anderen kunnen daar wel een positieve bijdrage aan leveren, maar je moet er niet te veel op rekenen. Het belangrijkste was voor mij het uitwisselen van ervaringen. De therapeut hielp ons er niet te veel over te discussiëren en liet ons allemaal afzonderlijk aan het woord; zo hoorde ik zaken die ik nog niet wist en natuurlijk hoorde ik ook wel het een en ander waar ik zo mijn vraagtekens bij had, maar dat doet er niet toe. Iedereen heeft het toch allemaal heel anders ervaren. De gesprekken hebben mij opgeleverd dat ik veel meer op mijn eigen ervaringen en herinneringen kan vertrouwen. De bevestiging van mijn broers en zussen dat ik niet gek was en het goed gezien heb, deed me goed. Ik kan nu meer het hele plaatje overzien, ik heb het verhaal rond en twijfel er niet meer aan of mijn verhaal wel klopt. Misschien kan ik nu op den duur ook afscheid nemen van die geschiedenis.

Jezelf erkennen

En wat nu wanneer dit alles niet lukt? Wanneer ouders ontkennen, bagatelliseren en broers en zussen geen steun bieden, er gedreigd wordt met verbreken van het contact, enzovoort? Wat dan…?

Als Niemandskinderen in de zoektocht naar erkenning de confrontatie met hun daders aangaan en die niets bekennen dan wel erkennen, dan is het vanuit het perspectief van deze kinderen goed voor te stellen dat ze dit ontkennen en bagatelliseren als een doodsteek ervaren. Wanneer ze hun eigenwaarde nog sterk afhankelijk maken van de erkenning van anderen, is het voor te stellen dat sommigen dat risico op ontkenning helemaal niet willen lopen. Daders van seksueel misbruik bekennen uiteindelijk nog wel eens, maar erkennen en inzien wat ze hebben aangericht kunnen ze vrijwel nooit. Zouden ze dat wel kunnen, dan maakten ze waarschijnlijk anderen niet tot slachtoffer. Daarom krijgen hun slachtoffers vrijwel nooit van de daders wat ze echt nodig hebben. Misschien kunnen ze zichzelf erkennen? Uiteindelijk is dat inderdaad mogelijk.

Maar ook al leveren de confrontaties met de familie niet datgene op wat iemand ervan had verwacht, de worstelingen zijn nooit voor niets geweest. Het lijkt een tijdlang van levensbelang dat Niemandskinderen erkenning krijgen van hun familieleden, maar wanneer die uitblijft komen ze vaak tot ontdekking dat ze uiteindelijk zichzelf kunnen erkennen en dat dát het allerbelangrijkste is. De strijd om die erkenning, het geworstel, de boosheid over de leugens, de manipulaties, de psychische druk om het weer goed te maken… dat alles kan er uiteindelijk toe bijdragen dat Niemandskinderen zelfstandig en autonoom worden. Dan zijn ze vrij om te kiezen of ze nog wel of niet contact willen en op welke voorwaarden. Sommigen verbreken het contact met hun ouders of broers en zussen definitief, weer anderen houden het contact zeer oppervlakkig in stand en een enkeling doet (bijna) gewoon weer mee alsof er niets is gebeurd.

Esther (vervolg)

Omdat mijn vader hardnekkig bleef ontkennen dat hij mij seksueel had misbruikt en mijn moeder hem geloofde, heb ik heel lang gedacht dat ik het contact dan maar definitief moest verbreken, maar eigenlijk wilde ik dat niet. Het leek me niet haalbaar; we wonen in hetzelfde dorp, moet ik dan iedere keer net doen of ik ze niet zie wanneer ik ze tegenkom? Ik wilde het contact met mijn andere broers en zussen ook niet kwijt, het leek me zo’n gedoe met verjaardagen en zo. Toen heb ik besloten de familie een brief te schrijven. Ik heb daarin duidelijk gemaakt dat ik het contact niet wilde verbreken, maar dat ik ook niet van plan was mijn beschuldigingen in te trekken. ‘We weten tenslotte allemaal dat ik de waarheid spreek,’ schreef ik. Ik heb voorgesteld om het thema te laten rusten en dat ik met verjaardagen gewoon weer aanwezig zal zijn. Ik heb geen enkele reactie op die brief gehad, maar ik ben toch naar de verjaardag van mijn moeder gegaan en werd binnengelaten. Mijn ouders wilden me bij binnenkomst net als anders een zoen geven, maar dat heb ik geweigerd. Ik geef ze netjes een hand alsof het goede kennissen van me zijn. Dat is mijn stille wraak. Ik voel me sterk wanneer ik bij hen ben… ik heb nu de regie in handen en laat ze in mijn leven toe voor zover ik dat wil!

Emotioneel loskomen – niet meer afhankelijk zijn – van een gestoorde familie is van groot belang om een bevredigend eigen leven op te kunnen bouwen. Het contact wat er dan nog ontstaat of blijft is gebaseerd op de realiteit en niet meer op illusies. Waarschijnlijk is er toch beter te leven met de realiteit, ook al is die beperkt, dan met illusies.

Dood en begraven

Lang niet altijd zijn de ouders nog in leven wanneer Niemandskinderen hun geschiedenis gaan verwerken. De ouders kunnen dan niet meer ter verantwoording worden geroepen. Ze kunnen ook niets meer erkennen of ontkennen en helaas ook niets meer goedmaken. Niemandskinderen moeten zich dan in hun zoektocht naar zichzelf en de waarheid tot anderen wenden. Ooms, tantes, de broers en zussen van de ouders beschikken vaak over waardevolle informatie. Misschien kunnen ze de Niemandskinderen erkennen in hun pijn, kunnen ze bevestigen dat het er allemaal niet zo vrolijk aan toe ging. Ooms en tantes zijn vaak getuige van wantoestanden in families. Ze fungeren soms als medeopvoeders, oppassers, gastouders, enzovoort. Ze proberen soms te ondersteunen, op te vangen, te adviseren, soms ook doen ze niets, maar ze weten meestal veel. Ze weten ook veel van de achtergrond van de ouders, omdat ze uit hetzelfde nest komen. Wellicht kunnen ze iets vertellen over de gezinsgeschiedenis van de ouders, zodat begrijpelijker wordt waarom die zo slecht functioneerden. Doet dat er dan toe? Natuurlijk is het beter te verdragen dat je ouders slecht functioneerden omdat ze zelf ook getraumatiseerd waren, dan dat ze alleen maar onverschillig waren. Door dat begrip worden ze niet vrijgepleit, het ontslaat hen niet van alle verantwoordelijkheid, maar het maakt het totaalbeeld begrijpelijker en het oordeel over hen milder.

Niet zelden beginnen Niemandskinderen pas met de verwerking wanneer de ouders zijn overleden. Uit zorg, uit angst, uit loyaliteit hebben ze hun mond gehouden, zolang hun ouders in leven waren. Ze wilden vader en moeder geen verdriet doen en zwegen uit liefde. Wanneer de ouders dood zijn, kunnen die niet meer beschadigd worden en is de drempel soms minder hoog om de nare verhalen alsnog onder ogen te zien en naar buiten te brengen. Er zijn echter ook Niemandskinderen die het juist dan ongepast vinden om kwaad te spreken, omdat de doden zich niet meer kunnen verdedigen. Of broers en zusters willen niets kwaads horen over hun dode ouders en belemmeren de coming-out van de andere gezinsleden.

Wanneer de ouders zijn overleden, kan het ook voorkomen dat juist dan de pijn sterker gevoeld wordt. Met de dood van de ouders, met het afscheid moeten nemen, wordt er automatisch teruggekeken hoe het contact is geweest. Dood betekent ook: nooit meer, geen kans meer. Alles wat er niet is geweest, zal nu definitief nooit meer komen. Alles waarvan je had gehoopt het ooit nog eens te zullen ontvangen, kun je nu wel vergeten… het zal niet meer komen. Dat is pijnlijk, maar misschien ook een opluchting – het is maar net hoe je het bekijkt.

Wanneer ouders overlijden moet er vaak een erfenis worden verdeeld. In deze verdeling speelt de geschiedenis vrijwel altijd een rol. Wie neemt die granieten asbak, die zo vaak door de kamer is gevlogen? Wie krijgt het dure horloge dat moeder kreeg van vader, omdat hij zich schuldig voelde vanwege de zoveelste affaire? Wie mag de ring dragen die moeder voor zichzelf kocht na de scheiding, en wie neemt het dressoir? Aan veel erfstukken zit een luchtje, ze vormden het decor van een privé-oorlog. Sommige familieleden vechten erom, als om alsnog het te-kort-gedaan-zijn te compenseren: ‘Nooit liefde gehad, dan maar geld!’ Anderen willen er niets van weten en schenken alles aan een goed doel.

Annet (45)

Toen mijn ouders overleden waren en de erfenis verdeeld moest worden, brak er opnieuw een oorlog uit. Mijn zussen vochten elkaar de tent uit om de erfstukken, terwijl ik niets wilde hebben. Alles wat overbleef heb ik meegenomen en heb ik regelrecht naar de afvalstortplaats gebracht. Ik heb het allemaal stukgegooid. Je denkt toch niet dat ik die erfenis in huis wilde hebben? Ik heb al genoeg geërfd waar ik nooit meer vanaf kom… Toen mijn vader overleed, heb ik eigenhandig het graf dichtgeschept. Dat klusje liet ik mij niet afnemen! Ik heb geschept en geschept alsof mijn leven ervan afhing. Bij iedere schep zand zei ik: ‘Alsjeblieft, die heb je verdiend! Klootzak!’

Rouwen over de slachtoffers

In elke oorlog sneuvelen er onschuldige kinderen en volwassenen, dus ook in privé-oorlogen. Overlevenden van concentratiekampen voelen zich na hun bevrijding vaak intens schuldig dat zij nog leven en dat hun dierbaren die ze achter hebben gelaten in het kamp zijn overleden. Niemandskinderen die de privé-oorlog overleefden herkennen soms het schuldgevoel van deze kampslachtoffers.

Sommige Niemandskinderen overleven de privé-oorlog niet, ze sterven werkelijk al jong, zoals Savanna, die vermoord werd aangetroffen in de kofferbak van een auto toen haar ouders op het punt stonden haar te begraven, of ze gaan psychisch dood. Per jaar overlijden er ongeveer vijftig tot tachtig kinderen in Nederland aan kindermishandeling, maar hoeveel er geestelijk kapot worden gemaakt weten we niet.

Er zijn Niemandskinderen die Niemandskinderen blijven. Ze krijgen hun leven niet van de grond. Ze hebben ernstige psychische klachten, kunnen niet liefhebben en het lukt hun niet om contacten op te bouwen waarin ze bemind en gewaardeerd worden. Hun leven is één groot overleven, ze leven niet.

Niemandskinderen die – ondanks de oorlog – uiteindelijk wel leren leven op een manier die bij hen past, moeten soms onder ogen zien dat het anderen – hun naaste familieleden – niet lukt, zijn daar intens verdrietig over en voelen zich schuldig: Waarom lukt het mij wel om te functioneren en hem niet? We komen uit hetzelfde nest en toch zijn we zo anders? Ze nemen hun gewonde broer of zus mee op sleeptouw, overstelpen hem of haar met adviezen, maar het baat allemaal niet.

Harm (45)

Ik heb een tweelingbroer, Herman. We hebben als kind beiden vreselijke dingen meegemaakt, maar ik functioneerde beter dan Herman. Hij was wat angstiger, labieler, huileriger dan ik. We waren altijd samen en dan voelden we ons sterk, tot we in de puberteit kwamen – toen ging het mis met Herman. Hij werd somber en depressief, ging uiteindelijk niet meer naar school en lag dagen thuis op bed. Mijn ouders keken niet naar hem om en ik was er vreselijk druk mee. Ik probeerde van alles, maar niets hielp. Ik ging soms ook niet naar school en bleef bij hem, of sleepte hem razend met me mee naar school en hij liet alles gelaten over zich heen komen. Hij ging van de ene psychiater naar de andere. Ik denk dat hij er wel een stuk of tien heeft gehad… Uiteindelijk begon hij steeds vaker over zelfmoord. ‘Ik red het niet, Harm,’ zei hij dan, ‘ik red het niet!’ Ik weet dat hij het heel lang heeft volgehouden om mij, maar de aantrekkingskracht van de dood was sterker. Op een dag – we waren inmiddels achter in de twintig – heeft hij een eind aan zijn leven gemaakt. Hij had een briefje achtergelaten met daarop de tekst ‘Leef voor twee, Harm’. Ik begrijp hem ergens wel, maar ik verdraag het niet. Nog steeds niet. Ik heb hem niet kunnen helpen, ik leef en hij niet, en ik voel me er elke dag schuldig over dat ik leef, ook al wil ik inderdaad proberen voor twee te leven! Soms wil ik ook dood, maar ik kan het niet! Wat wij als kind hebben moeten doorstaan was vreselijk, maar dit verlies is erger!

Over de vraag waarom het ene kind het wel redt en het ander niet heeft Lilian Rubin het boek Het onverwoestbare kind geschreven:50

Na een jeugd in een gezin waarin het dagelijks leven werd bepaald door dood, armoede, depressie en een haast psychotische razernij van de moeder, leef ik met de schuldige verwondering dat ik het onverwoestbare kind ben, het kind dat de tekortkomingen van het verleden te boven wist te komen, terwijl mijn broer dat niet lukte. Waarom ik wel en hij niet? vroeg ik me steeds weer af, bij het zien van zijn pijnlijke – en zo vaak vergeefse – worsteling iets van zijn leven te maken.

Vervolgens komen er acht mensen aan het woord die hun geschiedenis hebben overwonnen. Ze concludeert dat onverwoestbare kinderen twee kwaliteiten gemeen hebben: marginaliteit en adopteerbaarheid. Met marginaliteit bedoelt ze dat sommige kinderen min of meer in de periferie van het gezin leven, soms worden ze daarheen gedreven (zoals de zondebok), maar ook namen kinderen zelf die positie wel in vanuit het gevoel ‘anders’ te zijn, er niet echt bij te horen. Ze identificeren zich niet echt met het gezin waaruit ze komen, en dat heeft het voordeel dat ze zich beter los kunnen maken. Ze leren eenzaamheid te verdragen, waardoor ze zich minder vastklampen aan mensen die hun toch niets te bieden hebben (zoals hun ouders). Ze zoeken vaak hobby’s of activiteiten waaruit ze troost kunnen putten en redden zich daarmee. De tweede kwaliteit, de adopteerbaarheid kenmerkt zich volgens Rubin door bepaalde eigenschappen waardoor deze kinderen voor anderen aangenaam gezelschap zijn en mensen de neiging hebben zich over hen te ontfermen. Als eigenschappen noemt ze: het openstaan voor ervaringen, de lust om zich in het leven te storten in plaats van zich eraan te ontrekken, dankbaarheid voor dingen die anderen vanzelfsprekend vinden, en weigeren om zichzelf als slachtoffer te zien. Deze kinderen hebben volgens Rubin ook een talent om mensen aan te trekken die goede surrogaatouders of mentoren voor hen kunnen zijn.

Sommigen verliezen hun broer of zuster niet aan de dood maar aan een verslaving, aan een foute partner, aan een psychische stoornis, aan de criminaliteit of aan nieuwe delicten binnen het gezin. Dan herhaalt de geschiedenis zich toch weer! Het verwerkingsproces kan zo zinloos lijken als er iedere keer nieuwe slachtoffers bij komen, in de familie of daarbuiten. Het is verdrietig, dat het nooit lijkt op te houden, dat privé-oorlogen iedere keer opnieuw ontstaan of voortduren, ondanks alle moeite van velen om het tij te keren.

Lieke (45)

Bijna twintig jaar ben ik bezig geweest om te verwerken dat ik seksueel ben misbruikt en ik moet zeggen dat ik het behoorlijk een plaats heb kunnen geven. Maar weet je wat ik zo beroerd vind? Dat het overal maar gewoon doorgaat. Iedere keer lees ik in de krant dat er opnieuw iemand is opgepakt wegens seksueel geweld! Houdt het dan nooit op? Mijn jarenlange verwerkingsproces lijkt zo zinloos wanneer er dagelijks zoveel nieuwe slachtoffers bij komen… waar doe ik het dan voor? Voor mijzelf alleen? Dat is me niet genoeg! Ik wil meehelpen het te stoppen, maar ik weet niet hoe. Het kan en mag niet gewoon maar doorgaan. Al die jonge mensen die weer net als ik twintig jaar druk zijn met verwerken! Het lijkt wel een soort kanker, een virus… het kan overal de kop opsteken, zonder dat je er erg in hebt!

Volgende generatie

Soms duurt het generaties om een echte oorlog te verwerken en in een privé-oorlog is dat niet anders. De kinderen van Niemandskinderen hebben meestal betere kansen dan hun ouders hadden, maar zoals gezegd, herhaalt de geschiedenis zich vaak en worden deze kinderen ook belast met de problemen van hun ouders. Vooral wanneer Niemandskinderen geen hulp zoeken is die kans groot. Niemandskinderen zijn in feite weeskinderen. Ze hebben in emotioneel en pedagogisch opzicht geen ouders gehad en wat doen weeskinderen? Ze zoeken alsnog een vader en een moeder en ze vinden die soms ook in de persoon van hun zoon of dochter. De kinderen dragen en verzorgen hun ouders net als deze ouders hun ouders moesten dragen. De Niemandskinderen die wel hulp zoeken leren meestal hun kinderen minder te belasten waardoor er voor hen meer vrijheid is om te worden wie ze zijn.

Ook al wordt de nieuwe generatie niet ernstig belast met het verleden, ze moeten zich er wel toe verhouden en ermee leren omgaan. Hoe moet ik omgaan met opa en oma die mijn vader zo slecht hebben behandeld, maar die voor mij best lief zijn? Wat moet ik van die tante vinden die met mijn moeder zo slecht kan opschieten? Wat vind ik van mijn neef en van mijn nicht? Ze gedragen zich al net zo belachelijk als mijn tante…

De nieuwe generatie is niet bepaald onbevooroordeeld en is loyaal aan hun ouders, en dit staat soms een open contact met de andere familieleden, neven en nichten en ooms en tantes, in de weg. De familieband is daardoor meestal minder hecht, minder een bron van steun dan zou kunnen en dat is jammer. Families groeien door privé-oorlogen uit elkaar en pas veel later na de oorlog is er soms weer ruimte voor wat toenadering.

Lydwien (36)

Toen ik in onze familie de noodklok ging luiden en mijn broer confronteerde met een aantal zaken, kreeg ik de zwarte piet toegeschoven. Zijn vrouw en kinderen waren van mening dat mijn bedoelingen niet integer waren en dat ik er alleen maar op uit was om wraak te nemen, om te stoken. Het ging niet meer over de feiten waarmee ik kwam, maar het ging vooral over hóé ik met die feiten omging en deze ter sprake bracht. Mijn broer heeft toegestaan dat ik de zondebok van zijn familie werd en kwam niet voor me op. Het contact met mijn nichtjes ben ik hierdoor kwijtgeraakt. Ze hebben zich van mij gedistantieerd. Ik begrijp dat wel en ik neem hun niets kwalijk, het is voor hen ook erg moeilijk. Maar wel neem ik het mijn broer en schoonzus kwalijk, want zij hebben totaal geen verantwoordelijkheid genomen, niet voor het wel en wee van mij en ook niet voor dat van hun kinderen, anders hadden ze wel hulp gezocht. Nu moest alles zo snel mogelijk terug in de doofpot.

Is zwijgen ooit goud?

Als het allemaal zo moeilijk gaat, is het dan toch niet beter om je mond te houden? De indruk kan gewekt worden dat alle geheimen binnen een familie altijd op tafel móéten komen, maar dat is zeker niet het geval. Soms is het misschien beter om te zwijgen. Maar wanneer zwijgen wel goud is en wanneer niet is moeilijk te bepalen voor een buitenstaander. Bij die afwegingen gaat het erom wat de gevolgen en de winst van het spreken of zwijgen zouden kunnen zijn. Moet je ouders van tachtig jaar nog op hun oude dag confronteren met alles wat ze niet goed hebben gedaan? Wat wil je ermee bereiken en bereik je dat ook werkelijk met deze confrontatie? Moet je je moeder dwingen om bekend te maken wie je vader is, moet je haar ‘het mes op de keel’ zetten, ook al is ze stervende? Het zal van zoveel zaken afhangen en het vraagt dus heel veel wijsheid van de klokkenluider om die afweging goed te kunnen maken. En nogmaals, voor alle klokkenluiders geldt: ze zijn wijs als ze zich laten helpen door een wijze hulpverlener… Zoals al duidelijk werd, kunnen er in een familie gigantische krachten vrijkomen na het ontploffen van een bom. Positieve krachten, maar ook destructieve. Voor iedereen is het perspectief op een redelijk goed einde het grootst als er goede begeleiding is. Wanneer letterlijk de bommen vallen en huizen instorten door aardbevingen wordt hulp altijd geaccepteerd, wanneer gezinnen psychologisch gezien opgeblazen worden of door psychologische bominslagen verpletterd worden, dan is goede hulp net zo nodig.

Wanneer is het meestal wel goed om te spreken? Wanneer zieke gezinspatronen door‘kankeren’ van de ene generatie op de andere. Gezinnen waarin kinderen getraumatiseerd worden zijn ziek, heel ziek. Er werd al eerder gesteld dat die ziekte de neiging heeft zich over de generaties heen ‘voort te planten’. Pas wanneer deze zieke gedrags- en communicatiepatronen en gestoorde betrekkingen doorbroken worden, zijn er betere kansen voor het nageslacht. Door te vertellen wat er is gebeurd (en misschien nog steeds gebeurt) kan er hulp komen – vrijwillig, maar soms ook onvrijwillig – voor alle gezinsleden die dat nodig hebben. Dan kan ieder in zijn eigen stinkende kelder kijken. Dan kunnen oude koeien voorgoed begraven worden, kunnen die eindelijk rusten.

Alleen op de wereld?

Maar wanneer het met de familie niet meer goed komt, wanneer familiebanden verslechteren of verbroken worden… wat dan? Dat kan heel naar en frustrerend zijn. Dan wordt iemand niet gevoed door wat een vitale energiebron zou kunnen zijn.

Maar een enkele keer is het niet mogelijk om contact te houden, in welke vorm dan ook, omdat het contact te beschadigend is. Dan zullen de Niemandskinderen moeten rouwen om hun verloren familiebanden. Dan zijn ze in feite alleen op de wereld, als ze geen partner en kinderen hebben. Maar misschien kunnen ze dan een plaatsvervangende familie zoeken, misschien kunnen ze zich laten adopteren, om in Lilian Rubins termen te spreken. Veel Niemandskinderen worden inderdaad opgenomen in een andere familie – in de familie van een goede vriendin, in de familie van hun partner. Mens word je niet alleen in relatie tot je familie, maar ook in contacten met anderen. Soms hoeft er maar één iemand, één mens die een echte relatie wil aangaan voorbij te komen in het leven van een Niemandskind. Dan kunnen wonden nog verder helen.