4
Ontworteld

Maar de anderen deden hun uiterste best om het lelijke jonge eendje te kwellen. Ze vlogen hem aan, beten hem, pikten hem, sisten en krijsten tegen hem. En hun geplaag werd erger naarmate de tijd verstreek. Hij verstopte zich, sprong opzij, zigzagde naar links en rechts, maar ontsnappen kon hij niet. Het eendje voelde zich zo ellendig als een dier zich maar kon voelen. Eerst kwam zijn moeder nog voor hem op, maar toen werd zelfs zij het hele gedoe beu, en van ergernis riep ze uit: ‘Ik wou maar dat je wegging!’ En dus liep het lelijke jonge eendje weg. Met haast al zijn veren uitgetrokken en helemaal verfomfaaid liep en liep hij, tot hij bij een moeras kwam. Daar ging hij met uitgestrekte hals aan de waterkant liggen en nam zo nu en dan een slokje water.31

We weten allemaal wat het jonge eendje nog te verduren kreeg voordat het zijn soortgenoten vond waar het zich bij thuis voelde. Zo vergaat het vaak ook de geparentificeerde Niemandskinderen, wanneer ze zelfstandig moeten worden.

Met een rugzak vol nare herinneringen en weinig gereedschap gaan ze in de puberteit op pad om hun eigen identiteit te vinden. Weer anderen gáán helemaal niet – die blijven bij moeders pappot, bang voor het onbekende: ‘Je weet wat je hebt, je weet niet wat je krijgt.’

Turbulentie

De puberteit is een belangrijke ontwikkelingsfase. Pubers gaan zich langzamerhand van het gezin losmaken en moeten zich een eigen plek in de maatschappij verwerven. Er worden steeds meer eisen aan het opgroeiende kind gesteld. Het moet nadenken over wat het later wil worden, want dat bepaalt zijn schoolkeuze! Het heeft sociale vaardigheden nodig om vrienden en vriendinnen te krijgen en te houden! Het heeft wilskracht nodig om zijn school af te maken, terwijl er natuurlijk wel iets leukers te bedenken valt! Tegelijkertijd gaan de hormonen opspelen. Ineens zijn er heftige en verwarrende seksuele gevoelens, waar het zich aan overgeleverd voelt. De jongere wordt zich meer bewust van zichzelf, van zijn uiterlijk, van zijn persoonlijke mogelijkheden én… van zijn privé-situatie. In de puberteit zien kinderen die onveilig opgroeien meer en meer wat er thuis niet pluis is, juist omdat hun wereld wat groter wordt en ze meer afstand kunnen nemen. En hoe voelen deze pubers zich diep van binnen in die turbulente periode? Ze schamen zich vreselijk voor zichzelf en vaak ook voor hun ouders, ze zijn onzeker tot op het bot en ze voelen zich doodeenzaam! Ze kunnen het gevoel hebben dat ze van een andere planeet komen, waar mensen een andere taal spreken. Dat ze geen verbinding kunnen maken met de wereld waarin ze moeten functioneren, ze voelen zich afgesloten en opgesloten in zichzelf, alsof ze in een cocon zitten.

De persoonlijkheid van het geparentificeerde kind dat opgroeide in een privé-oorlog is helemaal niet goed voorbereid op deze fase. Het kind heeft zich eenzijdig ontwikkeld, het groeide op ten dienste van het gezin en leerde daar niet wat het moest leren. Zijn of haar waarden en normen zijn misschien wat beperkt, sociale vaardigheden schieten tekort en het gedrag is niet flexibel of gedisciplineerd genoeg. Overlevingsstrategieën die thuis nodig zijn, blijken het tegendeel te bewerkstelligen. De grote mond die de jongen thuis opzet, wordt op school niet gepikt, het meisje dat zich thuis uit noodzaak zoveel mogelijk onzichtbaar maakt, mist nu de vriendschapsboot en wordt een muurbloem. De afweermechanismen die hielpen om veel gevoelens buiten het bewustzijn te houden, schieten in deze fase vaak ook tekort, met als gevolg dat de jongere overspoeld raakt door verwarrende en zeer tegenstrijdige emoties en nergens houvast voelt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel pubers in deze fase – in hun zoektocht naar houvast – zich ergens aan vastklampen, bijvoorbeeld aan stereotiepe man- en vrouwbeelden.

Stóére mannen, échte vrouwen

In een gezonde gezinssituatie identificeren kinderen zich op een positieve manier met hun ouders. Eerst kijken ze een beetje af hoe vader en moeder omgaan met zichzelf, met elkaar, met de kinderen en met allerlei kleine en grote zaken van het leven en later ontwikkelen ze een eigen levensstijl. Vader en moeder dienen als rolmodel, ze zijn min of meer de eerste ‘leermeesters in levenslessen’. Later zullen er waarschijnlijk nog vele leermeesters volgen. Het spreekt vanzelf dat een leerling het meeste leert van zijn meester als de band goed is. Door een slechte band met een slechte leermeester leer je wel hoe het niet moet, maar niet hoe het wel moet.

Wat doe je wanneer je een rol en een vak moet leren, maar zo direct geen goede lesstof en leraren vindt? Dan kijk je verder om je heen naar hoe anderen het doen. Die vind je – wanneer je geluk hebt – misschien bij de buren of bij vriendjes, maar helaas zijn tegenwoordig internet, film en videoclips, en televisie de makkelijkst beschikbare en meest gekozen leermeesters.

In gezinnen waarin kinderen niet opgevoed en begeleid worden, zijn deze mediamiddelen een surrogaatoppasser geworden, een kunstmoeder van metaal maar nu met geluid en beeld, net als in het experiment met de aapjes. Ze biedt afleiding, troost en spanning en soms leer je er inderdaad ook nog wel iets goeds van.

Wanneer er thuis geen positief rolmodel voorhanden is, dan worden andere rolmodellen buiten het gezin te belangrijk en worden stereotiepe voorbeelden te weinig genuanceerd. Het idee over hoe mannen moeten zijn en moeten doen wordt afgeleid van het eenzijdige beeld dat van de tv-held wordt geschetst. De held die altijd moedig en stoer is en natuurlijk nooit huilt of in paniek is. Hoe je als vrouw moet doen en zijn wordt afgeleid van de vrouwelijke heldinnen in de soaps of van de pop(petjes)sterren. Altijd piekfijn in de kleren, broodmager, altijd beschikbaar en met zin in seks. De her en der opgepikte – vaak negatieve – stereotiepe beelden van vrouwelijkheid en mannelijkheid worden de leidraad voor het ontwikkelen van een eigen identiteit. Of de identiteit wordt juist ontleend aan het zich afzetten tegen deze stereotiepe beelden… alles wat zogenaamd vrouwelijk of mannelijk zou moeten zijn wordt volledig afgewezen en een tegenreactie bepaalt het gedrag. Een meisje in de puberteit dat terecht weerstand voelt tegenover de gepresenteerde vrouwbeelden in de reclame, wil zich daar niet mee verenigen en gaat haar eigen gang. Dus make-up en lichamelijke verzorging zijn maar onzin, seksualiteit is uit den boze en charmante kleding stom. Ze trekt verhullende kleding aan om vooral niet bij de ‘dommeblondjesclub’ te horen. En zo kan een jongen in de veronderstelling zijn dat alles wat niet vrouwelijk is dus mannelijk moet zijn. Hij zet zich af tegen alles wat eventueel vrouwelijk zou kunnen zijn en moet bijvoorbeeld zachtheid, afhankelijkheid en kwetsbaarheid in zichzelf ontkennen en onderdrukken omdat die te zeer zijn broze mannelijke identiteit zouden kunnen aantasten.

Pubers die hun identiteit vooral moeten ontlenen aan negatieve rolmodellen en stereotiepen, blijven qua persoonlijkheid onzeker, beïnvloedbaar, kwetsbaar en broos en zullen meestal niet voldoende over vaardigheden beschikken om de kwesties van de puberteit en adolescentie aan te kunnen. Als je als jongen hebt geleerd vrouwelijkheid en vrouwen te minachten, hoe kun je dan ooit een meisje en haar specifieke kwaliteiten respecteren? Als je als meisje hebt geleerd om je te schikken, te behagen en in te leveren, hoe kun je dan ooit gelukkig worden? Hoe kun je dan voor jezelf opkomen en het stuur in eigen handen nemen? De kans op verdwalen en ver van jezelf verwijderd raken is dan wel erg groot.

Op zoek naar Iemandsland

In hoofdstuk twee werd duidelijk hoe kinderen op verschillende manieren geparentificeerd kunnen worden. Deze kinderen zoeken allen hun weg. Er zijn zeker kinderen die zich in de puberteitsfase – ondanks hun geschiedenis – wonderlijk goed staande weten te houden. Ze maken op het goede moment de juiste keuzen en komen met vallen en opstaan daar waar ze willen. Waarom het ene kind verdwaalt en het andere niet of minder, zal van veel factoren afhangen. In hoofdstuk acht wordt hier nog nader op ingegaan.

Het land van de extremisten

De zoektocht naar houvast en een eigen identiteit kan ook – in het ergste geval – gaan in de richting van extremistische bewegingen, sekten of fundamentalistische, religieuze stromingen, criminaliteit of de porno-industrie. Welke keuze een jongere in deze experimenteerfase zal maken is niet gemakkelijk te voorspellen. Persoonlijke aanleg en voorkeur en het sociale milieu zullen daar voor een groot deel bepalend in zijn.

In de wereld van de criminaliteit, fundamentalisme/sekten en porno-industrie staat het bol van de stereotiepen en splitsingsmechanismen, zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven. De wereld wordt gemakshalve opgedeeld in goed en slecht, in ongelovigen en gelovigen, spiritueel ontwaakten en onwetenden, brave burgers en boeven. In de porno-industrie wordt seks losgekoppeld van emoties en intimiteit. In alle sectoren is er meestal sprake van een zogenaamde sterke groepsbinding, een illusie van liefde en solidariteit, er is meestal ook sprake van een duidelijke structuur qua leiding en geschreven en ongeschreven regels, en meestal hangt er de aantrekkelijke ‘wierooklucht’ van geld en/of macht. Kortom, alles lijkt voorhanden wat een verwaarloosd kind zich maar wensen kan. Daar komt nog bij dat het aparte, het exclusieve en of het verbodene extra aantrekkelijk is. Het sluit aan bij de behoefte van ieder mens om uniek en apart te zijn. Het is natuurlijk veel interessanter om ergens bij te horen waar niet iedereen bij hoort. Dat geldt vooral in de puberteit en vooral voor Niemandskinderen. De spanning van het verbodene en het slechte kan bovendien aansluiten bij het fundamentele gevoel van slecht zijn, dat ontstaan is in de voorgaande jaren en nu eens te meer wordt bevestigd en gevoed. Wie het gevoel heeft slecht te zijn, doet slecht of trekt het slechte aan door slachtoffer te worden van slechteriken.

Ten slotte kunnen extremistische groeperingen of extreme gedragingen ook aantrekkelijk zijn vanwege het hoge ‘agressiegehalte’ tegenover de buitenstaanders. De doorgeschoten dierenbeschermer en milieuactivist die agressie niet schuwt, kan al zijn eigen nare ervaringen uit zijn jeugd, al het onrecht en leed hem aangedaan, projecteren op weerloze dieren. Zijn agressie richt hij op diegenen die de dieren bedreigen, niet op zijn ouders die hem destijds bedreigden. Zo kan hij toch zijn agressie kwijt, blijft de band met zijn ouders onbeschadigd en kan hij misschien zelfs wel blijven geloven in de mythe van zijn eigen ‘gelukkige jeugd’. Bescherming van dieren en milieu is op zich een goede zaak, en al zou in sommige gevallen een ongelukkige jeugd daarvoor de drijfveer zijn, dan was daar niets op tegen. Het zou zelfs juist helend kunnen werken voor de persoon in kwestie. Het zinloze lijden dat hij of zij machteloos heeft moeten ondergaan, dient dan tenminste nog ergens toe. Maar oude wonden helen slecht wanneer je andere mensen opnieuw schade berokkent en je opnieuw onderdeel wordt van een geweldspiraal, nu niet meer in de rol van slachtoffer, maar als dader.

Omdat de hiervoor genoemde extremistische bewegingen zogenaamd zoveel te bieden hebben voor verwaarloosde jongeren, hoeft het niemand te verbazen dat er onder jongeren zo’n grote belangstelling voor deze groeperingen bestaat. Het alternatief: lid worden van een sportclub of hobbyclub, waarin hetzelfde gevoel van solidariteit en groepsgevoel, dezelfde duidelijke regels en soms het gevoel van macht aanwezig kunnen zijn, is blijkbaar voor deze jongeren niet aantrekkelijk genoeg.

Stefan (25)

Toen ik vijftien was, voelde ik me erg aangetrokken door de ideeën van de neonazi’s. Het begon met een onschuldige hobby om alles wat met het leger te maken had te sparen, al tijdens mijn lagereschoolperiode. In de puberteit ging ik steeds meer lezen over de oorlog en werd ik gegrepen door de ideeën van Hitler: één groot machtig rijk enzovoort – ik vond het allemaal prachtig. Ik ging naar geheime bijeenkomsten en uiteindelijk deed ik ook mee met demonstraties; die liepen altijd uit de hand. Ik schuwde geweld niet bepaald. Ik werd ook lid van de Hell’s Angels en nog andere extremistische bewegingen. Uiteindelijk ben ik veroordeeld voor een zedendelict; ik heb meegedaan aan een groepsverkrachting en ik moest daarom een behandeling ondergaan. Daar heb ik eerlijk gezegd toch wel wat van geleerd. De behandeling vond ook plaats in een groep. Er werd naar je daden gekeken, maar ook naar je verleden en toen moest ik toch erkennen dat ik niet voor niets geobsedeerd was geraakt door macht en geweld. Ik ben in mijn jeugd vreselijk vernederd door mijn vader. Hij was heel machtig en bovendien heel gewelddadig... ik ben hem gaan imiteren, was mijn conclusie tijdens de therapie. Het gaat nu goed met me, ik heb overal mee gekapt en ben op zoek naar werk.

Uiteraard sluiten niet alle jongeren die neigen naar extreem afreagerend gedrag zich aan bij bestaande extreme groeperingen. Sommigen vormen hun eigen groepen en hebben hun eigen regels. Soms zijn het kleine benden, maar er bestaan ook veel ‘losse verbanden’ die de gemeenschap terroriseren. Met een grote mond en een uitstraling alsof ze de hele wereld rauw lusten, zeggen ze ‘ja’ tegen alles wat er op hun pad komt. Ze leven van de ene kik of roes in de andere en voelen in feite niets. Ze maken op jonge leeftijd meer mee dan menig mens in een heel leven. Ook deze jongeren schuwen geweld en criminaliteit vaak niet.

Het land van de verslaafden

Wanneer je overspoeld dreigt te raken door heftige, tegenstrijdige en nare gevoelens, of je voelt je waardeloos, eenzaam, onhandig en geremd, wat is daarvoor dan een goed medicijn? Een roesmiddel!

Naar verslaving neigende mensen hebben een sterk verlangen helemaal op te gaan in iets of iemand. Ze verdragen het existentiële alleen zijn en het alleen staan niet. Wat ze als peuter al een beetje hadden moeten leren verdragen, hebben ze toen onvoldoende geleerd.

Wanneer een kindje zich veilig heeft kunnen hechten aan een betrouwbare en sensitieve moeder, dan wil het zich omstreeks zijn tweede jaar ook weer losmaken. Moeder moet echter wel dicht in de buurt blijven, zodat het kind direct naar haar terug kan vluchten wanneer die grote wereld te bedreigend wordt. Voor het kind is het ontdekken van de wereld en zijn eigen mogelijkheden namelijk een spannend en opwindend, maar ook angstwekkend avontuur. Voor moeder is het de kunst om de peuter te beschermen tegen al te heftige ervaringen en gevoelens, en het toch ook los te laten in de mate waarin het dat aankan. Wanneer dit lukt, zullen gevoelens van eenzaamheid en alleen zijn – de zogenaamde separatieangsten – beter te verdragen zijn. Het kind draagt de liefhebbende en steunende ouder als het ware in zich mee, en met dit zelfvertrouwen kan het de wereld verder verkennen. Het terugverlangen naar die gelukzalige momenten met onze moeder, toen we nog vredig met haar verbonden waren, blijven we ons leven lang een beetje houden, maar wanneer we ons veilig hebben kunnen hechten om ons vervolgens weer los te kunnen maken, vinden we die momenten van eenwording misschien in het lezen van een goed boek. Dan gaan we even helemaal op in een spannend verhaal. Of we vinden dat moment in een prettige vrijpartij of in een mooie wandeling in de natuur, of in een gezellig etentje met vrienden. Die momenten zijn dan voldoende om even bij te tanken en om het existentiële gevoel van eenzaamheid, dat op andere momenten aanwezig kan zijn, te verdragen.

Zijn hechting en separatiefase niet naar behoren doorlopen – en bij Niemandskinderen is dat heel vaak het geval – dan zal het verlangen naar een symbiose, naar het gelukzalige gevoel van een ‘twee-eenheid’ blijven. Het op latere leeftijd alleen zijn wordt extra angstig en soms zelfs onverdraaglijk.

De puberteit is bij uitstek zo’n fase in de ontwikkeling van het kind waarin deze separatieangsten heftig de kop kunnen opsteken. In een gezonde gezinssituatie zijn ouders zich hiervan bewust en vangen ze hun puber op, net als in de peuterfase, maar ze zullen hun kind ook stimuleren op zoek te gaan naar zijn eigen weg. Krijgt een kind in de puberteit te weinig opvang, dan wordt het opnieuw alleen gelaten met heftige gevoelens en kan een verslaving een ‘goede’ troost zijn. Verslavende middelen kunnen in de trance of roes nare herinneringen en gevoelens als sneeuw voor de zon doen verdwijnen en alsnog kan er een heerlijk vredig (symbiotisch) gevoel ontstaan. De wereld kan er mooier door lijken, en de mensen aardiger en minder vijandig! Sommige drugs hebben bovendien een oppeppende uitwerking of geven het gevoel dat je sterk en machtig bent – effecten die zeer aantrekkelijk zijn voor een getraumatiseerd of verwaarloosd kind. Ook de gokverslaafde zal zeggen dat hij één wordt met de kast, even weg van de wereld, hopend op dat ene moment van de machtige overwinning.

Annelien (20)

Ik ben op mijn veertiende met verkeerde vrienden in aanraking gekomen. Ik zat goed en wel op de middelbare school en zocht meteen aansluiting bij types die ik cool vond. Ik ben erg christelijk opgevoed, ik moest lange rokken dragen en mocht mijn haar niet knippen, enzovoort. Toen ik me daar in de puberteit tegen verzette, brak thuis letterlijk de hel los. Ik kreeg klappen en elke dag was er ruzie. Ik ben toen weggelopen en heb me aangesloten bij een groep jongeren die spijbelden, veel softdrugs gebruikten en wat rondhingen, maar die verder heel vriendelijk en lief voor me waren. Ik heb heel veel gelachen, soms gapten we wat om eten en drugs te kopen, maar verder deden we niemand kwaad. Op een gegeven moment sloot zich een jongen bij ons aan die over veel geld kon beschikken. Hij begon met harddrugs en daar werd ik toch wel wat bang van. Ik zag de groepsleden onder zijn invloed veranderen en langzaamaan heb ik me toen met behulp van een jongerenwerker weten los te maken uit die groep. Het contact met mijn familie is nog steeds niet hersteld. Ik weet van anderen dat ze me wel thuis willen hebben, maar dan moet ik eerst mijn excuus aanbieden voor alles wat ik hun aangedaan zou hebben. Toen ik dat hoorde dacht ik: laat maar, ik heb daar niets te zoeken. Dacht je dat ik zin heb in één grote aanklacht? Ik heb hun nooit iets gedaan, zij mij wel! Zíj zouden hun excuus aan moeten bieden aan míj, niet omgekeerd.

Het ‘veilige’ land

Wanneer kinderen voor hun ouders emotioneel beschikbaar moeten blijven, wanneer de separatieangsten te groot zijn en de buitenwereld voor pubers te bedreigend is, te boos, te groot, te eng – wat kunnen ze dan doen behalve extreem gedrag vertonen of verslaafd worden? Ze kunnen toch ook gewoon thuisblijven? als je thuisblijft kun je niet verdwalen! Toch wel: je kunt gigantisch verdwalen in een wespennest of een slangenkuil.

De thuisblijvers willen nergens logeren, niet omgaan met andere kinderen, en kiezen een school in de buurt, desnoods onder hun niveau. Ze gaan zeker niet op kamers; liever reizen ze uren om ’s nachts maar thuis te kunnen slapen.

Wanneer moeders en dochters vriendinnen worden hebben die dochters geen vriendinnen nodig. Ze vertellen elkaar alles en hebben geen geheimen voor elkaar. Alle gezinsleden willen misschien wel graag dat het altijd zo ‘close’ zou kunnen blijven. Ouders zien vreselijk op tegen de dag dat de kinderen het huis zullen moeten verlaten. Nou ja… moeten? Niets moet, maar misschien is het toch wel verstandig om een keertje te trouwen, voor later. Want ooit gaan de ouders dood, dan zijn de kinderen alleen op de wereld. Nee… dan maar beter trouwen, het huwelijk als een soort van oudedagsvoorziening, voor als de ouders er niet meer zijn.

Als dat onvermijdelijke trouwen dan toch moet, dan is er misschien wel een huis dicht in de buurt te koop, zodat ze iedere dag even langs kunnen gaan. Vader en moeder vinden dit héél gezellig. En ze zijn erg teleurgesteld als de kinderen eens een dagje overslaan. Daarom doen de kinderen dat ook vrijwel nooit! Hun partners vinden alles prima, ze leggen zich er wel bij neer dat ze nooit op vakantie kunnen. Ze zijn zelf misschien ook niet bepaald man of vrouw van de wereld. Maar ze houden heel veel van hun lieve partner, omdat die altijd zo attent en zorgzaam is. Nooit zal die lieve vrouw een verjaardag vergeten. Maar háár verjaardag vergeten ze wel! dan is het ‘volwassen’, maar afhankelijk gebleven kind erg overstuur! Ze kan bij het minste of geringste helemaal van slag zijn. Wanneer ze denkt dat anderen haar niet mogen bijvoorbeeld, of omdat haar moeder niet belde toen ze voor het eerst een weekeindje weg zou gaan met haar man… Moeder leek wel boos! Gunt ze haar dochter dat leuke uitje soms niet? De dochter kon er echt niet onderuit! Ze kon er niets aan doen dat ze even een dag niet bij haar moeder kon koffiedrinken, zoals altijd! Dat begrijpt haar moeder toch wel? Nee, je hebt van die moeders en vaders die dat níet begrijpen.

Er zijn kinderen die nooit volwassen worden. Ze worden daartoe ook niet gestimuleerd. Hun ouders zijn evenmin helemaal volwassen en kunnen het niet verdragen dat de koters uiteindelijk zullen uitvliegen. In hoofdstuk twee werd uitgelegd dat gezinnen voortdurend moeten transformeren om gezond te blijven. Deze kluwengezinnen kunnen dat niet. Elk initiatief van het kind – dat een aanzet tot transformatie van het hele gezin tot gevolg zou kunnen hebben – wordt in de kiem gesmoord.32 Vaak op subtiele en indirecte wijze krijgt het heel veel ‘doe maar niet’-boodschappen. Wanneer de ouders daar maar vroeg genoeg mee beginnen en ze hebben een ‘meegaand’ kind, dan leert het het ontdekken en avonturen zoeken wel af.

Niet altijd groeien de thuisblijvers op in een warm, maar benauwend nest. Soms is het thuis verre van knus, heerst er ruzie en geweld. Misschien wil de jongen wel weg, maar kan hij moeder niet alleen laten met z’n gewelddadige vader. Of kan het meisje haar vader niet in de steek laten, die de hele dag gecontroleerd wordt door zijn dwangmatige echtgenote die alles samen met hem wil doen. Wanneer ze thuis blijft, heeft vader haar nog als steun; zij kan ervoor zorgen dat hij toch nog eens even weg mag omdat zij dan bij moeder kan blijven.

Kinderen die zodanig geparentificeerd zijn door hun ouders zodat ze angstig zijn geworden voor het zelfstandige leven en eeuwig voor hen beschikbaar blijven, kunnen ernstige klachten krijgen. Ze hebben niet zelden veel lichamelijke klachten, lijden onder veel onzekerheid, angsten en spanningen en kunnen tal van fobieën ontwikkelen. Vriendschappen komen moeizaam van de grond en ook de intieme en seksuele relaties – als ze al ontstaan – vertonen veel problemen, omdat er van een echt huwelijk geen sprake kan zijn. De kinderen hebben hun armen namelijk niet vrij om echt een partner te omhelzen, omdat ze nog aan het handje van hun ouders lopen. Komt er wel een liefdesrelatie tot stand, dan wordt de potentiële kandidaat meestal ook ingelijfd in de symbiotische familiekluwen. Die moet zich aanpassen aan de heersende wetten van het gezin. Lukt dat, dan kan het lang goed gaan. Verzet tegen intensieve omgang en bemoeienis leidt tot mislukking. De hele familieclan, inclusief de eigen partner, stelt zich dan vijandig op.

Een enkele keer zie je dat kinderen in deze gezinnen – met of zonder hulp van hun partners – toch losbreken uit deze gezinskluwens. Dit gaat vaak met veel gedonder en geraas gepaard, met heftige ruzies om iets of niets. Niet zelden blijft het contact daarna voorgoed of jarenlang verbroken. De familie blijft in verbijstering achter: ‘Wat hebben we misdaan?’ De voorvallen worden door het afstandnemende kind aangegrepen als verklaring voor de breuk, maar in wezen gaat het over de behoefte om een zelfstandig individu te worden, de noodzaak die ineens gevoeld wordt. Wat met sterke lijm aan elkaar geplakt zit, kun je beter loswéken dan losbréken. Want met dat losbreken maak je vaak veel stuk!

Claudia (35)

Ik had een heel close contact met mijn moeder, we deden alles samen en ze paste regelmatig op mijn zoon. Ook gingen we veel uit, op vakantie en naar feestjes. We waren echte vriendinnen, maar op een gegeven moment ging me dat toch benauwen. Ik realiseerde me dat ik niet mijn eigen beslissingen nam en niet op eigen benen stond, en toen ik een vriend kreeg was hij helemaal verbijsterd omdat ik volgens hem ook niet de baas was over mijn eigen kind. Van de ene op de andere dag heb ik het roer omgegooid. Toen mijn moeder zich weer eens met de opvoeding van Daan bemoeide, heb ik er wat van gezegd en meteen hadden we een fikse ruzie. Ze vond me zo veranderd, snapte niets meer van me. De laatste tijd kom ik er niet meer, maar zij blijft maar bellen en kaartjes schrijven en ze wil praten! Dat praten van haar wel ken ik intussen, ik laat me toch iedere keer weer door haar inpalmen. Ze bekijkt het maar…

In allochtone families zie je ook vaak hechte familiebanden. De meeste allochtonen leven in een ‘wij-cultuur’ en dat heeft veel voordelen. De gezinsleden staan altijd voor elkaar klaar, zieken en ouderen worden goed verzorgd en gastvrijheid staat meestal hoog in het vaandel. Daar kunnen veel autochtonen nog wat van leren. Deze intensieve omgang met elkaar hoeft dus absoluut niet pathologisch te zijn, zolang er maar ruimte is voor individuele ontplooiingsmogelijkheden. Maar allochtone families kunnen natuurlijk ook doorschieten in dat ‘wij’-gevoel. Dan worden de familiebanden net als in nederlandse families tot dwangbuizen en gaan ze een belemmering vormen voor een gezonde ontwikkeling. Het loskomen van een ziekmakend allochtoon kluwengezin is vele malen moeilijker dan het loskomen van een gestoord autochtoon doorsneegezin, omdat de druk die op het individu wordt uitgeoefend om zich aan te passen aan de heersende culturele gewoonten en wetten door cultuurgenoten buiten het gezin vele malen groter is dan in autochtone gezinnen. Waar kan de marokkaanse of Turkse vrouw naartoe als ze door haar familie bedreigd wordt en de gemeenschap waarmee de familie sterke banden onderhoudt niet achter haar staat, maar achter haar familie? Soms moet ze haar leven lang vechten voor haar veiligheid en vrijheid.

Autochtoon of allochtoon, wie te veel en te lang bij moeders pappot blijft vindt zichzelf nooit. Misschien had het lelijke eendje van het sprookje nog geluk toen moeder hem uit het nest verjoeg. Hij werd gedwongen om te gaan… hij kon zich niet aanpassen, werd daardoor gepest en getreiterd en uiteindelijk verbannen. Maar door de verbanning begon een zoektocht naar zijn ware identiteit. Wie op de juiste plaatsen zoekt, zal zichzelf uiteindelijk altijd vinden. Dat belooft het sprookje!

Het land van de prestaties

Sommige jonge kinderen die van hun ouders een pronkstuk moeten worden, van huis uit niet gezien en bevestigd worden als persoon, maar wel om hun prestaties worden geprezen, kunnen gaan geloven dat presteren de enige weg is om iemand te worden. Het kan ook zijn dat de ouders nergens oog voor hebben, ook niet voor de prestaties, maar dat het kind aan de hand van stereotiepe rolmodellen en voorbeelden zelf tot de conclusie is gekomen dat je eigenwaarde verwerft door heel goed je best te doen, hard te werken en succesvol te zijn. Deze conclusie is niet helemaal onjuist. Natuurlijk kun je door goede prestaties zelfverzekerder worden, maar bij veel getraumatiseerde en verwaarloosde kinderen lijken de prestaties nooit te beklijven en moeten er steeds meer en grotere prestaties worden geleverd. De behoefte om te presteren krijgt dan een dwangmatig karakter.

Iemand die lijdt aan prestatiedwang wil zich niet langer zo klein en nietig voelen, maar wil groot en belangrijk zijn. Achter deze dwang om zichzelf steeds te bewijzen gaan in feite belangrijke zingevingsvragen schuil; alleen worden die vragen nooit echt diepgaand onderzocht en beantwoord. Iedereen vraagt zich wel eens af waartoe het leven dient, waarom je hier op aarde rondloopt. Het prestatiegerichte kind kent maar één antwoord: ‘Om te presteren, zodat je later maatschappelijk iets voorstelt.’ ‘Ik presteer, dus ik mag bestaan’ is dan het motto. Het bestaansrecht wordt voor een groot deel ontleend en afgemeten aan de behaalde successen. Mensen die maatschappelijk gezien onder aan de ladder staan, worden om welke reden ook meestal geminacht en gemeden.

Waartoe is een eik op aarde? Een eikeltje heeft in potentie alles in zich om een boom te worden. Dat eikeltje heeft maar één opdracht in het leven: het moet dát worden wat het in aanleg is, namelijk een eik. Wanneer het aan die opdracht voldoet en de boom wordt die het kan worden, dan zal de boom van betekenis worden voor zijn omgeving. Hij dient als schuilplaats voor de vogels, hij levert zuurstof, kinderen kunnen hem als klimobject gebruiken, enzovoort. Een gezond kind heeft net als een eikeltje in potentie alles in zich om een volwaardig mens te worden. Een kind heeft ook maar één opdracht in zijn leven, namelijk méns worden en dát ontwikkelen wat er in potentie in zit. De talenten van een jong kind kun je zien als de takken van een eik. Misschien kan dat jongetje mooi piano leren spelen, misschien heeft dat meisje een bijzonder talent voor verhalen vertellen. Misschien heeft Josje een talent om goed naar anderen te luisteren; haar zusje kan heel slimme vragen stellen. Misschien heeft Pietje wel een groot talent om grote verbanden te zien, of misschien heeft hij juist wel talent om de details naar voren te halen, en wie weet schuilt er in het buurkind wel een fotograaf. Wanneer mensen hun talenten ontwikkelen en zich steeds weer vertakken gedurende hun leven, zullen ze van betekenis worden voor anderen. Van betekenis worden voor anderen, door wie je bent en door wat je doet, omdat je doen wilt wat je doet, heeft dus niets te maken met presteren om de prestatie.

Van betekenis worden voor anderen kan hem zitten in kleine en in grote dingen. Misschien weten de luisteraar en de vragensteller juist op het goede moment in het leven aan die ene dierbare de juiste vraag te stellen waardoor diegene tot een belangrijk inzicht komt. Misschien kan degene die goed verhalen kan vertellen er later wel volle zalen mee vermaken, maar wanneer alleen zijn naaste omgeving ervan geniet omdat de persoon in kwestie geen zin heeft in volle zalen, dan is het ook goed. Misschien is dat kind met dat enorme organisatietalent later wel de stimulerende factor achter het broodnodige vrijwilligerswerk… wie zal het zeggen.

Wanneer er met eikenboompjes en met kinderen niet goed wordt omgesprongen, worden ze meestal in hun groeistuipen geremd en wanneer ze verkeerd en te veel worden gesnoeid blijven er onnatuurlijke producten over.

Een boom kun je wel verminken, maar geen kunstjes aanleren; sommige dieren en kinderen kun je helaas wel dresseren. Dat gebeurt dan ook vaak. De ontluikende talenten van kinderen worden vaak niet gezien of hardhandig de kop in gedrukt, waardoor sommige kinderen net zo verminkt worden als bomen met afgerukte takken. Bij andere kinderen worden ‘talenten’ in de vorm van kunstjes opgedrongen, of die bijzondere gave wordt wel opgemerkt maar de ouder neemt totaal ‘bezit’ van dat talent. In veel (auto)biografieën van grote talenten lees je hoe het getalenteerde kind door zijn ouders geëxploiteerd werd ten koste van het kind zelf.

Shirly (27)

Mijn moeder is schoonheidsspecialiste en zit in de mode. Ik moest er vroeger als kind als een pop bij lopen. Ze maakte met krulspelden pijpenkrullen in mijn haar en mijn jurkjes waren altijd zo teer van stof dat ik er niet lekker mee kon spelen. Ik kreeg al op heel jonge leeftijd les in houding en lopen en moest als vijfjarige modeshows doen. Iedereen vond mij schattig. Mijn moeder wilde graag dat ik een beroemd fotomodel zou worden en ik wist zelf niet beter dan dat ik dat ook werkelijk zou worden, ik deed er alles voor. In de puberteit was ik voortdurend bezig met lijnen en mijn moeder met goede voeding. Zij wist meer van vitaminepreparaten dan wie dan ook en ik moest handenvol pillen slikken. Uiteindelijk ontwikkelde ik anorexia en werd ik broodmager en ziekelijk, maar met make-up kun je veel verdoezelen. Met het modellenwerk liep het niet helemaal naar wens: ik was niet mooi genoeg en daar kun je wel wat aan veranderen, maar niet alles. Op mijn 25ste stortte ik volledig in en besloot uiteindelijk met behulp van mijn therapeute mijn leven totaal om te gooien. Tot grote woede van mijn moeder studeer ik nu psychologie. Ik heb haar leven verpest, zegt ze. Ik ben nu gelukkiger dan ooit, maar ook onzekerder dan ooit. Ik heb nooit geleerd hoe ik mij tussen gewone mensen moet gedragen. Nu komt het eropaan mezelf te zijn, maar ik heb helemaal geen idee wie ik ben!

Dat shirly niet weet wie ze is, is logisch. Een land dat jarenlang is bezet door een buurland, verkeert als de bezetter zich uiteindelijk terugtrekt ook lange tijd in een identiteitscrisis.

Wat er kan gebeuren met kinderen zoals shirly, die van hun natuurlijke aard en creativiteit vervreemden, kunnen we lezen in het sprookje ‘de rode schoentjes’.

Er was eens een arm, moederloos kind dat geen schoenen had. Maar het kind spaarde stukjes stof op die ze vond en naaide na verloop van tijd voor zichzelf een paar rode schoentjes. Ze waren heel eenvoudig, maar ze was er dol op; ze gaven haar het gevoel rijk te zijn, ook al bracht ze haar dagen tot ver na het donker door met het zoeken van voedsel in de met doornen bezaaide bossen.33

In het sprookje verliest het meisje de zelfgemaakte rode schoentjes doordat ze meegenomen wordt door een vrouw in een gouden koets. De mevrouw wast haar, doet haar mooie nieuwe kleren aan en gooit haar oude schoentjes weg. Dan ontwaakt er in het kind een heftig verlangen naar haar rode schoentjes en uiteindelijk krijgt ze een paar nieuwe. Maar ze raakt min of meer bezeten door die schoentjes en ze moet alsmaar dansen, ze kan er niet meer mee stoppen en ze gaat al dansend haar ondergang tegemoet. Tot ze de bij de beul komt. Ze smeekt hem om die schoentjes af te hakken, want ze heeft nooit meer rust door die dansdwang. Uiteindelijk hakt hij haar schoentjes met voeten en al af, waardoor ze kreupel wordt en als dienstmaagd eindigt.

Het sprookje gaat psychologisch gezien over wat er kan gebeuren wanneer we onszelf kwijtraken… wanneer we het zuivere, het zinvolle, het authentieke, zelf gecreëerde leven op (moeten) geven. Er ontstaat dan een onstilbare honger, een onbeheersbare dwang die je ten gronde kan richten en tot bij de beul kan brengen.

Kinderen die niet gezien en gekend en bevestigd worden in hun eigen authentieke zijn, maar tot kunstjes gestimuleerd worden, zoals hoge cijfers halen, mooi pianospelen, en daarvoor wel applaus krijgen, kunnen net als het meisje met de rode schoentjes op hol slaan omdat het kunstje niet echt bevredigt. Maar de honger (naar het eigene en authentieke en daarmee naar het goed genoeg zijn, zoals je in wezen bent) blijft en daarom moet het kunstje steeds opnieuw herhaald worden en moet het steeds meer zijn… en beter… en duurder… en succesvoller.

Frans (42)

Ik was me er als jongen al zeer van bewust dat ik nooit zo’n armoedzaaier zou worden als mijn eigen vader. Hij zoop als een tempelier en mijn moeder had geen cent te makken. Ze hebben me beiden niets bijgebracht, ze zijn dom en achterlijk en de rest van de familie ook. Ik heb al jaren geen contact meer met ze. Ik heb gelukkig meer verstand dan de hele familie bij elkaar en ben een handige jongen. Wat ik ook doe, het wordt altijd een succes. Maar ik ben nooit tevreden natuurlijk. Het ene project is nog niet af, of het andere zit al weer in mijn kop! Mijn vrouw zegt wel eens: ‘Frans, nu is het wel genoeg.’ Ze wil eens gewoon met me op vakantie. Maar ik wil niet op vakantie, dan verveel ik me dood. Dus neem ik haar mee op zakenreizen, zij zit dan in de zon terwijl ik werk. Wanneer ik niet met iets nieuws bezig kan zijn, verveel ik me rot en word ik somber. Mijn vrouw beperkt me in mijn leven. Zij vindt alles te groot: te groot huis, te grote tuin, te grote zaak, te grote auto. Ik leef te groot, vindt ze en dat begrijp ik niet. Hoe kun je nu te groot leven? ‘Kijk eens om je heen,’ zeg ik dan, ‘wil je liever zo leven als je ouders?’ Dom geboren en nooit iets bijgeleerd! Zielige mensen zijn het!

De prestatiedrang kan je ver van huis brengen – tot bij de beul, schrijft estés. Hoeveel jongere mensen hebben voor hun dertigste al niet last van ernstige burn-outverschijnselen? Hoeveel succesvolle zakenlieden zijn op hun vijftigste niet zwaar depressief en bankroet? In hun midlifecrisis staan ze voor de beul en zeggen ze: ‘Wat heeft al dat succes me gebracht? Ik heb nooit meer rust! ik doe geen oog dicht! mijn vrouw is bij me weg en mijn kinderen zie ik niet meer! Hak mijn rode schoentjes maar af!’ Wanneer de beul dan hun schoenen en voeten afhakt, zitten ze letterlijk aan de grond en zo voelen ze zich ook. Ze horen dan bij diegenen op wie ze zo neerkeken. En juist dat moment is het moment waarop zingevingsvragen echt beantwoord kunnen worden. Dat is het moment waarop ze van de grond af aan hun leven opnieuw en beter kunnen opbouwen. Maar sommige prestatiekinderen halen dat moment niet, omdat drank zijn tol heeft geëist of ze aan een hartaanval zijn bezweken. Voor hen verscheen de beul in doodsgewaad.

Het beloofde land

Niet iedereen zoekt zijn heil in drugs, extremisme of in prestatiedwang, of blijft thuis aan moeders rokken hangen. Een heel toegankelijk roesmiddel is de liefde, of de zoektocht daarnaar. Sommige kinderen die door hun ouders niet gewaardeerd en gekoesterd en beschermd werden, zoeken hun heil in de relatie met die éne die hen gelukkig zal maken en zal steunen. Soms – als ze geluk hebben – vinden ze inderdaad een aardig iemand op jonge leeftijd.

Ida (45)

Ik heb mijn huidige man leren kennen toen ik veertien was. Hij was zes jaar ouder, dat was op die leeftijd heel veel. Ik klampte me als een bang kind aan hem vast. Ik was ook een bang kind, wist totaal niet wat ik wilde, had angsten en thuis was het niet te harden van de spanning. We waren onafscheidelijk en dat heeft me door de puberteit heen getrokken. Alleen durfde ik niets, met hem samen durfde ik veel meer. We zijn vroeg getrouwd en hebben twee schatten van kinderen en een leuk leven opgebouwd, maar ik ben nooit alleen geweest en de laatste tijd verlang ik daar wel eens naar. Ik vraag me wel eens af wie ik was geworden als ik niet zo’n beroerde jeugd had gehad en ik hem niet was tegengekomen. Ik wil niet bij hem weg, daarvoor hebben we het veel te goed, maar ik wil wel wat meer mijn eigen gang gaan nu de kinderen groot zijn.

Vaste verkering op zeer jonge leeftijd kan veel steun en houvast geven en het is soms mogelijk om een redelijk stabiel leven op te bouwen, maar de puberteit en het vinden van een eigen identiteit worden dan daardoor niet helemaal goed doorlopen, waardoor de puberteit op latere leeftijd alsnog kan doorbreken. Dan moet er ineens van alles ondernomen en ingehaald worden en soms verdwalen mensen daarbij.

Ida had geluk in de liefde, zou je kunnen stellen, maar veel Niemandskinderen hebben dat niet. De schade van een beroerde jeugd wordt meestal júíst zichtbaar in intieme relaties. Er zijn veel in hun jeugd beschadigde mensen die op alle fronten uitstekend functioneren, maar waarbij het in de liefde steeds weer misgaat.

In de puberteits- en adolescentiefase kan er een sterke groepsdruk zijn om actief te worden op het gebied van seksualiteit. Tegelijkertijd kunnen jongeren zich onzeker en angstig voelen op dit terrein, waardoor ze steeds meer klem komen te zitten. Ze willen niets liever, maar dúrven gewoon niet te experimenteren. Ze verlangen naar vrienden en vriendinnen, maar contacten komen moeizaam tot stand en blijven oppervlakkig, van korte duur; op latere leeftijd gaan ze evenmin intieme relaties aan.

Er zijn ook jongeren die bijna niets anders doen dan experimenteren met seks en liefde, maar wanneer je niet weet wat liefde werkelijk is, niet in liefde groot geworden bent, kun je je later behoorlijk vergissen. Dan zie je elke kruimel aandacht, elk aardig gebaar als een teken van houden van, en verbind je je misschien aan de eerste, maar niet per se de beste. Wanneer de hunkering naar liefde, naar bevestiging, te groot is ontstaat er meestal een afhankelijke, claimende, bedelende houding ten opzichte van anderen en vooral ten opzichte van potentiële liefdespartners. ‘Heb mij lief, alsjeblieft…’ is dan het motto in elke relatie, en meestal houden relaties daardoor geen stand of leidt dit tot zeer scheve machtsverhoudingen met alle risico’s van geweld en misbruik bovendien.

Gerdien (50)

Ik was vijftien toen ik mijn man leerde kennen. Hij woonde bij ons in het dorp, was een paar jaar ouder dan ik en was erg verliefd op mij. Al tijdens onze verkeringstijd waren er problemen, hij dronk erg veel en sloeg me af en toe. Ik was toen al bang voor hem. Ik raakte zwanger en natuurlijk trouwde je dan. Mijn trouwdag zag ik met angst en beven tegemoet. Niemand vroeg me: ‘Wil je eigenlijk wel met hem trouwen?’ Niemand zei me dat dit eigenlijk niet de goede man voor mij was. Ze lieten me begaan en ik was zo naïef. Bij ons thuis gebeurden er de vreselijkste dingen. Door mijn huwelijk kon ik ook mijn ouderlijk huis ontvluchten. Maar achteraf bekeken was mijn huwelijk een tweede nachtmerrie.

Sommige jongeren die zich niet zo snel binden – niet aan een aardige en niet aan een foute partner –, maar wel erg hunkeren naar warmte en aandacht, laten zich seksueel gebruiken door de een en dan weer door de ander. Ze hopen zo liefde te vinden, maar krijgen alleen maar seks. Om aansluiting bij hun leeftijdsgenoten te vinden doen ze alles wat hun gevraagd wordt. De meiden zijn dan een gemakkelijke prooi voor loverboys, maar ook wanneer ze niet voor betaalde seks geronseld worden, kunnen ze schade oplopen omdat ze te weinig grenzen stellen, niet ‘nee’ durven zeggen.

Emmy (45)

Toen ik een puber was, ging ik om met een groepje ‘vrienden’. Meiden en jongens hingen wat rond in en bij een clubhuis en we waren seksueel zeer actief. Ik ging met alle jongens van de groep naar bed, soms met meerdere tegelijk, deed alles wat ze wilden – en dat was veel – en dat deden de andere meiden ook. Ik vond het vreselijk, maar durfde me niet los te maken, ik had niemand anders waar ik mee om kon gaan. Ik heb sindsdien een enorme weerzin tegen seks. Voor mij hoeft het niet meer, steeds weer komen de herinneringen aan die periode naar boven. Ik kan er niet eens over praten. Ik ben uiteindelijk veel te jong met mijn man getrouwd. Dan had ik tenminste iemand en was ik van die groep af. Natuurlijk wilde mijn man ook veelvuldig seks. Ik heb dit jaren kunnen opbrengen, maar nu niet meer.

Ook diegenen die niet relatieverslaafd zijn, maar een aardige partner treffen met wie ze op een gegeven moment gaan samenwonen of trouwen, ondervinden vaak veel problemen in hun relatie omdat ze vroeger zo veel te kort zijn gekomen.

Er zijn aan de lopende band conflicten die zich centreren rondom thema’s als seksualiteit en intimiteit; vertrouwen en wantrouwen; gebonden zijn en vrij zijn; controleren en gecontroleerd worden; geven en nemen; macht en onmacht. De relaties worden gekenmerkt door heftige ups en downs, er wordt veel (te veel) in de relatie geïnvesteerd en dan blijkt het toch niet naar wens te lopen. Er kan sprake zijn van een steeds verder escalerende machtsstrijd, van een grote wederzijdse afhankelijkheid en van gebrek aan autonomie. Die afhankelijkheid vergroot weer de angst, waardoor er weer conflicten ontstaan om de afstand weer te vergroten, enzovoort.

Het hoeft niemand te verbazen dat er juist in intieme relaties conflicten ontstaan. Niemandskinderen hebben vroeger ervaren dat ze juist in hechte en persoonlijke relaties niet zichzelf mogen en kunnen zijn, dat ze niet goed genoeg zijn, dat de wereld heel onveilig is en hun dierbaren hun allergrootste vijanden zijn, dat het bestaan sowieso zinloos is en alleen zin kan krijgen door aan de behoeften van anderen zo veel tegemoet te komen en die van jezelf zo veel mogelijk opzij te zetten. Niemandskinderen zijn ervan overtuigd dat er niet echt van hen gehouden wordt om wie ze zíjn, maar om wat ze voor de ander dóén. Ze zijn dan ook doodsbang dat, als ze geen ‘nut’ meer hebben in de relatie, de ander hen zal ‘dumpen’.

Stap met die rugzak aan negatieve ervaringen en overtuigingen maar eens opnieuw en onbevangen en vol vertrouwen het terrein van de liefde binnen. Dat is onmogelijk. Deze oude overtuigingen, oude angsten, innerlijke conflicten, frustraties en onvervulde behoeften en verlangens herleven dan ook direct, maar meestal onbewust, vanaf het eerste moment dat een nieuwe relatie begint, en deze relaties worden dan ook vrijwel altijd vanaf het begin ernstig door de vroegere trauma’s belast. Wanneer de partner zelf ook ernstig beschadigd is in zijn jeugd, zal dat de dynamiek in de relatie nog meer bemoeilijken. Beide partners hebben in hun jeugd overlevingsstrategieën ontwikkeld en meestal heeft de overlevingsstrategie van de ene, een negatief en versterkend effect op de overlevingsstrategie van de ander. De een heeft bijvoorbeeld geleerd zich onder invloed van grote stress terug te trekken en raakt in zichzelf gekeerd. Dit kan de angst van de ander versterken, die uit overlevingsdrang juist geleerd heeft alles te willen weten, te willen controleren. Hoe harder de ene partner dramt en zeurt om zo weer controle over de situatie te kunnen krijgen, des te meer trekt de ander zich terug. Zo kan er een neerwaartse spiraal ontstaan die beide echtelieden steeds verder uit elkaar drijft.

Maar ook wanneer slechts een van beiden veel ballast uit de jeugd meedraagt, kunnen er ernstige problemen ontstaan. Getraumatiseerde mensen beleven veel gewone dingen des levens en gewone conflicten namelijk vele malen heftiger dan niet-getraumatiseerden. Een klein, aardig gebaar of een compliment van een collega kan al een heftige verliefdheid veroorzaken, maar een kleine afwijzing van diezelfde collega is meteen een enorme ramp. Een vriendin die vergeet te bellen, kan een hele dag verpesten, een zelfgemaakte fout kan een depressie van een week veroorzaken, terwijl een ander zijn schouders op zou halen en zou denken: Volgende keer beter. Normale en op zich vrij onschuldige incidenten tussen de partners worden op dezelfde manier ook zeer heftig beleefd, of de reacties zijn nog heftiger dan in minder persoonlijke contacten, omdat het angstniveau juist in de intieme relatie het hoogst is. Door de onderliggende angsten worden de reacties versterkt, ze worden buitensporiger, impulsiever, emotioneler en minder rationeel. Wanneer haar vriend een kwartiertje te laat komt, is de wereld te klein… Zie je wel, denkt ze dan, hij is me vergeten of hij gaat bij me weg. Een onschuldig gesprekje van hem met zijn aardige collega wordt meteen gezien als ontrouw, en een kritische of boze opmerking vat ze meteen op als: Ik kan ook niets en deug nergens voor. Door haar heftige reactie ontstaat er veel onbegrip en verwarring bij hem, en hij gaat zich misschien steeds onnatuurlijker en krampachtiger gedragen. Hij denkt bij elk incident en buitensporige reactie: Doe normaal, of zegt: ‘Ik snap niet waar je je druk over maakt.’ Vanuit zijn perspectief gezien is het wel voor te stellen dat hij vindt dat ze overdrijft. Maar zij heeft een privé-oorlog meegemaakt, die misschien wel voorbij is, maar in haar hoofd en hart nog niet… en wanneer ze zich onbewust is van het feit dat ze een oorlog heeft overleeft, kan ze hem ook niet uitleggen waarom ze van het minste of geringste zo van slag raakt. Hoe zou hij haar heftige reacties dan kunnen begrijpen? Niet alle partners zijn geboren psychologen.

Hans (35)

Ik wist eerst helemaal niet wat mijn vrouw allemaal had meegemaakt, maar mij viel direct aan het begin van onze relatie op dat ze soms vreselijk heftig reageerde op mijns inziens onschuldige zaken. We hadden een keer een discussie over het donorcodicil. Ik droeg zo’n ding al jaren bij me, maar zij weigerde dat en ik vroeg waarom zij er niets voor voelde. Het idee dat ze na je dood ‘je lijf leegroven’ vond ze weerzinwekkend. Ik vond dat een belachelijke redenatie en zei dat ook en de discussie werd heftiger. Op een gegeven moment raakte ze heel erg overstuur, ze huilde en schreeuwde dat ze het niet wilde en nooit toe zou staan en dat ik erover moest ophouden anders zou ze onze verkering subiet uitmaken. Ik begreep er niets van. Pas vele jaren later heeft ze me verteld dat ze jaren lang seksueel misbruikt is door een oom. De angst voor het leegroven van haar lijf begrijp ik nu beter… ze is als kind beroofd, zou je kunnen zeggen… beroofd van haar onschuld, beroofd van haar eigenwaarde, van haar mogelijkheid om van zichzelf en seks te genieten. Die oom beseft niet half wat hij heeft aangericht.

Hans is niet de enige man die pas jaren later de verhalen hoort van het traumatische verleden van zijn vrouw. Wanneer nare jeugdervaringen grotendeels verdrongen zijn, afgesplitst van het bewustzijn, dan kan het voorkomen dat men niets – of lang niet alles – te weten komt over het verleden van de partner. Bij een eerste kennismaking kom je natuurlijk niet direct op de proppen met een naar verhaal over je jeugd, maar ook later wordt dat verhaal dan niet of maar half verteld, zonder dat het bewust verzwegen wordt. Wanneer iets deel uitmaakt van je bewustzijn en je praat er bewust niet over, dan kun je van verzwijgen spreken. Maar als het traumatische verleden als het ware geparkeerd is in een zijstraat van je bewustzijn, dan is het er voor jezelf niet en dús vertel je er ook niet over. Sommige mensen stappen met een geheim een huwelijk in zonder dat ze van zichzelf weten dat ze een geheim hebben. Misschien zijn ze zich er vaag van bewust, ze weten dat die oude vergeelde foto’s in die doos ergens moeten liggen, maar ze maken zichzelf wijs dat het er niet toe doet, dat dat verhaal niet van belang is…

Het kan ook zijn dat er aan het begin van de relatie wel iets verteld is, maar op een manier die weinig indruk maakte op de partner. Het verhaal was misschien van alle emoties ontdaan, waardoor beide partners veronderstellen dat het allemaal al verwerkt is, dat het verleden nu geen rol meer speelt, veel mensen zijn van mening dat de tijd inmiddels wel alle wonden heeft geheeld. Of ze willen uit goede bedoelingen alle pijn niet weer oprakelen en vermijden alle onderwerpen die beladen zouden kunnen zijn. Of ze zijn zelf zo bang voor het verhaal van hun partner dat ze om die reden het verhaal negeren, bagatelliseren, of niet willen horen, en het komt zelfs voor dat de getraumatiseerde vrouw of man zelf de schuld krijgt van alles wat hem of haar is overkomen, en erom afgewezen wordt.

Als partners niets of onvoldoende weten over het traumatische verleden van hun man of vrouw, of – om wat voor reden dan ook – meegaan in de ontkenning van het verleden en in het toedekken daarvan, als er nooit of nauwelijks meer over gesproken wordt, als er met de familie gezellig wordt omgegaan alsof er niets is gebeurd, dan kunnen ook de voorvallen, conflicten en heftige reacties niet in verband worden gebracht met het traumatische verleden en kunnen de misverstanden en het onbegrip over de reacties weer leiden tot nieuwe conflicten en tot het over en weer diskwalificeren van elkaar. De getraumatiseerde partner krijgt dan het etiket ‘hysterisch, niet normaal en moeilijk in de omgang’ opgedrukt en de andere partner heet ‘onverschillig, ongevoelig en hard’. Pas wanneer de traumatische geschiedenis besproken kan worden en de conflicten in het dagelijkse leven daarmee in verband gebracht kunnen worden, kunnen de verwarring, het onbegrip en de verwijdering opgeheven worden en kan er weer wederzijds begrip ontstaan. Bij dit ontwarringsproces is professionele hulp vrijwel onmisbaar.

Blaming the victim

Wanneer de verwaarloosde en of getraumatiseerde jongere inmiddels verdwaald is in de criminaliteit of actief wordt in een extremistische en terroristische beweging of aan de drank of drugs raakt, of verdwaalt in het strijdperk van de liefde, wordt er door zijn onvolwassen en egocentrische ouders zelden een verband gelegd met hun eigen verwaarlozende gedrag en falende opvoeding.34

Het verwaarloosde meisje dat met een crimineel vriendje verkeert en daardoor zelf ook extreem gedrag gaat vertonen, wegloopt van huis, op haar zestiende zwanger raakt, gedwongen wordt tot abortus, krijgt als ze pech heeft voor haar leven een stempel opgedrukt van moeilijk opvoedbaar, labiel, sterk beïnvloedbaar, borderline enzovoort. De vraag waaróm dit meisje zo verdwaald is, raakt ondergeschikt. Haar volledig de schuld geven en verantwoordelijk stellen voor haar eigen ontsporing is de veiligste manier om de mythe van het nette en deugdzame gezin overeind te houden. Het meisje wordt als een rotte appel in de mand met zachte of harde hand verwijderd en de gelederen sluiten zich weer. Ze mag misschien terugkomen wanneer ze weer kan aansluiten bij de gezinsmoraal van ‘niet moeilijk doen’. Dan is ze zogenaamd verstandig geworden, maar in feite wordt er niets opgelost.

Jolien (50)

Toen ik zestien was had ik een vriendje op wie ik erg dol was. Hij was een stuk ouder en ik voelde me prettig bij hem. Hij gaf me de liefde die ik thuis niet kreeg. Ik vond niet echt aansluiting bij mijn broers en zussen en voelde me daardoor eenzaam. Ik had geen goede band met mijn moeder en mijn vader zag ik nooit – mijn ouders waren gescheiden. Ik liep weg van huis en raakte zwanger en ik heb toen onder druk van de familie besloten tot een abortus. Mijn moeder had me te verstaan gegeven dat ik niet meer thuis hoefde te komen, wanneer ik zo doorging. Ik voelde me totaal niet begrepen, alleen nog meer afgewezen. Ik was de rotte appel in de ‘keurige’ mand. Nou, neem maar van mij aan, zo keurig was die mand niet! Die aansluiting waar ik eigenlijk zo’n behoefte aan heb, is er nooit gekomen. In feite voel ik me door hen niet gekend, verraden.

Meestal geven kinderen die ontsporen hun ouders niet direct de schuld van hun eigen ontsporing. Ze verbinden hun eigen extreme gedrag niet met hun verleden, omdat ze nog steeds de ouders in ere willen houden, omdat ze loyaal zijn, en nog steeds liever de oorzaak bij hun eigen ‘slecht’ zijn zoeken. Wanneer deze kinderen de weg terug willen vinden naar de ‘gewone wereld’, waar andere wetten gelden, vallen ze in een enorm gat en krijgen ze nog meer negatieve ballast te dragen. Ze raken er nog meer van overtuigd dat ze slecht, schuldig, zwak, enzovoort zijn. Ten opzichte van zichzelf, hun ouders en vrienden, en ten opzichte van heel het leven komen ze steeds meer in de min te staan. De weg naar ‘een beter land’ wordt voor hen steeds langer.

Ook maatschappelijk gezien worden getraumatiseerde kinderen of jonge volwassenen vaak uitgestoten en opgesloten in inrichtingen zonder dat hun goede hulp wordt geboden en zonder dat hun gedrag in verband wordt gebracht met hun verleden of met maatschappelijke verwaarlozing en uitstotingsmechanismen.

Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh, werd extremistischer nadat zijn moeder was overleden. Zelf ontkent hij enig verband en dat is te begrijpen. Hij is liever een held dan een moederskindje, wie niet… Hij krijgt in zijn gevangenschap geen enkele vrijheid meer om zijn extremistische gedachtegoed naar buiten te brengen. Toch is het hem incidenteel gelukt. Hij is slim en heeft tijd genoeg om de mazen in het systeem te ontdekken. Er lijkt een escalerende machtsstrijd gaande tussen hem en de maatschappij en de ordehandhavers. En hij wint… want doordat er extreem op hem wordt gereageerd, doordat hij als een soort monster wordt verbannen, wordt hij nog extremistischer en zijn aanhangers met hem. Die enkele boodschap die hij naar buiten weet te brengen is dan goud waard.

Wat hebben verdwaalde jongeren meegemaakt voordat ze hun gruwelijke delicten pleegden? We kunnen ze wel wegstoppen, negeren, maar alles wat je wegstopt, keert zich vroeger of later tegen je en komt via een omweg weer tot je. In feite moet je niemand uitsluiten, maar iedereen – goed of slecht – omarmen! natuurlijk is het goed dat mensen gestraft worden wanneer ze delicten begaan, humaan straffen is óók omarmen – omarmen is namelijk soms óók begrenzen! maar het is triest, dom, zinloos en onmenselijk wanneer er uit hun verhalen geen lering wordt getrokken.

Niemandsland

In de puberteit worden de eerste bepalende stappen naar volwassenheid gezet. Hoe het leven van een niemandskind in de volwassenheid verder zal verlopen hangt van veel factoren af, maar veel niemandskinderen verbinden zich niet met anderen en niet met hun eigen bestaan. Ze leven in een isolement, in niemandsland. Ze wortelen niet in hun eigen grond, omdat ze denken dat die wortels ziek zijn en de grond slechts uit stenen bestaat. Ze nestelen zich niet echt in hun eigen nest omdat ze bang zijn opnieuw bezet en gekwetst te worden. En dan kan het maar zo gebeuren dat ze dat leven – inclusief relatie en kinderen – inleveren voor een ander leven, dit tot grote ontzetting van degenen die achterblijven.

Soms lijkt het alsof ze wel hun draai gevonden hebben, maar dan geloven ze er zelf niet in. Ze hebben het gevoel dat ze iedereen bedriegen en dat hun leven op drijfzand gebouwd is. De belastende geschiedenis, de nare jeugd, de onderstroom, de ingedamde rivier waar ze onbewust of bewust weet van hebben bedreigt hun leven voortdurend en ‘dijkdoorbraken’ moeten koste wat het kost voorkomen worden.

Anna (30)

Toen ik op de sociale academie was aangenomen was ik steeds bang dat mijn eigen persoonlijke geschiedenis te veel de kop op zou steken. In werkgroepjes werden we gestimuleerd om ook vooral naar ons eigen leven te kijken. Daar begin ik niet aan, dacht ik, en ik wist dit soort groepjes meestal te vermijden. Tot we in het derde jaar supervisie kregen. Toen moest ik met de billen bloot en ik ben toen na de eerste sessie gestopt met de opleiding. Mijn supervisor had wel een vermoeden en probeerde me over te halen om te blijven, maar dat heb ik niet gedaan. Ik studeer nu Nederlands, maar het doet me niet zoveel. Ik overweeg om maar te gaan werken.

Wanneer het leven niet loopt zoals we willen, kan er een moment komen dat niemandskinderen belangstelling krijgen voor die ‘vergeelde foto’s in de oude doos’. Het kan ook zijn dat een zeer ingrijpende gebeurtenis ineens een gat in iemands bodem slaat. En dan ineens breekt, door dat in die bodem geslagen gat, die kolkende onderstroom door: alle rottigheid van vroeger, de hele beerputinhoud overspoelt hen, met de angsten die daarbij horen. Het kan het begin zijn van een beter leven – alleen dat weten de Niemandskinderen op dat moment nog niet.