|
|
Wildparken en |
4 |
|
De bedrijvigheid in de vroege uren wanneer je je klaarmaakt voor de eerste gamedrive, een kampvuur met braai, de schitterende sterrenhemel en de nachtelijke geluiden van de dieren. Een bezoek aan een of meer wildparken is een van de hoogtepunten van een reis naar Zuid-Afrika. Naast de spanning van het wild zoeken en de pracht van de dieren in hun natuurlijke omgeving, maakt ook de unieke sfeer in de safarikampen een bezoek aan een wildpark tot een onvergetelijke ervaring.
Dankzij de grote variatie in de natuur, en daarmee in de dieren- en plantenwereld, heeft ook ieder park zijn eigen ervaring. Het is daarom aan te raden meer dan één park in je reisschema op te nemen.
Natuurbehoud en bescherming van wild
De grote kuddes wild die vroeger over de Zuid-Afrikaanse savanne trokken zijn na de komst van de Europeanen, door de toenemende bevolkingsdruk, steeds kleiner geworden. Mede door de jacht, nog steeds een favoriete bezigheid van veel blanke boeren, werden tal van diersoorten aan het einde van de 19de eeuw met uitsterven bedreigd. Daarom begon de regering met het opzetten van parken en reservaten. Niet alleen om het wild te beschermen maar ook omdat het wild een bedreiging vormde voor het vee en de landerijen van de boeren. Olifanten, nijlpaarden en antilopen kunnen namelijk flink huishouden in een maïsveld, en krokodillen, leeuwen en andere roofdieren deden zich graag te goed aan schapen, geiten en koeien.
Kwazulu Natal had de eerste parken, de andere regio’s volgden later. De meeste parken werden overigens pas na de tweede helft van de 20ste eeuw opgericht. Het laatste, het Mokala National Park in Noord-Kaap, nog in 2007.
De oprichting van de parken is van belang voor het behoud van de genetische diversiteit – Zuid-Afrika kent een bijzondere rijkdom aan dier- en plantensoorten, waarvan een deel alleen in Zuid-Afrika voorkomt – maar ook voor de economie. De diversiteit van de ecosystemen is een pijler van de toeristenindustrie en van groot belang voor het behoud van natuurlijke hulpbronnen. Bovendien hebben tal van parken een functie op het gebied van educatie en bewustwording.
Sommige parken zijn ook actief bezig kleine populaties uit te breiden. Het fokprogramma voor witte neushoorns in het Hluhluwe-Imfolozi Park is hiervan een mooi voorbeeld. Door een goed beschermingsbeleid zijn olifanten en neushoorns daar steeds minder vaak het slachtoffer van stropers. Zo’n beschermingsbeleid kan ook een schaduwzijde hebben, zeker wanneer het olifanten betreft. Deze dikhuiden eten namelijk 170 à 300 kilo voedsel per dag en drinken daarbij nog eens 80 tot 100 liter water. Het kan gebeuren dat een olifantenpopulatie zo uitdijt dat het park te klein wordt. Soms wordt in het Krugerpark, om grote schade aan de natuur tegen te gaan, een dier uit de kudde afgeschoten. De slagtanden worden verbrand en het vlees wordt in het park ingeblikt en geëxporteerd naar Zaïre, waar het als een delicatesse op het menu komt.
Natuurbehoud kost veel geld. Daarom werken parken en reservaten onder de noemer ‘conservation cooperation’ de laatste jaren steeds meer samen met particuliere organisaties. De combinatie van natuurbehoud en economische activiteiten maakt de bescherming van de natuur een haalbare zaak. Denk bijvoorbeeld aan ecotoerisme, waarbij op georganiseerde voettochten, kanoroutes en vogelexcursies de natuur centraal staat, zonder daarvan schade te ondervinden.
In het verleden moest de lokale (veelal) zwarte bevolking bij de oprichting of uitbreiding van een park of reservaat haar weidegronden en akkers afstaan en huis en haard verlaten zonder dat daar iets tegenover stond. In navolging van initiatieven in Kenia en Tanzania, worden bewoners echter steeds meer bij het beheer van een park of reservaat betrokken. De bevolking wordt soms gecompenseerd door haar de mogelijkheid te bieden in het park te werken of een deel van de entreegelden wordt in de lokale gemeenschap geïnvesteerd. Daarnaast kan de bevolking profiteren van de infrastructurele ontwikkeling, zoals watertoevoersystemen. Ook mag in sommige parken vee worden geweid, gras worden gesneden en af en toe een bokje worden geschoten.
In het kader van de
landhervormingswet uit 1994 kunnen de oorspronkelijke bewoners ook
aanspraak maken op land dat hun vroeger toebehoorde. Zo wordt maar
liefst een kwart van het Krugerpark geclaimd. In tenminste één
geval, van de Makuleke, is de claim erkend en wordt ‘teruggave’ op
creatieve wijze gecombineerd met natuurbescherming ( pp. 91–92).
Grondstoffen boven natuur
Op verschillende plaatsen in Zuid-Afrika bestaan plannen om de delving van grondstoffen te verkiezen boven de natuur. Zo wil het Zuid-Afrikaanse ministerie voor Mijnbouw en Energie de steenkoolontginning in het Merendistrict van de provincie Mpumalanga nieuw leven inblazen. Het gaat om 270 zoetwatermeren. Vooral het Chrissiesmeer is nu een populaire vakantieplek. In de Oost-Kaap is er sprake van een eventuele mijn in de duinen in het noorden om titanium te winnen. Er is veel protest tegen het verwoesten van de natuur daar. Niet alleen van milieubewegingen maar ook van groepen die zeggen dat de lokale bevolking veel meer profijt heeft van een onaangetaste Wild Coast, zodat ze kunnen verdienen aan toeristen.
Deze ontwikkelingen laten zien dat het allang niet meer alleen gaat om het beschermen van bedreigde soorten. Wanneer duurzaam natuurgebruik voorop staat, kan armoedebestrijding ook helpen in de strijd tegen stroperij en illegale houtkap en blijven biodiversiteit en ecosystemen gewaarborgd.
Omdat ecosystemen zich over de landsgrenzen
uitstrekken, is er ook steeds vaker sprake van samenwerking met
andere overheden en internationale organisaties in
grensoverschrijdende parken, Transfrontier Parks (TFP) of
Transfrontier Conservation Areas (TFCA) ( p. 92). Zuid-Afrika is op
het ogenblik betrokken bij vijf van zulke parken. Kgalagadi TFP is
een gezamenlijk initiatief van Botswana en Zuid-Afrika,
Ai-Ais/Richtersveld TFP ligt in Zuid-Afrika en Namibië en
Maloti-Drakensberg TFCA wordt gedeeld door Zuid-Afrika en Lesotho.
Zimbabwe, Zuid-Afrika en Mozambique werken samen aan Great Limpopo
TFP, waar onder meer het Krugerpark in ligt. Ten slotte maken
Zimbabwe, Zuid-Afrika en Botswana nu plannen voor het
Limpopo/Shashe TFCA.
Op safari
Er zijn verschillende manieren om op safari te gaan. De meest gangbare manier is met de auto, de zogenoemde game-drive. Die kun je met een eigen (huur-)auto maken, of georganiseerd. Georganiseerde gamedrives worden meestal begeleid door ervaren rangers, die het nodige over de dieren en hun omgeving weten, en gebruikmaken van speciale auto’s, zodat je hoog zit en goed naar de dieren kunt kijken. In sommige parken is het ook mogelijk om ’s avonds georganiseerd rond te rijden (night drive) om het nachtleven in het park te ervaren en met lichten de dieren te zoeken.
Iedereen verwacht meer wild te zien met een georganiseerde game drive, omdat de rangers ervaren zijn en de juiste plekken weten te vinden. Dat is zeker zo, maar ook in het gezelschap van deze kenners kun je tevergeefs naar bijvoorbeeld een leeuw blijven zoeken. Met een eigen auto ben je een stuk vrijer en kun je zelf bepalen hoe lang je ergens blijft kijken.
Makuleke worden mede-eigenaar Krugerpark
Een van de gemeenschappen die in het kader van de landherverdeling een claim bij de overheid indienden, was die van de Makuleke. Zij waren in 1969 bij de uitbreiding van het Krugerpark verdreven uit het Pafuri-gebied, dat op de grens met Zimbabwe en Mozambique ligt. In 1998 werd tijdens een feestelijke bijeenkomst een overeenkomst getekend door de directeur van SANParks en vertegenwoordigers van de Makuleke waarin het Pafuri-gebied officieel werd overgedragen aan de gemeenschap. Dat gebeurde wel onder voorwaarden: het land mag de komende 99 jaar alleen voor natuurbescherming en toerisme gebruikt worden; er mag geen landbouw of permanente bewoning plaatsvinden.
Een van de eerste activiteiten die de Makuleke ondernamen in het teruggegeven gebied was het opzetten van een jachtkamp. Dat leidde tot protest van dierenliefhebbers, maar de gemeenschap bepaalde in samenwerking met SANParks hoeveel dieren er geschoten konden worden zonder dat het voortbestaan van de diersoorten in gevaar kwam. De jacht levert veel geld op en vergt relatief weinig investeringen. Een klein aantal jachtvergunningen voor toeristen levert meer inkomsten op dan de komst van grote groepen fototoeristen. In twee jaar tijd werd vier miljoen rand (ongeveer 400.000 euro) verdiend. De gemeenschap, die zo’n 12.000 zielen telt, heeft dit geld vooral geïnvesteerd in onderwijs en gezondheidszorg.
Het valt echter niet mee voor de gemeenschapsleden om zich staande te houden in het toerisme. Bij de toerismeontwikkeling wordt samengewerkt met zakenlieden die veel meer ervaring hebben met contractonderhandelingen. Onlangs heeft een safaribedrijf land van de Makuleke gepacht voor de bouw van drie luxehotels. Verstopt in het contract dat het bedrijf aanbood, stond een clausule die inhield dat de Makuleke voortaan af moesten zien van de jacht. Het is maar de vraag of de pacht en winstdeling in de hotels zullen opwegen tegen het verlies aan jachtinkomsten.
Transfrontier Parks
De natuur trekt zich niets aan van de grenzen tussen landen, waardoor leefgebieden versnipperd kunnen raken en het bijvoorbeeld kan voorkomen dat dieren die in de droge tijd wegtrekken op zoek naar voedsel en water, op grenshekken stuiten en sterven van honger en dorst. Grensoverschrijdende natuurparken vergemakkelijken de trek van wilde dieren en maken zo de bescherming van de natuur beter mogelijk. Ook in deze grote parken willen natuurbeschermingsorganisaties de lokale bevolking betrekken om zo bij te dragen aan armoedebestrijding en economische ontwikkeling. Dat dit niet vanzelfsprekend is, blijkt uit de huidige ervaringen in het Great Limpopo TFP. Aan de Zuid-Afrikaanse kant is dat tot nu toe goed gelukt, terwijl gemeenschappen aan de Mozambikaanse kant juist beperkt worden door de oprichting van het park. De onteigening van hun land wordt nog niet voldoende gecompenseerd.
Andere safarimogelijkheden
In sommige parken of reservaten kun je paardrijden, kanoën, ballonvaren of wandelen. Wandelsafari’s, die altijd onder begeleiding van een (gewapende) ranger zijn, kunnen kort zijn (in de vroege ochtendof de late middaguren), maar ook meerdaags. Bij deze wilderness trails trek je voor een aantal dagen en nachten de bush in op zoek naar wild en avontuur. Voor velen is dit de ultieme manier om op safari te gaan. Stel je voor dat je oog in oog komt te staan met een zebramoeder met jong of een kudde buffels!
Is wild kijken geluk hebben?
Wild kijken is een kwestie van geluk hebben. Maar dat geluk kan een beetje worden afgedwongen. Over het algemeen geldt dat de vroege ochtend en de late middag de beste tijden zijn om wild te zien. Op het heetst van de dag zoeken de meeste dieren verkoeling in de schaduw van bomen en struiken. Deze vuistregel wordt natuurlijk regelmatig door ervaringen ontkracht. Zo reed de auteur van deze gids rond het middaguur door het Krugerpark waar midden op de, nota bene geasfalteerde, weg twee leeuwinnen in de zon lagen te luieren.
Daarnaast heb je tijdens het droge seizoen (april–augustus) de meeste kans om wild te zien. De bomen en struiken zijn minder dicht dan in het regenseizoen, waardoor je verder het veld in kunt kijken. Bij gebrek aan oppervlaktewater komen de dieren bovendien vaak bij drinkplaatsen. Daar is voldoende ruimte om de auto stil te zetten. Soms kun je de dieren zelfs vanuit een schuilhut bespieden. Ook wanneer er geen dieren zijn, kan het de moeite lonen om rustig af te wachten.
Wat meenemen op safari
De meeste safarigangers kleden zich in bedekte kleuren om zo onopvallend mogelijk te zijn. Een kaki-outfit is niet noodzakelijk, maar felle kleuren kunnen dieren afschrikken. Het is ook van belang dat de kleding luchtig is. In sommige parken kan het in de zomer flink heet worden. Een zonnebril en een hoed zorgen voor extra verkoeling.
Voor het echte speurwerk zijn een verrekijker en een dierenboek onmisbaar. Met een verrekijker haal je het object niet alleen dichterbij, maar kun je ook beter in de schaduw en met schemer kijken. Het boek helpt je om de dieren te herkennen en heeft vaak leuke weetjes over het gedrag van de dieren.
Wie wil fotograferen, doet er goed aan een camera met telelens mee te nemen. Om een mooi dierenportret te maken is een lens van minimaal 200 mm nodig. Let wel op dat je niet altijd maar op één dier inzoomt. Met een gewoon perspectief zie je het dier in zijn omgeving, eventueel met andere dieren in de buurt. Denk er bij het fotograferen aan dat de trillingen van de motor van de auto onscherpte kunnen veroorzaken. Wanneer je de motor van de auto uitzet hoor je ook de geluiden van de dieren veel beter. Bij olifanten is dat overigens niet altijd aan te raden, het kan prettig zijn om weg te rijden wanneer een stier met flapperende oren op je af komt!
In de wildparken
De meeste wildparken hebben op hun grondgebied een of meer restcamps, waar je kunt overnachten. De restcamps kunnen onderling sterk verschillen. De avonturiers die zich één willen voelen met de natuur, kunnen overnachten op een al dan niet omheinde plek met basisvoorzieningen voor kampeerders. Ben je meer op comfort gesteld, dan kun je terecht in kleine dorpjes met verschillende vormen van accommodatie, een winkel, een restaurant en soms zelfs een zwembad. In nogal wat parken in Kwazulu Natal is er zelfs een kok die het meegebrachte eten voor de bezoekers bereidt. Voor de meeste restcamps geldt dat de voorzieningen kraakhelder en uitgebreid zijn. Zo zijn er op campings vaak heerlijke douches en soms zelfs ligbaden. Bij het kantoor van een kamp kun je informatie krijgen over de safarimogelijkheden in het park en vaak wordt er bijgehouden welke dieren waar gezien zijn.
Naast restcamps zijn er in sommige parken of reservaten ook bushcamps, bushlodges of private camps. Deze kampen liggen vaak verscholen in de natuur en hebben een intiem en soms luxueus karakter. Meestal kun je er onder begeleiding van een ranger korte wandelingen maken.
Wanneer je in een park bent, is het van belang om goed op het benzinepeil te letten. Niet alle restcamps (of parken en reservaten) hebben benzinepompen en de te overbruggen afstanden zijn vaak groot. Op een enkele uitzondering na zijn alle wildparken en natuurreservaten alleen toegankelijk tussen zonsop- en zonsondergang.
Regels
In de wildparken geldt een aantal regels. Let altijd goed op in de restcamps, zeker wanneer die niet omheind zijn. Het gebeurt regelmatig dat een olifant een appeltje (of meer) uit de keuken komt pikken, en het kan dus zo maar gebeuren dat je zo’n beest onverstoorbaar voorbij ziet wandelen terwijl je zelf lekker zit te eten. Geen paniek, dat is vaak niet nodig, maar houdt wel afstand en stilte in acht.
Om de dieren het minst te verstoren en het rijden op onverharde wegen veilig te houden, zijn er snelheidslimieten ingesteld: 50 km/uur op een geasfalteerde weg en 40 km/uur op een onverharde weg. Wanneer je met een lage snelheid rijdt, is bovendien de kans om wild te zien aanmerkelijk groter. Rekening houdend met het feit dat je stilstaat om dieren te bekijken of te fotograferen, is de gemiddelde snelheid in de praktijk ca. 20 km/uur. Grappig detail is dat er ook snelheidscontroles in het park zijn en dat je beboet kan worden; boetes zijn er ook als je te laat, dat wil zeggen na zonsondergang, bij een kamp aankomt.
In een park mag je de auto alleen verlaten op speciaal daarvoor aangewezen plekken. Daarnaast moet je op de openbare wegen blijven en mag je de dieren niet voeren. Dit laatste klinkt heel logisch, maar wordt toch vaak gedaan. Het is best leuk om een baviaan een ei te zien eten en helemaal spannend om een botje van het vlees over het hek te gooien wanneer een hyena om het kamp loopt, zoals bij een paar kampen in het Krugerpark het geval is. Maar de dieren verwaarlozen hierdoor hun natuurlijke manier om aan eten te komen en worden ‘bedelaars’ die soms op assertieve en zelfs agressieve wijze aan hun voedsel proberen te komen. Vanwege de overlast worden deze dieren dan door het parkbeheer afgeschoten.
Ten slotte mag je geen afval achterlaten en mag er niets uit de natuur worden meegenomen.
Zebra’s, impala’s, giraffen en wildebeesten
Zebra’s, impala’s, giraffen en wildebeesten verkeren graag in elkaars gezelschap. Dat is niet voor niets. Ze maken gebruik van elkaars eigenschappen om zich te beschermen tegen jagende roofdieren. Wildebeesten hebben een uitstekend gehoor, impala’s zijn gevoelig voor trillingen en giraffen en zebra’s staan bekend om hun goede zicht.
Big five en andere dieren
Wie op safari gaat hoort al snel over de big five:olifant, buffel, zwarte neushoorn, luipaard en leeuw. Eigenlijk zijn deze vijf dieren het gevaarlijkst; zij veroorzaken de meeste dodelijke ongelukken tijdens de jacht. Steeds vaker staat de term voor de dieren die je gezien móét hebben wanneer je op safari gaat. Wees vooral niet teleurgesteld wanneer dat niet gebeurt. ‘Het land van het grote wild’ heeft een grote verscheidenheid aan dikhuiden, roofdieren, apen, hoefdieren, reptielen, vissen en vogels, die allemaal de moeite waard zijn. Het is fascinerend om te kijken naar een wevervogeltje dat zijn nest bouwt en te zien hoe wildebeesten, zebra’s, impala’s en giraffen op elkaar reageren wanneer er een leeuw in de buurt is.
Olifant en zwarte neushoorn zijn dikhuiden, waartoe ook witte neushoorn, nijlpaard, penseelzwijn en wrattenzwijn behoren. Het verschil tussen de zwarte en de witte neushoorn is niet, zoals de naamgeving doet vermoeden, de kleur, maar de vorm van de lip. De zwarte neushoorn heeft een puntige lip, de witte een brede. Aangenomen wordt dat ‘wit’ een verbastering is van wijd, Afrikaans voor ‘breed’.
Van de roofdieren spreekt de leeuw het meest tot de verbeelding, maar ook luipaard, cheeta (of jachtluipaard) en hyena zijn bewonderenswaardig.
In Zuid-Afrika komen vijf soorten apen voor: baviaan, grijze meerkat, groene meerkat en kleine en grote galago. De laatste twee zijn eigenlijk halfapen, die vooral ’s nachts actief zijn, terwijl bavianen en meerkatten echte dagdieren zijn. Bekende Zuid-Afrikaanse hoefdieren zijn giraffe, zebra, Afrikaanse buffel en antilope. Het land telt meer dan 25 antilopensoorten, waaronder koedoes, gemsbokken (of spiesbokken), springbokken, bontebokken en blesbokken.
Gezien de grote variatie in het landschap is er ook een breed scala aan amfibieën, reptielen en vogels. Het aantal vogelsoorten ligt rond de 900 en varieert van nectarvogeltjes en pinguïns tot Afrikaanse zeearenden en flamingo’s. De amfibieën en reptielen lopen uiteen van kameleons, adders en cobra’s tot nijlkrokodillen en de zeldzame lederschildpad.
Aan de oostkust biedt de Indische Oceaan een rijk en boeiend onderwaterleven. Naast een keur aan tropische vissen zijn daar soms ook dolfijnen en walvissen te zien. Hermanus, aan de Tuinroute, is een bekende plek om potvissen, blauwe vinvissen en zuidkapers te bewonderen.
Wildparken en natuurreservaten
In Zuid-Afrika bestaan vijf verschillende soorten wildparken en natuurreservaten: nationale parken, wildparken/natuurreservaten op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau, en particuliere parken. Met uitzondering van de parken in Kwazulu Natal worden de nationale parken centraal beheerd door South-African National Parks (SANParks). Kwazulu Natal heeft een eigen raad voor het beheer van bijna alle parken in de provincie, Ezemvelo KZN Wildlife.
Op het ogenblik telt het land 21 nationale parken en zo’n 500 andere gebieden waar natuur en wild worden beschermd. Het is vanzelfsprekend onmogelijk om ze hier allemaal te beschrijven. Alleen de bekendste en grootste wildparken passeren de revue. Achter in dit boek vind je de bijbehorende praktische informatie, terwijl in de volgende hoofdstukken nog inlichtingen volgen over andere parken.
Addo Elephant National Park
Het Addo Elephant National Park (1640 km2) werd in 1931 gesticht om de elf overgebleven Kaapse olifanten tegen uitsterven te beschermen. Ondertussen is het park flink uitgebreid en is hun aantal toegenomen tot boven de 400. Succes verzekerd. Je hebt grote kans een kudde met kleintjes tegen te komen. De dichte begroeiing met spekbomen en verschillende bosjes biedt ook bescherming aan de Kaapse buffel en zwarte neushoorn. Daarnaast leven er onder andere koedoes, elanden, hartenbeesten en grote zwarte mestkevers.
Wildparken en natuurreservaten
Bij het maincamp is een drinkplaats waar je de beesten goed kunt zien, zelfs vanuit een ondergrondse schuilplaats. ’s Avonds is het een machtig gezicht om de olifanten vanuit het donker tevoorschijn te zien komen. Het geluid van de wuivende oren en het druppelen van het water maken het een onvergetelijk schouwspel.
iSimangaliso Wetlands Park
Het werelderfgoed iSimangaliso Wetlands Park is een aaneengesloten complex van natuurgebieden aan de oostkust van Kwazulu Natal. Na de oprichting van het Saint Lucia Game Reserve in 1897, dat het Saint Luciameer en de eilanden omvatte, is het complex steeds verder uitgebreid. De eerste vijftig jaar werd het met de bescherming van de natuur niet zo nauw genomen. Door vestiging van een eenheid van de luchtmacht en verschillende houtplantages en het toenemende gebruik van de natuurlijke hulpbronnen door de lokale bevolking (vis, riet, akkers en weidegronden) kwam het gebied steeds verder onder druk te staan. Sinds de jaren zestig is er daadwerkelijk sprake van een ontwikkeling van de natuurbescherming en probeert het parkbeheer het evenwicht tussen bescherming en economische activiteiten goed in stand te houden.
De principes van ecotoerisme worden door het beheer in acht genomen. Dit betekent dat er, behalve in Sodwana Bay en Saint Lucia, geen grootschalige ontwikkelingsplannen zijn en dat alle veranderingen in het gebied in de pas moeten lopen met de natuur om zo het rijke vogel- en dierenleven te beschermen.
Het natuurgebied heeft zich in de loop van de jaren steeds verder uitgebreid en omvat nu de 280 km lange kuststrook tussen Sodwana Bay in het noorden tot Mapelane in het zuiden en delen van het achtergelegen binnenland.
Het unieke van het iSimangaliso Wetlands Park is dat het vijf ecosystemen omvat: de oceaankust met koraalriffen en rots- en zandstranden; het oostelijke kustgebied tussen de oceaan en het meer, met hoge (tot 150 m) beboste duinen en uitbundig begroeide valleien; het Mkuze-moeras van riet en papyrus in het noorden van het meer; de eilanden en het meer; en de westelijke kust waar Bosveld, bos en savannegrasland elkaar afwisselen. De eilanden zijn broedkolonies voor witte pelikanen, lepelaars en de Caspische stern.
In het gebied liggen verschillende natuurgebieden en reservaten, waaronder Mapelane Nature Reserve, Saint Lucia Game Reserve, Saint Lucia Park, False Bay Park, Sodwana Bay National Park en de Saint Lucia en Maputoland Marine Reserves. Deze parken en reservaten huisvesten verschillende diersoorten, variërend van de lederschildpad en andere reptielen tot meer dan 400 vogelsoorten (waaronder flamingo’s en Afrikaanse zeearenden), en zoogdieren zoals nijlpaarden, walvissen, buffels, zwarte neushoorns en verschillende antilopen.
Hluhluwe-Imfolozi Park
Het Hluhluwe-Imfolozi Park (spreek uit als ‘Schluschluwi-Imfolozi’) ligt in het oosten van Kwazulu Natal en bestaat uit drie delen: twee van de oudste parken van Zuid-Afrika, Hluhluwe en Imfolozi (1895), en het corridorreservaat (1989) dat beide verbindt. De samengevoegde parken beslaan een totale oppervlakte van 960 km2 met een gevarieerd landschap en het is het enige park in Kwazulu Natal dat de hele ‘big five’ in een park herbergt.
Het noordelijke deel, Hluhluwe, bestaat voornamelijk uit heuvelachtig en bebost terrein, waar over het algemeen voldoende water is, terwijl Imfolozi, het zuidelijke deel, droger is en een heuvelachtig maar open savannelandschap heeft. Dit heeft als voordeel dat het wild niet aan het oog wordt onttrokken door dichtgegroeide bermen en weelderig struikgewas.
Imfolozi is vooral bekend geworden in de strijd tegen het uitsterven van witte neushoorns. Door een uitgebreid fokprogramma leven er nu meer dan 1500 van deze kolossen in het park en is een aantal witte neushoorns overgebracht naar andere parken in de regio en dierentuinen in de hele wereld. Verder leven er onder andere zwarte neushoorns, nijlpaarden, leeuwen, impala’s, buffels, zebra’s, olifanten, koedoes, giraffes, nyala’s en wilde honden.
Kgalagadi Transfrontier Park
Het Kgalagadi Transfrontier Park (1931) ligt in het uiterste noorden van Noord-Kaap in een woestijnachtig gebied tussen Namibië en Botswana. Het park beslaat 3,6 miljoen ha en is daarmee een van de grootste wildparken in de Zuid-Afrikaanse regio. Het Zuid-Afrikaanse gedeelte (9500 km2) is het meest toegankelijk, maar parkgasten kunnen ook het minder ontwikkelde Botswaanse gedeelte van het park bezoeken. Vanwege de extreem droge omstandigheden doet het park zijn naam Kgalagadi of ‘Land van dorst’ eer aan.
Twee droge rivierbeddingen, waar verschillende acaciabomen groeien, domineren het Zuid-Afrikaanse gedeelte van het park. Het tussenliggende gebied van rode zandduinen bestaat uit grasland met hier en daar wat kleine bomen en struiken. Typerend voor het park zijn ook de grote gevlochten nesten van de republikeinwevers en het voorkomen van de wilde komkommer en tsamma (een soort meloen), die een bron van voedsel en vocht voor de dieren zijn.
De rivierbeddingen zijn bijna altijd droog, maar trekken toch veel beesten aan. Bij de kunstmatige waterbronnen, vaak te herkennen aan een windmolentje, heb je goede kans om dieren te zien. In het park leven onder andere leeuwen, luipaarden, cheeta’s en hyena’s en grote kuddes elanden, gemsbokken, wildebeesten, hartenbeesten en springbokken. Deze kuddes trekken door het hele park op zoek naar voedsel en water. Wanneer het in Botswana eerder regent dan in Zuid-Afrika, is het rustig in het Zuid-Afrikaanse gedeelte van het park. Anderzijds komen er extra veel dieren naar het gebied tussen de Nossob- en de Auobrivier wanneer het in Zuid-Afrika eerder regent. De roofdieren trekken meestal niet achter hun prooien aan. Zij verlaten hun territorium niet zo snel en overleven op kleine dieren en vogels.
Kruger National Park
Het Kruger National Park is een van de oudste, bekendste en grootste parken in Afrika. Het park, of ‘de wildtuin’ zoals de Afrikaner volksmond wil, ligt in het noordoosten van Zuid-Afrika op het Laagveld evenwijdig aan de grens met Mozambique. De Limpopo Provincie en Mpumalanga delen het grondgebied van het park, dat zo’n 20.000 km2 bestrijkt: meer dan de helft van Nederland. Door de verbinding met het Mozambikaanse Limpopo Park en het Zimbabwaanse Gonarezhou is recentelijk het Great Limpopo Transfrontier Park ontstaan, een van de grootste wildparken in de wereld.
Het Krugerpark werd eind 19de eeuw opgericht door president Paul Kruger. Om het wild van Zuid-Afrika te beschermen, stichtte hij in Noordoost-Transvaal het Sabi Game Reserve. Vanaf de jaren twintig van de 20ste eeuw breidde het park zich steeds verder uit en ontwikkelde het zich tot een vermaard gebied, dat elk jaar door meer dan 700.000 binnen- en buitenlandse reizigers wordt bezocht. Mede dankzij de comfortabele restcamps en een gedeeltelijk geasfalteerd wegennet behoort het Krugerpark tot een van de meest ‘geciviliseerde’ parken van Afrika, met alle voor- en nadelen van dien.
Krugerpark
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven,
rechtsboven,
linksonder en
rechtsonder.
De omvang van het park draagt bij aan een grote variatie in de natuurlijke omgeving. Op basis van geologie, landschap en regenval kunnen zestien verschillende ecozones worden onderscheiden. Voorbeelden daarvan zijn het bosveld van de Lebombo Mountains in het oosten en het zandveld in het noorden. In deze ecozones groeien bepaalde bomen, struiken en grassen die op hun beurt weer bepaalde graseters en bladeters (en daarmee roofdieren) aantrekken. De Mopanesavanne in het noorden is bijvoorbeeld populair bij koedoes, olifanten, impala’s, duikers, buffels, nyala’s, sabelantilopen, leeuwen en wilde honden. Ondanks deze voorkeuren leven de meeste dieren verspreid over het hele park.
Het Krugerpark beroept zich op de grootste natuurlijke variatie in Afrika. De meeste diersoorten die in Zuid-Afrika leven, komen in het Krugerpark voor. Een opvallende uitzondering is de springbok, die voornamelijk in het westen van het land voorkomt.
Pilanesberg National Park
Het Pilanesberg National Park ligt in de provincie Noord-West en grenst aan Sun City. Een oude vulkaankrater die 600 m boven de omgeving uitsteekt, is het decor van dit 500 km2 grote park, dat in 1979 werd opgericht. De vegetatie van het park markeert de overgang tussen de woestijnachtige vegetatie van de Kalahari en de savanne van het Bosveld. Door deze verschillende leefmilieus leven er tal van dieren en vogels. Meer dan 30 soorten roofvogels zijn gesignaleerd, waaronder de Kaapse gier. In het park leven onder andere olifanten, neushoorns, nijlpaarden, buffels, zebra’s, giraffes, koedoes en sabelantilopen. Van de roofdieren zijn leeuw, luipaard, jachtluipaard, wilde hond en bruine hyena vertegenwoordigd.
Particuliere wildparken
Verspreid over heel Zuid-Afrika liggen ook verschillende particuliere wildparken, die erg van elkaar kunnen verschillen. In sommige zijn primitieve voorzieningen, terwijl andere zich juist kenmerken door comfort en (soms overdadige) luxe.
De bekendste particuliere wildparken liggen ten westen van het Krugerpark, bijvoorbeeld Moshdene Private Nature Reserve, Sabi Sand Private Game Reserve en Timbivati Game Reserve, dat bekend is om de witte leeuwen. Vaak grenzen deze parken aan het Krugerpark en ‘delen’ ze de dieren met hun grote buur. Op een enkele uitzondering na zijn het bijzonder exclusieve parken, waarvan de toegang beperkt is en de prijs hoog. Daartegenover staan de uitstekende verzorging en de expertise om een echte safarisfeer te creëren. Zo kun je te voet of in een open terreinwagen tochten door de bush ondernemen en ’s avonds wordt het reservaat met zoeklichten doorzocht. Terug in het kamp wacht steevast een knetterend kampvuur en de onlosmakelijk met Zuid-Afrika verbonden braai in een sfeervol verlichte omheinde plaats (de boma). Bij veel kampen is een zwembad en kun je vanaf een platform of terras naar drinkende dieren kijken. In het algemeen heb je in deze parken een grotere kans om wild te zien dan elders. De rangers beschikken over veel kennis en ervaring en doen hun uiterste best om de klant, die immers flink in de buidel heeft getast, tevreden te laten vertrekken.