17

 

 

 

Woelend en draaiend lag ik in mijn bed. Ik kon de slaap niet vatten. Om het uur zocht ik mijn heil in afwisselend een fles wijn en een pak melk, maar niets hielp. Mo’s dreigende ellende hield me klaarwakker. Daar kwam nog bij dat ik Boris op een niet al te vriendelijke manier had afgepoeierd en ook dat zat me niet helemaal lekker. Verbaasd maar enthousiast had hij zich afgevraagd waar ik bleef. Kortaf liet ik hem weten dat er niets te vieren viel, waarop hij antwoordde dat we dan toch gewoon gezellig konden gaan eten. Toen ik zei dat dat kon maar dat ik dat niet deed, beëindigde hij het gesprek met de woorden dat ik een onbeschoft kreng was, maar dat hij evengoed mijn zaken zou behartigen, en dat ik woensdag de vijftiende vrij moest houden voor de presentatie van mijn boek.

 

  Boris kon het dak op, maar toen ik in mijn bed lag, had ik spijt als haren op mijn hoofd. Wat was er met me aan de hand? Waarom was ik niet gezellig met hem gaan eten? Het zat me in ieder geval goed dwars. Dat en het naderende onheil dat Mo te wachten stond, bleven maar door mijn hoofd spoken.

 

  Rond vier uur was ik het helemaal zat. Ik besloot Merel te bellen. Ze had tenslotte nachtdienst. Met een beetje mazzel zat ze met twee vingers in haar neus eindeloze hoeveelheden koffie naar binnen te werken en had ze prima de tijd om mij door een slapeloze nacht heen te helpen.

 

  Nerveus trommelde ik met mijn vingers op de tafel. Merel werd opgepiept en ik vroeg me plotseling af of ik het wel kon maken om haar in haar nachtdienst te bellen. Als ze niks te doen had, lag ze waarschijnlijk te slapen, en als ze wel wat te doen had, zat ze niet op mij te wachten.

 

  ‘Met Merel van der Klip.’

 

  ‘Merel, met Anne,’ zei ik blij.

 

  ‘Anne, wat is er! Waarom bel je mij midden in de nacht?’

 

  ‘Sorry, stoor ik je?’

 

  ‘Ja, ik zat in het mortuarium.’

 

  ‘Gadverdamme, nou wees maar blij dat ik je even bel.’

 

  ‘Met een leuke patholoog,’ fluisterde ze, ‘dus als je het niet erg vindt, dan ga ik snel weer terug voordat het hele zaakje er weer doods bij hangt.’

 

  Nog voordat ik wat kon zeggen, had ze al weer opgehangen. Verbaasd keek ik naar de hoorn in mijn hand. Ik kon nog net de piep van de verbroken verbinding horen. Er bekroop mij een naargeestig gevoel dat ik niet kon thuisbrengen. Sinds mijn spectaculaire overgang naar Fusies & Overnames, waar ik niet om had gevraagd, en mijn leugenachtige bestaan als schrijfster, waar ik al helemaal niet om had gevraagd, was het net alsof ik de regie over mijn eigen leven kwijt was geraakt. Ik vroeg me af hoe mijn leven eruit had gezien als ik de rollatorzaak had doorgezet en door bejaard Nederland in de armen was gesloten als heldin die geblesseerde oudjes een riante vergoeding voor hun geleden schade had bezorgd. Hun lot lag nu in handen van Janssen, die ongetwijfeld samen met de Van Nevelstijntjes een fiscaal aftrekbare truc had bedacht om het bejaardenleed zo goedkoop mogelijk te schikken en de zaak zo geruisloos mogelijk naar de donkere dieptes van de doofpot te laten verdwijnen. Ondertussen liep ik hier in het holst van de nacht slapeloos rond te lopen. Dat moest snel afgelopen zijn. Al dat getob was niks voor mij.

 

  Hoe langer ik erover nadacht, hoe meer ik het gevoel kreeg dat de oorzaak van mijn naargeestige stemming te maken had met dat stomme boek waarover ik tegen iedereen moest liegen.

 

  Zonder verder na te denken, belde ik Petra. Al moest ik de telefoon zestig keer laten overgaan, ik zou haar te pakken krijgen, en haar voor eens en altijd laten weten dat ik er niet verder mee wilde gaan. Het schaadde niet alleen mijn carrière, maar privé werd ik er ook niet gelukkiger van.

 

  Tot mijn stomme verbazing ging de telefoon maar drie keer over en kreeg ik een totaal fitte Petra aan de telefoon.

 

  ‘Wat ben jij aan het doen?’ vroeg ik verbaasd. ‘Slaap je niet?’

 

  ‘Pardon? Jij belt mij midden in de nacht op en vraagt je dan af waarom ik niet slaap? Ik ben toevallig wakker en ik sta op het punt om weg te gaan dus ik bel je wel even een andere keer.’

 

  Voor de tweede keer binnen vijf minuten staarde ik in volledige verbazing naar mijn telefoon, en ik vroeg me bezorgd af waar Petra in hemelsnaam om vier uur ’s nachts naartoe ging.

 

  Wat was er met mijn vriendinnen aan de hand? Madelief, die haar gekleurde minnaar in de kledingkast van haar stiefdochter verstopte. Merel, die boven op een patholoog kroop op een plek waar de meesten onder ons toch liever niet wilden zijn. Kim, die hoogzwanger vreemdging met een Harderwijker. En Petra, die midden in de nacht ergens naartoe moest terwijl zij op dat tijdstip toch echt in haar nest behoorde te liggen. Ik kon maar één ding concluderen, en dat was dat ze allemaal hartstikke gestoord waren. Ik was de enige die zich nog een beetje normaal gedroeg.

 

  Het besef dat ik mezelf eigenlijk best normaal vond, bezorgde me op slag een goed humeur, en ik wist zeker dat ik weer helemaal de oude Anne zou worden als ik de regie over mijn eigen leventje terugkreeg.

 

  ‘Grip en controle, Annie, alleen dat kan je redden,’ sprak ik mezelf streng toe. Glimlachend liep ik weer naar mijn bed. Grip en controle; mijn reddingsplan om mijn leven weer in het rechte spoor te krijgen klonk meer als een slogan voor een slipcursus.

 

  Voordat ik mijn ogen dichtdeed, dwaalden mijn gedachten nog even af naar Rob. Morgenochtend zou ik naar hem toegaan, en deze keer zou ik me door niets en niemand laten weerhouden. Ik wilde weten waar hij woonde, hoe hij leefde. Kortom: ik wilde Rob. Ik wilde een echte, normale relatie met hem, en wel vanaf morgen!

 

  Met een positief gevoel dat alles helemaal goed zou komen, viel ik als een blok in slaap, om de volgende ochtend om negen uur wakker te worden.

 

 

Het was koud, bitterkoud, en ik verstopte mijzelf in een wollen muts met dito sjaal. Ik geloof dat ik niet meer te herkennen was, alleen mijn ogen waren nog zichtbaar en in mijn winterse boerka-outfit reed ik zo snel mogelijk op mijn fietsje richting Van Baerlestraat, met op mijn rug een rugzakje met daarin een mooi ingepakt exemplaar van Donkere Wolken. Ik telde de trams die ik tegenkwam. Als ik op een even getal uitkwam, dan was Rob blij met mijn bezoek. Negen, tien, elf, wat reden er toch een hoop trams in Amsterdam. Twaalf, dertien… shit, ik moest wel oppassen. Lag ik daar bijna alweer onder een tram!

 

  Geïmponeerd keek ik naar de mooie, statige huizen. Rob had het goed voor elkaar!

 

  Ik zette mijn fiets achter een grote glasbak aan de overkant. Ik moest bij de voordeur zijn waar de nummers 14c en d achter schuilgingen. Met verkleumde vingers zette ik mijn fiets op slot, en net toen ik mij wilde omdraaien om naar de overkant te lopen en aan te bellen, ging de imposante deur open.

 

  Een blonde vrouw met twee kindjes kwam naar buiten. ‘Goed je best doen, hoor,’ zei ze tegen de twee jongetjes, die allebei gekleed waren in hockeykleren. De dunne beentjes waren bloot en ze bibberden van de kou.

 

  ‘Het is veel te koud, mama!’ riep de kleinste.

 

  ‘Kom op, het is de laatste wedstrijd voor de winterstop. Nog even doorzetten.’

 

  De jongste begon te huilen en de oudste riep: ‘Waar blijft papa nou?’

 

  ‘Die komt eraan,’ zei de moeder, die zelf ook stond te rillen in haar ochtendjas.

 

  ‘Daar ben ik al jongens. Kom, we gaan lekker hockeyen. Als je eenmaal rent, krijg je het vanzelf warm. De enige die zielig is, is papa. Die moet langs de kant staan. Daar krijg je het nog eens koud van.’

 

  Ik dook in elkaar en bekeek het tafereel van de vrolijke vader die op zaterdagochtend met zijn kinderen naar het hockeyen ging, terwijl vrouwlief nog even het bed in mocht duiken. Rob gaf zijn vrouw een kus en duwde zijn zoontjes richting auto. Even keek hij nog mijn kant op, maar ik was goed vermomd en hij herkende me niet.

 

 

 

 

18

 

 

 

Hoe ik ook mijn best deed, het lukte me niet onder een tram te komen. In een waas van tranen reed ik door Amsterdam en zonder dat ik erbij nadacht, fietste ik richting Mo.

 

  Helemaal overstuur stond ik voor de deur van het café maar het was nog niet open. Terwijl ik hard tegen de deur aan stond te duwen, realiseerde ik me opeens dat het maar goed was dat Mo nog gesloten was. Ik mocht dan een probleem hebben, dat van Mo was nog veel groter, en ik was degene die hem dat behoorde te vertellen.

 

  Verdrietig en met tranen in mijn ogen, fietste ik naar huis en liep vermoeid de trap op.

 

  ‘Ben jij het, Anne?’ riep mijn bovenbuurvrouw, Margot, naar beneden.

 

  ‘Ja.’

 

  ‘Ik moet je even spreken.’ Hijgend kwam ze naar beneden gerend.

 

  ‘Wat is er?’

 

  ‘Lange nacht gehad?’ vroeg ze, terwijl ze me bezorgd aankeek.

 

  ‘Zoiets.’ Ik bleef tegen mijn deur leunen en Margot had al snel in de gaten dat ik haar niet ging uitnodigen voor een kopje koffie.

 

  ‘Ik wil het even met je hebben over die vent van hier beneden.’

 

  ‘Wat is daarmee?’

 

  ‘Dat is een rare. Weet je wat Henk laatst heeft gevonden op de trap?’

 

  ‘Nou?’

 

  ‘Een rood kanten slipje! Ik heb altijd al geweten dat hij van beneden een beetje raar is, maar zo raar! Henk denkt dus dat het een travestiet is!’

 

  ‘Zo! Dat is me wat. Een travestiet! Denk je dat hij gevaarlijk is?’

 

  ‘Zullen we even een kopje koffie drinken?’ zei ze fluisterend.

 

  ‘Sorry, Margot, maar ik heb echt geen tijd. Ik ben heel blij dat je me even gewaarschuwd hebt. Ik zal het in de gaten houden. Een rood kanten slipje! Ordinair zeg!’ Met een zucht sloot ik de deur achter me en vroeg me af of Margot en Henk het broekje aan zijn deurknop hadden gehangen, want in dat geval kon ik nu dus naast mijn tostiapparaat en zo’n zes kopjes suiker ook mijn string bij hem gaan ophalen.

 

  Het lichtje van mijn antwoordapparaat flikkerde wild. Ik had drie berichten. De eerste was die van Rob.

 

  ‘Hallo, lieve Anne, het is nu elf uur en je ligt vast nog in je bedje. Ik ben druk aan het werk op kantoor, lekker rustig hier in het weekend. Ik mis je. Zal ik vanmiddag even langskomen? Voor jou kan ik wel een uurtje vrijmaken.’

 

  ‘Hé, An. C’est moi, Merel. Sorry, dat ik geen tijd had vannacht. Was het belangrijk?’

 

  ‘Anne, met Petra. Waarom belde je me nou midden in de nacht? Ik ben gebeld door de assistente van Boris, en ze maken zich een beetje zorgen of je wel voldoende tijd gaat besteden aan de promotie van het boek. Ik stel dus voor dat je…’

 

  Hier hield het bericht op. Een akelige piep liet weten dat het bandje vol was. Met een enorme vaart gooide ik uit pure woede de fruitschaal die op tafel stond door de kamer. De twee bananen die al enige tijd lagen te liggen, knalden tegen de muur en de schil spatte uiteen waardoor een vies bruin spoor van de rotte bananen langs mijn mooie witte muren droop.

 

  Uit pure frustratie begon ik te giechelen. Mijn fantastische reddingsplan om mijn leven weer op de rit te krijgen, was al binnen vierentwintig uur in duigen gevallen. De komende acht jaar zou ik in ieder geval geen acht kinderen krijgen, en op de een of andere manier was dat een behoorlijke opluchting. Ik zag mezelf al totaal gestrest door Amsterdam rijden met zo’n veel te grote auto vol gillende kinderen, die naar schoonspringen, hockey, workshop glasblazen, yoga, knutselen onder de vijf, knutselen boven de vijf, triangelles en kunstrijden op rollerskates moesten. Terwijl Rob zogenaamd elke dag moest overwerken om al deze vormen van ontwikkelingstherapie te bekostigen, en ter ontspanning zijn spermacellen de vrije loop liet in de eerste de beste naïeve, vrijgezelle dame die ervan droomde om met hem tien kinderen te krijgen. Daar was ik dus mooi aan ontsnapt!

 

  Goed beschouwd was mijn plan om mijn leven weer op het rechte spoor te krijgen dus aardig gelukt, alleen voelde dat nog niet zo.

 

  Ik besloot dat ik mezelf het beste het weekend kon opbergen. Met een beetje mazzel zag het leven er op maandagochtend weer heel anders uit, en zou ik de actie grip-en-controle wel weer nieuw leven inblazen, maar nu even niet! Ik nam alles wat ik aan lekkers in huis had mee naar mijn slaapkamer. Als een echte hamster nestelde ik mij in mijn bed en zette de televisie aan. Tegen vieren wisselde ik de koekjes en thee in voor chips en wijn en tegen een uur of tien viel ik totaal bezopen in slaap. Dit hele ritueel herhaalde ik op zondag. Ondertussen stond mijn telefoon roodgloeiend en werd er om de haverklap aan de deur gebeld. Ik vond het wel prima. Ik nam niet op en deed niet open.

 

 

Ziek, zwak, misselijk, maar optimistisch zat ik maandagochtend om acht uur op kantoor. Een afzichtelijke stapel dossiers grijnsde me tegemoet. Heel langzaam druppelde iedereen binnen en werd ik weer volledig meegesleurd in de bedrijvigheid van de sectie Fusies & Overnames. Binnen een paar uur had ik tien dossiers en tien koppen koffie weggewerkt, en had ik nog eens tien dossiers verschoven naar de bureaus van Hans en Gerard. Het ging weer helemaal goed met me. Vond ik zelf.

 

  ‘Je moet bij Voorstevoordehoeven komen,’ gilde de secretaresse door de intercom.

 

  ‘Nu?’ gilde ik terug.

 

  ‘Ja, nu.’

 

  ‘Ik heb zo meteen een afspraak met De Jong,’ schreeuwde ik verontwaardigd tegen het plastic geval.

 

  ‘Heb ik verzet.’

 

  Nou zeg! Het moest niet veel gekker worden. Twee minuten later zat ik te wachten in het kantoor van Voorstevoordehoeven.

 

  ‘Kopje koffie?’ vroeg Ellen, de secretaresse van Voorstevoordehoeven. ‘Hij komt er zo aan hoor.’

 

  ‘Dat mag ik toch hopen, ik heb tenslotte meer te doen!’

 

  Het was niet mijn bedoeling Ellen te schofferen. Het arme kind kon er tenslotte ook niks aan doen, maar ik was vastbesloten dat ik vanaf nu zelf ging bepalen wat er gebeurde, en dat werkte natuurlijk niet helemaal als anderen zomaar afspraken voor mij gingen verzetten.

 

  De deur zwaaide open en Voorstevoordehoeven kwam binnen.

 

  ‘Zo, ik heb wat leuks voor jou!’

 

  ‘O?’

 

  ‘Jij mag naar Londen.’

 

  ‘Geweldig! Wanneer? Waarom?’

 

  Voorstevoordehoeven begon te lachen. ‘Kijk, dat zijn de goede vragen.’ Hij ging tegenover me zitten en zei: ‘Ken jij Dubock?’

 

  ‘De man achter 4US?’

 

  ‘Ja, die.’

 

  ‘Ik ken hem van naam, maar niet persoonlijk,’ zei ik, en ik ging nieuwsgierig op het puntje van mijn stoel zitten.

 

  ‘Hij gaat op overnamepad. Hij wil een IT-gerelateerd bedrijf in Londen overnemen. Ik wil dat je met hem meegaat en hem begeleidt. Hans gaat ook mee, en hij zal de zaak op zijn getallen beoordelen.’

 

  Ik zuchtte even van opluchting. Die cijfers waren nog steeds niet mijn sterkste kant.

 

  ‘Fantastisch, lijkt me geweldig. Wanneer ga ik?’

 

  ‘Achttien januari.’

 

  ‘Maar dan kan ik niet,’ zei ik verlegen. ‘Dan ga ik met mijn vriendinnen skiën. Dat heb ik toch in de agenda gezet. Heeft Marjolein niet…’

 

  ‘Ja, dat heeft Marjolein keurig doorgegeven. Ik had twee mogelijkheden. Die Engelsen konden voor de kerst of erna. De andere mogelijkheid was volgende week; de veertiende en de vijftiende.’

 

  ‘Nou, had die dan genomen.’

 

  Voorstevoordehoeven keek me merkwaardig aan. ‘De vijftiende heb jij je boekpresentatie, dan ben je de hele dag niet aanwezig op kantoor. Overigens heeft jouw uitgever ons als partners uitgenodigd voor de feestelijke borrel. Wat ik zeer op prijs stel van die uitgever, want van jouw kant zal een uitnodiging niet komen.’

 

  Ik wreef even met een hopeloos gebaar over mijn slapen. Er kwam een bonkende koppijn opzetten.

 

  ‘Sorry, meneer Voorstevoordehoeven, dit moet wel heel raar overkomen. Ik heb het ook erg druk en ik ben nu eenmaal meer met JVJ bezig dan met mijn boek. Dat moet u toch deugd doen?’

 

  ‘Ik had niet anders verwacht,’ zei hij bot.

 

  ‘Helaas moet ik u nu teleurstellen want ik kan echt niet naar Londen. Ik vlieg namelijk vrijdag de achttiende naar Zwitserland. Ik ben zelf degene die het weekend heeft georganiseerd, dan kan ik toch moeilijk de grote afwezige zijn?’

 

  Dreigend kwam hij op me aflopen. Met zijn handen op mijn stoelleuning leunend, boog hij zich naar voren. Zijn gezicht akelig dicht bij het mijne. Hij rook niet al te fris.

 

  ‘Helaas begrijp je het niet zo goed, Anne. Je mag dan wel een boekje geschreven hebben, maar je werk gaat voor. Dus als jij de vijftiende december van ons vrij krijgt om je boekje feestelijk welkom te heten, dan ga je de achttiende januari naar Londen. Is dat begrepen?’

 

  ‘Ja,’ zei ik bedeesd, en ik stond op.

 

  Terwijl ik naar de deur liep, zei hij: ‘Geef je ticket aan Ellen, dan zal zij zorgen dat je zaterdag de negentiende meteen door kunt vliegen van Amsterdam naar Zwitserland. Wij zullen de kosten betalen, dan mis je maar één dag.’

 

  ‘Dank u.’ Ik had de controle nog niet helemaal terug, dat was me duidelijk.

 

 

 

 

19

 

 

 

Ik zat nog niet koud achter mijn bureau, of het nare hoofd van Berthold stak om de hoek.

 

  ‘Mo weet ervan, hoor. Ik heb Mo ingelicht over de Saartjeskeuken,’ riep hij mij op verwijfd toontje toe. ‘Hij vond het echt verschrikkelijk!’ Hij rolde even dramatisch met zijn ogen en klakte met zijn tong. ‘Héél naar, ik had zo met hem te doen! Wat is het eigenlijk een lekker ding! Weet jij of hij eh… van je weet wel houdt.’

 

  ‘Of hij een homo is, Berthold? Geen idee, maar als hij van jongens houdt, dan alleen van leuke. Dus jij maakt geen schijn van kans.’

 

  Ik kreeg nog even een vuile blik toegeworpen, waarna hij de deur van mijn kantoor dichtsmeet. Shit! Mo had het van mij moeten horen. Dat was het minste wat ik had kunnen doen. Hoe kon ik dit nog goedmaken? Ik overzag mijn bureau en ik besloot dat mijn enorme stapel dossiers nog wel een paar uurtjes kon wachten. Eerst maar eens een kopje koffie bij Mo.

 

  Het was helemaal stil in het café. Vanuit de keuken hoorde ik de afwasmachine draaien. Heel voorzichtig keek ik naar binnen waar Mo helemaal alleen aan het keukentafeltje zat. Een hagelwit T-shirt spande rond zijn brede schouders en zijn hoofd rustte vermoeid in zijn handen. Alles aan hem straalde wanhoop uit.

 

  ‘Mo?’ vroeg ik zachtjes.

 

  Verschrikt keek hij om, zijn ogen waren rood en ik vermoedde dat hij had gehuild.

 

  ‘Gaat het, Mo?’

 

  Hij schudde zijn hoofd, stond op en liep naar me toe. Zonder wat te zeggen nam hij me in zijn armen en begroef zijn gezicht in mijn lange haar. Ik denk dat we een minuutje of tien zo samen stonden. Zwijgend, elkaar vasthoudend.

 

  Hij zuchtte eens diep en keek me recht in mijn ogen. ‘Ik denk dat het wel goed gaat komen. Gelukkig drijft mijn klandizie niet alleen op JVJ en ik heb inmiddels al een redelijke reputatie opgebouwd in Amsterdam. Het enige waar ik me zorgen over maak is de verbouwing. Als ik dit had geweten, had ik natuurlijk nooit het pand hiernaast aangekocht. Dus ik hoop maar dat ik voldoende buffer heb om het eerste halfjaar te overbruggen, en dat de investering in het pand mij niet de nek omdraait.

 

  Ik streek een dikke krul zwart haar uit zijn gezicht. Het deed me gewoon fysiek pijn om Mo’s wanhoop te zien, ook al probeerde hij het te verbergen.

 

  ‘Ik blijf gewoon komen, Mo. Dat weet je toch?’ zei ik dapper.

 

  ‘Natuurlijk, lieve schat, maar ik begrijp het ook als je bij JVJ gaat lunchen. Jij kan er toch niks aan doen dat die ouwe gekken hebben besloten om de boel te verbouwen.’

 

  ‘Nee, maar als ik nou al partner was, dan had ik er misschien iets aan kunnen veranderen.’

 

  ‘Gaat alles goed met je?’

 

  Ik twijfelde even of ik hem met mijn ellende moest lastigvallen. Hij keek me onderzoekend aan, alsof hij al wist dat mijn leven op dit moment één grote puinhoop was.

 

  ‘Wanneer komt je boek eigenlijk uit?’

 

  Ik zweeg. Ik wist niet waar ik moest beginnen en keek Mo slechts hulpeloos aan. Hij gaf me een lieve glimlach, alsof hij wilde laten weten dat hij me nog steeds leuk vond. Met tranen in mijn ogen grijnsde ik terug.

 

  ‘Wil je wat drinken?’

 

  ‘Lekker. Doe maar een koffie!’

 

  ‘Koffie verkeerd?’

 

  Ik begon te lachen en zei: ‘Doe mij maar een koffie verkeerd.’

 

  Het gaf me rust om naar Mo te kijken terwijl hij bezig was achter de bar. De spieren in zijn armen deden de zwarte haartjes op zijn armen als rustig kabbelende golfjes bewegen. Het was een lust om naar te kijken. Ik zweeg en keek, en als het aan mij had gelegen dan had dit een eeuwigheid mogen duren.

 

  ‘En?’ vroeg hij belangstellend.

 

  ‘Wat?’

 

  ‘De koffie. Vind je het lekker?’

 

  ‘Niet verkeerd,’ zei ik heel serieus, en ik meende het ook nog.

 

  Mo gaf me een vette knipoog en een brede grijns verscheen op zijn gezicht. Mijn hart begon sneller te kloppen, en een intens tevreden gevoel kwam over mij. Dat had ik toch maar mooi voor elkaar gekregen. Ik mocht dan heel handig alles weten te verprutsen, ik had Mo wel weer aan het lachen gekregen.

 

  We zwegen en dronken onze koffie, en ik genoot van het samenzijn daar in het lege café.

 

  Helaas werd onze rust verstoord, en met een harde knal werd de deur van het café geopend en kwam de oude stamgast, die normaal gesproken alleen maar rond borreltijd verscheen, met veel lawaai naar binnen.

 

  ‘Wat heb ik nou gehoord?’ riep hij verbaasd uit.

 

  ‘Wat?’

 

  ‘Er wordt gezegd dat jij een drugsbaronnetje bent!’

 

  ‘Wat,’ riep Mo woedend uit.

 

  ‘Een drugsbaronnetje! Ze zeggen dat je dat bent. Dat hoorde ik gisteren. Je bent een Marokkaan die in drugs handelt. Dit café is alleen maar een dekmantel. Je hebt een veel te dure auto, zeggen ze.’

 

  Mo trok bleek weg. Ik liep onmiddellijk naar hem toe want ik vreesde dat hij elk moment flauw zou vallen.

 

  ‘Is dat zo, Mo?’ vroeg de oudere man, die Mo’s reactie als een bevestiging zag. ‘Je doet toch niet in die rotzooi?’

 

  ‘Nee, natuurlijk niet,’ zei ik woest. ‘Ze lullen maar wat.’

 

  ‘Maar hoe komen ze daar dan bij?’ vroeg de oude man weer.

 

  ‘Dat weet ik toch ook niet!’ Ik probeerde Mo te ondersteunen maar hij was veel te zwaar voor mij.

 

  ‘Ga even zitten, Mo, ik kan je bijna niet meer houden.’

 

  Met een asgrauw gezicht leunde Mo tegen de bar. Ik hield hem nog steeds vast en voelde zijn hart wild kloppen.

 

  ‘Ze proberen me kapot te maken, Anne. Waarom doen ze dat?’ vroeg hij hulpeloos.

 

  ‘Ik heb geen idee, maar daar ga ik nu achter komen. Ik wil weten of deze roddels van JVJ vandaan komen. Ik laat het je straks weten.’

 

  Met grote passen beende ik het café uit. Dit ging te ver. Ik wilde onmiddellijk een van de partners spreken. Degene die dit op zijn geweten had, mocht wat mij betreft wegens smaad voor de rechter gesleept worden. Ook als het een van de partners betrof.

 

  Uiteraard probeerde Janine me op haar arrogantst af te poeieren, maar ik straalde zoveel woede uit dat ik haar al snel kon overtuigen dat ik Jansen onmiddellijk moest spreken.

 

  Verbaasd keken Jansen en Jansma op nadat ik na een korte klop op de deur naar binnen stormde.

 

  ‘Heren, het spijt me, maar ik moet u echt even spreken.’ Ik ging zitten zonder dat ik daartoe werd uitgenodigd, maar dat interesseerde me helemaal niks.

 

  ‘Ik vind dat de wijze waarop er met Mo wordt omgegaan niet valt te tolereren.’

 

  Zowel Jansen als Jansma keek mij niet-begrijpend aan.

 

  ‘Heeft u enig idee wat het voor Mo kan betekenen als wij niet meer bij hem komen lunchen?’

 

  Een voor een keek ik de mannen aan, maar mijn woorden maakten weinig indruk.

 

  ‘Anne, wij als partners hebben erg genoten van Mo’s gastvrijheid, maar het leek ons dat de tijd rijp is voor een eigen kantine. Wij vinden het toch prettiger als onze mensen hier lunchen. Nu verlaat iedereen elke keer het pand, en dat vinden we eigenlijk niet zo wenselijk. Ik geef toe dat we wellicht jou, als eventueel toekomstige partner, mee hadden moeten laten denken in ons besluitvormingsproces.’

 

  ‘Dat bedoel ik niet,’ zei ik verontwaardigd. Ik was nog steeds boos en ik geloof dat de stoom uit mijn oren kwam.

 

  ‘Wat bedoel je dan wel?’ vroeg Jansma zo rustig mogelijk.

 

  ‘Is het nou echt nodig om Mo kapot te maken en zo’n vreselijke roddel de wereld in te sturen dat hij een drugsbaron is? Dat is toch gemeen!’

 

  ‘Doe nou even rustig, Anne,’ zei Jansen.

 

  ‘Wil je misschien een glaasje water?’ vroeg Jansma.

 

  ‘Anne, je bent de afgelopen tijd zo druk geweest, dat ik vrees dat een hele hoop jou is ontgaan,’ zei Jansen op vaderlijk toontje.

 

  ‘Wat bedoelt u?’

 

  ‘Die zogenaamde roddel waar jij het over hebt, die speelt al heel lang. Die is niet van gisteren. Het is overigens een van de redenen geweest waarom wij het wenselijk achten het lunchgebeuren weer terug te brengen onder het dak van JVJ.’

 

  Stomverbaasd keek ik de heren aan. ‘Bedoelt u te zeggen dat…’

 

  ‘Ja, Anne,’ zei Jansen. ‘Het gerucht gaat al lange tijd en komt niet van ons. Wij vinden het uiteraard ook vervelend.’

 

  Ik keek de heren nog steeds verbaasd aan. Ergens klopte er hier iets niet.

 

  ‘Ik heb hier nog iets aan toe te voegen,’ zei Jansma. ‘Wij, als partners, zijn niet zo gesteld op dit soort extreme uitingen van emoties, waarbij beschuldigingen over de tafel vliegen. Wij zijn toch gewend dat de zaken in redelijkheid worden bediscussieerd. Ik, en ik ga ervan uit dat ik mede namens de andere partners spreek, hoop dat jij in het vervolg je mening genuanceerder naar voren brengt. Mocht je opvliegendheid het gevolg zijn van schommelingen in je hormonale huishouding, dan hoop ik dat je een manier zult vinden om die in het vervolg in balans te krijgen.’

 

  Zowel Jansen als Jansma knikte mij bemoedigend toe, en met stomheid geslagen verliet ik als een mak schaap het kantoor van Jansen. Pas toen ik weer achter mijn eigen bureau zat, realiseerde ik mij dat ik een uiterst vernederende ervaring achter de rug had.

 

  Ik keek naar Mira, die op een zacht wit bolletje zat te sabbelen. Wat liet ik mij in hemelsnaam allemaal overkomen? Met een resoluut gebaar schoof ik mijn dossiers aan de kant.

 

  ‘Ik ga ervandoor. Ik weet niet of ik vandaag nog terugkom.’

 

  ‘Maar waar ga je…’

 

  Ik gaf geen antwoord en liep zo het kantoor uit. Zo hard als ik kon fietste ik op mijn trouwe roze geval naar huis, vol verbazing over de kracht van een Hansaplast pleister waardoor mijn band nog steeds vol was. Ik rende de trap op en belde onmiddellijk Rob, maar zijn mobieltje werd niet opgenomen. Ik belde Van Dongen, en binnen een minuut had een ijverige secretaresse Rob opgespoord.

 

  ‘Hoi schat. Heb je even tijd?’

 

  ‘Nou, eigenlijk…’

 

  ‘Ik zit hier botergeil op de bank in een splinternieuw, rood kanten slipje. Ik moet de hele tijd aan je denken. Kun je onmiddellijk komen, alsjeblieft?’

 

  ‘Nu?’

 

  ‘Ja, ik wil je zo graag. Als jij eens wist waar ik allemaal aan zit te denken,’ zei ik zo zwoel mogelijk.

 

  ‘Ik moet…’

 

  ‘Ruige seks, Rob!’

 

  ‘Ik kom eraan.’

 

  Binnen tien minuten werd er gebeld, en ik moet zeggen dat ik diepe bewondering voor hem had, omdat het toch heus niet makkelijk moest zijn met zo’n opgewonden paal, die pijnlijk tegen je rits aan zwiepte, zo snel ter plekke te zijn. Althans, dat leek mij zo.

 

  ‘Schat,’ zei hij hijgerig toen ik de deur opendeed. Hij keek verbaasd naar mijn kleding. ‘Waar is nou je rode…’

 

  ‘Je deed er zo lang over! Ik kreeg het zo koud.’ Ik sleepte hem aan zijn das naar binnen.

 

  Hij grijnsde. ‘Binnen een paar minuten heb jij het weer bloedheet!’

 

  Ik glimlachte en streek even sensueel met mijn tong over mijn lippen.

 

  ‘Wat een leuke secretaresse heb jij trouwens, Rob. Ze reageerde alleen een beetje raar toen ik zei dat ik je vriendinnetje was.’

 

  Rob trok bleek weg. ‘Heb jij gezegd…?’

 

  ‘Ik heb eerst naar je huis gebeld, maar ik kreeg je werkster. Die is ook niks gewend! Ze zei helemaal niets meer toen ik zei dat ik bloedgeil was en naar mijn Rob verlangde. Ze gooide de hoorn erop!’

 

  Trillend greep Rob de leuning van de bank vast. Ik was even bang dat hij flauw zou vallen, en dat was nou ook weer niet de bedoeling. Het laatste waar ik zin in had was een levensreddende mond-op-mondbeademing bij het akelige mannetje. Moest ik alsnog…

 

  ‘Hockey jij eigenlijk?’ Ik kon mijn lachen bijna niet meer inhouden.

 

  Met open mond en vragende ogen keek hij mij aan.

 

  ‘Ik heb vroeger altijd gehockeyd. Ik zit eraan te denken om het weer op te pakken. Weet jij niet een leuke club?’ vroeg ik op een allerliefst toontje.

 

  Hij schudde verward zijn hoofd. Zijn ogen plopten bijna uit zijn oogkassen en hij had nog steeds geen kleur.

 

  ‘Je weet vast wel waar het gezellig hockeyen is. Jij hebt twee van die schattige blonde kindjes, die op zaterdagochtend in alle vroegte in zo’n mal kort broekje verplicht over het kunstgras moeten rennen met zo’n akelig bitje in hun mond. Ik snap trouwens niet waarom die kinderen niet gewoon vanaf hun geboorte een plaatstalen constructie aangemeten krijgen. Weet je zeker dat de boel recht komt te staan en er niet per ongeluk een tandje een scheef eigen leven gaat leiden. Goed idee, vind je niet?’

 

  Rob schudde nog steeds zijn hoofd. Inmiddels verschenen er allemaal rode vlekken in zijn gezicht. Hij zag er vreselijk onaantrekkelijk uit.

 

  ‘Anne, het spijt me, maar ik houd echt heel erg veel van je. Echt!’ stotterde hij.

 

  ‘Dat weet ik toch. Het was ook maar een grapje. Ik heb niet naar je werk en ook niet naar je huis gebeld.’

 

  Opgelucht haalde hij adem.

 

  ‘Maar dat kan ik natuurlijk alsnog doen.’ Ik zag hem slikken.

 

  ‘Wat wil je van me?’ vroeg hij, en hij keek me met bange ogen aan.

 

  ‘Niet zoveel. Ik wil dat jij mij opdrachten bezorgt. Héél véél opdrachten! Niet eentje maar een regelmatige stroom. Ik wil dat ze bij Van Dongen maar aan één fusiespecialiste denken. Namelijk: Anne de Bree. Jij mag de enige binnen Van Dongen zijn die mij vergeet maar de rest…!’

 

  Hij stond op en ijsbeerde zenuwachtig door de kamer. ‘Is dat niet een beetje te veel gevraagd? We hadden het leuk maar…’

 

  ‘We hadden het helemaal niet leuk maar die opdrachten maken vast een hoop goed.’

 

  ‘Volgens mij snap je het niet…’

 

  Ik ging voor hem staan met mijn armen over mijn borst geslagen. ‘Ik ben bang dat jij het niet helemaal snapt. Voor mijn krokodillentranen heb ik hele dure zakdoekjes nodig.’ Ik keek hem kil aan, maar vanbinnen kwam ik niet meer bij van het lachen.

 

  ‘Ik denk dat ik het begrijp,’ zei hij, en zonder verder nog wat te zeggen, liep hij weg.

 

  Hij was de deur nog niet uit of ik liet me gierend van de lach op de bank vallen. Zo goed had ik mij in tijden niet gevoeld. Ik was er weer! Beter dan ooit tevoren, en dat voelde fantastisch.

 

 

 

 

20

 

 

 

‘Kom op, Anne, nog een paar treden en dan ben je er,’ zei Merel bemoedigend, en duwde mij de trap op.

 

  ‘Ja, nog een paar,’ lispelde ik, terwijl ik op handen en knieën de trap besteeg.

 

  ‘Wat ben jij dronken. Niet normaal meer,’ zei Merel afkeurend.

 

  ‘Ja, en weet je, lief Mereltje, waarom dat zo is? Weet je? Nou?’ Ik was inmiddels op de trap gaan zitten en priemde met mijn wijsvinger in Merels tieten. ‘Omdat, omdat. Daarom!’

 

  Ik stond op en wilde me omdraaien, maar verloor bijna mijn evenwicht. Het was dat Merel achter mij stond, anders had ik onder aan de trap gelegen.

 

  ‘Ja, het is goed lieverd, maar loop nu maar door.’

 

  ‘En kleine Anne is ook een ietsiepietsie verdrietig. Dat is toch wat, Mereltje, dat Anne verdrietig is,’ schreeuwde ik door het trappenhuis.

 

  ‘Stil nou, Anne, niet zo hard. Er wonen hier nog meer mensen.’

 

  Eenmaal binnen ging Merel eerst een pot sterke koffie zetten, terwijl ik verdwaasd voor me uit staarde op de bank. Ik voelde me een beetje misselijk. Tot mijn grote schrik zag ik dat een enorme rode wijnvlek mijn nieuwe jurk compleet geruïneerd had.

 

  ‘Mereltje, moet je nu kijken?’ zei ik terwijl ik naar de keuken strompelde. ‘Mijn nieuwe jurkje, helemaal vies!’

 

  ‘Ja, misschien moet je de volgende keer als je een toespraak houdt iets minder met je glas zwaaien. Je bent trouwens niet de enige hoor, die onder de rode wijn zit.’

 

  ‘O,’ zei ik op doffe toon.

 

  ‘Hier, drink maar even een kop koffie, dan voel je je vast een stuk beter. Ik heb hem goed sterk gemaakt.’

 

  ‘Ik drink het niet meer zwart, Merel. Ik drink het…’ Ik kon plotseling absoluut niet meer op de naam komen.

 

  Merel keek mij vragend aan.

 

  ‘Ik drink het andersom,’ zei ik, en ik keek haar blij aan.

 

  ‘Andersom?’

 

  Ik knikte heftig met mijn hoofd zoals alleen dronken mensen dat kunnen doen die helemaal overtuigd zijn van hun eigen gelijk.

 

  ‘Interessant, daar heb ik nog nooit van gehoord. Is dat met extra suiker?’

 

  ‘Nee, gekke Merel.’ Ik deed mijn ogen dicht en dacht diep na. ‘Ik weet het al, Mereltje, ik zeg het helemaal verkeerd,’ zei ik proestend van de lach. ‘Het is koffie…’ Ik kon alweer niet op het woord komen.

 

  ‘Koffie verkeerd?’

 

  ‘Ja, dat zeg ik.’ Ik wilde nog een heel verhaal houden, maar de telefoon ging. Merel nam op en ik hoorde haar zeggen dat we veilig thuisgekomen waren. De rest van het verhaal ontging me want ik viel als een blok in slaap.

 

  Toen ik wakker werd, was de kamer helemaal donker op het geflikker van mijn televisie na. Merel was in slaap gevallen voor de tv en lag in een onmogelijke houding op mijn fatboy.

 

  Mijn hoofd bonkte en in mijn mond bevond zich een lapje leer dat akelig uitgedroogd tegen mijn gehemelte kleefde. Heel langzaam trok de mist in mijn hoofd een beetje op, en flarden van wat er allemaal gebeurd was, trokken aan mijn netvlies voorbij. Ik voelde hoe mijn maag een kwartslag draaide, en ik was nog net op tijd bij de wc om een dag vol champagne met taart, broodjes zalm en rode wijn met borrelgarnituur eruit te gooien. Zo, dat luchtte op.

 

  Ik nam twee paracetamols, en haalde een deken uit mijn slaapkamer om Merel mee toe te dekken. Behoedzaam drapeerde ik de warme deken over haar iele lijf, maar ondanks mijn voorzichtigheid werd ze onmiddellijk wakker.

 

  ‘O, sorry, nou heb ik je wakker gemaakt.’

 

  ‘Geeft niet. Hoe gaat het met je?’

 

  ‘Prima. Niets aan de hand.’

 

  ‘Klets toch niet!’ zei ze verontwaardigd.

 

  ‘Heb ik me erg…’

 

  ‘Dat kan je wel zeggen, maar Boris en ik hebben je uit het gebouw weten te loodsen voordat je daadwerkelijk schade kon aanrichten en jezelf voorgoed belachelijk kon maken. Wat mankeert jou eigenlijk?’

 

  Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik kon me ook niet meer zo goed herinneren wat er gebeurd was.

 

  ‘Die Boris is een aardige vent, en hij heeft het beste met je voor, maar hij begrijpt ook helemaal niets van je,’ ging Merel beschuldigend door.

 

  ‘Ja, ja, ja.’

 

  ‘Waarom had je nou niemand uitgenodigd? Het was nota bene de presentatie van je boek. Alleen Mo en ik waren er.’

 

  ‘En een paar partners toch?’

 

  ‘Ja, en een paar partners, maar dat was dan ook alles. Ik begreep van Boris dat er ’s ochtends bij de feestelijke overhandiging van het boek helemaal niemand aanwezig was. Ze hadden daar bij PuntKomma een joekel van een taart besteld, Anne! Kom jij in je eentje aanzetten! Uit pure ellende heeft Boris alle medewerkers van PuntKomma achter de bureaus vandaan getrokken.’

 

  ‘Ik had het niet zo begrepen, Merel,’ zei ik timide.

 

  ‘Nee, maar wat je wel begreep, was dat je die fles champagne in je eentje soldaat moest maken.’

 

  Ik keek Merel vragend aan. Ik had geen idee wat er verder nog allemaal was gebeurd, maar als ik ’s ochtends om elf uur al een fles champagne had weggewerkt dan voorspelde dat niet veel goeds voor de rest van de dag, die uit signeren, interviews en een feestelijke borrel had bestaan. Dat had ik weer mooi verprutst. Ik vroeg me af of ik het grote geheim van Donkere Wolken onthuld had.

 

  ‘Heb ik nog rare dingen gezegd?’

 

  ‘Ik was er om vijf uur voor de borrel. Vanaf dat moment heb je in ieder geval alleen maar onzin lopen uitkramen. Wat je daarvoor allemaal hebt gedaan weet ik niet, maar Boris keek knap vermoeid uit zijn ogen dus je zult wel aardig tekeer zijn gegaan.’

 

  ‘Was Boris erg boos?’

 

  ‘Weet ik veel, ik ken die vent amper. Ik vond hem wel sympathiek, en ik heb een tijdje met hem zitten kletsen.’

 

  ‘En?’

 

  ‘En wat?’

 

  ‘Wat zei hij allemaal over mij?’ vroeg ik ongeduldig.

 

  ‘Nou, voornamelijk dat hij je niet begrijpt, en ik kreeg de indruk dat hij dat wel graag wilde. Voor de rest heb ik veel met Mo zitten praten. Kom, ik ga koffiezetten.’ Ze liep naar de keuken en ik hoorde haar wat rommelen met het koffiezetapparaat.

 

  Ik steunde mijn vermoeide hoofd in mijn handen. Niet te geloven, wat had ik er een zooi van gemaakt. Niet normaal. Heel langzaam kwamen de beelden van de vorige dag in mijn hoofd terug. Ik zag mezelf staan met een fles champagne in mijn hand, al pratend met de medewerkers van PuntKomma. Ik zag mezelf driftig rondlopen in een boekhandel waar ik een aantal broodjes zalm wegwerkte en honderdmaal mijn handtekening zette, wat een enorme kramp in mijn pols veroorzaakte, wat ik weer professioneel wist te verzachten met een paar glazen witte wijn. Daarna zag ik mezelf zitten in een of ander café met een aardige dame, die mij interviewde voor een damesblad. Zij lustte wel een paar glaasjes en ik deed vrolijk mee. Daarna ging ik weer naar een boekhandel, die overigens sprekend leek op de vorige: allemaal boeken in grote kasten langs de wand. Het hele circus van witte wijn, handtekeningen, kramp, witte wijn herhaalde zich, en daarna was er de feestelijke borrel op PuntKomma, maar daar kon ik me niet zoveel meer van herinneren. Ik zuchtte even diep, en realiseerde me dat een en ander niet goed was gegaan. Ik begon zo langzamerhand Petra wel te begrijpen. Een beetje leuk een boekje schrijven was één ding, maar dat hele gedoe eromheen was echt afschuwelijk!

 

  Met een slaperig hoofd en piekerig haar kwam Merel de keuken uit met dampende koffie en een schaal koekjes. Ze ging tegenover me zitten op de bank, keek me onderzoekend aan en schonk toen zwijgend een kopje koffie voor me in.

 

  ‘Wist je dat ik sinds kort mijn koffie…’

 

  ‘Ja, je drinkt je koffie tegenwoordig andersom. Heel verstandig, maar dan moet je er wel een gewoonte van maken om melk in huis te halen,’ viel ze me lachend in de rede.

 

  Ik keek haar fronsend aan. ‘Ik wil niet rot doen, Merel, maar het heet koffie verkeerd.’

 

  Ze keek me aan met een blik in de ogen die niet veel goeds voorspelde. ‘En dan wil ik nu weten wat er met jou aan de hand is,’ zei Merel.

 

  Ze keek me streng aan en ik voelde me net een kind van veertien dat voor de zoveelste keer te laat thuis was gekomen. Merel bleef me strak aankijken, haar mond was een dun, verontwaardigd streepje.

 

  ‘Merel, als je zo kijkt, lijk je wel een oud lijk. Komt dat nou van het wippen in het mortuarium?’ Ik zag dat ze moest lachen, maar ze antwoordde niet.

 

  ‘Wat is er toch met je aan de hand?’ vroeg ze nogmaals.

 

  ‘Het is me allemaal een beetje te veel geworden. De stress van het partnerschap, al het gedoe rondom de afdeling Fusies & Overnames en dan ook nog een keer zo’n boek.’

 

  ‘Dat boek heeft me sowieso verbaasd. Ik vind het ook niks voor jou om een boek te schrijven.’

 

  Ik glimlachte slechts minzaam.

 

  ‘Aan de andere kant verbaas jij mij wel vaker. Maar daar gaat het allemaal niet om. Wat er gisteren is gebeurd, kan ik niet plaatsen. Anne, als er ergens een feestje gevierd moet worden dan ben jij er. Als jij zelf een feestje geeft dan maak je er een happening van. En nu was er niemand! Ik snap er niets van. De Anne die ik ken, had iedereen opgetrommeld. Waar waren je ouders? Waar was iedereen? Waar waren Jasmijn, Kim, Bo en Madelief? Waar waren je collega’s? Die gekke homo, die collega, waar je vroeger nog wel eens mee op stap ging.’

 

  ‘Berthold.’

 

  ‘Ja, die. En waar was die nieuwe liefde van je? Die Rob, die we nog nooit gezien hebben. Bestaat hij eigenlijk wel?’

 

  Ik wilde wat zeggen maar Merel ratelde maar door.

 

  ‘Alleen Mo en ik waren er! Ik wist niet wat me overkwam, en toen kwam die Boris ook nog naar me toe om te vragen hoe het kwam dat jij geen vrienden had. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Waar was Petra? Anne, waar waren ze allemaal?’

 

  ‘Merel, ik heb er gewoon niet meer aan gedacht. Ik weet dat het stom klinkt, maar zo is het nou eenmaal. Ik zat met mijn hoofd bij mijn werk, en het is me gewoon helemaal ontgaan. Op het laatste moment heb ik nog mensen uitgenodigd, maar alleen jullie konden.’

 

  ‘En dan nodig je wel de partners op tijd uit?’

 

  ‘Nou nee, die heb ik helemaal niet uitgenodigd. Dat heeft Boris gedaan.’

 

  Ze keek me hoofdschuddend aan. ‘Misschien moet je eens even lekker uitrusten tijdens het skiweekend. Dan kunnen we fijn met zijn allen bijkletsen en plezier maken.’

 

  ‘Ja, daar moet ik nog wel iets over zeggen,’ zei ik hakkelend met een rooie kop van ellende.

 

  ‘Wat nou weer?’

 

  ‘Nou, ik kom een dagje later.’

 

  ‘Dat kan niet. We gaan met z’n allen met het vliegtuig, weet je nog? Goedkope aanbieding met airmiles. Heb je zelf geregeld.’

 

  ‘Ja, sorry, maar helaas ben ik er niet die vrijdag.’

 

  ‘Hoezo, je bent er niet?’ Merel begon op steeds luidere toon te spreken.

 

  ‘Ik zit in Londen met een cliënt en ik kom pas zaterdagochtend weer terug.’

 

  ‘Dus je gaat niet mee? Je organiseert een weekend met je vriendinnen en je gaat zelf niet mee!’ Inmiddels schreeuwde ze.

 

  ‘Ik kom later. Dat zeg ik toch! Ik kom zaterdagochtend om elf uur aan op Schiphol en dan heb ik een aansluitende vlucht. Ik kom wel, alleen een dag later.’

 

  Merel begon chagrijnig de kamer op en neer te lopen. De korte nacht op de fatboy begon zijn tol te eisen, en in haar woede knalde ze met haar scheenbeen tegen de punt van een tafeltje. Zwaar overdreven krijste ze als een speenvarken en geïrriteerd sloeg ik haar talent voor drama gade.

 

  ‘Dat kun je toch niet maken! Ik baal hiervan, Anne.’

 

  ‘Anders ik wel!’

 

  ‘Had het dan anders geregeld, stomme trut.’

 

  ‘Alsof ik het zo leuk vind!’ schreeuwde ik door de kamer. ‘Ik werd gewoon voor het blok gezet door die griezel van een Voorstevoordehoeven. Ik had nog een andere optie, en dat was dat ik gisteren was gegaan, maar toen kon ik dus niet vanwege die stomme boekpresentatie. Dus toen ik tegen Voorstevoordehoeven zei dat ik de achttiende niet kon omdat ik ging skiën met mijn vriendinnen, liet hij me fijntjes weten dat ik geen keus had. Ik werd tenslotte al ontzien vanwege het boek. Dus wat had ik anders moeten doen, Merel van der Klip? Als jij het zo goed weet, zeg het dan.’

 

  ‘Weet ik veel!’

 

  Op hetzelfde moment werd er aan mijn deur gebeld en verschrikt keken Merel en ik op. Nog voordat ik de deur kon openen, stapten Margot en Henk binnen met in hun kielzog de onderbuurman.

 

  ‘Sorry hoor, dat ik zomaar binnen kom vallen met de reservesleutel, maar we hoorden gisteravond in het trapportaal al geruzie, en nu weer, en je leest de laatste tijd zulke rare verhalen. Gaat alles goed hier?’ vroeg Margot terwijl Henk nieuwsgierig rondkeek. De onderbuurman gluurde over Margots schouders verlekkerd naar Merel.

 

  ‘Niets aan de hand,’ zei ik met een rood hoofd. ‘Dit is Merel, een vriendin van mij, zij zit bij een amateurtoneelvereniging en…’ Merel gaf mij een stomp tussen mijn ribben. ‘Ze heeft binnenkort een uitvoering en nu help ik haar met haar tekst. Sorry, voor de overlast. Het is nogal een emotioneel stuk. We zullen wat stiller doen.’

 

  ‘Gut, wat leuk,’ zei Margot enthousiast. ‘Bij welke vereniging zit je?’

 

  ‘Ze zit bij de toneelvereniging Samen op de Planken.’ Achter mij hoorde ik Merel grinniken.

 

  De onderbuurman keek mij vragend aan. ‘Die ken ik helemaal niet. Wat gek! Ik doe al jaren aan amateurtoneel maar deze vereniging ken ik niet. Waar oefenen jullie?’ vroeg hij met een frons tussen zijn wenkbrauwen.

 

  ‘Merel woont in Eindhoven,’ antwoordde ik snel.

 

  ‘Speel jij wel eens vrouwenrollen?’ vroeg Margot nieuwsgierig aan de onderbuurman. ‘Waar je vrouwenondergoed voor nodig hebt. Rode slipjes, en zo. Dat soort rollen?’

 

  De onderbuurman keek haar aan of ze niet goed snik was, maar nog voordat hij antwoord kon geven, duwde ik vriendelijk maar vastberaden het hele stel de deur weer uit.

 

  Ze waren nog niet vertrokken of Merel en ik vielen gierend van de lach op de bank neer. Nadat we uitgelachen waren, keken we elkaar beschaamd aan.

 

  ‘Rob is getrouwd,’ zei ik plotseling.

 

  Ze haalde haar schouders op. ‘Komt in de beste families voor. Als je ooit een goede plek nodig hebt om het stiekem…’

 

  ‘Ik wist het niet, Merel. Ik kwam er bij toeval achter. Ik wilde acht kinderen van hem, en hij ook een paar van mij, maar dat was voordat ik wist dat hij er zelf twee had.’

 

  ‘Ach, dat meen je niet. Wat rot voor je.’ Ze sloeg troostend een arm om me heen.

 

  ‘Het is niet erg. Ik heb hem een waanzinnige streek geleverd en ik voel me beter dan ooit tevoren.’ Ik vertelde haar het hele verhaal, en grinnikend liet ze me weten dat ze me fantastisch vond.

 

  Ze gaf me een dikke kus. ‘Ik moet gaan. Ik bel je vandaag nog wel even.’

 

  ‘Merel,’ riep ik haar achterna, ‘bedankt dat je me gisteravond hebt gered!’

 

  ‘Geen dank,’ hoorde ik haar nog net zeggen voordat ze de deur achter zich dichttrok.

 

 

 

 

21

 

 

 

Een enorme herrie kwam me tegemoet. Bouwvakkers sjouwden af en aan met ladders en andere rotzooi, en omdat die gasten de hele dag gewend waren om in lawaai te werken, schreeuwden ze tegen elkaar alsof JVJ een filiaal van het doveninstituut was. Ik zag Mieke, de altijd vrolijke receptioniste, wit wegtrekken van ellende.

 

  Ik was nog niet halverwege de hal, of ik werd al nagefloten door de eerste de beste spierbundel, die zich met tien planken op zijn schouder een weg dwars door zijn collega’s trachtte te banen. Geïrriteerd keek ik op.

 

  ‘Ja, wen er maar vast aan, mevrouwtje. De komende maand lopen wij hier rond. Maar daarna heeft u ook een heel leuk keukentje!’ spuwde de man er in Platamsterdams uit.

 

  Ik had me heilig voorgenomen om me totaal niet te bemoeien met het hele Saartjesgebeuren, en dat gold dus ook voor de mannen die het moesten bouwen. Zonder nog verder op of om te kijken, liep ik door.

 

  ‘Nou, zeg. Kouwe kak is dat hier,’ sprak de bouwvakker net iets te hard.

 

  Boven kwam Marjolein me al tegemoet gedribbeld, ze had haar haren dit keer met een wafelijzer te grazen genomen. Pluizig wafelde het rond haar geplamuurde gezichtje, en ze schudde continu haar hoofd omdat het akelig irritant voor haar ogen hing.

 

  ‘Koffie, Anne?’ vroeg ze gedienstig.

 

  ‘Marjolein, weet je wat jou leuk zou staan?’

 

  ‘Nou?’ vroeg ze nieuwsgierig.

 

  ‘Heel kort haar. Een beetje gemillimeterd en dan in twee kleurtjes. Ton sur ton. Snap je wat ik bedoel?’

 

  Ze keek me slechts verbaasd aan en zei niets. Even later kwam ze terug met een kopje koffie. Ik had inmiddels mijn mailbox geopend. Ik had 130 nieuwe mails.

 

  ‘Marjolein, kun jij niet gewoon mijn mail beantwoorden?’

 

  ‘Vast wel,’ zei ze nog steeds een beetje pissig. ‘Heb jij je surprise al in de grote vergaderzaal gelegd?’

 

  ‘Surprise?’

 

  ‘Ja, surprise. Ben je het vergeten?’

 

  ‘Help me even. Waar gaat het over?’

 

  Ze zuchtte even heel dramatisch en keek me misprijzend aan. ‘Vanavond vieren we SinterKerst!’

 

  ‘O, nee hè.’

 

  ‘Betekent dat dat je het bent vergeten?’

 

  ‘Ja,’ zei ik en vroeg me af of ik dit taakje ook aan haar kon uitbesteden.

 

  Op datzelfde moment stond Mira verlegen naast mijn bureau te dralen. Ze wilde wat zeggen maar durfde duidelijk niet. Ze hoopte waarschijnlijk dat haar aanwezigheid vanzelf wel zou worden opgemerkt.

 

  ‘Wat is er, Mira?’

 

  ‘Ik wil je wat vertellen.’

 

  ‘Dan kies je wel een lekker moment uit. Ik heb namelijk 130 mailtjes en ik ben vergeten om een surprise te maken. Kan jij me daar niet mee helpen?’

 

  ‘Nou, ik heb eigenlijk iets serieus met je te bespreken. Kan het even? Onder vier ogen?’

 

  ‘Tuurlijk kind, ik heb tenslotte alle tijd van de wereld,’ zei ik spottend.

 

  Ze ging zitten en zei dat ze het heel vervelend vond, maar dat er toch echt iets niet klopte in een paar dossiers.

 

  ‘Wat klopt er niet?’

 

  ‘De cijfers kloppen niet. In een aantal dossiers worden de jaarverslagen verkeerd geïnterpreteerd.’

 

  ‘Dat gebeurt toch wel vaker?’

 

  ‘Ja, maar…’

 

  Ik liet haar niet uitspreken. ‘Hoe oud zijn die dossiers?’

 

  ‘Gemiddeld zo’n twee jaar oud.’

 

  Ik keek haar aan en schudde mijn hoofd. ‘Lieve Mira, vind je het heel erg als ik me gewoon met 2005 bezighoud?’

 

  Mira keek me strak aan. Ik zag een glinstering van woede in haar ogen. Ze stond op, en terwijl ze naar haar eigen bureau liep, zei ze: ‘Dan zoek je het maar lekker zelf uit.’

 

  Verbaasd keek ik haar na. Goh, zo assertief had ik haar nog nooit meegemaakt.

 

  Marjolein stak haar hoofd om de deur en zei: ‘Ik ben die mailtjes van je aan het ordenen. Dat maakt het wat overzichtelijk. Die van je uitgever zijn privé. Die stop ik dus in een mapje privé, oké. Als je dan nog het overzicht kwijt bent, dan weet ik het ook niet meer.’

 

  ‘Hé,’ riep ik haar na. ‘Hebben jullie stiekem allemaal een assertiviteitstraining gevolgd?’

 

  ‘Als je met jou werkt, zou dat geen kwaad kunnen!’ zei ze en stak weer haar hoofd om de hoek van de deur, grommend als een dolle hond, haar tanden ontblotend.

 

  Ik moest meteen aan het gebleekte gebitje van Berthold denken en ik wist onmiddellijk wat ik voor hem ging kopen. Binnen vijf minuten had ik een slecht lopend gedicht uit mijn pc geramd en nog geen kwartiertje later had ik alle ingrediënten voor de surprise in huis.

 

  Een paar straten verderop was een winkeltje met fopartikelen en daar kocht ik een kunstgebit met gekleurde lichtjes. Het leek me een leuke kerstaccessoire voor een verblijf in donkere kamers, en dus bij uitstek geschikt voor Berthold. Het kunstgebit verstopte ik in een grote pot waarin ik twintig tubes tandpasta leegkneep. Terwijl ik ermee bezig was, grijnsde ik vals. Heerlijk als je gepermitteerd een klotestreek mocht uithalen.

 

 

Het was nog niet zo druk in de grote vergaderzaal. Op alle tafels stonden schalen met hapjes en de zaal was versierd met kerstklokken en een grote kerstboom. De meeste secretaresses hadden zich voor de gelegenheid netjes uitgedost en ik begreep nu ook waarom Marjolein met haar hoofd in een wafelijzer was gaan hangen.

 

  Ik sloeg snel een wijntje achterover en vroeg mij af waarom iedereen naar het raam liep. Er was duidelijk iets aan de hand en ik wrong mij ertussen.

 

  De commotie werd veroorzaakt door de geile, gele cabrio van Berthold die half op de stoep voor de deur van JVJ was geparkeerd. Het dak was open, en op de achterbank stond een joekel van een nepbonbon, die Berthold in zijn eentje uit zijn autootje probeerde te tillen. Wat niet helemaal lukte. Hulpeloos keek hij om zich heen, en tot zijn grote blijdschap werd hij gered door twee beren van bouwvakkers.

 

  Kirrend kwam hij met de twee mannen de grote vergaderzaal binnen. ‘Heren, bedankt,’ riep hij op hoog toontje.

 

  ‘Geen enkel probleem, hoor. Wij zijn betonmolens gewend. Voor een beetje vent is dit een werkje van niets.’

 

  Ik zag Berthold even slikken, het was duidelijk dat hij zich afvroeg of hij de mannen duidelijk moest maken dat hij ook heus wel een echte vent was, maar nog voordat hij wat kon zeggen, waren ze alweer verdwenen.

 

  ‘Wat een fijne mannen,’ zei Berthold gelukzalig tegen ons. ‘Als iedereen elkaar zo zou helpen in deze wereld werd het een stuk prettiger op deze aardbol.’

 

  ‘Ja, maar nu weten we wel van wie deze surprise is, Berthold. Dat is weer niet zo handig,’ zei ik vals.

 

  ‘Hé, Berthold. Er staan twee mannen met een pet op je auto te bewonderen. Ze vinden hem zo mooi dat ze aantekeningen maken,’ zei Christel van letselschade.

 

  Scheldend en tierend rende Berthold naar beneden. Langzaam liep de zaal helemaal vol en werd het een geroezemoes van jewelste. Zoals gewoonlijk kwamen de partners als laatste binnen. Er viel meteen een eerbiedige stilte, en ik realiseerde me dat over niet al te lange tijd iedereen ook zo gepast zou zwijgen als ik binnenkwam. Hoe zou het zijn om daar tussen die mannen te lopen en mijn entree te maken? Ik zag dat Berthold ook vol bewondering naar de partners keek, en ik vermoedde dat hij hetzelfde dacht als ik.

 

  Jansen opende zoals gewoonlijk de vergadering. Ze hadden bij JVJ de malle gewoonte om elke activiteit die in de grote vergaderzaal plaatsvond als vergadering te beschouwen, die altijd door Jansen met een hamerslag werd geopend. De eerste surprises werden overhandigd en er ontstond al snel een lacherig sfeertje om de gedichten waarin een jaar kantoorleed op rijm werd voorgedragen.

 

  Mijn hart ging sneller kloppen toen Berthold zijn cadeautje kreeg overhandigd door Marjolein, die van een kantoorgenoot een haarspeld met een hoop glinsterende steentjes had gekregen die was verstopt in een kapotte föhn.

 

  Als een kind pakte Berthold zijn cadeautje uit en staarde vol verwondering naar de grote pot die gevuld was met tandpasta.

 

  ‘Het ruikt naar pepermuntjes,’ gilde een secretaresse van zijn afdeling.

 

  ‘Je moet het gedicht voorlezen, Berthold,’ gilde een ander.

 

  Zenuwachtig opende Berthold de envelop en kuchte een paar keer.

 

 

‘Lieve Berthold, zo fijn en fris,

 

  Je prachtige tanden zijn niet mis.

 

  Hoe krijg je ze toch zo geweldig wit?

 

  Alsof er nergens een gaatje zit.

 

  Daarom voor jou deze pasta

 

  En nu is het basta.’

 

 

Verlegen keek Berthold om zich heen. ‘Nou fijn, bedankt. Hier kom ik 2006 wel mee door.’

 

  Hè, wat een doortrapte rotzak. Onder aan het gedicht had ik geschreven dat het cadeautje verstopt zat in de pot maar de eikel was niet van plan om daar naar te gaan zoeken en deed net alsof dit zijn cadeautje was. Marjolein, die mij had gezien terwijl ik al die tubes aan het leegknijpen was, keek mij fronsend aan. Ik zag haar iets fluisteren in het oor van haar buurman die het weer doorfluisterde aan zijn buurman, en al snel keek iedereen mij met gefronste wenkbrauwen aan. Shit, dit was natuurlijk weer niet de bedoeling.

 

  Uiteraard liep Berthold onmiddellijk naar zijn eigen surprise en ging heel gemaakt op zoek naar de naam op de reuzenbonbon. De niet al te snuggere jongen van de post riep al snel dat Berthold toch wel wist voor wie dat was en toen iedereen begon te lachen, zei het joch verbaasd: ‘Hij kwam er toch zelf mee binnen, dat hebben jullie toch ook gezien?’

 

  Met een chagrijnige kop riep Berthold de heer Jansen naar voren.

 

  ‘Zo, zo, dat is me een cadeau,’ zei Jansen verheugd. Hij opende de bijbehorende grote envelop waar een huishoudhandschoen en een gedicht in zat.

 

  ‘U moet eerst het cadeautje openen, daarna mag u het gedicht voorlezen,’ zei Berthold blij.

 

  Nadat Jansen het rode cellofaan had opengemaakt stond hem nog een heus werkje te wachten. Met de bijgeleverde handschoen moest Jansen zijn hand in de reuzenbonbon stoppen om zo al graaiend zijn cadeautje te zoeken. De inhoud van de bonbon was een mengsel van gelei en behangplaksel en het droop via de elleboog van Jansen op de grond. Jansen was het al snel beu, gaf de handschoen aan Berthold en zei: ‘Dit lijkt me meer een karweitje voor jou, jongeman.’

 

  Ik kon mijn lachen bijna niet inhouden. Chagrijnig keken de partners toe hoe Berthold met rood hoofd, tot zijn oksel in de derrie zat te graaien. Het maakte onsmakelijke soppende geluiden. Na een aantal pijnlijke minuten had Berthold eindelijk het presentje te pakken. Een presse-papier. Het gedicht was de uitsmijter.

 

 

Beste heer Jansen

Een surprise vol kansen
Wat heeft de Sint vernomen
Dat er weer bonbonnetjes moeten komen
Ja, dat lust de heer Jansen wel
Bonbonnetjes met kersenvel
Gevuld met kersenlikeur
Zie hem genieten van de geur.
Dit jaar gaan we niet aan de fles
Maar krijgt u een papier-presse.

Van Piet

 

De heer Jansen keek Berthold eens streng aan. ‘Mijn beste Berthold, wij vinden een aantal kwaliteiten belangrijk bij JVJ. En dat zijn: nauwkeurigheid en accuratesse. Ik lust geen chocola, dat is mijn collega Janssen. Die overigens niet van kersenlikeur houdt, maar rum in zijn bonen wenst.’

 

  Ik gloeide van opwinding en genoot van de afschuwelijke afgang van Berthold.

 

  ‘Lachen, hè,’ zei Christel. ‘Heerlijk zo’n blunder. Zeg, wat ga jij eigenlijk doen met de feestdagen?’

 

  ‘Daar heb ik nog niet over nagedacht,’ antwoordde ik.

 

  ‘Dan mag je wel opschieten. Het is al de achttiende. Over een week worden we geacht ons goed gekleed vol te proppen met zuiglammetje, hertjes en eendenborstjes.’

 

  ‘Nu je het zegt, dat is ook zo. Wat gaat de tijd toch snel.’

 

  ‘Heb je nog niks geregeld?’

 

  ‘Nee, ik vrees van niet,’ zei ik lachend.

 

  ‘Nou, dat is dan mooi voor je. Dat wordt aanschuiven bij je ouders.’

 

  Er lag nog maar één cadeautje en de eer was aan Jansma om dit te overhandigen.

 

  ‘Mieke, jij bent deze keer de hekkensluiter.’

 

  Krijg nou wat! Ik kreeg geen cadeautje. Ik kreeg een rood hoofd van schaamte en ik wist niet waar ik moest kijken. Christel gaf mij een vette por tegen mijn arm.

 

  ‘Zeg, jij hebt niks gehad. Hé, jongens, Anne heeft niks gehad.’

 

  Er ontstond opeens heel veel rumoer, iedereen praatte druk door elkaar en ik werd door iedereen aangekeken. Berthold keek me even grijnzend aan en ik realiseerde me dat iedereen zijn debacle snel zou vergeten. Helemaal geen cadeautje krijgen was tenslotte wel het allerergste wat je kon overkomen.

 

  Ik stapte dapper naar voren en zei: ‘Dat vind ik helemaal niet erg. Er is vast iets mis gegaan. Laten we gewoon lekker gaan feestvieren.’

 

  ‘Toch vind ik het raar,’ riep Berthold heel hard zodat iedereen het kon horen. ‘Niemand is ziek, iedereen is er. Dat is toch wel heel merkwaardig!’

 

  Ik zag de twinkeling in zijn ogen, en als het aan mij had gelegen had ik hem een enorme knal voor zijn kop gegeven.

 

  ‘O, wacht even,’ zei Kortewind. ‘Ik geloof dat ik hier een foutje heb gemaakt. Ik ben zo terug.’

 

  Er ontstond een hoop geroezemoes en het werd pas weer stil toen Kortewind op een holletje binnen kwam zetten met een grote doos onder zijn arm.

 

  ‘Sorry, mijn lieve kind, het lag nog op mijn bureau. Vergeef je het een oude man?’

 

  ‘Natuurlijk,’ zei ik, en zonder dat ik erbij nadacht gaf ik hem een kus op zijn wang.

 

  In de doos zat een prachtige karaf met bijbehorende glazen. Het gedicht ging over scherven die geluk brengen en dat ik bij hem wel een potje kon breken. Het was een lief gedicht en iedereen luisterde ademloos toe, behalve Berthold. Trillend op zijn benen en briesend van ellende kon hij amper zijn jaloersheid de baas.

 

 

 

 

22

 

 

 

Het was inderdaad heel erg handig wat Marjolein met mijn e-mails had gedaan. In het mapje privé trof ik zes mailtjes van Boris aan. Sommige waren al een paar dagen oud en klakkend van afkeuring over mijn eigen slordige gedrag opende ik ze.

 

  De eerste was van vóór de boekpresentatie. Boris wilde weten met hoeveel personen ik naar de presentatie kwam. Ik slikte een paar keer en gooide het mailtje in de prullenbak. De tweede mail was op de dertiende december naar mij gestuurd. Of ik zin had om met kerst en oud & nieuw met hem mee te gaan naar een huis in de Ardennen. Samen met zijn broer, schoonzus, kinderen, plus een aantal goede vrienden. Of ik het hem de volgende dag wilde laten weten, anders zouden ze iemand anders vragen.

 

  De tranen sprongen in mijn ogen. Hoe kreeg ik het voor elkaar? Natuurlijk was ik meegegaan!

 

  Het derde mailtje was een reactie op mijn niet-reactie. Jammer dat je niet meegaat, maar ik neem aan dat je wat met je vriendje gaat doen. Groetjes Boris.

 

  O, shit, shit, shit. De drie andere mailtjes waren van na de presentatie en een stuk zakelijker van toon. Het waren lijsten met komende signeersessies en of ik die even in mijn agenda wilde zetten en vooral niet wilde vergeten! Het laatste mailtje was van vandaag. Het was wat kort dag maar of ik morgen met hem kon eten. Hij had me wat te vertellen.

 

  Met tranen in mijn ogen mailde ik hem terug dat ik heel graag met hem wilde gaan eten. Nadat ik op Send had gedrukt, liet ik mijn hoofd moedeloos op mijn bureau vallen. Onbeschrijflijk. Hoe erg kon een mens het verprutsen?

 

 

Boris had een heel klein Italiaans restaurantje uitgekozen. Er stonden maar tien tafeltjes, en die waren op twee na allemaal bezet. De eigenaar kwam vrolijk op Boris aflopen, gaf hem drie zoenen en ging ons voor naar ons tafeltje.

 

  ‘Vis of vlees?’ vroeg hij.

 

  ‘Doe mij maar vis,’ zei Boris en hij keek mij vragend aan.

 

  Ik knikte slechts goedkeurend.

 

  ‘Leuk tentje is dit,’ zei ik. Ondertussen had Tommy, de eigenaar, een schaaltje met heerlijke, kleine hapjes op tafel gezet.

 

  ‘Ja, ik kom hier al jaren. Het leuke is dat ze geen kaart hebben. Je kunt alleen kiezen tussen vlees of vis, en dan moet je maar afwachten wat je krijgt. Alleen als je Tommy kent en hij je aardig vindt, kun je een tafel reserveren. Vrienden van mij hebben het al zo vaak geprobeerd, maar dan krijgen ze te horen dat alles bezet is. Als ik dan bel dan heeft hij altijd wel een tafeltje.’

 

  ‘Heerlijk als je zo je geld kunt verdienen.’

 

  ‘Ja, over geld verdienen gesproken,’ zei Boris en hij keek me even onderzoekend aan.

 

  ‘We gaan het toch niet de hele avond over geld hebben, hè? Daar ben ik al de hele dag mee bezig,’ zei ik lachend.

 

  ‘Nee, maar ik heb je uitgenodigd omdat ik je iets moet vertellen over mijn toekomst.’

 

  Ik keek hem verbaasd aan en vroeg me af wat ik daar mee te maken had.

 

  ‘Ik ben gevraagd om in Parijs te komen werken. Het is voor mij een gouden kans. Ik vind het niet meer dan netjes om de auteurs die ik onder mijn hoede heb van deze plannen op de hoogte te stellen.’

 

  Het viel me op hoe zakelijk Boris zich opstelde. Er was niets meer over van de gezellige Boris die lachend samen met mij zijn neefjes naar bed bracht, en het gaf me een droevig gevoel dat die intimiteit tussen ons tweeën verdwenen was. Ik wilde wat zeggen, maar Boris viel me onmiddellijk in de rede.

 

  ‘Ik zag dit al aankomen en ik heb je bij een goede collega ondergebracht. Hij heet Kees en is vreselijk ambitieus, dus je bent bij hem in goede handen. Ik heb hem duidelijk gemaakt dat hij zoveel mogelijk moet overleggen met Vera de Pagret omdat jij het heel erg druk hebt met je werkzaamheden bij JVJ. Hij snapt de situatie. Ik moest je overigens laten weten dat hij net als ik dolenthousiast is over Donkere Wolken. Hij kan niet wachten om je volgende manuscript te ontvangen.’

 

  Een volgend manuscript? Mooi niet! Het idee alleen al gaf me hartkloppingen.

 

  ‘Wat is er aan de hand? Je kijkt zo benauwd.’

 

  ‘Sorry, ik vind het jammer dat je weggaat,’ zei ik mompelend.

 

  ‘Ik heb er heel lang over nagedacht.’

 

  ‘Is er niet iemand, ik bedoel…’ hakkelde ik. ‘Ik bedoel een vriendin of zo, voor wie je moet blijven?’

 

  ‘Nog niet zo lang geleden koesterde ik bijzonder warme gevoelens voor iemand, maar die gevoelens waren volgens mij niet wederzijds. Dus toen mij gevraagd werd om in Parijs te gaan werken was het niet zo moeilijk om de knoop door te hakken en voor Parijs te kiezen.’

 

  ‘Wanneer vertrek je?’

 

  ‘Drie januari.’

 

  Ik slikte even en de tranen sprongen bijna in mijn ogen.

 

  ‘Dan al?’

 

  ‘Wat is het probleem? Maak je je zorgen over Kees, mijn opvolger?’

 

  Ik keek hem even aan en realiseerde me dat ik deze leuke krullenkop vreselijk zou gaan missen. ‘Ja natuurlijk maak ik me daar zorgen over. Het is niet zo prettig om te weten dat ik gewoon naar een andere afdeling wordt geschoven. Dat komt niet echt geïnteresseerd op me over,’ zei ik niet al te vriendelijk.

 

  ‘Ho, ho, ho, dame. Als er iemand weinig interesse heeft getoond dan ben jij het wel. Je bent twee dagen geleden niet op komen dagen bij een signeersessie. Stond ik daar mooi voor paal in mijn eentje.’

 

  ‘Waar heb je het over?’

 

  ‘Begin december heb je van mij een mailtje gekregen met data. Ik kreeg keurig antwoord dat je het genoteerd had, maar ondertussen kwam je mooi niet opdagen.’

 

  ‘Sorry, ik kan me niet herinner…’

 

  ‘Het gaat niet alleen om één vergeten afspraak,’ viel hij me in de rede. Wat dacht je van de boekpresentatie? Wat mij betreft was dat ook een gebeurtenis die ik niet snel meer zal vergeten. En dan druk ik mij zachtjes uit!’

 

  Het schaamrood steeg naar mijn kaken. Hij had gelijk, ik kon maar beter mijn mond houden.

 

  ‘Kees is een aardige vent, misschien iets te ambitieus. Hij gaat over lijken als hij een boek op de markt wil brengen, maar soms is dat alleen maar goed. Donkere Wolken wordt aardig verkocht en een volgend boek is bij hem in goede handen. Ik denk dat Kees prima mijn taak kan overnemen. Als ik daaraan getwijfeld had, dan had ik het niet zo gedaan.’

 

  Ik glimlachte magertjes. Parijs! Als ik het wat handiger had aangepakt, had ik er een leuk logeeradres bij gehad. Shoppen in Parijs, met Boris over de Champs-Elysées slenteren, beetje dobberen op de Seine, zoenen onder de Eiffeltoren. Bij de gedachte aan het laatste voelde ik mijn wangen vuurrood kleuren.

 

  ‘Is er wat?’

 

  ‘Een pepertje.’ Ik zwaaide wat in de richting van de schaal met hapjes.

 

  ‘Het komt heus wel goed met dat boek,’ ging Boris onverstoorbaar door waar hij gebleven was. ‘Het lijkt me overigens wel zo verstandig als je binnenkort even een afspraak met Kees maakt om kennis te maken. Jullie kunnen het vast prima met elkaar vinden. Proost!’

 

  Zachtjes tikten onze glazen tegen elkaar, en ik hoopte maar dat iets van de vertrouwde sfeer van die eerste zondag die we samen hadden doorgebracht weer terug zou komen. Het voorgerecht werd door Tommy op tafel gezet, en tot mijn grote verbazing pakte de man een stoel en ging er gezellig bij zitten. De Italiaan kletste honderduit, maar wat mij betreft mocht hij wel weer naar de keuken vertrekken. Zoveel tijd had ik niet meer samen met Boris, en ik wilde er eigenlijk wel optimaal van genieten.

 

  Na het voorgerecht verontschuldigde Boris zich en ging even naar het toilet. Eenzaam bleef ik achter aan het tafeltje en ik kon mijzelf wel voor mijn kop slaan dat ik niet eerder zijn mail had geopend. Ik had het hartstikke leuk gevonden om met hem naar de Ardennen te gaan. Zou ik het hem alsnog vragen? Gewoon zeggen dat ik te laat zijn mail had geopend? Zenuwachtig speelde ik met mijn vork. Eigenlijk durfde ik het niet te vragen. Waarschijnlijk was er allang iemand voor mij in de plaats gekomen. Aan de andere kant: niet geschoten was altijd mis! Mijn blik dwaalde af naar het vlammetje van de kaars die op tafel stond. Het kaarsvet droop op zijn Italiaans over een fles chianti. Met mijn vinger drukte ik in het zachte kaarsvet, dat warm aanvoelde. In gedachten verzonken peuterde ik langzaam het gestolde kaarsvet van mijn vinger en ik besloot dat als ik in één keer het vlammetje kon uitblazen, ik aan Boris zou vragen of ik nog mee mocht. Ik blies zo hard als ik kon maar er gebeurde niets. Net op het moment dat ik geen lucht meer had, kwam Tommy al wapperend aangerend. Bingo, ik ging het vragen!

 

  Zelden had ik zo’n heerlijk visgerecht gegeten, en ik kon Boris niet anders dan gelijk geven dat dit een geweldig restaurant was. Alleen die Italiaan werkte op mijn zenuwen. Elke keer als ik diep adem had gehaald en net op het punt stond om aan Boris te vragen of ik nog meekon, kwam hij er weer aan om de een of andere opmerking te maken waar ik totaal niet op zat te wachten.

 

  Tussen de bezoeken van Tommy door zaten we stilletjes te genieten van ons eten. Er was slechts één moment waarop ik weer een twinkeling in de ogen zag bij Boris, en dat was toen de laatste gasten arriveerden. Tot mijn verbazing was het de heer Stoutjes, voorzitter van het Verbond van Christelijke Werkgevers, met aan zijn zijde een dame die me vreselijk bekend voorkwam, maar die overduidelijk niet zijn vrouw was. Ik zag Boris geamuseerd kijken naar de dame met vuurrood haar, die chic gekleed maar wel kortgerokt op stiletto-naaldhakken haar entree maakte.

 

  ‘Aparte dame,’ fluisterde Boris.

 

  ‘Ik ken haar ergens van!’ zei ik. Ik voelde dat ze wist dat we het over haar hadden, en ze keek me een fractie van een seconde hooghartig aan, waarna ze haar blik weer van mij afwendde.

 

  ‘Ze komt me zo bekend voor!’ zei ik weer.

 

  ‘Volgens mij is het een dure callgirl,’ zei Boris en gaf mij een vette knipoog.

 

  ‘Zou het? Ja, ik denk dat je gelijk hebt. Goh, en hij is nog wel de voorzitter van het Verbond van Christelijke Werkgevers. Die durft!’

 

  ‘Ik denk dat hij een cao’tje wil afsluiten,’ zei Boris met een grote grijns op zijn gezicht.

 

  We moesten allebei lachen, maar Tommy kwam onmiddellijk als stoorzender tussenbeide en haalde onze borden weg.

 

  Uiteindelijk trok ik bij de tiramisu mijn stoute schoenen aan en vroeg ik zonder blikken of blozen of er nog een bed voor mij over was in dat huis in de Ardennen.

 

  Verbaasd keek Boris mij aan en zei kortaf: ‘Nee, een vriendinnetje van Monica gaat mee.’ Hij vroeg verder niet waarom ik van gedachten was veranderd, bestelde koffie en vroeg om de rekening.

 

  ‘Tommy, dit is een zakelijk etentje. Zet je het op naam van PuntKomma?’ zei hij en trok zijn creditcard.

 

 

 

 

23

 

 

 

Voordat ik het in de gaten had, was het al weer Kerstmis. De kerstdagen bracht ik in mijn eentje door. Ik had helemaal niets geregeld. Waarschijnlijk was dat maar goed ook, want de kans dat iemand wel tijd voor mij zou hebben gehad, achtte ik bijzonder klein. Ik had zelfs geen boom in huis gehaald. Met een fles wijn en wat stinkende kaasjes hing ik op de bank en staarde ik naar sentimentele kerstfilms vol romantiek.

 

  Tussen kerst en oud & nieuw werkte ik en ging ik braaf naar de door Boris gemaakte afspraak om te signeren. Ik wilde hem niet teleurstellen en ik hoopte natuurlijk dat hij er ook was. Dat was alleen niet zo.

 

  Zielig zat ik midden in de helverlichte boekhandel achter een tafeltje een boek te promoten dat ik niet had geschreven. Ik vond het vreselijk achterelkaar door handtekeningen te zetten. Ik vervloekte Petra, en al helemaal toen ik ’s avonds weer bekaf naar kantoor moest om mijn werk af te maken.

 

  Ondertussen probeerde ik zoveel mogelijk bij de partners in een goed blaadje te komen, maar daarin was ik niet de enige. Ook Berthold zoemde als een bij rond de honingpot en ik kwam hem vaker tegen dan me lief was. De druk om te winnen werd geleidelijk opgevoerd en ik voelde dat de ogen van de partners op ons gericht waren. Eén misstap, één foutje en ik zou voor de rest van mijn leven een onbeduidende medewerker op een advocatenkantoor te Amsterdam blijven. Vreselijk, het idee alleen al.

 

  Net toen ik het helemaal had gehad met mijn saaie liefdesleven en absurde werkdagen, belde Madelief met de uitnodiging om bij haar oud & nieuw te komen vieren. Ze gaf een groot feest en iedereen en alle vriendinnen zouden komen. Of ik ook kwam. Met Rob.

 

  Ik liet haar kort en bondig weten dat het niets was geworden tussen Rob en mij, maar dat ik dolgraag wilde komen.

 

 

We werden allemaal om vijf uur verwacht en hartelijk welkom geheten door de au pair, die in een veel te blote jurk op de oprijlaan stond met een dienblad vol met glazen champagne. Het arme kind stond onder een grote spar die helemaal met kunstsneeuw was opgespoten. Volgens mij stond ze er al een uurtje want haar lippen zagen een beetje blauw.

 

  In de immense tuin was een skischans gebouwd waar de kinderen met sleetjes en skietjes vanaf konden glijden, en de hele tuin was versierd met lampjes in allerlei kleuren. Ergens achter in de tuin zag ik een zwarte man gevaarlijk op een ladder balanceren en de laatste hand leggen aan de overweldigende hoeveelheid lichtjes.

 

  Madelief stond ons in de hal op te wachten waar een enorme kerstboom stond, die versierd was met ballen in allerlei tinten wit. De jurk van Madelief was van onder tot boven bewerkt met glinsterende steentjes en je moest je ogen een beetje dichtknijpen wilde je niet verblind raken door al het geschitter.

 

  ‘Madelief, hoe lang staat die au pair al buiten?’ vroeg ik bezorgd.

 

  ‘Joh, dat is geen enkel probleem. Dat kan ze prima hebben. Ze komt uit Polen.’

 

  ‘Ja maar, ze heeft het koud! Ze heeft helemaal geen jas aan!’ zei ik verontwaardigd.

 

  ‘Als de laatste gast gearriveerd is, kan ze binnenkomen. Wist je trouwens dat Bo ook komt? Gezellig hè?’

 

  Ik knikte en Madelief troonde mij mee naar binnen om me aan iedereen voor te stellen.

 

  ‘Dit is nou die leuke advocate en schrijfster van dat enige boek. Ze is mijn beste vriendinnetje,’ kirde ze tegen iedereen.

 

  Tot mijn verbazing hoefde ik niets te doen en kwamen er allerlei mensen op me af. Er was er zelfs eentje die mijn handtekening vroeg, wat ik overigens volslagen belachelijk vond. Hoe dan ook, al die aandacht deed me goed. Ik kende weinig mensen uit de vriendenkring van Peter en Madelief, en ik liet me alle aandacht heerlijk aanleunen. Na mijn zelfgekozen eenzame kerst had ik het gevoel dat ik in een warm bad beland was.

 

  ‘Kom, ik wil je aan iemand voorstellen,’ zei Madelief, en pakte me bij de hand.

 

  ‘Karel, dit is Anne.’

 

  Verlekkerd keek Karel mij aan. ‘Hallo, wat leuk je te ontmoeten. Ik heb veel over je gehoord.’

 

  Ik bekeek hem van top tot teen. Dus dit was Karel, die met één hand een Blaricumse doos bevredigde en ondertussen op de klok keek of hij niet te laat kwam voor zijn volgende rijke gleuf. Ik kon hem absoluut niet meer serieus nemen!

 

  ‘O, nou, ik heb ook het een en ander over jou gehoord.’

 

  Hij begon helemaal te glimmen en ik vermoedde dat Madelief hem had ingefluisterd dat ik pas verlaten was en dat ik wel baat zou hebben bij ongecompliceerde seks.

 

  ‘Jij bent toch die man waarmee…’ fluisterde ik in zijn oor.

 

  ‘Ja,’ antwoordde hij hijgerig.

 

  ‘Die man die de buurvrouw van Madelief afgelopen zomer zo fantastisch heeft geadviseerd over de algenpopulatie in haar zwembad. Hoe noem jij jezelf ook alweer? De waterspecialist?’ Ik boog mijzelf naar voren en fluisterde: ‘Ze heeft er vreselijke ontstekingen aan overgehouden. Wist je dat?’

 

  Karel keek mij stompzinnig aan, wilde wat zeggen, maar ik zag Merel binnenkomen en ging meteen naar haar toe, een verbaasde Karel alleen achterlatend.

 

  Merel sloeg onmiddellijk haar armen om me heen. ‘Wat gezellig dat je er bent. Ben je al weer een beetje over Rob heen?’

 

  ‘Ja, joh, er lopen zoveel leuke mannen op de grachten rond. Dat komt heus wel goed. Over leuke mannen gesproken. Ik wil je aan iemand voorstellen,’ zei ik, en ik glimlachte al bij de gedachte hoe ze straks zou reageren als ik haar het verhaal van Karels woeste avonturen zou vertellen.

 

  ‘Karel, mag ik je voorstellen. Dit is Merel, een vriendinnetje van mij.’

 

  Ik liet de twee alleen achter en dwaalde wat door het immense huis van Madelief. Elke denkbare hoek was voorzien van kerstdesign, wat ongetwijfeld een fortuin moest hebben gekost. Bij de deur van de keuken hoorde ik Madelief met een buurvrouw praten.

 

  ‘Nee, Jan komt niet,’ zei Madelief.

 

  ‘Wat jámmer,’ zei de buurvrouw op een toontje alsof het nieuws voor haar een persoonlijk drama was.

 

  ‘Kijk, die Des Bouvrietjes hebben het gewoon hartstikke druk op dit soort avonden. Die gaan wel vijf party’s af. Ik mag dan wel wáánzinnig veel geld hebben betaald voor zijn decoratieve kerstadviezen maar dat valt echt in het niet bij wat ze hier aan de overkant hebben gedaan. Daar heeft hij gewoon een week lang elke avond gezeten om de kleuren van de ballen te bepalen. Dus ja, daar kan hij niet omheen! Daar moet hij even naartoe, vanavond.’

 

  ‘Túúrlijk! Snap ik toch! Maar ik vind het gewoon óntzettend jammer. Ik vind hem zó sympathiek en dat vrouwtje van hem! Gewéldig! Met één woord: gewéldig.’

 

  ‘Ja, ze is enig! Ze is zo totaal zichzelf en dat is zo heerlijk. Heb je wel eens met haar gesproken?’ vroeg Madelief enthousiast.

 

  ‘Nee.’

 

  ‘Ik ook niet,’ verzuchtte Madelief teleurgesteld.

 

  Ik liep door, ik moest vreselijk nodig plassen. Toen ik nietsvermoedend de wc-deur opendeed, begonnen er allerlei kerstklokken te bewegen en schalde het ‘Jinglebells’ mij tegemoet. Zuchtend nam ik plaats op de wc-bril die voor de gelegenheid vervangen was door een hippe bril met buitelende kerstmannetjes erop.

 

  Toen ik weer voorbij de keuken kwam, zag ik de zwarte man aan de keukentafel zitten. Madelief sprak hem streng toe.

 

  ‘Tim, nou moet je eens goed luisteren. Ik snap heel goed dat je het koud hebt, maar je bent wel de klusjesman.’

 

  Tim wilde wat zeggen maar werd meteen onderbroken door Madelief. ‘Nee, Tim, ik wil toch echt dat je in de tuin blijft. Iemand moet op die lichtjes letten. Dan trek je maar een dikke trui aan. Je mag er wel een van Peter lenen.’

 

  Het gesprek tussen de twee werd afgebroken door de komst van de afdeling catering die de laatste hand kwam leggen aan het buffet. Vier meisjes in olijke rode kerstbunnypakjes moesten ons de hele avond van drank en eten gaan voorzien. Ik had te doen met de arme schapen.

 

  Enigszins doelloos liep ik de kamer weer in, waar het strijkje in de serre alvast was begonnen om de gasten muzikaal te onthalen. Het had iets truttigs, zo’n strijkje, en ik hoopte maar dat de mannen niet de hele avond bleven. Ik had meer zin in disco.

 

  Merel had zich ondertussen al aardig tegen Karel aangevlijd. Ze was bezig haar derde glas champagne achterover te gieten en de hand van Karel gleed kleverig over haar blote rug. Dat kon nog gezellig worden. Ik vroeg me af wanneer en of ik haar ging vertellen dat die leuke Karel zijn snikkel in half Blaricum propte.

 

  ‘Boe!’ hoorde ik opeens naast mij zeggen.

 

  Een grijnzende Bo stond achter mij. Voor de gelegenheid had ze haar oudste spijkerbroek aangetrokken met daarop een glinsterend topje dat haar buik helemaal bloot liet.

 

  ‘Moet je kijken, Anne. Ik heb een neppiercing. Op haar navel had ze een soort van minikerstbal geplakt. Dat heb ik met die lijm gedaan waar de baard van Sinterklaas mee wordt vastgeplakt.’

 

  Een klein handje trok aan de mijne. Het dochtertje van Madelief keek mij met grote ogen aan en vroeg: ‘Wat voor lijm heeft Sinterklaas dan op zijn baard?’

 

  Ik slikte een paar keer en keek Bo hulpeloos aan, maar met een gemene grijns op haar smoel haalde ze slechts haar schouders op.

 

  ‘Slijm,’ zei ik. ‘Sinterklaas is oud en uit zijn neus komt slijm. Dat komt dan weer in zijn baard. Ga maar fijn buiten spelen,’ zei ik, en ik gaf het kind een duwtje in haar rug. Sinds de ontdekking van Rob zijn hockeyende zoontjes moest ik helemaal niets meer van kinderen hebben.

 

  ‘Zeg, Anne, valt hier nog wat lekkers vandaan te halen?’ vroeg Bo.

 

  ‘Ze zijn bezig met het buffet. Wat ik tot nu toe heb gezien, ziet er heerlijk uit.’

 

  Ze sloeg dramatisch haar ogen ten hemel. ‘Ik bedoel eigenlijk of er nog interessante heren rondlopen op dit feestje.’

 

  ‘Nou vast wel, in ieder geval veel oud geld.’

 

  ‘Met wie staat Merel daar zo klef te doen?’

 

  ‘Een oude bekende van Madelief. Hij zit in de verzekeringen en in nog een hele hoop andere dingen.’

 

  ‘Hebben jullie al gehoord wat ik van Peter heb gekregen voor kerst?’ gilde Madelief tegen ons.

 

  ‘Nou, vertel,’ zei Bo nieuwsgierig.

 

  ‘Een cupje meer.’

 

  ‘Een cupje wat?’

 

  ‘Siliconen. Vind je het niet geweldig!’ Ze drentelde weer door op haar hoge hakken.

 

  Bo en ik keken elkaar verbaasd aan en schoten in de lach.

 

  ‘Origineel! Nieuwe borsten voor kerst,’ zei ik giechelend tegen Bo.

 

  ‘Ja, hoe verzint die Peter het. Kerstballen, kalkoen, borsten. Heel logisch allemaal. Het schijnt trouwens onzin te zijn, hoor. Het is echt niet zo dat die borsten ontploffen als je in een vliegtuig zit. Kan wel gebeuren dat ze gaan lekken of keihard worden maar ontploffen is echt flauwekul.’

 

  ‘Nou, gelukkig maar,’ zei ik. ‘Heb je een paar borsten om die stewardessen de ogen mee uit te steken, en dan kom je niet veel verder dan de incheckbalie!’

 

  ‘Wat gezellig dat jullie er ook zijn!’

 

  Gelijktijdig keken Bo en ik achterom. Een enthousiaste Jasmijn stond in een prachtige galajurk stralend naar ons te lachen.

 

  ‘Mag ik jullie even voorstellen. Dit is Jeanna, een vriendin van mij.’

 

  Jeanna gaf mij en Bo een stevige hand, zo stevig dat mijn knokkels ervan kraakten. Ze had vlammend rood haar dat in wilde pieken recht op haar hoofd stond. Ze had een vale bruine broek aan en een wijdvallend T-shirt. Ze deed me in alle opzichten aan een punker denken die voor de gelegenheid al het metalen gerammel had verwijderd.

 

  ‘Ik ken Jeanna van de fitness,’ zei Jasmijn enthousiast.

 

  Ik voelde me op slag schuldig. Dat kreeg je er nou van als je continu verstek liet gaan.

 

  ‘Ja,’ zei Jeanna met zware stem, ‘en sinds een week hebben we een relatie.’

 

  Deze mededeling ging zelfs voor Jasmijn wat te snel, want haar hoofd kleurde net zo rood als de haren van haar nieuwe vlam.

 

  ‘Leuk,’ zei Bo. ‘Héél erg leuk.’ Er viel even een stilte.

 

  ‘Weten jullie of Kim nog komt?’ vroeg Jasmijn in een poging om de benauwende stilte te doorbreken.

 

  ‘Ik dacht het wel,’ zei ik gehaast. ‘Ze is wel uitgenodigd. Ik heb niet gehoord dat ze niet komt. Madelief zei dat iedereen zou komen. Dan zou ze het toch wel verteld hebben!’ ratelde ik.

 

  ‘Hé, Madelief,’ riep Bo tegen de heen en weer drentelende gastvrouw. ‘Komt Kim nog?’

 

  ‘Nee,’ riep Madelief vanuit de verte. ‘Ze heeft harde buiken.’

 

  Ik zag de rode vlam vragend naar Jasmijn kijken, die met haar handen voordeed dat Kim tot het legioen bezwangerden behoorde.

 

  ‘Jammer, hè?’ zei Madelief. ‘Maar gelukkig zijn we tijdens het weekend allemaal weer samen. Dan is iedereen er. Ik verheug me er zo op. Degene die het waagt om af te zeggen!’

 

  ‘Wat ga je dan doen?’ vroeg Bo uitdagend.

 

  Ik schudde met mijn hoofd naar Bo in de hoop dat ze het onderwerp zou laten rusten. Ik wilde niet weten wat ze ging doen. Het zou tenslotte wel eens heel erg op mij van toepassing kunnen zijn.

 

  ‘Nou,’ vroeg Bo weer. ‘Ga je dan persoonlijk het hoofdje demonteren?’

 

  ‘Ik heb toch liever dat degene die niet komt mij even belt, dan kan Jeanna daarvoor in de plaats.’ Jasmijn pakte de hand van de rode, wilde pot liefdevol vast.

 

  Ik maakte me uit de voeten met de opmerking dat ik nodig even naar de wc moest en toen ik weer langs de keuken liep, zag ik dat Tim de verkleumde handjes van de au pair probeerde op te warmen.

 

  Rond een uurtje of zeven werd het buffet feestelijk geopend met het ontsteken van een megavoorraadverpakking sterretjes. Dit moest voor de kleintjes het hoogtepunt van de avond zijn. Helaas bleek het kindvriendelijke vuurwerk toch nog best kerstbunny’s tot ontbranding te kunnen brengen. Een van de meisjes van de catering ging als een fakkel door het huis, wat een hoop gegil en gekrijs teweegbracht. Dankzij het snelle handelen van Karel bleef de schade beperkt tot een grote schroeivlek op de plek waar eerst het vrolijke konijnenstaartje had gezeten, maar het witte smoeltje van het meisje deed mij vermoeden dat de geestelijke schade nog wel eens lang zou kunnen doorwerken.

 

  In ieder geval had het daadkrachtige optreden van Karel tot resultaat dat Merel op slag op hem verliefd werd. Misschien hield ik toch maar mijn mond over Karels hachelijke Blaricumse avonturen. We waren tenslotte vriendinnen.

 

  Tegen elven kwamen de eerste sporen van het overmatige drankgebruik bij de meeste feestgangers al aan het licht en ging er her en der een prachtig stukje kerstdesign aan gruzelementen. Gelukkig hielden de mannen van het strijkje met een behoorlijke regelmaat pauze, waardoor Bo, Merel en ik totaal uit ons dak konden gaan op de oude discoklanken uit betere tijden en we de alcohol er een beetje uit konden zweten. Jeanna bekeek ons wilde gedans met enige afkeuring, waardoor de arme Jasmijn aan haar zijde bleef en slechts een beetje heen en weer wiebelde met haar heupen.

 

  Tegen twaalf uur werd de buffettafel afgeruimd en werden de champagnekoelers, oliebollen en prachtig opgemaakte salades door de bunny’s neergezet. De mannen begonnen al nerveus naar buiten te lopen en lieten stoer het meegebrachte vuurwerk aan elkaar zien. De een had gelukkig nog meer dan de ander. Ik vermoedde dat we minstens tweeënzeventig uur nodig hadden om alle rotzooi de lucht in te krijgen. De vrouwen begonnen verstandige adviezen uit te delen aan hun beschonken echtgenoten, waarbij ik ze veelvuldig hoorde zeggen dat ze niet dezelfde fout moesten maken als vorig jaar. Aansteken en weglopen, was het devies van de dames in dure jurken. Dat leek mij heel verstandig.

 

  Om tien voor twaalf vroeg Peter de aandacht van alle aanwezigen en ging hij samen met Madelief voor het buffet staan. Hij kuchte een paar keer en nam toen het woord. Een vreselijk sentimentele speech over vriendschap en liefde volgde. Hij eindigde met de geweldige woorden: ‘Ik heb jullie allen zo lief maar vooral mijn Madelief.’ Hierop viel Madelief hem snikkend om de nek. Ik zag nog net het zwarte hoofd van Tim om de hoek steken die het allemaal verbaasd gadesloeg.

 

  Vlak voor twaalf uur werd er luidkeels afgeteld. Vol verwachting schreeuwden we van tien naar één, waarna de champagnekurken knalden en het dure vocht verspillend over de randen van de glazen droop. Om mij heen werd er gekust en werden lieve woordjes uitgewisseld. Madelief kuste Peter hartstochtelijk, en Merel hield Karel vast alsof ze van plan was om hem pas in 2010 weer los te laten. Ik keek wat opgelaten om me heen, wachtend tot de geliefden klaar waren zodat ik eindelijk mijn beste wensen kon spuien. Bo kwam naar me toe en tegelijkertijd zagen we Jasmijn en Jeanna in een innige omhelzing verstrengeld.

 

  ‘Lijkt jou dat wat?’ vroeg Bo en kwam dreigend met een grote grijns op haar gezicht op me af.

 

  Ik deed grinnikend een stap achteruit. ‘Nee, sorry, ik wil best een foto van je boven mijn bed hangen, maar daar blijft het dan ook bij!’

 

  We keken elkaar lachend aan en wensten elkaar het allerbeste met vooral heel veel mannelijk schoon.

 

 

 

 

24

 

 

 

Ik begon het nieuwe jaar goed. Om zeven uur ’s ochtends zat ik al bij JVJ achter mijn bureau. Overijverig en schandalig vroeg, dat vond ik zelf ook, maar de lange oudejaarsnacht en het teveel aan alcohol hadden me helemaal uit mijn ritme gehaald waardoor ik van ellende niet meer kon slapen.

 

  Ik dronk drie koppen koffie achterelkaar op tegen de vermoeidheid, en moest de hele tijd aan Boris denken die morgen naar Parijs zou vertrekken. Van het idee alleen al werd ik niet vrolijk. Het hele nieuwe jaar kon me trouwens gestolen worden. Het vooruitzicht van een lang weekend skiën had ook al aardig wat van zijn glans verloren. Ten eerste miste ik een groot gedeelte van de pret, en ten tweede vroeg ik me af of het nog wel ouderwets gezellig kon worden. Er was tenslotte wel het een en ander gebeurd.

 

  Kim en Madelief die vreemdgingen. Jasmijn die voor de damesliefde had gekozen waar ik mij op de een of andere rare manier schuldig over voelde, omdat ik deze merkwaardige coming-out had kunnen voorkomen door haar niet in haar eentje naar het zweterige lokaaltje van Fitnesscentrum De Wilg te laten gaan. En dan was er nog Merel, die zich daadwerkelijk aan iedere man verlustigde. Alleen Bo was geen spat veranderd.

 

  Een glimlach speelde rond mijn mond. Wat zouden de dames van mij denken? Sterker nog, hoe zouden ze reageren als ze erachter kwamen dat ik een pseudoniem in levenden lijve was?

 

  Ik keek in mijn agenda en zag tot mijn grote schrik dat ik om tien uur een afspraak had met de tweede man van Dubock, Henk ter Kerke. Een rilling van ellende gleed langs mijn ruggengraat. Ik had er al een bespreking op zitten met deze afschuwelijk vervelende man, die zo formeel als een misdienaar en zo saai als een oud lijk was. De eerste keer dat ik hem zag droeg hij foute schoenen en een geruite trui met een golfer erop! Hij verontschuldigde zich nog voor zijn semicasual kleding. En terecht: het zag er echt niet uit! Daarnaast had hij een uitgestreken smoel en waterige lichtblauwe ogen, die schichtig heen en weer schoten. Het was allemaal te gruwelijk om tegenaan te kijken. Ik vermoedde dat Henk getrouwd was met zo’n type dat rookworsten en andere originele cadeautjes inkocht voor de bingoclub van het plaatselijke bejaardenhuis, waar Henk dan weer in zijn vrije tijd penningmeester van was. Met deze man moest ik tot de achttiende januari alle voorbesprekingen voor de fusie van 4US met Six Unlimited voeren. Afschuwelijk! Misschien was signeren dan nog wel prettiger. Ik had van Voorstevoordehoeven begrepen dat ik op de achttiende zelf de grote baas van 4US op het vliegveld zou ontmoeten. Gezien de keuze van zijn tweede man vreesde ik van Dubock het ergste. Ik zag er vreselijk tegen op. En alsof deze dip niet voldoende was, kwam Marjolein ook nog eens enthousiast mijn kantoor inrennen om mij vrolijk op mijn beide wangen te zoenen. Moest ik ook nog de komende dagen iedereen gelukkig nieuwjaar wensen, inclusief al het bijbehorende gezoen waar ik een bloedhekel aan had. Het leek me verstandig de deur van mijn kantoor zoveel mogelijk gesloten te houden. Met een beetje mazzel kon ik zo de hartelijke en welgemeende wensen ontlopen, maar dat bleek al snel een illusie.

 

  Vanaf een uurtje of halfnegen kwam iedereen binnen en vonden ze het allemaal noodzakelijk om mij om mijn nek te vallen alsof ze me in geen jaren hadden gezien. Hekkensluiter was Berthold, die breed grijnzend in de deuropening van mijn kantoor stond en mij wist te melden dat hij een fijn gesprek had gehad met de partners.

 

  De zenuwen gierden door mijn strot. Het zou toch niet waar zijn! Die ouwe kerels van het torentje hadden mij een toezegging gedaan en het was toch echt de bedoeling dat ik als overwinnaar uit de strijd zou komen. Ik wilde dat begeerlijke plekje aan het ovaal. Het was de enige reden dat ik nog niet op mijn roze fiets ervandoor was gegaan. Fuseren, aandelentransmissies, jaarverslagen en mannen in krijtpakken: daar werd toch niemand opgewonden van. Het waren slechts lastige hobbels op weg naar het partnerschap.

 

  Als klap op de vuurpijl kwam Marjolein tegen vijven binnenrennen en vroeg op een verwijtend toontje waar ik bleef.

 

  ‘Waar had ik heen gemoeten, Marjolein?’ vroeg ik spottend.

 

  ‘De nieuwjaarsborrel, Anne!’

 

  O, nee hè. Die was ik vergeten. Dat betekende dat ik al die andere medewerkers van JVJ alsnog moest zoenen, en dus ook de vieze dame van het archief. Een paniekerig gevoel nam bezit van mij. Waarom was ik dit nou weer vergeten? Als ik dit had geweten dan had ik mij op tijd uit de voeten kunnen maken.

 

  ‘Ik kom zo naar de vergaderzaal, Marjolein. Ik moet nog even wat afmaken,’ zei ik opgelaten.

 

  ‘De vergaderzaal?’ Ze keek me nu helemaal aan alsof ze water zag branden. ‘Je weet toch wel dat de nieuwjaarsborrel vandaag gevierd wordt samen met de feestelijke opening van de Saartjeskeuken! Iedereen is er al!’

 

  Ik zuchtte even diep en sloot snel mijn computer af. Op een holletje ging ik achter Marjolein aan. Ik had me nog zo voorgenomen dat ik geen stap in die stomme keuken zou zetten.

 

  De achttiende naderde snel en de vele besprekingen met Henk ter Kerke en Voorstevoordehoeven gingen mij niet in mijn koude kleren zitten.

 

  Ondertussen had ik de rest op de hoogte gesteld van het feit dat ik een dag later kwam, en dit werd mij niet in dank afgenomen. Op de laatste bijeenkomst voor ons vertrek werd mij dit nog eens fijntjes onder mijn neus gewreven.

 

  ‘Ik vind het echt niet integer van je,’ zei Jasmijn met een zuinig mondje.

 

  ‘Dat ben ik wel met Jasmijn eens, Anne,’ voegde Madelief eraan toe.

 

  Ik keek haar pissig aan. Als er iemand haar mond moest houden over integriteit dan was zij het wel!

 

  ‘Nu kom je eigenlijk maar voor de helft. Dan kan Jeanna beter meegaan. Die heeft tenslotte nog nooit geskied en ze zou het vast fantastisch vinden,’ ging Jasmijn heel onverstandig door.

 

  ‘Als jullie liever hebben dat ik helemaal niet ga, dan moet je het nu zeggen. Dan moet ik wel even de eigenaren van het chalet opbellen om te zeggen dat het niet doorgaat, tenzij een van jullie zo vriendelijk is je huis uit te lenen voor het goede doel.’

 

  Deze opmerking was voldoende om bij iedereen het schaamrood op de kaken te laten verschijnen.

 

  ‘Nee, joh, ben je mal,’ zei Madelief snel.

 

  ‘Zonder jou wordt het niks. Het is al erg genoeg dat we je een dag moeten missen,’ vulde Bo haar aan terwijl de rest heftig knikte.

 

  ‘Je krijgt trouwens de hartelijke groeten van mijn oma, Anne,’ zei Merel, die een waar talent had om op het juiste moment van onderwerp te veranderen. ‘Ze is je eeuwig dankbaar, en dat geldt trouwens ook voor de rest van de bewoners van Huize Boterbloem.’

 

  ‘Waarom?’ vroeg ik verbaasd.

 

  ‘Voor het Rollormovarken!’

 

  ‘Het wat?’ riep iedereen in koor.

 

  ‘Dankzij Anne heeft de firma Rollormo een spaarvarken met inhoud geschonken aan Huize Boterbloem. Ze hebben beloofd elk jaar geld te storten zodat het huis een uitstapje kan maken. Ze zijn afgelopen week naar Holiday on Ice geweest. Oma heeft een wereldtijd gehad en is sindsdien onafscheidelijk met haar buurman Van der Stek. Het schijnt dat ze samen door de gangen van Huize Boterbloem zwieren.’

 

  ‘Goh,’ zei ik verbaasd.

 

  ‘Dat heb jij geregeld, Anne. Daar mag je best trots op zijn,’ zei Merel.

 

  Ik kreeg een rood hoofd en keek ongemakkelijk om me heen. ‘Een spaarvarken is niet helemaal wat ik in gedachten had.’

 

  ‘Ik weet niet wat jij wilde, maar ik weet wel dat het lang geleden is dat ik mijn oma zo gelukkig heb gezien.’

 

  Ik grijnsde wat en besloot dat een vrolijke oma Van der Klip misschien wel de beste schikking ooit was.

 

  Daarna gingen we over tot de belangrijkere zaken: hoeveel geld er werd gestort in de huishoudpot en wie er voor de zakken chips zou zorgen. We wensten tenslotte knagend door het luchtruim te gaan.

 

 

Uiteindelijk belden Merel en Jasmijn de zeventiende af om mee te helpen met poetsen, en moest ik samen met Bo mijn hele appartement schoonmaken. Het was lang geleden dat ik de binnenkant van mijn keukenkastjes aan een dergelijke inspectie had onderworpen. Het leverde geen vrolijk beeld op, en datzelfde gold voor de badkamer, waar zich tussen de voegen van de tegels een hardnekkige, zwarte schimmel had genesteld.

 

  ‘Smerig is dit, Anne,’ gilde Bo vanuit de badkamer waar ze kokhalzend met een oude tandenborstel de voegen weer wit probeerde te schrobben. Ze zag er nogal komisch uit met een hoofddoekje op en een groot keukenschort voor.

 

  Tot drie uur ’s nachts waren we bezig om alles een beetje de uitstraling van een prettig en schoon appartement te geven, inclusief bloemetje en flesje wijn voor mijn gasten. Bo was nogal kritisch in de keuze van de wijn die ik mijn gasten als welkom wilde geven en wilde eerst proeven, maar ik wist haar te overtuigen dat we dan helemaal niet zouden opschieten.

 

  Daarna moest ik inpakken, wat nog een uurtje in beslag nam, maar het lukte mij uiteindelijk om zowel een carrière-outfit als vakantiekleren in de Samsonite te proppen. De ski’s liet ik maar thuis. Dubock verwachtte tenslotte een intelligen-te fusiedame en niet de een of andere sloerie die met ski’s op haar nek een paar dagen naar Londen ging om een miljoenenovername voor hem te regelen. Dan maar huren in Zwitserland. Uitgeput viel ik in slaap. Ik was doodzenuwachtig dat ik door de wekker heen zou slapen waardoor ik het vliegtuig naar Londen zou missen en op staande voet ontslagen zou worden.

 

  Na een doorwaakte nacht stond ik de volgende dag keurig om tien uur op Schiphol. Hans, de cijferexpert van de sectie, was er al, en het eerste wat de lieve schat deed was voor mij ergens een kopje koffie regelen.

 

  Zenuwachtig keek ik rond. Waar was Dubock en wat was het voor een vent? Ongetwijfeld eentje die strak in het pak mij met zijn kille zakelijke en op geld beluste oogjes zou weten te intimideren. Zo gevoelig was ik nou ook wel weer. Ik vermoedde dat hij een jaartje of vijftig was en mij alle hoeken van mijn Londense hotelkamer zou laten zien als ik er niet voor zorgde dat deze fusie probleemloos verliep. De rillingen liepen mij over mijn rug en ik probeerde mezelf gerust te stellen dat ik me toch heus meer dan voldoende had voorbereid. Mocht het echt hopeloos uit de hand dreigen te lopen dan kon ik nog altijd die Henk ter Kerke de schuld geven.

 

  ‘Ik hoop maar dat die Dubock op tijd is,’ zei ik tegen Hans.

 

  ‘Gaan we toch zonder hem,’ antwoordde hij laconiek.

 

  ‘Hoe lang blijven we wachten? We moeten wel zo inchecken, anders zijn we mooi te laat. We staan toch wel goed, hè? We zouden elkaar toch hier bij de desk van KLM ontmoeten?’ zei ik zenuwachtig rondkijkend.

 

  Ondertussen schalde de metalige stem van de grondstewardess door de hal. We moesten inchecken, en wel meteen! Nerveus begon ik heen en weer te lopen, op zoek naar iemand die ik niet kende.

 

  ‘Dit gaat helemaal niet goed, zo komen we te laat,’ riep ik bijna hysterisch.

 

  Hans trok ongeïnteresseerd zijn schouders op. ‘Dan nemen we gewoon het volgende vliegtuig.’

 

  ‘Waarom komt die vent niet gewoon op tijd?’ riep ik wanhopig. ‘Ik heb er zo’n hekel aan als mensen te laat komen!’

 

  Hans zei niets maar keek me slechts spottend aan.

 

  ‘Ja, houd nou maar op,’ beet ik hem geïrriteerd toe.

 

  Op dat moment ging mijn mobieltje en gehaast plukte ik het uit mijn handtas. Daar zal je het hebben, dacht ik chagrijnig. Meneer belt af! ‘Met Anne de Bree.’

 

  ‘Met Voorstevoordehoeven. Ik weet dat je op het punt van vertrek staat maar ik wil je even feliciteren. Je hebt Van Dongen binnengehaald. Ik weet niet hoe je dat hebt gedaan, maar wij van JVJ zijn daar heel erg blij mee. Petje af, Anne. Dit zullen we niet snel vergeten. Goede reis en veel succes.’

 

  Ik kreeg niet eens de gelegenheid om wat te zeggen. Voorstevoordehoeven had al weer opgehangen.

 

  ‘Was dat Dubock? Trein gemist?’ zei Hans lachend.

 

  Hij had het nog niet gezegd of een beer van een vent kwam aangerend. Over zijn schouder hing een plunjezak en in zijn andere hand droeg hij een attachékoffertje. Met een enorme glimlach gaf hij mij joviaal een hand.

 

  ‘Jij bent vast Anne de Bree.’

 

  ‘Ja,’ zei ik verbaasd, en ik vroeg me af waarom deze vent voor Dubock in de plaats was gekomen.

 

  ‘Ik ben Dubock, kom laten we inchecken.’ Hij liep voor ons uit, keek niet achterom, maar ging er blindelings van uit dat wij hem volgden, en dat deden we ook.

 

  Binnen een mum van tijd waren we ingecheckt en gingen we op een holletje naar de gate, waar we als laatste passagiers door een vermoeide grondstewardess het vliegtuig in werden gejaagd.

 

  Zuchtend ging ik zitten met naast mij Dubock. Ik had het niet zo op vliegen, en de stress van het te laat komen zorgde ervoor dat er rode vlekken in mijn nek verschenen. Ik wapperde mijzelf koelte toe met de geplastificeerde instructies waarop stond wat we moesten doen als het vliegtuig zou neerstorten, en zuchtte een paar keer diep.

 

  ‘Vliegangst?’ vroeg Dubock.

 

  ‘Ben je mal, het is hier gewoon bloedheet.’

 

  ‘In beide gevallen moet je rustig blijven ademhalen,’ zei hij zonder me verder aan te kijken, waarna hij de krant opensloeg.

 

  Op het moment dat de motoren gevaarlijk hard begonnen te brullen en het vliegtuig als een dinky toy over de startbaan denderde, zette ik me schrap. Dit en de landing vond ik altijd het meest hachelijke gedeelte van zo’n vliegavontuur. Ik begreep namelijk echt niet waarom de eerste de beste auto vier dikke banden moest hebben, en zo’n enorm gevaarte het kon doen met een paar van die inklapbare bolderkarbandjes. Dat leek mij vragen om ongelukken. Plotseling kwam het bevrijdende gevoel dat we door een grote reus opgetild werden en zweefden we door de lucht. Voor mij was dit nog steeds niet het punt waarop ik rustig achterover ging leunen. Daar was ik al zo vaak in getrapt! Dan dacht ik dat we het gevaarlijkste gedeelte gehad hadden en dan maakten we opeens een enorme bocht. Eentje waarbij je schuin in je stoel hing en je met je wangen plat tegen het koude raampje werd gedrukt, dan wel in de schoot van je onbekende medepassagier belandde. Zo’n moment waarop je je bezorgd afvroeg of de piloot iets vergeten was of dat er een vliegtuigvleugel dreigde af te knappen waardoor we onmiddellijk rechtsomkeert moesten maken.

 

  Er ging een plingetje en een video werd aangezet waarop de instructies voor noodgevallen nog eens haarfijn werden uitgelegd. Ik luisterde aandachtig en probeerde alles zo goed mogelijk te onthouden. Met name het gedeelte waar de mooie dame ons vertelde dat we vooral niet in het vliegtuig aan het koordje van ons zwemvest moesten trekken omdat we anders als teletubbies door het vliegtuig zouden stuiteren.

 

  In de rij naast ons zat een hele dikke man met zweetdruppeltjes op zijn hoofd een boekje te lezen. Hoe zou dat gaan als hij zich in zo’n fel geel zwemvestje moest wurmen? Hij kon nooit door dat nauwe gat van de nooduitgang. Dus als hij voor ons zou staan dan konden wij er ook niet meer uit! Dan kon je wel mooi een zwemvestje aanhebben maar daar had je dan geen ene flikker aan. Als ingeblikte tonijn zouden we op de zeebodem belanden. Ik voelde de paniek bij me uitbreken, het zweet parelde op mijn hoofd en ik had het gevoel dat ik nog amper adem kon halen. Met grote schrikogen pakte ik Dubock bij de arm en wees bibberig naar de dikke man.

 

  ‘Als er wat gebeurt, moeten we zorgen dat hij achter ons blijft,’ zei ik met hese stem.

 

  Dubock keek mij slechts aan en zonder iets te zeggen, viste hij een papieren zakje uit het netje voor hem, blies erin en hield het voor mijn mond. Hij wenkte naar een stewardess en vroeg haar om een glas whisky.

 

  ‘Zo, wat ben jij een druktemaker zeg,’ zei hij lachend nadat ik een enorme teug whisky in mijn keel had laten glijden. ‘Ik hoop maar dat fuseren jou beter afgaat.’

 

  Het schaamrood steeg me naar mijn kaken. Het was niks voor mij om zo’n drama te maken over een simpel vluchtje naar Londen. Voorstevoordehoeven had mij nog zo op het hart gedrukt dat ik me uiterst professioneel moest gedragen. Ik keek wat uit het raampje en probeerde mijn gedachten op leuke dingen te brengen maar er schoot me niets te binnen wat het denken waard was. De enige gedachten die door mijn hoofd dwarrelden waren zorgpunten. Zou alles goed gaan vandaag? Zouden mijn vriendinnen op tijd zijn en het vliegtuig halen? Het leek me typisch iets voor Madelief om met haar dikke Range Rover vast te komen zitten in het verkeer, of dat Merel opgesloten zou zitten in het mortuarium in afwachting van haar patholoog, die ondertussen lekker met zijn vrouw uit eten was. Het kon allemaal gebeuren.

 

  ‘Waar zit je aan te denken?’ vroeg Dubock plotseling.

 

  Ik keek hem verbaasd aan. Rare vraag van iemand die ik helemaal niet kende, dacht ik bij mezelf.

 

  ‘Nergens aan,’ antwoordde ik.

 

  ‘Onzin, een mens denkt altijd ergens aan tenzij ze mediteren en met hun benen gekruist in hun nek naar een punt in de verte staren.’

 

  ‘Misschien staarde ik naar de wolken. Hoe weet jij dat nou?’

 

  ‘Je zat met je hand aan je oorlel te trekken. Dat betekent dat je ergens aan zat te denken.’

 

  ‘Nou, ja zeg!’ zei ik verontwaardigd. Ik wilde iets zeggen. Iets wat ad rem over zou komen, maar ik had helemaal geen tekst.

 

  ‘Dat is helemaal niet erg, hoor. Wat mij betreft trek je de hele dag aan je oorlel. Dat moet je zelf weten.’

 

  ‘Waar bemoei jij je eigenlijk mee!’

 

  Hij keek mij grinnikend aan, en op hetzelfde moment zakte het vliegtuig een paar meter naar beneden. Het was net alsof mijn maag door mijn neusvleugels naar buiten werd geperst en ik voelde me helemaal draaierig en duizelig worden. Dat en de angst dat we in duikvlucht richting aardoppervlak gingen, zorgden ervoor dat ik begon te gillen en Dubock weer bij zijn arm vastgreep.

 

  ‘Er is niets aan de hand. We zitten in een luchtzak. Op de kermis betalen mensen hier een hoop geld voor,’ zei hij op een toontje alsof hij een hysterisch kind toesprak.

 

  Shit, dit liep helemaal uit de hand! Ik sprak mezelf streng toe, haalde diep adem en toverde een glimlach op mijn gezicht. ‘Het spijt me dat ik me zo aanstel. Ik beloof je één ding: als we straks geland zijn, ben ik de rust zelve en zal ik je juridische zaken fantastisch behartigen. Ik heb gisteren tot diep in de nacht mijn appartement schoongemaakt en het wachten zonet op het vliegveld deed mijn zenuwen ook geen goed. Ik was namelijk bang dat je niet op tijd zou komen, maar echt ik beloof je…’

 

  ‘Stil maar, het is goed,’ viel hij mij in de rede. ‘Je hoeft je niet te verontschuldigen. Het is mijn fout. Ik kom altijd op het allerlaatste moment en ik weet dat sommige mensen daar niet tegen kunnen, dus dan moet ik dat ook niet doen.’

 

  Hij keek me aan met een oprechte blik in zijn ogen waaruit bleek dat hij het echt vervelend vond. Ik had het gevoel dat we elkaar minutenlang aankeken maar in werkelijkheid zal het slechts een paar seconden zijn geweest. Hoe dan ook, zijn blik bezorgde mij kriebels in mijn buik, en tot mijn grote verbazing vond ik hem plotseling vreselijk aantrekkelijk. Daar ging ik weer! Op hetzelfde moment donderde het vliegtuig opnieuw een aantal meters naar beneden en de kriebels in mijn buik kwamen ergens bij mijn keel terecht, wat een bijzonder onprettig gevoel gaf.

 

  ‘Gaat het een beetje?’ vroeg hij vriendelijk, en hij legde even zijn hand op mijn arm.

 

  ‘Ja, dank je. Misschien ga ik op een dag vliegen zelfs wel leuk vinden.’

 

  Dubock pakte weer zijn krant en ging verder met lezen. Ik zette de leuning van mijn stoel een beetje naar achteren. Een heel kort hazenslaapje zou mijn ergste vermoeidheid misschien kunnen wegwerken.

 

  Ik deed mijn ogen dicht, maar niet voor lang. Ik kon mezelf niet bedwingen en gluurde door de wimpers van mijn rechteroog naar de man die naast mij zat. Aandachtig las hij de krant. Af en toe trok hij even zijn wenkbrauwen op en soms speelde er een flauw lachje rond zijn mond. Het viel me plotseling op hoe groot hij eigenlijk was. Hij vulde met zijn hele lijf de stoel terwijl hij toch absoluut niet dik was. Hij had enorme schouders en zijn hoofd torende hoog boven de stoel uit. Zo’n man die je niet op de rij voor je moest hebben in de bioscoop. Dubock had een enorme bos donkerbruin haar. Net niet krullend, maar wel met een behoorlijke slag. Ik kreeg opeens ontzettende zin om me tegen die brede schouders aan te nestelen en moest bijna giechelen om deze gedachte. Ik zuchtte eens diep van tevredenheid. Misschien werd het toch wel leuk in Londen.

 

  Dubock vouwde zijn krant op. Ik vermoedde dat hij dacht dat ik sliep en hij haalde heel voorzichtig een lok haar weg die voor mijn oog hing. Het gebaar was zo teder dat mijn hart onmiddellijk sneller begon te kloppen. Ik hield mijn ogen zo veel mogelijk gesloten maar vaag kon ik zien dat hij naar mij keek en glimlachte. Het leek wel of hij mij leuk vond!

 

  Plotseling zag ik hem wriemelen aan zijn hand en ik opende mijn ene oog om te kijken wat hij deed. Tot mijn stomme verbazing zag ik dat hij een ring van zijn vinger haalde en in zijn portemonnee stopte. Nee hè! Hoe kreeg ik het voor elkaar! Hadden nou alle mannen die ik tegenkwam last van knellende trouwringen?

 

  Ik gluurde door mijn wimpers en ik zag dat hij met een tevreden blik in zijn ogen achteroverleunde. Het was duidelijk dat hij zich verheugde op een weekendje fuseren. Nou, dikke pech, dacht ik bij mezelf en ik voelde een enorme lachbui opkomen. Dit was toch ook niet te geloven! Wat een trieste sukkel, en hij leek nog wel zo leuk!

 

  Heel langzaam begon mijn lichaam te schokken van de ingehouden lach. Ik draaide me om, mijn gezicht naar het raampje gekeerd, op mijn lip bijtend om maar geen geluid te maken.

 

  ‘Huil je?’ vroeg Dubock bezorgd.

 

  Ik schudde mijn hoofd. Inmiddels liepen de tranen van het lachen over mijn wangen.