9

 

 

 

Ze zaten er allemaal. Jansen, Voorstevoordehoeven, Janssen, Jansma en Kortewind. De kamer van Jansen was groot en ruim. Langs de wand stonden hoge boekenkasten die gevuld waren met de prachtigste verzamelingen juridische literatuur. Bij het raam stond een vergadertafel waarop een vaas met verse bloemen stond. Het geheel ademde sobere chic uit, maar het was duidelijk dat de inrichting veel geld had gekost. Zo zou ik er ook bij kunnen zitten.

 

  Ik wist absoluut niet wat ik moest zeggen, allerlei gedachten raasden door mijn hoofd. Als ik de Rollormozaak wilde doorzetten, zou ik geen partner worden. Het beeld van een intens blije en grijnzende Berthold trok langs mijn netvlies. Ik gunde hem een dergelijke overwinning niet. En hoe moest ik het Rob gaan vertellen? De liefde van mijn leven, met wie ik misschien wel zou gaan trouwen en zeven kindjes zou krijgen. Zou hij me nog leuk vinden als ik geen partner werd? En mevrouw Van der Klip dan en al die andere oudjes? Die zou ik toch vreselijk in de steek laten? Plotseling zag ik mezelf voor de rest van mijn leven zitten in het te kleine kamertje op letselschade. Mijn bloeiende carrière gestrand omdat ik zonodig principieel een zaak wilde doorzetten. Mijn ouders die nooit vol trots aan hun vrienden konden vertellen dat hun Anne partner was bij JVJ. Ik slikte een paar keer om moed te verzamelen en mijn woordje te gaan doen. Net toen ik wat wilde zeggen, sloeg Jansen met zijn hamertje op de tafel en opende hij de vergadering.

 

  ‘Welkom, Anne, op deze bijzondere vergadering waarin ik een trieste mededeling moet doen.’

 

  Het was alsof mijn keel werd samengeknepen. Shit, ik was te laat. Ze hadden hun partnerkeuze gemaakt. Ze hadden de keuze laten vallen op Berthold. Het klamme zweet brak me uit. Ik kon mijn haren wel uit mijn kop trekken van spijt dat ik niet gisteren al akkoord was gegaan met een schikking voor de bejaarden. Afhankelijk van het letsel een grote of kleine bos anjers. Klaar! Wanneer ging ik het nou een keer handig aanpakken?

 

  ‘Gisteravond hebben we een telefoontje gekregen dat Piet de Wind helaas de komende maanden zijn werkzaamheden bij ons niet kan voortzetten. De dokter heeft geconstateerd dat hij een nare ziekte heeft en dat herstel een lange periode in beslag zal nemen, waarbij aangetekend moet worden dat er een grote kans is dat hij niet in dezelfde functie terug zal keren. Anne, wij hebben gisteravond in een spoedvergadering besloten dat jij zijn functie bij Fusies & Overnames overneemt, en wel met ingang van vandaag.’

 

  Ik wilde iets zeggen maar er kwam niets uit. Mijn armen en benen kon ik niet meer bewegen en ik had het gevoel dat ik de complete grip op mijn leven zo langzamerhand begon te verliezen. Had ik zelf nog iets te zeggen over de dingen? Werd mij nog iets gevraagd? Of waren het slechts mededelingen?

 

  Kortewind had het woord genomen en deelde mij mee dat hij mij vreselijk zou missen maar dat dit er aan zat te komen. Goede medewerkers konden nu eenmaal snel carrière maken op de juridische ladder. Janssen feliciteerde mij en liet me weten dat ik geheel op mijn plek zou zijn in de wereld van het grote geld, en Jansma bulderde dat het mooi werk was. En het enige waar ik aan kon denken was dat er iemand vreselijk overspannen van was geraakt, want dat was binnen de advocatuur de betekenis van een nare ziekte. Een advocaat kon alles overkomen maar overspannen, dat nooit!

 

  Er werd mij verder niets meer gevraagd, en met een korte hamerslag beëindigde Jansen de vergadering. Ik wilde de deur uit lopen maar draaide me om. Vijf paar vragende ogen waren op mij gericht. ‘Heb ik hier zelf… Ik bedoel, wordt er nog gevraagd of ik…’

 

  Janssen keek me vragend aan, zijn mond stond een beetje open. Dit was zinloos. Ik draaide me om en probeerde zo waardig mogelijk het kantoor van Jansen te verlaten.

 

  Oké, de stoel aan het ovaal was nog leeg maar had ik nou promotie gemaakt of hadden de heren hun eigen probleem soepeltjes opgelost? Ik vreesde het laatste. Als er iemand niet thuishoorde op Fusies & Overnames dan was ik het wel, maar voor het gemak besloot ik deze overplaatsing als een promotie te beschouwen. Ik wilde tenslotte aan het ovaal en daarvoor moest ik rechtdoor. Dit was een stap vooruit.

 

  Vijf minuten later stond ik buiten adem in mijn te kleine kamertje toe te kijken hoe mijn boeltje werd ingepakt. Ik kon nog net verhinderen dat mijn fietssleuteltje verdween in een doos oude zaken, met als bestemming het archief.

 

 

De zenuwachtige secretaresse van de sectie Fusies & Overnames stond mij al op te wachten. Haar naam was Marjolein en ze was niet bijster snugger maar wel gedienstig. Ze was nogal modebewust en was in staat om elke maand met een nieuw kapsel op kantoor te verschijnen. Haar kleding was altijd volgens de laatste mode en ze flanste die zelf op de naaimachine in elkaar. Het hele gedoe rond haar kapsel en kleding had ongetwijfeld te maken met het feit dat ze al jaren op zoek was naar de juiste man in haar leven maar het wilde maar niet vlotten. Ze stelde ook behoorlijk hoge eisen. Het moest iets van een directeur worden, en die lagen tenslotte niet voor het oprapen. Ik mocht haar niet zo. Op personeelsfeestjes gedroeg ze zich altijd als een krolse kat.

 

  Ze dribbelde me tegemoet op haar hoge hakken en duwde mij een bos bloemen in mijn hand. De partners hadden daadwerkelijk overal aan gedacht, maar wat ze een beetje uit het oog waren verloren, was dat ik totaal geen verstand van Fusies & Overnames had.

 

  De hele ochtend was ik bezig met inrichten, kennismaken en net doen alsof ik de totale controle over de situatie had. Als Petra mij tegen halftwee niet had gebeld, was ik absoluut de afspraak bij de uitgever vergeten.

 

  Veel te laat kwam ik bij uitgeverij PuntKomma aan, maar desondanks lieten ze me rustig een uur wachten. Het was niet te geloven. Een uur lang in een smoezelig kamertje met veel glas. Het enige wat ik wist, was dat ik een afspraak had met ene Boris van der Kaak, en ik kreeg het Spaans benauwd toen ik me realiseerde dat ik het hele manuscript nog nooit had gelezen. Volgens mij heb ik alle medewerkers van Uitgeverij PuntKomma voorbij zien drentelen, nieuwsgierig naar binnen kijkend. Het was duidelijk niet mijn wereldje. Het vrouwvolk was gekleed in hippe, katoenen gewaden en ik vermoedde dat Boris een halve communist op sandalen was. Een intellectuele letterneuzelaar, en terwijl ik daar zat te wachten in die benauwde kaasstolp verlangde ik plotseling ongelofelijk naar mijn Rob, en ik besloot dat ik hem na deze afgrijselijke bezoeking meteen zou bellen.

 

  Uiteindelijk werd ik opgehaald door een joviale dame, die zich voorstelde als de assistente van Boris. Ze was behangen met kralenkettingen die bij elke beweging tegen haar imposante boezem aan knalden, wat met veel gekletter gepaard ging. Stoïcijns ging ze me voor in het doolhof van de gangen van PuntKomma, mijn nijdige opmerkingen over de lange wachttijd negerend. Tegen de tijd dat we bij het kantoor van Boris aankwamen was mijn ergste woede gekoeld.

 

  Het was niets voor mij om me zo op te winden, maar de afgelopen weken had mijn bloeddruk een paar ongezonde stijgingen te verwerken gehad en het was net alsof ik mijn aanvallen van razernij niet meer zo goed kon onderdrukken.

 

  ‘Zo, dus jij bent Anne.’

 

  Voor mij stond een grote man, net over de veertig, met een enorme bos donkere krullen. Geen woord van excuus over het lange wachten. Hij keek me slechts onderzoekend aan met zijn grote, bruine ogen. Zijn handen verstopt in de broekzakken van zijn spijkerbroek met aan zijn voeten stoere punters. Ik voelde mij tien jaar oud zoals hij boven mij uittorende. Een schokkende ervaring.

 

  ‘Ga zitten, ik bijt niet.’ Een glimlach speelde rond zijn lippen.

 

  ‘Ik ben er niet zo van gediend om een uur te moeten wachten,’ beet ik hem toe. Op de een of andere manier kon ik maar net de neiging weerstaan om hem een klap te geven.

 

  ‘Leuk boek heb je geschreven. Je mag Vera de Pagret wel dankbaar zijn dat ze het voor je heeft opgestuurd.’

 

  Ik keek hem stompzinnig aan. Waar had hij het over? Wie was Vera de Pagret? De naam zei me niets.

 

  ‘Mijn assistente zal de veranderingen die we in het manuscript hebben aangebracht met je doornemen. Ik neem wel contact met je op.’

 

  Zonder mij verder nog een blik waardig te keuren, liep hij de deur uit.

 

  ‘Zo,’ sprak de assistente fijntjes, ‘laten we aan het werk gaan.’

 

  Alsof ik een psychiatrische patiënte was waar je vooral voorzichtig mee om moest gaan omdat anders de moordlustige neigingen heel rap naar boven zouden kunnen komen, legde ze me heel subtiel uit waar en welke veranderingen ze hadden aangebracht.

 

  ‘Gaat het?’ vroeg ze af en toe op rustige toon.

 

  ‘Zo schokkend is het nou allemaal ook weer niet,’ antwoordde ik.

 

  ‘Nou, de meeste schrijvers hebben nogal moeite met deze fase in het boekproces.’

 

  Ik schudde licht mijn hoofd. Wat een maf wijf, en haar woordgebruik kwam me ook niet helemaal normaal voor. Maar gelukkig was ik geen schrijver en het interesseerde me ook helemaal geen ene mallemoer, al schrapte ze elke bladzijde van het boek.

 

  ‘De titel is goed,’ zei ze enthousiast. ‘Die laten we zo. Hoe ben je daar eigenlijk opgekomen?’

 

  Titel? Titel? Ik wist niet eens wat de titel was van het rotboek!

 

  ‘Gewoon een kwestie van diep nadenken,’ zei ik op een toontje alsof ze een hele domme vraag stelde.

 

  Ze knikte me goedkeurend toe en staarde naar buiten. ‘Donkere wolken.’

 

  ‘Ja, het ziet ernaar uit dat het gaat regenen.’

 

  Ze keek me aan, kneep haar ogen een beetje toe, wilde wat zeggen maar nam eerst een slokje koffie.

 

  ‘Ik heb het over de titel: Donkere Wolken.’

 

  Shit! Ik keek haar uitdagend aan en zei: ‘Precies! Toen ik de titel bedacht keek ik ook naar buiten en vervolgens ging het regenen. Zo simpel kan het zijn in het leven van een schrijver, mevrouw de assistente van Boris. Maar ik vrees dat ik deze gezellige sessie op moet heffen want ik heb nog meer te doen.’

 

  Ze zuchtte even diep alsof deze middag haar ook een beetje te veel begon te worden. ‘Het is inderdaad wel voldoende geweest voor vandaag. Boris neemt wel contact met je op.’

 

  Zo snel mogelijk ging ik terug naar kantoor, ondertussen probeerde ik Petra te pakken te krijgen. Ik wilde van dit gesodemieter af. Dit was geen goed plan. Ik ging ervan uit dat Petra ook wel zou begrijpen dat ik deze wirwar van leugens er niet bij kon gebruiken nu ik op Fusies & Overnames terecht was gekomen. Ik sprak twee keer in op haar voicemail. Ze was niet op haar werk en haar mobieltje nam ze ook niet op.

 

  Toen ik op kantoor aankwam stond Marjolein me al op te wachten. Ze hadden aan het eind van de dag een informele borrel voor mij georganiseerd om me hartelijk welkom te heten. Het was een actie van Marjolein, en eentje die bij mij in ieder geval een punt scoorde.

 

  Voorstevoordehoeven schoof ook nog even aan en liet me weten dat ik hem op ieder moment om hulp kon vragen. ‘Anne, ik ben erg blij dat je op mijn sectie terecht bent gekomen. Ik heb je hoog zitten en de partners hebben ook veel bewondering voor je,’ zei hij glimlachend. Vreemd genoeg had al die aandacht en waardering een positieve invloed op me die ik niet goed kon verklaren. Op de een of andere manier groeide ik, en ik kreeg steeds meer het vertrouwen dat het allemaal goed zou komen. Als er iemand in staat was om goed werk te doen op Fusies & Overnames dan was ik het wel, ook al had ik de ballen verstand van aandelentransmissies.

 

  Aan het einde van de borrel kwam Kortewind mij ook nog gelukwensen. ‘Mijn lief kind, ik weet zeker dat je loopbaan bij Fusies & Overnames een succes wordt.’

 

  ‘Dank u, meneer Kortewind, maar ik had het prima naar mijn zin op letselschade.’

 

  ‘Dat weet ik en ik laat je ook met pijn in mijn hart gaan, maar het zal jou toch ook wel duidelijk zijn waarom de partners dit doen?’

 

  ‘Niet echt?’ zei ik en keek hem argwanend aan.

 

  ‘Mijn lief kind, waar je nu zit, kom je de grote cliënten tegen. Hier zit het geld, hier gebeurt het. Hier werken de toekomstige partners. Niet op letselschade en ook niet op de sectie belastingrecht.’ Hij gaf me een dikke knipoog en liet me verbaasd staan.

 

  Wat zei hij nou? Roodgloeiend van opwinding nam ik nog een wijntje. Berthold zat op belastingrecht, dus eigenlijk zei Kortewind dat… Mijn hart begon steeds sneller te kloppen. De bal lag voor open doel. Het enige wat ik hoefde te doen, was hem erin trappen. Dat moest kunnen, dat moest ik zelfs kunnen! Ik, die in staat was om werkelijk alles te verknallen, kon dit niet verprutsen. Met een beetje ijver, op tijd opstaan en eventueel een nieuwe fiets kon ik niet anders dan de nieuwe partner van JVJ worden.

 

  Ik besloot Rob te bellen. Dit moest gevierd worden met mijn aanstaande. Helaas kon Rob geen tijd vrijmaken om ergens wat met me te gaan eten maar we spraken af dat hij rond negenen naar mijn huis zou komen. Ik besloot van de nood een deugd te maken en ging naar huis met een tas vol spannende jongensboeken over aandelen en dossiers vol kleine lettertjes.

 

  Terwijl ik hijgend en puffend met twee zware tassen de trap op liep, belde Petra. Ze bood me geen enkele gelegenheid om wat te zeggen, maar stak meteen van wal en liet me weten dat ze met Boris had gebeld om te vragen hoe het gesprek was verlopen.

 

  ‘O, ja,’ gilde ze door de telefoon. ‘Wat je nog moet weten is dat ik de naam Vera de Pagret gebruik en ik ben de secretaresse van je vorige werkgever. Het manuscript in gewijzigde vorm gaat naar mijn postbusnummer en ik regel het allemaal. Zo blijf ik op de achtergrond maar kan ik wel alles regelen. Ik heb gezegd dat je enigszins chaotisch bent maar dat had de assistente ook al geconstateerd. Het enige wat je nog hoeft te doen is een paar gesprekken met Boris voeren over de contracten en zo. Nou dat moet voor jou geen enkel probleem zijn. Je eigen vak, tenslotte. Goed geregeld, hè? Ga maar lekker vroeg slapen, want het is morgen weer vroeg dag.’

 

  Ik zat op de traptrede waar ik gisteren nog in mijn blote kont had gezeten, en net als gisteravond zat ik sullig om me heen te kijken. Ik wilde nog tegen Petra zeggen dat ik had besloten dat we zo snel mogelijk een einde moesten maken aan ons geestige spelletje, maar die gelegenheid kreeg ik niet. Ze had al opgehangen.

 

  Om negen uur deed ik met een stijve nek en pijnlijke schouders van het ingespannen lezen de deur voor Rob open. De schat was een en al lof over mijn prestaties en zonder dat ik wat hoefde te zeggen, knoopte hij mijn blouse los en masseerde hij langdurig mijn gespannen schouders. Ik was eigenlijk te moe voor seks, maar toen ik de wellustige blik in zijn ogen zag, wist ik dat ik over vijf minuten plat op mijn rug zou liggen. Ik stelde voor gezellig in bed televisie te kijken en lekker in slaap te vallen, maar hij liet me weten dat hij niet lang kon blijven.

 

  ‘Waar moet je naartoe?’ vroeg ik. Het laatste wat ik wilde was een zeikerig wijf worden, maar ik baalde er wel van dat hij weer weg moest.

 

  ‘Ik heb morgenochtend om acht uur een ontbijtvergadering in Sittard.’

 

  ‘Nou, dan gaan we toch lekker vroeg slapen,’ zei ik enthousiast. ‘Ik ben bekaf. Als ik nu in bed lig, val ik onmiddellijk in slaap.’

 

  ‘Ik niet, schatje. Als ik jou zie dan kan ik niet van je afblijven. Als ik bij jou blijf slapen dan doe ik geen oog dicht en wil ik de hele tijd aan je zitten. Je bent voor mij te verleidelijk, Anne. Ik kan je echt niet weerstaan.’

 

  Ik vond hem plotseling zo lief dat de tranen me bijna in de ogen sprongen.

 

  ‘Hou je van me?’ vroeg ik weifelend.

 

  Hij keek me lachend aan en streek een pluk haar uit mijn gezicht. ‘Zonder kleren nog meer.’ Hij tilde me op alsof ik een veertje was en droeg me naar mijn slaapkamer.

 

  Eén ding wist ik zeker: ik wilde Rob. Misschien wilde ik zelfs wel de rest van mijn leven bij hem blijven. Samen in een huis. Ik en Rob. Wild trok ik de kleren van zijn lijf. De seks was zweterig en eigenlijk niet bijzonder, maar de constatering dat ik de man van mijn leven had gevonden, gaf voldoende bevrediging. Onmiddellijk na de daad sprong hij onder de douche en boende zich alsof zijn leven ervan afhing. Het leek mij een overdreven daad van hygiëne en ik sloeg het gade vanaf de wc waar ik probeerde te plassen. Ik wiebelde wat met mijn bekken om zijn orgastische productie kwijt te raken. Niets was zo smerig als dat het opeens kleverig langs je benen droop.

 

  ‘Moet je echt weg?’ vroeg ik toen hij uiteindelijk de douche uitzette.

 

  ‘Ja.’

 

  ‘Je ziet er zo lekker uit met die druppeltjes water op je buik.’

 

  Er liep een straaltje water van zijn navel naar zijn donkerblonde schaamhaar en opeens kreeg ik zin. Echt zin. Ik was ook niet moe meer.

 

  ‘Kunnen we niet nog een keer?’

 

  Hij grinnikte slechts, trok zijn kleren aan en gaf me een kus.

 

  ‘Het was lekker. Ik bel je.’

 

  ‘Rob?’

 

  Hij draaide zich om en leunde nonchalant tegen de deur. ‘Lieve schat, ik moet echt weg. Ik moet morgen fit zijn. Al is het alleen maar omdat ik morgen mijn cliënten moet uitleggen dat ik een fantastische fusiespecialiste tegen ben gekomen.’

 

  Ik voelde me helemaal warm worden van deze liefdesverklaring. Ik straalde vanaf de pleepot. ‘Ga je morgen vertellen dat je verliefd bent?’

 

  ‘Nee, gekkie. Dat moet geheim blijven. Als ik interessante opdrachten aan jou wil doorspelen mag er geen belangenverstrengeling zijn. Toch?’

 

  ‘Wat kan dat hard kletteren, hè,’ zei ik snel om mezelf een houding te geven.

 

  ‘Ja, jij kunt plassen als een olifant. Daarom vind ik je ook zo lief.’ Hij wierp me een handkus toe en liep weg.

 

  Ik hield mijn vingers gekruist en dacht bij mezelf: als hij zo terugkomt, houdt hij echt van mij, dan gaan we trouwen en krijgen we acht kinderen. Gespannen keek ik naar de deur van de badkamer.

 

  ‘Autosleutels vergeten! Dan kom ik niet ver,’ zei hij, terwijl hij zijn hoofd om de deur van de badkamer stak. Hij wierp me nog een grijns en een kushand toe. Daarna was hij weg.

 

  ‘Yes,’ riep ik hardop nadat ik de voordeur hoorde dichtslaan. Hij houdt van me. Dit moest ik aan iemand vertellen. Ik ging onmiddellijk Merel bellen, maar die had helaas dienst. Jasmijn was fitnessen en ik vroeg me verbaasd af met wie. Bo was onvindbaar, althans geen van haar talloze mobieltjes werd opgenomen. Petra had ik geen trek in. Uiteindelijk had ik Madelief te pakken. Ze was toevallig in Amsterdam en een halfuur later zaten we opgekruld op de bank met een grote zak chips en een fles witte wijn ons liefdesleven door te nemen.

 

  ‘Ik denk dat we acht kinderen willen. Goed, hè!’ zei ik.

 

  ‘Dus hij is de ware?’ vroeg Madelief.

 

  ‘Ja, de echte.’

 

  ‘Hoe weet je dat nou?’

 

  ‘Dat voel je. Ik voel me goed bij hem. Ik weet ook wel dat ik hem nog maar net ken maar het klopt gewoon. Ik weet ook niet waarom.’

 

  ‘Anne, elke relatie is goed in het begin. Daarom hoeft hij nog niet de ware te zijn. Je voelt elkaar prima aan, je hebt geen ruzies, je bent verliefd, je hebt fantastische seks maar heus, dat blijft niet. Er moet dus wel iets meer zijn dan dat.’

 

  Ik keek haar verbaasd aan. Wat zat ze nou te zeiken? Ze was toch zelf ook verliefd geweest?

 

  ‘Luister,’ zei ze belerend. ‘Na een jaar komen de eerste echte ruzies, dan zijn de vlinders in je buik verdwenen, dan is seks een sleur, althans een weinig spannende aangelegenheid, en verlang je naar een ander. Dus ik zou me maar twee keer bedenken voordat jij je echt gaat binden.’

 

  ‘Als ik dat zo hoor zou ik bijna denken dat jij niet gelukkig getrouwd bent.’

 

  Ze keek even verlegen een andere kant op en zei zachtjes: ‘Kijk nou maar naar Kim en mij. Er komt een moment in je huwelijk waarop je besluit vreemd te gaan.’

 

  Met open mond van verbazing keek ik haar aan. Ik had me verheugd om eindeloos een monoloog te houden over mijn Rob. De man van wie ik zeker wist dat ik de rest van mijn leven met hem wilde delen, al snapte ik zelf niet waarom ik dat zo nodig wilde.

 

  ‘Wil je zeggen dat jij vreemdgaat?’ sprak ik heel langzaam, met de nadruk op het laatste woord.

 

  ‘Kijk niet zo afkeurend. Welkom in de wereld van de getrouwde vrouw.’

 

  ‘Madelief. Doe normaal!’

 

  ‘Peter en ik zijn uit elkaar gegroeid.’ Ze bewoog druk met haar handen alsof ze daarmee haar woorden kracht bij wilde zetten. ‘Hij heeft het druk met zijn werk, ik heb het druk met de kinderen, en ondertussen heb je elkaar niets meer te melden.’

 

  ‘Je hebt zelf een hartstikke leuke baan! Je eigen bedrijf. Wat zeik je nou?’

 

  ‘Mijn eigen bedrijf?’ Ze begon hoog en hard te lachen. ‘Mijn cultuuradviesbureautje? Mijn enige opdrachtgever tot nu toe is de bank waar Peter werkt. Op elke afdeling heb ik een leuk schilderijtje opgehangen en ik heb tot drie keer toe een succesvol cultureel uitje georganiseerd. Het was heel lief van Peter om mij bij de bank naar binnen te loodsen, maar daar is het ook wel bij gebleven. Heus, het is echt niet makkelijk om nieuwe opdrachtgevers te vinden.’

 

  ‘Wat doe je dan de hele dag in dat grote huis van je? Voor je kinderen hoef je niet te zorgen, dat doet die au pair wel voor je.’

 

  ‘Me vervelen, dat is wat ik doe. Ik verveel me helemaal gek en Peter zie ik amper, want die komt laat thuis van zijn werk.’

 

  ‘Ik heb er geen verstand van, Madelief, maar volgens mij hebben jullie gewoon last van het huwelijksdipje dat na zeven jaar optreedt. Daar moet je gewoon even aan werken en dan komt alles goed.’

 

  ‘Dat doe ik ook.’

 

  ‘Mooi,’ zei ik en begon demonstratief de glazen op te ruimen. Ik wilde naar bed.

 

  ‘Ik wip me drie slagen in de rondte met andere mannen,’ zei ze laconiek.

 

  Ontzet liet ik me op de bank neervallen. ‘Nou zeg, dat is me wat.’

 

  ‘Ja, inderdaad hè? Trek nog maar een flesje open. Met een glaasje erbij praat het wat openhartiger.’

 

  ‘Madelief, ik moet morgen vroeg…’

 

  ‘Kom op,’ viel ze me in de rede. ‘Nog één wijntje. Slapen kunnen we altijd nog.’

 

  Verslagen liep ik naar de keuken. Ik wist niet of ik dit allemaal wel wilde weten. We moesten nog een lang weekend met z’n allen op de piste doorbrengen en ik zag het helemaal niet zitten als ik de enige was die hier vanaf wist.

 

  ‘Madelief, weten de anderen hier ook van?’

 

  ‘Nee, ben je gek. Het moet ook echt geheim blijven. Toen je mij vanavond belde, dacht ik: het is nu of nooit. Iemand moet het weten. Ik moet dit met iemand delen.’

 

  ‘O,’ zei ik slechts en wenste dat ik haar nooit gebeld had.

 

  ‘Het begon allemaal met Karel,’ begon ze enthousiast toen ik weer naast haar ging zitten op de bank.

 

  ‘Karel?’

 

  ‘Ja, Karel. Hij is vader van twee zonen en Joris en Bente zaten bij zijn kinderen in de klas.’

 

  Joris en Bente waren de kinderen van Peter uit zijn eerste huwelijk. Na een gruwelijke strijd om de voogdij had hij ze toegewezen gekregen, maar daarvoor had hij zijn eerste vrouw wel totaal door het slijk moeten halen.

 

  ‘Karel is gescheiden en hij heeft de hele week de kinderen. Hij zit in de verzekeringen en werkt ’s avonds. Hij was dus altijd op school en hielp ook altijd mee als er iets gedaan moest worden. Op een gegeven moment kwam hij koffiedrinken en zo is het gebeurd.’

 

  ‘Wat?’

 

  ‘Nou gewoon. We zijn uiteindelijk in bed beland. Een jaar lang kwam hij twee, drie keer per week koffiedrinken enzo.’

 

  ‘Maar Karel is niet meer?’

 

  ‘Op een gegeven moment wilde ik meer dan koffiedrinken en neuken. Ja, je wilt toch aandacht en toen heb ik een grote fout gemaakt, al zeg ik het zelf.’

 

  ‘Wat heb je gedaan?’ Ik stelde de vraag maar dat was totaal overbodig. Met of zonder vraag van mijn kant, ze was helaas vastbesloten dat ik alles moest weten.

 

  ‘Ik ben hem gevolgd en toen kwam ik erachter dat ik niet de enige van school was waar hij ging koffiedrinken. Hij had een route door Blaricum, zal ik maar zeggen.’

 

  Ik kon een lach bijna niet onderdrukken.

 

  ‘Ik was woest, Anne. Ik heb meteen de kinderen op een andere school gedaan en ik heb hem nooit meer gezien. Al die vrouwen waar hij ging koffiedrinken en niemand wist het van elkaar. Schandalig toch?’

 

  ‘Tja, dat is niet netjes van Karel.’

 

  ‘Op de nieuwe school van Joris en Bente kwam ik weer iemand tegen en daar heb ik ook ongeveer een jaartje iets mee gehad. Bente zat bij zijn dochtertje in de klas. Toen werd ik zwanger van Emma en toen vond ik het allemaal iets te gecompliceerd worden.’

 

  Emma was het product van het samenzijn van Peter en Madelief, maar daar begon ik nu toch ernstig aan te twijfelen.

 

  ‘Emma is…’

 

  ‘Nee hoor, volgens mij wel van Peter.’ Ze staarde voor zich uit en zei plotseling: ‘En nu ben ik aan het downdaten.’ Ze keek me gelukzalig aan.

 

  ‘Downdaten?’

 

  ‘Ja, dan heb je een relatie met iemand die qua opleiding ver onder je niveau zit.’

 

  Ik vroeg me af wat voor een debiel dat moest zijn, want ik begon ernstig te twijfelen aan de intellectuele capaciteiten van mijn vriendin.

 

  ‘Anne, ik verveelde me zo. Jullie hebben allemaal je werk en jullie zijn de hele dag bezig, maar ik wist gewoon niet wat ik de hele dag moest doen. Uiteindelijk heb ik me aangesloten bij een groepje vrouwen die leuke dingen doen met asielzoekers. Er is werkelijk een wereld voor me opengegaan. Ik wist niet dat er zoveel leed bij mij om de hoek was. Je biedt die mensen zoveel perspectief als je wat met ze doet. Ze gewoon een beetje aandacht geeft. We gaan met ze haringhappen, naar de Keukenhof, naar een kaasboerderij, lekker dansen op klompen. Dat soort dingen, gewoon Nederlandse cultuur snuiven,’ ratelde ze achterelkaar door.

 

  Ik was van mijn leven nog nooit in de Keukenhof geweest en welke idioot ging er nou op klompen dansen? Ik had oprecht medelijden met die arme asielzoekers, met pijn in hun voeten dansend op houten klompen, begeleid door hysterische en verveelde huisvrouwen.

 

  ‘Weet je Madelief, ik vind het eigenlijk tamelijk…’

 

  Ze ratelde gewoon door en ik kreeg niet de gelegenheid om te zeggen dat ik het nogal stom en denigrerend vond waar ze mee bezig was.

 

  ‘Nou, daar ben ik iemand tegengekomen en daar heb ik nu iets mee. Ik noem hem Tim want zijn naam is zo ingewikkeld. Hij komt uit Angola.’

 

  Met open mond keek ik haar aan. Ik wist niet wat ik moest zeggen en ik was bang dat ik elk moment heel hard zou moeten lachen. Het enige wat ik mij vertwijfeld afvroeg, was waarom ik er niet eerder achter was gekomen dat Madelief een domme Blaricumse doos was geworden. Ik hield heel veel van haar, ze was mijn vriendin en dat zou ze ook altijd blijven, maar dit was toch wel heel ernstig!

 

  ‘Je weet dat er in de regio Angola nogal wat hiv-virussen rondwapperen?’ zei ik zo vriendelijk en geïnteresseerd mogelijk.

 

  ‘Ben je gek, we laten die mannen eerst testen. Op onze kosten uiteraard.’

 

  ‘We?’

 

  Ze kreeg een rood hoofd. ‘Nou ja, er is nog een vrijwilligster, een vriendin van mij. Zij heeft ook iets met een asielzoeker.’

 

  Ik pakte de glazen van tafel en bracht ze naar de keuken. Dit was niet te geloven, het toppunt van verveling zat bij mij op de bank. Ik wilde naar bed.

 

  ‘Madelief, ik ga nu echt slapen. Ik bel je morgen wel even. Denk je dat je nog kunt rijden?’

 

  ‘Tuurlijk. Ik heb maar een paar wijntjes gedronken.’

 

  Bij de deur draaide ze zich nog even om en alsof er niets gebeurd en gezegd was, zei ze: ‘Ik ga zaterdag gezellig met Merel shoppen. Ga je mee?’

 

  Ik schudde alleen maar mijn hoofd.

 

  ‘Waarom niet? Zo gezellig, joh. Lekker door de P.C. Hooft. Heb jij al zo’n hippe heupbroek?’

 

  Als een model draaide ze voor me rond. Vol afschuw keek ik naar de vetrollen die over haar hippe heupbroek heen lebberden. Haar string stak er half boven uit en de enorme spleet van haar billen gaapte mij tegemoet. Haar heupen waren enorm en er was geen taille meer te bekennen. Het zag er niet uit. Was er in de hele P.C. Hooft nou niet één verkoopster die Madelief tegen zichzelf in bescherming kon nemen?

 

  ‘Goed zit dit, hè? Ik vind dat ik dit nog prima kan hebben. Moet jij ook doen, zo’n broek. Ik ga zaterdag van die leuke strakke T-shirtjes kopen met van die gave teksten erop. Dat is het helemaal! Dan staat er bijvoorbeeld “cultwijf” op. Echt, dat is helemaal top!’

 

  Met haar handen deed ze voor waar de tekst moest komen te staan. Ergens daar waar bij de meeste vrouwen borsten zaten maar bij Madelief zat er vrijwel niets. Moest ik nou degene zijn die haar moest vertellen dat heupen als een olifant en tieten als kikkererwten geen punten waren die je vol trots aan de buitenwereld moest tonen?

 

  ‘Misschien moet je er eentje nemen waarop “asielzoeners” staat.’

 

  Madelief hoorde me niet. Ze was helemaal met zichzelf bezig. ‘En dan zo’n lekker kort shirtje. Misschien neem ik wel een navelpiercing,’ zei ze lachend.

 

  ‘Ja, dat zal je vast leuk staan,’ zei ik enthousiast. Mocht de boel gruwelijk ontsteken als Tim zijn Angolese zaadlozing erop neerkwakt, dan wordt dat tenminste keurig verdoezeld door al die vetrollen, dacht ik en ik kon mijn lachen amper inhouden.

 

  Ik keek haar na vanuit mijn raam. Enigszins onvast op haar benen liep ze naar haar auto en een paar minuten later scheurde ze weg in haar splinternieuwe Range Rover. Hoofdschuddend bekeek ik het. Waarom ging ze niet scheiden? Of was het familiegeld van Peter toch belangrijker dan een gelukkig leven?

 

  Ik zuchtte eens diep en voelde me opeens heel erg normaal. En dat wilde ik ook zijn. Normaal. Gewoon een normale advocate met interessant werk en een leuke normale echtgenoot.

 

  Rob was mijn ticket naar een normaal bestaan. Niks geen wild gedoe meer. Het skiweekend met mijn vriendinnen zou mijn laatste uitspatting zijn en daarna was het afgelopen.

 

  Een merkwaardige rust kwam over mij heen. Alsof ik voor het eerst in mijn leven mijn uiteindelijke doel voor ogen had. Een maatschappelijke carrière en als huwelijkse status: getrouwd. Het was niet bijzonder. Sterker nog, een halfjaar geleden had ik mezelf voor gek verklaard. Maar nu was ik voor het eerst van mijn leven echt tevreden met hoe ik in het leven stond.

 

 

 

 

10

 

 

 

De hele maand oktober werkte ik alsof mijn leven ervan afhing. Ik was nog net niet degene die ’s ochtends als eerste de zware eikenhouten voordeur van JVJ opende, maar het scheelde niet veel. Al mijn noeste arbeid tot laat in de avond leverde mij een hoop goedkeurende blikken van de partners op. Het was alsof ik het licht had gezien na het bezoek van Madelief. Het verzoek van Kortewind om mijn leven te beteren had weinig uitgehaald, maar het verhaal van de Angolese Tim had mij bekeerd. Zo’n zooitje wilde ik er in mijn leven niet van maken. Madelief had ik niet meer gesproken. Ik sprak sowieso weinig van mijn vriendinnen nu ik mij had opgesloten op kantoor. Merel had het druk in het ziekenhuis – het arme kind draaide af en toe diensten van tweeënzeventig uur – Jasmijn had een ander fitnessmaatje gevonden, Bo was haar reis aan het plannen en Petra probeerde ik met man en macht te ontwijken. Dat was niet aardig, maar ik wilde zo weinig mogelijk aan dat stomme rotboek denken. Nu het gepubliceerd ging worden kon ik alleen maar hopen dat het zo snel mogelijk bij de ramsj kwam te liggen. Ik miste mijn vriendinnen verschrikkelijk en het was net alsof ik van de ene op de andere dag in een te serieus leven terecht was gekomen. De enige die ik nog zag tussen het fuseren door waren Mo en natuurlijk Rob, alhoewel de momenten met Rob meestal van korte duur waren.

 

  Ik had mijzelf nooit gezien als een snelle advocate die al overnemend door de wereld ging, maar ik merkte dat mijn plotselinge carrièresprong van medewerkster letselschade tot senior medewerkster Fusies & Overnames respect afdwong. Mijn collega’s keken met bewondering naar me en mijn cliënten droegen me op handen. Ik dineerde mezelf een maagklepontsteking, en omdat ik niet totaal dicht wilde groeien, sloeg ik voor het gemak alle andere maaltijden van de dag over. Het enige wat ik naar binnen werkte, waren liters en liters zwarte koffie.

 

  Minpuntje in het geheel was dat ik intensief met Voorstevoordehoeven moest samenwerken. Voorstevoordehoeven had Fusies & Overnames onder zijn hoede en hij was bepaald geen makkelijk mannetje. Waar Kortewind zich als een vader opstelde, was Voorstevoordehoeven een op geld beluste slavendrijver. JVJ stond voornamelijk bekend als advocatenkantoor voor de zakelijke dienstverlening. Strafrechtzaken werden bijna niet door JVJ gedaan. Eigenlijk was bij ons de sectie letselschade al een vreemde, softe eend in de bijt, maar toen bleek dat je met interessante letselschadezaken heel goed in het nieuws kon komen, kreeg het een volwassen status binnen JVJ. Het meeste geld werd verdiend met de zakelijke dienstverlening.

 

  Voorstevoordehoeven leidde zijn sectie met ijzeren discipline. Geintjes werden niet getolereerd en fouten al helemaal niet. Met welke cliënt ik moest kennismaken en op welk tijdstip werd allemaal door Voorstevoordehoeven geregeld. Ik vond het allemaal erg zenuwslopend hoe hij mij van tevoren instrueerde en na afloop een gedetailleerd verslag wenste van mijn bevindingen. Gelukkig kwam ik er al snel achter dat ik van mijn cliënten weinig te vrezen had. De meeste waren halverwege de vijftig en vonden mij een leuk, intelligent, jong ding met wie het gezellig tafelen was. Qua kennis en zakelijkheid kreeg ik het voordeel van de twijfel: ze gingen ervan uit dat de partners heus niet de eerste de beste op Fusies & Overnames neer zouden zetten, en daar ging ik zelf ook maar van uit. Ik groeide heel langzaam in mijn rol, en mijn cliënten bevestigden het beeld dat ik ook graag van mezelf wilde hebben, namelijk dat ik gewoon erg goed en fantastisch was.

 

  Berthold volgde mijn doen en laten op kantoor met argusogen. Ik ontweek hem zoveel mogelijk, maar als ik hem tegenkwam had hij altijd wel een opmerking paraat. In ieder geval eentje waar ik toch zeker zo’n halfuur van slag van was.

 

  Met de andere medewerkers van mijn sectie kon ik goed overweg maar het had wel scheve ogen gegeven dat ik zomaar de baan van hun zieke collega had overgenomen. Er liepen tenslotte wel meer medewerkers bij JVJ rond die recht op deze functie hadden. Aan de andere kant was er diepe bewondering voor mijn positie. Het was natuurlijk als een lopend vuurtje door JVJ gegaan dat Berthold en ik genomineerd waren, en omdat iedereen de partners te vriend wilde houden – en dus ook de eventueel toekomstige partner – deed iedereen heel vriendelijk tegen mij. Met andere woorden: ik werd getolereerd en geaccepteerd maar om de verkeerde redenen.

 

  Behalve Marjolein, de secretaresse, liepen er op Fusies & Overnames nog twee senioren, twee junior medewerkers, een sectiesecretaresse en een stagiair rond. De laatste was een dramatisch geval. Ze was amper tweeëntwintig en naar alle waarschijnlijkheid briljant, maar helaas ook contactgestoord. Mira was met de hoogste cijfers door haar studie gerold en op twee afstudeerrichtingen afgestudeerd, maar als je boe zei begon ze al bijna te huilen. Natuurlijk zat ik met haar op een kamer. Hier had ik als senior medewerker een punt van kunnen maken, maar ik besloot dat ik mijn hand niet moest overspelen. De bedoeling was dat ik haar aan het werk hield. Ik had haar dolgraag mee willen nemen op een van mijn kennismakingsetentje om daar gezellig als twee toffe meiden aan te komen, maar het enige wat ze deed was stompzinnig grijnzen waarbij ze haar beugel in alle glorie liet zien. Het was zo’n grof grijs geval dat haar onbeschrijflijk scheve tanden in het gareel moest zien te krijgen. Het zou vast een mooi resultaat worden, maar tot die tijd werd haar omgeving getrakteerd op een onsmakelijk uitzicht van grijs metaal met stukjes donker volkorenbrood. Dat laatste was wat ze at, en dat deed ze op de meest rare tijdstippen. Dan trok ze een oranje broodtrommeltje tevoorschijn en haalde daar heel behoedzaam een boterham uit. Keurig in partjes gesneden, wat mij deed vermoeden dat daar een moederhand achter zat. Als een konijn knaagde ze heel langzaam haar voedselpakketje op, en als ze daar dan mee klaar was, peuterde ze uitgebreid elk grof gemalen graantje tussen haar beugel weg. Op de een of andere manier kon ik niet anders dan naar het tafereel kijken, waardoor ze me vreselijk van mijn werk hield. Dat moest natuurlijk op een gegeven moment misgaan en dat ging het ook, tijdens onze wekelijkse vergadering. We zaten allemaal klaar in de vergaderzaal en het wachten was alleen nog op Voorstevoordehoeven. Mira pakte weer haar broodtrommeltje en op niet mis te verstane wijze heb ik haar toen gemeld dat als ze niet als de sodemieter ophield met dat maffe hamstergedrag, ik haar onmiddellijk zou opsluiten in een kooi en voor straf een halve dag in een loopmolen zou zetten. Huilend verdween ze naar het toilet en toen ze weer terugkwam had ik spijt als haren op mijn hoofd, waarop ik besloot dat ik alleen nog maar vriendelijk tegen haar zou zijn. Mijn actie dwong wel respect af bij de andere medewerkers, want ik zag ze in elkaar krimpen, zelfs de twee senioren die qua leeftijd al behoorlijk richting de vijftig liepen.

 

  Van de laatste twee moest ik het hebben. Ze liepen al jaren rond op Fusies & Overnames en kenden elk dossier en elke cliënt van haver tot gort. Ik had besloten dat ik ze te allen tijde te vriend moest houden. Het waren geen bruisende persoonlijkheden maar stille harde werkers, en dat was precies wat ik nodig had. De oudste, Hans, was een enigszins cynische man. Hij was een echte cijferexpert en hij had wel door dat hij zijn eigen glazen plafond had bereikt en de rest van zijn werkzame leven deze positie zou houden. Ik vermoedde dat het proces van berusting lang en naar was geweest, maar dat had zich allemaal voor mijn tijd afgespeeld en nu vond hij het wel prima. Hij liep geen pas te hard maar werkte consciëntieus. De tweede, Gerard, had nooit de ambitie gehad om meer te willen zijn dan senior medewerker. Hij wilde de belangrijkste man zijn onder de leidinggevende van zijn sectie. Toen hij hoorde dat zijn dierbare collega Piet de Wind vervangen zou worden door een vrouw van net tweeëndertig was hij helemaal over de zeik gegaan. Ik kreeg de indruk dat hij er zich bij had neergelegd. Hij gokte er waarschijnlijk op dat ik partner zou worden zodat hij daar zijn status aan kon ontlenen, maar ik was me heel goed bewust dat hij er alles aan zou doen om mij van het toneel te laten verdwijnen als ik geen partner werd.

 

  De twee junioren, Joris en Tobias waren ongeleide projectielen. Het was de bedoeling dat de senioren ze een beetje in de gaten hielden. Jonge honden op weg naar de top konden veel schade aanrichten, maar ik vertrouwde erop dat Hans en Gerard daar ook niet op zaten te wachten en dat zij ze wel in de gaten zouden houden. Joris was zevenentwintig en een heel klein, blond ventje. Hij zag er niet echt slecht uit, maar had op de een of andere manier toch iets heel onaantrekkelijks. Tobias daarentegen was absoluut een lekker ding. Hij was nog wel erg jong, een maand geleden was hij pas vierentwintig geworden. Joris was al tijden verliefd op Karin, de secretaresse van Jansma. Karin was hoogblond en droeg altijd strakke bloesjes waardoor haar diepe gevulde decolleté goed zichtbaar was. Ze zag eruit alsof ze in haar vrije tijd bijverdiende met foute rolletjes in pornofilms, maar ze gedroeg zich vreselijk preuts. Het was een rare combinatie van uiterlijk en innerlijk, maar in ieder geval eentje die Joris uitermate spannend vond. Bij elke gelegenheid probeerde hij haar over te halen om samen een keertje uit te gaan maar ze weigerde elke keer. Totdat Tobias erachter kwam dat ze een tweelingzus had en binnen een week had hij een blind date geregeld tussen Joris en Moniek, de zus van Karin. Met een aantal van kantoor zaten we achter in het grand café waar Joris en Moniek elkaar zouden ontmoeten. Tobias had nog lachend gezegd dat het de enige blind date was waarbij ze geen afspraken hoefden te maken over wat ze aan zouden doen en aan welk tafeltje ze zouden zitten. Joris zou haar tenslotte wel herkennen!

 

  Niemand sloeg acht op het meisje dat binnenkwam. Het was een klein, donkerharig kipje met een veel te grote bril en een enorm vooruitstekend gebit. Zelden had ik zo’n onaantrekkelijk geval gezien, en dat gold ook voor Joris want die keurde haar geen blik waardig. Toen ze uiteindelijk naar zijn tafeltje liep en hem een hand gaf, schrok Joris zo ontzettend dat hij met zijn kleine beentjes zo het grand café uit rende. Achtervolgd door de ober. De koffie moest tenslotte wel betaald worden. Nog weken daarna werd er bij elk misverstand op kantoor gevraagd: ‘Bedoel je eeneiig of twee-eiig?’

 

  De eerste twee weken trachtte ik de schichtige Mira een rol te geven, maar al snel bleek dat ze voor niets geschikt was. Elk commentaar dat ik had op haar werk leidde tot een huilpartij, wat mijn reputatie geen goed deed. Na twee weken ging de roddel dat er heel wat werd afgejankt op Ruzies & Overnames en dat je daar maar beter niet kon werken. Ik moest dus iets met Mira. Een overplaatsing kon ik niet vragen. Daarmee zou ik alleen maar aangeven dat ik na twee weken al geen grip meer had op de situatie. Dus besloot ik Mira totaal nutteloos werk te laten verrichten en een historisch dossieronderzoek te laten doen naar mijn belangrijkste cliënten.

 

  Tot mijn grote verbazing leefde ze helemaal op. De hele dag zat ze achter haar bureau oude dossiers door te pluizen. Op zoek naar Joost mocht weten wat, althans, ik had haar geen gerichte zoekopdracht gegeven. Ik zou ook niet weten waarnaar. Vreemd genoeg begon ik Mira steeds sympathieker te vinden. Ik kreeg zelfs bewondering voor haar ongebreidelde ijver zich volledig te storten op iets waarvan niemand nou precies wist wat het was en waar ook niemand naar vroeg.

 

  Ondanks het feit dat ik het hartstikke druk had, probeerde ik zoveel mogelijk tussen de middag naar Mo te gaan. Mo maakte zich zorgen om mij, dat was me duidelijk. De broodjes gezond die hij me ongevraagd voorschotelde werden steeds gezonder, en ik at er steeds minder van. Zijn espressoapparaat daarentegen liet ik op volle toeren draaien.

 

  ‘Wist je dat zoveel koffie niet gezond is?’ vroeg hij bezorgd. ‘Van al die cafeïne word je hartstikke wild.’

 

  ‘Mooi,’ zei ik lachend. ‘Een beetje wild gedoe kan ik wel gebruiken. Ik ben van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat op kantoor. Als ik niet oppas word ik nog saai, lelijk en oud.’

 

  ‘Als je niet een beetje gezonder gaat eten dan word je dat vanzelf. Waarom drink je geen koffie verkeerd? Daar zit tenminste nog een beetje melk in.’

 

  ‘Koffie verkeerd?’ vroeg ik met een grote grijns op mijn gezicht. ‘Van warme melk val je in slaap, Mo. De komende tijd moet ik wakker blijven.’

 

  ‘Hard werken is prima, maar misschien moet je het niet overdrijven.’

 

  ‘De kansen liggen voor het grijpen, Mo. Het is nu of nooit! Ik moet nu gewoon keihard rechtdoor en dat moet ik doen met mijn ogen wijd open, anders mis ik van alles.’

 

  ‘Met je ogen wijd open? Volgens mij doe je bij Rob gewoon een oogje dicht, dame.’

 

  Ik keek hem stomverbaasd aan. ‘Wat bedoel je?’

 

  ‘Misschien moet je dat zelf uitzoeken.’ Hij keerde zich om en liep naar de andere kant van de bar waar een man al een tijdje stond te wachten om iets te bestellen.

 

  Zonder nog wat te zeggen, liep ik weg. Toen ik buiten stond, zag ik een junkie aan de ketting van mijn fiets staan rommelen. ‘Hé, ben je nou helemaal gek geworden? Ga een normale fiets jatten, idioot. Geen mens wil dat ding van je kopen. Dat snap je toch zelf ook wel.’

 

  De jongen van nog geen twintig jaar keek me met rooddoorlopen ogen aan. Afkeurend keek hij naar mijn fiets. ‘Nee, dat klopt. Hij heeft nog een lekke band ook,’ mompelde hij en liep weer door.

 

  Nee, hè. Dat was de zoveelste lekke band! Uit pure nijdigheid gaf ik een keiharde trap tegen mijn fiets, net op het moment dat Kortewind en Voorstevoordehoeven voorbijliepen voor hun dagelijkse wandelingetje langs de gracht.

 

  Ik stak mijn kop weer bij Mo om de hoek en riep poeslief: ‘Mo, ik heb weer een lekke band. Heb je nog tijd om hem te plakken?’

 

  Hij lachte lief naar mij en wierp mij een kushand toe. ‘Daar heb je Rob voor,’ zei Mo en grijnsde breeduit.

 

 

De hele middag moest ik denken aan de opmerking van Mo. Wat bedoelde hij nou met die opmerking dat ik een oogje dichtdeed? Ik had het toch goed met Rob? We waren allebei keihard aan het werk. Overdag stuurden we af en toe wat sms’jes, en twee tot drie keer in de week kwam hij ’s avonds naar me toe. We spraken nooit meer af bij Mo, waar het tenslotte allemaal begonnen was, maar dat kwam omdat Rob daar niet zoveel zin in had. Zou dat de reden zijn dat Mo die rotopmerking had gemaakt? Dat moest het wel zijn. Mo baalde er gewoon van dat ik niet meer zo vaak kwam na mijn werk.

 

  Eigenlijk vond ik het ook wel jammer dat Rob na het werk nooit meer bij Mo wilde afspreken. Meestal kwam hij tegen tienen naar mijn huis. Dat vond hij veel gezelliger. Hij bleef nooit slapen want hij had zijn nachtrust hard nodig. Hij was een echt ochtendmens, zoals hij zelf zei. Ik was elke keer weer dolgelukkig als Rob kwam maar ik merkte wel dat er een lichte mate van ontevredenheid over me kwam als Rob na een uurtje, meestal na een snelle wip, weer het pand verliet. Ik begon er zo langzamerhand naar te verlangen om meer van de wereld van Rob te leren kennen. Zijn collega’s, vrienden, zijn ouders en verdere familie. Desnoods zijn buren! Ik had nog nooit iemand uit Robs omgeving leren kennen. Heel langzaam begon dat aan mij te knagen.

 

  Elke keer als ik vroeg waarom we nooit iets leuks samen gingen doen, kuste hij onmiddellijk al mijn twijfels weg en fluisterde hij zoete woordjes in mijn oor. Over ware liefde die op zichzelf stond en waar de omgeving alleen maar afbreuk aan kon doen, en dat we toch niet meer nodig hadden dan een samenzijn van lichaam en geest.

 

  Als hij alle feiten nuchter voor mij op een rijtje zette waarom het prima was om ’s avonds bij mij thuis af te spreken in plaats van allerlei wilde dingen samen te gaan doen, was ik meestal vrij snel overtuigd. Daar kwam nog bij dat ik geen recht van spreken had. Alsof ik zoveel tijd had!

 

 

 

 

11

 

 

 

Met een gigant van een lekke band hobbelde ik met mijn fiets over de grachten naar huis. Mijn achterwerk bonkte pijnlijk op mijn zadel heen en weer. Kortewind had gelijk: dit kon niet meer. Misschien moest ik zo’n hippe scooter kopen. Zo’n replicageval uit de jaren vijftig. Die hadden ze nu ook leuk in het roze. Grijnzend van plezier zag ik de reactie van Kortewind al voor me.

 

  Of moest ik als partner eisen dat ik een rijwiel in de lease kreeg? Een prachtige glanzende fiets waarop met rode letters JVJ stond. Een stalen ros met vijf versnellingen, fietstassen, ruimte voor een bidon en een onderhoudscontract. Ik vroeg me af of dit fiscaal mogelijk was en dit leek me typisch een vraag voor Rob.

 

  Toen ik thuiskwam belde ik hem meteen, maar zijn mobieltje werd niet opgenomen.

 

  Via internet zocht ik zijn adres en toen ik eindelijk een Rob Verschuren te pakken had, woonachtig aan de Van Baerlestraat, besloot ik dat het beter was als ik hem de volgende ochtend zou verrassen met een bezoekje. Ik was helemaal opgewonden over mijn plan hem thuis op te zoeken, totdat ik mij realiseerde dat ik dan wel eerst mijn band moest plakken. Vertwijfeld vroeg ik me af hoe dat moest.

 

  Ik besloot Merel te bellen, misschien had zij er verstand van. Ik had namelijk geen idee hoe je zoiets moest doen. Het leek me niet zo zinvol om de anderen te bellen. Kim was getrouwd en had een olijvenman voor dit soort werkjes. Bo fietste niet. Jasmijn fietste zich ongans maar alleen in de sportschool en die bandjes zweefden slechts in het luchtledige. Petra was typisch een dame die haar fiets in onderhoud had en Madelief wist waarschijnlijk niet eens wat een fiets was. Nee, ik kon het beste Merel bellen. Naar mijn mening had ze ook de beste achtergrond. Als ze ergens een pleister op kon plakken dan kon ze ook een lekkebandenprobleem oplossen.

 

  ‘Hé, Merel. Weet jij wat ik moet doen met een lekke band?’

 

  ‘Dan moet je naar de Kwikfit gaan. Leuke jongens werken daar. Ze zijn er zo mee klaar. Kun je gewoon op wachten.’

 

  Even was ik stil en toen barstte ik in lachen uit. ‘Nee, stomme trut, mijn fiets heeft een lekke band!’

 

  ‘O,’ zei Merel. ‘Geen idee. Ik heb nog nooit een band geplakt en ik ben het niet van plan ook. Volgens mij moet je iets doen met een emmertje water. Dat kan ik me nog herinneren van vroeger. Dan moet je daar die lekke band in stoppen en als er dan belletjes komen dan zit daar het lek. Kijk anders even op internet. Er is vast wel een site en met een beetje mazzel is er een chatcorner voor fietsellende.’

 

  Merel had gelijk. Op het internet stond een fietsreparatiestappenplan voor de alleenstaande vrouw. Ik voelde me wel heel erg simpel en single, en realiseerde me dat met dergelijke zelfhulpsites de man helemaal overbodig zou worden. Maar al snel stond ik fluitend met mijn ellebogen in een emmertje water. Als een kind zo blij keek ik naar de bubbels en bij gebrek aan een echt plaksetje, gebruikte ik mijn creditcard als bandenwipper, een Pritt plakstift, en een gewone Hansaplast pleister om het gat weer professioneel dicht te kitten. Met een handpompje stond ik om elf uur ’s avonds mijn band op te pompen, maar ik voelde me trots!

 

 

Zenuwachtig stond ik de volgende ochtend al vroeg onder de douche. Ik had geen idee of ik er goed aan deed om naar Rob te gaan, maar ik voelde dat er een doorbraak in onze relatie moest komen. Het tijdperk van bellen en sms’en moest maar eens voorbij zijn. Er waren tenslotte momenten waarop je gewoon moest besluiten om de ander te zien. En dit was zo’n moment.

 

  Met een bonkend hart van de zenuwen sprong ik op mijn fiets, waarvan tot mijn stomme verbazing de band nog geheel vol was, en reed zo snel mogelijk naar de Van Baerlestraat. Over een kwartiertje zou ik in de armen van Rob liggen en zou hij zoete woordjes in mijn oor fluisteren, en me laten weten dat hij het fantastisch vond dat ik hem zo maar kwam verrassen.

 

  Geheel in gedachten verzonken trapte ik zo hard als ik kon, en als de tram niet zo hard had gerinkeld had ik er platgewalst onder gelegen in plaats van in Rob zijn armen. Geschrokken stapte ik van de fiets af en haalde even diep adem. Waar was ik mee bezig? Ik leek wel een verliefde puber.

 

  Een vriendelijke Turkse man, met aan zijn arm een hoogblonde dame, kwam naar me toegelopen en vroeg of alles goed met me ging. Ik knikte bibberend.

 

  ‘Het is toch ook wat met die schurftlijers op zo’n kankertram. Dat raast maar door die stad,’ kraaide de hoogblonde vriendin van de Turkse man in het Platamsterdams.

 

  ‘Jij moet beetje rustig doen. Meisje geschrokken,’ wees de man zijn vriendin terecht. ‘Mijn vrouw is lieve vrouw maar beetje hetige hoofdige vrouw,’ zei hij verontschuldigend lachend tegen mij.

 

  Ik glimlachte en het stel liep weer door. Ik haalde even diep adem en sprong weer op mijn fiets. Was het wel een goed idee om naar Rob te gaan? Ik hield er toch ook niet van als ik werd overvallen met bezoek? Dat was niet waar. Daar hield ik wel van. Sterker nog, dat vond ik geweldig, en al helemaal als de persoon in kwestie van het mannelijke geslacht was en daar goed mee om wist te gaan.

 

  Het was guur weer en de wind blies akelig hard door de straten. Het zag ernaar uit dat ik elk moment een vreselijke bui op mijn kop zou kunnen krijgen.

 

  ‘Hé, Anne!’

 

  Ik keek om en aan de overkant van de straat zag ik Boris van der Kaak staan. Hij zwaaide.

 

  ‘Hoi,’ riep ik, en ik fietste hard door.

 

  ‘Wacht even,’ bulderde hij mij achterna.

 

  Nou, daar zat ik nou echt niet op te wachten. Als ik ergens geen zin in had dan was het wel in die enge boekenwurm.

 

  ‘Wat is er?’ vroeg ik op afgemeten toon, nadat ik naar hem toe was gefietst.

 

  ‘Ik wil je even spreken.’

 

  ‘Nu?’

 

  ‘Ja, ik moest net aan je denken en vervolgens kom ik je tegen. Dat kan geen toeval zijn.’

 

  ‘Boris, ik ben toevallig op weg naar iemand met wie ik een afspraak heb en dus wil het toeval dat ik toevallig geen tijd heb. Bel mijn secretaresse maar.’

 

  Die laatste opmerking was er eentje die ik de laatste weken te pas en te onpas gebruikte en die verdomd handig bleek in de praktijk. Marjolein was er minder blij mee, want het modieuze monstertje had het razend druk gekregen.

 

  ‘Ik heb continu een lijntje gehad met je secretaresse, Anne, maar er zijn toch echt een aantal dingen die ik niet met Vera kan bespreken. Je hebt dan wel de overeenkomst ondertekend teruggestuurd, maar niet alles ingevuld. Heb je daar misschien vragen over?’

 

  Overeenkomst? Ik had helemaal geen overeenkomst opgestuurd! Waar had hij het over? Vera? O, ja, dat was ook zo. Vera was Petra. Dit was niet te doen. Dit werd me allemaal veel te ingewikkeld.

 

  ‘Ik heb geen vragen, hoor,’ antwoordde ik snel. ‘Anders had ik het wel gevraagd. Waarschijnlijk ben ik vergeten om een aantal dingen in te vullen. Ik heb het gewoon héél erg druk.’

 

  ‘Dat je de tijd hebt gevonden om zo’n boek te schrijven.’

 

  Daar kon ik weinig op zeggen en ik staarde wat schaapachtig voor me uit. Plotseling kwamen er dikke druppels uit de lucht vallen. Heel langzaam spatten ze een voor een op de grond uit elkaar. Ik keek naar de donkere wolken en realiseerde me dat er tussen nu en twee seconden een behoorlijke bak water op ons hoofd zou vallen.

 

  ‘Kom,’ riep Boris. Hij pakte mijn fiets en ging ervandoor. ‘Springen, Anne.’

 

  Ik had weinig keus dan erachteraan te hollen en voordat ik het in de gaten had sjeesde Boris in noodtempo door de stad met mij achterop. De regen kletterde uit de hemel en Boris lag krom voorovergebogen over mijn roze stuur. Zijn weelderige haardos vol glinsterende druppels water. Kriskras ging het door allerlei kleine steegjes waarna hij stopte bij een nieuwe, chique lunchroom. Hij zette mijn fiets vast terwijl ik mij onder het afdakje uitschudde als een natte hond.

 

  ‘Gaat het?’ vroeg hij bezorgd.

 

  ‘Het is maar water. Daar gaat je haar leuk van krullen.’

 

  ‘Daar zit ik op te wachten!’ Hij pakte me bij de arm en zonder te vragen waar ik wilde zitten, leidde hij me naar een tafeltje.

 

  ‘Dit is nieuw, hè?’ vroeg ik aan hem.

 

  ‘Ja, twee weken geleden geopend en nu al razend populair.’

 

  ‘Ik snap niet hoe dat werkt. Waarom loopt de ene tent meteen en komt de andere niet van de grond?’

 

  ‘Achter een tent als deze zitten gewoon professionals. Die zien deze toko als een product dat je op de juiste manier in de markt moet zetten. Er wordt goed nagedacht over het concept, veel geld in gestoken en dan loopt het gewoon.’

 

  Ik lachte even schamper en zei: ‘Het is me toch wat.’

 

  ‘Zo gaat het ook met jouw boek, Anne. Dat zetten we ook op de juiste manier in de markt en dan wordt het er geheid eentje voor de top tien.’

 

  Ik keek hem even geschrokken aan. ‘Hoe bedoel je?’ hakkelde ik.

 

  ‘Tweemaal taartvariatie met koffie,’ zei hij tegen de ober op een manier alsof hij hier drie keer per week taart kwam eten. ‘Je wilt toch wel taart?’ vroeg hij aan mij. ‘Of ben je zo’n type dat de hele dag calorieën loopt te tellen?’

 

  Ik zat niet echt op taart te wachten, maar dat was nu even niet mijn grootste probleem. Ik slikte een paar keer en vroeg toen: ‘Wat bedoel je nou met het boek?’

 

 Donkere Wolken wordt gewoon een topper. Dat weet ik nu al en we zullen er dus ook alles aan doen om te zorgen dat het op de best mogelijke manier gepromoot gaat worden. Daar hebben we jou wel voor nodig, dame. Het is allemaal heel leuk en aardig dat je al het werk tot nu toe aan je secretaresse hebt overgelaten, maar nu moet je toch zelf wat gaan doen.’

 

  ‘Hoe bedoel je dat?’ hakkelde ik weer.

 

  Hij kneep zijn ogen een beetje toe, op precies dezelfde manier als zijn assistente had gedaan toen ik vreselijke onzin had uitgekraamd.

 

  ‘Boekpresentatie, interviews, signeersessies, dat soort werk,’ zei hij minzaam, mij ondertussen onderzoekend aankijkend.

 

  ‘Boekpresentatie, interviews, signeersessies,’ herhaalde ik als een stom schaap.

 

  ‘Precies.’

 

  De ober zette met een sierlijke zwaai een bord met verschillende kleine taartjes voor mijn neus en vreemd genoeg gaf de aanblik van het vrolijke schouwspel van zoetigheid mij een buitengewoon goed gevoel.

 

  ‘Jeetje, net alsof ik jarig ben,’ zei ik verrukt.

 

  Boris keek mij glimlachend aan. ‘Geniet ervan.’

 

  Ik nam een hap en liet met mijn ogen dicht de heerlijke zoete smaak tot mij doordringen. Op het moment dat ik mijn ogen weer opendeed, zag ik dat Boris geamuseerd naar me zat te kijken.

 

  ‘Heb je wel enig idee wat er allemaal op je af gaat komen als dat boek in de winkel komt te liggen?’

 

  ‘Nee, maar misschien besluit ik alsnog dat ik dat helemaal niet wil.’

 

  Boris begon hard te lachen. ‘Jij bent grappig.’

 

  ‘Hoezo?’

 

  ‘Jij behoort als advocate toch te weten wat het tekenen van een contract inhoudt. Of je het nu wilt of niet, dame, je zult toch echt mee moeten werken.’

 

  Ik trok bleek weg. Ik geloof dat hij nog veel meer had willen zeggen maar zijn mobieltje ging over. Ik had een ouderwetse rinkeltoon verwacht, een bakelietgeluid. Maar tot mijn stomme verbazing zong een vrouwenstem: ‘Boris, de telefoon gaat. Haal hem uit je broekzak anders ben je te laat.’

 

  Ik had alles verwacht, maar een deuntje op maat! Boris grijnsde alsof hij het wel prettig vond om de stem van de dame te horen. Terwijl hij, levendig met zijn armen zwaaiend, het gesprek voerde, bekeek ik hem eens goed. Hij zag er goed uit, maar het leek me een mannetje waar je niet mee moest spotten. Wat zou er gebeuren als ik hem nu vertelde dat die Vera het boek had geschreven. Ik vreesde dat hij in woede zou uitbarsten, maar ik besloot dat ik deze woede-uitbarsting voor lief nam. Al ging hij tekeer als een dolle hond en kon ik nooit van mijn leven meer in deze tent verschijnen om heerlijke taartjes te eten, ik ging het hem gewoon vertellen. Even flitste het nog door me heen dat ik met deze actie wel het schrijverschap van Petra de nek omdraaide, maar zelfs dat kon me helemaal niks meer schelen. Het moest nu echt afgelopen zijn!

 

  ‘Oké, ik ga hangen. Ik zie je vanavond.’ Hij hing op en keek me verontschuldigend aan. ‘Sorry, mijn broer.’

 

  ‘Boris, ik moet je wat vertellen.’ Mijn hart klopte in mijn keel en ik voelde hoe het klamme zweet me uitbrak. Wat zou hij van me denken? Zou hij gewoon boos weglopen of zou hij een drama gaan schoppen? Ik kende hem niet, dus ik had geen idee wat ik kon verwachten als ik hem ging vertellen dat hij ordinair was belazerd.

 

  ‘Nou, ja!’ hoorde ik een mij bekende mannenstem zeggen. ‘Boris. Jij hier? Wat leuk!’

 

  Ik keek op en tot mijn verbazing zag ik Jansen met zijn vrouw bij ons tafeltje staan.

 

  ‘Kees en Jacqueline! Wat leuk.’ Boris stond op, gaf Kees een hand en kuste Jacqueline vriendschappelijk op de wang.

 

  Mijn wangen kleurden rood van ellende. ‘Dag meneer Jansen, dag mevrouw Jansen,’ zei ik verlegen.

 

  ‘Hoe lang is het nou geleden dat we jou zagen, Boris?’ vroeg mevrouw Jansen enthousiast. Ze wendde vervolgens haar blik naar mij en zei: ‘Boris was onze buurjongen, hij heeft heel wat bij ons opgepast. Vond hij heerlijk, kon hij lekker lezen. Het heeft ons nooit verbaasd dat hij uitgever is geworden.’

 

  Iedereen begon hartelijk te lachen dus ik grijnsde maar wat mee.

 

  ‘Zeg wat doe jij hier eigenlijk met mijn veelbelovende advocate?’ vroeg Jansen geïnteresseerd.

 

  ‘Zij is mijn veelbelovende…’

 

  Ik gaf hem een keiharde schop onder de tafel, de punt van mijn schoen raakte akelig hard zijn scheenbeen. Hij kon nog maar net een kreet van pijn onderdrukken.

 

  ‘Wij zijn eh…’ zei ik snel maar wist absoluut niet wat ik moest zeggen.

 

  ‘Ik hoor het al,’ zei mevrouw Jansen ontroerd. ‘Kom, Kees, we laten de jongelui met rust.’ Ze drukte snel een kus op de wangen van Boris en voortvarend pakte ze haar echtgenoot bij de arm en nam hem mee naar een tafeltje waar ze een goed uitzicht had op dat van ons.

 

  ‘Anne, je hebt me hartstikke pijn gedaan. Waar was dat nou goed voor?’ Met een van pijn vertrokken gezicht wreef hij over zijn been.

 

  ‘Sorry. Het spijt me echt.’ Ik trok een gek gezicht om het goed te maken.

 

  Hij keek me woedend aan. ‘Ik vind je echt raar, weet je dat?’

 

  Ik kon hem niet anders dan gelijk geven. Met een wanhopige zucht ging ik weer zitten.

 

  ‘Wat wilde je me vertellen?’ vroeg hij op boze toon, zijn gezicht was nog steeds vertrokken van de pijn.

 

  ‘Ja.’ Ik hapte even naar adem als een vis op het droge om mij plotseling te realiseren dat ik mijzelf wel eens enorme schade zou kunnen toebrengen wanneer ik hier met een woedende Boris het pand zou verlaten terwijl de heer en mevrouw Jansen op de eerste rij zaten toe te kijken.

 

  ‘Ja,’ zei ik nogmaals.

 

  ‘Zo goed als je kunt schrijven, zo slecht kun je uit je woorden komen,’ zei hij nors.

 

  ‘Het probleem is dat ik eigenlijk helemaal niet weet wat me te wachten staat,’ zei ik snel, en vond dat ik mezelf weer heel handig uit deze netelige situatie redde.

 

  ‘Ach, is dat het? Doe je daarom zo raar?’

 

  Ik knikte heftig met mijn hoofd.

 

  ‘Nou, dat is toch nergens voor nodig. Ik stel voor dat jij je afspraak voor vandaag afbelt en dan ga je vanmiddag met mij mee.’

 

  ‘Afspraak?’

 

  ‘Ja, toen ik je tegenkwam zei je dat je op weg was naar een afspraak.’

 

  ‘Oké. Eh… waar gaan we naartoe?’

 

  ‘Vanmiddag ga ik met een van mijn auteurs op stap. Hij moet zijn boek signeren in Hilversum, en daarna heeft hij nog een opname voor de radio.’

 

  ‘O.’

 

  ‘Wil je eerst nog naar huis?’

 

  ‘Eh…’ Het ging me allemaal een beetje erg snel, maar Boris bleef me doordringend aankijken en ik was bang dat ik gigantisch ongeloofwaardig zou overkomen als ik nu zou vertellen dat ik een erg druk middagprogramma had. Want dat had ik tenslotte niet. Rob was misschien niet eens thuis!

 

  ‘Ik kom je om één uur halen, dan kun je eerst nog even naar huis om je om te kleden. Ik kan me zo voorstellen dat je wel droge kleren aan wilt trekken.’

 

  Ik knikte. Dit ging niet goed!

 

 

Het eerste wat ik deed toen ik thuiskwam, was als de sodemieter de hele stapel kranten doorwerken. Vaag stond me bij dat ik daar het manuscript had neergelegd, maar hoe ik ook keek, er was geen envelop te bekennen. Het angstzweet brak me uit. Ik kon toch moeilijk de hele middag met Boris doorbrengen zonder dat ik wist waar dat rotboek over ging. Ik kamde het huis uit. Keek onder de bank, tussen de kussens van de bank en zelfs in de koelkast, maar ik kon het nergens vinden.

 

  Totaal gestrest probeerde ik Petra te pakken te krijgen. Het was zaterdag dus ze moest gewoon thuis zijn, maar ik kreeg geen gehoor. Waar hing ze uit? Vroeger was ze altijd thuis. Ik belde haar ouders, maar dat had ik beter niet kunnen doen. Het werd een gesprek van een halfuur waarin haar moeder op een zeurderig toontje liet weten dat ze haar dochter nog amper zag. Het lag me voor op de tong om te zeggen dat haar muisje het waarschijnlijk ergens prima naar de zin had, maar ik wilde het vertrouwen van Petra niet beschamen. Zwijgend hoorde ik het relaas van Petra’s moeder aan, ondertussen kastjes opentrekkend op zoek naar de envelop.

 

  ‘Vind jij dat ook niet?’ hoorde ik haar moeder vragen.

 

  ‘Tja, er zijn natuurlijk meerdere kanten,’ antwoordde ik diplomatiek. Ik had geen idee waar ze het over had.

 

  ‘Hoezo?’ vroeg de moeder van Petra vinnig. Het was duidelijk dat ze geen tegenspraak duldde.

 

  ‘Nou ja, van de ene kant wel een beetje maar van de andere kant ook wel weer een beetje iets minder. Tja.’

 

  Daar had het stomme mens niet van terug en uiteindelijk lukte het me om het gesprek te beëindigen. Geschrokken zag ik dat ik nog een halfuurtje had voordat Boris voor de deur zou staan.

 

  Ontzet staarde ik naar mezelf in de spiegel. Mijn mascara was uitgelopen en mijn haren vielen in vieze pieken rond mijn hoofd. Het was dus niet eens nodig dat ik me klem zoop om er zo uit te zien. Eén stevig buitje en je had hetzelfde resultaat.

 

  Terwijl ik mijn haren borstelde en mijn gezicht weer trachtte te fatsoeneren realiseerde ik me dat deze middag in een drama zou eindigen als ik niet wist waar dat boek over ging. Ik besloot dat ik Boris onmiddellijk moest afbellen. Maar waar had ik zijn visitekaartje gelaten? Het lag niet in mijn portemonnee, tas of agenda en het hele traject van laatjes openen en weer dicht smijten herhaalde zich. Ondertussen nam bij mij de paniek toe, wat zijn uitbarsting vond in een enorme scheldpartij in de gang, waar ik al vloekend en stampvoetend Petra stond te verwensen en mezelf erbij.

 

  Precies op dat moment ging de bel. Aangezien het niet de bel van de voordeur beneden was, moest het een van de andere bewoners zijn. Waarschijnlijk mijn onderbuurman die om de haverklap iets kwam lenen wat hij nooit terugbracht, zodat ik op de meest onmogelijke tijden moest afdalen om mijn tosti-ijzer weer op te halen. Met een verhit en woest hoofd trok ik de deur open en schreeuwde: ‘Wat kom je nu weer lenen?’

 

  Het was Boris. Hij trok slechts vragend zijn wenkbrauwen op en bekeek me van top tot teen. Ik kon wel janken.

 

  ‘De voordeur stond open,’ zei hij slechts.

 

  ‘Ik voel me niet lekker, Boris. Ik ga toch maar niet mee.’

 

  Zonder iets te zeggen liep hij naar binnen en ging in de woonkamer op de bank zitten en zei: ‘Vijf minuten, ik geef je vijf minuten en dan gaan we.’

 

 

 

 

12

 

 

 

De auteur, met een niet uit te spreken achternaam, was een zwijgzame man. Hij wilde met alle geweld achterin zitten en staarde de hele reis verbaasd uit het raam, alsof hij nog nooit van zijn leven een snelweg had gezien. Af en toe peuterde hij wat in zijn neus en tot mijn ontzetting bestudeerde hij de vondsten van zijn graafwerkzaamheden nauwgezet en at ze daarna op. Ik wist niet wat ik zag. Vanuit mijn ooghoeken keek ik naar Boris maar die had zijn aandacht nodig bij de weg en behendig stuurde hij zijn oude Citroën DS door het drukke verkeer. Waar had Petra zich druk over gemaakt? Als er iemand paste in dit wereldje dan was zij het wel. Helaas voelde ik me totaal niet op mijn gemak. Toen ik in het achteruitkijkspiegeltje keek en zag dat de man zijn werkzaamheden had verlegd van neus naar oren, begon ik te giechelen.

 

  Boris keek me vragend aan. Ik maakte met mijn vinger draaiende bewegingen bij mijn neus en smakte wat met mijn tong. Boris zond me een geweldige glimlach en een vette knipoog toe. Hij deed mijn gebaar na maar nu bij zijn hoofd. Ik grijnsde terug.

 

  Ik was nog nooit op het Mediapark in Hilversum geweest en ik keek mijn ogen uit. We werden vriendelijk ontvangen door een assistente en met een kopje koffie in een wachtruimte neergezet. Boris ging tegenover zijn auteur zitten en nam met hem nog een keer de hele procedure door. Met bewondering zag ik hoe Boris een glimlach op het doodse gezicht van de man wist te toveren. Het gesprek tussen de twee duurde maar tien minuten maar in die tijd lukte het Boris om Michaël een waanzinnige peptalk te geven. Het was net of de autistische auteur weer in de wereld teruggekeerd was.

 

  De presentator van het programma Boeken in de Kast was een vriendelijke, jonge man, die zich behoedzaam ontfermde over de auteur, die naar mijn mening totaal gestoord was.

 

  ‘U mag aan de andere kant van het glas plaatsnemen,’ zei hij tegen Boris en mij. ‘Ga maar bij de producer zitten. Dan kunt u het gesprek horen en dan kan Michaël Strümpskoi u zien.’

 

  Nieuwsgierig keek ik rond. De studio was heel klein en stond volgepropt met allerlei apparatuur. Boris en ik zaten samen tegen elkaar aan gedrukt op een klein krukje. Ik keek Boris glimlachend aan en vond het allemaal heel interessant.

 

  Plotseling zagen we een hoop commotie aan de andere kant van het glas. Michaël Strümpskoi was opgestaan en probeerde de deur naar buiten open te krijgen, maar omdat er opnames waren zat die op slot. Wild zwaaide hij met zijn armen.

 

  ‘Wat is dit nu weer?’ hoorde ik de producer roepen.

 

  De presentator stond druk tegen ons te praten door het glas, zijn koptelefoon scheef op zijn hoofd. ‘Shit, man. Ik heb hier een probleem. Die gozer wil niet meer. Wat moet ik nu doen?’

 

  De producer vloekte en Boris pakte mij bij de arm en sleurde me mee naar buiten. ‘Jij gaat,’ zei hij slechts.

 

  ‘Ik denk er niet over,’ gilde ik bijna hysterisch.

 

  ‘Vertel maar over je boek, daar kun je zo een programma over vollullen,’ zei hij en voordat ik het in de gaten had, werd ik de studio ingeduwd en smoesde Boris met de presentator dat ik de veelbelovende debutante was van Donkere Wolken, half december te verkrijgen in de betere boekhandel.

 

  De presentator stond professioneel gebaren uit te wisselen met de mannen aan de andere kant van het glas. ‘Nog dertig seconden en dan beginnen we,’ zei hij tegen mij.

 

  Ik zag Boris aan de andere kant binnenkomen en bemoedigend een duim naar mij opsteken. Ik trilde, op een manier zoals ik nog nooit van de zenuwen had getrild. Om van het afgrijselijke beven van mijn handen af te komen, pakte ik de tafel stevig vast.

 

  ‘Dames en Heren, welkom bij Boeken in de Kast. Het programma voor iedereen die houdt van lezen en wil weten wat er binnenkort te koop is. Wij hadden u Michaël Strümpskoi beloofd, maar hij moest helaas op het allerlaatste moment afzeggen. Aan mijn tafel zit wel een andere, heel bijzondere auteur, die ook afkomstig is uit de stal van PuntKomma. Dames en Heren, hier naast mij zit Anne de Bree!’

 

  ‘Hallo,’ zei ik bibberend.

 

  ‘Mag ik Anne zeggen?’

 

  ‘Natuurlijk.’

 

  ‘Anne, jij hebt een prachtig boek geschreven en dat heet Donkere Wolken. Ik heb net van je uitgever Boris van der Kaak gehoord dat dit prachtboek half december in de winkel ligt. Kun je ons iets meer vertellen over je boek?’

 

  ‘Nee.’

 

  ‘Nee?’

 

  ‘Nee, ik wil je wel alles vertellen over mezelf. Wie ik ben en wat ik doe, maar ik zeg niks over het boek. Ik zwijg als het graf. Je moet het boek gewoon lezen. Alles wat ik erover zeg is een woord te veel.’

 

  ‘Nou, dit is me mijn dagje wel,’ zei de presentator. ‘De mij beloofde auteur haakt op het laatste moment af en nu heb ik er eentje die niks over haar boek wil zeggen.’

 

  ‘Precies,’ zei ik en lachte trillerig.

 

  ‘Oké, vertel eens wat over jezelf. Mijn lieve luisteraars kennen je tenslotte niet. Dus wie ben je en wat doe je?’

 

  Ik durfde niet door het glas naar Boris te kijken. Hij was vast ziedend! Mijn hart klopte wild in mijn keel. Om het een beetje goed te maken vertelde ik enthousiast over mijn werk als advocate en gelukkig was de presentator zo slim om goed improviserend het interview af te nemen. Voordat ik het in de gaten had, hoorde ik de presentator zeggen dat hij nog nooit zo’n apart interview had gehad met een auteur maar dat hij het een waar genoegen had gevonden om met mij te praten. Eén wist hij zeker: het eerste wat hij ging doen als mijn boek was uitgekomen, was naar de winkel rennen om het te kopen.

 

  Toen ik de studio uit liep, voelden mijn benen als rubber. Mijn blouse plakte koud tegen mijn rug aan van het zweten. Ik kon wel janken. Boris stond al bij de deur en het eerste wat hij deed was mij omhelzen.

 

  ‘Anne, wat ben jij professioneel! Wat een goed verhaal.’

 

  Met mijn gezicht tegen zijn ribfluwelen colbertje aangedrukt, stond ik trillend op mijn benen te luisteren naar zijn lovende woorden.

 

  ‘Wat ben jij goed! Ik wist het!’ voegde hij er nog aan toe.

 

  ‘Boris, wil je dit nooit meer doen! Dit was doodeng.’

 

  Hij gaf me een kus op mijn wang en zei: ‘Je was fantastisch!’

 

  Stilletjes zat ik in de auto richting het centrum van Hilversum waar Michaël moest signeren. Michaël had Boris op zijn erewoord moeten beloven dat hij niet weer zo’n gek geintje ging uithalen, maar mij leek het woord van deze halvegare niet veel waard.

 

  ‘Ben je moe?’ vroeg Boris en ik voelde zijn hand op mijn dij.

 

  ‘Ik wil helemaal niks meer zeggen vandaag.’ Boris liet zijn warme hand liggen waar die lag en deed er verder het zwijgen toe.

 

  Gelukkig had boekhandel Plantage er een heel feest van gemaakt, inclusief hapjes en drankjes. Het eerste wat ik deed was een wijntje achterovergieten, snel gevolgd door een tweede. Ik begon me alweer wat beter te voelen. Ik keek wat rond en neusde tussen de boeken. Gek eigenlijk dat ik zo weinig las. Er was tenslotte een wereld aan letters te koop.

 

  Inmiddels had er zich een rijtje gevormd voor het tafeltje van Michaël. Voor de zekerheid was Boris naast hem gaan zitten om te voorkomen dat die idioot er weer vandoor zou gaan. Met een lege blik in zijn ogen nam Michaël het ene na het andere boek aan. Goedbedoelde verzoeken om er een boodschap in te zetten honoreerde hij niet en als een robot zette hij stoïcijns zijn handtekening. Gebiologeerd keek ik toe.

 

  Na een tijdje stond Boris op, kwam naast me staan en sloeg een arm om me heen. ‘Wat vind je er tot nu toe van?’ vroeg hij.

 

  Ik haalde mijn schouders op. Het leek me helemaal niks om aan een tafeltje te zitten met zo’n stapel boeken voor je neus. Als ik toch handtekeningen moest zetten, dan toch liever onder een contract, maar dat kon ik moeilijk tegen Boris zeggen.

 

  ‘Ik zet zo Michaël in een taxi, dan kan hij lekker naar huis. Ik ga eten bij mijn broer en ik zou het leuk vinden als je meegaat.’

 

  Hij wachtte mijn antwoord niet af maar liep naar de eigenaar van de boekwinkel, waarschijnlijk om een taxi te regelen.

 

 

De broer van Boris had dezelfde bos vrolijke krullen en was getrouwd met de lieftallige en gezellige Monica. Ze hadden samen drie kinderen, die wild door het huis renden en verwikkeld waren in een of ander indianenspel. Ze werden helemaal gek toen ze Boris zagen. Hij werd meteen de wigwam ingeduwd en de jochies renden, al kreten uitstotend, rond de gammele tent. Die dus instortte met Boris er nog in.

 

  ‘Oké, jongens. Zo is het genoeg. Oom Boris heeft hard gewerkt en wil vast wel even rustig zitten. Gaan jullie maar televisiekijken,’ zei Monica streng.

 

  Met een zakje chips en een glaasje limonade zaten de ventjes even later met z’n drieën op de bank. Ik zag Boris vertederd kijken naar zijn neefjes.

 

  ‘Ben jij eigenlijk getrouwd, Boris?’ vroeg ik.

 

  Monica en Peter begonnen hard te lachen. ‘Hebben jullie elkaar vijf minuten geleden leren kennen of zo?’ vroeg Peter.

 

  Boris legde het hele verhaal uit, inclusief het drama in de studio. Vol trots vertelde hij over mijn eerste interview. ‘Wat zo goed was van Anne, is dat ze iedereen nieuwsgierig heeft gemaakt naar het boek, maar dat ze tegelijkertijd heel veel heeft verteld over de hoofdpersoon: de immer zwijgende Jessica. Ik vond het een fantastische vondst van Anne.’

 

  Ik probeerde mijn verbazing te verbergen. Jessica?

 

  ‘Wat goed van je,’ zei Monica en klopte mij goedkeurend op mijn hand. ‘Boris, wanneer wordt dit uitgezonden?’

 

  Ja, daar was ik ook wel nieuwsgierig naar. Voor die tijd moest ik in ieder geval actie ondernemen en zorgen dat ik me discreet terugtrok uit dit waanzinnige leugenachtige gebeuren. Rot voor Boeken in de Kast maar ze hadden vast nog wel ergens een nog niet eerder uitgezonden interview in de kast liggen.

 

  Net op het moment dat Boris antwoord wilde geven stuiterde een van zijn neefjes van de stoel en kwam met zijn hoofd op de grond terecht. Luid jankend rende het ventje naar zijn moeder die hem troostte en een dikke kus op zijn zere hoofd gaf.

 

  ‘Zo, met mijn toverkus komt alles wel weer goed,’ zei ze tegen het knulletje. Ze keek mij glimlachend aan en zei: ‘Vertel eens wat over jezelf, want wij kennen je helemaal niet. En over dat boek wil ik ook nog wel wat weten.’

 

  ‘O, alsjeblieft hè, niet weer,’ zei ik op gespeeld dramatische toon en sloeg mijn ogen ten hemel. ‘Ik ben uitgeput van vanmiddag. Ik wil alleen maar verhalen over anderen horen.’

 

  ‘Nou, dan zullen wij je iets vertellen over Boris,’ zei Monica lachend.

 

  Ik haalde opgelucht adem en leunde ontspannen achterover in mijn stoel. Nu de druk van de ketel was en ik niet meer hoefde te vrezen dat ik gigantisch door de mand zou kunnen vallen, liet ik alles over mij heen komen. Ik genoot van de ongedwongen en ongecompliceerde sfeer. Het was lang geleden dat ik me zo had geamuseerd.

 

  Het eten was een hectisch gebeuren met de drie mannetjes aan tafel. Ik had nooit verwacht dat de uitgever van PuntKomma zo’n natuurlijke handigheid had om drie kinderen tot eten te zetten. Vol verbazing sloeg ik het gade. In alle rust en tegelijkertijd pratend met ons duwde hij telkens weer een hap eten bij een van zijn neefjes naar binnen.

 

  ‘Niet zaniken,’ zei hij tegen de jongste, die al begon te kokhalzen bij de aanblik van het eten op zijn bord.

 

  ‘Ik lust niet groene dingen,’ mekkerde het ventje.

 

  ‘Dit is niet groen, sukkel,’ zei Boris terwijl hij een roosje broccoli voor de neus van het ventje rondzwaaide. ‘Dit is paars, je bent gewoon kleurenblind.’

 

  ‘Dat is niet,’ krijste de kleuter.

 

  ‘Gevleugelde Bizon, nou moet je eens goed naar het Opperhoofd luisteren. Dit is paars en jij bent gek op paarse dingen. Daar wordt Gevleugelde Bizon beresterk van.’

 

  Het ventje keek zijn oom met grote ogen en open mond van verbazing aan, en Boris propte onmiddellijk de broccoli in het geopende bekkie. ‘Zo, die is binnen,’ zei hij lachend.

 

  ‘Vies,’ zei het ventje bijna jankend.

 

  ‘Ben je mal! Oeroegpoep is toch niet vies? Dat lust toch elke indiaan?’

 

  Het ventje begon meteen te stralen. ‘Mam, is dit Oerepoep?’

 

  ‘Ja,’ zei Monica heel serieus.

 

  ‘Mag ik morgen Oerepoep op mijn brood?’

 

  ‘Tuurlijk,’ zei Monica. ‘Alleen, als het een nachtje heeft gelegen wordt het bruin en smaakt het iets anders.’

 

  ‘O,’ zei het ventje teleurgesteld. ‘Hoe dan?’

 

  ‘Waar het naar smaakt?’

 

  Het knulletje knikte heftig met zijn hoofd.

 

  ‘Een beetje naar pindakaas, geloof ik.’

 

  Ik kon mijn lachen amper inhouden. Ik realiseerde me opeens hoe leuk het zou zijn om kinderen te hebben, hoewel ik Rob nog niet met zoveel fantasie en geduld een kind zag helpen om zijn bordje leeg te krijgen. Eigenlijk zag ik Rob helemaal niet voor me met kinderen. Er was niets aan hem waardoor ik de indruk had dat er kinderen in zijn leven zouden passen. Waarom zag ik dan toch zo duidelijk een leven voor me met Rob en een hele hoop kinderen? Omdat ik van hem hield! Dat was toch logisch? Rob was voor mij de geschikte echtgenoot en hij zou vast wel groeien in zijn vaderrol. Dat kon je toch leren? Daar had je vast wel boekjes voor.

 

  Na het eten bood Boris aan om samen met mij de kinderen naar bed te brengen. Een aanbod waar Monica en Peter dankbaar gebruik van maakten.

 

  ‘Maar vindt Anne dat wel leuk?’ vroeg Monica aan Boris.

 

  ‘Daar komt ze dan snel genoeg achter,’ zei hij laconiek en pakte zijn jongste neef op en zette hem met een grote zwaai op zijn schouders.

 

  ‘Vincent en Max, jullie moeten Anne naar boven duwen.’

 

  Voordat ik het in de gaten had, voelde ik twee paar handjes op mijn billen en met luid gejuich duwde het tweetal mij de trap op, aangemoedigd door hun jongste broertje.

 

  De twee oudsten sliepen samen op een kamer en ik had van mijn leven nog nooit zo’n klerezooi gezien. Overal lagen autootjes, stukjes lego, papiertjes en allerlei kledingstukken.

 

  ‘Hé,’ fluisterde ik. ‘Zullen we een wedstrijdje opruimen doen?’

 

  Vol enthousiasme stortten de ventjes zich op het project. Op handen en knieën kropen we door de kamer en binnen een mum van tijd werd de kleur van het tapijt weer zichtbaar. Toen ik opstond zag ik Boris, leunend tegen de deurpost, toekijken.

 

  ‘Kom,’ zei ik tegen de ventjes. ‘Tandenpoetsen, haren kammen en al die andere dingen die jullie moeten doen.’

 

  ‘Plassen,’ gilden ze in koor.

 

  ‘Dat doe je maar met Boris.’

 

  Boris schoot in de lach. ‘Op die leeftijd mag je nog gewoon met ze mee om te plassen, hoor.’

 

  ‘Weet ik veel. Ik rol vandaag van de ene in de andere mij totaal onbekende wereld.’

 

  ‘En bevalt het?’

 

  Ik keek hem even recht in zijn ogen. ‘Ja.’

 

  Boris ging voorlezen en ik zat ernaast op de grond. Stilletjes luisterde ik naar het prachtige verhaal over een kleine mier die was verdwaald. Zijn stem was zo ongelofelijk heerlijk om naar te luisteren dat ik mijn ogen sloot en helemaal werd meegevoerd in het verhaal.

 

  Toen we even later beneden aan de koffie zaten, vertelde ik hem dat ik het verhaal prachtig had gevonden. Hij begon te stralen en Monica vertelde trots dat het verhaal door hem zelf was geschreven.

 

  ‘Dat had ik nou nooit van je verwacht,’ zei ik oprecht.

 

  De open haard knetterde, en met een glaasje wijn zaten we met zijn vieren naar de vlammen te staren en gezellig te praten. Ik vond het zelfs jammer toen Boris zei dat we helaas moesten gaan.

 

  Terug in de auto zeiden we niets. Ik kon me niet herinneren dat ik ooit eerder zo ongedwongen het gevoel had gehad dat het prima was dat ik mij hulde in stilzwijgen.

 

  Toen hij me uiteindelijk afzette bij mijn appartement vroeg ik of hij nog binnen wilde komen. Ik had onmiddellijk spijt. Waarom deed ik dat nou? Wat moest hij wel niet van me denken?

 

  Ik voelde zijn hand op mijn arm en hij zei: ‘Nee, laten we dat maar niet doen.’

 

  Op het moment dat ik de deur van de auto opendeed, zei hij: ‘O, Anne. Ik heb nog een vraag. Waarom schopte je nou zo hard tegen mijn been toen we Jansen en zijn vrouw tegenkwamen?’

 

  Ik zuchtte even diep en keek hem aan. Oké, dit was het moment. Ik ging het nu vertellen!

 

  ‘Nou?’ drong hij aan, en hij keek me doordringend aan met zijn donkere ogen.

 

  Ik voelde een tinteling in mijn onderbuik. Ik kon de gekke kriebel niet plaatsen, ik wilde het niet plaatsen, en zonder dat ik erbij nadacht, zei ik dat ik op de nominatie stond om partner te worden en dat ik de partners nog niet had verteld dat ik een boek had geschreven, omdat ik niet had verwacht dat het wat zou worden.

 

  Ik zuchtte opgelucht. Toch fijn dat je kon voortborduren op een leugen zonder te liegen.

 

  ‘Zal ik dan morgen Jansen even bellen? Hij moet het tenslotte wel weten, want ik ga je de komende tijd toch nodig hebben.’

 

  O, shit. Het web van leugens begon akelig dicht te groeien. Boris zag mijn twijfel.

 

  ‘Waarom wil je het niet zeggen?’

 

  ‘Omdat ik bang ben dat het mijn positie binnen JVJ gaat schaden,’ zei ik, en ik doelde daarbij op iets heel anders dan Boris kon weten.

 

  ‘Laat mij het dan regelen. Dan komt alles goed.’

 

  Ik knikte een beetje halfslachtig. Ongelofelijk, wat maakte ik er een puinhoop van!

 

 

 

 

13

 

 

 

‘Oké, handige Annie,’ riep ik mezelf tot de orde toen ik me op de bank neer liet ploffen. ‘Je hebt een gouden kans laten schieten om het hem te vertellen, trut!’

 

  Daar zat ik dan: een fusiespecialiste met een blinde vlek voor cijfers, die een boek had geschreven waarvan ze de inhoud niet kende.

 

  Ik moest ingrijpen voordat Boris ging bellen met Jansen. Als dat gebeurde zou ik voorgoed verstrikt raken in het doolhof van leugens. Ik moest er niet aan denken wat er zou gebeuren als ze er bij JVJ achter zouden komen dat ik een auteur was, die nooit één letter had geschreven. Dan kon ik mijn prachtige carrière in het monumentale pand wel op mijn buik schrijven.

 

  Ik pakte de telefoon. Het was al elf uur en ik hoopte maar dat Petra nog wakker zou zijn. Eindeloos ging de telefoon over, maar er werd niet opgenomen. Ik draaide het nummer van haar mobieltje, maar ook dat nam ze niet op. Op niet al te vriendelijke toon sprak ik een boodschap in dat ze mij zo snel mogelijk terug moest bellen. Allerlei tegenstrijdige emoties gingen door me heen. Ik was chagrijnig, maar vreemd genoeg ook opgelucht dat ik haar niet te pakken had gekregen. Al ijsberend liep ik door de kamer en probeerde mijn gedachten te ordenen. Ik realiseerde me dat ik in deze staat absoluut de slaap niet zou kunnen vatten en besloot Merel te bellen om te vragen of ze nog zin had om een borrel bij Mo te gaan drinken. Merel kennende was die altijd wel in voor een kroegbezoek.

 

  ‘Ik zie je bij Mo,’ gilde ze enthousiast door de telefoon.

 

  Ik gaf mezelf een kwartiertje om er weer fris en vrolijk uit te zien en besloot een snelle douche te nemen. Half in gedachten liep ik naar de badkamer, maar op een strategisch onhandige plek stond nog steeds als stille getuige het emmertje met daarnaast de Pritt plakstift en een grootverpakking pleisters. Met een ongelofelijke snelheid struikelde ik over de emmer en terwijl ik een oerkreet slaakte, belandde ik languit in de kamer. Kleddernat en bibberend van de schrik kwam ik langzaam overeind terwijl het water tussen de naden van het parket doorsijpelde. Onder de douche bekeek ik mijn verwondingen. Het viel mee. Een dikke blauwe plek op mijn bovenarm, maar gelukkig geen bloed. Dat was maar goed ook want mijn pleisters dreven nog ergens rond in het plasje water. Zonde! Als ik vanavond thuiskwam, ging ik ze in de magnetron leggen.

 

 

Ik had nog geen stap over de drempel gezet of Mo riep al enthousiast dat hij zo blij was dat hij me zag. Hij sloeg een arm om me heen en gaf me een kus op mijn wang. Ik leunde tegen zijn brede borstkas en precies op dat moment kwam Merel binnengerend.

 

  ‘Verstoor ik een intiem moment?’ vroeg ze.

 

  ‘Nee, hoor. Stamgasten druk ik wel vaker aan mijn borst,’ antwoordde Mo lachend.

 

  ‘In dat geval moet ik wat vaker komen,’ zei Merel grinnikend en bestelde wat te drinken voor ons.

 

  Ik zat zo vol van de dingen die ik vandaag had meegemaakt, dat ik het liefste alles wilde vertellen. Over de studio’s in Hilversum, en hoe ene Boris bij zijn neefjes het eten naar binnen propte, maar ik kon het niet vertellen zonder uit te leggen waar ik Boris van kende. Mijn hoofd maalde. Ik hoorde Merel aan Mo vertellen dat ze een aardige vent was tegengekomen, informatie die mij normaal gesproken op het puntje van mijn stoel deed belanden, maar deze keer kon ik mijn gedachten er niet bij houden. Veel te snel dronk ik mijn wijntje op en bestelde een tweede, wat mij op een bezorgde blik van Mo kwam te staan, die hij overigens onmiddellijk trachtte te verhullen.

 

  ‘Hoe gaat het met je?’ vroeg Mo. ‘Heb je het naar je zin bij Fusies & Overnames?’

 

  ‘Ja, prima,’ zei ik enthousiast. Ik babbelde wat over mijn collega’s, weidde uit over Mira en het kapsel van Marjolein, maar mijn normale gedreven enthousiasme en drukke gebaren om mijn woorden kracht bij te zetten waren nu niet aanwezig. Ik wilde ze gewoon hele andere dingen vertellen. Mijn hoofd zat vol met uitgeversverhalen, autistische auteurs en kleine kinderen die indiaantje speelden. Ik zat in een totaal andere wereld en ik hoopte maar dat het ze niet opviel. Gelukkig ging mijn mobieltje over. Ik ging ervan uit dat het Petra was, en met een beleefd excuus liep ik naar een stil hoekje van het café. Ik zuchtte diep van opluchting. Over tien minuten was het voorbij, dan zou ik de leugens achter me kunnen laten en aan Mo en Merel het hele verhaal uit de doeken kunnen doen. Ik verheugde me er nu al op.

 

  ‘Met Anne,’ zei ik.

 

  ‘Met Jasmijn. Sliep je al? Ik moest je even bellen. Echt fantastisch! Ik heb je vandaag gehoord op de radio. Mens, ik wist niet wat me overkwam! Ik was bij mijn ouders en die luisteren altijd naar Boeken in de Kast en het is dat ik mijn mobieltje niet bij me had, anders had ik je al veel eerder gebeld. Ik ben nu net thuis en ik dacht: het maakt me niet uit hoe laat het is maar ik moet Anne bellen. Dat je ons niets verteld hebt! Ben je al die tijd bezig geweest met het schrijven van een boek en dan moet ik dat over de radio horen! Maar goed, gefeliciteerd!’ raasde ze aan één stuk door.

 

  Ik geloof dat ik lijkbleek wegtrok. ‘Vandaag gehoord?’ stamelde ik.

 

  ‘Wij luisteren altijd. Dat wil zeggen: als ik bij mijn ouders ben. Zij zijn echte fans, maar ik moet zeggen dat ik het zelf ook een heel leuk programma vind. Komt natuurlijk ook omdat het live is, dan wil er nog wel eens iets mis gaan.’

 

  ‘Live?’ vroeg ik zachtjes.

 

  ‘Luister lieve schat, ik wil natuurlijk alles weten maar niet nu want het is al laat. Ik bel je zo snel mogelijk maar ik wilde je toch even zeggen dat ik het echt heel erg geweldig vind. Gefeliciteerd! Dag, tot snel!’

 

  Het klamme zweet brak me uit. Live! Shit!

 

  ‘Alles goed?’ riep Merel vanaf de bar.

 

  ‘Ik kom zo. Ik moet nog wat telefoontjes plegen,’ riep ik terug, en vroeg me tegelijkertijd af hoe en wanneer ik zo goed in liegen was geworden.

 

  Ik drukte wat willekeurige nummers in en mompelde in mezelf zodat het net leek alsof ik een interessant gesprek aan het voeren was terwijl ik ondertussen probeerde om te overzien wat mijn radio-optreden voor gevolgen had. Desastreus; een andere conclusie kon ik niet trekken.

 

  Ik kon me nu niet meer terugtrekken. Er was geen ontkomen meer aan. Er was maar één ding dat ik kon doen en dat was het spel meespelen. Ik keek even naar Mo en Merel en heel even overwoog ik om ze in vertrouwen te nemen. Ze zouden er vast vreselijk om moeten lachen!

 

  Merel zag me kijken en zwaaide vrolijk. Als ik het aan Merel vertelde moest ik het ook aan de anderen vertellen. Ik vroeg me af of Jasmijn het kon waarderen, die had me net verteld hoe geweldig ze het vond. En konden Bo en Madelief hun mond houden?

 

  Vertwijfeld beet ik op mijn lip. Wat een diepe ellende! Ik zag Merel en Mo kijken wat ik aan het doen was en ik gebaarde dat ik nog iemand moest bellen. Ik leunde tegen de muur, drukte weer wat cijfers in en hield mijn mobieltje tegen mijn oor waarbij ik heel ernstig keek alsof het een ingewikkeld gesprek ging worden.

 

  Hardop zei ik tegen mezelf: ‘Niets vertellen en het spel gewoon meespelen, Anne.’ Ik knikte heftig met mijn hoofd. ‘Tegen de tijd dat Petra en ik onthullen dat het allemaal een grap is geweest, laat ik het ze wel weten.’ Ik knikte weer heftig met mijn hoofd alsof ik het helemaal eens was met degene die ik aan de telefoon had.

 

  Met een resolute beweging klapte ik mijn mobieltje dicht en liep terug naar de bar.

 

  ‘Rondje van Anne! Ik heb wat te vieren.’

 

  ‘Vertel,’ zei Mo enthousiast.

 

  ‘Ik was vandaag op de radio.’

 

  ‘Wat?’ riepen Mo en Merel tegelijkertijd.

 

  Ik begon te lachen. ‘Ik heb zelf ook niet geluisterd. Ik wist niet dat het live was. Typisch iets voor mij. Lekker handig!’

 

  ‘Wat moest je op de radio?’ vroeg Mo. Hij keek me met grote ogen aan.

 

  ‘Ik was vandaag met mijn uitgever op stap. Ik heb een boek geschreven.’ Ik keek vrolijk naar Merel en Mo. Goh, wat ging dat liegen mij gemakkelijk af. Als het ook zo makkelijk zou gaan bij de partners, dan was er eigenlijk geen enkele reden om zo gestrest te doen.

 

  Nu was het de beurt aan Merel om met grote ogen vol verbazing te kijken. ‘Wáánzinnig!’ zei ze op de manier zoals alleen Merel dat kon zeggen. ‘Jij blijft me verbazen, zeg. Waar haal je de tijd vandaan om dat ook nog eens te doen. Een boek!’

 

  ‘Tja, een boek.’

 

  ‘Ze hebben mij ook wel eens gevraagd of ik wilde publiceren,’ zei Merel, ‘maar dat kost zo veel tijd. Ik vind het echt knap van je, Anne. Een juridisch handboek!’

 

  ‘Nou, het is eigenlijk meer een roman.’

 

  Twee paar ogen keken me aan. Ze zeiden helemaal niets. Mo streek met zijn hand over zijn kin en ik wist dat hij dat alleen maar deed als hij het gevoel had dat er iets niet klopte. Ik grijnsde wat en zei: ‘Ja, grappig hè? Een roman.’

 

  ‘Een roman! Nou ja zeg! Waar gaat het over?’

 

  Ik zuchtte diep. Ik moest Petra te pakken zien te krijgen! Ik begon het nu zelf ook gênant te vinden dat ik geen antwoord kon geven op deze toch wel uiterst simpele vraag. Ik keek Merel aan en ik begon weer te lachen, of waren het de zenuwen?

 

  ‘Dat zeg ik lekker niet. Gewoon kopen!’ Ik gaf Merel en Mo een kus, sloeg mijn wijntje achterover en zei verontschuldigend: ‘Sorry, jongens, ik moet ervandoor. Ik hoorde zonet ook nog dat er gedoe is op mijn werk, en in plaats van in mijn bed moet ik helaas nog in een dossier duiken.’

 

  Met grote stappen liep ik het café uit, en pas toen ik weer buiten was, haalde ik opgelucht adem.

 

 

 

 

14

 

 

 

Na een beroerde nacht stond ik om zes uur doodvermoeid op. De hele nacht had de strenge stem van mijn moeder door mijn hoofd lopen malen. ‘Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.’

 

  Het leek me dat Petra gewoon snel met de waarheid moest komen, dan liep het vast wel met een sisser af. Althans, dat hield ik mezelf dapper voor.

 

  In alle vroegte zat ik met een kopje koffie en grote wallen onder mijn ogen achter mijn bureau, en ik had voor mijn gevoel al een halve dag achter de rug toen Marjolein om tien uur kirrend mijn kantoor in kwam met in haar kielzog een bos krullen.

 

  ‘Anne, er is bezoek voor je,’ zei ze op extra hoge toon vanwege haar overspannen hormonen, die bij de aanblik van Boris op topsnelheid door haar aderen gierden. Ze had haar kapsel een vreemd kleurtje rood gegeven, en het vurige geheel was wild omhooggestoken. Om instorting te voorkomen was de haardos met een halve spuitbus ozonvernietigende lak vastgezet. Het wiebelde raar op haar hoofd heen en weer en ik vreesde dat het elk moment kon kantelen en als een slap vaatdoekje op haar schouder terecht zou komen. Het was geen gezicht, maar geobsedeerd bleef ik ernaar kijken. Ik vond haar niet bepaald een visitekaartje voor Fusies & Overnames.

 

  ‘Goedemorgen, Anne,’ zei Boris vrolijk.

 

  Marjolein keek afwisselend naar mij en Boris, en maakte tot mijn stomme verbazing geen enkele aanstalten om mijn kamer te verlaten.

 

  ‘Marjolein, wat dacht je ervan? Koffie halen? Is dat een goed idee?’

 

  Beschaamd droop het rossige schaap af.

 

  ‘Jij gaat lekker met je collega’s om,’ zei Boris.

 

  ‘Hallo, ze zat jou met haar ogen uit te kleden. Ik weet niet wat je tegen haar hebt gezegd maar als ik niet had ingegrepen dan had ze hier nu kwijlend voor je voeten gelegen. En dat terwijl ze toch eigenlijk meer op het type directeur in streepjespak valt! Dus wat heb je met haar gedaan?’

 

  ‘Ben je jaloers?’

 

  ‘Doe normaal, ik heb een vriend. Ik heb de man van mijn leven gevonden, de man met wie ik ga trouwen en van wie ik acht kinderen wil. Dan mag jij af en toe langskomen om indiaantje met mijn kroost te spelen.’

 

  ‘Ik mag toch hopen dat je mij daar niet voor nodig hebt.’

 

  ‘Wat kom je doen?’ vroeg ik kortaf.

 

  ‘Jansen op de hoogte stellen van jouw geniale talenten.’

 

  ‘Jansen krijg je alleen te spreken als je een afspraak hebt gemaakt. Heb je die?’

 

  Hij haalde zijn schouders op.

 

  ‘Oké.’ Grinnikend ging ik hem voor. Dit werd feest! Volgens mij dacht Boris dat hij dit klusje even kon klaren, maar dan zou hij toch raar staan te kijken.

 

  Janine, de secretaresse van Jansen, keek verbaasd op toen Boris aan haar bureau verscheen. Op haar vraag of hij een afspraak had moest hij ontkennend antwoorden en onmiddellijk keek ze hem arrogant glimlachend aan.

 

  ‘Dan kan ik helaas niets voor u doen.’

 

  Boris boog zich voorover, keek haar doordringend aan en fluisterde wat in haar oor. Wat hij zei kon ik niet horen, maar tot mijn stomme verbazing moest Janine lachen en liep ze de trap op naar het torentje.

 

  Terwijl we wachtten keek Boris geamuseerd om zich heen. Hij vond het duidelijk leuk om dit hele gedoe op zo’n advocatenkantoor eens van dichtbij te zien. Ik had weer even een moment waarin de volle omvang van het bizarre gebeuren tot mij doordrong en de zenuwen gierden door mijn strot.

 

  ‘Ik weet niet of de partners hier wel zo blij mee zijn, Boris.’

 

  ‘Waar doe je nou zo moeilijk over, Anne. Die partners zijn toch ook gewoon mensen?’

 

  ‘Dat weet ik zonet nog niet. Ik vraag het me wel eens af…’

 

  Ik kon mijn zin niet verder afmaken want Janine kwam weer naar beneden en zei met een glimlach rond haar mond dat Jansen een paar minuutjes tijd had voor zijn buurjongetje.

 

  Boris gaf me een vette knipoog, pakte me bij de hand en sleepte me de wenteltrap op. Heel even flitste het door me heen dat ik voor het eerst van mijn leven het torentje zou gaan zien, en als het een beetje tegenzat meteen ook voor de laatste keer. Het koude zweet gutste langs mijn rug. Ik kon niet meer terug. Over een paar minuten zou Boris bekendmaken dat ik de schrijfster was van Donkere Wolken!

 

  We liepen naar boven en ik had het gevoel dat de wenteltrap eindeloos veel treden telde. Uiteindelijk stapte ik het paradijs binnen en zei met schorre stem: ‘Mag ik u even voorstellen. Dit is Boris van der Kaak.’

 

  Ontspannen leunend tegen een stoel keek Boris de partners een voor een aan. Hij was duidelijk niet onder de indruk.

 

  ‘Mooi uitzicht heeft u hier.’ Hij pakte de eerste de beste stoel, ging zitten en speelde wat met het voorzittershamertje dat voor hem lag. Het was de stoel van Jansen. Het was een doodzonde om op de stoel van Jansen te gaan zitten! Er ging een siddering door de partners heen. Ik was geschokt maar vreemd genoeg voelde ik een kriebel in mijn lichaam naar boven komen die normaal gesproken bij mij eindigde in een enorme lachbui. Ik slikte een paar keer en sprak mezelf vermanend toe, maar het lukte me niet om de malle grijns van mijn gezicht af te krijgen.

 

  ‘Ik ben blij dat u even tijd voor mij heeft kunnen maken. De heer Jansen ken ik al vele jaren maar ik vind het heel bijzonder u allen te ontmoeten, vooral omdat u in uw midden een dame heeft met heel veel talenten,’ zei Boris vrolijk.

 

  ‘Dat bepalen wij wel,’ zei Jansma brommend.

 

  ‘Wat bedoel je, Boris?’ vroeg Jansen zo vriendelijk mogelijk.

 

  ‘Anne is ongetwijfeld een geweldige advocate maar ze is tevens een fantastisch schrijfster.’ Blij keek Boris in het rond. Het was plotseling doodstil.

 

  Ik voelde me een beetje misselijk worden maar bleef grijnzen als de eerste de beste stewardess op te kleine schoenen die zichzelf staande moest houden in een overvol vliegtuig vol Japanners die vol verwachting en druk oefenend met hun nieuwe camera’s hun eerste Europese vakantie tegemoet gingen.

 

  ‘Anne heeft een boek geschreven,’ ging Boris onverstoorbaar verder. ‘Het heet Donkere Wolken. Ik ga het uitgeven en het wordt een absolute topper. Dat kan ik u verzekeren. Wat ik u ook kan verzekeren is dat er voor Anne zware tijden zullen aanbreken. Ik wil veel publicitaire aandacht geven aan het boek, en dat betekent dat ze in de gelegenheid moet worden gesteld om lezingen te geven en te signeren.’

 

  Het zweet brak me aan alle kanten uit. Fuseren was al geen lolletje, maar signeren: wat leek me dat een rotwerk! Janssen begon te kuchen en Voorstevoordehoeven wisselde veelbetekenende blikken met Jansen uit. Boris hield niet van langdurige inleidingen, en ik vroeg me af of dit de juiste aanpak was om de heren ervan te overtuigen dat ik een bijzondere medewerker was waar ze vooral héél erg blij mee moesten zijn. Pas later realiseerde ik me dat Boris hier niet zat om de heren te overtuigen, maar slechts een mededeling kwam doen. Het was uiteindelijk Kortewind die het woord nam. ‘Meneer van der Kaak. Wij zijn een advocatenkantoor. Anne heeft sinds kort een belangrijke functie gekregen op de sectie Fusies & Overnames en ze staat daarnaast ook nog eens op de nominatie voor het partnerschap. Dat zijn zowaar geen taakjes die je erbij kunt doen.’

 

  ‘Meneer… eh.’

 

  ‘Kortewind is de naam.’

 

  ‘Meneer Kortewind, u begrijpt één ding niet. We hebben het hier niet over een flutboekje. Ik geef namelijk geen shit uit.’

 

  Er ging een huivering door de torenridders en de gezichten verstrakten bij het woord ‘shit’.

 

  ‘We hebben het hier over een aanwinst voor de Nederlandse literatuur,’ ging Boris onverstoorbaar door. ‘De schrijfster daarvan werkt hier. Daar mag u best trots op zijn. Ik begeleid toppers en ik zou het wel prettig vinden als de omgeving mee zou willen werken.’

 

  Ik slikte een paar keer. Dit gesprek ging overduidelijk de verkeerde kant op. Niemand vertelde de partners wat ze moesten doen.

 

  ‘Anne wordt als advocate en schrijfster in de markt gezet. Daar wordt JVJ alleen maar beter van.’

 

  Er viel een doodse stilte. Ik voelde me net de aanbieding van de maand, en dat voelde absoluut niet prettig. Ik durfde niet om me heen te kijken en staarde naar het weelderige, donkerrode tapijt waar tot mijn verbazing mijn hakken geheel in verdwenen.

 

  ‘Wilt u even beneden wachten? Dan zullen wij overleg plegen,’ zei Voorstevoordehoeven op formele toon.

 

  ‘Wat een triest volk,’ zei Boris toen we beneden met een kopje koffie zaten te wachten. ‘Dat je hier wilt werken. Waarom ga je niet fulltime schrijven?’

 

  ‘Doe niet zo raar. Ik houd van mijn werk.’

 

  ‘Wat beschouw jij eigenlijk als je werk?’

 

  ‘Dit hier.’

 

  ‘Anne, mijn gesprekje van daarnet was niet alleen voor die oude rukkers bedoeld, maar ook voor jou. Ik meen het serieus als ik zeg dat ik alleen maar toppers begeleid. Als je daar eigenlijk geen behoefte aan hebt dan moet je het zeggen. Dan ga ik mijn tijd niet verdoen. Sorry, maar voor jou tien anderen.’

 

  Ik keek hem doordringend aan. Het was nu of nooit. Dit was mijn kans om te zeggen dat hij vooral tien anderen moest nemen. Het liefst die ene, die zichzelf Vera de Pagret noemde maar eigenlijk gewoon Petra de Grave heette. Een tuthola, die beweerde dat ze mijn vriendin was maar die mij ondertussen mooi gebruikte om haar prutserige literaire werkje aan de man te brengen. Maar ik zei het niet. Het leek me opeens heel akelig als Boris zijn tijd niet meer aan mij wilde verdoen.

 

  ‘Natuurlijk ben ik serieus,’ stotterde ik, ‘maar ik heb ook mijn werk hier. Dat valt moeilijk te combineren. Snap je dat niet? Die mannen in dat torentje verlangen tweehonderd procent van mij. Als jij ook tweehonderd procent van mij verlangt, dan heb ik een heel groot probleem. Dat gaat niet. Je kunt niet van mij verwachten dat ik kies voor een boek waarvan ik niet eens weet of het wat gaat worden, terwijl er hier een glanzende carrière voor me ligt. Jij kunt wel zeggen dat Donkere Wolken geweldig is, maar misschien ligt het overmorgen bij de ramsj!’

 

  Hij keek me lachend aan. ‘Wat heb jij weinig vertrouwen in jezelf. Ik weet zeker dat je zo meteen te horen krijgt dat je alle medewerking zult krijgen. Wedden?’

 

  ‘Ik wed nooit.’

 

  ‘Ook goed, maar ik wil wel dat je me helemaal vertrouwt.’

 

  Een grote glimlach verscheen op mijn gezicht. Boris vertrouwen? Ik wilde niets liever!

 

  ‘Jullie mogen weer naar boven, hoor,’ riep Janine vrolijk met haar kop net boven de balie uit.

 

  Met twee treden tegelijk nam Boris de wenteltrap. Hijgend kwam ik erachteraan.

 

  ‘Ga zitten,’ zei Jansen en hij wees op de stoel tegenover hem.

 

  ‘We hebben er even rustig over gesproken en zijn eigenlijk heel erg trots om Anne in ons midden te hebben. We geloven in Anne als advocate en we zullen in haar geloven als schrijfster. Waar mogelijk zullen we haar alle ruimte bieden, zodat ze haar schrijverschap kan ontplooien.’

 

  Ik keek verbaasd naar de instemmend knikkende hoofden van de partners. Wat gebeurde hier allemaal!

 

  ‘Mooi,’ zei Boris, ‘ik had niet anders verwacht dan dat u de juiste beslissing zou nemen.’

 

  Hij gaf iedereen een hand en nam met twee treden tegelijk weer de trap naar beneden.

 

  ‘Dag Janine,’ hoorde ik hem nog vrolijk roepen.

 

  Totaal verbaasd mompelde ik tegen de partners dat ik maar snel aan het werk moest gaan. Ik had het tenslotte druk genoeg. Ik draaide me om, en in mijn haast weg te komen, struikelde ik over de drempel. Ik glimlachte verontschuldigend naar de mannen die wezenloos naar me zaten te kijken. Verbeeldde ik het me of schudde Jansen afkeurend zijn hoofd? Heel voorzichtig, om nog meer ellende te voorkomen, daalde ik de wenteltrap af. Verbaasd gadegeslagen door Janine.

 

  Pas op het moment dat ik weer veilig in mijn eigen kantoor zat, kon ik weer een beetje ademhalen. Mijn eerste officiële optreden in het torentje en ik had als een tuimelaar het ovaal verlaten! Hoe kreeg ik het voor elkaar! Aan de andere kant: ik was niet ontslagen en ook niet verbannen naar het archief. Maar ondanks de opluchting bleef ik het gevoel houden dat ik veel te hard een helling afskiede en in de verte het einde van de piste zag opdoemen. Daar moest ik maar niet te lang over nadenken, anders donderde ik in een depressieve gletsjerspleet, die zo diep was dat zelfs tien Zwitserse reddingsteams en vijf sint-bernardshonden machteloos moesten toekijken. Ik kon nu toch niks meer aan de situatie veranderen en het leek me verstandiger om mezelf lachend uit deze netelige situatie te redden. Veel erger dan dit kon het tenslotte niet worden. Alhoewel! Als ik niet snel wist waar dat stomme boek over ging dan kon het heus nog wel véél erger worden. Ik pakte onmiddellijk de telefoon.

 

  ‘Petra, ik moet je even spreken.’

 

  ‘Ik ben aan het werk. Waar gaat het over?’

 

  ‘Kunnen we even samen lunchen?’

 

  ‘Nee, ik heb echt geen tijd.’

 

  ‘Je moet even tijd voor me maken!’

 

  ‘Is het zo belangrijk?’

 

  ‘Ja, ik ben het manuscript kwijt en iedereen wil weten waar dat boek over gaat.’

 

  Ze begon heel hard te lachen. ‘Ik kan alleen vanmiddag om een uurtje of vijf.’

 

  ‘Dan heb ik een afscheidsborrel. Daar moet ik naartoe. Alles wat belangrijk is, komt daar samen.’

 

  ‘Dan ga ik toch gezellig met je mee?’ zei Petra enthousiast.

 

  ‘Volgens mij heb je daar niet zoveel aan. Ik moet met allerlei mensen praten, dat is toch helemaal niet leuk voor jou?’

 

  ‘Je zult van mij geen last hebben. Ik red me wel.’

 

  ‘Waarom ook niet. Luister Petra, we moeten daarna wel even samen praten want het loopt allemaal een beetje uit de hand met dat boek.’

 

  ‘Ja, joh. Dat komt allemaal wel goed,’ zei Petra luchtig.

 

  Nadat ik had opgehangen keek ik even zuchtend om me heen en vroeg me af of het inderdaad wel goed zou komen.

 

  Ik trommelde zenuwachtig met mijn vingers op mijn bureau en besloot dat ik mijn tijd maar beter nuttig kon besteden. Er lag een enorme stapel dossiers op me te wachten. Het waren er veel te veel. Als ik de hele boel nou zo snel mogelijk liet fuseren dan zou ik toch moeten eindigen met de helft minder dossiers?

 

  ‘Hoi Anne,’ zei Mira, die binnen kwam lopen en zonder nog wat te zeggen meteen aan haar bureau ging zitten, haar computer aandeed en ijverig van alles en nog wat begon te doen.

 

  ‘Mira, ken jij dat gevoel dat je leven een puinhoop is en dat je daar niets aan kunt veranderen?’

 

  Ze keek me vragend aan. Schaapachtig, zoals alleen Mira dat kon.

 

  ‘Zie je deze gigantische stapel dossiers?’

 

  Mira knikte heftig.

 

  ‘Ken je niet dat gevoel, Mira, dat op een dag deze enorme stapel omver dondert en je levend wordt begraven onder juridische nonsens? Ken je dat niet? Zie je het niet voor je?’

 

  Ze schudde haar hoofd.

 

  Ik wel. Ik zag het helemaal voor me inclusief het berichtje in de krant. Briljant advocate en schrijfster droevig om het leven gekomen door verstikking. Arbeidsinspectie gaat onderzoek doen naar wantoestanden bij advocatenkantoren.

 

  ‘Echt niet?’ Ik keek haar vragend aan.

 

  Mira schudde weer haar hoofd alsof ze vermoedde dat ik de grenzen van krankzinnigheid aan het bereiken was.

 

  De rest van de dag bracht ik onproductief door. Mira deelde iets mee over een oud dossier en gegevens die niet klopten. Ze keek er heel verontrust bij. Ik geloofde het allemaal wel: gedane zaken namen geen keer.

 

  Tegen vier uur besloot ik ermee op te houden. Ik kon me niet concentreren en ik belde Petra op dat ze mij rond vijf uur bij Mo moest ophalen. Dan zouden we van daaruit samen naar de borrel gaan.

 

  Diep snoof ik de koude lucht op toen ik de deur van het kantoor achter me sloot. De deur viel altijd wat zwaar in het slot en ik moest aan een gevangenis denken. Ik liep het statige trapje af met zijn gietijzeren hekwerk en kon een grijns niet onderdrukken toen ik mijn fiets tegen de voorgevel zag.

 

  Oké, Kortewind had een punt. Het zag er inderdaad wat mal uit tegen de schitterende monumentale voorgevel. Ook niet netjes van mij me niet aan de afspraken te houden. Ik had toch beloofd dat ik hem om de hoek zou zetten?

 

  Gehaast zocht ik in mijn jaszak naar mijn fietssleutel. Ik rommelde wat in mijn tas maar ook daar kon ik hem zo gauw niet vinden. Waar had ik dat rotding nou weer gelaten? Met een chagrijnige kop liep ik het kantoor weer binnen en smeet mijn tas op mijn bureau.

 

  ‘Is er wat?’ vroeg Mira.

 

  ‘Ik ben mijn fietssleuteltje kwijt,’ antwoordde ik geïrriteerd.

 

  ‘Goh, dat heb je nou nooit.’ Ze draaide zich om en ging weer onverstoorbaar door met haar werkzaamheden.

 

  Met veel lawaai stortte ik de inhoud van mijn tas op de grond en haalde ik de zakken van mijn jas en kleren ondersteboven. Geen sleuteltje. Zuchtend verplaatste ik alle dossiers en haalde ik al mijn laatjes leeg. Geen sleuteltje.

 

  ‘Waar ben je overal geweest? Terugdenken, dat is wat je moet doen,’ zei Mira zonder op of om te kijken.

 

  ‘Ik wil niet terugdenken,’ zei ik geïrriteerd. ‘Ik wil vooruit!’

 

  ‘Dan vind je je sleuteltje nooit.’

 

  Met een zucht ging ik op mijn bureaustoel zitten. Het was inmiddels al halfvijf en ik besloot Petra te bellen.

 

  ‘Peet, ik ben mijn sleuteltje kwijt. Kun jij hiernaartoe komen, dan kan ik bij jou achterop.’

 

  ‘Wist je dat jij altijd op zoek bent naar je fietssleuteltje? Zolang ik je ken, ben je al…’

 

  ‘Ja, ja, wrijf het maar in. Ik weet ook wel dat ik in die tijd een cursus Grieks en filo-kleien had kunnen volgen. Maar daar heb ik nu weinig aan. Ik heb overal gezocht,’ zei ik wanhopig.

 

  Ik hing op en keek Mira vragend aan.

 

  ‘Denk na. Waar ben je vandaag overal geweest?’ vroeg ze nogmaals.

 

  ‘Hier.’

 

  ‘Alleen hier? Je bent toch wel naar de wc geweest?’

 

  ‘Ik ben in het torentje geweest,’ zei ik verschrikt.

 

  ‘Zo,’ zei Mira bewonderend.

 

  Nee, hè. Met drie treden tegelijk nam ik de trap naar de bovenste verdieping om daar hijgend bij Janine aan te komen.

 

  ‘Janine, heb ik hier mijn fietssleuteltje laten liggen?’

 

  ‘Hoe ziet hij eruit?’ vroeg ze poeslief.

 

  ‘Gewoon,’ zei ik met een rood hoofd. ‘Als een sleuteltje.’

 

  ‘Zit er nog iets aan?’

 

  ‘Ja,’ zei ik en mijn wangen kleurden nog roder. ‘Een sleutelhanger.’

 

  ‘Wat voor sleutelhanger?’

 

  ‘Een aapje. Een aapje dat een geel T-shirtje draagt waarop staat “vergeet mij niet”.’ Ik was inmiddels de schaamte voorbij.

 

  Met een valse grijns op haar gezicht haalde Janine mijn fietssleutel uit haar laatje. ‘Jansma heeft hem gevonden. Hij lag op de grond in het torentje.’

 

 

Petra stond al op mij te wachten. Hijgend kwam ik aangerend en mijn blouse plakte zweterig tegen mijn natte oksels. Als ik ergens een hekel aan had dan was het wel aan die vieze, natte zweetplekken! Tot mijn grote verbazing had Petra zich leuk aangekleed. Het was niet bijzonder, maar over het algemeen ging Petra nogal saai gekleed, en wat ze nu droeg, was voor haar doen bijna frivool te noemen.

 

  Zo snel mogelijk fietsten we door de stad. Toen we aankwamen, zei ik: ‘Ik blijf hoogstens twee uurtjes maar ik wil na afloop nog wel even met je praten. Goed?’

 

  Ze knikte.

 

  ‘Veel plezier, misschien kom je nog een leuke man tegen.’ Ik gaf haar een knipoog. ‘Om zeven uur sta ik hier weer bij de deur.’

 

  Doelloos liep ik rond met een glas witte wijn in mijn handen. Ik zat nog niet helemaal lekker in mijn vel. Waar ik normaal gesproken door Jan en alleman werd aangesproken, had ik nu een aura van afstandelijkheid om mij heen hangen. Niet aantrekkelijk in ieder geval, want er was niemand die aandacht aan mij besteedde. Tot mijn grote verbazing zag ik op een gegeven moment Petra in gesprek met de heer Stoutjes, voorzitter van het Verbond van Christelijke Werkgevers. Hoe deed ze dat?

 

  Vanachter een pilaar sloeg ik haar gade. Het was een geanimeerd gesprek, en tot mijn verbazing zag ik dat hij zijn kaartje aan haar gaf. Mijn mond viel open. Ik kon de drang om haar te blijven bespieden niet weerstaan, en waarschijnlijk was ik als een professionele stalker achter haar aan geslopen als ik niet op mijn schouders was getikt door een van mijn rijkste cliënten. Vanaf dat moment stuiterde ik weer als een flipperkastbal door de zaal. Korte praatjes hier, een zoentje daar. Kortom: iedereen had me weer gezien, en ook al werkte ik nog maar enkele weken op Fusies & Overnames, inmiddels wist ik dat zien en gezien worden het allerbelangrijkste was.

 

  Rond zeven uur stond ik op de afgesproken plek om nog minstens een halfuur op Petra te moeten wachten. Uiteindelijk kwam ze aangerend, met rode wangen van opwinding.

 

  ‘Leuk zeg, Anne, zo’n borrel. Gezellige mensen. Ik heb me prima geamuseerd. Dit moeten we vaker doen.’

 

  ‘Dacht het niet.’

 

  ‘Wat heb jij opeens?’

 

  ‘Weet ik veel,’ mopperde ik een beetje toen we bij de fietsen stonden. ‘Nou, ja, dat boek van jou zit me af en toe knap dwars. Ik heb er zelfs slapeloze nachten van. Weet jij eigenlijk wel waar we mee bezig zijn?’

 

  ‘Ja.’

 

  ‘Jij noemt het een goede grap maar ik zit gewoon keihard te liegen. Leugens en bedrog, Petra. Dat is wat ik aan het verspreiden ben.’

 

  ‘Zo moet je het niet zien. Daar word je ongelukkig van,’ zei ze laconiek.

 

  ‘Dat probeer ik mezelf ook voor te houden. Inmiddels ben ik op de radio geweest en heeft Boris van der Kaak de partners op de hoogte gesteld en ondertussen weet ik niet eens waar het boek over gaat.’

 

  Petra begon te lachen. ‘Dat is pas echt grappig! Je moet je niet zo druk maken. Uiteindelijk gaan we de waarheid vertellen en dan komt het allemaal goed.’

 

  ‘Wanneer breekt uiteindelijk aan? Uiteindelijk zullen de mensen in mijn omgeving zich belazerd voelen als ze erachter komen hoe het daadwerkelijk zit. Snap je dat dan niet?’ Ik begon me zichtbaar te ergeren aan haar gebrek aan inlevingsvermogen.

 

  ‘Wat wil je dan, Anne? Moeten we morgen aan iedereen de waarheid gaan vertellen? Voel jij je dan beter?’

 

  ‘Nee, dat kan dus niet meer,’ zei ik wanhopig. ‘Als ik nu opeens vertel dat het allemaal een grap is, zijn mijn kansen op het partnerschap absoluut verkeken. Er zijn dingen die je je niet kunt permitteren. Verlies aan geloofwaardigheid is er daar één van.’

 

  ‘Nou, dan hebben we toch geen enkel probleem. Ik wil het ook nog niet onthullen. Dus dan komt het toch allemaal goed?’

 

  Ik zag dat ze opgelucht ademhaalde en ik realiseerde me dat ze maar met één ding bezig was en dat was met zichzelf. Mijn vriendin, het grijze muisje, had haar zaakjes goed voor elkaar.

 

  Ze legde haar hand op mijn arm en zei: ‘Anne, je bent mijn beste vriendin. Ik zal nooit iets doen wat jou zou schaden. Dat weet je toch?’

 

  Ik keek haar nog eens goed aan. Ik probeerde haar gedachten te peilen. Ze knikte me slechts bemoedigend toe.

 

  ‘Goed,’ zei ik berustend, ‘ik vrees dat ik niet veel keus heb. Ik ben je pseudoniem in levenden lijve en jij zorgt dat je een goed moment kiest om de waarheid te zeggen. Petra, één ding moet je me beloven: ik wil wel dat je dat moment met mij overlegt.’

 

  ‘Ja, natuurlijk. Wat denk jij dan?’ zei ze vrolijk.

 

  ‘Doe je morgen het manuscript bij me in de bus?’

 

  ‘Dat doe ik, en ik zal er een roze strik om doen.’

 

  ‘Waar gaat het boek nou eigenlijk over?’ vroeg ik lachend.

 

  ‘Over bedrog, Anne. Waar anders over.’

 

 

 

 

15

 

 

 

De weken die volgden vlogen voorbij. Het enige wat ik deed was werken tot ’s avonds laat, waarna ik uitgeput in bed viel. Ik nam niet eens de tijd om tussen de middag ergens te gaan lunchen. Marjolein zorgde voor heel veel zwarte koffie, en ondertussen werkte ik als een bezetene door. Als een hamster knaagde ik mijzelf een weg door de dossiers vol met financieel jargon waar ik geen kaas van had gegeten.

 

  ‘Mo mist je,’ riep Ellen, een oud-collega van letselschade, toen ik weer eens zielig en alleen op kantoor achter was gebleven.

 

  ‘Wat denk je van mij?’ zei ik tegen haar, en ik wees op mijn kleffe broodje kaas en suffe glaasje karnemelk.

 

  ‘Dus jij mist alleen maar Mo’s broodjes?’

 

  ‘Ja, wat moet ik anders missen?’

 

  ‘Mo mist jou.’ Ze gaf me een knipoog en liep mijn kantoor weer uit.

 

  Ik haalde mijn schouders op en zuchtte eens diep. Ellen was een dwaze doos, briljant juriste, maar in de gewone menselijke omgang niet te volgen. Ik schudde mijn hoofd in een poging om me te concentreren, en verdiepte me in een akelig dossier vol cijfertjes, die ik niet kon thuisbrengen. Mijn gedachten dwaalden onmiddellijk af naar Rob. Ik had hem al zes dagen niet gezien. Hij had het hartstikke druk, net als ik. Zijn aanbod om nog even snel langs te komen rond een uurtje of tien had ik afgeslagen. Ik wilde gewoon eens gezellig met hem uit eten of naar de film. Even weg uit die sleur van snelle seks en het uitwisselen van allerlei niet ter zake doende dingen die op kantoor waren gebeurd. Als je verliefd was, deed je toch leuke dingen met elkaar? Hield Rob wel van mij?

 

  Die vraag bleef de hele tijd in mijn hoofd rondzoemen waardoor ik me al helemaal niet meer kon concentreren op de getallen met veel te veel nullen in het dossier. Ik was verliefd, dat wist ik zeker. Daar was geen twijfel over mogelijk. Ik was de laatste tijd goed bezig op mijn werk en ik deed niet meer van die wilde dingen; ik dronk minder, ging op tijd naar bed. Dat moest wel door Rob komen. Hij bracht rust in mijn leven. Misschien was het wel goed dat we niet continu met zijn tweeën op pad waren. Had ik het niet gewoon nodig dat er iemand in mijn leven was die zijn eigen gang ging en die alleen maar af en toe bij me langskwam? Ik zat toch niet te wachten op een vriendje dat mij de hele dag claimde en van alles en nog wat met mij wilde ondernemen? Daar had ik niet eens de tijd voor! Ik vond het al vervelend genoeg dat ik niet eens de tijd had om mijn vriendinnen te zien!

 

  Ik pakte resoluut de telefoon om Rob te bellen. Ik wilde weten of hij nog wel van me hield en wel nu onmiddellijk.

 

  ‘Schatje, natuurlijk houd ik van je!’ zei Rob oprecht. ‘Hoe kom je er nou bij om te denken dat ik niet van je houd?’

 

  Ik haalde opgelucht adem. ‘Maar waarom doen we dan nooit iets leuks samen?’

 

  ‘Had je dan liever gezien dat wij zo’n uitgeluld stelletje zijn dat samen op de bank televisie zit te kijken en op zondagmiddag bij de wederzijdse ouders op bezoek gaat?’

 

  ‘Ja. Nee. Nee, dat bedoel ik nou ook weer niet.’

 

  ‘Wat is het nou? Ja of nee? Lieverd, ik houd juist zoveel van je omdat je niet zo’n standaardmuts bent die op zaterdag wil winkelen en continu samen dingen wil doen. Daar krijg ik het benauwd van. Om van je te houden hoef ik je toch niet aldoor te zien? Ik vind dat juist de kracht van ons!’

 

  Hij had gelijk, maar toch… ‘Soms heb ik de behoefte je wat te vertellen, maar dan ben je er niet!’

 

  ‘Ik kan er toch niet altijd zijn?’

 

  ‘Nee, maar… hoe kan ik je dat nou uitleggen. Kijk… zoals… bijvoorbeeld.’ Ik begon te stotteren. ‘Eigenlijk moet ik je iets heel belangrijks vertellen.’

 

  Het was even helemaal stil aan de andere kant van de lijn.

 

  ‘Wat is er?’ vroeg hij uiteindelijk.

 

  Ik wist niet goed hoe ik het moest zeggen. Ik wilde niet tegen Rob liegen maar aan de andere kant wist ik niet of het verstandig was om hem de waarheid te vertellen over het boek dat ik zogenaamd had geschreven. Ik vond het hele Donkere Wolken gedoe een stomme actie van mezelf en ik kon me voorstellen dat Rob het al helemaal niet grappig vond.

 

  ‘Anne, wat is er?’ vroeg hij weer, maar nu op indringender toon.

 

  ‘Ik weet niet hoe ik het moet zeggen.’

 

  ‘Verdorie, je bent toch niet zwanger hè?’

 

  Ik schrok van zijn agressieve toon en zei snel: ‘Nee, joh, ben je mal!’

 

  ‘O, gelukkig. Ik schrok me een ongeluk.’

 

  ‘Zou je dat zo erg vinden dan?’ vroeg ik timide.

 

  ‘Op dit moment zou het wel een hele slechte timing zijn. We zijn zo lekker bezig met ons werk.’ Hij zei het zo vriendelijk mogelijk. Een duidelijke poging om zijn eerste reactie goed te maken.

 

  ‘Maar op zich? Ik bedoel… zou je? Later? Eh… als we meer tijd hebben, en zo?’

 

  ‘Je bedoelt of ik kinderen wil?’

 

  ‘Ja,’ zei ik zachtjes.

 

  ‘Ik denk het wel. Ik weet niet hoe het is maar ik denk dat ik ze best zou willen. Ik heb er eigenlijk nooit zo over nagedacht.’

 

  ‘En als je ze wilt. Wil je ze dan van mij?’

 

  ‘Maar schatje toch, ik houd toch van je? Van wie zou ik ze anders moeten krijgen?’

 

  Ik zuchtte zo hard van opluchting dat het hoorbaar moest zijn aan de andere kant van de lijn.

 

  ‘Wilde je me dat vertellen? Dat je kinderen wil?’ zei hij lachend.

 

  ‘Ja!’ Mijn hart klopte wild van opwinding. Rob hield van me en wilde mij als moeder van zijn elf kinderen. Wat wenste ik nog meer?

 

  ‘Zal ik vanavond rond tienen langskomen? Dan kunnen we even oefenen.’

 

  ‘Prima,’ zei ik lachend, en ik besloot dat ik nog niks zou zeggen over mijn leugenachtige schrijverschap, maar dat ik hem het eerste exemplaar zou overhandigen met een sierlijk geschreven voorwoord waarin stond dat dit boek op leugens berustte maar dat mijn liefde voor hem de absolute waarheid was.

 

  Ik voelde me plotseling enorm opgelucht. Wat zat ik me toch zorgen te maken om niks!

 

 

Ik was ontzettend benieuwd waar Boris met me naartoe wilde. Ik had de vrijdagmiddag voor hem vrij moeten houden. Hij had het niet leuk gevonden toen ik hem vertelde dat ik om zes uur weer terug moest zijn voor de wekelijkse kantoorborrel.

 

  ‘Jeetje, Anne, als er nou iets niet belangrijk is dan is het wel een kantoorborrel.’

 

  ‘Daar heb je helemaal gelijk in, Boris, maar als Jansen speciaal aan mij heeft gevraagd of ik aanwezig wil zijn dan kan ik moeilijk niet op komen draven.’

 

  ‘Waarom moet je zo nodig aanwezig zijn?’ vroeg hij nieuwsgierig.

 

  ‘Weet ik veel.’

 

  ‘Misschien gaat hij de rest van JVJ vertellen over Donkere Wolken?’

 

  ‘Nee, want ik heb gevraagd of ze het nog even stil willen houden.’

 

  ‘Waarom?’

 

  ‘Omdat ik nog maar net ben begonnen op Fusies & Overnames. Het kost me echt veel moeite om de boel daar op de rit te krijgen en me in te werken. Denk je nou echt dat ik zit te wachten op allerlei vragen van collega’s?’

 

  Hij schudde zijn hoofd, terwijl hij ondertussen zijn auto behendig door de straten van Amsterdam manoeuvreerde op weg naar Joost mocht weten waar. ‘Ik heb dit echt nog nooit meegemaakt, Anne. Je boek wordt uitgegeven en jij wilt het liever niet van de daken schreeuwen. Ik vind je maar een merkwaardige dame.’

 

  Stilletjes keek ik uit het raam. Op de een of andere manier vond ik het niet leuk dat hij mij maar een merkwaardige dame vond. Ik wilde iets grappigs vertellen om hem aan het lachen te maken. Als hij lachte, had hij zulke leuke kuiltjes in zijn wangen, maar ik was door mijn grappen heen.

 

  ‘Hé, ik weet het,’ zei hij plotseling enthousiast, en hij sloeg met zijn vlakke hand op mij bovenbeen. ‘Ze gaan bekendmaken wie de nieuwe partner wordt. En dat ben jij, Anne! Natuurlijk, dat is het. Daarom moet je aanwezig zijn op de borrel.’

 

  Ik keek hem fronsend aan. ‘Denk je? Dat was nog niet in me opgekomen.’

 

  ‘Ja, tut. Dat denk ik. Hoe lang duurt die borrel?’

 

  ‘Meestal tot een uurtje of acht.’

 

  ‘Dan kom ik je daarna halen. Dan gaan we samen uit eten.’

 

  ‘Ja, maar… misschien wil ik het wel met iemand anders vieren.’

 

  ‘Ook goed. Dan sta ik er niet. Met wie ga je het vieren? Met die man van je?’

 

  Ik keek weer uit het raam. Rob was gisteravond gekomen, een uurtje gebleven, en had vervolgens laten weten dat hij het weekend echt thuis moest gaan werken. Zo ontzettend druk. Op mijn aandringen om vanavond samen iets te gaan doen, had hij zuchtend geantwoord dat we dit gedoe niet elke keer moesten herhalen. Hij had het druk. Druk, druk, druk, druk, maar maandagavond was ik weer aan de beurt.

 

  Ik keek Boris even aan. ‘Oké, waarom niet. Vanavond om acht uur. Dan gaan we samen uit eten,’ zei ik gespeeld enthousiast.

 

  Hij parkeerde de auto in een smal straatje en zei: ‘Zo, we zijn er.’

 

  ‘Waar?’

 

  ‘Bij de drukker. Je boek is klaar, gedrukt en al. Met een mooie omslag,’ zei hij blij.

 

  Ik keek hem stom aan. Daar had ik zin in! Op bezoek bij een drukker. Ik had alles leuk gevonden: taartjes eten, zijn neefjes naar bed brengen, desnoods met zijn tweetjes op mijn roze geval door de regen fietsen. Maar naar een drukker om dat stomme boek te bekijken!

 

  ‘Ben je niet nieuwsgierig?’ vroeg hij geïrriteerd.

 

  Ik pakte hem bij de arm en dwong hem om mij aan te kijken. ‘Boris, je moet je goed realiseren dat ik dit boek nooit naar een uitgever zou hebben gestuurd. Peet heeft dat voor mij gedaan.’

 

  ‘Peet?’

 

  ‘Ach ja, zo noem ik haar. Ik bedoel Vera,’ zei ik mezelf snel herstellend. ‘De timing is gewoon heel erg slecht,’ zei ik, dankbaar de woorden van Rob herhalend.

 

  Doordringend keek hij me aan, zijn ogen samengeknepen. Ik zag hem denken. Hij was niet dom, hij moest zo langzamerhand toch in de gaten hebben dat de boel niet klopte?

 

  ‘Schrijfster tegen wil en dank?’

 

  ‘Dat is een goede titel voor mijn tweede boek. Dank je, Boris,’ zei ik zo vrolijk mogelijk, en ik gaf hem een dikke zoen op zijn wang. Gelukkig, dit had ik weer fantastisch opgelost. Nu het spel in volle hevigheid was losgebarsten moest ik wel zelf de regie in handen houden en zelf bepalen wanneer ik met de waarheid naar voren zou komen.

 

 

Het was een rare gewaarwording mezelf in alle zwart-witvrolijkheid op de achterflap van een mij totaal onbekend boek te zien staan. Tot mijn schrik realiseerde ik me dat Peet een halfjaar geleden aan mij had gevraagd of ik een pasfotootje van mezelf had. Ze had een leuk plan om iets te gaan doen met de pasfoto’s van haar familie en vrienden. Ik vermoedde gefröbel in een passe-partout. Onmiddellijk herkende ik het fotootje dat ik had opgestuurd. Een zenuwachtige tinteling schoot door mijn lichaam. Was dit toeval, of was Petra gewoon ontzettend doortrapt?

 

  ‘En wat vind je ervan?’ vroeg Boris.

 

  ‘Héél mooi, het ziet er geweldig uit,’ zei ik enthousiast. Ik meende er geen donder van, maar ik wilde Boris niet nog meer tegen me in het harnas jagen.

 

  ‘Leuk ook die pilaren tegen die grijze wolken.’

 

  ‘Dat zijn Griekse zuilen.’

 

  ‘Ja, erg leuk bedacht.’

 

  Boris keek me fronsend aan. ‘Nou dat heb je zélf bedacht hoor, maar misschien moet jij je eigen boek nog eens nalezen.’

 

  Ik slikte even en verlegen keek ik de andere kant op. Onmiddellijk nadat ik het manuscript had gekregen van Petra was ik begonnen met lezen, maar ergens halverwege het eerste hoofdstuk was ik in slaap gevallen.

 

  ‘Mag ik twee exemplaren meenemen? Ik ben zo trots op mijn eerste boek.’

 

  ‘Natuurlijk.’

 

  Boris nam nog een aantal formaliteiten door met de drukker, waarna we zwijgend terugreden. Toen hij mij afzette, wenste hij me nog veel succes bij de kantoorborrel.

 

  ‘Ik zie je om acht uur,’ riep ik terug en zwaaide hem net zolang na totdat hij uit het zicht was verdwenen.

 

 

De grote vergaderzaal was helemaal stampvol. Vooraan, achter een katheder om het wat extra cachet te geven, stond Jansen.

 

  ‘Fantastisch dat jullie hier allemaal vandaag aanwezig zijn bij onze wekelijkse vrijdagborrel. Ik heb een aantal mededelingen te doen. Eentje van huishoudelijke aard en een feestelijke,’ sprak Jansen op gewichtige toon.

 

  Ik stond een beetje achteraan en genoot intens van de dingen die zouden gaan komen. Ik had er nog eens over nagedacht en Boris had waarschijnlijk gelijk. Ik werd vast tot partner benoemd. Waarom had Jansen mij anders zo op het hart gedrukt dat ik echt moest komen? Dat deed hij anders nooit. Vanuit mijn ooghoeken keek ik naar Berthold, die geheel ontspannen tegen een tafel leunde. Even flitste het door mij heen dat Berthold ook wel eens gekozen zou kunnen worden, maar onmiddellijk liet ik dat idee weer varen. Nee, dat was niet logisch. Dan was het tenslotte niet noodzakelijk dat ik ook aanwezig moest zijn, tenzij Jansen het juist heel geestig zou vinden als ik hier van ellende door de grond zou zakken. Zenuwachtige kriebels gingen als elektrische stootjes door mijn lichaam. Je wist het maar nooit met die partners en ik zou pas echt rustig adem kunnen halen als ik benoemd was.

 

  ‘Allereerst heb ik een mededeling over ons jaarlijks terugkerende kerstfeest. Net als vorig jaar vieren we Sinterklaas en kerst samen in een ludieke sfeer waarin kerstballen samengaan met surprises. Daarom gaan we zo meteen lootjes trekken en net als vorig jaar verwacht ik weer vele originele en creatieve uitingen van jullie. Doe je best, maar laat het bedrag van het ludiek verpakte cadeautje de vijftien euro niet te boven gaan.’

 

  Ik zuchtte even. Wat was die Jansen toch eigenlijk een idioot. Zou ik ook zo worden als ik partner werd? Ik zag mezelf opeens voor me aan het ovaal, eenzaam in mijn vrolijk gekleurde bloesje tussen de grijze ouwe lullen.

 

  Ongeïnteresseerd trok ik een lootje uit het rieten mandje waarmee Janine rondging. Ik had Berthold! Hoe kreeg ik het voor elkaar!

 

  ‘Beste, lieve mensen, ik geloof dat we allemaal door het lot van een lot zijn voorzien en ik wil daarom overgaan tot het doen van de feestelijke mededeling.’

 

  Mijn hart begon heftig te bonken. Het bonkte hard tegen mijn ribbenkast en ik voelde mijn bloeddruk suizen in mijn oren. Krampachtig kneep ik mijn handen samen.

 

  ‘Lieve mensen…’

 

  Ik slikte een paar keer. Het was duidelijk. Dit werd de dag van mijn leven. Ik keek even snel naar Berthold en ik zag dat hij naar mij keek. Als blikken konden doden… Onmiddellijk keek ik naar de grond. Ik kon veel hebben maar hier werden pure haatsignalen uitgezonden.

 

  ‘Lieve mensen, we zullen dit jaar met een redelijk goede winst afsluiten, en we hebben besloten dat we die winst gaan aanwenden op een wijze waar wij allen plezier van zullen hebben.’ Jansen hield even stil, knikkend als een staatsman overzag hij zijn gepeupel. ‘We gaan het souterrain verbouwen!’ riep hij op luide en juichende toon.

 

  Ik vermoedde dat hij had gehoopt op geklap en hoerageroep maar iedereen keek elkaar verbaasd aan. Ik wist niet waar ik moest kijken en probeerde me te verschuilen achter de brede schouders van ene Gert-Jan van belastingrecht, zodat niemand mijn asgrauwe en teleurgestelde smoeltje zou zien.

 

  ‘In het souterrain gaan we een bedrijfskantine bouwen volgens moderne principes edoch ouderwets concept,’ ging Jansen enthousiast verder. ‘Het wordt een echte Saartjeskeuken waar we allemaal de lunch en eventueel een diner kunnen gebruiken. Ik wil met jullie het glas heffen en ik wens jullie een fijne vrijdagmiddagborrel toe, die we vanaf 1 januari natuurlijk in de Saartjeskeuken gaan gebruiken.’

 

  Saartjeskeuken! Een kitscherig, landelijk gebeuren in de kelder van JVJ? Hadden die idioten nou serieus voor veel geld een hippe kit(s)chendesigner ingehuurd om met zoiets stompzinnigs te komen? Of had de vrouw van Voorstevoordehoeven alle bladen op het gebied van keukenkastjes doorgeploegd om tot de conclusie te komen dat de Saartjeskeuken toch zeker het komende halfjaar dé trend in Nederland zou worden? Nou, daar waren we dan mooi klaar mee. En Mo dan? Ik voelde mijn keel pijnlijk samenknijpen. Arme Mo!

 

  ‘Leuk hè,’ gilde Marjolein enthousiast in mijn oor.

 

  Ik wist niks te zeggen. Het enige wat door mijn hoofd ging was Mo.

 

  ‘Teleurgesteld?’ siste Berthold akelig hard in mijn oor.

 

  ‘Ik vind dit echt rot voor Mo.’ Ik had bijna tranen in mijn ogen.

 

  ‘Dat bedoel ik niet,’ zei hij vals.

 

  ‘Maar ik wel. Kom op, Berthold, jij gaat er toch ook altijd naartoe. Hij heeft de lekkerste broodjes van Amsterdam!’

 

  ‘Ja, maar hij heeft het niet zo snugger aangepakt.’

 

  ‘Hoezo?’ riep ik verbaasd uit. ‘Je kunt het hem toch niet kwalijk nemen dat het eventjes heeft geduurd voordat hij een vergunning kreeg om uit te breiden? Eind februari gaat hij de boel doorbreken. Dan wordt het hartstikke groot en is het ruimteprobleem meteen opgelost.’

 

  ‘Daar gaat het helemaal niet om,’ zei Berthold uit de hoogte. ‘Dat ruimteprobleem is niet de oorzaak dat de partners een eigen bedrijfskantine willen hebben.’

 

  ‘Wat is dan het probleem?’ vroeg ik, en stelde mezelf ongerust de vraag hoe het kon dat Berthold van de hoed en de rand wist terwijl dit voor mij koud op mijn dak kwam vallen.

 

  ‘Jij bent lekker op de hoogte!’

 

  ‘Dat komt omdat jij partner wordt en ik niet,’ zei ik allerliefst. Ik wilde nu absoluut weten wat er aan de hand was en volgens mij kon Berthold mij het antwoord geven. Ik was bereid om elke denkbare veer in zijn reet te steken om informatie uit hem te trekken.

 

  ‘Kijk, het zit zo.’ Hij nam me mee naar het dichtstbijzijnde tafeltje.

 

  ‘Vertel, Berthold,’ zei ik zo vriendelijk mogelijk.

 

  ‘Enige tijd geleden is Janssen met een Italiaanse cliënt bij Mo gaan lunchen. Janssen heeft toen Mo aan zijn tafeltje genodigd om gezellig even mee te praten. Het is natuurlijk heel prettig als je als gast even met de gastheer kunt converseren, en al helemaal als je een belangrijke buitenlandse cliënt bij je hebt. Snap je dat?’ vroeg hij belerend aan mij.

 

  ‘Ja, natuurlijk snap ik dat.’

 

  ‘Maar Mo begreep helemaal niet waar ze het over hadden! Nu moet je weten dat Janssen een heel dure conversatiecursus heeft gevolgd om een beetje Italiaans te spreken. Dus dan is het knap vervelend als Mo daar niet op inspeelt.’

 

  Ik begon een beetje de draad kwijt te raken. ‘Hoe had Mo dat moeten doen dan? Hij spreekt toch geen Italiaans?’

 

  ‘Dat wist jij?’

 

  Ik keek Berthold aan alsof hij niet helemaal goed bij zijn hoofd was. ‘Ja, natuurlijk wist ik dat. Ik praat toch ook geen Grieks of Armeens tegen hem.’

 

  ‘Wij, van JVJ,’ zei hij op een toontje alsof ik niet tot die club behoorde, ‘waren in de veronderstelling dat Mo een Italiaan was. Niet zo raar toch om dat te denken als je Italiaanse broodjes op de menukaart hebt?’

 

  ‘Wat is nou eigenlijk het probleem?’

 

  ‘Mo is een Marokkaan!’ Hij sprak het woord Marokkaan uit alsof het een ziekte was.

 

  ‘Ja, en jij bent een nicht uit Assen.’

 

  Woest fonkelden zijn ogen. ‘Anne, zoals gewoonlijk begrijp je de essentie van het probleem weer eens niet. Mo is een Marokkaan in een hele dure auto en als dat café een dekmantel voor duistere praktijken is, dan is het niet handig als JVJ daarmee wordt geassocieerd.’

 

  ‘Hoe komen jullie daarbij?’ zei ik lachend. ‘Mo is een hardwerkende jongen die al zijn hele leven in Nederland woont. Hij is hier geboren! Hij spreekt nog amper Berbers, man. Wat willen jullie nou toch van hem?’

 

  ‘Wij willen geen enkel risico nemen. Dat kunnen we ons niet permitteren.’

 

  ‘Doe normaal, Berthold! Het ego van Janssen heeft een deuk opgelopen omdat hij voor paal stond bij zijn cliënt. Hij wilde de show stelen maar dat is jammerlijk mislukt. Ik vind dit echt te bizar voor woorden, je moet wel heel dom zijn als je denkt dat iemand die Italiaanse broodjes serveert ook meteen een Italiaan is. Waar denk je dat de afkorting Mo voor staat? Voor GiorgioMo? Wat dacht je van Mohammed? Je bent niet goed bij je hoofd!’

 

  Ik had met enige stemverheffing gesproken en iedereen zat inmiddels nieuwsgierig naar ons te kijken. Een kantoordrama was altijd leuk, en vooral op de vrijdagmiddagborrel, dan kon je er nog even over napraten. Ik bezag het zooitje aan collega’s, en zonder nog wat te zeggen, liep ik weg.

 

  Buiten benam de kou mij de adem. Het begon al een beetje te vriezen. Schuin tegenover mij zag ik de gezellige lichtjes van Mo’s café. Als iedereen van JVJ weg zou blijven dan zou Mo gigantisch in de problemen komen. Over een aantal maanden zou hij gaan verbouwen en een enorme investering doen, als hij dat niet al had gedaan. Hoe kon ik hem nu vertellen dat ze bij JVJ hadden besloten dat ze met ingang van volgend jaar broodjes kaas en glaasjes melk gingen drinken bij Saartje? In een met klompen behangen keuken zouden we ouderwets kneuterig Hollands gaan doen. Ik miste Mo’s broodjes nu al. Ik vloekte even uit de grond van mijn hart en fietste vervolgens keihard naar mijn huis, waar ik hijgend aankwam.

 

 

 

 

 

16

 

 

 

Ik had de deur nog niet achter mijn kont dichtgetrokken of mijn mobieltje ging over.

 

  ‘Met Madelief. Doe je de deur vast open?’

 

  ‘Ik ben niet thuis.’

 

  ‘Wat ben je toch een lekkere malle muts. Ik zie je toch naar binnen gaan. Ik parkeer net mijn auto voor je deur. Ik heb je toch wat te vertellen. Echt een giller.’

 

  Als ik ergens geen zin in had! Met een kwaaie kop trok ik de voordeur open.

 

  ‘Hoi, Anne.’

 

  Ze gaf me een vette nasmakkende luchtkus en liep zo de trap op naar boven. Ik kon niet anders dan de enorme reet, geperst in een te strak jeansgebeuren, volgen. Ze had een kort nepbontjasje aan waar ze ongetwijfeld de prijs van drie ijsberen voor had betaald, en zo wiegde het geval Madelief naar boven. Ze liet zich onmiddellijk op mijn bank neerploffen, keek me smekend aan en zei dat ze wel een wijntje kon gebruiken. Zuchtend voldeed ik aan haar verzoek, en om het leed enigszins te verzachten nam ik er ook maar een.

 

  ‘Wat kijk je chagrijnig?’ zei ze.

 

  ‘Ja, ik heb een enorme rotdag gehad, dus als je het niet erg vindt dan wil ik graag…’

 

  ‘Nee, joh, dat vind ik helemaal niet erg. Gelukkig heb ik een goed verhaal te vertellen. Echt hilarisch, wat ik nu toch weer heb meegemaakt.’

 

  Zonder ook maar een moment aan mij te vragen waar mijn rotdag uit had bestaan, krulde ze zich eens lekker op en nestelde ze zich als een vette poes op mijn bank. Ze nipte wat aan haar wijntje en keek mij met haar spleetoogjes aan. Het was de bedoeling dat ik nu ging vragen wat het hilarische gebeuren was geweest, en dus deed ik dat maar. Onmiddellijk stak ze van wal.

 

  ‘Tim heeft twee uur in de kast gezeten!’ Triomfantelijk keek ze me aan.

 

  ‘Tim?’

 

  ‘Ja, die Angolese jongen. Daar heb ik je toch over verteld?’ Ze was duidelijk teleurgesteld dat ik het ventje nu al weer was vergeten.

 

  ‘O, die. En wat deed die in een kast?’

 

  ‘Nou meid, dat zal ik je vertellen. Tim komt regelmatig overdag even langs om eh… je weet wel.’

 

  Ik knikte alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.

 

  ‘Kijk, Peter is toch de hele dag weg dus de kans dat we betrapt worden leek mij uiterst klein, maar vandaag reed hij zomaar de oprijlaan op. Het is dat ik hem hoorde aankomen. Zie je het voor je: Peter, die de oprijlaan oprijdt terwijl ik net mijn genotsmoment beleef met Tim.’

 

  ‘Genotsmoment?’ Ondanks mijn beroerde humeur kon ik een lach niet onderdrukken.

 

  ‘Als een speer ging Tim in zijn blote kont naar de kamer van Bente en heeft zich daar verstopt in haar kast.’

 

  ‘In zijn blote reet?’ vroeg ik grinnikend.

 

  ‘Ja, zie je het voor je?’ zei ze lachend. ‘Tim al rennend over de overloop met die mooie zwarte billen van hem. Op datzelfde moment kwam Peter door de voordeur naar binnen.’

 

  ‘Zo, dat was zeker wel een huivermoment!’

 

  ‘Zeg dat wel!’ antwoordde ze bloedserieus. ‘Ik dus naar beneden in mijn badjas. Vraagt Peter wat er met mij aan de hand is. Dus ik zo’n hoofd als een biet, natuurlijk. Dus ik zeg dat ik even lag te slapen. Kijkt hij me toch raar aan en vraagt hoe ik aan dat rode hoofd kom. Kreeg ik helemaal een kop als een boei. Dacht hij dus echt dat ik daar in mijn eentje een beetje zat te…’

 

  ‘Genotsmomenten te beleven.’

 

  ‘Tja, nou mooi niet. Dat doe ik toch echt niet in mijn eentje. Het idee alleen al.’

 

  Ze ging even verzitten, nam weer een slokje van haar wijn, haalde een diepe teug adem en ging weer door met haar verhaal.

 

  ‘Dus ik zeg waarom ben je thuis? Zegt hij dat wist je toch! Ik krijg straks een man voor de verzekeringen. Ik zeg, een man voor de verzekeringen? Wie dan, hoe heet hij? Blijkt dat hij Karel heeft geregeld om zijn verzekeringsportefeuille door te nemen! Zie je het voor je? Tim in de kast en Karel die elk moment kan aanbellen!’

 

  Ik probeerde het voor me te zien, maar mijn fantasie begon me een beetje in de steek te laten. Ik schonk nog wat wijn in.

 

  ‘Dus ik ben naar boven gegaan om mijn kleren aan te trekken – en om Tim zijn kleren te geven, want die lagen nog her en der door de slaapkamer – en ik als een speer weer naar beneden. Belt de au pair dat ze niet op tijd is om de kinderen van school te halen. Dus ik zie mijn kans schoon en vraag aan Peter of hij de kinderen even wil halen. Zegt hij dat hij daar geen zin in heeft! Snap jij dat nou? Hij is er nooit! En dan is hij een keer thuis, wil hij de kinderen niet ophalen. Dus ik werd razend. Maar goed, dat heeft bij Peter geen zin, dus woedend ben ik in de auto gestapt om de kinderen op te halen.’

 

  ‘En al die tijd zat Tim in de…’

 

  ‘Ja, natuurlijk. Waar had ik hem anders moeten laten?’ viel ze me in de rede.

 

  ‘In de auto heb ik hem ge-sms’t dat hij gewoon moest blijven zitten en zich niet mocht verroeren. Maar ja, het is natuurlijk altijd afwachten of hij mijn sms’je begrijpt. Zo goed kan hij tenslotte nog geen Nederlands.’

 

  ‘Tim heeft een mobieltje?’

 

  ‘Ja, dat heb ik voor hem gekocht. Ik vind het wel prettig als hij bereikbaar voor me is.’

 

  Ik hield het niet meer en begon keihard te lachen. ‘Tuurlijk! Stel je voor dat je behoefte hebt aan een genotsmoment en je kunt hem niet bereiken. Dat lijkt me echt verschrikkelijk.’

 

  Ze keek me even goedkeurend aan en zei: ‘Ik wist wel dat jij het zou begrijpen. Wil je ook eens mee naar het asielzoekerscentrum?’

 

  ‘Nou nee, ik heb het momenteel erg druk,’ zei ik nog nahinnikend. Had ze nou echt niet in de gaten dat ik haar zat uit te lachen?

 

  ‘Dus toen stond ik daar op het schoolplein. Ik had een pret, zeg. De tranen liepen over mijn wangen.’

 

  ‘Waarom?’ Ik raakte even de draad kwijt. Het leek me dat in zo’n situatie paniek de boventoon moest voeren. De kans dat er thuis een slachtpartij gaande was, leek me niet geheel denkbeeldig.

 

  ‘Nou, het is toch hilarisch? Tim die daar in die kast zit. Met Peter beneden en Karel onderweg. Ondertussen zocht ik naar de klas van die kids, want ik kom eigenlijk nooit meer op school. Ik heb aan het begin van het jaar een beetje die ouders gescand maar ik vond het helemaal niks, dus nu gaat de au pair ze gewoon ophalen. Ja, als je er niks te zoeken hebt, moet je er niet komen. Nou, uiteindelijk had ik het hele gedoe aan kinderen bij elkaar, dus wij naar huis. Die kinderen waren natuurlijk helemaal wild dat ik ze kwam halen, en ondertussen zat Tim nog steeds in de kast. Ik moest dus wel zorgen dat Bente niet naar boven ging. Dus ik doe wat prietjepraat met die kids en drink wat koffie. Nou, toen kwam Karel. Die deed heel professioneel, alsof we elkaar alleen maar van de vorige school kenden. Kortom: het ging allemaal goed totdat…’

 

  ‘Totdat?’ Ik zat inmiddels op het puntje van mijn stoel.

 

  ‘Op een gegeven moment gingen Peter en Karel naar buiten om in de garage naar Peter zijn oldtimer te kijken, en toen ben ik als een idioot naar boven gegaan om Tim te bevrijden. Ik stap net met Tim door de voordeur naar buiten en daar komen Peter en Karel aan. Ze waren omgelopen. Dat had ik niet kunnen bedenken! Wat er toen gebeurde! Het is ongelofelijk! Ik weet niet waar ik het vandaan haalde, maar ik zeg alsof het de normaalste zaak van de wereld is: “Jongens, dit is Tim. Onze nieuwe klusjesman.” Peter vond hem helemaal geweldig, alleen Karel keek een beetje merkwaardig. Hij dacht dat hij hem ergens van kende. Nou, zei Peter tegen Karel, jij komt bij de mensen thuis dus waarschijnlijk ben je hem daar ergens tegengekomen. Vind je het niet hilarisch?’ zei ze, en ze gaf me een enorme por tussen mijn ribben.

 

  ‘Ja, een leuk verhaal. Echt!’ zei ik bemoedigend, maar echt normaal vond ik het niet.

 

  Ze schonk zichzelf nog een glas wijn in en klokte het achterover. ‘Ik moet gaan. Peter komt zo thuis.’

 

  ‘Gaan jullie iets leuks doen?’ Op het moment dat ik de vraag stelde, realiseerde ik me dat het een hele stomme vraag was. Natuurlijk gingen ze niks leuks doen. Daar had Madelief helemaal geen tijd voor, die had het hartstikke druk met haar gecompliceerde liefdesleven.

 

  ‘Nou nee. Ach, je mag het ook best weten,’ zei Madelief en ze keek me vrolijk aan. ‘Ik wil eigenlijk nog wel een broertje of zusje voor Emma, anders zijn Joris en Bente zo in de meerderheid. Het is vandaag precies het goede moment. Dus dan moet je het gewoon even doen.’

 

  Sprakeloos keek ik haar aan. Net zo snel als ze gekomen was, verdween ze ook weer. Hoofdschuddend keek ik haar na. Eén ding wist ik zeker: Madelief spoorde niet, maar haar bizarre verhalen waren bijzonder goed voor mijn humeur!

 

  Net op het moment dat ik de lege glazen naar de keuken wilde brengen, ging mijn mobieltje. Ik vermoedde dat het Madelief was die mij nog even op mijn zwijgplicht wilde wijzen, maar het was Boris die al een halfuur voor JVJ op mij stond te wachten.