1

 

 

 

Mijn hakken tikten op het marmer van de grote, imposante hal van JVJ. Ik vond het tikken van mijn hakken op het marmer prettig. Het was kordaat. Er viel niet te spotten met mijn hakken en dus ook niet met mij. Althans, dat dacht ik.

 

  ‘Goedemorgen, Mieke,’ riep ik spontaan naar de receptioniste.

 

  ‘Rennen, Anne,’ riep ze lachend terug.

 

  Ik was te laat, zoals altijd. Met twee treden tegelijk nam ik de trap om precies om kwart over negen achter mijn bureau neer te ploffen. Het was me bijna gelukt om op tijd te komen.

 

  ‘Anne, kan ik je even spreken?’

 

  Het strenge hoofd van Kortewind gluurde om de deur van mijn kantoor.

 

  ‘Maar natuurlijk, meneer Kortewind. Ik kom eraan.’

 

  Shit, ik had mijn laatste waarschuwing twee weken geleden al gehad. Het geduld van deze brave man raakte ongetwijfeld een keer op. Zou ik ontslagen worden? Waarom kon ik nou nooit eens een keertje op tijd opstaan? Met trillende knieën en een bonkend hart vanwege het naderende onheil klopte ik op de deur van het kantoor van Kortewind.

 

  ‘Binnen,’ bulderde hij.

 

  ‘Het spijt me heel erg, meneer Kortewind. Ik geloof inderdaad dat ik mijn leven moet beteren. Het gaat zo niet langer.’

 

  Verbaasd keek hij me aan. ‘Ga zitten. Waar heb je het over?’

 

  ‘Ik was te laat.’

 

  ‘Je bent altijd te laat en dat irriteert me mateloos. Als je niet oppast word je nog een keer op staande voet ontslagen maar daarom zit je hier niet. Ik heb een nieuw dossier voor je.’

 

  Het duurde even voordat deze informatie goed tot mij doordrong. Ik had een nacht achter de rug met veel te weinig slaap. Daar kwam bij dat ik nog geen koffie had gehad en zonder cafeïne rolden over het algemeen de woorden erg langzaam over mijn lippen. Ik vermoedde dat ik hem glazig aankeek. ‘Een nieuw dossier? Geweldig! Waar gaat het over?’

 

  Hij keek me glimlachend aan. Hij mocht me wel, de ouwe. Als ik op een andere sectie had gezeten dan was ik vast al tien keer ontslagen maar op de een of andere manier kon ik wel een potje breken bij Kortewind.

 

  ‘Luister goed, Anne. Dit dossier kan een geruchtmakende zaak voor JVJ opleveren. Als je dit goed doet dan maak je naam binnen het kantoor en je weet wat dat kan betekenen.’

 

  ‘Eh, wat?’

 

  ‘Partner. Ik zit eraan te denken om je voor te dragen, maar je hebt concurrentie. Er is een aantal collega’s dat hun oog heeft laten vallen op Berthold, maar ik vind dat het een keer tijd wordt voor een vrouw binnen ons kantoor.’

 

  Totaal verrast keek ik hem aan. Zo’n kans zou ik nooit meer krijgen. Ik was pas tweeëndertig! JVJ was een gerenommeerd advocatenkantoor met veertig medewerkers en vijf partners. Elke advocaat in Nederland zou een moord doen om bij JansenVoorstevoordehoevenJanssen te werken en ik kreeg nu te horen dat ik in aanmerking kwam om partner te worden!!

 

  ‘Luister, Anne, dit betekent wel dat je werkhouding moet veranderen. De komende tijd ben je als eerste op kantoor en ga je als laatste weg,’ zei hij op formele toon. ‘Denk je dat dat mogelijk is?’ Er verscheen een frons op zijn voorhoofd.

 

  ‘Natuurlijk, meneer Kortewind.’ Ik knikte heftig met mijn hoofd. Als hij mij had gevraagd de teennagel te knippen van zijn door voetschimmel ontstoken dikke teen had ik het ongetwijfeld ook gedaan, en voor het goede doel zou ik het nog opeten ook.

 

  Ik zag mijzelf al zitten met de andere vijf partners aan de prachtige, ovale tafel. Het fantastisch gerenoveerde, oude pand had een torentje dat uitzicht bood over Amsterdam. Het torentje had rondom glas-in-loodramen en de vloer was bedekt met een weelderig, donkerrood tapijt. Dit heilige domein was alleen toegankelijk voor de partners, en de wekelijkse vrijdagvergadering vond daar plaats. In het torentje stond een hele grote vergadertafel, die het ovaal werd genoemd. Het ovaal was de natte droom van alle JVJ-medewerkers en ik, Anne de Bree, zou geschiedenis schrijven en als eerste vrouw aanschuiven. Dat wil zeggen: als ik het niet hopeloos verprutste!

 

  ‘En dan is er nog iets, Anne.’ Hij schoof wat ongemakkelijk op zijn stoel.

 

  ‘Ja, meneer Kortewind,’ zei ik, en ik keek hem vragend aan.

 

  ‘Je moet niet alleen je werkhouding veranderen maar we zouden het op prijs stellen als je ook…’ Kortewind kuchte een paar keer. Het was duidelijk dat hij moeite had met het onderwerp. ‘Het gaat over je fiets.’

 

  ‘Mijn fiets?’

 

  ‘Anne, een fiets is zwart, grijs of wat mij betreft blauw. Jouw fiets is knalroze met geel en groen en…’

 

  ‘En paars,’ voegde ik eraan toe.

 

  ‘Ja, maar is het nu echt nodig om dat felgekleurde geval elke keer tegen de historische voorgevel van ons prachtige pand te zetten?’

 

  ‘Nou, meneer Kortewind, als u daar problemen mee heeft, dan zet ik hem toch gewoon om de hoek,’ zei ik vriendelijk.

 

  ‘Dat is mooi, Anne, maar wat ik eigenlijk bedoel te zeggen is dat die fiets niet zo goed past bij een toekomstige partner van JVJ.’

 

  ‘Nee, dat is misschien wel waar.’ Een auto met chauffeur, dat past er stukken beter bij, maar aangezien je met zo’n grote sloep geen gracht overkomt en ik ook niet zo goed zou weten waar ik de hele dag die chauffeur zou moeten parkeren, lijkt een fiets mij handiger, dacht ik bij mezelf.

 

  Kortewind keek mij strak aan en zei helemaal niets.

 

  ‘Ik begrijp u helemaal, meneer Kortewind,’ zei ik zo snel mogelijk en wierp hem een lieve glimlach toe. ‘En ik beloof u dat ik wat discreter met mijn fiets zal omgaan.’ Ondertussen vroeg ik me af of die ouwe wel helemaal goed bij zijn hoofd was. Waar hadden we het hier over?

 

  ‘Oké, dan wil ik het nu even met je hebben over het dossier. Het is een bijzondere zaak maar het moet nog wel tot op de bodem uitgezocht worden. Het gaat om een dame op leeftijd, die in het ziekenhuis is beland na een ongelukkige val met haar rollator. Ze heeft haar heup gebroken. Volgens haar dochter hebben er de afgelopen maanden meerdere ongelukken plaatsgevonden in datzelfde bejaardenhuis. De dochter vindt het een merkwaardige zaak en vraagt zich af wat er aan de hand is. Haar moeder beweerde dat de rollator er uit zichzelf vandoor ging en dat verhaal wordt door de buurvrouw bevestigd. De directie van het bejaardenhuis ontkent dit verhaal echter in alle toonaarden. Toen de dochter verder op onderzoek uit wilde gaan, werd ze op alle mogelijke manieren tegengewerkt.’

 

  ‘Klinkt interessant,’ zei ik. ‘Een ongeluk met een rollator. Ik zou niet weten hoe je dat als bejaarde voor elkaar moet krijgen, maar het kan een leuke letselschadezaak opleveren.’

 

  ‘Dat dacht ik ook en het leek me typisch iets voor jou om dit te onderzoeken.’

 

  ‘Ik ga ermee aan de slag en hou u op de hoogte,’ zei ik enthousiast. Bij de deur draaide ik me nog een keer om. ‘Meneer Kortewind, ik vind het fantastisch dat u me deze kans geeft. Ik beloof u dat ik mijn best zal doen.’

 

  Nadat ik de deur had gesloten, maakte ik een vreugdesprongetje en knalde daardoor bijna tegen Berthold aan.

 

  ‘Zo, wij zijn vrolijk vandaag?’ zei hij.

 

  ‘Ja, wij wel!’

 

  ‘Hebben wij daar een reden toe?’ vroeg hij vals.

 

  Het viel me nu opeens op dat hij zijn tanden had gebleekt. ‘Wat heb jij opeens?’ vroeg ik.

 

  Hij liep door zonder nog wat te zeggen en ik keek hem peinzend na. Vuile relnicht! Waarom deed hij zo naar? Berthold en ik waren vijf jaar geleden gelijktijdig bij JVJ begonnen. Ik op letselschade en Berthold op belastingrecht. Na mijn studie rechten had ik bij een aantal kantoren gewerkt maar sinds ik bij JVJ op de sectie letselschade terecht was gekomen, had ik het helemaal naar mijn zin. Bij elk nieuw dossier ging mijn hart sneller kloppen en als ik een zaak goed had afgerond dan kon ik daar dagenlang van genieten.

 

  Ik klemde mijn nieuwe dossier nog eens goed onder mijn arm en besloot niet te lang stil te staan bij Bertholds rare gedrag. Ik had tenslotte een prachtzaak en ik besloot dat ik aan het eind van de dag bij Mo langs zou gaan om dat te vieren. Mo had een trendy café aan de overkant. Twee jaar geleden had Mo het kleine, oude pandje gekocht. Het was toen nog zo’n donker café waarvan de buitenkant deed vermoeden dat iedereen er binnen laveloos aan de bar hing. Ik was zijn eerste klant en ik kan me absoluut niet meer herinneren waarom ik er naar binnen ben gegaan. In de hoek stonden blikken verf en het was duidelijk dat de nieuwe eigenaar grootse plannen had. Ik weet nog goed dat ik een kopje koffie nam en er een speculaasje bij kreeg, wat ik nogal truttig vond en dat natuurlijk ook meteen meldde. Ik schijn met mijn wijsvinger in zijn borstkas te hebben geprikt en ik heb hem verteld dat niemand zat te wachten op zo’n akelig, donker café met als toppunt van vreugde een speculaasje. Mo begon keihard te lachen en vroeg me waar ik dan wel behoefte aan had.

 

  Ruige seks en lekkere broodjes, antwoordde ik. Hij beloofde me dat hij voor het tweede zou zorgen en dat deed hij. De volgende dag kwam ik terug en maakte hij het heerlijkste broodje klaar dat ik ooit had gegeten. Het geheim wilde hij niet vertellen. Vanaf dat moment lunchte ik elke middag bij Mo terwijl hij ondertussen de hele boel in vrolijke kleuren schilderde. Onder mijn ogen zag ik het donkere café veranderen in een trendy geval. Misschien had ik er verstandiger aan gedaan om deze unieke lunchlocatie lekker voor mezelf te houden maar ik kon natuurlijk mijn mond niet houden. Binnen een maand tijd was Mo het adres waar JVJ lunchte. Het werd eigenlijk gewoon een plaatsvervangende kantine en Mo’s café ging als een speer. Hij breidde uit, kocht het pand ernaast, en binnen een halfjaar was Mo een begrip in Amsterdam. Niet alleen om te lunchen, maar ook om te borrelen. Mo daarentegen bleef hetzelfde. Een wit T-shirt, gebleekte spijkerbroek. Gespierd bovenlijf en strakke kont. Dat is Mo.

 

 

 

 

2

 

 

 

De hele dag werkte ik als een bezetene om alle rotzooi op mijn bureau weg te werken, zodat ik de volgende dag met de rollatorzaak aan de slag zou kunnen. Tegen zes uur vond ik het wel welletjes. Het leek me dat ik mijn nieuwe werktempo in alle rust moest opbouwen en vooral niet in één keer te gek moest doen. Ik had tenslotte nog een heel leven voor me om een burn-out te krijgen en ik kon niet wachten om naar Mo te gaan.

 

  Toen ik het café binnenkwam was het nog redelijk stil, maar dat vond ik heerlijk. Even lekker met Mo kletsen om dan tegen zevenen alle stamgasten binnen te zien komen, waaronder natuurlijk veel van mijn collega’s.

 

  ‘Hé, mijn lieve Anne. Hoe gaat het?’ Hij gaf me een dikke zoen op mijn wang. Ik bekeek hem goedkeurend van top tot teen. Hij zag er weer goed uit met zijn ontblote, gespierde armen die heel subtiel waren bedekt met een laagje zwarte haartjes. Het waren armen om aan te raken.

 

  ‘Je raadt nooit wat mij is overkomen?’ zei ik op geheimzinnige toon.

 

  ‘Ruige seks?’

 

  ‘Nee, was het maar waar.’

 

  ‘Wat? Vertel? Ik ben nieuwsgierig!’

 

  ‘Ik word misschien partner. Aan niemand verder vertellen hoor. Het is nog strikt geheim.’

 

  Hij begon keihard te lachen, liep naar me toe en sloeg een van zijn verbazingwekkend sterke armen om mij heen. ‘Je bent geweldig! Kom, we gaan het vieren. Wat wil je drinken?’

 

  ‘Een witte wijn. Nee, doe maar een Spa. Ach, doe toch maar een wijntje. Weet je wat Kortewind tegen me zei? Dat ik mijn werkhouding en mijn fietsgedrag moet veranderen.’

 

  ‘Je fietsgedrag?’

 

  ‘Hij vindt mijn fiets iets te gezellig, te roze.’ Ik wees op mijn voorhoofd. ‘Zeg Mo, vind jij eigenlijk dat ik de uitstraling heb van een veelbelovende advocate?’

 

  ‘Ik vind je bloedmooi.’

 

  ‘Dat vraag ik niet. Ik vraag of ik het heb.’

 

  ‘Wat?’

 

  ‘Nou gewoon. Heb ik het in me om partner te worden?’

 

  Mo keek me lachend aan. ‘Anne, je bent blond, je bent mooi, je bent grappig en je bent lief. Ik zie je liever in een spijkerbroek dan in zo’n carrièrerok, maar in mijn ogen ben je de perfecte advocate.’

 

  ‘Mo, hier heb ik dus helemaal niets aan!’

 

  ‘Lieve schat, ik heb het beste met je voor en die Kortewind ook. Hij heeft gelijk: een andere fiets kan geen kwaad. Weet je hoe vaak ik het afgelopen jaar jouw band heb geplakt?’

 

  Ik zuchtte even diep en zei spottend: ‘Jij zou het ideale vriendje zijn, weet je dat Mo?’

 

  Hij keek me aan met een blik in zijn ogen alsof hij iets wilde zeggen, maar net op het moment dat hij mijn naam uitsprak, riep een lange vent aan de bar om drie biertjes. Mo liet zijn blik nog even op mij rusten en draaide zich vervolgens om.

 

  Langzaam liep het café vol met stamgasten en voor ik het in de gaten had was het weer na twaalven. De meesten van mijn collega’s waren allang naar huis en ik bleef achter met Arnoud, de saaiste medewerker van de sectie arbeidsrecht, die maar over één ding kon praten en dat was over arbeidsvoorwaarden.

 

  Mo was druk bezig achter de bar en ik keek hem ongelukkig aan. Met een grote grijns op zijn gezicht zette hij een wijntje en een biertje voor ons neer. Hij boog zich voorover en zei met een bloedserieus gezicht tegen Arnoud: ‘Ik wil binnenkort extra personeel aannemen maar ik vind wel dat ze op een knalroze step naar hun werk moeten komen. Denk je dat ik dat in het arbeidscontract kan vastleggen?’

 

  Arnoud keek niet-begrijpend en met lodderige ogen eerst Mo en vervolgens mij aan. Hij had duidelijk een biertje te veel op. Ik schoot in de lach, gaf Mo een dikke zoen en liep de deur uit.

 

  Toen ik thuiskwam, was ik te moe om mijn tanden te poetsen en me te wassen. Ik kleedde me uit en rolde mijn bed in, uiteraard zonder de wekker te zetten.

 

  De volgende ochtend werd ik om acht uur wakker met een bonkende kop en een vieze smaak in mijn mond. Dat laatste wijntje had ik beter niet kunnen doen. In de spiegel keek een opgezwollen hoofd met akelig uitgelopen mascara me aan. Bah wat onaantrekkelijk, ik werd bijna onpasselijk van mezelf. Een halfuur lang liet ik mezelf wakker worden onder een gloeiend hete douche waarna ik heel voorzichtig een kopje thee dronk. Ik zou rechtstreeks vanuit mijn huis naar Huize Boterbloem gaan. Het toeval wilde dat de oma van mijn vriendin Merel in hetzelfde bejaardenhuis woonde. Ik kende het oude mensje en ik had besloten haar met een bezoekje te vereren. Infiltreren deed je tenslotte van binnenuit.

 

  Het bejaardenhuis lag in Slotervaart en was het beste per tram te bereiken. Het was inmiddels halftien en de ergste drukte was gelukkig voorbij. Bij elke bocht die de tram nam, voelde ik mijn maag een beetje omhoogkomen. Ik voelde me gammel en besloot dat dit de laatste keer was dat ik zonder ontbijt de deur uit ging.

 

  ‘Is deze plek vrij?’

 

  Een grote, blonde man met een joekel van een aktetas wilde naast me komen zitten en ik had zo snel even geen argument om nee te zeggen, behalve dan dat de tram praktisch leeg was en het mij volstrekt onzinnig leek om nu uitgerekend naast mij te komen zitten.

 

  Ik bekeek hem eens goed. Keurig geschoren, zijn haren netjes gekamd en iets te overdadige aftershave.

 

  ‘Ga je aan het werk?’ vroeg hij belangstellend.

 

  ‘Ja, jij ook?’

 

  ‘Ja, ik woon hier nog niet zo lang. Ben net begonnen bij mijn nieuwe werkgever.’

 

  ‘O.’

 

  ‘Ben jij een echte Amsterdamse?’

 

  ‘Zoiets,’ antwoordde ik ongeïnteresseerd.

 

  ‘Het is een geweldige stad maar ik heb nog niet echt de leuke cafés en restaurants gevonden. Ik ga vanmiddag lunchen met mijn vriendin maar ik zou absoluut niet weten waar ik naartoe moet.’

 

  Ik keek hem verrast aan. Ik had even gedacht dat het een slappe versierpoging was maar hij had gewoon een vriendin.

 

  ‘Weet jij wat leuks?’ Hij had een vrolijk gezicht met twinkelende oogjes.

 

  ‘Ja, je moet naar Mo gaan, op het hoekje van de Brouwersgracht. Daar kun je gezellig lunchen.’

 

  ‘Bedankt voor de tip.’

 

  ‘Ik moet er hier uit,’ zei ik.

 

  ‘Fijne dag.’

 

  ‘Ja, jij ook.’

 

  Hij stond even op om mij erdoor te laten. Hij leek opeens veel groter, en hoe ik ook mijn best deed, ik kon niet vermijden dat mijn buik heel even tegen zijn heupen aankwam. Zijn jas stond open en het viel me op dat hij een heel duur pak droeg. Door het raampje zwaaide hij naar me, terwijl de tram met veel gerinkel doorreed. Ik zwaaide terug.

 

  Het was nog een paar minuutjes lopen naar het bejaardenhuis en ik snoof de frisse herfstgeur diep in me op. Bij elke teug lucht voelde ik iets van mijn vermoeidheid verdwijnen en een vreemde vrolijkheid maakte zich opeens van mij meester. Er zat iets in de lucht en dat had te maken met die rare vluchtige aanraking van daarnet. Het moest niet veel gekker worden. Volgens mij werd het tijd dat ik eens een serieuze relatie begon. Ik weigerde aan zelfanalyse te doen maar dit behoeftige gedrag leek me niet helemaal normaal. Misschien kon een echt vriendje mij ook in een wat gezonder levensritme krijgen. Twee vliegen in één klap: zakelijk en privé gelukkig. De pest was alleen dat ik niemand kende die met mij een serieuze relatie wilde beginnen. Of was het andersom? Het maakte ook niet uit; het resultaat was hetzelfde.

 

  Ik ademde nog eens even diep in en de herfstige geur van paddenstoelen deed me glimlachen van plezier. Ik had een hekel aan de herfst, maar na de herfst kwam de winter en dan was ik altijd op mijn best. Aan de overkant van de straat lag Huize Boterbloem maar ik besloot nog even het park in te lopen. Het was er heerlijk stil en ik ging op een bankje zitten.

 

  Ik was tweeëndertig. Ik had toch nog alle tijd voor serieuze relaties? Als iemand het naar zijn zin had, dan was ik het wel. Als ik om mij heen keek, liep de ene na de andere vrouw van mijn leeftijd met zo’n enorme zwangere buik rond te sjouwen. Alsof dat zo leuk was. Nee, het was wel goed zo. Stappen, werken, lol en veel geld verdienen. Het kon toch niet beter? Ik moest gewoon hard werken en die stoel aan het ovaal veroveren. Het zou sowieso een slecht moment zijn als ik me nu druk ging maken over mijn singlestatus. Eerst partner worden van JVJ, daarna een partner voor thuis. Die volgorde en niet andersom. Tussendoor kwam ik vast wel iets leuks tegen om vooral kortdurende pret mee te hebben. Zo, dat was besloten en nu eerst de bejaarden.

 

 

‘Gut, kindje, jou heb ik lang niet gezien. Hoe gaat het met je?’

 

  ‘Goed hoor, mevrouw Van der Klip,’ schreeuwde ik in het oor van het stokdove mensje.

 

  ‘Zie je Merel nog wel eens?’

 

  ‘Ja, we eten nog altijd één keer per maand met zijn allen.’

 

  ‘Dan zie jij haar meer dan ik,’ zei ze zuur.

 

  ‘Ze heeft het druk. Het valt niet mee, die opleiding van haar.’

 

  ‘Wat voor omleiding?’

 

  ‘Opleiding,’ brulde ik in haar oor. ‘Merel doet een zware opleiding.’

 

  ‘Ja, Merel wordt boekhouder.’

 

  ‘Nee, Merel wordt chirurg.’

 

  ‘Wat wordt ze?’

 

  ‘Dokter.’

 

  Haar gehoorapparaat begon opeens akelig hard te piepen. Ze frunnikte wat, draaide wat aan een knopje en keek me vervolgens blij aan.

 

  ‘Ik denk dat ik je nu beter hoor. Hij stond op zachtjes. En wat word jij?’

 

  ‘Ik ben advocate.’

 

  ‘Wij werden vroeger gewoon hoedenmaakster, daarna gingen we trouwen en zorgden we voor de kinderen. Jullie doen mannendingen. Wie zorgt er nu voor je kinderen?’

 

  ‘Ik heb geen kinderen.’

 

  ‘Merel ook niet. Merel heeft zelfs geen man!’

 

  Dat klopte niet helemaal. Merel neukte zich helemaal suf met heel veel mannen, maar dat hoefde oma niet te weten. Ik draaide wat ongemakkelijk op mijn stoel. Het kleine kamertje was volgestouwd met meubels uit een ver verleden. Midden tussen al de nostalgie stond een grote, moderne fauteuil die in allerlei standen kon worden gezet zodat oma geheel relaxed naar de televisie kon staren. Het monsterlijke, leren geval was vast een cadeautje van de kinderen geweest.

 

  ‘Heeft u ook een rollator?’

 

  ‘Ik krijg morgen een nieuwe.’

 

  ‘O, wat was er mis met de oude?’

 

  ‘Er was iets mis met het motortje.’

 

  ‘Motortje? Rollators hebben toch geen motortje?’

 

  ‘Jawel, die van mij wel.’

 

  Hè, wat een gedoe, hier had ik helemaal geen zin in. Volgens mij was het mens zo dement als een deur.

 

  ‘Mevrouw Van der Klip, een rollator heeft geen motor. Een bromfiets heeft een motor en er zijn ook fietsen die een mo…’

 

  ‘Mijn rollator had een motor.’ Ze sloeg zo woest met haar hand op de tafel dat het suikerpotje van haar gebloemde servies omviel.

 

  ‘We mogen het van de directie tegen niemand zeggen en nu ga jij mij ook nog eens vertellen dat het niet zo is. Ik ben oud maar niet gek. Jullie jonge mensen denken maar dat wij alles accepteren. Dat denken die idioten van de directie ook. Zo’n knul in een duur pak die een beetje de baas loopt te spelen. Nou, er zijn ondertussen wel vreselijke ongelukken gebeurd. Daar zou jij eens wat aan moeten doen. Je bent toch rechter? Waarom ben je hier eigenlijk?’

 

  ‘Waar is uw oude rollator, mevrouw Van der Klip?’

 

  ‘In het opberghok. We hebben allemaal een opberghok. Dat is wel mooi van dit huis. De meeste huizen hebben dat niet. Wij wel.’

 

  ‘Wie heeft er een motortje op uw rollator gezet?’

 

  Ze haalde haar schouders op. Haar hoofd ging opeens knikkebollen. Ik schonk nog een kopje thee voor haar in en vroeg haar of ik de oude rollator mee mocht nemen. Verdwaasd keek ze me aan en gaf me de sleutel van het hok.

 

  ‘Waar is het hok, mevrouw Van der Klip?’

 

  ‘Waarom was je nou hier?’

 

  Ik gaf haar een dikke kus op haar gerimpelde wangen.

 

  ‘Ik kom morgen terug en dan leg ik het uit. Niks zeggen, hè?’

 

  ‘Wij mogen nooit wat zeggen maar dat komt goed uit want er is toch niemand om mee te praten.’

 

  Ze had gelijk. Het oude mensje had helemaal gelijk. Het was niet leuk om oud te zijn. Merel moest echt vaker langskomen.

 

  Achter de receptie zat een dame met een hoogblond kapsel haar nagels te vijlen. Het ontbrak er nog maar aan dat ze ordinair op kauwgom zat te kauwen en ik vroeg me af waarom deze uitgezakte nachtclubdanseres in hemelsnaam in een bejaardenhuis werkte.

 

  ‘Kunt u mij helpen?’ vroeg ik zo vriendelijk mogelijk.

 

  ‘Ja.’

 

  ‘Ik was bij mevrouw Van der Klip en zij vroeg mij iets uit haar opberghok te halen. Kunt u mij vertellen waar dat is?’

 

  ‘Wat moest u bij mevrouw Van der Klip?’

 

  Ik telde even tot tien om de neiging te onderdrukken om de hoogblonde sloerie over de balie heen te trekken. Het was dat ik die rollator moest hebben maar anders had ik haar serieus de beroerdste ochtend van haar leven bezorgd.

 

  ‘Mevrouw Van der Klip is de oma van een vriendin van mij. Ik kom wel vaker bij haar op bezoek,’ zei ik op een zoet toontje alsof ze een doodnormale vraag had gesteld.

 

  Op dat moment begon haar mobieltje een moderne variant van Bach te spelen en aangezien dat belangrijker was, siste ze me toe dat ik de lift naar de kelder moest nemen. Meer informatie kreeg ik niet want met een hoog stemmetje nam ze haar met glitter bewerkte mobiele geval op.

 

  Binnen tien minuten had ik het opberghok van mevrouw Van der Klip gevonden, nummer 124. Hetzelfde als haar kamernummer. Er stond niet veel: een paar dozen en een rollator met een heel klein motortje. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, nam ik het ding mee de lift in en liep ik door de hal naar buiten. De blondine had niets in de gaten, te druk met haar mobieltje. Pas toen ik door de volautomatische draaideur ging, hoorde ik haar nog net gillen: ‘Hé, wat moet dat?’ Te laat, ik was al weg.

 

  Ik had geen idee hoe ik het geval in elkaar moest klappen, dus duwde ik het maar voor mij uit. Mijn zware tas potsierlijk in het mandje. Een grote neger stond bij de tramhalte te wachten en keek me raar aan.

 

  ‘Jij bent toch veel te jong voor zo’n duwding,’ zei hij lachend met zijn prachtige Surinaamse accent.

 

  ‘Is van mijn oma. Weet jij hoe ik het ding in elkaar moet klappen? Zo krijg ik hem nooit de tram in.’

 

  ‘Weet ik veel, maar ik ga jou wel helpen. Wij tillen wel.’ De W rolde vol over zijn lippen.

 

  Met veel lawaai kwam de tram eraan en met zijn tweeën tilden we de rollator naar binnen. Aan het begin van de Marnixstraat hielp hij me weer met uitstappen en vrolijk zwaaide ik hem na. Twee minuten later stond ik gierend van de lach met de rollator in de grote hal van JVJ.

 

  ‘Bel jij Kortewind even?’ vroeg ik aan Mieke. ‘Ik heb een cadeautje voor hem.’

 

  Met grote stappen beende Kortewind even later door de hal.

 

  ‘Dit is hem, meneer Kortewind, dit is de veroorzaker van al het leed. Althans, dat vermoed ik.’

 

  Ondertussen was het als een lopend vuurtje door JVJ gegaan dat ik met een rollator in de hal stond en nieuwsgierig kwamen mijn collega’s kijken. Er hing al snel een lacherig sfeertje.

 

  ‘Naar het schijnt zijn er motortjes geplaatst op de rollators,’ legde ik uit, ‘en ik vermoed dat daar de ongelukken door ontstonden. Ik weet niet of er hier iemand in staat is om het ding aan de praat te krijgen?’

 

  Bram, een stagiair, had er wel verstand van. Met een grijns van een breedbekkikker frunnikte hij wat aan het motortje.

 

  ‘Ik heb heel wat brommertjes opgevoerd, dus dit gevalletje moet ik ook aan de praat kunnen krijgen.’ Hij keek me lachend aan en gaf me een vette knipoog alsof er nog wel meer zaken waren waar hij aan wilde frunniken.

 

  Voorzichtig begon het motortje een beetje te pruttelen en even later liep het als een trein. Behoedzaam gaf ik een beetje gas. Het ging net als bij een brommertje: een kind kon de was doen. Heel langzaam gleed de rollator door de hal van JVJ. Ik hoefde niet te duwen maar erg hard ging het ook niet en dat leek me maar goed ook, tenslotte waren de gangen van een bejaardenhuis niet bedoeld om wedstrijdjes rollatorracen te houden. Als een echte bejaarde drentelde ik er wat achteraan, tot grote hilariteit van de aanwezigen, die in groten getale kwamen kijken.

 

  ‘Zo, dan ga ik nu wat boodschapjes doen. Griesmeel, boterkoek, spruitjes en een grootverpakking Tenalady,’ zei ik met krakende stem en ik hoorde iedereen hard bulderen van het lachen. Ik laadde van alles en nog wat in het mandje. De bandjes van de rollator begonnen al wat door te zakken maar dankzij het motortje gleed het geheel soepeltjes rechtdoor. ‘Joh, dit is echt handig. Lekker makkelijk voor die oudjes. Zo, nu gaat oma even uitrusten, hóór.’

 

  Onder luid geklap en gejuich van al mijn collega’s zette ik de rollator in de parkeerstand en ging op het zitje zitten.

 

  ‘Nou, laat mij maar oud worden. Komt best goed.’

 

  Ik had het nog niet gezegd of met een luide plof knalde de rollator vooruit. Ik probeerde mij nog vast te grijpen, maar ik greep ernaast, en met een enorme bons kwam ik met mijn stuitje op het keiharde marmer terecht. Mijn hoofd knalde tegen een tafel aan en het werd me even zwart voor mijn ogen. Een halfuur later zat ik op de eerste hulp en hield een bezorgde Kortewind mijn hand vast. Ik kreunde een beetje.

 

  ‘Gaat het, mijn lieve kind?’

 

  ‘Jeetje zeg. Dat is levensgevaarlijk voor die oudjes.’

 

  ‘Ja, blijf nou maar rustig liggen. Er komt zo wel een dokter.’

 

  Na nog een kwartiertje wachten schoof een wat oudere arts het gordijn opzij. ‘Zo, mevrouwtje, gaat u maar op uw rug liggen.’

 

  ‘Daar ben ik helaas niet toe in staat,’ zei ik kermend van de pijn.

 

  ‘Wat heeft u gedaan?’ vroeg hij en keek mij onderzoekend aan.

 

  ‘Een ongelukje met een rollator,’ zei Kortewind.

 

  Met een verstoorde blik keek de arts eerst Kortewind en daarna mij aan. ‘Wat is er gebeurd met die vibrator?’ vroeg de arts op zakelijke toon.

 

  ‘Nee, u begrijpt het verkeerd,’ zei Kortewind met een vuurrood hoofd. ‘Ze heeft een ongelukje met een rollator gehad.’

 

  ‘Ben je daar niet een beetje te jong voor?’ vroeg hij achterdochtig aan mij. ‘Zeg nou maar wat er echt gebeurd is, wij zijn wel wat gewend,’ zei de arts en keek vervolgens Kortewind streng aan.

 

  De arme Kortewind wist niet waar hij moest kijken. Als hij in de rechtszaal stond te pleiten was hij helemaal het mannetje maar in het ziekenhuis was hij totaal niet op zijn plek. De enge, barse arts joeg hem overduidelijk schrik aan.

 

  ‘Ik wil nu Merel van der Klip zien,’ riep ik boos.

 

  ‘Zo, zo, dus wij willen Merel zien. En als Merel er nou niet is?’

 

  ‘Dan heb ik pech,’ zei ik bijna jankend van de pijn.

 

  ‘Ik zal even voor je kijken,’ zei hij en klopte geruststellend op mijn schouder. Hij draaide zich nog even om naar Kortewind en zei: ‘Misschien moet u niet meer zulke rare spelletjes doen.’

 

  Nog geen vijf minuten later kwam Merel binnengerend.

 

  ‘Wat is er met jou gebeurd?’

 

  ‘Je moet vaker je oma bezoeken, Merel. Dat heeft ze echt nodig.’

 

  ‘Kom op, Anne. Wat zit je nou weer voor onzin uit te kramen.’

 

  Behendig werkte ze Kortewind de spreekkamer uit en onderzocht mijn verwondingen. ‘Je stuitje is gekneusd. De komende twee weken krijgt je achterwerk alle kleuren van de regenboog. Die hoofdwond vind ik wat erger. Het zou kunnen zijn dat je een lichte hersenschudding hebt. Voor de zekerheid houd ik je een nachtje ter observatie.’

 

  ‘Merel, ben je helemaal knettergek geworden! Ik wil hier niet blijven. Ik ga lekker naar huis.’

 

  Ik probeerde overeind te komen maar dat viel niet mee.

 

  ‘Luister, Anne, ik meen het serieus. Ik wil dat je een nachtje blijft. Als je naar huis gaat, zit je vanavond weer bij Mo en lig je niet voor enen in je bed. Ik kom morgenochtend wel even bij je langs op de afdeling.’

 

  Zo snel als ze binnen was komen rennen, ging ze er weer vandoor.

 

  ‘Wie kan ik bellen, Anne?’ vroeg Kortewind even later bezorgd. ‘Iemand moet even naar je huis om wat spulletjes voor je te halen. Zal ik dat even doen of iemand anders van kantoor?’

 

  Blinde paniek maakte zich van mij meester. Er mocht absoluut niemand van kantoor in mijn huis gaan rondneuzen en Kortewind al helemaal niet. Mijn appartement was één grote rotzooi. De flessen wijn van een etentje van vier dagen geleden stonden nog op tafel, en ik achtte de kans klein dat ik mijn vuile onderbroeken in de wasmand had gegooid. Het idee dat Kortewind of iemand anders van kantoor zich een weg door mijn lingerie moest banen stond mij absoluut niet aan. De vernedering van de val was al groot genoeg, roddels over mijn sterk ontregelde leven wilde ik graag voorkomen.

 

  ‘Nee, nee! U heeft al zo veel voor mij gedaan. Ik bel wel een vriendin om wat spulletjes te halen. Gaat u maar terug naar kantoor.’

 

  Hij keek me opgelucht aan. Volgens mij was hij dolblij dat hij het ziekenhuis weer mocht verlaten.

 

  ‘Kan ik echt niets voor je doen?’

 

  ‘Nee, gaat u maar. Ik bel morgenochtend wel even naar kantoor om te vertellen hoe het met me gaat.’

 

  Een halfuur later lag ik keurig netjes in een schoon bed met een veel te grote pyjama uit de voorraadkast voor noodgevallen. Net op het moment dat mijn ogen dicht begonnen te vallen, realiseerde ik mij dat de eigenaresse van deze oerlelijke pyjama vast het leven had gelaten, en naar alle waarschijnlijkheid in dit gebloemde geval. Vanaf dat moment wilde ik maar één ding: mijn eigen te grote T-shirt. Ik belde Petra op haar werk maar ze had een dagje vrij en haar mobieltje nam ze niet op. Ik belde Jasmijn, Madelief en Bo. De krengen vonden mijn verblijf in het ziekenhuis voor één nachtje heel dramatisch maar hadden helaas geen tijd. Uiteindelijk kwam Mo wat spulletjes brengen en een hele grote bos bloemen.

 

  Hij had een witte jas aangetrokken en ergens een stethoscoop vandaan gehaald. Met een bloedserieus gezicht ging hij voor mijn bed staan en las mijn status.

 

  ‘Zo, dus u heeft een haptonoom op uw ruitje en een commotie celebratus?’

 

  ‘Een lichte hersenschudding en een gekneusd stuitje.’

 

  ‘O,’ zei hij vrolijk. ‘Dokter Mo gelooft dat hoofd wel, dokter Mo is meer geïnteresseerd in het stuitje. Draait u zich maar om.’

 

  Ik begon keihard te lachen, wat vreselijke pijn deed, waarna ik heel hard begon te huilen.

 

  ‘Ach, lieverdje toch. Niet huilen.’ Hij sloeg zijn armen om mij heen en bleef net zolang zitten tot ik uitgesnikt was.

 

  ‘Mo, wie staat er nu in het café?’ vroeg ik uiteindelijk tussen een paar snikken door.

 

  ‘Niemand, ik heb het café gesloten.’

 

  ‘Dan moet je nu terug.’ Ik gaf hem een dikke kus. ‘Je bent de liefste, ik bel je morgen wel.’

 

  Aan het eind van de middag werd er nog een gigantische bos bloemen bezorgd van de sectie letselschade en de volgende ochtend was Merel zo vriendelijk om mij te laten gaan. Maar niet voordat ze het hele verhaal had aangehoord en zich ervan had overtuigd dat ik niet in elkaar geslagen was.

 

  Ik moest met mijn hand op mijn hart beloven dat ik de rest van de week niet zou gaan werken en het rustig aan zou doen, waarna ik het ziekenhuis verliet met een grote dosis pijnstillers en met een taxi naar huis ging.

 

 

 

 

3

 

 

 

De volgende dag voelde ik me nog wel een beetje slapjes maar ik was niet van plan om in mijn eentje thuis te blijven. Eenmaal per maand at ik samen met mijn vriendinnen Merel, Bo, Madelief, Jasmijn en Kim, alhoewel Kim vaker niet dan wel aanwezig was.

 

  We hadden elkaar leren kennen op een talenkamp in Engeland, waar ik op mijn zestiende door mijn ouders naartoe werd gestuurd. Het was de bedoeling dat ik samen met Petra, mijn buurmeisje, zou gaan. Helaas haakte die op het laatste moment af waardoor ik in mijn eentje op kamp moest om de onregelmatige werkwoorden de baas te worden. Ik werd met ene Merel in een gezin geplaatst. Het gezin bestond uit een echtpaar dat de hele dag op de bank zat te roken en bier zat te drinken, twee gillende kleine kinderen en een hele vieze ruftende hond. Zoals in Nederland hele straten aan de postcodeloterij meedoen, zo deed hier de halve Marble Street mee aan het talenkampgedoe. De buren hadden ook allebei meiden in huis genomen. Dat was aan de ene kant Jasmijn en Kim en aan de andere kant Bo en Madelief.

 

  De eerste avond tijdens het eten werd het ons duidelijk hoe de komende drie weken het avondeten eruit zou zien en de paniek die toen bij ons ontstond was dusdanig dat we voor de rest van ons leven een hechte vriendschap zouden krijgen. De gastgezinnen hadden als richtlijn meegekregen dat de jonge cursisten vooral hun bord moesten leegeten. Een andere richtlijn was dat we om tien uur ’s avonds weer binnen moesten zijn, maar daar deden ze niet al te moeilijk over.

 

  Algauw bleek dat onze buurmeisjes precies hetzelfde probleem hadden met de voedselvoorziening en dus besloten we tot drastische actie. Het was uiteindelijk Bo die het allergieplan bedacht. Met rode viltstiften en opgeplakte broodkruimels zouden we onszelf toetakelen om een heftige allergie te veinzen met als doel dat wij rustig van ons bordje konden prikken en alles wat wij vies vonden terzijde konden schuiven. Ik voelde al aankomen dat dit plan vreselijk uit de hand zou lopen maar liet mij meeslepen door de rest.

 

  Merel en ik lieten onze creativiteit de vrije loop en besloten dat alleen een rode viltstift een te karig resultaat zou geven. Uiteindelijk hadden onze vlekken alle kleuren van de regenboog en we zagen er dan ook vreselijk onsmakelijk uit toen we klaar waren met wat wij dachten hoe een allergie voor erwtjes eruitzag.

 

  De paniek was groot bij ons gastgezin, maar wat we niet wisten was dat de paniek even groot was bij de buren en dat buurvrouwen in paniek altijd met elkaar gaan bellen!

 

  Dus zaten wij om twaalf uur ’s nachts in onze pyjama’s uit te leggen aan de reisleider dat het absoluut niet noodzakelijk was om ons naar een plaatselijk ziekenhuis te brengen. Er was niets aan de hand! Er was geen eng virus over het eengezinsblok aan Marble Street neergedaald. Toen wilden ze uiteraard weten wat er wel aan de hand was. De sfeer werd wat dreigend en dat was het moment waarop Jasmijn doorsloeg en wij vreselijk op onze donder kregen.

 

  De rest van de vakantie werden wij nauwlettend in de gaten gehouden en het vermoeden dat ze te maken hadden met zes ontoerekenbare pubers met een eetprobleem konden we niet meer wegnemen. Elke erwt ging erin en we werden daarna net zolang beziggehouden tot die verteerd was. We noemden elkaar gekscherend de leden van de allergievereniging. Vanaf toen zijn we vriendinnen geworden en hebben we elkaar nooit meer uit het oog verloren. Eén keer in de maand eten we samen. Op zo’n avond eten we ons helemaal ongans aan dingen die we lekker vinden, calorierijk en in grote hoeveelheden, en nemen we ons liefdesleven door.

 

 

‘Zo zeg, dat is gaaf. Dat jij zomaar gezellig bij Merel in het ziekenhuis hebt gelegen,’ zei Madelief toen ik vermoeid maar enthousiast binnen kwam zetten.

 

  ‘Ja, het spijt me dat ik geen tijd had toen je belde maar ik kon gewoon niet weg van mijn werk,’ zei Jasmijn vrolijk.

 

  ‘Ja, jullie zijn echte vriendinnen. Toch fijn om te weten dat ik altijd bij jullie terechtkan.’

 

  ‘Kom op,’ zei Jasmijn. ‘Als er één iemand is die nooit tijd heeft dan ben jij het wel.’

 

  ‘Daar komt nog bij dat wij nou niet echt de indruk hadden dat het heel erg was. Kijk, als je nou met spoed wordt opgenomen en twee weken moet blijven, maar een nachtje ter observatie. Dat kun je desnoods in je onderbroek doen,’ voegde Madelief er droog aan toe.

 

  ‘Ja, maar het is toch fijn als je een schone onderbroek hebt. Maar het is allemaal goed gekomen. Mo heeft mijn spulletjes gebracht.’

 

  ‘Wat heb jij eigenlijk met die vent?’ vroeg Madelief.

 

  ‘Niks, het is gewoon een goede vriend.’

 

  ‘Maar het is een kroegbaas!’ zei ze enigszins afkeurend.

 

  ‘Ja, nou en? Daarom kan het toch nog wel een vriend zijn.’

 

  ‘Jongens, kom op. Niet zo aan haar kop zeuren,’ zei Merel. ‘Dat kan nooit goed zijn als je een lichte hersenschudding hebt. En ik wil niet dat je wijn drinkt want dat combineert absoluut niet met die pijnstillers.’

 

  ‘Fijn, zeg. Wat zijn jullie lekker bezig,’ riep ik verontwaardigd uit.

 

  Gelukkig kwam op dat moment Bo met veel lawaai binnenzetten.

 

  ‘Ik ben ontslagen!’

 

  Uit vijf monden klonk tegelijkertijd: ‘Dat meen je niet!’

 

  Met een plof, waar ik gezien mijn pijnlijke billen jaloers op was, liet ze zich in een zitzak vallen. ‘Ja, die vieze, vadsige baas van mij vond het wel lekker om aan mij te zitten en ik heb hem even heel goed duidelijk gemaakt dat hij met zijn tengels van mij af moest blijven.’

 

  ‘Maar Bo, hij kan je niet zomaar ontslaan,’ riep ik ontdaan uit.

 

  ‘Nee, dus ik heb gezegd dat ik geld wil zien omdat ik hem anders aanklaag.’

 

  Merel viel bijna van de bank van het lachen. ‘Crisis, dat meen je niet. Hoeveel heb je gekregen?’

 

  ‘Twintigduizend euro, maar dan wilde hij mijn gore rotkop nooit meer zien.’

 

  ‘Bo, dit is al de derde keer dat je dit overkomt!’ zei Jasmijn geschokt.

 

  ‘Goed hè, ik heb al geboekt. Ik ga eerst drie weken naar Australië en dan kijk ik daarna wel weer verder.’

 

  Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik had ook te veel pijn aan mijn billen om nog veel zinnige opmerkingen te maken. Op de een of andere manier leek het me niet geheel kloppend om zo je bankrekening te spekken, aan de andere kant zag Bo zo langzamerhand heel wat continenten waar ik alleen maar van kon dromen.

 

  Ik was niet de enige die geen tekst meer had. Stil mijmerden we voor ons uit, ieder in zijn eigen gedachten.

 

  ‘Hé, heb je het al gehoord van Kim?’ vroeg Jasmijn na een tijdje.

 

  ‘Ja, die is zwanger van de vierde,’ antwoordde Bo.

 

  ‘Dat weten we toch allemaal wel?’ zei Merel.

 

  ‘Ik weet van niks,’ zei ik ontdaan. ‘Hoe kan het nou dat ik dat niet weet?’

 

  Ze keken me allemaal even afkeurend aan maar gaven geen antwoord op mijn vraag.

 

  ‘Nee, dat bedoel ik niet. Ik bedoel dat ze vreemdgaat,’ zei Jasmijn opgewekt.

 

  Stomverbaasd keken we haar aan.

 

  ‘Dat kan toch niet?’ zei Bo. ‘Kim gaat niet vreemd. Als iemand van ons normaal is, dan is het Kimmie wel.’

 

  ‘Belachelijk, dat moet gewoon een roddel zijn,’ riep Merel boos uit.

 

  ‘Wie heeft haar gezien en waar?’ vroeg ik. Tenslotte was ik advocate en alleen feiten konden mij overtuigen.

 

  ‘Cora, kennen jullie die nog? Dat vriendinnetje van mij van vroeger. Jullie hebben haar vast wel eens op mijn verjaardag gezien. Die woont ook in Harderwijk en zij zag haar in een park met een andere man,’ zei Jasmijn.

 

  ‘Ze zag haar in het park met een andere man,’ zei ik spottend. Dat is lekker bewijs.’

 

  ‘Nou, volgens haar stonden ze innig omhelsd onder de grootste kastanjeboom die Harderwijk telt. Dat lijkt mij toch genoeg bewijs of niet dan?’

 

  Het beeld van Kimmie, kogelrond van de vierde, verstrengeld in de armen van de een of andere plaatselijke Harderwijker terwijl de herfstbladeren en de kastanjes om haar hoofd suisden, trok langs mijn netvlies.

 

  ‘Kan niet. Dat moet een misverstand zijn,’ riep Bo. ‘Onze Kim doet dat soort dingen niet.’

 

  ‘Nee, en al helemaal niet onder een kastanjeboom,’ voegde ik er droog aan toe.

 

  ‘Dat dacht ik dus ook,’ zei Jasmijn. ‘Dus ik heb haar gebeld en ben gewoon met de deur in huis gevallen en ik heb haar gevraagd hoe het zit met dat vreemdgaan. Ze zei even helemaal niets, daarna vloekte ze heel hard en gooide ze de hoorn erop. Nou, zijn jullie nu overtuigd?’

 

  Met open mond keken we Jasmijn aan. Onze Kim, ons toonbeeld van onschuld en de liefste van ons allemaal. Ze had haar school nooit afgemaakt omdat ze verliefd was geworden op een marktkoopman in olijven, waarna ze binnen drie maanden zwanger was. Ze was zo gelukkig toen ze trouwde. Voor ons was Kim het voorbeeld van hoe het niet moest maar we waren stiekem allemaal jaloers op haar geluk. Nee, Kim kon niet vreemdgaan. Dat zouden we niet overleven. Als het huwelijk van Kim op de klippen liep dan was er voor ons egocentrische trutten al helemaal geen hoop meer.

 

  ‘Weet je, ik heb het gevoel dat we weer eens een keer iets leuks met elkaar moeten gaan doen,’ zei ik, en ik keek mijn vriendinnen een voor een aan. ‘Waarom gaan we binnenkort niet met z’n allen een weekendje ergens naartoe? Een lang weekend. Met z’n allen. En dan gaan we weer eens ouderwets lol maken. Wat vinden jullie ervan?’

 

  Merel stond op en sloeg haar armen om me heen en gaf me een zoen. ‘Volgens mij is die klap met die rollator toch nog ergens goed voor geweest. Ik vind het een fantastisch plan.’

 

  ‘Het is het beste wat ik sinds tijden heb gehoord,’ zei Jasmijn.

 

  ‘Ik doe mee,’ gilde Bo enthousiast, ‘maar wel snel regelen dames, anders zit ik in Australië.’

 

  ‘Prima, dan ga ik iets leuks zoeken. Kom laten we wat drinken.’ Ik nam een glas wijn, negeerde de afkeurende blik van Merel en voelde me opeens heel vrolijk. ‘Als iedereen mij mailt welke weekenden jullie kunnen, dan regel ik een huis. Is dat goed?’ vroeg ik. Het leek me verstandig om meteen spijkers met koppen te slaan voordat het hele idee weer langzaam weg zou ebben.

 

  Iedereen begon plotseling enthousiast door elkaar te praten, waardoor niemand in de gaten had dat er een heftig verbrande geur uit de keuken kwam. Tegen de tijd dat Jasmijn iets rook, was het al te laat en besloten we de avond voort te zetten bij de pizzeria om de hoek.

 

  Met veel gegiechel en lawaai kwamen we daar binnen zetten en bestelden onmiddellijk luid schreeuwend een aantal flessen chianti, dit tot grote ergernis van de andere gasten die zich duidelijk ergerden aan de herrie die wij voortbrachten.

 

  Het gesprek aan tafel ging nergens over maar we vonden alles vreselijk grappig. Ik was helemaal op dreef en vertelde gierend van de lach over mijn val van de rollator en de daaropvolgende hilarische gebeurtenissen in het ziekenhuis, inclusief de verwarring rond de vibrator. Dit was het startsein voor Bo om tot in de details uit te weiden over haar pas aangeschafte roomkleurige-driestanden-Wehkamp-discreet-ingepakte-aankoop, die ze een ereplekje op haar piano had gegeven, wat Merel deed opmerken dat ze Bo een enorme viespeuk vond. Vol verontwaardiging antwoordde Bo dat ze gewoon jaloers was op haar Vibi. Dat ze het geval een naam had gegeven was voldoende voor een lachsalvo dat drie huizen verderop hoorbaar moet zijn geweest.

 

  Tegen elf uur was ik helemaal kapot en besloot ik naar huis te gaan. Mijn hoofd bonkte en waarschijnlijk had Merel gelijk: het was beter geweest geen wijn te drinken, ook al waren het maar drie glaasjes.

 

  ‘Meiden, ik ga ervandoor. Ik ben bekaf en volgens dokter Merel moet ik het rustig aan doen. Ik laat jullie zo snel mogelijk weten waar ons feestweekend gaat plaatsvinden.’

 

  Ik gaf iedereen een dikke kus en liep zo waardig mogelijk het restaurant uit maar elke beweging van mijn billen deed me bijna kermen van de pijn.

 

 

De volgende ochtend werd ik pas om elf uur wakker. Een bezigheid die mij op het lijf geschreven was. De bonkende hoofdpijn was gelukkig verdwenen, alleen het opstaan ging wat moeilijk. Uitgebreid bekeek ik mijn billen in de spiegel. Een enorme zwarte plek, die was omrand met een paarsige gloed, grijnsde mij toe. Het was allesbehalve sexy, en voor het eerst was ik blij dat ik maar karig in mijn spannende dates zat.

 

  Met een kopje thee en een beschuitje ging ik uitgebreid de krant lezen, en wat mij betreft mocht ik elke maand wel een keer van een rollator stuiteren, maar dan iets minder hard. Rond een uurtje of twaalf besloot ik Kortewind te bellen. De arme man had zich zo kranig gedragen in het ziekenhuis, dat ik het niet meer dan redelijk vond om hem op de hoogte te houden van mijn ziektebeeld.

 

  ‘Dag lieve Anne,’ zei hij opgewekt.

 

  Hij noemde me altijd lieve Anne en elke keer ontroerde het me weer.

 

  ‘Dag meneer Kortewind. Ik wil u even laten weten hoe het met me gaat.’

 

  ‘En?’

 

  ‘Stukken beter. Maandag ben ik er weer.’

 

  ‘Weet je het zeker? Je moet een hersenschudding niet onderschatten.’

 

  ‘Het is maar een hele lichte, ik heb meer last van mijn gekneusde stuitje.’

 

  Hij lachte wat verlegen. ‘Daar kan ik me wat bij voorstellen.’

 

  ‘Is de rollator veilig opgeborgen?’

 

  ‘Ja, Bram heeft ernaar gekeken en er zit een technisch foutje in het motortje waardoor hij er zomaar in de parkeerstand vandoor kan gaan. Hoe het allemaal zit weet ik niet maar Bram kan je er alles over vertellen. Hij heeft ook de leverancier opgespoord en voor donderdag een afspraak gemaakt. Als je het leuk vindt kan hij met je meegaan. Hij weet er tenslotte alles van.’

 

  ‘Geweldig. Helemaal goed. Ik kan wel wat technische ondersteuning gebruiken. Dan ga ik maandag nog een keer naar het bejaardenhuis om uit te zoeken hoeveel ongelukken er nou precies gebeurd zijn.’

 

  ‘Dat is prima, Anne. Maar dat is dan ook het enige wat je mag doen. Daarna moet je uitrusten en dan mag je wat mij betreft donderdag er weer helemaal tegenaan.’

 

  ‘Maar meneer Kortewind, ik kan gewoon maandag weer aan het werk.’

 

  ‘Nee, mijn lieve Anne. Dat wil ik niet. Je lag er zo akelig bij daar in het ziekenhuis. Ik wil dat je veel rust neemt.’

 

  ‘Nou ja, ik kan moeilijk mijn baas tegenspreken.’

 

  ‘Honden hebben bazen, Anne.’

 

  ‘Hoe moet ik u dan noemen?’ vroeg ik en realiseerde me plotseling dat ik niet eens wist wat zijn voornaam was. Hoe zou hij eigenlijk heten? Roderick, Arend-Jan of gewoon Kees? Kees Kortewind. K.K. voor intimi.

 

  ‘Gewoon, Kortewind,’ zei hij, en hing op.

 

  Ik grijnsde, ook al wist ik zijn voornaam nog steeds niet. Ik voelde me plotseling hartstikke gelukkig. Wat had ik het toch goed voor elkaar. Ik mocht dan af en toe behoorlijk onhandig uit de hoek komen, ondertussen had ik wel een leuke baan, lieve vriendinnen en binnenkort een plaatsje aan het ovaal. Stel je voor, dan was ik echt iemand. Tweeëndertig en partner! Weinig vrouwen in de advocatuur konden mij dat nazeggen.

 

  De rest van de middag bracht ik achter de computer door op zoek naar een toplocatie waar we ons weekend konden houden. Rond vier uur had ik van iedereen een mailtje binnen. Het was niet te geloven: de achttiende januari kon iedereen!

 

  Ik zette een grote kan koffie en als een bezetene zocht ik op het internet naar leuke aanbiedingen. Van alles en nog wat rolde over mijn scherm. Huisjes in de duinen, huisjes op de hei, villa’s met jacuzzi’s en fitnessruimtes, openhaardpartijen, en rozentuinen waar we niks aan zouden hebben in januari. En dan had ik het nog niet eens over de enorme hoeveelheden B&B’s die ons allemaal appeltaart wilden voorschotelen en zelfgemaakte jam bij het ontbijt in de aanbieding hadden. Het was inmiddels al zeven uur en ik had nog niets gevonden wat voldeed. Uiteindelijk belandde ik op een site waar tot mijn grote verbazing mensen op geheel kosteloze basis huizen met elkaar ruilden. Binnen vijf minuten had ik het huis van mijn dromen gevonden in een fantastisch skigebied in Zwitserland. Het Zwitserse chalet werd bewoond door een ouder echtpaar dat graag wilde ruilen met iemand die een appartement in het centrum van Amsterdam bewoonde. Bingo! Had ik niet vanochtend iets gelezen over een goedkope aanbieding naar Zürich? Een ticket voor een appel en een ei met airmiles. Wie van ons deed er nou niet bij die super boodschappen? Als een bezetene bladerde ik de krant door. Hebbes. Voor honderd euro naar Zürich met vijftienhonderd airmiles. Om acht uur had ik het huis en de tickets geregeld en iedereen gemaild dat ze morgenavond bij mij moesten verzamelen.

 

  Ik was zo enthousiast dat ik mijn verhaal kwijt moest, en nog geen tien minuten later zat ik kortgerokt en hooggehakt bij Mo aan de bar.

 

  Het was er vreselijk druk en Mo werkte beheerst alle schreeuwerige vragen om wijn en bier af. Vanachter de tap gaf hij me een vette knipoog. Hij pakte mijn hand en gaf er een kus op. ‘Gaat het goed met je?’

 

  ‘Ja, mijn hoofd doet geen pijn meer maar zitten is nog steeds geen feest.’

 

  ‘Een mooie vrouw als jij zou ook moeten liggen,’ hoorde ik opeens iemand naast mij zeggen.

 

  Ik keek op en zag tot mijn stomme verbazing de grote vent uit de tram naast mij staan. Het dure pak was verwisseld voor een spijkerbroek met leren jack. Zijn blonde haren zaten een beetje door de war maar zijn ogen twinkelden nog net zo vrolijk.

 

  ‘Hé, wat grappig. Jij hier.’

 

  ‘Ja, ik heb je advies opgevolgd en ik kan niet anders zeggen dan dat ik heerlijk heb geluncht.’

 

  ‘Vond je vriendin het ook lekker?’

 

  ‘Nee.’

 

  ‘Nee?’

 

  ‘Je zult het niet geloven maar vijf minuten nadat jij uitstapte, belde ze mij. Ze heeft een ander.’

 

  ‘Wat rot voor je,’ zei ik oprecht.

 

  ‘Ja, ik ben er ook best wel kapot van. We hadden al vijf jaar een relatie.’

 

  ‘Tjonge, dat is lang.’

 

  ‘Wil je wat drinken?’

 

  ‘Doe maar een wit wijntje.’

 

  Hij bestelde de drankjes en ik zag dat Mo hem van top tot teen opnam. Mo zette het wijntje voor me neer en kneep heel even in mijn arm.

 

  ‘Doe je rustig aan?’ vroeg hij bezorgd.

 

  Ik schudde kribbig mijn hoofd. Ik werd een beetje gek van al dat bezorgde gedoe om me heen. Het leek me dat ik groot genoeg was om voor mezelf te zorgen.

 

  ‘Zullen we aan een tafeltje gaan zitten?’ vroeg ik, om onder de dwingende blik van Mo uit te komen.

 

  Hij liep voor me uit en schoof een stoel voor me aan. Toen hij zelf ging zitten vroeg hij: ‘Ik wil niet nieuwsgierig zijn, maar wat is er gebeurd dat je niet meer kunt zitten?’

 

  ‘Ik wil eerst je naam weten voordat ik je allerlei intieme details ga vertellen.’

 

  ‘Ik ben Rob,’ zei hij lachend.

 

  ‘Ik ben Anne.’

 

  In geuren en kleuren vertelde ik hem het hele verhaal van JVJ en de rollator, en de tranen stroomden over zijn wangen van het lachen. Hij zag er leuk uit en het viel me op dat hij prachtige witte tanden had. Van zichzelf en niet gebleekt met zo’n doe-het-zelfsetje.

 

  ‘Volgens mij heb je het goed naar je zin op je werk.’

 

  ‘Ja, ik vind het er geweldig. Leuke collega’s, gezellige sfeer…’

 

  ‘Zit er nog een bijzondere collega tussen?’ viel hij mij in de rede.

 

  ‘Je bedoelt of ik een vriendje heb?’

 

  ‘Ja,’ lachte hij. ‘Of is dat een onbeschofte vraag?’

 

  ‘Nee hoor, dat mag je best vragen. Trouwens, ik heb geen vriendje.’

 

  ‘En denk je dat je op een dag partner wordt?’

 

  ‘Grappig dat je dat vraagt.’

 

  ‘Hoezo?’

 

  ‘Ik zit samen met een collega in de race. Eén van ons tweeën wordt het.’

 

  ‘Zo,’ zei hij waarderend. ‘Dat is niet mis op jouw leeftijd. Dat betekent dat je een toppertje bent, dame.’

 

  Shit, waarom had ik het hem nou verteld. Het was nog geheim en er was nog niks zeker. Ik voelde me een opschepper en keek wat ongemakkelijk om me heen.

 

  ‘Denk je dat de teleurstelling erg groot zal zijn als je het niet wordt?’

 

  Opgelucht keek ik hem aan. Wat een lieverdje, alsof hij gedachten kon lezen. ‘Vast wel,’ zei ik, ‘maar het is allemaal nog heel erg geheim, hoor.’

 

  ‘Ik zeg niks. Ik heb zelf ook een geheimhoudingsplicht.’

 

  ‘O, ja? Wat doe jij dan?’

 

  ‘Ik werk bij Van Dongen.’

 

  ‘Ben je accountant?’

 

  ‘Ja, saai hè?’

 

  ‘Nou, waarom. Dat kan toch heel leuk zijn?’

 

  ‘Dat vind ik wel, maar de meeste mensen vinden ons maar saaie cijferneukers terwijl ik je toch kan verzekeren dat ik het veel en graag doe, maar liever niet met getallen.’

 

  Er was opeens een vreemde spanning tussen ons voelbaar. Hij had uitgesproken waar we beiden aan dachten maar wat we met vrolijke prietpraat hadden verbloemd. Nu hij het benoemd had, was er geen ontkomen meer aan.

 

  ‘Ik denk dat ik maar eens naar huis ga. Het is niet verstandig dat ik het te laat maak met die halve lichte hersenschudding en vrolijk gekleurde billen van mij.’

 

  ‘Ik breng je even.’

 

  ‘Ben je gek. Dat is niet nodig. Ik weet de weg.’

 

  ‘Ja, maar op de een of andere manier lijkt het mij handig als ik die weg ook weet.’

 

  Ik keek hem glimlachend aan. Hij was leuk en samen verlieten we het café. Ik zwaaide nog even naar Mo, die met een bezorgde blik in zijn ogen terugzwaaide.

 

  Het was koud buiten. Er stond een stevige wind, wat een verademing was na het rokerige café. Als een klein jongetje trapte Rob baldadig door de bladeren die al van de bomen begonnen te vallen.

 

  ‘Pas je op? Voordat je het weet heb je een drol aan de punt van je schoen hangen.’

 

  Hij grijnsde, sloeg een arm om mijn schouders en zei: ‘Weet je dat jij een hele aparte humor hebt?’

 

  Ik antwoordde niet en drukte mijn lichaam wat dichter tegen het zijne aan. Het voelde goed; stevig en sterk. Toen we bij mijn huis aankwamen, bleven we nog een tijdje dralen en uiteindelijk vroeg ik hem binnen voor een kopje koffie. Ik kon mezelf wel voor mijn kop slaan. Waarom deed ik dat nou? Ik kon toch ook gewoon welterusten zeggen en dan kwam ik hem wel weer een keertje tegen bij Mo, maar ik had het gevraagd en ik kon nu moeilijk weer mijn aanbod intrekken.

 

  In de gang bleef hij staan en pakte mij bij mijn arm. ‘Luister, Anne, het lijkt me geweldig om nog even koffie te drinken en al die andere leuke dingen te doen die daar meestal op volgen, maar ik denk dat het beter voor je is als je naar je bed gaat. Je hebt tenslotte een rotsmak gemaakt. Volgens mij is het verstandiger als je het rustig aan doet.’

 

  Verbaasd keek ik hem aan, ik voelde mijn hart een slag overslaan. Wat ontzettend lief van hem!

 

  ‘Ik stel voor dat jij nu naar je slaapkamer gaat, je uitkleedt en in bed gaat liggen. Dan stop ik je nog even lekker in en dan ga ik naar huis,’ zei hij.

 

  Als verdoofd liep ik naar mijn slaapkamer. Zonder hem tegen te spreken deed ik wat hij me gevraagd had, en het enige wat ik voelde was een maffe blijdschap dat ik eindelijk eens een keertje iemand was tegengekomen die het beste met me voorhad en niet meteen met mij het bed in wilde rollen. Als een klein kind ging ik in mijn bed liggen, het dekbed opgetrokken tot aan mijn kin en ik riep hem dat ik klaar was.

 

  Heel voorzichtig stapte hij mijn slaapkamer in en streek met zijn hand de haren uit mijn gezicht. ‘Slaap lekker,’ zei hij zachtjes en gaf een heel licht kusje op mijn wang. Hij draaide zich om en liep de kamer uit.

 

  ‘Rob?’

 

  ‘Ja?’

 

  ‘Wil je nog even bij mij blijven zitten? Totdat ik in slaap ben gevallen?’

 

  ‘Natuurlijk.’

 

  Hij ging op de rand van mijn bed zitten en zijn hand lag geruststellend op de mijne. Ik voelde me helemaal soezelig worden en ik gleed bijna weg in een donker droomloos gat toen ik me opeens realiseerde dat ik helemaal niets van hem wist. Hij kon zo mijn hele appartement leeghalen terwijl ik hier als een baby lag te slapen. Onrustig wierp ik mijzelf op mijn andere zij.

 

  ‘Lukt het niet?’ vroeg hij bezorgd.

 

  ‘Weet je wat ik opeens dacht?’ zei ik lacherig. ‘Ik realiseer me opeens dat ik je helemaal niet ken. Dat hier een wildvreemde naast mijn bed zit terwijl ik in slaap probeer te vallen.’

 

  Zijn vrolijke lach bulderde door mijn donkere slaapkamer. Ik deed een lampje aan, keek hem aan en voordat ik het in de gaten had, zoende ik hem.

 

  ‘Hé,’ murmelde hij. ‘Ik heb een ijzeren discipline maar zelfs ik kan dit niet weerstaan.’

 

  ‘Dat hoeft ook niet.’ Handig knoopte ik zijn broek los.

 

  Binnen een paar minuten hadden we allebei geen kledingstuk meer aan en gleden zijn handen begerig over mijn naakte lichaam.

 

  ‘Misschien is het niet zo handig als jij onder mij ligt,’ hijgde hij in mijn oor.

 

  ‘Ik zit altijd overal bovenop,’ zei ik ad rem.

 

  Dankzij de pijnstillers en de wijn voelde ik niks, geen beurse billen, geen bonkend hoofd. Ik voelde niks maar dan ook absoluut niks. Mijn eerste daad met Rob en ik kon de volgende dag niet navertellen of het de moeite waard was geweest.

 

 

 

 

4

 

 

 

Een doordringend en irritant geluid haalde mij uit mijn droomloze slaap. Gedesoriënteerd keek ik om me heen. Ik had even geen idee van tijd en plaats tot het tot mij doordrong dat het mijn voordeurbel was die de enorme herrie produceerde. Het geluid paste helemaal niet bij mijn gezellige appartement. Mijn bel gaf het naargeestige geluid van een doorzonwoningdeurbel in een nieuwbouwwijk. Dingdong, waarbij de ding iets langer aanhield dan de dong. Ik besloot niet open te doen. Mijn hand friemelde onder de dekens op zoek naar de warmte van Rob, maar de plek naast mij was leeg. Verbaasd keek ik op en het enige wat ik zag liggen was een papiertje. Slaap zacht, lieve Anne. Ik heb van je genoten, ik bel je morgen. XXXXXXXXXXX Rob. Stond er met een stoer mannelijk handschrift geschreven. In een vlaag van emotionele waanzin drukte ik een kus op het papiertje en met een grijns liet ik mij weer achterover in het kussen zakken. Een seconde later klonk keihard het even doordringende en irritante deuntje van mijn mobiel, dat ongetwijfeld viel te veranderen in een aangenamer toontje maar ik beschikte niet over het geduld om de handleiding door te nemen.

 

  ‘Met Anne!’

 

  ‘Met je moeder. Ik sta hier voor de deur. Waarom doe je niet open? We hadden afgesproken om elf uur. Ik sta hier met tante Mia.’

 

  Ik sprong mijn bed uit, liep naar de voordeur en drukte op de intercom om de deur beneden te openen. Ik hoorde ze de trap opkomen en door het kijkgat in mijn deur zag ik ze staan: mijn moeder en tante Mia. Tante Mia was geen tante maar de beste vriendin van mijn moeder maar ik noemde haar tante, wat eigenlijk nergens op sloeg. Ik bekeek ze nog eens goed. Mijn moeder met een hip mobieltje in de hand en tante Mia die ongemakkelijk om haar heen keek.

 

  Het laatste waar ik zin in had was mijn moeder en tante Mia. Ik kwam net mijn bed uit en dat alleen al zou me op afkeurende blikken komen te staan. Het waren geen vrouwen van de korte bezoekjes. Als ze kwamen bleven ze minstens twee uur, en dat was lang als je er niet op voorbereid was. Het was overigens ook lang als je er wel op voorbereid was. ‘Ma, het spijt me, ik ben ziek,’ sprak ik fluisterend door de telefoon terwijl ik hen ondertussen aandachtig bekeek door het kijkgat. ‘Een griepje of zo. Echt, ik ben zo beroerd. Het heerst op kantoor. Heel besmettelijk, iedereen heeft het al zo’n beetje gehad. En nu heb ik de staart van de epidemie onder de leden.’ Ik had de leugen nog niet uitgesproken of ik voelde mij al schuldig. Ik was niet goed in liegen, eigenlijk haatte ik het. Wat was ik toch een gigantisch naar kreng! Ik zag mijn moeder ontredderd staan met de overbekende grote doos met zelfgebakken appeltaart in haar hand. Waar moesten de beide dames nu naartoe?

 

  ‘Ga gezellig met tante Mia ergens een kopje koffie drinken. Ik wil niet dat jullie het ook krijgen. Dat zou toch rot zijn.’

 

  Door het gaatje zag ik mijn moeder druk gebaren maken naar tante Mia, die haar hand verschrikt voor haar mond sloeg.

 

  ‘Kindje toch. Moeten we niet voor je zorgen?’

 

  ‘Nee, ma. Ga nou maar lekker met tante Mia de stad in. Ik bel je morgen wel even.’

 

  Ze bleven nog even staan. Hun ochtend was in duigen gevallen en ze wisten niet hoe ze de draad weer moesten oppakken. Ik zag mijn moeder kijken naar de grote doos met appeltaart. Die zou ze de hele dag met zich mee lopen slepen door Amsterdam.

 

  Een beetje misselijk van mijn eigen leugen liep ik terug naar de slaapkamer en nestelde mezelf weer in mijn ganzendonzen dekbed. Ik dommelde een beetje maar mijn schuldgevoel overheerste en uiteindelijk stond ik op.

 

  Met een zonnebril en een pet op voor het geval ik mijn moeder en tante Mia zou tegenkomen, ging ik naar de Albert Heijn om boodschappen te doen en mijn airmilespasje te spekken. De heerlijkste kaasjes, olijven en tapenades gooide ik in mijn karretje, dat ik verder volstouwde met flessen wijn en enkele flessen spa. Toen ik weer thuiskwam stond Petra tot twee keer toe op het antwoordapparaat en ik besloot haar meteen te bellen.

 

  ‘Hoi Peet, wat is er aan de hand?’

 

  ‘Lekkere trut ben jij zeg. Had ik hier vanochtend zomaar je moeder en tante Mia voor de deur staan.’

 

  ‘Dat meen je niet!’

 

  ‘Ja, ze waren ongerust over jou en wilden even met me babbelen. Nou, voor ik het in de gaten had, was ik twee uur verder. Ben je echt ziek of doe je alsof?’

 

  ‘Sorry!’

 

  ‘Anne, dat kun je echt niet maken!’

 

  ‘Nou, ja. Zo erg is het toch niet!’

 

  ‘Kun je hiernaartoe komen? Ik wil iets met je bespreken. Ik heb hier nog een halve appeltaart staan.’

 

  ‘Alsjeblieft, ik wil geen preek. Ik heb het gevoel dat de laatste tijd iedereen aan mijn kop loopt te zeuren en…’

 

  ‘Nee, joh, het gaat over iets anders. Het gaat over mij.’

 

  Binnen tien minuten was ik bij haar en trok ik gierend van de lach een grijze haar van mijn moeder uit de appeltaart.

 

  ‘Gezellig, is ze toch nog een beetje bij mij,’ zei ik vals. ‘Wat wil je met me bespreken?’

 

  Petra keek me even geheimzinnig aan en ik zag een moment van twijfel in haar ogen.

 

  ‘Zeg het maar,’ moedigde ik haar aan.

 

  We kenden elkaar al dertig jaar. Toen ik twee was, kwam ze naast me wonen. Ze was even oud als ik en tot mijn achttiende trokken we elke dag met elkaar op. We zaten samen op de lagere school en daarna ging ik naar het vwo en Petra naar de havo. Elke avond maakten we samen huiswerk, bespraken we onze nieuwste liefdes, deelden we ons leed en dagdroomden we over onze toekomst. Uiteindelijk ging ik naar Amsterdam om rechten te studeren en ging Peet een verpleegstersopleiding doen. Peet was enig kind en haar moeder had zelf dolgraag de verpleging in gewild maar was nooit verder gekomen dan bejaardenverzorgster, waar ze onmiddellijk mee stopte toen ze trouwde. Haar droom moest door Petra vervuld worden. En de rare trut deed het tot mijn stomme verbazing ook nog. Ik begreep er niets van. In die periode zagen we elkaar alleen op de momenten dat ik thuiskwam, en dat kwam ik tijdens mijn studie bijna niet meer. Petra werkte twee jaar in het ziekenhuis in Ede toen ze tot grote droefenis van haar moeder ontslag nam, naar Amsterdam vertrok en daar een baantje als administratief medewerkster bij een makelaarskantoor aannam. Dat baantje had ze tot op de dag van vandaag nog.

 

  Ik was dol op Petra, ook al leidde ze een leven waar ik niks mee had. Petra was op een bepaalde manier heel anders. Ze nam haar werk serieus, haar flatje was de burgertruttigheid zelve en ze had een liefdesleven van niks. Ik had haar maar één keer serieus verliefd en dolgelukkig gezien.

 

  Dat was met Willem-Jan geweest. Het was liefde op het eerste gezicht tussen Petra en de man met zijn stoere pilotenpak en dito pet. Er werd al voorzichtig nagedacht over een huwelijk, maar Willem-Jan bleek meerdere levens te hebben. In één daarvan heette hij gewoon Jan en was hij de echtgenoot van een zwaarlijvige vrouw, vader van drie kinderen en filiaalchef bij het Kruidvat. Bij de KLM stond hij niet op de loonlijst, bleek later.

 

  Petra was nooit verbitterd over het voorval geweest, wel intens verdrietig. Op het depressieve af. Het leek mij dat je met prozac een eind op weg kon komen, maar Petra was te weinig trendgevoelig om zich aan deze middelen te vergrijpen. Ik voelde me schuldig dat ik zo weinig voor haar kon doen, maar aan de andere kant irriteerde het mij dat ze het zich had laten overkomen. Alsof ze het over zichzelf had afgeroepen, wat volstrekt onredelijk van me was.

 

  Ik had het nooit goed begrepen. Zoiets merkte je toch? Je had toch in de gaten of iemand deugde? Ik tenminste wel. Gelukkig was ze het afgelopen jaar uit haar dal gekropen en kwam ze op mij alweer een stuk gelukkiger over.

 

  Ik wiebelde op mijn stoel van ongeduld. Ik was absoluut nieuwsgierig wat ze me te vertellen had, maar aan de andere kant kon ik niet wachten om haar te overspoelen met het nieuws van mijn eventuele promotie, de rollatorzaak, Rob, het skiweekend en niet te vergeten mijn stuitje.

 

  ‘Zeg het nou, je maakt me nieuwsgierig,’ zei ik ongeduldig.

 

  ‘Ik wil je een gunst vragen. Ja, sorry, ik ben een beetje zenuwachtig.’

 

  ‘Mens, doe niet zo raar. We zijn toch vriendinnen?’

 

  ‘Ja, al dertig jaar. Misschien moeten we dat vieren.’

 

  ‘Weekendje Center Parcs?’

 

  ‘Jij vindt me echt burgerlijk, hè?’

 

  ‘Nee, Petra. Nee, lieverd, dat vind ik niet.’

 

  ‘Jawel, en dat vind ik zelf ook maar zo ben ik nou eenmaal.’ Ze keek me aan en de tranen stonden in haar ogen.

 

  Waarom kon ik nou nooit eens een keer mijn grote bek houden. Altijd die stomme, flauwe grappen. ‘Wat wilde je me vragen? Kom, zeg het nou.’

 

  Ze haalde diep adem, keek me even aan en zei toen: ‘Ik heb een boek geschreven en dat wil ik onder jouw naam uitgeven.’

 

  Ik keek haar aan met een ongetwijfeld stomme blik in mijn ogen. Ik had alles verwacht, maar dit…? Zonder wat te zeggen, zat ik als verstijfd op de bank en gleed het stukje taart heel langzaam van mijn schoteltje op de grond. Petra sprong onmiddellijk op en met een nat doekje wreef ze als een bezetene de vloerbedekking schoon, terwijl ik ondertussen maar bleef mompelen dat het me speet dat ik zo onhandig was. Toen ze uiteindelijk weer tegenover me zat, kon ik haar nog steeds alleen maar verbaasd aankijken.

 

  ‘En?’ vroeg ze verlegen.

 

  ‘Wat moet ik hier nou op zeggen?’ antwoordde ik.

 

  ‘Wat dacht je van ja?’

 

  ‘Lieve schat, waarom zouden we zoiets raars doen? Als jij een boek hebt geschreven, moet je dat toch onder je eigen naam uitgeven en niet onder die van mij?’

 

  ‘Anne, je snapt het niet. Ik ben een slome, saaie administratief medewerkster bij een makelaarskantoor. Ik zie er niet uit en ik ben niks.’

 

  ‘Wat heeft dat er nou mee te maken?’ Er klonk lichte ergernis door in mijn stem.

 

  Ze ging naast me zitten op de bank en pakte mijn hand vast.

 

  ‘Weet je hoe mijn moeder mij noemde als er niemand anders bij was?’

 

  Ik schudde mijn hoofd.

 

  ‘Muisje. Ze noemde mij muisje!’

 

  ‘Dat was vast lief bedoeld.’

 

  ‘Nee, dat was het niet. Ze vond mij een grijze muis en ik moest niet denken dat ik meer was dan dat. Weet je wat ze zei toen ik acht werd? Ze zei dat haar grootste wens een zoon was geweest. Een jongetje dat wat zou worden in de wereld. Chirurg, accountant of piloot. Toen ze mij kreeg was ze alleen maar verdrietig. Het voelde als een groot onrecht.’

 

  ‘Petra, dit kan je allemaal niet menen!’

 

  ‘Bijna dagelijks hoorde ik van mijn moeder hoe briljant jij was en vroeg ze zich af waarom zij werd gestraft met zo’n lelijk, dom muisje.’

 

  Een enorme woede borrelde in mij op. Wat een kreng! Ik keek Petra aan en het enige wat ik zag was een gekwetst, klein meisje.

 

  ‘Wat had je willen doen als je had mogen kiezen?’

 

  ‘De toneelschool.’

 

  Ik keek haar aan en probeerde uit alle macht niet te gaan lachen. Peet op het podium, zo had ik het nog nooit gezien. Ik slikte een paar keer om de opkomende lach te onderdrukken en zei: ‘Dan is dit toch je kans? Zoek een uitgever! Geef het uit en laat de wereld en vooral je moeder zien dat je niet dom bent.’

 

  ‘Zo werkt het niet, Anne. Ik mag het niet van mezelf. Ik heb geen recht op succes, op mooie dingen, op geluk.’ Ze keek me zielig aan.

 

  ‘Petra, dit zijn dingen…’ Ik wist even niet hoe ik verder moest. ‘Moet je hier niet eens over gaan praten met iemand die er verstand van heeft? Ik bedoel iemand die ervoor geleerd heeft.’

 

  ‘Je bedoelt een psycholoog?’

 

  ‘Ja.’

 

  ‘Dat doe ik al,’ zei ze enthousiast. ‘Hij heeft me aangeraden te gaan schrijven. In eerste instantie heb ik een autobiografie geschreven, maar ik vond het helemaal niks. Hij moedigde me aan om door te gaan en daarna heb ik een roman geschreven. Maar de stap die ik nu moet nemen, lukt mij niet. Wil je me alsjeblieft helpen?’

 

  Verward ijsbeerde ik door haar kamer. Mijn keel was pijnlijk dichtgeknepen. Ik kende Petra al dertig jaar, maar al dat jeugdige leed met vergaande gevolgen had ik nooit geweten. Lag dat aan mij? Het maakte me ook geen donder uit aan wie het lag. Ik had nu een probleem en had geen idee hoe ik me hieruit moest redden. Ik keek Petra aan. Ze zag er eenzaam uit, maar wie zou dat niet zijn als je een salontafel van glas had met een afzichtelijke zeemeermin als poot. De deur van haar slaapkamer stond op een kiertje en ik realiseerde mij opeens dat ik niet eens wist hoe haar slaapkamer eruitzag. Er stond waarschijnlijk een zielig eenpersoonsbedje tegen de muur. Wat een ellende. Wat moest ik ermee?

 

  ‘Petra, is het niet een beter idee om een knalrode pruik te kopen en kortgerokt en hooggehakt alle uitgevers langs te gaan?’

 

  Ze keek me slechts lachend aan en schudde haar hoofd.

 

  ‘Sorry, Petra, het spijt me echt heel erg maar ik kan het niet doen.’

 

  ‘Maar waarom dan niet?’

 

  ‘Omdat het leugenachtig is, niet eerlijk.’

 

  ‘Vroeger haalden we nog veel gekkere dingen uit,’ zei ze hoopvol en keek me smekend aan.

 

  ‘Precies, toen waren we jong maar nu worden we geacht beter te weten.’

 

  ‘Kun je het niet gewoon zien als een goede grap?’

 

  ‘Ik weet niet of ik dit wel zo’n geweldige grap vind. Ik ben druk bezig met mijn carrière. Je kunt toch niet van mij verlangen dat ik dat allemaal op het spel zet voor een grap?’

 

  ‘We laten snel genoeg aan iedereen de waarheid weten.’

 

  Ze keek me aan met die trieste ogen van haar. Er was nog een sprankje hoop te zien maar eigenlijk wist ze al dat het een verloren zaak was. Als ze dan maar niet weer in zo’n depressie donderde, dan zou ik me toch wel echt héél erg schuldig voelen. Allerlei gedachten vlogen door mijn hoofd. Wat waren de consequenties als ik het wel deed? Vanuit mijn ooghoeken zag ik haar zitten op de bank en moest tot mijn schaamte bekennen dat ik me helemaal niets kon voorstellen bij een boek van Petra. Wie zou dat willen lezen? Niemand toch! En als niemand het wilde lezen, zou geen enkele uitgever het willen uitgeven. Kortom: dit leek me een risicoloos project.

 

  ‘Oké, ik doe het!’

 

  Ze sprong van de bank, tranen in haar ogen van blijdschap. ‘Je bent de liefste, echt de allerliefste.’

 

  ‘We gaan nog wel even wat voorwaarden stellen, oké?’

 

  ‘Ik vind alles prima,’ zei ze en keek me aan met een scheef lachje op haar gezicht.

 

  ‘Ik stel voor dat je maximaal drie uitgevers benadert. Als niemand daarvan het boek wil publiceren dan stoppen we ermee.’

 

  ‘Jij gaat ervan uit dat het niks wordt,’ riep ze verontwaardigd uit.

 

  ‘Nee, Petra, dat is niet waar maar het moet voor mij wel een beetje overzichtelijk blijven. Het is een kleine wereld. Ik wil weten waar dat manuscript overal belandt.’

 

  Ik keek haar zo serieus mogelijk aan. Ik had eigenlijk geen zin in dit hele gedoe maar als ik er toch aan meedeed dan moest het zo snel mogelijk afgelopen zijn.

 

  ‘Stel dat het wordt uitgegeven,’ zei ik om haar weer wat moed te geven, ‘dan moeten we zo snel mogelijk bekendmaken dat jij de echte auteur bent. Ik wil niet achteraf betrokken worden bij een schandaal. Beetje lastig voor een advocate.’

 

  Ze knikte enthousiast.

 

  ‘Nou, dat was het wel denk ik,’ zei ik glimlachend. ‘Succes!’

 

  Petra trok een fles wijn open en vrolijk gingen we proosten op Joost mocht weten hoe het boek heette. Sterker nog, ik wist niet eens waar het over ging. Toen ik wegging drukte ze me nog snel een grote envelop in de handen.

 

  ‘Dit is het manuscript. Dan weet je tenminste een beetje wat je schrijft,’ zei ze giechelend.

 

  Toen ik weer buiten stond, haalde ik diep adem. Donkere wolken pakten zich samen en het zou niet lang duren of zo’n vieze herfstbui zou naar beneden komen storten. Gehaast zocht ik naar mijn fietssleuteltje, maar kon het nergens vinden. Niet in mijn jaszak, niet in mijn broekzak en niet in mijn tas. Net op het moment dat ik weer bij Petra wilde aanbellen, zag ik dat het sleuteltje nog gewoon in het slot van mijn fiets zat. Hoofdschuddend fietste ik weg. Ik was altijd mijn fietssleuteltje kwijt, misschien moest ik mijn fiets gewoon niet meer op slot zetten, dat zou me een hoop tijd schelen en er was toch niemand die dit vreemde geval wilde stelen.

 

  Even overwoog ik om naar Mo te gaan. Ik moest mijn verhaal kwijt. Of was het verstandiger om het aan niemand te vertellen? Mo kon ik vertrouwen, die zou zijn mond wel houden. Ik keek op mijn horloge en zag dat het al bijna zes uur was. Over twee uur zouden mijn vriendinnen voor de deur staan en alhoewel ze als geen ander op de hoogte waren van mijn totale gebrek aan huishoudelijk inzicht, leek hun komst een goede gelegenheid om even een stofzuiger door mijn huis te halen. Ik kon altijd nog morgen naar Mo, of vanavond als ze weer weg waren. En misschien was het ook wel beter als ik het aan niemand vertelde. Dat boek werd toch niet gepubliceerd en dan was de hele zaak afgedaan, maar dan had ik in ieder geval mijn vriendinnenplicht vervuld en mijn schuldgevoel ingelost. Thuis aangekomen gooide ik de envelop op de stapel ongelezen kranten en ging als een idioot met de stofzuiger door mijn huis. Ik kieperde een halve fles bleekmiddel door de wc en schaamde mij onmiddellijk over het milieudelict dat ik beging. Ik nam een douche, deed mijn spijkerbroek en een nieuw, laag uitgesneden topje aan en maakte me mooi. Precies om acht uur ging de bel en stond Jasmijn al te gillen voor de deur dat ik moest opendoen.

 

 

 

 

5

 

 

 

‘Het is waanzinnig!’ gilde Merel enthousiast.

 

  ‘Dus jij hebt geregeld dat we voor niks in Zwitserland in een villa in de bergen zitten?’ krijste Bo.

 

  ‘Nou, daar staat natuurlijk wel tegenover dat ik mijn appartement uitleen.’

 

  ‘Zijn dat dan wel betrouwbare mensen?’ vroeg Jasmijn, die altijd overal beren op de weg zag.

 

  ‘Ik heb ze gebeld en het zijn wat oudere mensen, ergens in de vijftig. Ze vinden het heerlijk om stedentripjes te maken.’

 

  ‘Als je in Zwitserland in een chalet in een luxe skiresort woont dan ga je hier toch gewoon in het Amstel zitten?’ zei Madelief op een verbaasd toontje.

 

  ‘Waarom?’ zei Bo. ‘Misschien willen ze wel elke maand ergens anders naartoe, dan is dit toch de perfecte oplossing.’

 

  ‘Jongens, ik ga niet zomaar mijn huis uitlenen aan de eerste de beste. Het zijn lieve mensen. Al deze vragen heb ik ook aan ze gesteld. Ze zijn al met pensioen en doen dit al jaren. Ze vinden het juist leuk om de echte sfeer van een stad te proeven. Niet in een hotel als toerist, maar om echt in de stad te wonen. Dat vinden ze geweldig en het bevalt ze reuzegoed. Het enige wat ik van jullie verwacht is dat iemand mij helpt om mijn appartement schoon te maken. Ik kan ze hier natuurlijk niet in een teringzooi laten zitten.’

 

  ‘Wat moet er dan allemaal gebeuren?’ vroeg Merel angstig.

 

  ‘Keukenkastjes, slaapkamer, badkamer. Weet ik veel. Het moet gewoon even schoon.’

 

  ‘Dat doen we met z’n allen, dan zijn we zo klaar,’ zei Bo.

 

  ‘Ik heb de tickets al besteld. Voor honderd euro vliegen we naar Zürich, maar dan moeten er wel airmiles bij.’

 

  Verbaasd keken ze me allemaal aan.

 

  ‘Jullie hebben toch wel airmiles of niet dan?’

 

  Gierend van de lach zei Bo: ‘Mens, dit wordt het mooiste lowbudget skiweekend van mijn leven.’

 

  Iedereen begon door elkaar te kakelen en me op de schouders te kloppen. Ik straalde. Het was duidelijk dat ik het goed had geregeld.

 

  ‘Gaat Kim nog mee?’ vroeg ik. Ik had haar naam niet zien staan op het lijstje.

 

  ‘Ja,’ zei Merel. ‘Ze wil heel graag mee maar gaat uiteraard niet skiën en ze gaat ook alleen maar mee onder het voorbehoud dat er verder niet meer over gesproken wordt.’

 

  ‘Waarover?’ vroeg Madelief.

 

  ‘Over het vreemdgaan, natuurlijk.’

 

  ‘Lijkt me dat we daar wel aan kunnen voldoen. Toch?’ vroeg ik, en ik keek ondertussen mijn vriendinnen een voor een aan.

 

  ‘Welja,’ zei Bo. ‘Als we er eenmaal zijn gooien we wat drank in haar en dan horen we het toch wel.’

 

  ‘Je gooit geen drank in een zwangere vrouw,’ zei Jasmijn afkeurend.

 

  ‘Oeps, vergeten!’ zei Bo laconiek en sloeg met een overdreven gebaar haar hand voor haar mond. ‘Maar wat is er nou zo taboe aan dat vreemdgaan? Dat kan ze toch wel met ons bespreken? We zijn toch haar vriendinnen?’

 

  ‘Ja, dat snap ik ook niet. Alsof het zo bijzonder is als je vreemdgaat,’ viel Madelief haar bij.

 

  ‘Nou ja, zeg,’ zei Jasmijn en keek Madelief verbaasd aan.

 

  Er viel even een stilte en ik zag Madelief vertwijfeld op haar lip bijten.

 

  ‘Het lijkt me sowieso handig om af te spreken dat als iemand het ergens niet over wil hebben, dat we dat dan ook niet doen,’ zei ik op nuchtere toon.

 

  ‘Jij wilt altijd alles onder het vloerkleed vegen, Anne. Weet je dat wel van jezelf?’ zei Bo een beetje vals.

 

  ‘Ben ik niet met je eens,’ zei Merel snel. ‘Ik vind dit juist een hele goede opmerking van Anne.’

 

  ‘Ik vind het echt heel erg irritant, Merel, hoe jij altijd Anne een hand boven het hoofd houdt,’ voegde Jasmijn er nog even op venijnige toon aan toe.

 

  Verbaasd keek ik haar aan. ‘Wat is dat nou voor stomme opmerking, Jasmijn.’

 

  ‘Hè, shit. Hier baal ik nou echt héél erg van!’ riep Madelief woedend uit.

 

  Geschrokken keken we haar allemaal aan. Jasmijn trok wat wit weg en putte zich uit in verontschuldigingen. ‘Sorry, het was een onterechte opmerking. Ik snap eigenlijk ook niet waarom ik het zei.’

 

  ‘Mens, waar heb je het over?’ zei Madelief chagrijnig. ‘Ik heb mijn nagel gebroken. Heb je enig idee hoe lang het duurt om die weer op gelijke lengte te krijgen?’ Woest keek Madelief ons aan alsof wij hoogstpersoonlijk aan haar nagel hadden lopen rukken.

 

  Ik staarde naar de afgekloven stompjes aan mijn eigen vingers en realiseerde me dat ik geen idee had hoe lang het duurde voor zoiets weer aangroeide. Er waren veel dingen waar ik niet zo handig in was, maar in het onderhouden van mijn nagels en liefdesrelaties brak ik echt alle records.

 

  ‘Hé meiden, ik heb wat te vieren. Het is nog strikt geheim maar ik word misschien partner,’ riep ik in een poging om de gezelligheid weer terug te krijgen.

 

  ‘Gefeliciteerd,’ schreeuwden ze allemaal door elkaar.

 

  ‘Ja, gefeliciteerd Anne, maar wat houdt het eigenlijk in?’ riep Bo erbovenuit.

 

  ‘Dan word ik héél belangrijk en mag ik meebeslissen over van alles en nog wat en meedelen in de winst,’ zei ik met een brede grijns op mijn gezicht.

 

  ‘Of in het verlies,’ zei Merel en trok een lange neus.

 

  ‘In dat geval kan ik altijd nog paaldanseres worden.’ Ik draaide mijn installatie op tien, waardoor de muziek de boxen uit knalde, en deed allerlei wulpse dingen met de stofzuigerslang, die ik was vergeten op te ruimen. Binnen één minuut lag ik volledig in de knoop op de grond en het had niet veel gescheeld of ik had mezelf gewurgd met mijn eigen stofzuigerslang terwijl mijn vriendinnen keihard lachend toekeken.

 

  ‘Dat paaldansen wordt niks, je zult iets anders moeten verzinnen,’ riep Bo.

 

  ‘Misschien kan ik mijn geld verdienen met een Ramses-imitatie?’ Ik doopte onmiddellijk de stofzuigerslang om tot microfoon, en zo hard als ik kon, bulderde ik: ‘Ik moet rechtdoor gaan…’

 

  ‘Nee!’ bulderden mijn vriendinnen lachend. ‘We zullen doorgaan tot we samen zijn!’

 

  ‘Jullie zoeken het maar lekker uit. Ik moet rechtdoor en vooral niet andersom!’ zei ik grijnzend waarna we een nieuwe fles wijn opentrokken.

 

 

‘Word eens wakker.’

 

  Heel voorzichtig probeerde ik mijn ogen te openen, maar telkens gleden ze weer dicht.

 

  ‘Toe schatje, word eens wakker!’

 

  ‘Niet doen, ik wil slapen,’ sprak ik als een kleuter die een koekje wilde.

 

  Ik voelde een grote hand langs mijn wang glijden, en plotseling schoot ik verschrikt overeind. Hoe kon er iemand in mijn slaapkamer zijn?

 

  ‘Rustig maar, ik ben het. Rob.’

 

  ‘Rob, idioot! Ik schrik me helemaal een hartverzakking. Hoe kom jij zomaar binnen?’ Ik werd me opeens bewust van mijn verlopen kop en stinkende adem en trok onmiddellijk de dekens omhoog.

 

  ‘De voordeur stond open. Heb je een feestje gehad?’

 

  ‘Ja,’ zei ik schuldig. ‘Mijn vriendinnen waren hier, het is een beetje laat geworden.’

 

  Hier baalde ik van. Ik had me er zo op verheugd om hem weer te zien, maar dit had ik niet in gedachten.

 

  ‘Rob, ik vind het heel fijn om je te zien, maar misschien is het handiger als we iets voor vanmiddag afspreken.’

 

  ‘Het is al middag.’

 

  ‘Shit! Nee toch. Hoe laat is het?’

 

  ‘Het is één uur.’

 

  ‘Dat meen je niet!’

 

  ‘Kom op, het is toch geen probleem. Als jij nou eens lekker gaat douchen.’ Hij keek me stralend aan. Hij zag er fris en vol energie uit, alsof hij om zeven uur was opgestaan en eerst een uurtje in het bos had gerend.

 

  Ik haatte het dat hij me zo aantrof. Ik was de personificatie van chaos, maar meestal wist ik die karaktereigenschap toch zo’n twee weken voor mijn nieuwe vriendjes verborgen te houden. Ik keek hem glimlachend aan. Misschien was het wel beter als hij mij meteen leerde kennen. Kon het ook niet meer zo tegenvallen.

 

  Toen ik uit de douche kwam en me had aangekleed, zag ik tot mijn grote verrassing dat Rob mijn hele kamer had opgeruimd. Hij had een raam opengezet en een frisse herfstgeur kwam naar binnen. De geur van sterke koffie kwam uit de keuken en op een bordje lag een beschuitje met kaas.

 

  ‘Zo, voel je je al wat beter?’

 

  ‘Stukken beter,’ zei ik en drukte een kus op zijn voorhoofd.

 

  Begerig sloeg hij zijn armen om mijn middel en trok me bij hem op schoot. Hij kuste me meteen vol op mijn mond, wat hij niet slecht deed, maar op de een of andere manier had ik meer zin in koffie en een beschuitje.

 

  ‘Ho, even,’ zei ik lachend. ‘Ik heb honger.’

 

  ‘Ja, natuurlijk heb je honger. Je hebt honger naar mij.’

 

  ‘Ja, en naar dat beschuitje.’

 

  ‘Dat beschuitje kan wel even wachten.’

 

  Voordat ik het in de gaten had, tilde hij me op en droeg me naar de slaapkamer waar hij me binnen een paar seconden alle kleren uittrok die ik vijf minuten geleden met veel zorg had uitgezocht en aangetrokken. Mijn maag rommelde en mijn hoofd bonkte en plotseling werd ik bloedchagrijnig vanwege zijn opdringerige gedrag.

 

  ‘Hé, kap hier nou eens even mee. Ik heb hier geen zin in. Je haalt me uit mijn nest en vervolgens donder je me er zonder pardon weer in. Ondertussen wordt mij niks gevraagd. Zo werkt het niet.’

 

  Met grote ogen keek hij me aan. ‘Sorry, het spijt me. Het is misschien beter als ik ga.’ Hij draaide zich om en liep zonder nog iets te zeggen de deur uit.

 

  ‘Nee hè,’ riep ik vanuit de grond van mijn hart en beet zenuwachtig op mijn nagel. Dit had ik weer mooi verprutst!

 

 

 

 

6

 

 

 

De volgende ochtend zat ik weer in de tram richting Huize Boterbloem. Ik had de hele zondagmiddag met mijn mobieltje in de hand door mijn huis gedrenteld. Wel Rob bellen, niet Rob bellen, wel Rob bellen, niet Rob bellen. Ik plukte de blaadjes van de prachtige rozen die ik zaterdag had gekocht. Wel, niet, wel, niet… met als resultaat twaalf zielige stengels zonder blaadjes in een vaas. Uiteindelijk besloot ik drie megablokken chocola op te eten, als ik daarna misselijk was zou ik hem bellen, maar ik voelde me prima. Sterker nog, ik lustte er nog wel een.

 

  Ik keek om me heen in de tram en mijn hart bonkte wild. Als hij nou binnenkwam en naast me kwam zitten, hoefde ik alleen maar heel zachtjes te zeggen dat het me speet. Van alles en nog wat stapte de tram binnen, maar geen Rob. Teleurgesteld stapte ik uit.

 

  Tot mijn grote opluchting zat het hoogblonde geval deze keer niet achter de balie, en ik liep rechtstreeks naar de kamer van mevrouw Van der Klip. Ze zat weer voor het raam naar buiten te staren.

 

  ‘Je zou toch veel eerder komen?’ zei ze verwijtend.

 

  ‘Dat klopt.’ Ik aaide haar gerimpelde hand. ‘Ik heb een ongelukje gehad met uw rollator.

 

  Ze keek me plotseling fel aan, alsof al haar strijdlust nog één keer zijn werking moest doen. ‘Gevaarlijk ding! Ze moesten het verbieden!’

 

  ‘Daar ga ik wat aan doen, mevrouw Van der Klip. Ik ga er een zaak van maken.’

 

  ‘Een taak?’

 

  Ik zuchtte even. Ik vond haar lief maar ook vermoeiend. ‘Een rechtszaak, maar niet verder vertellen hoor. Anders wordt die directeur in zijn mooie pak boos.’

 

  ‘Die is altijd boos.’ Ze boog zich naar me toe en fluisterde: ‘Hij heeft de mevrouw van de receptie in de billen geknepen.’ Ze grijnsde breeduit, wat geen gezicht was omdat ze haar gebitje nog niet in had.

 

  Ik begon heel hard te lachen en het gerimpelde vrouwtje giechelde met me mee.

 

  ‘Toen heeft ze hem in zijn gezicht geslagen, echt waar.’ Haar oogjes twinkelden van pret.

 

  ‘Je hoort een vrouw ook niet in de billen te knijpen, toch?’ zei ik op een preuts toontje.

 

  Ze haalde alleen maar haar schouders op. Ze staarde weer naar buiten, naar een punt in de verte, en ik moest snel mijn vragen stellen voordat ze weer zou wegdommelen.

 

  ‘Kunt u mij nog iets meer vertellen over die rollators, mevrouw Van der Klip?’

 

  Ze schudde haar hoofd. ‘Ik ben moe, meisje. Ga maar naar mijn buurman, Van der Stek, die weet veel meer. Zeg maar dat ik je gestuurd heb.’

 

  Ze had het nog niet gezegd of haar hoofd zakte naar beneden en ze viel weer in een bejaardenhazenslaapje.

 

  Van der Stek haalde me binnen alsof hij in jaren geen bezoek had gehad. Hij haalde een pakje Spa & Fruit uit de kast en met een rietje dronk ik het bitterzoete drankje op.

 

  ‘Die heb ik altijd voor mijn kleinkinderen.’

 

  ‘Lekker, hoor,’ zei ik, een kotsneiging onderdrukkend.

 

  Een uur lang bleef hij vervolgens doorpraten over de defecte rollators. Van der Stek bleek een man van details, met een geheugen waar ik jaloers op was. Hij kon zich elk ongeluk herinneren, en ik ging mij steeds meer verbazen over het volstrekt onverantwoordelijke gedrag van de directie van Huize Boterbloem. Zeker dertig bejaarden waren ongelukkig ten val gekomen, waarvan tien met botbreuken in het ziekenhuis waren beland. Van der Stek vertelde met drukke handgebaren en veel stemverheffing, en ik vroeg me af of hij de boel niet een beetje zat aan te dikken om wat langer van mijn gezelschap te genieten. Ik knikte geïnteresseerd en probeerde om het gesprek wat meer richting de technische details te brengen. Ook hier wist Van der Stek van de hoed en de rand. De leverancier van de motortjes had van alles en nog wat geprobeerd om het euvel te verhelpen, maar zonder resultaat.

 

  Het bleek dat het motortje niet alleen vanuit ruststand op hol kon slaan, er waren ook gevallen geweest waarbij de rustig voortpruttelende rollator in één keer in galop ging. In plaats van los te laten, hielden de bejaarden zich krampachtig aan hun op hol geslagen hulpmiddel vast, waardoor ze als een idioot door de gangen van Huize Boterbloem werden gesleept. Eenmaal had een rollator een ware ravage in de eetzaal aangericht waarbij twee tafels omver gingen. De slavinken en puree waren door de lucht gevlogen en in de was-en-watergolven beland. Vervolgens was er paniek uitgebroken en voor één bejaarde werd de opwinding te groot: hij moest met hartklachten worden afgevoerd naar het ziekenhuis. Hoe de directie de oude mensen zover kreeg om over al deze voorvallen te zwijgen, werd mij niet duidelijk maar het kon niet anders of er moest sprake van terreur zijn. Ik kon in ieder geval niet aan de indruk ontkomen dat de bejaarden als proefkonijn werden gebruikt, met als resultaat gebroken ledematen, en dat betekende voor mij een knaller van een letselschadezaak.

 

 

Dolgelukkig met al mijn informatie kwam ik op kantoor aan en ging meteen door naar Kortewind.

 

  ‘Gaat alles goed met je, Anne?’

 

  ‘Ja hoor, ik kan er weer helemaal tegenaan.’

 

  ‘En je stuitje?’

 

  ‘Alle kleuren van de regenboog maar het doet niet meer pijn. Meneer Kortewind, ik ben vanochtend weer in het bejaardenhuis geweest en u zult niet geloven wat daar allemaal is gebeurd.’

 

  Helemaal opgewonden vertelde ik hem in geuren en kleuren het hele verhaal. Het enige wat hij deed was mij glimlachend aankijken en goedkeurend knikken.

 

  Toen ik klaar was met mijn verhaal zei hij: ‘Ik neem je vanavond mee uit eten, want we moeten samen praten.’

 

  ‘Er is toch niks aan de hand, hoop ik?’

 

  ‘Ben je mal. Nee, het is informeel.’

 

  Ik knikte en sprak met hem af dat we om zeven uur zouden vertrekken. Ik baalde er goed van want ik had naar Mo willen gaan, ik had hem zoveel te vertellen. Tussen de middag kon ik ook al niet vanwege een lunchvergadering, en morgenavond moest ik fitnessen met Jasmijn. Misschien kon ik dat afzeggen? En ik moest vandaag Rob bellen! Het minste wat ik kon doen was mijn excuses aanbieden.

 

 

Kortewind nam me mee naar een chic restaurant aan de Prinsengracht. Tegen de tijd dat we ons tafeltje bereikten, had hij al vijf mensen gesproken. De ouwe was waanzinnig populair. Ik zag hoe de vijftigers goedkeurende blikken wierpen op mijn lange benen en slanke taille. Met nog meer respect werd Kortewind vervolgens bejegend. Boven een bepaalde leeftijd was niet alleen je baan belangrijk, maar ook wie je aan je zijde had. Ik had het niet zo op de streeppakken. Dat wil zeggen: de streeppakken waren het probleem niet, maar wat eronder schuilging kon mij niet boeien. Het was mij een iets te behoeftige doelgroep. Verstikt in saaie huwelijken, te hoge hypotheken en verveelde zondagochtendseks – als dat er al van kwam.

 

  Het bekende restaurant was gevestigd in een heel oud grachtenpand en ik verbaasde me over de hoge plafonds en de gigantische kroonluchters, die een zacht schijnsel over de keurig gedekte tafeltjes wierpen. Er was een zacht geroezemoes hoorbaar. Geen kletterende borden, geen hard lachende dames. Het restaurant herbergde een rustig gezelschap van culinaire bewonderaars. Ik was meer van het type eetcafé. Galant schoof Kortewind mijn stoel aan, ging tegenover me zitten en zonder verder iets aan mij te vragen bestelde hij voor mij. Ik vond het wel lekker dat ik niet hoefde na te denken. De gerechten waren van een wonderlijk kaliber: houtduiflevertjes op een bedje van zeewier, in truffelolie dubbel gebakken rogwangetjes geflankeerd door een huwelijk van biet en peen, een mousse van abrikozen in verrukking samengaand met een in champagne gedrenkte muntsorbet. Het beloofde een spannende avond te worden. Ik vroeg me opeens af hoe Mo zich door een dergelijke menukaart zou worstelen en er speelde een glimlach rond mijn mond.

 

  ‘Waar moet je om lachen?’

 

  Ik kreeg een rood hoofd. ‘Sorry, ik moest even denken aan een grappig incident.’

 

  ‘Zeg Anne, is er eigenlijk een speciaal iemand in je leven?’

 

  ‘U bedoelt een vriend?’

 

  ‘Ja, zoiets.’

 

  ‘Nee, het is er nog niet van gekomen.’

 

  ‘Vind je dat jammer?’

 

  ‘Dat weet ik eigenlijk niet. Ik houd veel tijd over voor mijn werk en dat is ook wat waard.’ Lekker diplomatiek antwoord! Eén punt voor mezelf, dacht ik enthousiast.

 

  ‘Een gelukkig gezinsleven en een stabiel thuisfront is in ons hectische beroep natuurlijk ook erg belangrijk.’

 

  Shit, ik had niet het juiste antwoord gegeven. Waar wilde die ouwe naartoe?

 

  ‘Ik heb je eventuele partnerschap besproken met de andere partners en ze waren allemaal erg positief…’

 

  Van blijdschap wilde ik hem bij de arm pakken maar in de heftige beweging gooide ik mijn wijnglas om en een grote, rode vlek spreidde zich langzaam uit op het hagelwitte tafelkleed.

 

  ‘O, nee. Dat heb ik weer!’ riep ik getergd uit. Beschaamd keek ik om me heen op zoek naar een ober met een nat lapje. Voordat ik het in de gaten had, kwamen er al twee op ons afgerend en met duidelijk afkeurende blikken op hun arrogante smoelen dekten ze opnieuw voor ons de tafel.

 

  ‘Sorry,’ zei ik slechts en dat herhaalde ik nog vijftien keer.

 

  ‘Geeft niets, mijn lieve kind. Dat is nou eenmaal het lot van een tafelkleed,’ stelde Kortewind mij gerust.

 

  ‘Excuseert u mij, ik ga even naar het toilet.’ Ik stond op, schoof mijn stoel naar achteren, maar op de een of andere manier bleef de punt van het tafellaken aan mijn tas haken waardoor de enorme kaarsenstandaard met drie kaarsen omviel en terwijl ik geschrokken de boel wilde redden, stootte ik helaas de grote, kristallen karaf met water om, waardoor gelukkig de kaarsen onmiddellijk doofden en de schroeiplekken in het tafellaken beperkt bleven, maar de karaf heel dramatisch en tergend langzaam van de tafel gleed en in duizenden kleine stukjes uiteenviel.

 

  Met open mond van ontzetting keek ik naar de verwoesting. Alle streeppakken keken mij aan, en Kortewind kon een vloek niet onderdrukken. De twee obers van daarvoor kwamen weer aangerend, maar deze keer hadden ze versterking meegenomen en vier paar woest flikkerende ogen keken mij aan. Heel stilletjes verdween ik naar het toilet.

 

  Met tranen in de ogen belde ik Mo. Ik liet mijn mobieltje wel dertig keer overgaan maar er werd niet opgenomen. ‘Mo, neem nou op,’ mompelde ik in mezelf maar mijn smeekbede werd niet verhoord. Ik haalde diep adem en sprak mezelf moed toe in de spiegel. Een wat dikke dame kwam binnen en wierp mij een afkeurende blik toe, waarna ze zichzelf opsloot op de wc. Ik trilde nog steeds van ellende, en met een vochtig lichtroze gastendoekje depte ik mijn gezicht. Het zag er gevlekt uit en met een nieuwe laag poeder probeerde ik de vlekken weg te werken. De dikke dame trok door, liet de wc-deur halfopen staan en wierp een blik op de spiegel, waarna ze met opgeheven en arrogant hoofd het damestoilet verliet. Ik zag nog net dat ze een joekel van een ladder in haar panty had.

 

  Mijn knieën knikten nog steeds toen ik het restaurant weer binnenging. Ik durfde Kortewind niet onder ogen te komen, maar ik kon moeilijk stiekem het restaurant verlaten en hem in zijn eentje aan het tafeltje laten zitten. Gelukkig was iedereen weer bezig met zijn eigen bord met eten, waarop de meest onmogelijke creaties van de kok lagen uitgestald, behalve dan aan het tafeltje van de dikke dame. Het gezelschap van vier bekeek mij van top tot teen en ik zag de dikke vrouw meesmuilend iets zeggen waar de andere drie om moesten lachen.

 

  Resoluut draaide ik me om en liep naar het tafeltje. ‘Er zit een enorme ladder in je panty en voortaan even je handen wassen,’ fluisterde ik in haar oor. Haar gezicht kleurde rood van schaamte en waarschijnlijk ook van woede maar voordat ze wat kon zeggen was ik alweer verdwenen.

 

  Met een bonkend hart vanwege deze dappere actie liep ik naar Kortewind die eenzaam aan ons tafeltje zat met een nieuw, spierwit tafellaken dat mij tegemoet schitterde.

 

  ‘Mijn lieve kind, gaat het?’

 

  ‘Ja, hoor,’ zei ik met een mager glimlachje. ‘Ik geloof dat ik gewoon wat onhandig ben.’

 

  ‘Laten we het maar zo snel mogelijk vergeten en er een fijne avond van maken. Waar was ik gebleven? Ja, ik weet het al weer. De partners.’

 

  ‘Ja,’ zei ik enthousiast. ‘Daar waren we gebleven. Is dit etentje daarom?’

 

  ‘Ja…’

 

  ‘Dat is fantastisch, meneer Kortewind,’ viel ik hem, zonder dat ik het doorhad, in de rede. ‘Dus u gaat mij vertellen dat ik partner word?’ Met een gelukzalige blik in de ogen keek ik hem aan.

 

  ‘Laat me nou even uitpraten, Anne,’ zei hij lichtelijk geïrriteerd. ‘We hebben het er met de partners over gehad. Er is enige verdeeldheid. Een aantal van ons vindt Berthold een goede kandidaat en anderen vinden jou weer geschikter. Dat betreur ik, en daarom heb ik je meegenomen voor dit informele etentje om een en ander te bespreken.’

 

  Wat een rotstreek! Hij ging me dus nu gewoon tijdens een etentje vertellen dat ik het niet geworden was. Houtduif en rogwangen moesten mijn leed verzachten. Een kroket uit de muur was gepaster geweest, had ik tenminste kunnen gaan janken in een portiek. Maar ik zou het waardig dragen. Ik had die streeppakken al de avond van hun leven bezorgd door de boel hier op te schudden, nu moest ik het waardig tot een goed einde zien te brengen.

 

  ‘Wat wilt u nu eigenlijk zeggen?’ zei ik op tamelijk pissige toon.

 

  ‘Het is voor ons een belangrijke keuze wie er partner wordt. We zijn al jaren een hecht team en dat willen we graag zo houden. Aan de andere kant realiseren we ons dat er ook nieuw bloed moet komen.’

 

  Wat zijn jullie toch hufters, dacht ik bij mezelf, jullie willen er helemaal geen partner bij. Jullie ouwe rukkers vinden het wel prima zo, maar je moet met de tijd mee dus moet er een minderheid aanschuiven. Een vrouw of homofiel. Helaas hadden we geen zwarte advocaat en er was ook niemand gehandicapt.

 

  ‘Ik ben niet zo blij met dit nieuws, meneer Kortewind,’ zei ik, en ik toverde mijn liefste glimlach op mijn gezicht. Het leek me niet het juiste moment om hem tegen mij in het harnas te jagen.

 

  ‘Mijn lieve kind, ik heb best goed nieuws. We hebben nu besloten dat we jou en Berthold nomineren. Dan hebben we even rustig de tijd om tot een keuze te komen.’

 

  Stomverbaasd keek ik hem aan. ‘Nomineren? Dat is toch niet gebruikelijk? Normaal gesproken word je toch voorgedragen en dan weet je toch op voorhand waar je aan toe bent? De datum van het officiële besluit of je tot partner wordt gekozen staat toch altijd vast!’

 

  ‘Dat klopt. Dat is de gebruikelijke gang van zaken bij de meeste kantoren. Maar wij zijn niet zoals de meeste kantoren. We hebben maar vijf partners. Dat is heel weinig. Behalve bij de kleine kantoren komt dat niet meer voor. Maar voor een kantoor van onze omvang is het uniek en om die reden is de procedure ook anders. Wij willen er gewoon goed over nadenken. We hebben twee kandidaten, en wanneer wij de tijd rijp vinden laten we jullie weten wat we hebben besloten.’

 

  Ja, lekker! Dat betekende dat ik mijzelf de komende maanden in de kijker moest spelen, hielen moest likken, me geen misstap kon veroorloven en een afschuwelijke strijd met Berthold moest aangaan. Daar had ik helemaal geen zin in!

 

  ‘Nou, als de procedure zo is, dan zal ik mijn best gaan doen,’ zei ik, en ik had verder weinig tekst meer. Gelukkig kwamen de houtduiflevertjes eraan en kon ik mij richten op de ingewanden van het arme dode dier, die gezellig op een waterbedje van gezond groen heen en weer wiebelden.

 

  Om halfelf verlieten we het restaurant. Ik had me voorgenomen om nog even naar Mo te gaan, maar Kortewind zette me keurig voor mijn deur af waarop ik besloot om maar naar mijn bed te gaan. Even overwoog ik nog om naar binnen te gaan en met hetzelfde tempo weer te vertrekken, maar op de een of andere manier vreesde ik Kortewind ergens tegen te komen.

 

  Voordat ik mijn bed in rolde, besloot ik Rob te bellen. Hij nam niet op en ik liet een berichtje achter op zijn voicemail.

 

  ‘Lieve Rob, het spijt me heel erg. Kom je nog een keer langs?’ sprak ik fluisterend in.

 

 

 

 

7

 

 

 

Met veel te hoge snelheid en met de radio knalhard aan reed ik de volgende dag met Bram, de vrolijke en technisch begaafde stagiair, naar Rotterdam. Op weg naar Rollormo, de leverancier van de motortjes. In plaats van onze strategie te bespreken brulden we vals mee met de radio en ik zag Bram zichtbaar genieten.

 

  Vlak voor Rotterdam zette ik de radio uit en zei: ‘Zo, dan is het nu tijd om te bespreken wat we gaan zeggen.’

 

  ‘Prima,’ zei Bram. ‘Hoe gaan we het aanpakken?’

 

  ‘Jij houdt je mond en ik doe het woord.’ Ik wierp hem een vette grijns toe en zette de radio weer keihard aan.

 

  Ik zag hem lachen en voordat ik het in de gaten had, draaide hij de volumeknop naar beneden. ‘Jij bent gek, maar wel leuk,’ zei hij en zette de radio weer aan om vervolgens ontspannen naar achteren te leunen.

 

  Vanuit mijn ooghoeken sloeg ik hem gade. Het was dat hij zo jong was, anders wist ik het wel. Alhoewel, was het niet heel modern om er een jongere man op na te houden?

 

  Veel tijd om daarover na te denken kreeg ik niet, want het gebouw van Rollormo doemde voor ons op. Het bedrijf zat in een hip kantoorpand met veel glas. We werden ontvangen door de secretaresse die tevens de functie van receptioniste vervulde. Ze verzocht ons plaats te nemen, waarna ze zelf weer achter haar bureautje ging zitten. Elke keer verbaasde het me weer hoe bedrijven mensen konden aannemen die totaal niet pasten in het concept dat ze wilden uitstralen. De dame die hier verantwoordelijk was voor de secretariële gang van zaken had de uitstraling van een stervensbegeleidster met een streng religieuze achtergrond. Haar haren waren pijnlijk samengeknoopt in een knotje en haar geruite rok kwam tot over de knie. Dat laatste was wel mode, maar dan wel graag met hippe laarzen. Ze droeg lichtbruine panty’s, waar de haren op haar benen een beetje doorheen staken. En om het geheel compleet te maken, droeg ze een gebreid vestje. Ze was één grote dissonant in het glas- en chroomgebeuren. Misschien moest ik bemiddelen in een uitwisselingsprogramma tussen Huize Boterbloem en Rollormo. De blonde sloerie zou hier veel beter passen.

 

  De telefoon ging, maar ik kon net niet verstaan wat ze allemaal zei, dus ik liep naar een standaard met brochures die vlak naast haar bureau stond.

 

  ‘Nee, het spijt me. Die is momenteel niet aanwezig, maar Van Tegelen kunt u wel spreken. Nee dat klopt, maar hij is wel de adjunct en weet er dus evenveel vanaf. Ik vermoed dat de heer Van Nevelstijn morgen weer op kantoor is.’

 

  Van Nevelstijn, vroeg ik me verbaasd af. Het zou toch niet waar zijn? Ik liep onmiddellijk terug naar Bram.

 

  ‘Hé, Bram. Wij hebben toch een afspraak met Van Tegelen?’ fluisterde ik in zijn oor.

 

  ‘Ja.’

 

  ‘En dat is volgens jou de directeur van Rollormo?’

 

  ‘Ja,’ zei Bram, en trok zijn wenkbrauwen vragend omhoog.

 

  ‘We krijgen vuurwerk, Bram. Bereid je maar vast voor.’

 

  Op dat moment werden we binnengeroepen. Een grote man in een fout glimmend pak onthaalde ons vriendelijk. Hij stelde zichzelf voor als Pim van Tegelen.

 

  ‘Zeg maar Pim,’ zei hij joviaal. ‘Ga lekker zitten en maak het jezelf gemakkelijk. Zal ik de secretaresse koffie laten brengen?’

 

  ‘Graag,’ zei ik. Ik wilde dat mens nog wel even wat nader bestuderen.

 

  ‘Dus u bent geïnteresseerd in de levering van onze motortjes. Van welk bedrijf was u ook alweer?’ zei Pim en richtte het woord tot Bram.

 

  Bram keek mij aan en ik trok mijn wenkbrauwen vragend op. Bram had de afspraak geregeld, maar in onze korte voorbespreking had ik niet meer gevraagd onder welke vlag hij bij Rollormo binnen was komen rollen.

 

  ‘Wij zijn van JV…’ zei ik heel snel. ‘Wat heeft u een prachtig kantoor. Wie heeft het ingericht?’

 

  Pim begon zichtbaar te stralen en stak meteen van wal over binnenhuisarchitecten, onwillige aannemers en hoe het allemaal toch nog goed was gekomen. Ik deed ook nog even een duit in het zakje en mompelde wat over modern design en hoe dat de werksfeer ten goede kwam, waarna de secretaresse de koffie bracht en dit helaas zonder brokken deed.

 

  ‘Pim, laat ik nou toch gedacht hebben dat wij een afspraak hadden met de directeur?’ zei ik plotseling.

 

  ‘Dat heeft u ook,’ zei hij bedremmeld.

 

  ‘Nee, jij bent de adjunct. De directeur is de heer Van Nevelstijn.’

 

  Ik zag Bram van verbazing omhoogschieten in zijn stoel en ik hoopte maar dat Van Tegelen het niet in de gaten had, maar die was te druk bezig zich in zijn koffie te verslikken.

 

  Met een rood hoofd van benauwdheid keek hij mij met grote ogen aan.

 

  ‘Hoe bedoelt u?’ stotterde hij.

 

  ‘Gewoon zoals ik het zeg.’

 

  ‘Van Nevelstijn doet de lopende zaken niet.’

 

  ‘Maar hij is de directeur/grootaandeelhouder,’ sprak ik met heel veel overtuiging, terwijl het toch een grote gok was.

 

  ‘Van welk bedrijf bent u eigenlijk?’ vroeg de arme man, die een hopeloze poging deed om de regie weer in handen te krijgen.

 

  ‘Wij zijn van JVJ en wij doen onderzoek naar de ongevallen die zich de afgelopen tijd hebben voorgedaan met rollators voorzien van motortjes van Rollormo.’

 

  Van Tegelen werd spierwit en vervolgens weer vuurrood. ‘U bent onder valse voorwendselen binnengekomen,’ kon hij slechts haperend uitbrengen.

 

  ‘Nee, dat zijn we niet maar ik weet wel voldoende. Doe de groeten aan Van Nevelstijn.’

 

  Ik pakte Bram bij de arm en zonder nog iets te zeggen, verlieten we het pand.

 

  ‘Dé Van Nevelstijn?’ vroeg Bram met zijn mond open van verbazing. ‘Je bedoelt de minister van Volksgezondheid? Denk je dat er een verband is?’

 

  ‘Dat gaan we uitzoeken, Bram. En dat niet alleen, we gaan nog veel meer uitzoeken want ik vermoed dat deze motortjes ook aan andere bejaardenhuizen worden geleverd, en ik wil wel eens weten hoe dat gefinancierd wordt.’

 

  ‘Het zal toch niet waar zijn dat de directeur van Rollormo familie is van Van Nevelstijn?’ zei Bram nog steeds verbaasd.

 

  ‘Als dat zo is dan hebben we in ieder geval een fantastische zaak,’ zei ik lachend.

 

  En eentje die mij een stukje dichter bij het ovaal brengt, dacht ik bij mezelf.

 

  Met een nog hogere snelheid reed ik weer naar kantoor en ik kreeg onmiddellijk fiat van Kortewind om een aantal mensen op deze zaak te zetten. Binnen twaalf uur wilde ik alle gegevens op tafel; bejaardenhuizen, ziekenhuizen, alles moest gebeld worden. Ik wilde een complete inventarisatie van waar de geleverde motortjes van Rollormo gebleven waren. Tegen acht uur bestelde ik een lading pizza’s en riep ik iedereen bij elkaar om de eerste resultaten door te nemen. Al snel bleek dat de motortjes op grote schaal geleverd waren aan diverse bejaardenhuizen door het hele land, waarbij de kosten gefinancierd werden door de AWBZ. Op kosten van de overheid liep Rollormo binnen. Inmiddels was het prototype aangepast en waren de kinderziektes uit het motortje verdwenen, maar dat alles was wel ten koste gegaan van de bejaarden die bij bosjes in het ziekenhuis waren beland. De directeuren van de bejaardenhuizen waren er in hun portemonnee ook beter van geworden door mee te doen met de eerste Rollormoproeven, en hadden er alles aan gedaan de ware toedracht van oma’s gebroken pols met de mantel der liefde te bedekken. Tot dusver waren de resultaten van ons speurwerk fantastisch, en als een stel hongerige wolven vielen we aan op de dampende pizza’s. Net op dat moment kwam Sven, een door de wol geverfde jurist, binnen met een glunderend gezicht en een aantal flessen wijn in zijn hand.

 

  ‘Ik heb goed nieuws! Van Nevelstijn was moeilijk te traceren maar hij is inderdaad directeur/eigenaar van Rollormo en, klein detail, de zoon van onze minister van Volksgezondheid. Me dunkt dat de kurk wel van de fles mag,’ zei hij lachend.

 

  Helemaal stil keek ik hem aan. Niet te geloven, dit werd een wereldzaak inclusief pers. Het zoontje van de minister had handig gebruikgemaakt van de connecties van zijn vader en toen alles uit de hand liep, had iedereen meegewerkt om de ongelukken te verhullen. Ik begon keihard te lachen en dat werd het startsein voor luid gejuich en klinkende glazen. Tegen twaalf uur ging ik doodop naar huis. Ik moest de volgende dag om halfnegen verslag doen aan alle partners en vervolgens zouden we de te volgen procedure doornemen. Mijn hart ging nog steeds als een razende tekeer van opwinding. Ik had een wereldzaak! Ik probeerde tot me door te laten dringen wat dit betekende, en ik realiseerde me dat ik in één klap naam kon maken. Daarmee zou de weg naar het ovaal openstaan. Ik, Anne de Bree, tweeëndertig, eerste vrouwelijke partner bij JVJ, zou bakken met geld gaan verdienen. Met grote stappen nam ik de trap naar beneden. Ik telde de treden. Als ik op even uitkwam werd ik partner. Oneven!

 

  Thuis aangekomen was ik zo opgewonden van het hele gebeuren dat ik eerst nog een wijntje nam, mijzelf op de bank nestelde en naar buiten keek. Het was een heldere nacht en de maan was bijna vol. Achter een aantal ramen brandde nog licht en ik vroeg me af wat de bewoners aan het doen waren. Ik zag het lampje van mijn antwoordapparaat woest flikkeren en geschrokken realiseerde ik me dat ik de hele dag mijn mobieltje uit had gehad. Snel luisterde ik alle berichten af. Drie keer mijn moeder, een boze Jasmijn, die het zo langzamerhand strontzat was dat ik haar elke keer liet zitten en ze de nare gang naar de fitness in haar eentje moest maken, terwijl het toch echt mijn idee was geweest iets aan figuurcorrectie te doen. Kim, die mij liet weten dat Zwitserland geweldig was maar dat de financiën het niet toelieten. De olijven liepen de laatste tijd niet meer zo goed en er zou straks een vierde kindermond gevuld moeten worden. En als laatste stond Rob op het antwoordapparaat. Dat hij me aandoenlijk en lief vond.

 

  Ik belde hem onmiddellijk terug. Pas toen de telefoon overging realiseerde ik me dat het al één uur ’s nachts was.

 

  ‘Ja?’ hoorde ik een slaperige stem zeggen.

 

  ‘Hoi, Rob, ik wilde nog even je stem horen. Sliep je al?’

 

  Het was even helemaal stil aan de andere kant. Het was net of ik vaag op de achtergrond een stem hoorde maar dat was waarschijnlijk verbeelding. Plotseling schaamde ik me diep dat ik hem zo laat belde.

 

  ‘Sorry, het is al laat. Ik bel je morgen wel. Doei.’

 

  Jeetje, wat was ik een enorme doos, zeg. Wat een puber! Wat moest hij wel niet van me denken? Ik besloot opnieuw te bellen.

 

  ‘Dit is de mobiele telefoon van Rob. Ik ben momenteel niet aanwezig. Spreek een boodschap in en dan bel ik zo spoedig mogelijk terug.’

 

  Ik hing op. Morgenochtend was hij de eerste. Daarna Jasmijn. Ik had wat goed te maken, en misschien kon zij Kim overtuigen dat ze toch mee moest. Veel zou het niet gaan kosten, tenslotte. Als we nou eens met z’n allen haar kosten voor onze rekening namen? Dat leek me een goed plan. Tegen halftwee viel ik uitgeput in slaap. Op de bank.

 

 

Stipt om acht uur was ik op kantoor, zonder ontbijt en met een stijve nek door de harde leuning van de bank. Maar ik was op tijd! De eerste medewerkers waren er ook al, en er heerste een opgewondenheid die ik in tijden niet had meegemaakt. Binnen twintig minuten werkte ik drie koppen koffie naar binnen en met een weeïg gevoel in mijn maag en trillende handen ging ik richting de vierde. Alle partners waren al aanwezig in het kantoor van Jansen.

 

  ‘Welkom, Anne, kom binnen,’ zei Kortewind uitnodigend, toen hij mij dralend in de deuropening zag staan.

 

  ‘Zo, Anne, fijn dat je er bent,’ zei Voorstevoordehoeven.

 

  De heren begonnen door elkaar heen te praten en bedeesd schoof ik aan. Ik had nog even gehoopt dat de vergadering plaats zou vinden in het torentje, maar waarschijnlijk was het onderwerp niet belangrijk genoeg voor het ovaal. Ik zat nog maar amper of Janssen en Voorstevoordehoeven vertrokken, waarbij Janssen me niet al te vriendelijk aankeek.

 

  ‘Anne,’ begon Jansen op formele toon.

 

  Precies op dat moment ging mijn mobieltje af. Verstoord keek Jansen mij aan en snel zette ik hem uit. Ik kon nog net zien dat het Rob was.

 

  ‘Anne,’ herhaalde Jansen, ‘je bent met een interessante zaak bezig maar er zitten een aantal haken en ogen aan.’

 

  Verbaasd keek ik hem aan. ‘Hoezo? Wat voor haken en ogen?’

 

  ‘Nou, eh, hoe zal ik dat zeggen. Van Nevelstijn, de minister, is een goede vriend van Janssen en Voorstevoordehoeven. De beide heren konden helaas niet blijven, hun aanwezigheid was elders dringend noodzakelijk, anders hadden ze hier wel zelf gezeten om het je uit te leggen maar het kan de verhoudingen op kantoor ernstig schaden als we deze zaak voortzetten tegen de zoon van Van Nevelstijn.’

 

  Nog veel verbaasder keek ik Kortewind aan. Ik had even totaal geen tekst.

 

  ‘Misschien is het verstandiger als je deze zaak probeert te schikken zonder dat er al te veel ruchtbaarheid aan wordt gegeven. Tenslotte is het allang leuk als die mensen iets van een vergoeding krijgen. En laten we wel zijn: de motortjes zijn toch een prachtige accessoire op die rollators.’

 

  ‘Sorry, hoor,’ riep ik verontwaardigd, ‘maar dat slaat natuurlijk helemaal nergens op! De slachtoffers hebben behoorlijk wat letsel opgelopen. De directeuren van de bejaardenhuizen zijn er beter van geworden. De AWBZ is misbruikt om de zakken van Rollormo te vullen en nu gaat u mij vertellen dat ik het erbij moet laten zitten?’

 

  ‘Nee, Anne, we kunnen best iets van een vergoeding regelen.’

 

  ‘Waar dacht u aan? Een mooie bos bloemen?’ zei ik spottend.

 

  ‘Ho, ho, Anne, je praat hier wel tegen de partners,’ bromde Jansma.

 

  ‘Ik kan mij voorstellen dat dit teleurstellend is voor Anne,’ zei Kortewind. ‘Ze is zelf met deze zaak gekomen en ze wil het natuurlijk dolgraag afmaken.’

 

  Nog stomverbaasder dan ik daarvoor had gekeken, staarde ik Kortewind aan. Het moest niet veel gekker worden: hij had mij het dossier gegeven! Wat voor spelletjes werden hier gespeeld?

 

  Jansen draaide ongemakkelijk op zijn stoel heen en weer. Het was duidelijk dat de heren met de zaak in hun maag zaten. De veel te grote hoeveelheid koffie die ik even daarvoor naar binnen had gewerkt begon zijn werk te doen, en al zwetend zat ik met hartkloppingen mij af te vragen wat ik hiermee aan moest.

 

  ‘Anne, de drie partners die hier zitten, willen jou dolgraag binnen JVJ als partner hebben, maar wij willen wel een eenheid. Als je deze zaak doorzet zullen Janssen en Voorstevoordehoeven je dat niet in dank afnemen. Ik weet niet of ik jouw nominatie kan blijven steunen als dat tot gevolg heeft dat er tweespalt en ellende tussen de partners komt. Ik weet zeker dat Janssen en Voorstevoordehoeven het als een bewijs van respect zullen opvatten als je deze zaak op een redelijke wijze afhandelt.’

 

  Chantage! Dit was pure chantage! Met een wanhopige blik keek ik Kortewind aan maar hij staarde langs mij heen naar buiten.

 

  ‘Ik stel voor dat je er rustig een dagje over nadenkt en ons morgen laat weten wat je zelf wijsheid vindt,’ zei Jansen en schoof meteen zijn stoel naar achteren, ten teken dat de vergadering beëindigd was.

 

  Pislink en zonder verder nog iets te zeggen, liep ik het kantoor van Jansen uit.

 

 

 

 

8

 

 

 

De rest van de dag zat ik als een dweil achter mijn bureau. Ik werd gemangeld, dat was duidelijk. Dit kon ik toch niet over me heen laten gaan?

 

  Op een gegeven moment liep ik resoluut naar de deur. Ik zou ze gewoon de waarheid vertellen, met mijn vuist op tafel slaan en mijn ontslag nemen, maar ik liep weer terug naar mijn bureau toen ik me realiseerde dat de kans groot was dat ik oneervol zou worden ontslagen nog voordat ik mijn stoere afscheidswoorden had uitgesproken. Een dergelijke afgang wilde ik mezelf besparen.

 

  Eerst rustig nadenken, Anne, en dan pas handelen, sprak ik mezelf toe. Ik zocht wat afleiding in mijn mailbox. Jasmijn was gelukkig niet meer boos, ze zou Kim proberen te overtuigen dat ze wel mee moest gaan naar Zwitserland, en Rob liet me weten dat hij tegen borreltijd bij Mo zou zijn.

 

  Tegen vijven hield ik het voor gezien. Zonder nog iets tegen Kortewind te zeggen, liep ik het kantoor uit. Bij de uitgang kwam ik Berthold tegen, die juist naar binnen ging.

 

  ‘Heb je een interessante vergadering gehad met de heren vanochtend?’ vroeg hij op zelfverzekerde toon maar de nieuwsgierigheid was in zijn ogen te lezen.

 

  ‘Ja,’ zei ik slechts.

 

  ‘Waar ging het over?’

 

  ‘Het ging over een zaak, niks belangrijks.’

 

  ‘Hebben we geheimen voor elkaar, Anne?’

 

  ‘Nee, Berthold, dat hebben we niet maar ik heb even mijn dag niet en ik sta op het punt om te vertrekken.’

 

  ‘Wen daar maar aan, er zullen nog veel nare dagen komen en over niet al te lange tijd zul je hier voorgoed vertrekken.’

 

  Ik slikte een paar keer, Berthold mocht absoluut niet merken dat zijn opmerking mij raakte. ‘Waarom doe je dit, Berthold?’ vroeg ik zo zakelijk mogelijk.

 

  ‘Om je te laten zien dat je niet geschikt bent voor het partnerschap. Misschien is het verstandiger als je dat zelf inziet. Je wordt alleen maar gebruikt om mij op scherp te krijgen, zodat ik er extra hard voor ga. De keuze gaat uiteindelijk op mij vallen, Anne. Leg je daar nou maar bij neer.’

 

  Zonder nog wat te zeggen liep ik door. Rotzak. Volgens mij lagen de zaken heel anders. Woest liep ik naar buiten en met driftige passen liep ik de straat over en kwam hijgend van verontwaardiging bij Mo binnenzetten.

 

  ‘Wat is er met jou?’ vroeg hij verbaasd.

 

  ‘Weet je, het is allemaal gewoon ellende, Mo. Het is gewoon… ellende.’ De tranen stonden in mijn ogen en mijn onderlip trilde. Een reactie waarvoor ik me diep schaamde. Hallo, ik was stoer!

 

  Hij pakte me bij de arm en nam me mee naar het gezellige keukentje. In het midden stond een klein tafeltje. Twee jonge studenten waren druk bezig om de afwas van de lunch weg te werken en alvast kleine snacks voor te bereiden voor het borreluur. De radio stond zachtjes aan en de gemoedelijke bedrijvigheid zorgde ervoor dat ik weer wat tot rust kwam. Mo schonk een kop soep voor me in en ging zwijgend naast me zitten terwijl ik met tranen in mijn ogen de warme, kruidige soep naar binnen slurpte. De studenten gingen gewoon door met waar ze mee bezig waren en toen ik de soep ophad, zuchtte ik diep en zei: ‘Dat was lekker!’

 

  Mo stond op, gaf me een kus op mijn wang en met zijn duim haalde hij een traan bij mijn ooghoek weg. ‘Nog zo’n kop soep voor deze dame, jongens,’ riep hij naar de studenten. ‘Ik zie je zo,’ zei hij en liep het keukentje weer uit.

 

  Ik bleef nog een kwartiertje zitten en luisterde naar het gesprek tussen de twee knullen. Langzaam voelde ik me weer de oude worden en kon ik de wereld weer aan.

 

  Met een glimlach op mijn gezicht liep ik het café weer binnen. Mo stond achter de bar en was in gesprek met een stamgast. Het was een wat oudere man, die in de buurt woonde en elke dag om stipt halfzes naar Mo ging voor zijn jenevertje. Ik vond het altijd aandoenlijk om te zien hoe Mo een moment voor hem vrijmaakte en de dag met hem doornam.

 

  ‘Het gaat goed,’ stelde ik hem gerust toen hij mij bezorgd aankeek. Ik schoof aan naast de oude man en gaf hem een vriendschappelijk klopje op zijn hand en keek Mo lachend aan. ‘Heb ik je al verteld, Mo, dat ik met mijn vriendinnen naar Zwitserland ga?’

 

  ‘Nee, wat leuk. Wanneer?’

 

  ‘Het weekend van de achttiende januari. Ik heb een geweldig chalet geregeld, dus dat wordt helemaal leuk.’

 

  ‘Wat gaan jullie daar doen?’ vroeg de oude man.

 

  ‘Nou wat denk je?’ zei ik met een knipoog naar Mo. ‘Eten, drinken, skiën en natuurlijk niet achter de skileraren aan.’

 

  ‘Jullie vrouwen zijn maar wild tegenwoordig,’ zei de oude man verontwaardigd.

 

  ‘Dat vind ik nou ook,’ zei Mo.

 

  ‘Vind je mij wild, Mo?’ zei ik verbaasd.

 

  ‘Ja, maar ik vind je ook leuk.’ Hij keek me kort aan. ‘Ik heb vandaag iets raars meegemaakt met een van die gasten van jouw kantoor,’ zei hij.

 

  ‘Met wie dan?’

 

  ‘Een van die JanJanssens.’

 

  ‘Welke? Die met ss of die met s?’

 

  ‘Weet ik veel. Ik kan die gasten nooit uit elkaar houden maar hij heeft zo’n half brilletje. Een echte gluiperd.’

 

  ‘Janssen,’ zei ik meteen.

 

  ‘Precies, die ene of die andere. Hij zat hier te lunchen met iemand en ik moest erbij komen zitten en toen begon hij samen met die andere persoon tegen mij aan te lullen in een mij totaal onbekende taal. Dus ik vraag verbaasd waar ze het over hebben en toen zei die Janssen: “Nou moe, je verstaat je eigen moedertaal toch wel,” waarop ik zei dat ik hier geboren was maar dat ik nog wel een klein beetje Berbers sprak. Je zult het niet geloven, Anne, maar zijn bek viel open van verbazing. Vrij snel rekende hij af en toen ging hij kwaad weg.’

 

  ‘Wat spraken ze dan?’

 

  ‘Weet ik veel. Het klonk mij als Italiaans in de oren. Is die gast een beetje gek of zo?’

 

  Ik wilde nog wat antwoorden maar ik voelde opeens twee armen om mijn nek en Rob fluisterde hees in mijn oor dat hij zo blij was om mij te zien. Enthousiast draaide ik mij om en ik zoende hem vol op zijn mond.

 

  ‘Ho, ho,’ zei hij. ‘Dit is een openbare gelegenheid.’

 

  ‘Ja, nou en?’

 

  ‘Zullen we naar je huis gaan?’

 

  ‘Wil je niet nog even hier blijven?’

 

  Hij legde zijn handen rond mijn heupen en fluisterde weer in mijn oor. Vanuit mijn ooghoeken keek ik naar Mo en ik zag hem naar mij kijken. Mijn gezicht kleurde langzaam rood bij de woorden van Rob en ik voelde een aangename tinteling in mijn buik. Een glimlach verscheen op mijn gezicht.

 

  ‘Laten we maar naar mijn huis gaan,’ fluisterde ik. Ik zwaaide nog even naar Mo, die mij met een licht droevige blik in zijn ogen uitzwaaide. Hè, dit was rot. Volgens mij zat Mo in zijn maag met dat akkefietje met Janssen, misschien had hij er met mij nog even over willen praten. Morgen! Dan zou ik bij hem gaan lunchen en dan zou ik het er uitgebreid met hem over hebben.

 

  ‘Hoe was het op je werk?’ vroeg Rob.

 

  ‘Hartstikke goed,’ zei ik zo enthousiast mogelijk. Het laatste waar ik aan wilde denken was JVJ. Ik wilde een arm om zijn middel slaan maar ik merkte dat hij dat een beetje afhield.

 

  ‘Ik ben trots op je,’ zei hij snel om zichzelf een houding te geven.

 

  ‘Waarom?’

 

  ‘Omdat je misschien partner wordt.’

 

  Even ging er een steek door me heen. Ik had nog steeds geen idee wat ik morgen op kantoor ging zeggen. Ik had vijftig procent kans om aan te schuiven aan het ovaal. Was dit het juiste moment om te dreigen met ontslag? Voor mij toch tien anderen? In ieder geval één: Berthold. Dus toch de Rollormozaak laten schieten? Ik voelde mijn maag pijnlijk samenknijpen.

 

  ‘Ik ben nog geen partner, Rob. Er kan nog van alles misgaan.’

 

  ‘Je moet wel in jezelf geloven, dame,’ zei Rob streng. ‘Ik geloof toch ook in je.’

 

  ‘Echt?’

 

  ‘Ja, ik geloof in jou en ik denk dat jij de beste partner wordt van JVJ.’

 

  Ik keek hem even diep in zijn ogen. ‘En als ik het nou niet word?’

 

 You win some and you lose some.’

 

  Ja lekker, dan was ik dus een loser in zijn ogen.

 

  Op het moment dat ik de voordeur achter ons dichtdeed, pakte hij me onmiddellijk vast en fluisterde weer allerlei hitsige woordjes in mijn oor. Op de een of andere manier bezorgde het me kriebels in mijn buik en ik kon al die dwarrelende vlinders niet anders dan als een teken van echte verliefdheid verklaren. Ik had ooit een film gezien waarin een stel nooit de slaapkamer bereikt maar elkaar woest de kleren van het lijf rukt op de trap om daar vervolgens heftig met elkaar de liefde te bedrijven. Dat wilde ik ook.

 

  Nog voordat hij het in de gaten had, trok ik zijn rits naar beneden en had ik zijn broek losgemaakt. Zoekend gleed mijn hand in zijn boxershort. Ik hijgde als een dolle maar dat werd meer ingegeven door de spannende situatie – tenslotte maakten nog meer bewoners gebruik van deze trap – dan door zijn subtiele aanrakingen. Al zoenend kropen we de trap op terwijl onze kledingstukken her en der verspreid lagen over de treden. Net op het moment dat ik niks meer aanhad en ik zijn ongeduldige geslacht al tegen me aan voelde duwen, hoorden we boven een deur opengaan.

 

  ‘Jij zet ook nooit de vuilniszak buiten, stomme lul, dat laat je altijd aan mij over.’

 

  Als twee bange vogeltjes keken we naar boven en we durfden ons niet te bewegen. We hoorden de voetstappen en de krakende treden boven ons en mijn hart klopte als een idioot. Wat een schande! Zonder kleren aan, al wippend aangetroffen worden door Margot, mijn oudere buurvrouw die getrouwd was met Henk. Ze woonden hier al jaren.

 

  ‘Ik lijk ook wel gek dat ik het doe,’ hoorden we haar tegen zichzelf mopperen. Ze stond nu op de overloop waar mijn appartement op uitkwam en het zou nog een kwestie van seconden zijn voordat ze ons zag.

 

  ‘Ik doe het ook niet meer, hij bekijkt het maar,’ hoorden we haar schelden.

 

  Met een grote zwaai gooide ze zo de vuilniszak over de leuning. De zak bonkte de trappen af, scheurde open en de gehele inhoud kwam op ons terecht. Mijn hele lichaam schokte van de ingehouden lach toen ik Rob totaal verbaasd zag zitten met een koffiefilterzakje op zijn hoofd en resten macaroni op zijn buik. Zijn stoere piemel was gereduceerd tot een klein, zielig stompje. Ik graaide als een idioot al mijn kleren bij elkaar en rende naar boven, een scheldende en tierende Rob achter mij aan. Toen ik mijn voordeur dichtdeed, hoorde ik nog net Margot tegen Henk schreeuwen dat ze was gevallen op de trap en zich vreselijk pijn had gedaan. Of hij even de rotzooi wilde opruimen.

 

  Gierend van de lach zette ik het bad aan en gooide er een overdaad aan badschuim in. Rob kon er nog steeds niet om lachen. Mopperend probeerde hij het koffiedik uit zijn blonde haren te peuteren. Ik sloeg mijn armen om zijn buik en probeerde hem te verleiden om in het bad te stappen, maar de lol was er voor hem af. Daar kwam nog bij dat zijn jongeheer nog niet over de schrik heen was gekomen en hoe ik ook mijn best deed, ik kon er geen beweging meer in krijgen.

 

  ‘Ik moet ervandoor,’ zei Rob, nadat we de viezigheid van ons hadden afgespoeld.

 

  ‘Dat meen je niet?’ zei ik verontwaardigd. ‘Waarom blijf je niet?’

 

  ‘Ik heb nog zoveel te doen.’

 

  ‘Komt dit nou allemaal door die zak vuilnis?’ vroeg ik verbaasd.

 

  ‘Nee, ik was sowieso niet van plan om al te lang te blijven.’

 

  Hij keek me aan en las de teleurstelling in mijn ogen. ‘Hé, kom op. Het spijt me, maar ik moet nog veel werk doen. Ik weet dat het ongezellig is maar ik moet er de komende tijd hard tegenaan. Je bent niet de enige die misschien partner wordt. Eigenlijk had ik helemaal geen tijd maar ik wilde je zo graag zien.’

 

  Hij drukte zijn lippen krachtig op de mijne. Met een vastberaden beweging trok hij mijn heupen naar zich toe en ik constateerde tot mijn tevredenheid dat alles weer bij hem functioneerde. Hij vond me dus toch wel leuk!

 

  ‘Kom, ik loop met je mee naar beneden. Kan ik meteen even kijken of de chaos al opgeruimd is,’ zei ik.

 

  Met stoffer en blik was Henk bezig om de laatste resten bij elkaar te vegen.

 

  ‘Wat is hier gebeurd, Henk? Een ongelukje?’

 

  ‘Ja, Margot is gevallen op de trap terwijl ze de vuilnis buiten wilde zetten. Erg hè?’

 

  ‘Margot? Ik dacht dat vuilniszakken buitenzetten een mannentaakje was,’ zei ik vriendelijk en hoorde Rob zachtjes grinniken.

 

  ‘Dat klopt, ik doe het ook altijd maar deze keer wilde Margot het graag zelf doen. Tja, en dan zie je wat ervan komt.’

 

  ‘Hier ligt trouwens ook nog wat,’ zei Rob en met een rood hoofd van de ingehouden lach hield hij mijn rode, kanten slipje omhoog.

 

  Verbaasd pakte Henk het aan. Hij draaide het geval eens om, mompelde iets en stopte het snel in zijn broekzak. Proestend van de lach duwde ik Rob de deur uit. Ik rende naar boven en het eerste wat ik deed was Jasmijn bellen om haar het hele verhaal te vertellen. Ze wilde alle details van mijn Rob weten. Met name de hoeveelheid vetrollen, moedervlekken en andere bizarre kenmerken. Ik kon haar weinig vertellen. De eerste keer dat ik Rob zonder kleren had gezien, was ik te beneveld geweest door drank en pijnstillers, de tweede keer had de omgeving mijn aandacht opgeslokt. Ik weidde dus maar langdurig uit over zijn fantastische uitstraling om enigszins aan haar informatiebehoefte te voldoen.

 

  Ik had nog niet opgehangen of de voordeurbel ging en ik rende naar de deur. Dat moest wel Rob zijn. Hij kwam vast om af te maken waar hij aan begonnen was.

 

  ‘Rob, ben jij het?’ gilde ik over de leuning.

 

  ‘Nee, ik ben het, Petra!’

 

  ‘Kom verder,’ riep ik enigszins teleurgesteld.

 

  Met een grote grijns op haar gezicht kwam Petra binnenlopen. Een grote fles champagne in de ene hand en een bos bloemen in de andere.

 

  ‘Wat is er gebeurd? Heb ik mijn verjaardag gemist?’ vroeg ik lachend.

 

  ‘Nee. Je hebt morgen een afspraak met je uitgever.’

 

  Ze begon te dansen door de kamer en gaf mij wild een aantal klapzoenen op mijn wang. Vervolgens rende ze naar de keuken om glazen te halen, schudde de fles en liet vervolgens de kurk zo hard knallen dat er een deuk in het plafond zat en er boven woest op de grond werd gestampt.

 

  Totaal geschokt ging ik op de bank zitten en keek haar zwijgend aan.

 

  ‘Ben je niet blij?’

 

  ‘Hoe kan dat nou zo snel?’ bracht ik er verbaasd uit.

 

  ‘Gewoon.’ Ze gaf me een glas champagne en begon te toosten.

 

  ‘Ho, wacht eens even. Dat kan nooit zo snel,’ zei ik chagrijnig. Ik voelde nattigheid, dit was onmogelijk.

 

  Petra kreeg een rood hoofd en keek ongemakkelijk naar buiten. ‘Waar doe je nou zo moeilijk over,’ zei ze verontwaardigd. ‘Het is toch geweldig?’

 

  Geïrriteerd nam ik een te grote slok champagne. Ik keek haar aan. Waarom deed ik eigenlijk zo moeilijk? Omdat ik hier helemaal geen trek in had, maar dat kon ik haar niet zeggen.

 

  ‘Volgens mij heb je het manuscript al veel eerder opgestuurd. Klopt dat?’

 

  ‘Ja, maar…’

 

  ‘Ja, niks ja maar. Dat vind ik niet eerlijk. Je vraagt heel wat van mij, Petra. Dan mag ik op zijn minst verwachten dat je eerlijk tegen me bent. Ik doe dit omdat je mijn beste vriendin bent maar beschouw jij mij eigenlijk wel als een goede vriendin?’ Ik gaf haar geen tijd om antwoord te geven en raasde verder. ‘Ik vind het onprettig als vriendinnen mij in de maling nemen en niet eerlijk tegen mij zijn.’

 

  ‘Lieve Anne, zo is het helemaal niet. Ik heb het manuscript inderdaad eerder opgestuurd en in mijn begeleidende brief heb ik geschreven dat het manuscript van iemand is waar ik ooit als secretaresse voor heb gewerkt. Dat zij mij had gevraagd het te redigeren. Dat ik het al lezend zo fantastisch vond dat ik heb besloten om het voor haar op te sturen aangezien ik het vermoeden had dat ze dat zelf niet zou doen. Uiteraard heb ik jouw naam in die brief nog niet genoemd omdat ik niet wist of je dat wel wilde.’

 

  ‘Dus jij wist al dat het een goed boek was?’

 

  ‘Nee, ze hebben mij gebeld dat het ze wel wat leek maar dat ze eerst wilden weten wie de schrijfster was. Pas daarna zouden ze een beslissing nemen of ze het wilden publiceren of niet.’

 

  ‘En als ik nou nee had gezegd?’

 

  ‘Dan had ik iemand anders gevraagd of desnoods mijzelf…’

 

  ‘Dus toch jezelf. Nou, dat had je dan beter meteen kunnen doen.’

 

  Petra zei niets meer, maar keek slechts droevig voor zich uit. Ze speelde wat met haar glas en alles aan haar straalde ongemakkelijkheid uit. Ik haatte haar plotseling. Wat een waardeloze nepvriendin. Wat was het toch een enorme trut met dat slome kapsel en die suffe neerhangende schouders. Ze straalde toch ook geen donder uit.

 

  Plotseling stond Petra op en keek me recht in de ogen. ‘Als je niet achter het idee staat, had je me dat beter meteen kunnen vertellen. Het lijkt me niet zo handig om daar nu nog moeilijk over te doen. Ik vermoed dat je ervan uit bent gegaan dat het nooit wat zou worden met dat boek van mij, maar nu dat wel het geval is, verwacht ik dat jij je aan je woord houdt.’ Ze zette haar glas neer en wierp me een vernietigende blik toe. ‘Morgen om twee uur heb je een afspraak met de uitgever, Boris van der Kaak.’ Ze haalde een visitekaartje uit haar tas en gooide dat op de tafel. Zonder nog een woord te zeggen, liep ze de deur uit.

 

  Stampvoetend ijsbeerde ik door mijn kamer. Ik was woest, totdat ik in de gaten had dat ik woest was op mezelf. Oké, het zat even niet mee. De rollatorzaak liep niet bepaald gesmeerd, ik wilde trapportaalseks maar moest het doen met drie dagen oude macaroni en ik had gehoopt dat de uitgever Petra’s manuscript al bij het lezen van de eerste regel door de papierversnipperaar had gehaald. Dat was allemaal niet gebeurd, maar het kon toch allemaal veel erger? Ik kon me even niet voorstellen hoe, maar kon uiteindelijk een glimlach niet onderdrukken bij de gedachten dat er ook nog wel hele andere dingen in de vuilniszak hadden kunnen zitten. Zuchtend pakte ik het visitekaartje. Boris van der Kaak, uitgever bij PuntKomma. Nou, het zou mij benieuwen!