Mevrouw Wilders

Moet zo vaak aan mevrouw Wilders denken. Ik heb het over de vrouw van onze Geert. Ieder huwelijk is ingewikkeld, maar dit samenzijn lijkt me heel problematisch. Ik bedoel: je wilt de liefde toch af en toe een beetje vieren.

Leuke ongecompliceerde vakantie op een zonnig strand, potje dom skiën op een afgeragde alp, een vrolijk etentje in een goed restaurant, filmpje pikken met zijn tweeën, avondje stevige popmuziek, weekendje Barcelona, Londen of Parijs, tot diep in de nacht doorzakken in een donkerbruin café. Ik noem maar wat.

Stil huisje in Drenthe mag ook. Of gewoon de auto pakken en op de bonnefooi Europa in. Of verder! Samen reizen door India of Pakistan. Los van de dagelijkse beslommeringen. Ver van het werk. Even het volle hoofd opschonen.

Hoe zal het met mevrouw Wilders gaan? Ik denk dat ze van Geert houdt, volledig achter hem staat, hem steunt waar hij gesteund moet worden en dat ze hem regelmatig helpt bij het blonderen van zijn toch wat homoseksueel ogende kuif.

Zal ze vaak voor hem koken? Hem helpen bij zijn declaraties? Naar hem luisteren als hij babbelt over zijn oververmoeide stokpaardjes? Zal ze wel eens zeggen dat die paardjes al een tijdje hunkeren naar een grazige weide en een warme stal? Ik vrees dat ze dat best wel eens doet. Maar ook niet te vaak.

Geert is natuurlijk een eenzame man, die de woede van een miljard gelovige mensen op zijn hals heeft gehaald. Een hals die volgens een extreme minderheid doorgesneden moet worden. Doorgesneden door mensen die dat graag doen omdat ze geloven dat ze dan nog hoger in hun hemel zullen komen.

Geert weet dat hij niet meer terug kan. Zeker niet nu Al-Qaeda een prijs op zijn curieuze hoofd heeft gezet. Hij is furieus. Verhagen kan de pot op, Balkenende moet zijn laffe bek opentrekken en de rest van zijn politieke collega’s zijn watjes en slapjanussen. Alleen Rita stuurde hem een opbeurende sms. Mevrouw Wilders ziet hem worstelen. Worstelen met zijn grote gelijk. Hij mag zeggen wat hij wil omdat hij vindt dat anderen dat ook mogen. Als iemand hem een opgespoten Mozart noemt dan moet dat kunnen, net zoals hij vindt dat de verzuurde strakgetrokken rimpeldoos Jerney Kaagman een zwarte muts een zwarte muts mag noemen. Alles mag van Geert.

Maar mevrouw Wilders denkt ook aan dat Nederlandse gezin dat al heel lang in Soedan woont en ze vreest voor de gevolgen van de film. Of ze ziet het bange personeel van de Nederlandse ambassades in Pakistan en Egypte, medewerkers die de verhalen van hun Deense collega’s kennen. Is dat het waard?

‘Nooit wijken voor terreur,’ zegt Geert en dat vindt zij ook, maar in haar dromen ziet ze de Nederlandse kinderen die afgeslacht zullen worden door fanatici. Kinderen die geen idee hebben wie Geert is. Mevrouw Wilders kijkt vaak naar Geert en zijn bewakers. Geert en zijn gelijk.

Geert en zijn labyrint zonder nooduitgang. Zijn leven is ingewikkelder geworden dan het computersysteem van de Belastingdienst. Waar kan hij nog heen? Naast Joran in het gesticht? Ze weet het niet. Ze houdt zo van hem en dit is de prijs die ze betaalt. Ze kan eigenlijk alleen nog in een boerka over straat. Net als Geert zelf. Heel af en toe biggelt er een traan over haar meisjeswang. Meestal als Geert niet thuis is. Hij hoeft het niet te zien. Ze wil een sterke vrouw zijn. Een krachtige mevrouw Wilders. Geert legt op de koude zolderkamer de laatste hand aan zijn definitieve doodvonnis. De film zal haat zaaien. Hij weet het. Zij weet het.

Mevrouw Wilders droomt. Ze droomt dat ze deserteert. Ze staat haar plaats grootmoedig af aan Ayaan. Onze Ayaan, die ook geen kant meer op kan. Geert & Ayaan, een droomstel voor velen. Levenslang en gelukkig in hun bunker. En mevrouw Wilders? Die gaat een weekje skiën met een van de bewakers en verdwijnt daarna voor eeuwig in de massa. Noemen we dat opgelost?

Vet kicken!

Eindelijk: Seks mag in het Vondelpark. Mijn vrouw en ik hebben er jaren naar gesnakt. Elke keer als we door dat stukje Amsterdam fietsen hoeven we elkaar alleen maar aan te kijken om intens opgewonden te raken. We weten allebei waar we naar verlangen. De bosjes naast het rosarium. Daar gebeurt het namelijk. Tot nu toe werd seks in het park gedoogd, maar wettelijk mocht het niet. Het was illegaal. En wij zijn nogal brave burgers dus wij krakten netjes twee keer per week heel suf in de echtelijke sponde. Gordijntjes dicht en verwarming aan. Geeuwende routinewipjes.

Maar nu is het er door. Seks mag! Heerlijk tussen de homo’s in de bosjes. Naast de speeltuin. Misschien is dat nog wel het meest inspirerende. Dat je van bil gaat met uitzicht op de wipkip. Mijn vrouw vroeg zich af of we het in het donker niet een keer op het klimrek kunnen doen, maar dat mag niet van de gemeente. Het moet in de bosjes. Maar we kunnen natuurlijk wel onze kleren aan het klimrek hangen. Heb zo’n hekel aan modder aan mijn string. En erg aardig van de gemeente dat ze prullenbakken tussen de bosjes gaan plaatsen. Handig voor condooms en tissues. Anders geeft het zo’n rommel. Nog aardiger vind ik het dat vanaf nu de honden in het park aan de lijn moeten. Verplicht! Dat is ook wel nodig als je de wippende medemens tegemoet wil komen. Moet er niet aan denken dat je net lekker bezig bent en je voelt gesnuffel aan je snikkel. Zo’n koude natte hondenneus. Daarbij is het ook beter voor de honden. Ik bedoel: het is niet goed als zij het gesjor en gepor van hun baasjes zien. Het zou ze maar op rare gedachten kunnen brengen. Voor je het weet klimmen die beestjes op elkaar om ook lekker te hutseflutsen. Maar die viezigheid willen we niet. Dat doen ze maar mooi thuis.

Ons bestaan heeft weer zin. En niet alleen door het Vondelpark. Nee, er is meer. Veel meer! Er komt ook weer echt leuk amusement op de tv. Ik zag donderdag bij De Wereld Draait Door twee opgeschoten bnn-jongeren en die waren zo enthousiast over hun nieuwe programma, een variant op Try Before You Die. Het meisje van het tweetal had voor dat laatste programma al een keer aan een noodrem getrokken. Dat was echt onwijs kicken. Maar in het nieuwe programma gaan ze wel wat verder. Ze moeten op commando van ster-acteur Peer Mascini (‘ik zei nog zo: geen bommetje!’) een beker stierensperma drinken, een bejaarde zijn gebit uit zijn mond tongen of een oma van achter nemen, terwijl ze voorovergebogen op haar rollator steunt. De oma moet uiteraard wel vrijwillig meewerken, maar dat spreekt voor zich. Vlak voordat Matthijs van Nieuwkerk dit dartele tweetal interviewde sprak hij met een man die kunst van drollen had gemaakt. Om precies te zijn: familiedrollen. De stront van zijn gezin. Als zijn vrouw moest schijten kreeg ze een bordje mee naar de wc, alwaar ze haar drol op moest draaien. Hij vroor die bolus in en deed er later wat leuks mee. Die vrouw deed dat. Die werkte mee. Alles voor de kunst zullen we maar zeggen. De kunstenaar vertelde ook nog dat hij wel eens een drol had opgegeten. Het tweetal van bnn vond dat een goed idee en ging dat zeker aan hun uitdagingenlijstje toevoegen. Ik dacht onmiddellijk aan een politieke drol. Een van Rita met een glas urine van onze Geert. Da’s toch vet kicken!

’s Avonds meldden mijn vrouw en ik ons in het Vondelpark tussen de cruisende nichten. Op het gras zat het eerder genoemde bnn-tweetal verjaardagsslingers te maken van de gebruikte condooms, terwijl twee andere programmamedewerkers aan hondendrollen likten. Peer Mascini zat er hard bij te lachen. Ondertussen stonden zeven mensen met hun telefoon klaar om mijn vrouw en mij te filmen. We zijn inmiddels een hit op You Tube. En opeens barstte ik midden in het park in snikken uit. Waarom? Geen idee!

Groot gelijk

Een paar weken geleden mocht ik in Nova een pleidooi houden voor het zogenaamde bord op schoot, ofwel het voetbal terug bij de nos. En wel om zeven uur ’s avonds zodat mijn neefjes van nog geen tien jaar oud ook kunnen kijken. Verder vertelde ik dat het absoluut niet langer dan een uur mocht duren en dat de analytici wat mij betreft met vervroegd pensioen konden.

Weg met de laptop en de lullige kringetjes. Gewoon een uur voetbal, voetbal en nog eens voetbal. Zonder hinderlijke reclameblokken. Interviews? Kort en krachtig. Van Gaal op de kast is altijd leuk. Maar verder niks. Het drie jaar geleden door John de Mol op brute wijze geroofde, aangerande en verkrachte eredivisievoetbal moest weer terug naar het volk. Daar waar het hoort.

Een week later zag ik een boze Jan Mulder, die mij op televisie kwalijk nam dat ik de aardige analyticus Jan van Halst het brood uit de mond stootte. Ik keek geamuseerd naar zijn toneelstukje. Ik snapte hem wel. Het is ook een beetje zijn handel natuurlijk. Maar die Van Halst hoeft van mij niet de ww in. Laat hem lekker ’s avonds laat de wedstrijd analyseren bij Wilfred en Willem. Maar hou Studio Sport ouwehoervrij.

Inmiddels is er beslist en de uitslag is duidelijk. 10-0 voor Youpie! Al mijn eisen zijn ingewilligd. Terecht. Het voetbal is weer thuis en ik heb nog niemand gesproken die dat erg vindt.

Afgelopen week ontving ik vierduizend bedankmailtjes, honderdvierenzestig bloemstukken (mijn huis lijkt wel een rouwkamer), achtendertig flessen zeer goede wijn en ik kan bijna niet meer schijten door het aantal veren in mijn reet. Een wandelingetje naar de bakker op de hoek duurt een uur. Iedereen spreekt me aan en bedankt me.

Bij sommigen zie ik de tranen in hun ogen. ‘Graag gedaan! Het was mijn morele plicht!’ antwoord ik telkens heel bescheiden. De leukste brief? Die van Max en Lex, waarin onze toekomstige koning mij heel voorzichtig vraagt of ik in een soort Raad van Advies wil. Het antwoord is nee.

Het was overigens mijn tweede succesje binnen een maand. Want even daarvoor hadden ze bij Ajax mijn wijze raad opgevolgd. De voorzitter, een ijdele advocaat die net zoveel verstand van voetballen heeft als ik van klassiek ballet, vertrekt aan het eind van dit seizoen en de directeur, een ijscoverkoper die Ajax groot in de Ghanese en Deense markt wilde zetten, is al weg. Verder gaan ze proberen de club zo goedkoop mogelijk van de beurs af te krijgen. Allemaal zaken waar ik al jaren over schreef. Het gaat in de Arena weer naar voetbal ruiken. Alleen dat Cruijff de klus zou gaan klaren was niet mijn advies. Maar ik maakte me daar geen seconde zorgen over. Ik wist al lang dat als hij tegen Danny zou zeggen dat hij een nieuw schnabbeltje had aangenomen zij alleen maar heel streng zou kijken. En dat hij daarna zou mompelen dat hij zou zorgen dat hij op nette wijze van het baantje af kwam, wist ik ook al lang. Wel op zijn Cruijffs natuurlijk.

En zo geschiedde. Danny heeft daar in Barcelona niet de broek aan, maar een harnas. Na Ajax-Excelsior kwam ik bont en blauw van de schouderklopjes thuis. Mijn hand was rood en ruw van het schudden. Iedereen wilde me aanraken. Ik liet ze toe. Ik gun het volk zijn ontlading.

Hoe ik me voel na mijn successen? Goed. Een soort verlosser. Word alleen wel gek van de telefoontjes. Iedereen wil advies. Jan Peter, Geert, Rita, Rutte en ga zo maar door. Maar ik poeier iedereen af.

Behalve de jonge collega die mij vroeg hoe ik met huilende gehandicapten in de zaal omga. Hij kreeg een basisadvies: Zie iedereen als gehandicapt. Inclusief jezelf. Pas dan zal je ver komen.

En wat ik deed met weglopers? Daar heb ik geen ervaring mee. Daarvoor kun je beter collega Freek bellen. Die loopt zelf nog wel eens weg. Of anders Johan. Die heeft daarin de meeste ervaring.

Spuiten & slikken

De oude man met alzheimer had met zijn arts afgesproken dat als het te gortig werd hij hem met een spuitje zou helpen. En zo geschiedde. Op het moment dat hij de ziekenhuiskamer binnenstapte vroeg de oude man wat de dokter eigenlijk kwam doen. Deze antwoordde dat hij hem kwam verlossen.

‘Van wie moet dit?’ vroeg de oude man.

‘Van u,’ antwoordde de dokter.

‘Ik weet van niks,’ sprak de oude man en vroeg of de dokter even op de gang wilde wachten. De dokter deed dat en wierp daar een blik in een rondslingerende krant waarin hij een foto van een afzichtelijke vrouw zag. Een soort E.T. Het ging om een Franse dame, die een kwaadaardig gezwel zo groot als een meloen in haar neusholte had. Ze was inmiddels blind en verging van de pijn. Ze wilde dood, maar niemand mocht haar helpen. Het Hof van Dijon had haar verzoek om euthanasie afgewezen. Zelfmoord was de enige oplossing.

De dokter dacht er het zijne van en zijn gedachten gleden af naar het verpleeghuis waar hij net vandaan kwam. Door een gebrek aan personeel zaten de geriatrische patiënten daar uren in hun luiers te soppen en de lucht van verschraalde urine was er niet te harden. De een zat stuurs te zwijgen, een ander radeloos te schreeuwen en weer een ander stond te morrelen aan de deur van de gesloten afdeling. Hij wilde er uit. De trein pakken. Waar naar toe? Naar de hemel.

De diagnose was depressiviteit en hij had de man wat Zoloft voorgeschreven. Dit middel kan niet zoveel kwaad, zij het dat je er wel wat extra angstig van kan worden, maar daar was ook wel weer iets voor.

Op een andere afdeling had hij een negentigjarige bedlegerige mevrouw een antibioticakuur voorgeschreven. Ze had een longontsteking en zou anders sterven. Nu kon ze gelukkig nog een paar jaar mee! Ze kon niet meer lopen en vanuit haar bed keek ze uit op de binnentuin. Zo’n tuin waarin nooit iemand komt. Dat was ook beter voor haar. Iedere beweging maakte haar onrustig.

Naast haar lag een vrouw de hele dag te huilen en als iemand vroeg waarom ze dat deed, zei ze dat het een hobby van haar was. Haar leven bestond al vijf jaar uit slapen en huilen. Gisteren was ze op het dieptepunt van haar demente bestaan en voorspelde ze zelfs nachtvorst en een witte Pasen!

Gisteravond had de dokter nog een gesprek met de apotheker gehad. Hij kwam het inslaappakketje voor de oude man brengen. Het ging over auto’s. De apotheker had twee donkerblauwe Maseratti’s, een Porsche en was bezig met een Ferrari. Het ging nou eenmaal goed met de handel en naarmate de bejaardenberg bleef groeien kwamen er alleen maar sportauto’s bij. Hij had laatst uitgerekend hoeveel duizenden kilo’s pillen hij jaarlijks naar het verpleeghuis bracht.

De dokter liep de kamer van de oude man nog eens binnen en vroeg of het nu wel gelegen kwam. De oude man begreep niet waar de dokter het over had en stuurde hem terug de gang op. Daar bladerde hij verder door de krant en las dat Pieter van den Hoogenband doodziek was van de kwestie Tibet en uit protest in het zwembad een langzaamaanactie had gehouden. De dokter ging toch nog een keer terug naar de afschrikwekkende foto van de afzichtelijke Française. Chantal Sébire, 52 jaar oud, voormalig lerares, ondraaglijk leven.

‘Zelfmoord is in dit geval een natuurlijke dood,’ mijmerde hij zachtjes en vroeg zich af of je het gedrag van onze Geert met zijn filmpje ook suïcidaal zou mogen noemen. De hele westerse wereld zal branden volgens de moslims. Zomerhitte dus.

Het werd weer tijd om naar de oude man te gaan. Driemaal is scheepsrecht. Toen de dokter de oude man vroeg of hij er klaar voor was, sprak deze zacht doch vriendelijk: ‘Ik was al bang dat u me was vergeten!’

Haatsaai

Het was een beetje zielig voor Geertje Onderbuik. Maanden had hij de klas gegijzeld met de aankondiging van een spraakmakend werkstuk dat niet alleen de school, maar volgens de overmoedige puber de hele voetbalwereld zou doen trillen op haar grondvesten. Maar het viel een tikkie tegen. In het in haast in elkaar geplakte broddelwerkje zien we alleen maar beelden van rotzooitrappers. Beelden die we al eeuwen kennen. Niemand begreep dat hij hier zo lang over gedaan had.

Gisteren heb ik de lieverd geprobeerd uit te leggen dat de hooligans in het stadion maar een heel klein hoekje innemen en dat het overgrote deel van de tribunes bevolkt wordt door aardige vredelievende sukkels zoals ik.

‘Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas,’ sprak hij getergd, dat is wat je hoort in een stadion.

Ik legde hem uit dat hij gelijk heeft, maar dat het om ongeveer duizend van de vijftigduizend mensen gaat. Twee procent. Dat ik Rotterdamse vrienden heb die gewoon met mij meegaan naar de Arena als Ajax tegen Feyenoord speelt en dat ze bij een doelpunt probleemloos mogen juichen. Moeten ze wel scoren natuurlijk.

‘Rotterdam kankerstad, in de oorlog lag je plat! Van die dingen,’ brieste het chronisch dwarse joch. De een pubert iets feller dan de ander.

Ook deze schandelijke tekst moest ik toegeven, maar nogmaals: het is een klein clubje dat schreeuwt. Een hoekje supporters die een hoop kwijt moeten omdat ze thuis of onder de plak zitten of doordeweeks heel saai werk moeten doen of zelden goede seks hebben. Of alle drie. Communicatie tussen supporters kan ook grappig zijn. Zo ontving ik afgelopen Kerst van mijn psv-vrienden per sms de vraag of ik wist waar ze winterbanden voor de kampioenskar konden krijgen en zelf stuurde ik vorige week een felicitatie aan Dirk Scheringa omdat hij volgend seizoen waarschijnlijk veruit het mooiste stadion van de Eerste Divisie heeft.

‘Na het Heizeldrama ontvouwden de Roma-supporters tijdens de wedstrijd tegen Juventus een spandoek met de tekst Grazie Liverpool! Zijn we Beverwijk vergeten? Geertje kookte bijna. Vlokken schuim zaten in zijn beetje aanstellerig gekleurde haar. Nogmaals: een oerpuber!

Ik legde hem geduldig uit dat er jaarlijks duizenden voetbalwedstrijden zijn, dat daar massa’s mensen komen en dat er af en toe iets faliekant misgaat. Ik ontkende de rampen niet, maar miste wel wat doelpunten in zijn filmpje. Voor mijn part uitsluitend Nederlandse treffers. De legendarische goal van Marco tegen de Russen, Cruijff tegen ado en Haarlem en Bergkamp tegen de Argentijnen. Om over zijn goal tegen Newcastle nog maar eerbiedig te zwijgen.

‘De kopstoot van Zidane! De onbesuisde botsing van de West-Duitse doelman Schumacher tegen de doorgebroken Battiston, die aan het zuurstof moest! En wat te denken van Da Silva, die onlangs invalide geschopt werd door Taylor van Birmingham!’

Ik gaf toe dat hij het allemaal prachtig aan elkaar geplakt had, maar dat het uitsluitend uitzonderingen zijn, extremen...

‘En op de amateurvelden is het geweld ook schering en inslag. Gemolesteerde scheidsen, afgetuigde grenzen, in elkaar geslagen spelers. Dat heb ik toch maar mooi in beeld gebracht!’

Ik vertelde de opstandige leerling dat er elk weekend bijna een miljoen mensen tegen een bal trappen en dat 99 procent uit aardige vredelievende mensen bestaat. Dat duizenden efjes voetballen onder leiding van vriendelijk fluitende en liefdevol coachende vaders, dat er duizenden moeders langs de lijn klaarstaan om de tranen te drogen en dat er na afloop steevast limonade wordt gedronken. Ik vroeg hem waarom hij het gedrag van de overgrote meerderheid niet had laten zien. Dan is een werkstuk pas een werkstuk. Dit was basisschoolgedoe waar hij zich toch een beetje voor moest schamen.

‘Maar als ik al die positieve dingen had laten zien dan was het een heel saai filmpje geworden! Mensen willen oorlog!’ sprak de puber besmuikt.

‘Dat is het niet, Geertje,’ sprak ik vaderlijk. ‘Mensen willen geen oorlog. Jij wilt oorlog! Dat is je leeftijd. Had ik ook toen ik veertien was. Maar je werkstukje is nu eenzijdig en ronduit saai.

Heel erg saai.

Hoe saai?

Haatsaai!’

Trots op Rita

Ik begin dit stukje met mijn excuses aan te bieden aan Louis van Gaal. Waarom? Geen idee. Of ik hem beledigd heb? Nee. Maar ik weet dat ik Louis daar een enorm plezier mee doe. Louis eist regelmatig op hoge toon excuses en krijgt ze eigenlijk nooit. Daarom lijkt het me zo leuk voor hem om zomaar op een zaterdag van een columnist gratis excuses aangeboden te krijgen. Of ik hem daarna ga kwetsen? Nee! Ik zie mijn excuses ook niet als een voorschot op een pissig stukje in de toekomst. Helemaal niet. Ik doe Louis gewoon een plezier. Hij leest dit en roept naar Truus in de keuken: ‘Ik krijg excuses van Youp!’ Truus, toch vier keer slimmer dan Louis, zal vragen of dat geen grapje is. Of het niet juist kwetsend bedoeld is?

‘Dat schrijft hij er niet bij! Anders zou hij dat toch wel aangeven?’ bast de trainer.

Het was sowieso een beetje de week van de excuses. Geert wilde de verontschuldigingen van onze premier, die met een verslagje op de proppen kwam. Daarin stond dat Geert had aangekondigd dat hij in zijn vakantiefilmpje bladzijden uit de Koran zou verbranden. Een goed Arisch gebruik. In de open haard nog wel. Volgens onze Geertje heeft JP het allemaal uit zijn gereformeerde duim gezogen. Hij heeft dat namelijk nooit gezegd. Ik geloof Geert. Natuurlijk heeft JP dat verzonnen. Die heeft af en toe van die stoute fantasietjes en die laat hij dan in een verslagje zetten. Beetje dollen moet toch kunnen?

JP zelf wil weer excuses van het blaadje Opinio, dat een aprilgrapje met hem heeft uitgehaald. Ze hebben een zogenaamde rede van hem afgedrukt. Allemaal verzonnen. Volgens Geert niet. Sterker nog: hij was erbij toen JP de toespraak hield. Samen met Joran.

Jort wil excuses van Georgina. Niet omdat ze getongd heeft met een ander, maar omdat ze het in het openbaar deed. En hij wil excuus van roddelaars die het opschreven, filmden en uitzonden. Deugt niet volgens Jort, wiens blaadje ooit schreef over de opzwepende sm-nachten van Nina Brink. Grappig. Ik weet trouwens zeker dat Kelder en zijn vrouw een grap uithalen. Zo dom is die Sjors nou ook weer niet. Of toch?

Wie ook haar excuus wil aanbieden is Rita. Ze schaamt zich voor de abominabele presentatie van haar partij, die geen partij genoemd mag worden. Het is een beweging!

Ik vind dat humor. Je noemt het een beweging en je komt op krukken. Symbolischer kan het bijna niet. Rita vond het een gênante avond. Die treurige rode, witte en blauwe ballonnen, die van een graf gejatte bos bloemen en dat verschrikkelijke Wilhelmus. Kay van de Linde speelde voor de zoveelste keer Amerikaatje in de polder!

‘Ik keek die zaal in en zag tijdens ons volkslied al die ontevreden dikkerds met hun arm schuin omhoog staan, maar dat kwam waarschijnlijk door de pijnstillers,’ vertelde Rita mij gisteravond door de telefoon. Rita belt mij altijd als ze in de put zit.

‘Hallucinazi’s,’ probeerde ik haar op te monteren, maar Rita heeft zeker op dat soort momenten duidelijk een ander gevoel voor humor.

Ik stelde haar gerust dat het een absolute topavond was. Dat die boot helemaal niet op de Henri Dunant leek. Hip schip met leuke vrienden. En ook heel belangrijk: Gordon en Willibrord erbij. Toch bn’ers waar normaal om geknokt wordt. Hoog niveau dus. Was Harry Mens ziek? Ik prees Rita om haar transparantie op het gebied van de financiën. Niet dat Haagse achterkamertjeswerk. Wel subtiel om de namen van de gevers geheim te houden. In dit geval heb je ook niet zoveel aan namen. De meeste vastgoedboeren staan normaal alleen met hun initialen in de krant. De enige die bekend heeft dat ze meebetaalt is Nina Brink. We hebben het over de geliefde, fijnbesnaarde zakenvrouw, die van de sm van Jort... En opeens viel alles op zijn plek. De nachtelijke spierscheuring van Rita! En ook nog opgelopen in haar kelder? Nog een grap van Jort? Dan is er vast een filmpje van.

Kijkcijferkanon

Het is een klap, een dreun, een tsunami. Niemand had het verwacht. Zeker niet van hem. Hij is toch een icoon, een man met een alles verzengend charisma. De manier waarop hij zijn programma’s voorbereidt, zijn gasten kiest, zijn onderwerpen selecteert, zijn alerte stijl van interviewen. Het is hippe televisie, het is snelle televisie, het is puntje-van-je-stoelwerk. Ik denk dat ik, zolang hij zijn programma heeft, niet één aflevering heb overgeslagen. Kan ook niet. In mijn vak is hij een must. Zijn journalistieke aanpak is zo vernieuwend. Hij is zo scherp. Hij zet zijn tanden in zijn gasten en laat ze niet los. Hij schudt ze leeg, of ze willen of niet. Het is bekentenistelevisie. Elke uitzending voel ik een paar keer een lichte huiver, een bijna hoorbaar kippenvel geselt mijn ziel. En zeker eens in de twee weken vecht ik tegen mijn kokende tranen. En steeds denk ik: hoe flikt hij het? Je merkt zijn belezenheid en zijn wendbare geest, die snelheid en eruditie: een fantastische combinatie.

Het feit alleen al dat hij niet in een studio opneemt zegt al genoeg. Hij kiest voor een horecagelegenheid, en wat voor een tent. Een van de lekkerste clubs van ons land. Zo’n totaal ander decor. De man is durf. Voor niets en niemand bang. Je ziet het ook aan het publiek dat hij trekt. Die gonzende zaal voor aanvang. Die jonge mensen, de een nog extravaganter dan de ander.

Die gretige nieuwsgierigheid, die brandende vraag wie zijn gasten zullen zijn, gasten die voor hem in de rij staan. Het gerucht gaat dat beroemdheden hem bellen. Bellen en smeken. Smeken of ze alsjeblieft...

Er gaat een verhaal over een bn’er, die twee nachten bij hem voor de deur stond te wachten om hem zelf te vragen of hij in zijn programma mocht. Er wordt gezegd dat hem astronomische bedragen zijn geboden, maar hij is onkreukbaar. De bedrijven staan op een wachtlijst om rond zijn programma te mogen adverteren. Tot 2012 is er geen plekje meer te krijgen. De bedragen die voor dertig seconden betaald worden zijn buiten proportie.

Witteman heeft hem gevraagd of hij stage bij hem mocht lopen, Knevel wil een soort nascholingscursus en Sonja Barend vertelde dat zijn programma voor haar de reden was om eerder te stoppen. ‘Ik voelde me een dwerg, een televisiekleuter, een schoolkrantkind. Ik durfde niet meer en heb Vera Keur huilend verteld dat ik niet meer verder kon!’ biechtte een onthutsend eerlijke Sonja mij op.

Een man zonder autocue, die nooit op zijn papiertje kijkt, niet eens een papiertje heeft. Wil een andere presentator nog wel eens aarzelen of even menselijk onzeker zoeken naar de juiste formulering, hij nooit.

Het is zijn zwepend staccato, een soort poëzie met een beat, een totaal nieuwe gespreksvorm en het is daarom zeer begrijpelijk dat dat publiek zo meeleeft. Mooi zoals ze joelen en juichen en vooral hard lachen. Want ik denk dat dat zijn sterkste wapen is: zijn humor. Scherp en zo ad rem.

Paul de Leeuw kan vlug zijn, maar is in zijn schaduw een slome schildpad met een kilo Mogadon in zijn mik. En wat heel indrukwekkend is: de diversheid van zijn gasten. En zo gekleurd. Ik denk dat hij het eerste werkelijk multicultiprogramma heeft. En dan nog de manier waarop hij zijn dochter er in gevlochten heeft. Ook alweer zo’n vondst. Mooie vrouw, slimme vrouw, die ook zo snel denkt en zo sexy met haar onderwerpen omgaat.

Daarom is de klap zo hard aangekomen. Tot nu toe heeft hij nooit iets over collega’s gezegd, hij was hors concours, stond boven de partijen en had inderdaad iets bijna goddelijks. Hij glimlachte altijd minzaam als men iets vroeg over anderen en of dat lachje cynisch bedoeld was liet hij in het midden.

Maar wie had verwacht dat Harry Mens in het blotemeisjesblad Playboy publiekelijk zo hard zou uithalen naar Matthijs van Nieuwkerk en Sophie Hilbrand. Ongelooflijk. Ik kan niets anders zeggen dan: ‘Matthijs en Sophie. Sterkte!’

Principekwesties

Kun je als man hoofdredacteur van Opzij worden? Het is een principekwestie. Andere vraag: kan een vrouw diezelfde functie uitoefenen bij de Playboy? Vind ik interessanter. Kan zij zich inleven in het denken van de gemiddelde geile kantoorpik? Kan zij een blootreportage met de Katja van de Maand goed beoordelen? Ziet zij of de dienstdoende Daphne opgewonden genoeg kijkt? Weet zij of het schaamstreepje van een of andere Lieke een beetje moet worden bijgekruld? En wat doet ze met de bijvullittekens onder de tieten van een naaktmodel? Wegwerken? Of denkt ze: laat maar zien waar dokter Van Onselen je ballonnen naar binnen heeft gepropt! Principekwestie.

Dokter Edwin van Onselen is die plastisch chirurg die niet alleen rekeningen schrijft voor ingrepen die hij niet verricht heeft, maar die ook kritische journalisten dusdanig toetakelt dat zij zich daarna door hem moeten laten behandelen. Van Onselen vond de vragen van Netwerk over de ontevreden patiënte onzin en verklaarde later dat die vrouw niet moet zeuren. Ze mocht sowieso blij zijn dat ze levend van zijn operatietafel is gekomen.

Edwin zou het liefst in China werken. Een regelrechte goudmijn. Daar wordt op grote schaal klassiek verminkt. Als je het even niet eens bent met het regime dan gaat de knoet er over. En niet zachtzinnig gelukkig. Daar wordt nog ouderwets gestraft. En het Nederlands cabaret heeft er gelukkig een mening over. Erik van Muiswinkel vindt dat we in Peking niet Olympisch mogen sporten, terwijl Freek de Jonge zegt dat de lijfstraf Chinees cultureel erfgoed is en dat je dit soort tradities moet koesteren. Sterker nog: hij zegt dat hij in augustus zelf gaat luisteren hoe de dissidenten kermen in de Chinese martelkelders. Ze kreunen daar namelijk heel anders dan toentertijd in Argentinië. Dat is echt zo’n enorm verschil. Het ene martelen is het andere niet. Misschien zit er nog een woordspeling in: Hangchinezen!

Persoonlijk vind ik de zaak ingewikkeld. Afgelopen zaterdag was ik in Manchester live getuige van de prachtige prestaties van onze zwemploeg. Ik vroeg me wel af of dat mocht. Ik applaudisseerde voor mensen die naar Peking gaan. Hoeveel bloed heb je dan aan je klappende handen? Na afloop heb ik lang gediscussieerd over de kwestie en we kwamen tot de conclusie dat de sporters juist blij met de actie van Erik moeten zijn. Mochten ze tijdens hun voorbereiding merken dat ze in Peking tien minuten later dan de winnaar dreigen te finishen, dan kunnen ze schitterend Tibet inzetten. Nobele reden om alsnog af te haken toch? Solidair met de Dalai Lama! Principekwestie!

Een van de zwemmers vertelde me dat het hem niks uitmaakt. Hij gaat sowieso mee. Al komt hij vijf jaar later dan de winnaar binnen. Deze mentaliteit heeft hij van zijn vader, die een leidende functie bij de Amsterdamse Noord-Zuidlijn heeft. Zijn pa heeft de gemeente inmiddels verteld dat de lijn niet in 2013, maar in 2015 klaar is. Hij weet overigens al lang dat het 2032 wordt, maar dat vertelt hij pas in 2011. Pech op de Zuidas. Daar zijn de boormachines dan gestuit op tweehonderd miljoen crimineel geld dat de gemeente zeer goed kan gebruiken voor het Stedelijk Museum. En ze vinden een flinke stapel foto’s met blote investeerders van het failliete Palminvest, die opgewonden paaldansen met tochtige hoeren in een bordeel in Dubai. Foto’s die ze thuis niet mogen zien. Principekwestie.

Vannacht droomde ik. Ik had een theaterstuk gemaakt. Het begon met een voetbalploeg met hoeren in een hotelzwembad tijdens een wk, hoeren in hele snelle pakken, vastgoedtypes (ook in snelle pakken) sponsorden het geheel, de wedstrijden vonden plaats in een land waar het politiek niet deugde, de absolute vedette, die ook in het zwembad gesnuffeld had, belde af omdat hij was overvallen. Overvallen door zijn vrouw.

Het was een musical. Uitgebracht door Joop uiteraard. Alleen heel vervelend: tijdens de finale brak er brand uit. In de Groningse schouwburg. De vastgoedmaffia had vijftienduizend pleerollen aangestoken. Met toestemming van de brandweer. Dit allemaal om Joop te pesten. Hoe de musical heette? Cruijffje in Tibet!

Tietentiller

Joran is weer eens nieuws. Werd ook wel weer tijd. Meneer zit in Bangkok. Kamer met uitzicht op zee hoop ik. Misschien ziet hij iets drijven. Ondertussen heeft iemand zich bij de onvermijdelijke Peter R. de Vries gemeld omdat hij door Joran opgelicht zou zijn. Hij had hem zijn rekeningnummer en een pincode gegeven. En toen had onze Joran zomaar zijn rekening leeggeslurpt. Dat is niet lief van Joran. Doet hij anders nooit. En wij maar denken dat hij in een gesticht zat. Misschien zit hij dat ook wel. Ik bedoel: dat we met zijn allen in hetzelfde gesticht zitten. Wel allemaal op andere afdelingen. Je hebt onder andere de sectie Oorlog, de Amerikaanse Presidentsverkiezingenvleugel, het Hooliganpaviljoen en de Woekerpolissenpoli. Iedere gestoorde zijn eigen afdeling.

In het gesticht voert men alledaagse gesprekken over Ajax en Feyenoord en Paris en Britney en Geer en Goor en of de glossy Catherine wel of niet moet blijven. Discussies op hoog niveau dus. En natuurlijk het absolute gesprek van de dag over de Olympische Spelen.

In Peking is een rook- en rochelverbod afgekondigd omdat de Chinezen Schone Spelen willen. Onze kroonprins en Erika loven het fantastische initiatief. Winst voor de sport! Wie rookt of rochelt gaat voor dertig jaar naar een strafkamp. Het gesticht gaat dit moeilijke gespreksonderwerp liever uit de weg. Het liefst heeft niemand hier een mening over. Wel heeft iedereen het over de redding van de westerse vrouw.

Er is namelijk een tietentiller op de markt. Een zalfje dat je gewoon bij de drogist kunt kopen. Je smeert het op je uitgejubelde theezakjes en binnen een maand heb je een paar bloeiende jonge meidenmemmen. Breast heet het spul. De fabrikant vertelde donderdag in een paginagrote advertentie in De Telegraaf dat je jongens minimaal 1 cupmaat groter worden. Waarom in die krant? Omdat die lezers nou eenmaal een paar slagen dommer zijn dan de rest van Nederland en die geloven dat soort onzin dus eerder.

Wat het kost? Veel. Voor zeventig milliliter betaal je 74 euro. Of dat duur is? Weet ik niet. Hoeveel milliliter gaat er op een tiet en hoe vaak moeten ze ingesmeerd? Ben je na één kuurtje klaar of moet je je leven lang blijven zalven? Je zult als meisje in de ketel met Breast vallen. Word je dan de Obelix onder de Pamela Andersons?

Mijn gedachten gaan onmiddellijk naar Jacobse en Van Es met hun neutronenkorrels tegen scheurgras. Kan niet wachten op de uitzendingen van de programma’s Kassa, Opgelicht en Radar, waarin dames hun zwaar gehavende borsten tonen. Mevrouw De Boer uit Lelystad vertelt dat haar tepels zomaar opeens licht begonnen te geven. Dimlicht. En mevrouw Verwijk uit Brummen kakelt over haar zogenaamde brokkelborsten, die op een nacht hoorbaar begonnen te craqueleren. Een gladjakker van Breast bv zegt dat zijn zalfje juist relaties redt. Mannen gaan na dertig jaar huwelijk weer bronstig grommend de trap op.

Ondertussen is Joran dan in Argentinië gesignaleerd. Op een golfbaan met zijn vader als zijn caddie. Hij golft met twee Nederlandse pedo’s die op de vlucht zijn voor Justitie. Ze reizen op een Nederlands noodpaspoort en golfen omdat ze dat nou eenmaal een heerlijke sport vinden. Lekker kleine gaatjes. Hun tas wordt gedragen door de werkloze president van de failliete Bank of Scotland. Iets misgegaan met een aankoop.

Buiten de golfbaan zijn voedselrellen. De maïs is op. Die wordt tegenwoordig namelijk gegeten door de auto’s en die zijn dus milieuvriendelijk. Volgens de auto’s dan. Het hongerige volk maakt foto’s met hun mobiele telefoons van Joran, de pedo’s, de directeur en van mij. Voor een foto van mij op een golfclub betaalt Daphne Bunskoek vijfduizend euro. Als ze het plaatje in rtl Boulevard aan het volk toont zegt ze er wel bij dat zij zich er voor schaamt. Het gaat haar eigenlijk te ver.

Daphne is namelijk zeer integer. Die kan zo naar de vpro. Vanachter een boom lacht Frans Bauer mij toe en fluistert: ‘Alles is Banana Split!’

Fritzlen

Eigenlijk heb ik een enorme bewondering voor die Oostenrijkse psychopaat Josef Fritzl. Een gezin runnen in een ondergrondse bunker is toch een hele klus. Ik vond het bovengronds al een hels karwei. Ik was vaak zielsgelukkig als onze jengelende tandenwisselaars even de straat op gingen om te spelen. Fritzl kon nooit eens zeggen: ‘Ga jij maar even afkoelen in de tuin!’ Maar hij kon gelukkig wel zelf weg. Dat dan weer wel.

Ik zie een nieuw werkwoord. Vaders die iets te intiem zijn met hun kroost krijgen te horen dat ze niet zo moeten fritzlen. Het Oostenrijkse kelderverhaal is te bizar voor ieders fantasie. In elk geval voor de mijne. In mijn hoofd kabbelen al een aantal dagen vele vragen. Hoe hou je zeven bevallingen stil? Kunnen die kinderen een boom tekenen? Zeiden ze papa tegen hun opa of opa tegen hun papa? En vroeg hij hen wel eens wat ze later wilden worden? Veel vragen zullen worden beantwoord tijdens de rechtszaak en laat ik maar eerlijk zijn: ik kan niet wachten. Al die bizarre details die dan uit die muffe bunker komen. Heerlijk toch? Wat ik wil weten? Of ze een kerstboom hadden en of er wel eens gezellig een appeltaartje werd gebakken? Dat was het jammere van die Wolfgang Priklopil, de psychopaat die acht jaar voor Natascha Kampusch zorgde. Hij pakte een sneltrein naar de hemel en heeft ons een hoop rechtbankamusement ontnomen. Interessant detail overigens dat Fritzl zijn dochter bij eventueel verraad dreigde te vergassen. Romantische ziel die Josef, gek op tradities.

Zelf ben ik behoorlijk uit balans door de zaak. Heb namelijk een uitgebreide wijnkelder en ben daar regelmatig een aantal uren achter elkaar zoet met het orde op zaken stellen in de rekken. Vroeger was het altijd een beetje verboden gebied voor de kinderen omdat ik wilde dat ze met hun grijpgrage handjes van mijn dure Grand Cruutjes afbleven. De deur zat zelfs een aantal jaren goed op slot. Alleen ik had de sleutel. Ik heb een hoop uit te leggen aan mijn kroost.

Dit geval is nu bekend geworden, maar denkt u dat er niet veel meer van dit soort kelders in de wereld zijn? Afgelopen woensdag dacht ik: stel dat er nu op Koninginnedag zomaar opeens een door haar vader opgesloten kind uit een Amsterdamse grachtenkelder komt gekropen. Zo ’s middags om een uur of vier. Dan is de stad namelijk op zijn liederlijkst. En wat ziet dat kind? Wat is haar allereerste beeld van de zogenaamde buitenwereld? Een lallende, dronken, kotsende en tegen huizen pissende menigte.

Of het dit jaar erg was? Ach, we zijn er aan gewend. De caféhouder bij mij aan de overkant heeft een gozer op zijn bek getimmerd omdat hij over de stoelen en de tafeltjes stond te zeiken en buren vonden een heuse mensendrol op het trappetje naar het souterrain. Bij een van de bruggen werd door de buurt vooral hard gelachen omdat daar minimaal negen mensen met hun dronken harses keihard tegen de bovenkant van de brug sloegen en zwaar bloedend werden afgevoerd. Het bloed was dun dus wilde wel vloeien.

Mijn voorstel is om ieder jaar Koninginnedag te vieren in een van bordkarton nagebouwd Amsterdam ergens in de polder. En daarin mag iedereen helemaal los. Na zes biertjes heeft niemand toch iets in de gaten. En die stad mogen ze dan helemaal onderkotsen, pissen en slopen. Daarnaast bouwen we een historisch dorpje waar ’s morgens een door Peijnenburg gesponsorde Koninklijke familie zwaaiend en koekhappend doorheen trekt. Mooiste beeld dit jaar was vooral symbolisch. Mabeltje had heel triomfantelijk een trekpop van Trix in haar handen. Die pop werd afgepakt door een duidelijk geïrriteerde Friso. Later zei Balkenende hierover: ‘Volkomen terecht. Had hij het niet afgepakt dan had ik het persoonlijk gedaan.’

Nina’s spreekijzer

Eerlijk gezegd was ik die Pieter Storms helemaal vergeten. Komt ook omdat ik zelden naar zijn programma Breekijzer keek. Daarin speelde hij altijd voor Robin Hood. Had meneer Jansen uit Krimpen aan de Lek een vergeeld tweedehands kunstgebit aangemeten gekregen en wilde de leverancier wel de algen van de vorige eigenaar verwijderen, maar niet met een nieuw rijtje nylon tanden over de brug komen, dan bleef Pieter net zo lang in de hal van de tandenboer hangen tot de directeur persoonlijk aan meneer Jansen een spiksplinternieuwe prothese met twee extra verstandskiezen had beloofd. Dat soort dingen. Inderdaad sbs. Het programma ging altijd meer om Pieter dan om de stamelende stumpers voor wie hij het woord voerde.

Vorige week vrijdag was ik prettig verbaasd toen ik Storms zomaar opeens terugzag bij de veel te bruine Pauw en de daardoor nog wittere Witteman. Vooral omdat hij naast Nina Brink zat. Hij steeg onmiddellijk in mijn achting. Wat een terriër, dacht ik. Na acht jaar heeft hij dat corrupte mormel van World Online nog steeds niet losgelaten en komt hij namens die duizenden geruïneerde aandeelhouders alsnog verhaal halen. Ze gaat toegeven hoe ze in maart 2000 de boel zeer geslepen en gemeen besodemieterd heeft. Maar wat bleek? Pieter zat niet aan tafel om Nina alle hoeken van de studio te laten zien, maar hij was haar woordvoerder. En nog erger: haar geliefde!

Ik moest even slikken. Pieter Storms, de man die jaren streed tegen het aangedane onrecht van de kleine luiden, ligt tegenwoordig onder de wol (woordspeling!) met Nina Brink. En dat doet hij ook nog in dat protserige Belgische Brasschaat omdat Nina in ons land geen belasting wil betalen. Dat geld erotiseert is in de mannenwereld bekend. Stinkend rijke jongens die in hun arme tijd nog geen kameel met lipstick konden krijgen, wippen de meest lekkere jonge wijven in hun Ferrari of privévliegtuigje. Maar dat dat voor financieel afgevulde dames ook gold was voor mij nieuw. Want laten we eerlijk zijn: als die Brink met dat opgestijfde Beatrixkapsel geen cent te makken had dan zat ze nu elke zondagmiddag als een verlept muurbloempje op een treurige dansmiddag voor vrijgezelle overgangsdames aan een verschraald biertje en een bakje muffe pinda’s. Maar goed: nu heeft ze dus Storms! Pure liefde!

Ik was vooral verbaasd dat Storms Nina verdedigde. Het kan raar lopen met mensen. Pieter zal zeggen dat mevrouw Brink nooit veroordeeld is, maar hij weet dat dat komt door vuige zinsneden in het toenmalige prospectus. Ze heeft op zijn Hollands gezegd duizenden mensen financieel genaaid en zichzelf onbehoorlijk verrijkt! De kluit op grootse wijze belazerd. Niks meer, niks minder.

Net gewend aan dit nieuwe gegeven werd ik getrakteerd op nog een nieuw feit. Nina vertelde dat ze Rita Verdonk met vijftig ruggen had gesteund. Pardon? Dat Rita zich door de vastgoedmaffia laat fêteren is al dubieus, maar dat ze het bloedgeld van belastingnomade Brink (Trots op België!) aanneemt is gewoon ranzig.

Dezelfde Verdonk is onlangs door een financiële fantast voor bijna anderhalve ton genaaid. Een bedrag dat haar vastgoedvriendjes per dag via malversaties bij massaal getilde pensioenfondsen vangen, maar dit terzijde. Gelukkig kent Rita nu Pieter.

Ik denk dat hij, gezien zijn historie, als een echte Storms namens haar verhaal gaat halen bij deze oplichter en dat hij niet vertrekt eer hij de 135.000 toegezegde euro’s in zijn zak heeft. Pieter vindt het namelijk verschrikkelijk als mensen belazerd worden. Dat fluistert hij Nina elke nacht in haar opgewonden oor. En Nina is dan sprakeloos van zoveel eerlijkheid.

Of zal Pieter van het klusje afzien uit angst dat hij door die oplichter keihard in zijn gezicht wordt uitgelachen? Dat die man hem naar huis stuurt omdat daar ook nogal wat werk ligt te wachten. Dat hij het oplichten van Nina heeft geleerd!

En Rita? Die loopt weer op krukken. Ze vertelde dat ze uitgleed en voor de tweede keer in een spagaat lag. In een spagaat! Grappig? Heel grappig. Grappig en vooral symbolisch.

Gouden Ooi

Terwijl ik nagelbijtend zit te hopen dat Birgit de uiteindelijke winnares van de Gouden Kooi wordt, werp ik een liefdevolle blik op mijn vrouw die, terwijl ze naar dit zenuwslopende programma kijkt, de leeuwenstaart aan mijn oude Bavaria-broek zit te naaien. We willen onze spullen voor de ek-voetbal op tijd in orde hebben. De staart had ik er na de uitschakeling door de Portugezen in 2006 in de straten van Neurenberg zelf afgerukt. Pure frustratie. Gelukkig was ik wel zo slim om de gesloopte staart bij me te steken.

Wat De Gouden Kooi betreft hebben wij thuis vooral te doen met John de Mol. Onze John, die hier zoveel van verwacht had, moet een teleurgesteld man zijn. Laatst was hij in de talkshow van Sophie en Katja en hij zag er aangeslagen uit. Sommige mannen worden na een diepe teleurstelling versneld grijs, maar John was gaan roesten. Zijn haar had zo’n rare kleur gekregen. Hij leek doodziek. Of zijn kapper was apenstoned toen hij de kleur aan het mengen was. Dat kan natuurlijk ook.

Ik vind het zielig voor John. Na zijn Talpa-debacle gun je iemand niet nog zo’n mislukking. Aan het programma lag het niet. Dat was dik voor elkaar. Er werd liefdevol geneukt, schitterend gescholden, briljant gemept, angstaanjagend goed gepijpt, klasse gebeft en het pesten was van een onbedaarlijk hoog niveau. Verder ook mooie nachtelijke metafysische discussies tussen de bewoners onderling. Ik heb alle afleveringen gezien. Hoewel? De uitzending waarin Birgit zwanger werd gewipt door Jaap heb ik gemist. Wat dat betreft is het jammer dat het programma nu klaar is. Mijn vrouw en ik hebben lang gehoopt op een onderwaterbevalling van Birgit in het zwembad van de villa en het leek ons het mooiste als Jaap haar dan als een nerveuze Bokito tijdens het baren zou vasthouden. Prachtig zou het zijn als Jaap na de bevalling de baby dood zou bijten of kapot zou slaan tegen een boom. Ons lijkt dat heel ontroerend en diep menselijk.

Maar goed, zover komt het niet omdat rtl teleurgesteld de stekker eruit heeft getrokken. Maar John zou John niet zijn als hij al niet weer iets nieuws verzonnen had. Hij wil er zelf nog niets over zeggen. Vrijdag, de dag na de zinderende ontknoping, geeft hij een persconferentie. Het gerucht gaat dat het iets wordt met een incestgezin in een kelder. Papa is lief gaat de serie heten en kan wel twintig jaar duren. Ook overweegt John om iets bijzonders met natuurrampen te gaan doen. Een dagelijkse soap in een stadje dat getroffen wordt door een orkaan of een aardbeving. Je ziet hoe de mensen het samen met Delftse studenten weer opbouwen en dat worden geen huizen die gevloerd kunnen worden door een kortgesloten koffiezetapparaat. John heeft woeste plannen met dit programma. En het blijft spannend! Als alles bijna klaar is breekt een stuwdam door en moet iedereen weer opnieuw beginnen.

Ook komt John zo goed als zeker met De boze Goudkust en dat wordt een real live soap bij Shell-topman Jeroen van der Veer thuis. Jeroen gaat daarin stampvoetend dreigen dat hij het hoofdkantoor van Shell naar het buitenland gaat verplaatsen omdat hij gepest wordt met zijn jaarsalaris van bijna tien miljoen. En net op het moment dat mevrouw Van der Veer bij Jeroen weg wil omdat hij in haar ogen een luizig schijtsalaris verdient, komt een lachende Marcel Boekhoorn met een onderzeeër uit het zwembad. Zo’n programma wordt het ongeveer.

Donderdag is De Gouden Kooi voorbij. Is ons leven dan zinloos? Nee. De kudde gaat weer verder. Verder met amusement. De huizen moeten oranje. En niet alleen de huizen. Ook de straten en de koeien en de melk en de cola en de supermarkten en de demente bejaarden. Allemaal oranje. De hele maand juni gaan we over niks anders praten dan over voetbal. Wie we is? De kudde. De schapen. De file. De massa. We moeten vermaakt. Geamuseerd. Ik schrijf een gedicht over een man die vlucht uit de kudde en noem het mijmerend De Gouden Ooi!

Nekshit

HP/De Tijd doet deze week stoer door de tekeningen van die Gregorius Nekschot af te drukken. Is niet zo’n enorme heldendaad omdat het blaadje op zijn laatste benen loopt. Nog twee nummers en het is klaar. Of ik geschokt was door de geestigheden van de cartoonist? Nee. Ik begreep in een tiende seconde waarom de man niet wil dat zijn identiteit bekend wordt. Ik zou me ook doodschamen voor deze shit. Of ik geen gevoel voor humor heb? Jawel hoor. Ik lach me regelmatig het schompes. Voorbeeld? Om Hirsch Ballin die met die natte mond staat te draaikonten in ons parlement. Je hoeft als buitenstaander niet lang te raden van welke partij hij is. Wat een farce. Ga gewoon staan, man en zeg dat je je doodschaamt voor je eigen om. Dat het een regelrechte schande is dat een tekenaartje wordt aangehouden en anderhalve dag wordt vastgehouden. En dat je de top van je ministerie er binnen vierentwintig uur uit flikkert en zelf schaamrood ontslag neemt.

Moest ook erg lachen om Balkenende die niet naar de koningin durft om haar keihard te vertellen dat ze een gapend gat in haar Koninklijke handje heeft. Wat een gereformeerde schijtlijster. Hij kan haar toch gewoon keihard uitleggen dat ze het met die luizige honderd miljoen moet doen en dat wij, simpele belastingbetalers, geen trek hebben in al die rare strapatsen van de familie. De Groene Draeck kunnen ze bijvoorbeeld best zelf schuren en lakken. Die Willem-Alexander heeft toch niks aan zijn handjes? En zijn broertjes zitten toch ook niet in een rolstoel? Het is toch een kleine moeite om even het bootje van je moeder vaarklaar voor de zomer te maken? Dat hoeft toch niet op onze kosten? En anders huren ze net als de rest van Nederland maar een roedel Polen. En laat Willem-Alexander nou niet zeggen dat hij niet weet waar hij Polen kan vinden want heel Wassenaar wordt door die types zwart verbouwd. En als de Polen op zijn dan heb je zo een busje Roemenen! Maar Jan Peter durft dat niet recht in het gezicht van Hare Majesteit te zeggen. Hij heeft een te groot respect voor de Oranjes.

Afgelopen week moest ik nog harder lachen om Knevel en Van den Brink. Vooral toen ze samen met Rouvoet over homo’s gingen praten. Gereformeerden over homo’s. Zo grappig. Ze hebben een God en die schiep ooit de bomen, de zee, de bloemen, de bijen en de hetero’s, maar niet de honger, de oorlogen, de kanker, de aardbevingen, de cyclonen en de homo’s. Daar heeft hun God niks mee te maken. Daar is hun God te goed voor. Dat heeft hij waarschijnlijk uitbesteed. Zeker een half uur ging het er over of een nicht wel of geen bestuurlijke functie binnen de partij van Rouvoet mag vervullen. Ja, het mag wel, maar... en na dat maar kwam er negen kilo meel uit de mond van de minister. Wat een angst en vooral wat een bemoeizucht. Seksualiteit is toch iets persoonlijks. Dat doe je toch meestal ’s nachts in je eigen huis. Al laat je je seksueel bevredigen door de sapcentrifuge, dat moet je toch lekker zelf weten. Zolang de sapcentrifuge meerderjarig is en het ook lekker vindt is er toch niks aan de hand?

Wordt het überhaupt geen tijd dat God bekendmaakt dat hij niet bestaat. Dat hij het beu is dat hij steeds misbruikt wordt door al die benauwde gelovigen. Zeker onder de naam Allah. God schiep de vrouw en gaf haar overheerlijke borsten. Waarom mogen die niet getoond worden? Handen mogen we zien, wenkbrauwen zijn geen probleem, tegen de neus en oren is geen bezwaar, maar de tieten moeten bedekt. Waarom? In het gemeentehuis van Huizen is deze week kunst verhangen omdat de moslims niet tegen de getoonde tieten konden. Je kan toch ook zeggen: ‘Dan moet u niet die kant uit kijken!’ Als het nou de tekeningen van die Nekschot waren... dan had ik er alle begrip voor gehad.

Excellentie

Vaak word ik getipt. Zomaar op straat of per mail. Een lezer meldt een misstand of verbazing. Meestal doe ik er niks mee. Soms wel. Vooral als het grappig is. Zoals nu. Dit verhaal hoorde ik van een vriend. Het is eigenlijk geen verhaal, louter een mededeling. Komt ie: Als André Rouvoet, onze minister voor Jeugd en Gezin, ergens officieel naar toe gaat, belt zijn secretariaat vooraf met het te bezoeken project met de mededeling dat de minister graag met ‘excellentie’ wordt aangesproken.

Grappig? Onbedaarlijk grappig. Is het waar? Het is 100% waar. Ik heb dit kroegpraatje voor u even gecheckt bij een door het secretariaat van de minister gebelde instantie en degene die dit telefoontje kreeg heeft het mij hoogstpersoonlijk bevestigd. Ik vroeg wat hij deed toen hij het hoorde. Ademloos in de hoorn staren, was zijn overduidelijke antwoord. Ik vind het van een grote schoonheid. Ontroerend en aandoenlijk. Zeer aandoenlijk zelfs.

Waarom zal André dit willen? Ik denk dat het te maken heeft met zijn streng christelijke geloof. Waarschijnlijk ziet hij het ministersbaantje niet als gewoon werk, laat staan als een tijdelijke aardse schnabbel, maar als een geschenk van hogerhand. Een cadeautje van God zelf. Het land moet bestuurd en de Here heeft hem daarvoor uitverkoren. En een minister is natuurlijk meer dan een doordeweekse meneer. Veel meer zelfs. Een minister is een heuse excellentie. Zoals je de koningin geen Trix, maar Majesteit noemt. Zoiets. In elk geval wil André met excellentie worden aangesproken. Ik vind dat zo verschrikkelijk lief. Wat een schat van een jongen.

Hoe zal hij dit aan zijn ambtenaren verteld hebben? Schriftelijk? Moet wel. Dit krijg je namelijk niet zonder proesten je bek uit. En het besmuikte hoongelach van de ontvangers van deze middeleeuwse mededeling wil je ook niet meemaken. Dus zet je het op papier. Hoe reageerden zijn ambtenaren? Ik ga er van uit dat ze bij het lezen van dit bericht in eerste instantie hebben gedacht: Goede grap. Niet verwacht van die gereformeerde. Onze christenbroeders staan nou eenmaal niet bekend om hun dijenkletsers. Het boekje Lachen met Knevel telt weinig bladzijden. Maar toen bleek het dus geen scherts, maar pure ernst. Rouvoet meende het en belangrijker: het moest door zijn secretariaat van tevoren bekend worden gemaakt. Al gauw hing er een vrolijke sfeer onder de ambtenaren. Sinds het belletje van Bomhoff hadden ze eigenlijk niet meer zo gelachen in Den Haag. Excellentie! Wat een grap. Zelfs Luns werd niet meer zo aangesproken. Sterker nog: Pieter Cort van der Linden vond het een eeuw geleden al grote onzin.

Maar nu kwam de vraag: wie van het secretariaat gaat dit absurde klusje klaren? Mag je dit werk weigeren? Want je staat toch aardig voor aap als je iemand moet bellen met de tekst dat de minister graag excellentie wordt genoemd. De andere kant zal al gauw denken dat hij in de maling genomen wordt door een of ander studentikoos radioprogramma. Hoe vaak wordt er onmiddellijk opgehangen? Dit kan niet serieus zijn. Hallo, het is 2008!

Hoe zal het bij André thuis gaan? Zeggen de kinderen nog papa? En wat zegt mevrouw Rouvoet tegen haar man? Is het anders vrijen met een excellentie? Heeft André nog dezelfde pyjama’s? Of vindt hij dat een excellentie niet kan tukken in een streepje van de Zeeman? Hoe reageert de dominee? Zijn Gods kinderen in zijn ogen allen gelijk of is de excellentie toch iets meer? Mag hij een paar banken dichter bij de kansel? Hoe gaat het in zijn woonplaats Woerden? Schrijdt hij op zaterdag wuivend door het centrum? Schudt hij handen in de C1000? Wat vraagt de slager? ‘Wil de excellentie misschien een plakje worst?’

En nou maar hopen dat hij blijft. Dat dat gedoe over het borstkankergen in embryo’s geen opbreekpunt van deze coalitie wordt. Ik denk het niet. Ik vrees dat hij wel een paar principes opzij wil zetten. Want dan zou hij geen excellentie meer zijn. Hij moet er niet aan denken.

Theotraal

Hoe leg ik het collega Maassen nou uit? We zijn Amsterdammers en Amsterdammers steken pas over als het voetgangerslicht op rood springt. Als iets niet mag dan gaat het bij ons kriebelen. Ik vrees dat hij bij zijn eerstvolgende Amsterdamse optreden kan rekenen op een zee van flitslicht. Wel een vrolijk gozertje, die Theo. Jat af en toe een bekertje uit de prijzenkast van psv en geeft die later weer keurig terug. Ik doe dat bij Ajax ook wel eens, maar daar merkt niemand het. De Amsterdamse prijzenkast is veel te vol. Wij letten hier niet op een Europacup meer of minder.

Wel interessant dat hij het zaterdagavond aan de zaal overliet of hij die camera zou mollen of niet. Schitterend uitgangspunt voor puur cabaret. Het klapvee dat bepaalt. De democratie van Rita. 2008 ten voeten uit. U zegt, wij draaien. Prachtig was het geweest als Theo op het moment dat het volk middels een denderend applaus besliste dat de camera van dat lieve meisje stuk mocht, zijn optreden had stilgelegd en naar huis was gegaan. Voor dat crapuul wil je niet spelen. Dat geteisem wil je niet in je zaal. Dan had je schitterende theatrale verwarring gehad. En: iedereen had achteraf uiteraard ontkend dat hij geklapt had. Of, zoals ik nu in een paar reacties las, dat mensen klapten omdat ze dachten dat het bij de show hoorde. Maar wel geklapt dus. Geklapt of niet geklapt. That’s the question!

Hoe ik omga met fotografen? Dat soort dingen los je op met een grapje. Dat is namelijk mijn vak. Bij mij gebeurde het een keer in de tijd dat er nog filmpjes in het toestel zaten. Ik vroeg de camera aan de fotograferende dame en vertelde dat ze hem na de voorstelling op kon komen halen. Dat deed ze keurig. Ze mocht ook nog even met me op de foto. Later kreeg ik een boze brief van haar omdat ze bij de plaatselijke fotohandel nogal voor schut had gestaan. Dat klopte. Alle technici hadden in de pauze hun broek laten zakken en hun geslachtsdeel van zeer dichtbij laten vastleggen. En toen moest de keurige mevrouw aan de man van de plaatselijke fotowinkel uitleggen dat dit niet haar nieuwe hobby was. Of ik dat grappig vind? Zeer grappig zelfs. Sterker nog: ik had het bedacht. Tourneehumor noemen we dat.

Het camera-incident kan natuurlijk ook Brabantse folklore zijn. Dat ze in Eindhoven zo met elkaar omgaan. Dat je na het fout parkeren van je auto je vervoermiddel terugvindt zonder buitenspiegels, een geknakte antenne en vier lekke banden. Dit alles onder het motto: Wie geen borden kan lezen moet maar voelen. Maar goed: Theo heeft zijn excuses aangeboden en de storm in het glas water is alweer gaan liggen.

Over verontschuldigingen gesproken: Vandaag wil ik mijn oprechte excuses aanbieden aan embryo-minister Rouvoet. Ik heb in mijn stukje van vorige week een grove fout gemaakt door te stellen dat het secretariaat van zijn ministerie voorafgaand aan een bezoek van de minister belt met de mededeling dat de heer Rouvoet het op prijs stelt als hij met Excellentie wordt aangesproken. Dat is onjuist. Naar aanleiding van dat stukje ontstond er licht rumoer op de radio, internet en in diverse kranten. Ik las dat de minister her en der beschimpt is om dit ijdele gedrag. Daarom heb ik de feiten over deze kwestie nog even extra goed gecheckt. En inderdaad: ik heb mijn zegsman verkeerd geciteerd. En dat wil ik, zeker in het belang van de heer Rouvoet, onmiddellijk rechtzetten. Ik ben niet te groot om te buigen als ik een domme fout heb gemaakt. Zoals in dit geval: een voor de minister beschadigende fout. Er is door zijn secretariaat namelijk niet gebeld met het verzoek dat onze André graag Excellentie genoemd wil worden. Er is door het secretariaat gezegd dat de minister graag Zijne Excellentie genoemd wil worden. Sorry dus.

Zelf ontkent de woordvoerder van André dat het gevraagd is, maar volgens mij mag je van God niet jokken.

Zwembad

Als nos-sportverslaggever Bert Maalderink in een of ander Sportjournaal weer begint te zeveren over welke spelers op de training een hesje krijgen ga ik altijd even pissen. Ik kan niet tegen dat schoolkrantgemuts en moet dan even wat anders doen. Ik kom pas terug als Bertje echt helemaal klaar is. Zeker met zijn vragen aan de bondscoach. Zelf vindt hij die doorgaans heel kritisch, maar ik vind ze vooral ouderwets, slaapverwekkend en hopeloos ingewikkeld. In elk geval niet kritisch. Marco van Basten kijkt Bertje meest heel vermoeid aan en geeft dan heel geduldig zo diplomatiek mogelijk zijn antwoorden. Antwoorden waar Bertje overigens nooit tevreden mee is. Bert is een bijtertje en vraagt graag nog even door. Inmiddels is het een soort spelletje geworden en het tragische er aan is dat Bert zichzelf daarin bloedserieus neemt. Hijzelf is bijna meer het onderwerp van de reportage dan de bondscoach. Inmiddels zijn er twee kampen. De absolute Bert-fans en de zogenaamde Maalderink-haters. Hoewel ik dus meestal even iets voor mezelf ga doen hoor ik niet bij de haters. Een mens moet nou eenmaal een paar keer per dag pissen en het is prachtig als iemand je daar de gelegenheid voor biedt zonder dat je het gevoel hebt dat je iets mist. Dus ik mag hem eigenlijk wel.

Maar ondertussen merk je dat een aantal spelers en de bondscoach zelf een beetje klaar zijn met deze pony met één trucje. Het ziet eruit als een huwelijk dat een beetje is gaan ruiken. De ramen moeten open. De kamers moeten gelucht. De spelers zien de vragen al van kilometers aankomen en beantwoorden deze op bijna medelijdende toon.

Er gaat nu een filmpje over het internet waarop je perschef Jansma en Marco hun ongezouten mening over de sterverslaggever kunt horen geven. Omdat de microfoon openstond kon Bertje horen wat er gezegd werd en dit stukje had hij oorspronkelijk achter zijn reportage geplakt. Later is het geskipt, maar door een lekkende nos’er is het op het internet beland. Tegenstanders linken het naar elkaar, maar de fans ook.

Want nogmaals: er zijn ook Bert-fans. Mensen die hem juist prachtig vinden, waarderen omdat hij niet met alle winden meewaait en hem op een schild hijsen omdat hij als een van de weinigen niet meegaat in de veel te euforische polonaise na de wereldpot tegen Italië. Zij vinden hem zelfs een verademing.

Voor hen bestaat de rest van de pers uit saaie meelopers. Zij stellen de toiletgang uit tot hun goeroe Bertje aan de beurt is geweest.

Of Bert moet blijven? Volgens mij is dat geen vraag. Bert blijft gewoon. Ik vrees nog honderd jaar. En eerlijk gezegd vind ik dat wel goed. Hartstikke goed zelfs. Hij groeit tijdens dit ek uit tot de absolute vijand van het team.

En dat is prachtig. Dat versterkt de teamgeest. Het is heel goed voor de groep als je met zijn allen één iemand een onbedaarlijke eikel vindt. En volgens mij komt Bert behoorlijk in de buurt. En het mooie is: Bert vindt dat volgens mij wel lekker. Bert vindt zichzelf minstens zo belangrijk als Marco, dus hij heeft wel vrede met zijn eikelbestaan. Zijn werk is niet onopgemerkt gebleven.

Er wordt over hem gepraat. En niet alleen onder het volk, maar ook onder zijn vakbroeders. Ook in die groep zijn de meningen sterk verdeeld. Sommigen vinden dat je best een beetje close met bepaalde spelers mag zijn, terwijl anderen menen dat je juist altijd gepaste afstand moet houden. Hoewel beide groepen het er over eens zijn dat de homoseksuele relatie tussen Ruud Gullit en Frits Barend ooit veel te ver ging. Die tongzoen in die parkeergarage is niemand vergeten.

Maar goed: Bert moet dus blijven en vooral zo zeikerig blijven zeuren. Het elftal gaat er alleen maar beter van spelen. En dan? Dan worden ze Europees kampioen of halen ze minimaal de finale? En dan? Dan wordt een oude traditie in ere hersteld. Het elftal pakt Bertje en ze flikkeren hem met zijn allen in het zwembad.

Sinken

Je mag het als columnist toch wel grappig vinden dat in Rita’s beweging nu al de pleuris is uitgebroken? Of Sinke nou gegraaid heeft of dat Kay heeft lopen jatten of dat Rita zelf een krater in haar hand heeft doet er allemaal even niet toe. Het is onrustig en dat is leuk. Oude tijden herleven. Opeens zie ik het straatvechtende crapuul van de lpf weer voor me. De literair begaafde Harry Wijnschenk, de koddige Eduard Belletje Bomhoff, de fijnbesnaarde Herman Heinsbroek, de erudiete Cor Eberhard, carnavalsnummer Hilbrand Nawijn en de geweldige olifantentemmer Mat Herben. Nee, ik vergeet de ontoerekeningsvatbare en daardoor o zo aantrekkelijke Winnie de Jong niet. En wat te denken van Gerard van As, João Varela, Ferry Hoogendijk en Gods eigen wonder Jim Janssen van Raay? Al dat spul bij elkaar was toch prachtig en zorgde voor schitterend dagelijks amusement. In mijn herinnering werd die Wijnschenk zelfs nog een keer bedreigd met een pi-stool. Politiek op het hoogste niveau dus.

Of het met Rita ook zo gaat? Ze is in elk geval goed op weg. Ze is al voor meer dan een tonnetje getild door een of andere manische beroepsoplichter, vervolgens moest ze toegeven dat ze besmet geld van Nina Brink heeft aangenomen en nu komen de wagonladingen rioolbagger van Ed Sinke en zijn vriendje naar buiten. Wacht maar tot Edje echt gaat praten en nog wat fijne namen uit de vastgoedsector gaat noemen. Of het Rita gaat schaden? Voorlopig niet. Haar stemmers lallen zich stomdronken in het oranje door Basel en hebben wel iets anders aan hun hoofd. Basel is in dit geval trouwens een mooi woord. Wenen ook, maar dan alleen als ze verliezen.

Laatst bleek al dat de ToN in zwaar weer verkeerde. Ik las toen ergens dat Kay bedacht had dat je voor tien ruggen Rita een avondje bij je thuis of in je bedrijf kan krijgen. Dan komt ze mee barbecueën of neemt ze het voortouw in de polonaise. Onbeperkt spareribs knagen met Rita. Heerlijk toch? Een soort Ria Valk, maar dan zonder zang. Ik vrees dat Kay dit heeft afgekeken van de Amerikanen. Kay kijkt namelijk alles af van de Amerikanen. Bij elk debiel voorstel dat hij Rita doet zegt hij: ‘In Amerika is dat heel normaal!’ En als iets in Amerika heel normaal is dan is het goed. Maar je moet als politica toch behoorlijk aan het eind van je Latijn zijn als je op de schnabbeltour langs bedrijfsfeestjes moet.

Gister las ik in het ad dat Rita inmiddels heeft verklaard dat ze, als ze na de volgende verkiezingen premier wordt, in het Catshuis wil gaan wonen. Dat is eigenlijk na het behoud van Sinterklaas en Zwarte Piet het tweede concrete politieke voorstel dat ze doet. Verder is ze zich nog aan het beraden. Waarover? Geen idee. Maar dat ze in het Catshuis gaat wonen staat vast. Waarschijnlijk is dat voor Rita het belangrijkste: Wonen in het Catshuis. Het is toch prachtig dat zo’n leeghoofd zo goed als zeker ons land gaat leiden. Wie haar ministers worden? Ik vrees dat Harry Mens en Nina Brink al warmlopen. En verder mag u het invullen. Denk aan Bassie van Adriaan op Cultuur, Peter R. de Vries op Justitie, Lee Towers op Buitenlandse Zaken omdat hij in het Engels zingt en Frans Bauer op Ontwikkelingssamenwerking. Wilders zal Volksgezondheid wel nemen en ongetwijfeld wordt Godsdienstzaken daar aan toegevoegd. Die enge Hero Brinkman neemt vast en zeker onze overzeese gebiedsdelen voor zijn rekening en daar zullen ze op Aruba blij mee zijn. De politiek is weer helemaal van het volk.

Ik begreep Jan Marijnissen zo goed toen hij vorige week tegen zijn vrouw zei: ‘Ik maak er wel rugklachten van.’ En ondertussen is ook bekend geworden dat er extra hard gewerkt wordt aan de verbouwing van Slot Drakensteyn. De koningin heeft haast. Grote haast zelfs. Maar voor de columnist breken er gouden tijden aan. De hamvraag is alleen: wil de columnist dat?

Menselijk

Toen vorige week bekend werd dat het om de bekende makelaar, mislukt politicus en televisiepresentator Harry M. verdenkt van fraude, sprak een vriend van mij: ‘Het gebeurt altijd bij mensen van wie je het niet verwacht!’ Het schijnt dat Harry een rekeningetje van 800.000 euro mocht schrijven in ruil voor het niet openbaar maken van bepaalde zaken over de oud-voorzitter van het Bouwfonds, ene Cees H. Binnen de maffia heet dit gewoon zwijggeld. Valt in het politiejargon onder de noemer Afpersing. Normaal vraagt Harry geen zwijggeld, maar juist praatgeld. Als je in zijn programma Business Class iets wil komen vertellen, moet je hem normaliter een flink bedrag betalen. In ruil gaat hij je dan journalistiek ondervragen. Zielig? Ja!

Ik las in een aantal artikelen dat de afgeperste Cees H. ooit nog kandidaat-minister voor de lpf is geweest, maar Mat Herben heeft inmiddels via een ingezonden brief laten weten dat Cees dat nooit geweest is. Mat herinnerde zich dat nog goed, omdat in die tijd namelijk elk lid van de lpf kandidaat-minister was. Behalve Cees dus. Hij kwam niet door de ballotage. Had waarschijnlijk toen nog geen strafblad. Dat was namelijk absoluut verplicht bij de lpf. Cees heeft dat later overigens meer dan goed gemaakt. Onlangs stond er in de Volkskrant met wat voor maffiapraktijken Cees zijn miljoenenvilla en dito saldo bij elkaar sprokkelde. Die 800.000 euro zwijggeld waren een schijntje. En hij was niet alleen. Er werden meer namen genoemd. En inmiddels zijn er ook een stuk of wat jongens gearresteerd. Fijne types. Zal binnenkort een vrolijk en spraakmakend proces worden. Allemaal vastgoed, maar binnenkort allemaal ook goed vast.

Harry ook? Volgens Harry hij niet. Alle verdenkingen zijn volgens hem op niets gebaseerd. Harry is een keurige jongen en rekeningen schrijven voor dingen die je niet gedaan hebt, is in zijn wereld meer dan normaal. 800.000 euro tipgeld.

Hoop maar niet dat Harry zijn tipgeld in aandelen Fortis heeft gestopt. Want dan is er niet veel meer van over. Ik begrijp dat dat bankje niet echt lekker gaat. Huilend en smekend probeert Fortis-baas Jean-Paul Votron acht miljard bij elkaar te bedelen. De Belg geeft nieuwe aandelen uit, leent, verkoopt gebouwen en probeert bedrijfsonderdelen te slijten. En de aandeelhouders krijgen geen interim-dividend. De wanhoop spat uit Jean-Paul zijn ogen.

Daarbij heeft de schat een probleem. Vorig jaar kreeg hij, omdat hij tijdens de overname van een deel van abn Amro nogal wat overuurtjes had gemaakt, een loonsverhoging van 73 procent en een tussentijdse uitkering van 2,1 miljoen euro. Zomaar gratis op zijn bestaande hongerloon. De hele aandeelhoudersvergadering kreeg van die mededeling enorm de slappe lach en er werd hardop geprotesteerd. Dit was onzin en ronduit gelul. Maar het hielp niet. Votron sprak: ‘Zo dom zijn Belgen ook weer niet. Betalen en vlug een beetje!’ Dat vlug een beetje wordt nu pas echt goed begrepen. Want de bank is een paar maanden later bijna failliet. Maar hij zit er natuurlijk wel mee. Hoe verantwoord je 73 procent loonsverhoging en een losse premie van 2,1 miljoen, terwijl je je aandeelhouders het dividend schuldig moet blijven? Ik zou in de lift van het hoofdkantoor niemand durven aankijken. Natuurlijk, alle banken wankelen, maar toch: 73 procent en dat ook nog eens op een miljoenensalaris plus 2,1 miljoen. Hoewel? Waar zit je mee? De meesten die je aan moet kijken zijn volgende maand ontslagen. En daarbij is het merendeel Hollanders. En Hollanders zijn de Schotten van het vasteland. Zestienhonderd keer per jaar moet de Belgische wegenwacht gestrande Nederlandse automobilisten aan benzine helpen. Ze komen stil te staan vlak voor Luxemburg, waar ze willen tanken omdat de benzine daar een paar cent per liter goedkoper is. Zielig? Heel zielig. Maar ook wel handig in dit geval. Een volk dat zijn tank leeg rijdt voor een paar euro voordeel snapt een salarisverhoging van 73 procent als geen ander. Dat wordt zijn antwoord. Kort en bondig: Jean-Paul Votron is ook maar een mens. Net als Harry!

Prijzenslag

Het ek-voetbal is voorbij en niemand had Spanje getipt. Zelfs Spanje zelf niet. Afgelopen maandag was de dag van de lijstjes. Hierbij een overzicht:

Tsjechië heeft de meeste vrije trappen op eigen helft genomen, Polen heeft het vaakst ingegooid en Kroatië heeft het meest gewisseld van schoeisel. De Duitse keeper had de slechtste ogen, de Portugese coach kende veruit de meeste scheldwoorden en heeft het vaakst naar huis gebeld. Sylvie van der Vaart heeft van alle spelersvrouwen het meest geshopt, maar dat kwam omdat Nederland in Lausanne zat en daar is het nou eenmaal veel duurder dan in de andere Zwitserse steden. Frau Ballack werd verrassend tweede. Sylvie kwam op een daggemiddelde van 1246 Zwitserse franken. Hier zaten ook kleertjes voor de kleine Van der Vaart bij. De prijs voor de perschef met het meeste geduld was voor Kees Jansma. De perschefs van de andere landen hebben hier wel protest tegen aangetekend. Zij vinden dat Kees het te gemakkelijk had met Bertje Maalderink in de ploeg. Dan kan je volgens zijn collegae op voorhand al niet meer verliezen. Bertje is overigens uitgeroepen tot de scherpzinnigste journalist van dit ek. Deze prijs is toegekend door Bertje zelf. De best geklede analyticus van het toernooi was Gert Jan Verbeek, die vooral de laatste avond een scherp gesneden korte broek combineerde met een lekker losse sweater en een paar geraffineerd versleten sportschoenen. Met deze gedurfde combinatie liet hij iedereen ver achter zich. Johan Cruijff is voor de vijfde keer uitgeroepen tot de minst begrepen analyticus en de concurrentie vreest dat hij er ook in 2010 weer met deze trofee vandoor zal gaan. Johan is gewoon de beste en naarmate hij ouder wordt wordt hij alsmaar mistiger. De analyticus van de Kroatische staatstelevisie, Joran Mrladovic, heeft dit jaar een serieuze gooi naar deze felbegeerde prijs gedaan door na de wedstrijd tegen Oostenrijk twintig minuten uit Roodkapje voor te lezen, maar ook die avond bleef hij ver achter bij onze eigen Johan. Verder is Guus uitgeroepen tot de beste coach. Deze wisselbeker is hem voor het toernooi al uitgereikt. Dit gebeurde net als bij de andere grote toernooien tijdens een kleine ceremonie in de hotelkamer van Guus. Hij haalt de wisselbeker uit zijn koffer, geeft hem aan zichzelf en doet hem vervolgens weer terug in diezelfde koffer. De Italianen hebben de meeste zeep en aftershave gebruikt, de verslaggevers van het Duitse boulevardblad Bild stonken van alle journalisten het meest uit hun straatje en Frankrijk had veruit de oudste ploeg. Drie spelers waren de wedstrijd tegen Roemenië bijna vergeten. Er ging overigens nog een prijs naar de Franse ploeg. Die voor de slechtste spelersbuschauffeur. Zoals bekend ramde hij in een vloeiende manoeuvre drie keer een hek en twee keer een personenauto. Het gerucht gaat dat de Duitse doelman Lehmann op dat moment achter het stuur zat. In deze categorie werd de Nederlandse chauffeur verrassend tweede. Hij vergat na een training Klaas-Jan Huntelaar mee te nemen.

De Roemenen hebben van alle ploegen veruit het meeste porno gekeken, de Zwitsers kregen een prijs omdat ze hun hotelkamers zo voorbeeldig opgeruimd achterlieten en de Nederlandse supporters hebben 1.4 miljoen liter urine van de Alpen laten kletteren.

De prijs voor de Grootste Hypocriticus ging dit jaar weer naar mijzelf omdat ik voor de wedstrijd tegen de Fransen uitgebreid in de vip-Lounge van de uefa aan de champagne zat en voor het potje tegen de Roemenen een gastronomisch vorkje mocht meeprikken met de sponsors van de knvb. En maar schelden op die bobo’s.

Verder kreeg onze Bertje Maalderink nog een prijs voor zijn durf om onmiddellijk na dit ek zijn ontslag in te dienen. Hij was te weinig gesteund door collega’s en te vaak belachelijk gemaakt door de gasten van Jack. Zijn besluit is binnen de spelersgroep met luid gejuich ontvangen. Inmiddels gaat het gerucht dat er een lijmpoging wordt ondernomen. De nos schijnt Bertje toch te willen houden. Diverse spelers reageerden nuchter met: ‘Grappig. Dat wordt dan weer een rouwband!’

Luchtjes

Een vriendin van mij woont in een mooi, Amsterdams appartement dat ooit bewoond is geweest door twee strakke nichten. Dus is het licht, hip en yup. In het pand zijn meer appartementen en daarom is er een Vereniging van Eigenaren. Een paar keer per jaar komen de bewoners samen om te vergaderen en mijn vriendin kan daar uiterst vrolijk over vertellen. Het zijn dure appartementen, bewoond door voornamelijk dertigers, die er hard voor moeten tweeverdienen en er daarom zelden zijn. Ze slapen er en in het weekend scharrelen ze er een beetje rond. Maar ook dan zijn ze er bijna nooit. De door de week veel te veel zittende kantoorlijven moeten dan weer worden strak gezweet in de sportschool en er moet natuurlijk worden genetwerkt, ofwel gegolfd en gefeest.

Toch hebben de bewoners in de weinige tijd die ze met elkaar in het pand doorbrengen last van elkaar. En op de vergaderingen komen die ergernissen naar buiten. Vuile voeten in het halletje. Op wiens kosten wordt de kokosmat uitgeklopt? Te veel rondslingerend reclamedrukwerk. En meer van dit soort gemuts. Twee echtparen hebben kinderen en dus ook zo’n in Amsterdam-Zuid verplichte kakfiets.nl met zo’n bak voorop. De kinderloze bewoners vinden die fietsen te breed. Ze belemmeren de doorgang op de stoep en moeten daarom elders geparkeerd. Hier is laatst anderhalf uur over gediscussieerd. De advocaat van tweehoog kwam met jurisprudentie over wat er wel en niet op een stoep mag staan, maar sinds kort denkt hij milder. De vergadering denkt dat zijn vriendin, iets snels in de reclame, zwanger is. Wel aardig om te weten dat bijna alle bewoners academici zijn. Hebben dus gestudeerd en een aantal jaren van hun leven op een ranzig kamertje in een schimmelend studentenhuis vertoefd. Maar op de een of andere manier zijn ze dat vergeten. Op de laatste vergadering ging het in het pand over etensluchtjes. Of om de notulen letterlijk te citeren: hinderlijke etensluchtjes. Een mevrouw, iets heel hoogs in de it, had last van de kookkunsten van de snelle advocaat van tweehoog en de kandidaat-notaris van driehoog sloot zich bij haar aan. Ook hij rook uien en knoflook op momenten dat hij daar geen behoefte aan had. Mijn vriendin ruikt bijna nooit iets. En als ze wat ruikt vindt ze dat eerder lekker dan hinderlijk. Het is leuk thuiskomen in een pand waar achter diverse deuren goed gekookt wordt. Rook ze maar wat! Dat vindt ze eigenlijk nog het ergste: het is etenstijd en je ruikt niks. Alles ploetert nog in een kantoor aan de Amsterdamse Zuidas en knaagt daar iets vies uit een kantine. Of ze magnetronnen iets smerigs in een plastic bakje van de avondwinkel. Maar goed: de dertigers hebben dus last van elkaars etensluchtjes en nu hebben ze een speurneus van een bouwkundig adviesbureau ingehuurd en hij komt binnenkort ruiken en meten. Daarna schrijft hij een rapport, dat rapport wordt behandeld in de vergadering, daarna wordt er ongetwijfeld een second opinion aan een ander bouwkundig adviesbureau gevraagd, dan begint het offertecircus, waarna na twee jaar oeverloos vergaderen en ruziën een hele dure kookluchtjesbestrijder aan de aanleg van een of ander raar afzuigsysteem begint. En daar komt natuurlijk ook weer gezeur over. Moet je meebetalen aan iets waar je absoluut geen last van hebt? Dat is overigens niet het probleem van mijn vriendin. Zij moet alleen maar heel hard lachen. En haar man nog harder.

Waarom ik dit schrijf? Ten eerste omdat ik het onbedaarlijk grappig vind dat afgestudeerde mensen zich hier serieus mee bezighouden. En omdat ik weet dat er in Nederland duizenden van dit soort sneue verenigingetjes zijn. Mensen, die overdag onze economie draaiende houden door tegen een buitenissig uurloon de consultant uit te hangen, debatteren ’s avonds over hinderlijke etensluchtjes. Dat is toch grappiger dan leuk? Of ik een advies heb voor deze hardwerkende dertigers? Absoluut. Probeer eens een woning in Darfur. Of anders Eritrea. Daar is het altijd lekker weer en daar heb je absoluut geen last van hinderlijke etensluchtjes.

Góóól

Sinds een jaar of zestien ga ik één keer en soms zelfs twee keer per jaar naar de derby in Milaan. Voetballiefhebbers weten dat ik het over de grote wedstrijd tussen AC Milan en Inter Milan heb en niet-voetballiefhebbers weten dat nu ook. Kenners hebben het niet over Inter Milan en AC Milan, maar over Inter en Milan. Inter staat voor Internazionale, in 1908 afgescheiden van het toenmalige Milan FC na een ruzie over het toelaten van buitenlandse spelers. Het mag duidelijk zijn dat Inter voor toelating was. Inmiddels weet ik best veel van de derby. Hoeveel keer ze tegen elkaar speelden, hoe vaak wie won, dat de eerste derby in het Zwitserse Chiasso plaatsvond, dat er twee Nederlandse broers bij de oprichting van Inter betrokken waren en dat de schilder Giorgio Muggiani hun befaamde logo ontwierp. Ik weet in welk café Inter is opgericht, dat de Madonnina (de Heilige Madonna die op de Dom prijkt) haar naam aan de derby heeft verbonden, dat Faas Wilkes de eerste Nederlander was die meespeelde en dat Giuseppe Meazza met 19 doelpunten de top-scorer van de derby is (18 keer voor Inter en 1 keer voor Milan). Weetjes. Zinloze weetjes, maar wel erg leuke weetjes. Al die informatie heb ik van David Endt, de vriend die ooit het derbyvirus aan mij heeft overgedragen. Hij is de man die meer van de derby en vooral van Inter weet dan wie ook, zelfs meer dan het hele bestuur en de directie van deze club bij elkaar. Toen hij zestien was liftte hij in zijn eentje naar Milaan om de derby bij te wonen. De eerste van de inmiddels meer dan vijfentwintigste keer.

De derby is niet te omschrijven omdat je hem moet horen, zien en ruiken. Voelen dus. Voelen met je hart. Het is het oorverdovende lawaai, de gigantische spandoeken over en weer, de kleuren en de geuren van het vuurwerk, het trillen van het beton van het stadion en de pure emotie. Twee keer drie kwartier liefde en haat, deels echt en deels magistraal geacteerd. Italiaans straattheater van de bovenste plank.

David verandert als hij het San Siro binnenkomt, is na het eerste fluitsignaal totaal onbereikbaar. Een soort trance. Lichte verhoging. Na de wedstrijd gaan we steevast eten in een restaurant in de schaduw van het stadion en daar kaarten we na. En altijd raak ik weer ontroerd door zijn liefde voor het voetbal. Echte liefde. Niet alleen voor Inter en ook niet alleen voor het Italiaanse voetbal. Nee, het voetbal!

Er zijn weinig mensen die zo gloedvol over spelers kunnen praten. Club of land maakt niet uit. Voetballers. Mooie voetballers. Zowel van toen als van nu. Hij kent mooie randverhalen, anekdotes die er toe doen, verhalen die iets toevoegen aan de carrière.

Vorig jaar was David een tijdje aan zijn huis gekluisterd. Zijn gezondheid haperde even. Na die tijd kwam hij bij me langs met in een map een soort werkstuk van een schooljongen. Hij had een aantal van zijn favoriete voetballers op een rij gezet en er mooie stukjes bij geschreven. Voetballers die hem ooit blij gemaakt hadden. Blij door de schoonheid van hun spel. De illustraties had hij er zelf bij gefröbeld en het begrip fröbelen bedoel ik hier verre van denigrerend. Integendeel. Hij had collages gemaakt van foto’s uit voetbalbladen en van het internet. Beeldschone collages. Een jongen aan het werk. Een dromer met een schaar en een plakstift. Hij liet het me zien in de keuken. Het aanrecht kreeg het er warm van. De pannen bloosden van geluk. Toen ik het uit had belde ik in zijn bijzijn mijn uitgever, binnen een dag was er een afspraak en twee maanden later lag er een zeer bijzonder boekje met de geweldige titel GÓÓÓL. Een absoluut juweeltje. Vaak geef ik het cadeau en altijd krijg ik binnen een dag een mail of een telefoontje met uitzinnige oprechte complimenten. En iedereen heeft het vooral over de liefde. De liefde van David voor het voetbal zoals God het voetbal ooit bedoeld heeft. Dus geen gedoe over transferperikelen, geen gedonder over gele en rode kaarten, zwart geld of corrupte makelaars, niks van dat al. Odes! Voetbalodes. Aan Maradona, Cassano, Pires, Materazzi, Ronaldinho, Shevchenko, Zambrotti en uiteraard Zidane. Nu noem ik er acht van de dertig.

Het is niet mijn gewoonte om vrienden te pushen of hun werk een extra duw te geven. Maar soms moet het. Mijn vingers dansten vanzelf over het toetsenbord. Niet mijn hoofd, maar mijn hart stuurden de woorden naar mijn handen. Betoverd door het boekje waarmee nog een heel subtiel grapje door de binder is uitgehaald. Welk grapje. Dat vertel ik pas als je het in huis hebt.

Uit mijn duim

Je ziet ze niet meer. Waar zijn ze? Heeft de ov-jaarkaart ze lui gemaakt? Of zelfs verdreven? Maar het waren toch niet uitsluitend studenten? Het waren ook soldaten. Die werden trouwens bijna altijd meegenomen. Zelfs mijn ouders stopten voor ze. Uitsluitend voor soldaten en meisjes. De rest zocht het maar uit. Die meisjes konden beter bij ons in de auto zitten dan bij een of andere enge griezel met heel andere bedoelingen. Dat vonden mijn ouders. En eenmaal in de auto kreeg zo’n meisje altijd een goedbedoeld preekje van mijn moeder. Of ze wel wist hoe gevaarlijk het voor een meisje alleen was? En of haar ouders wisten dat ze liftte?

‘Ja’, loog het meisje. Vaak zei ze dat het om een klein stukje ging. Maar ook op kleine stukjes kon volgens mijn moeder heel veel gebeuren. Juist op heel kleine stukjes. Echte moeders voeden altijd op.

Ik heb het dus over lifters. Ze zijn verdwenen uit het snelwegbeeld. Heel af en toe zie je er nog een, maar dat is dan ook echt héél af en toe. Je moet aan je kinderen uitleggen wat iemand bedoelt als hij zijn duim naar je auto opsteekt. Hij wil mee.

‘Waarom heeft ie zelf geen auto?’ vroeg mijn zoon toen hij nog heel klein was. Goeie vraag. In kinderogen heeft iedereen namelijk een auto.

Het liften heeft me van kleins af aan gefascineerd. Vijfenveertig jaar geleden was ik negen toen ik mijn eerste lift kreeg. Min of meer per ongeluk. Ik woonde in Naarden en mocht op zondag af en toe in mijn eentje naar Ajax. Dat was een simpel busritje zonder overstappen. Ik ging al vroeg omdat Ajax vanaf twaalf uur aan een bepaald loket in De Meer jongenskaartjes verkocht. Van mijn moeder kreeg ik twee gulden mee. Een retourtje Amsterdam was een piek, het jongenskaartje vijftig cent en de overgebleven twee kwartjes mocht ik versnoepen. Zo heette dat toen. Op een zondag stond ik op de Rijksweg bij de halte Thierensweg te wachten toen er een echtpaar stopte. Waar de kleine jongen naar toe moest? Zij gingen ook naar Amsterdam en voor ik het wist zat ik achterin te kakelen over de opstelling en de kansen van mijn cluppie. Was dit liften? Nee, dit was meerijden. Ze zetten me af bij het stadion en reden door om die meneer zijn oude moeder te bezoeken. Dat deden ze elke zondag. Na de wedstrijd ging ik bij het stoplicht staan en vroeg ik aan mensen of ze richting Naarden gingen. Domme vraag want iedereen vanaf daar ging richting het Gooi. Binnen de kortste keren zat ik prinsheerlijk achterin. Kleinduimpje op avontuur. Een beetje misselijk van het snoepen. Want voor een gulden vijftig kon je veel kopen in die tijd. Thuis hield ik uiteraard mijn bek dat ik met vreemde mensen was meegereden. Alleen mijn broer Tommie wist het. Geloof niet dat hij een kwartje zwijggeld wilde.

Twee weken later stopte hetzelfde echtpaar en na de wedstrijd zat ik weer in een mooie auto. De terugreis was nooit een probleem. Zeker niet als ze gewonnen hadden.

Jaren ging het goed. De heenreis met dat mutsige echtpaar vond ik op een gegeven moment wel een beetje tuttig worden, dus al gauw ging ik wat eerder of later en stak ik heldhaftig mijn duimpje in de lucht. Ik liet de bus aan mij voorbij gaan. Waarschijnlijk vertederde het beeld van dat liftende kleine kereltje want binnen een minuut werd ik meestal meegenomen. Bijna altijd door echtparen en keer op keer werd ik door de vrouw streng toegesproken. Of ik wel wist hoe gevaarlijk het was? Juist op kleine stukjes! En of mijn moeder het wist? Ja, loog ik net als de meisjes.

Op de relatief veilige ritjes van twaalf kilometer tussen Naarden en Amsterdam werd de lifter in me geboren. De horizon lonkte. Eigenlijk kon ik niet wachten. Zo klein als ik was: Ik wilde weg. Waarheen? Wel eens van de wijde wereld gehoord?

Uit mijn duim (2)

Vroeger had je echte liftersplekken waar ze massaal stonden. In Amsterdam was dat aan het eind van de Rijnstraat bij de Utrechtsebrug waar de A2 begon en bij de Gooiseweg, eigenlijk de oprit van de A1. Zo had elke stad zijn eigen plekken. In Groningen de Emmabrug, in Utrecht de Berenkuil en de Douwe Egbertsfabriek en waar ze in Rotterdam stonden weet ik eerlijk gezegd niet.

Veel lifters hadden een kartonnen bordje. Daarop stond de plaats van bestemming. Vaak verre steden. Maastricht, Leeuwarden, Groningen. Ik bekeek dat als jongetje met diep respect. Dat waren pas globetrotters. Avonturiers. Maastricht. Leeuwarden. Groningen. Dan durfde je.

Waarom zijn de lifters er eigenlijk niet meer? Er is toch altijd geldnood? Zo vorstelijk worden die klussende Polen toch ook weer niet betaald? Waar zijn ze? Of steken ze hun duim tegenwoordig omhoog op internet? Is er een liftersite waarop je je reis van A naar B of C regelt? Hoe zit het? Wie kan mij vertellen waar ze gebleven zijn? Ik mis ze. Ik mocht ze altijd graag meenemen. Niet alleen om de aanspraak, maar ik heb het zelf te lang en te hartstochtelijk gedaan. Dus ik weet wat het betekent als je lang moet wachten in striemende regen of brandende zon.

Zeventien was ik en ik moest en zou naar Kopenhagen. Daar gebeurde het. Met wie ik ging? Met mezelf. Dat leek me nou leuk: alleen reizen. Zonder vrienden. Lange discussies met mijn bezorgde ouders volgden. Steeds weer het woordje waarom. Andere jongens gingen met elkaar naar Spanje of Frankrijk of zeilkamp, maar ik wilde dat niet. Ik wilde alleen en absoluut naar Kopenhagen. 1971 en iedereen zei dat het daar gebeurde. Uiteindelijk moest ik het zelf maar weten. Ze konden me tegenhouden, maar dat wilden ze niet.

Nog altijd vind ik het jammer dat ik de brief, die mijn vader me geschreven heeft en die bij mijn nachtelijk vertrek op de eettafel op me lag te wachten, ben kwijtgeraakt. Een ontroerende brief van een oprecht bezorgde vader aan een onbezonnen joch van zeventien. Toen begreep ik niks van hem, maar nu, 37 jaar later en zelf in het bezit van zo’n zoon, snap ik hem beter dan ooit. Heb hem dat gelukkig nog wel kunnen vertellen.

’s Ochtends om vier uur verliet ik het huis en natuurlijk lagen mijn ouders klaarwakker. Even later hees ik me bij een onverstaanbare chauffeur in de eerste vrachtwagen. Op naar het noorden. Nog weet ik welke gelukkige huiver er door me heen trok. Het rare gevoel. Mijn met vakantiewerk bij elkaar gesprokkelde centen, een paar boeken, wat kleren en een overvol avonturenhoofd. Het leven ging beginnen.

In Hamburg werd het een schimmig hotel in Sankt Pauli, dertig kilometer voor Flensburg sliep ik in de berm onder aan een viaduct, maar ik kan beter toegeven dat ik niet sliep omdat ik doods- en doodsbang was. Eigenlijk wilde ik terug. Wat deed ik daar? Van wie moest dit? Wie moest ik iets bewijzen? Al mijn vrienden hadden het vrolijk met elkaar. Rumoerige campings, rare huisjes, vrolijke hotels maar vooral met elkaar. Toen het licht werd kwam ik te voorschijn uit de bosjes en bond mijn slaapzak en matrasje bij elkaar. Ik was nog niet gaan staan of er stopte een auto. Een grote Mercedes met een oude man er in. Waar ik heen wilde? Denemarken! Stap maar in. Dat was wel een hele snelle lift. Ik zat bij een grote, oude, zwaar ademende man, die me vertelde dat hij me niet mee de grens overnam. Dat stukje moest ik lopen. Ik kon wel drugs bij me hebben. Ik zei dat ik dat niet had. Of wapens! Die had ik zeker niet.

‘Maar ik wel,’ zei de man en trok uit zijn binnenzak een groot, stevig pistool dat hij onmiddellijk op me richtte.

‘Dus geen gekke dingen doen!’ sprak hij met een woeste blik in zijn ogen

‘Nee’, stotterde ik en bibberde van binnen en van buiten heel zacht om mijn moeder.

Uit mijn duim (3)

Amper twee dagen onderweg en nu al onder schot. Hoewel? Was het pistool echt? Ik vroeg me dat overigens toen niet af. Op dat moment was alles echt. Ik zag de trillende gek en realiseerde me dat hij zomaar voor me gestopt was, dat ik nog helemaal niet gelift had, dat ik nog bezig was om mijn slaapzak op te rollen en op mijn rugzak te binden. Toen hoorde ik een auto toeteren en wenkte hij mij. Verbaasd liep ik naar hem toe. Of ik een lift wilde? Ja! Dan moest ik wel opschieten. Hij ging tot ver in Denemarken.

Helemaal blij stapte ik in. En nu, nog geen vier kilometer later, besefte ik dat ik bij een levensgevaarlijke psychopaat in de auto zat, een man die tot alles in staat was. Of tot niets. Of ik bang was? Doodsbang. Begreep opeens helemaal niks van mezelf. Mijn vrienden waren met een oude auto naar Spanje en hadden me tien keer gevraagd of ik mee wilde. Gewoon ongecompliceerd lachen, beetje achter de meisjes aan, dom liggen op een strandje en tot diep in de nacht naar de disco. Maar ik wilde niet. Ik moest en zou alleen. Kon het ook niet uitleggen. Sinds een paar jaar schreef ik. Liedjes, gedichten, gedachten. Een puber met een overvol hoofd.

En schrijven moet je alleen doen. Niet met drinkende vrienden die al dat artistieke gedoe toch wel wat aanstellerig vonden. Schrijven doe je ’s nachts. Als het stil is. Daar moet niemand bij zijn. Geen vragen, geen antwoorden. Gewoon stilte. Schrijven, schrappen, weggooien, opnieuw beginnen, wenden, keren, ondersteboven houden en heel lang naar een regel staren.

Het was het begin van mijn leven als schrijver. Dat was het enige dat ik zeker wist: ik werd schrijver. Dat wou ik niet. Dat moest ik. Van wie? Van mijn hoofd en mijn hart. En schrijvers hangen niet op stranden en in discotheken. Schrijvers zwerven, zien en noteren. Ik was nog koortsig van mijn nachtje Reeperbahn. Mannetje van zeventien, een stampende hormonenkermis zonder geld, dolend tussen de bordelen, mijn rugzak op een hele vieze kamer in een smerig hotel en maar kijken. Kijken naar al dat opwindende lekkers.

Zo alleen en zo gelukkig. Of misschien juist heel ongelukkig en dat laatste maakt me weer intens gelukkig. Ongeluk is nou eenmaal een prettige pijn. Ingewikkeld? Ik kan het niet beter uitleggen. Ik wist dat dit mijn leven zou worden. Dolen en denken. Onschuldig nieuwsgierig. Zoeken en het uiteindelijk nooit vinden. Ik kon het mijn ouders niet uitleggen. Hoewel?

Later begreep ik dat ze me wel degelijk snapten. De mededeling dat ik met mijn zeventien jaar alleen op reis wilde verbaasde hen geenszins. Het hoorde wel bij me. Maar ze hadden liever dat ik nog een jaartje zou wachten. Maar sommige dingen kunnen niet wachten.

Die moeten. En die moeten alleen. Dat is onontkoombaar. Ik moest de discussie aan. De discussie met mezelf. Waarover? Over alles. Over mijn mislukte schoolcarrière, mijn toekomst, mijn verleden, mijn heden. Met wie? Met wat? Ik wilde spelen, vermaken, hard lachen, zacht huilen, schreeuwen, fluisteren en ik wist dat ik bij het verzinnen niemand kon gebruiken. Met niemand overleggen. Niemand teleurstellen. Daarom was ik alleen. Helemaal alleen. Zielsgelukkig alleen. De eerste van vele reizen.

Doelloze trektochten met een pen, wat papier en een grote stapel boeken. Hier had ik jaren over gedroomd. Zo wilde ik leven. Dit was het begin van mijn uiteindelijke geluk en het eind van een overigens geweldige jeugd, waar ik met een grote glimlach op terugkijk.

Opgewonden stapte ik bij de onverstaanbare chauffeur in de vrachtwagen, drie dagen ging het crescendo en nu zat ik in een Mercedes naast een oude man, die zwaar ademde en zweette als een otter. En die een pistool op mij gericht hield. Een trillend pistool.

Dinsdagochtend. Kwart over zeven. Zeventien jaar. Noord-Duitsland. Jongen onderweg. Jongen is een te groot woord. Een doodsbang kereltje. Een kind. God, wat had mijn moeder gelijk.

Uit mijn duim (4)

Natuurlijk liep dat goed af met dat pistool. Anders had ik zevenendertig jaar later deze stukjes niet kunnen schrijven. Het liep heel kinderachtig af zelfs. De oude gek stopte het wapen in zijn binnenzak, bleef mij nog wel een tijdje vervaarlijk aankijken, reed veel te zacht over de snelweg richting de Deense grens en sommeerde me dat ik die in mijn eentje over moest, omdat ik wel eens drugs bij me kon hebben. Hij sprak het woord drugs op een schitterende kotstoon uit. Over de grens zou hij op me wachten en mocht ik verder mee richting Kopenhagen. Opgelucht stapte ik uit de auto.

‘Tot zo,’ zei hij nog. Ik geloof dat ik hetzelfde antwoordde. Vlak na de douane bleef hij inderdaad op me wachten. Geïrriteerd omdat ik aan de Duitse kant nogal treuzelde. Hij toeterde een paar keer, wees overdreven op zijn horloge en schreeuwde op een gegeven moment heel hard dat ik moest opschieten.

Ik bleef rustig staan. Het duurde wel een half uur voor hij mokkend vertrok. Hij was zijn speeltje kwijt. Niks lekkerder voor een gefrustreerde Duitse bejaarde dan een liftende scholier de stuipen op het lijf te jagen.

Daarna wachtte ik nog zeker een uur eer ik de grens over durfde. Doordat ik zo lang treuzelde, werd ik wel een object voor de argwanende douane. Zowel mijn rugzak als ikzelf werd bijna geheel binnenstebuiten gekeerd. Een tube Medinos tandpasta, een zakje muntdrop dat mijn moeder voor de gezelligheid stiekem in mijn rugzak had gestopt en een aangebroken pakje Stimorol waren uiteindelijk de schrale oogst.

De reis naar Kopenhagen verliep verder probleemloos. Ik meldde me daar op het station, omdat dat nou eenmaal de natuurlijke verzamelplaats voor dit soort reizigers is. Daar sloot ik al gauw vriendschap met andere ongedouchte globetrotters.

Twee weken sliep ik overal en nergens in de armen van een beeldschone, zes jaar oudere Canadese aan wie ik zo goed mogelijk niet liet merken dat ik nog helemaal niets van de liefde wist. Op hongerige avonden ging ik samen met haar blije liedjes bij de Jezus Movement meeblèren, omdat daar een maaltijd tegenover stond. Verder doolden we een middag door het toen al sterk verouderde Tivoli en bezochten we in totaal zeven keer de Carlsberg Brouwerij, omdat het na de rondleiding gratis drinken was. En ik schreef. Schriftjes vol woorden. Over idealen en vrede en gelijkheid en broederschap en liefde en Vietnam. Onschuldige weken. Een jongetje op ontdekkingsreis. Ontdekkingsreisje is een beter woord. En wat ontdekte ik? Mezelf?

Toen ik terugkwam, huilde mijn moeder lieve tranen. Ik had haar ongerustheid niet begrepen. Nu wel. Of mijn zoon van zeventien alleen Europa in mag? Ik hoop dat hij het zijn moeder niet aandoet.

Maar de toon was gezet. Jaren heb ik amper treinen gezien. Liften was volkomen normaal. Niet alleen voor mij. Voor iedereen. Als je iemand vroeg: ‘Hoe ga je er heen?’ was het antwoord: ‘Liften!’ En dan heb ik het niet over vakanties. Liften was gewoon een van de vervoermiddelen naar overal en nergens.

Maar vooral de vakanties herinner ik me. Lekker lang liften en altijd alleen. Eenzaam? Juist niet. Als je met zijn tweeën bent, heb je geen reden om op zoek te gaan naar een tegenspreker. Je kabbelt en babbelt je gezellig door de drie weken heen. Dat is pas eenzaam. Maar als je werkelijk alleen bent, dan ga je na een dag of wat met jezelf praten, toch maar eens op zoek naar iemand anders. En het aardige is dat je dan vaak in gesprek raakt met mensen die ook om een praatje verlegen zitten. Types waar altijd wel iets aan los zit.

Want neemt u van mij aan: mensen die lange tijd alleen onderweg zijn, daar is vaak iets mee. Iets ergs? Integendeel. Het zijn individuen met wie je niet over de hypotheekrente hoeft te praten. En ook niet over aangeharkte gazonnetjes met daarop plastic tuinstoelen. Waarover dan wel? Meestal nergens over. Voor mij nog altijd de prettigste gesprekken.

Uit mijn duim (slot)

Vroeger heb ik het in mijn theaterprogramma’s wel eens over Liften naar Parijs gehad. Volgens velen te vaak. Volgens mij niet vaak genoeg. Waarom niet? Omdat het natuurlijk niet om het letterlijke tripje naar de Franse hoofdstad gaat, maar om de manier van reizen, of liever: de manier van denken. Vertrekken en niet precies weten hoe laat je ergens aankomt, laat staan dat je weet waar je slaapt en nog belangrijker: met wie.

Ik riep het vooral in de tijd dat mijn hele generatie zich veilig nestelde in de doorzonwoning en twee keer per jaar een of andere voorgebakken confectievakantie van de firma Neckermann consumeerde. Toentertijd werd de sneeuwverzekering uitgevonden en hebben miljoenen soortgenoten zo’n polis afgesloten. Het is zo logisch dat mijn generatie massaal aan de Prozac is.

Van mijn zeventiende tot pakweg mijn vijfentwintigste jaar heb ik gelift, altijd in mijn eentje en die manier van reizen is belangrijk geweest voor de rest van mijn leven. De tijd tussen je zeventiende en vijfentwintigste is natuurlijk sowieso een essentiële periode. In die tijd stel je jezelf de meeste vragen. En misschien ook wel de meeste voorwaarden. Ik weet nog zo goed hoe ik drie dagen lang met mezelf stond te worstelen bij Lyon, waar ik vanaf het drukste liftpunt van Europa probeerde weg te komen en ik zag hoe uitsluitend de mooie meisjes een lift kregen van hele dikke mannen in nog dikkere auto’s.

Ik stelde mezelf zoveel vragen. Wat wilde ik? Wat moest ik wel en wat vooral niet doen. Wat was geluk? Waar vond je het? Bestond het wel? Reve doolde door mijn hoofd. Onbewust neuriede ik dag en nacht Dylan. Het werkelijke antwoord gaven de dikke mannen in de dikke auto’s. Zo zat het.

Na mijn vijfentwintigste kreeg ik zelf een auto. Ik was als leerling met alles laat, dus ook met mijn rijbewijs. Overigens een van mijn twee gehaalde diploma’s. Toen werd het een kwestie van lifters meenemen. Dat was je als ex-lifter aan je stand verplicht. Weemoedig reed ik ze meestal naar het zuiden. Doorgaans waren het rare doch vrolijke types. Bizarre gesprekken over alles. Nooit over werk. Dat laatste was iets waar een beetje lifter gezonde schijt aan had. Hoort ook bij die leeftijd. Wantrouw de drieëntwintigjarige die smult van het arbeidsproces en die het niet erg vindt om elke dag in een grijze kantoorkolos te verdwijnen.

Of ik nu nog zou willen liften? Nee. Ik denk dat het een beetje sneu zou zijn. Te oude man op de vluchtstrook. Hoewel? Als je het doet, moet je jezelf wel een aantal strenge regels opleggen. Beperkt geldbedrag mee, geen pinpas en geen mobiele telefoon en dan maar kijken waar het schip strandt. Maar als mensen mij zien staan, weten ze bijna zeker dat er een cameraploeg in de buurt is. Er is namelijk geen een bn’er die nog zoiets spontaans doet zonder dat het wordt gefilmd en uitgezonden.

Maar ik denk dat het mij niet meer zou lukken. Ook ik ben verpest door te veel luxe. Geld maakt nou eenmaal lui en gemakzuchtig. En ongelukkig, zegt men, maar daar heb ik tot nu toe weinig van gemerkt. Ik weet dat er een dag komt dat het in mijn hoofd begint te schemeren en dat ik in een dementenreservaat word opgesloten. Wedden dat ik dan wil liften? Misschien mag het wel van de bejaardenleidster en zorgt ze er voor dat er op het moment dat ik mijn duim opsteek een auto stopt. Een auto betaald door de zorgverzekering.

‘Parijs,’ zal ik stamelen, waarna ik mag instappen. Na een uurtje word ik weer bij de portier afgeleverd en heb ik een heerlijke middag gehad.

Maar zo ver is het nog lang niet. Voorlopig neem ik de lifters nog mee. Tenminste: als ze er nog staan. Ik moet wel toegeven dat ik ze niet allemaal meeneem. Eigenlijk uitsluitend mooie meiden. Mooie, verse, jonge, dartele, sprankelende meisjes. Waarom? Ik heb tegenwoordig een hele dikke auto.

Op voorwaarde dat je het niet opschrijft...

Mijn stamcafé. Een man vraagt of ik wat wil drinken. Ik zeg dat ik dat wel wil, op voorwaarde dat ik niet met hem hoef te praten. Heb namelijk een enorme hekel aan claimconsumpties. De ouwehoer biedt je een biertje aan en voor je het weet moet je twintig minuten naar zijn zouteloze gezever luisteren. Zo’n verhaal waar geen eind aan komt. Sterker nog: het had niet eens een begin. Wat kost een biertje? Twee euro? Dus voor tien cent per minuut ben je de klos. Daar ben ik echt te duur voor. Het zijn altijd verhalen waar je niks mee kunt. En als het een verhaal is dat wel bruikbaar is voor de krant of het toneel, dan zegt de verteller dat je het niet op mag schrijven. Meestal zegt hij dat voor hij begint.

‘Op voorwaarde dat je het niet opschrijft’ is een van de meest gehoorde regels in mijn leven. Ik zit aan een vrolijk etentje, het is diep in de nacht, dus er is flink gedronken, sterke verhalen tuimelen over elkaar en bij ieder nieuw sterk verhaal wordt er eerst naar mij gekeken. Op voorwaarde dat je het niet opschrijft! Ik beloof dat overigens nooit. Ik kijk altijd met een lichte glimlach. Een glimlach die niks zegt. Geen nee en zeker geen ja. Meestal is de verteller te dronken om mijn antwoord überhaupt te horen en steekt hij enthousiast van wal. Mij zijn al zo veel verhalen verteld onder voorwaarde dat ik het niet op mocht schrijven. Maar wat moet ik dan? Ik ben toch stukjesschrijver? Verhalenverteller? Ik moet mijn woorden toch van de straat schuimen?

Voorbeeld: Een vriendin van mij werkt op zo’n groot Amsterdams advocatenkantoor. Op zekere dag nam een van de oprichters, een uiterst ijdele man, afscheid. Meneer vond zelf dat hij wel een lintje had verdiend en zij moest dat regelen. Dat hij al een lintje had, was niet belangrijk. Ze moest een duurder lintje regelen. Zogenaamde vrienden moesten een brief aan Trix schrijven en daarin zijn maatschappelijke betekenis roemen. Niemand had er zin in. Ze hadden voor het vorige lintje al de halve wereld bij elkaar moeten liegen en hadden geen zin in een tweede keer. Zij vertelde dit keurig aan het feestvarken, dat kwaad werd. Buiten zinnen zelfs. Zij moest godverdomme een lintje voor hem regelen! Nee bestond niet in zijn ogen. Het werd een heel gedoe. Toen ze genoeg slijmjurken bij elkaar had, bleek dat de koningin ook niet zo’n zin had om deze ijdeltuit nog een keer te ridderen. Uiteindelijk, na heel veel gelobby en hulp van bevriende politici, kreeg ze het dan toch voor elkaar.

De avond van zijn afscheid volgde. Een knal van een diner in het Concertgebouw. Honderden gasten. Tijdens het diner waren er een stuk of tien speeches. Louter lovende woorden, die hij glimmend van trots in ontvangst nam. Hij werd murw geprezen. Hij was fantastisch. Niet alleen een groot jurist, maar hij had ook altijd oog gehad voor de menselijke kant van de zaak. En hij was charitatief. Kon zichzelf goed wegcijferen. Hij was zo bescheiden. De laatste spreker eindigde met de tekst dat het Hare Majesteit de koningin heeft behaagd...

En toen gebeurde het ongelooflijke: Hij schoot vol! De tranen spatten uit zijn ogen. Hier had hij niet op gerekend. Wat een verrassing! In zijn emotionele dankwoord moest hij naar woorden zoeken, hij was overmand door emotie, hij had niet meer gedaan dan zijn best. Dat hij naar de woorden moest zoeken, overmand was door emotie en niet meer had gedaan dan zijn best, had zijn secretaresse twee dagen eerder uitgetypt. Hij kende de zorgvuldig geschreven toespraak werkelijk prachtig uit zijn hoofd.

De secretaresse is mijn vriendin, die dit allemaal vertelde en een gezonde hekel aan hem had. En eigenlijk zelf ook had willen speechen. Ze had dan ten overstaan van zijn voltallige familie, collega’s en relaties willen vertellen dat hij in de vijf jaar dat ze voor hem werkte zeven pogingen had gedaan om zijn ouwe tong in haar jonge meisjesmond te proppen en dat ze door hem drie keer vol bij haar tieten was gepakt. En dat haar voorgangster om die reden ontslag had genomen. Vooral het verhaal van het lintje wilde ik graag opschrijven. Ze smeekte mij om het niet te doen. Ooit mocht het wel, maar niet toen. Toen was het te vers. Het was veertien dagen eerder gebeurd. Ik beloofde haar die avond dat ik er even mee zou wachten. Op voorwaarde dat ik even aan haar tieten mocht zitten. En ik heb haar beloofd dat ik de locaties zou veranderen, dus dat ik van Maastricht Amsterdam zou maken en van de plaatselijke schouwburg het Concertgebouw. Voor de goede orde: Maastricht is uiteraard een afleidingsmanoeuvre.

Zo krijg ik de hele dag verhalen die ik niet mag opschrijven. De pedagoog, die regelmatig in kranten en op televisie ontroerende en vooral verstandige adviezen geeft en ondertussen zijn thuisfront geestelijk mishandelt. En zijn kinderen zelfs schandelijk verwaarloost. Of het verhaal van de schoonvader van een vriend van mij, die zo radeloos rijk is dat alleen extreme dingen hem nog amuseren. Zeebodemgolfen en helikopterskiën zijn de dingen die hij nog doet. Geeuwend overigens. In het bordeel wil hij alleen nog kijken naar een lesbo-act. Zelfs het wippen vindt hij saai.

‘Niet opschrijven, want mijn vrouw herkent het verhaal onmiddellijk en gaat dan bij me weg,’ verzekerde hij mij in wanhoop en paniek. Nou heeft hij een muts van een vrouw en volgens mij is hij veel beter af zonder haar. Vandaar dat ik het nu toch opschrijf. Vriendendienst.

Andere vriendin vertelde mij onlangs een gênant erfenisverhaal. De pleuris die in een familie uitbrak over een zeilbootje, een piano en een doosje sieraden. Een heel gezin aan gruzelementen. Niemand praat meer met elkaar. De overleden ouders liggen te janken in hun graf als ze zien welk zootje hun nazaten ervan gemaakt hebben. Het was een beeldschoon verhaal, uit bijna elke familie vol kleine zielen gegrepen, maar helaas... ik kreeg het verhaal onder voorwaarde dat ik het niet op zou schrijven...

Een voetballer vertelde mij ooit over een ingenieuze omkoping, maar ik moest beloven dat ik... De wielrenner sprak zeer open over hoe, wanneer en hoe vaak hij stimulerende rommel nam en legde uit waarom hij nooit gepakt is. Leerzame geschiedenis, maar helaas... Zogenaamd rijke mensen die al jaren gegijzeld worden door hun hypotheek en nog geen pak vla in de koelkast van hun exorbitante villa hebben staan. En maar patsen in dat Wassenaar. Ik zou het zo graag opschrijven, al is het maar omdat zij geen uitzondering zijn. Maar ik heb indirect beloofd dat ik het niet zou noteren... Nooit echt beloofd. Nooit gezegd, alleen glimlachend gekeken. Maar ja, ik ben een nette jongen en voel me toch moreel verplicht tegenover mijn kennissen.

Een oude man vertelde mij ooit dat hij chauffeur was bij een minister en dat hij een rood vlaggetje moest spannen tussen twee bomen in de tuin. De vlag hing aan een touw en via katrollen kon de vlag bewegen. Hij moest ’s ochtends om zes uur aan het touw trekken, zodat de vlag in een flink tempo van rechts naar links en andersom ging. En dan ging de minister er vanuit zijn slaapkamerraam op schieten. In pyjama. Waarom? De minister was uitgenodigd door prins Bernhard om te gaan jagen en hij wilde geen pleefiguur slaan. Mooie tragiek. Welke minister? Mag ik niet zeggen van de chauffeur. Hoe lang geleden? Als ik dat zou zeggen, zou ik al te veel verraden. Ik ben nu al te ver gegaan. Ik heb beloofd dat ik... het is me onder voorwaarde verteld. Maar het is te mooi om niet te vertellen.

Wat ik met dit stuk wil zeggen? Nou, heel simpel. Dat u medelijden met me moet hebben. En niet alleen met mij, maar met alle columnisten. De echt leuke, uit het leven gegrepen zaken mogen we niet met onze lezers delen. Die moeten we voor ons houden. Als een politicus mij op een borreltje vertelt dat hij zich regelmatig laat sjorren door een uitgemergelde heroïnehoer, dan schrijf ik dat niet op. Privacykwestie. Johan Cruijff heeft mij laatst uitgelegd waarom hij de klus bij Ajax werkelijk afblies, maar ik heb beloofd het niet te vertellen. Louis van Gaal heeft mij laatst verteld waarom hij zich steeds vreemder gedraagt en hoe zijn ziekte officieel heet, maar ik heb gezegd dat ik het voor me zou houden. Het enige wat ik mag zeggen, is dat zijn monologen in de toekomst alleen maar langer zullen worden. Dat hoort bij de kwaal. En het eindigt met een megalomane actie. Er komt een dag dat hij wil dat Trix hem namens het hele Nederlandse volk excuses aanbiedt tijdens haar kersttoespraak. Rita Verdonk vertrouwde mij toe hoeveel de vastgoedmaffia haar zwart betaalt en dat het niet anders kan, omdat dat volk gewoon geen wit geld heeft. Ik heb beloofd het niet op te schrijven. Ik weet waar Natalee Holloway ligt begraven, waar de Engelse peuter Maddy woont en wie werkelijk schuldig is in de Deventer moordzaak. Maar ik kan het niet schrijven... Mevrouw Wilders heeft mij in vertrouwen verteld dat haar Geertje zijn haar helemaal niet blondeert, maar dat het een mysterieuze uitslag is. Haaruitslag. Komt door overmatig blank denken. Ik weet zo veel wat ik niet mag schrijven. Generaals hebben mij uitgelegd dat alle oorlogen zinloos zijn (soldaten wisten dat al) maar ik heb beloofd... kapelaans vertelden mij al tien jaar geleden dat ze misdienaars van twaalf absoluut te oud vinden... en god heeft mij onlangs verzekerd dat hij gewoon niet bestaat en ook nooit bestaan heeft onder geen enkele naam, hij is een verzinsel van de bange mens, maar hij vertelde me dat onder voorwaarde dat ik... het niet opschreef. Een milde regen trommelt op de ruiten van mijn werkkamer. Ja, laten we het over het weer hebben!

Tv begraven

Laat ik vooropstellen dat ik het volkomen terecht vind dat de crematie van Jan Wolkers live door de nos is uitgezonden. Jan heeft mijn generatie leren lezen, neuken en leven. En toen hij oud en breekbaar was heeft hij ons uiterst amusant gewezen op de schoonheid van de laatste twee egeltjes, de hauwmossen en de radeloze boomschorsklever. Dus nogmaals: geen twijfel. Ook zonder ironie: Jan was een nationale figuur. Maar toen ik de crematiebeelden zag dacht ik toch: hier wordt niet alleen een schrijver en beeldend kunstenaar, maar ook nog eens een echtgenoot en vader gecremeerd. En moet je dit als familie willen? Dat er een camera op je huilende hoofd gericht wordt? Dat je tranen zichtbaar zijn voor Miep in Appelscha en Henk uit Lekkerkerk? Wil je je verdriet delen met die ongeletterde voyeurs, die in hun doorzonwoning hun wao uit zitten te zitten. Want dat kijkt naar je uitvaart. Invaliden en bejaarden. Normale mensen zijn op woensdagmiddag aan het werk en hebben geen tijd voor de crematie van iemand die ze natuurlijk toch niet echt gekend hebben.

Bij Fortuyn en Van Gogh kon het niet anders. Bij beiden was het land volkomen in shock, maar ook toen dacht ik: raar amusement. Er werd erg op bijzaken gelet. Bij Pim dachten we allemaal: Wat doen ze met de hondjes en is Melkert er bij? En bij Theo keken we hoe dicht iemand bij de kist mocht. Hoe ver kwam Cohen?

Bij mijn buurman Jos Brink was ik oprecht verbaasd over de heisa, maar ik begreep dat Jos niks liever wilde dan zo uitbundig naar zijn kuiltje te worden gedragen. Ook dit was live op de Amsterdamse dorpstelevisie. Je zag heel veel van Jos zijn vrienden zeer camerabewust rouwen. De ceremonie van Majoor Bosshardt was ook live, maar die heb ik echt gemist. Dat zal ongetwijfeld door de omroep max of de ncrv zijn uitgezonden en die mijd ik op mijn leeftijd nog even. Maar ook bij Jos en de majoor dacht ik: arme familie. Je brengt een dierbare weg en al die hufters loeren mee.

Ondertussen is het in mijn kringen (ik ben beroemd!) een discussiepunt. Ga je live naar je kuiltje of de oven in of hou je het klein? Vroeger was het discussiepunt openbaar of besloten, maar dat begrip is achterhaald en opgeschoven. Nu is het live of niet live? Mulisch twijfelt niet. Die gaat met de Gouden Koets en maakt daarmee een rijtoer door de stad. Maar wat doen we met Remco Campert? In mijn ogen een groot schrijver. Gaat hij live? En Paul de Leeuw? Hoop dat hij nog duizend jaar te leven heeft, maar als hem iets overkomt: mogen we meeloeren of niet? Wat hoopt Jeroen Krabbé in zijn geval? Sowieso een interessante vraag. Bij veel ijdele bn’ers knaagt ongetwijfeld de vraag: haalt mijn heengaan de buis? Opeens zie ik een ijdeltuit tegen zijn vrouw zeggen: ‘Ik ben niet zo lekker,’ waarop zij hem aanraadt de dokter te bellen, maar hij antwoordt schaamteloos: ‘Eerst de nos!’

Lang zal ie leven

Discussie met mijn vrouw. Gaat over later. Of ik in het bejaardenreservaat wel of niet gereanimeerd wil worden. Mijn vrouw is tegen.

‘Dus jij wil niet gereanimeerd worden?’ vraag ik haar aarzelend.

‘Ik wel, maar jij niet,’ is haar korte en bondige antwoord. Ze lacht me iets te vrolijk, dus ik houd wijselijk mijn mond.

Ik vond het wel een lieve enquête in dat Amersfoortse verzorgingshuis. De directeur vroeg heel keurig aan de bewoners of ze even aan wilden geven of na een eventuele hartstilstand de ambulance of de lijkwagen moest worden gebeld. Goede keus. Hij vroeg het aan mensen van wie een meerderheid soppend in de eigen urine naar buiten zit te staren. Wachtend op bezoek dat hen meestal is vergeten.

De vader van een vriendin van mij was negenentachtig toen hij een longontsteking kreeg. Een fikse zelfs. Hoge koorts, kraaloogjes en amper nog kracht om te praten. Vroeger noemde men deze kwaal an old man’s friend. Hij zorgde er voor dat je redelijk pijnloos kon gaan hemelen. Maar tegenwoordig zijn ze medisch heel ver. De vader werd naar een ziekenhuis vervoerd en kreeg antibiotica per infuus. Na een paar dagen knapte hij weer op. Niet helemaal natuurlijk. Hij kon niet meer naar huis omdat dat op drie hoog was. Het werd een verzorgingshuis. De oude man zag het als een groot verdriet, maar het was niet anders. Zijn vrouw, met wie hij zestig jaar samen was, mocht niet mee naar dat tehuis. Zij was namelijk niet ziek. Ze mocht wel hele dagen bij hem op bezoek komen, maar ’s avonds moest ze naar huis. Verzekeringskwestie. De oude man leefde nog drie jaar en in die tijd flikkerde hij een keer uit bed, gleed uit in de douche en knalde nog een keer vrolijk op de koude toiletvloer. Dit resulteerde in respectievelijk een gebroken heup, een elleboogfractuur en een zestien hechtingen in zijn rechterarm. Wat hij de hele dag deed? Niks. Hij keek televisie zonder geluid omdat geen enkel hoorapparaat hem nog kon helpen. Tussendoor kwam er nog een pacemakeradvies van een cardioloog. Dan kon meneer nog jaren mee. Ook mocht hij, als hij dat gewild had, meedoen aan een of ander project in het ziekenhuis. Ouderen na een val heette dat. Zijn kinderen beslisten voor hem dat hij dat niet meer wilde. Ook de pacemaker werd beleefd geweigerd. Uiteindelijk stierf hij een natuurlijke dood. Zijn sterfbed komt zo goed als zeker in het Guinness Book of Records omdat het wel zeven maanden duurde. Toch knap van de dokters dat de oude baas na die longontsteking nog drie jaar in bed heeft mogen doorliggen. Als hij ’s morgens al zijn pillen had genomen dan hoefde hij niet meer te ontbijten. Er kon geen boterham meer bij. Zijn vrouw is in de drie jaar dat ze hondstrouw aan zijn bed zat volledig de weg kwijt geraakt. Drie jaar daarvoor was ze geestelijk nog kraakhelder en meer dan zeer goed ter been.

Mijn vriendin wil achteraf geen kwaad woord horen over de verzorging van haar vader. Louter liefde omringde hem. Ook geen wanklank over de huisarts, die de oudjes dag en nacht terzijde stond. En zeker niks negatiefs over de longarts en de internist en de fysio en de cardioloog en de pedicure en de dominee en de ergotherapeut en de ambulancebroeders en de rolstoeltaxichauffeurs en de apotheek die wekelijks kilo’s luiers en andere shit zijn kamer in sleepte. Maar ze vraagt zich wel af waarom de longontsteking zijn humane werk niet mocht doen. In wiens belang haar vader nog drie jaar door moest? En met haar vader tienduizenden andere vaders en moeders.

Af en toe denk ik aan mijn eigen einde. De dag dat ik in de tachtig ben en de longontsteking beleefd aanbelt. De koorts bezorgt me ongetwijfeld een mooie roes en als de dokter me dan antibiotica aanbiedt, zal ik heel zacht fluisteren: ‘Doe maar niet dokter. Het is wel goed zo. Bacteriën moeten ook leven!