‘Super! Ik verheug me erop. Welterusten, Emma.’

‘Tot ziens.’

Terwijl hij zich omdraait om uit te stappen, klim ik naar het bovendek van de bus en koers naar de voorste bank, de plek waar ik als kind ook altijd zat. Ik staar in de donkere, regenachtige Londense nacht. Als ik strak genoeg staar, verbrokkelt het licht van de lantaarns als in een caleidoscoop. Als in een sprookjesland. 173

In mijn hoofd zoeven beelden voorbij van de vrouw in goudlamé, de roze cocktail, Jacks gezicht toen ik zei dat ik naar huis ging, de ober met mijn jas, Jacks auto bij de bushalte... Ik kom er niet goed achter wat ik denk. Ik kan alleen maar naar buiten zitten staren, me bewust van vertrouwde, troostende geluiden om me heen. Het ouderwetse knarsen en rommelen van de motor van de bus. Het sissende geluid waarmee de deuren open-en dichtgaan. Het indringende bellen van iemand die wil uitstappen. Mensen die de trap op bolderen en er weer af stampen. Ik voel de bus hellen in de bochten, maar ik merk nauwelijks waar we naartoe gaan, tot bekende dingen buiten tot mijn bewustzijn doordringen en ik besef dat we bijna bij mijn straat zijn. Ik verman me, pak mijn tas en wankel naar de trap. De bus maakt plotseling een scherpe bocht naar rechts en ik grijp een handvat van een stoel om niet te vallen. Waarom gaan we linksaf? Ik kijk naar buiten, voel al hoe ik de pest in zal hebben als ik een heel stuk terug moet lopen en knipper verbaasd met mijn ogen.

We gaan toch niet...

Dit kan niet waar zijn...

Maar het is echt zo. Ik kijk perplex door het raam. We zijn in mijn smalle straatje.

En nu stopt de bus voor mijn huis.

Ik ijl de trap af, waarbij ik bijna mijn enkel breek, en kijk verbaasd naar de chauffeur.

‘Ellerwood Road 41,’ zegt hij zwierig.

Nee. Dit kan niet.

Ik kijk verwilderd om me heen en een paar dronken tieners kijken met blanco gezichten terug.

‘Wat is dit?’ Ik kijk de chauffeur aan. ‘Heeft hij u betááld?’

‘Vijfhonderd pond,’ zegt de chauffeur met een knipoog. ‘Wie het ook is, schat, ik zou hem stevig vasthouden.’

Vijfhonderd pond? O, mijn god.

‘Dank u,’ zeg ik verdwaasd. ‘Ik bedoel, bedankt voor de rit.’

Met een gevoel alsof ik droom stap ik uit en loop naar de voordeur. Lissy is al naar beneden gekomen en doet open. 174

‘Is dat een bús?’ zegt ze met grote ogen. ‘Wat doet die hier?’

‘Het is mijn bus,’ zeg ik. ‘Hij heeft me thuisgebracht.’

Ik wuif naar de chauffeur, die terugwuift, en dan rommelt de bus de nacht in.

‘Ongelooflijk!’ zegt Lissy langzaam. Ze kijkt de om de hoek verdwijnende bus na en dan kijkt ze mij aan.

‘Dus... het is allemaal nog goed gekomen?’

‘Ja,’ zeg ik. ‘Ja. Het was... oké.’

175

14

Oké. Niemand zeggen. Je mag het tegen níémand zeggen. Vertel geen mens dat je gisteravond met Jack Harper uit bent geweest.

Ik bedoel, niet dat ik echt van plan ben het aan iemand te vertellen, maar als ik de volgende dag op mijn werk kom, ben ik er vrijwel van overtuigd dat ik het er per ongeluk uit ga flappen. Of dat iemand het raadt. Ik bedoel, je moet het toch aan mijn gezicht kunnen zien? Mijn kleren? De manier waarop ik loop? Ik heb het gevoel dat alles wat ik doe het uitschreeuwt: ‘Hé, raad eens wat ik gisteravond heb gedaan?’

‘Hallo daar,’ zegt Caroline bij de koffieautomaat. ‘Hoe gaat het?’

‘Goed, dank je!’ zeg ik met een schuldbewust sprongetje van schrik. ‘Ik ben gisteren gewoon rustig thuisgebleven. Gewoon... heel rustig! Met mijn huisgenote. We hebben drie video’s gezien, Pretty Woman, Notting Hill en Four Weddings. Gewoon wij tweetjes. Verder niemand.’

‘O, juist ja,’ zegt Caroline een tikje verwonderd. ‘Gezellie!’

O, god. Ik draaf door. Iedereen weet dat misdadigers zo in de val lopen. Ze verzinnen te veel details en zo verraden ze zichzelf. Goed, geen gebazel meer. Alleen ja of nee zeggen.

‘Hallo,’ zegt Artemis wanneer ik aan mijn bureau ga zitten.

‘Hallo,’ zeg ik, me verbijtend om niets meer te zeggen. Zelfs niet wat voor pizza Lissy en ik hebben besteld, al hebben we een heel verhaal paraat over de pizzaboer die dacht dat we ham in plaats van zalm hadden besteld, haha, wat een verwarring. Ik word geacht vanochtend te archiveren, maar in plaats daar176

van pak ik een vel papier, merk ik, en begin een lijst te maken van dingen die ik vanavond met Jack zou kunnen gaan doen. 1. Het café. Nee. Veel te afgezaagd.

2. De bioscoop. Nee. Te veel zitten zonder met elkaar te praten. 3. Schaatsen. Ik heb geen idee waarom ik dat heb opgeschreven, want ik kan niet eens schaatsen. Maar in Splash gingen ze ook schaatsen.

4.

God, ik ben nu al door de ideeën heen. Hoe hopeloos is dit? Ik kijk wezenloos naar het papier en luister met een half oor naar het geroezemoes om me heen.

‘... echt met een geheim project bezig of zijn dat maar geruchten?’

‘... een nieuwe richting inslaan met het bedrijf, schijnt het, maar niemand weet precies wat hij...’

‘... ís die Sven nou eigenlijk? Ik bedoel, wat is zijn functie?’

‘Hij is toch met Jack, immers?’ zegt Amy, die bij financieel beleid zit maar op Nick valt en dus altijd smoezen verzint om naar onze afdeling te komen. ‘Hij is Jacks minnaar.’

‘Wát?’ zeg ik. Ik ga zo plotseling rechtop zitten dat de punt van mijn potlood breekt. Gelukkig zit iedereen te druk te speculeren om het te merken.

Jack, homo? Jack, homo?

Daarom heeft hij me geen afscheidskus gegeven. Hij wil alleen maar vriendschap met me. Straks stelt hij me aan Sven voor en dan moet ik net doen alsof ik het heel gewoon vind, alsof ik het de hele tijd al wist...

‘Is Jack Harper homo?’ vraagt Caroline verbaasd.

‘Dat nam ik gewoon aan,’ zegt Amy schouderophalend. ‘Hij ziet eruit alsof hij homo is, vind je niet?’

‘Niet echt,’ zegt Caroline met een peinzend gezicht. ‘Niet verzorgd genoeg.’

‘Ik vind niet dat hij er uitziet of hij homo is!’ zeg ik zo luchthartig mogelijk en alsof het me niet echt boeit. 177

‘Hij is geen homo,’ mengt Artemis zich gezaghebbend in het gesprek. ‘Ik heb een oude bio van hem gelezen in Newsweek, en hij had iets met de vrouwelijke directeur van Origin Software. En er stond dat hij daarvoor iets met een topmodel had gehad.’

Ik word overspoeld door een reusachtige golf van opluchting. Ik wist dat hij geen homo was. Natuurlijk wist ik dat. Hebben die lui nou echt niets beter te doen dan onbenullig speculeren over mensen die ze niet kennen?

‘Heeft Jack nu ook iemand?’

‘Wie weet.’

‘Hij is best sexy, vinden jullie ook niet?’ zegt Caroline met een ondeugende glimlach. ‘Ik zou geen nee zeggen.’

‘Nee, vast niet,’ zegt Nick. ‘Je zou waarschijnlijk ook niks tegen zijn privé-straaljager hebben.’

‘Hij schijnt sinds de dood van Pete Laidler geen relatie meer te hebben gehad,’ zegt Artemis afgemeten, ‘dus ik betwijfel of je veel kans zou maken.’

‘Pech gehad, Caroline,’ zegt Nick met een lach.

Ik vind het echt heel akelig om dit aan te horen. Misschien kan ik beter weggaan tot ze ermee klaar zijn. Anderzijds vestig ik dan misschien de aandacht op mezelf.

Een vluchtig moment stel ik me voor hoe het zou zijn als ik nu opstond en zei: ‘Toevallig ben ik gisteravond met Jack Harper uit eten geweest.’ Ze zouden me allemaal aangapen, met stomheid geslagen, en misschien zou er iemand naar adem snakken, en... O, wie wil ik in de maling nemen? Ze zouden me toch niet eens geloven? Ze zouden zeggen dat ik aan waanideeën leed.

‘Ha, Connor,’ verstoort Carolines stem mijn gedachten. Connor? Ik kijk onaangenaam getroffen op. En daar komt hij zonder enige waarschuwing naar me toe gelopen, met een gekwetste uitdrukking op zijn gezicht. Wat komt hij doen?

Heeft hij ontdekt dat ik met Jack uit ben geweest?

Mijn hart begint te bonken en ik duw nerveus mijn haar uit mijn gezicht. Ik heb hem al een paar keer in het gebouw gezien, maar dit is de eerste keer sinds de breuk dat we oog in oog staan. 178

‘Hallo,’ zegt hij.

‘Hallo,’ zeg ik verlegen terug, en dan is het stil. Opeens zie ik dat mijn onaffe lijst met uitgaansideeën op mijn bureau ligt te pronken. Shit. Ik reik er zo onopvallend mogelijk naar, maak er een prop van en gooi hem in de prullenbak. Het geroddel over Sven en Jack is langzaam geluwd. Ik weet dat iedereen op de afdeling ons zit af te luisteren, ook al doen ze allemaal alsof ze met iets anders bezig zijn. Het lijkt wel alsof we een kantoorsoap zijn of zoiets.

En ik weet wie ik speel. Ik ben het harteloze loeder dat haar knappe, fatsoenlijke man zonder enige reden aan de dijk heeft gezet.

O, god. Weet je, ik voel me ook schuldig, echt wel. Telkens als ik Connor zie of zelfs maar aan hem denk, krijg ik een afschuwelijk beklemd gevoel op mijn borst. Maar moet hij écht zo’n vermoorde-onschuldgezicht trekken? Zo’n ‘je-hebt-me-de-doodsteek-gegeven-maar-ik-ben-zo’n-goed-mens-dat-ik-je-vergeef’gezicht?

Ik voel mijn schuldgevoel wegebben en ergernis aanstromen.

‘Ik kom alleen maar,’ zegt Connor eindelijk, ‘omdat ik ons samen heb opgegeven om een dienst in de Pimm’s-kraam te draaien op de familiedag. Toen ik dat deed, dacht ik natuurlijk nog...’

Hij zwijgt en kijkt nog gekwetster. ‘Maar goed. Ik wil het toch wel doen. Als jij het ook wilt.’

Je zult mij niet horen zeggen dat ik gek word als ik een halfuur naast hem moet staan.

‘Ik vind het best!’ zeg ik.

‘Mooi.’

‘Goed.’

Er valt weer een onbehaaglijke stilte.

‘Trouwens, ik heb je blauwe overhemd gevonden,’ zeg ik, mijn schouders iets ophalend. ‘Ik kom het wel brengen.’

‘Dank je. Ik geloof dat ik ook nog wat spullen van jou heb...’

‘Hé,’ zegt Nick, die met fonkelende ogen en een valse ‘latenwe-de-boel-eens-opjutten’-uitdrukking op zijn gezicht naar ons toe komt. ‘Ik heb jou gisteren met iemand gezien.’

179

Mijn hart maakt opeens een enorme, doodsbange sprong. Fuck!

Fuckerde... Stil maar... Al goed... Niks aan de hand. Hij kijkt niet naar mij, maar naar Connor.

Met wie heeft hij Connor in godsnaam gezien?

‘Dat was gewoon een vriendin,’ zegt Connor stijfjes.

‘Weet je het zeker?’ zegt Nick. ‘Ik vond jullie behoorlijk knus.’

‘Nick, ophouden,’ zegt Connor beledigd. ‘Het is nog veel te vroeg om al te denken aan... doorgaan. Ja toch, Emma?’

‘Eh... ja.’ Ik slik een paar keer achter elkaar. ‘Absoluut. Zeker weten.’

O, god.

Maar goed. Laat maar. Ik ga niet over Connor piekeren. Ik moet over een belangrijke afspraak nadenken. En goddank heb ik tegen het eind van de dag eindelijk de perfecte plek bedacht. Ik sta er zelfs van te kijken dat ik daar niet eerder opgekomen ben!

Er is maar één klein probleempje – maar dat heb ik zo opgelost. En inderdaad kost het me maar ongeveer een halfuur om Lissy ervan te overtuigen dat de regel: ‘De sleutel mag onder geen beding aan niet-leden worden afgestaan,’ niet echt geldt. Uiteindelijk vist ze hem uit haar tas en overhandigt hem met een gespannen gezicht aan me.

‘Niet kwijtraken!’

‘Nee, echt niet! Dank je wel, Liss.’ Ik geef haar een knuffel. ‘Eerlijk waar, ik doe hetzelfde voor jou als ik lid ben van een exclusieve club.’

‘Weet je het wachtwoord nog wel?’

‘Ja. Alexander.’

‘Waar ga je heen?’ vraagt Jemima, die helemaal opgetut voor een avond uit mijn kamer binnenkomt. Ze neemt me kritisch op.

‘Leuk topje. Waar komt dat vandaan?’

‘Oxfam. Whistles, bedoel ik.’

Ik heb besloten dat ik vanavond niet eens ga probéren iets van Jemima te lenen. Ik draag alleen mijn eigen kleren, en als het Jack niet bevalt, dondert hij maar op.

‘Wat ik wilde vragen,’ zegt Jemima, en ze knijpt haar ogen tot 180

spleetjes, ‘jullie zijn gisteren toch niet in mijn kamer geweest, hè?’

‘Nee hoor,’ zegt Lissy onschuldig. ‘Hoezo, zag het er dan zo uit?’

Jemima kwam pas om drie uur thuis, en tegen die tijd was alles weer op zijn plaats. Plakband en alles. We hadden niet oplettender kunnen zijn.

‘Nee,’ geeft Jemima onwillig toe, ‘er was niets van zijn plaats, maar ik kreeg gewoon zo’n gevóél. Alsof er iemand was geweest.’

‘Had je het raam open laten staan?’ vraagt Lissy. ‘Ik heb namelijk pas in een artikel gelezen dat ze apen huizen in laten klimmen om dingen te stelen.’

‘Apen?’ Jemima staart haar aan.

‘Kennelijk. De dieven dresseren ze.’

Jemima kijkt verbluft van Lissy naar mij en ik dwing mezelf mijn gezicht in de plooi te houden.

‘Maar goed,’ zeg ik haastig om van onderwerp te veranderen,

‘misschien vind je het leuk om te horen dat je er helemaal naast zat wat Jack betreft. Ik ga vanavond weer met hem uit. Het was helemaal geen rampzalig etentje!’

Het lijkt me niet nodig het kleine detail te vermelden dat we een enorme ruzie hebben gehad en dat ik naar buiten ben gestormd en dat hij me naar de bushalte moest volgen. De hoofdzaak is dat we een tweede afspraak hebben.

‘Ik zat er niet naast,’ zegt Jemima. ‘Wacht maar af. Ik voorspel onheil.’

Ze loopt weg en ik trek achter haar rug een lelijk gezicht naar haar, waarna ik mijn mascara begin op te brengen. ‘Hoe laat is het?’ zeg ik. Er valt een kloddertje op mijn ooglid en ik frons.

‘Tien voor acht,’ zegt Lissy. ‘Hoe wil je er komen?’

‘Taxi.’

Opeens gaat de bel en we kijken allebei op.

‘Wat is hij vroeg,’ zegt Lizzy. ‘Gek.’

‘Hij mag niet te vroeg komen!’ We rennen naar de woonkamer. Lissy is het eerst bij het raam.

‘O, mijn god,’ zegt ze als ze de straat onder ons in kijkt. ‘Het is Connor.’

181

‘Cónnor?’ Ik kijk haar ontzet aan. ‘Connor, hier?’

‘Hij heeft een doos met spullen bij zich. Zal ik hem binnenlaten?’

‘Nee! We doen net alsof we niet thuis zijn!’

‘Te laat,’ zegt Lissy, en ze trekt een gezicht. ‘Sorry. Hij heeft me gezien.’

De bel gaat weer en we kijken elkaar hulpeloos aan.

‘Goed,’ zeg ik dan. ‘Ik ga naar beneden.’

Shit, shit, shit...

Ik kletter de trap af en doe hijgend open. En daar, op de stoep, staat Connor, met datzelfde martelaarsgezicht dat hij op kantoor ook trok.

‘Hoi,’ zegt hij. ‘Hier zijn die spullen waar ik het over had. Ik dacht dat je erom verlegen zou kunnen zitten.’

‘Eh, dank je,’ zeg ik. Ik pak de doos aan, waarin alleen een fles l’Oreal-shampoo en een trui die ik nooit van mijn leven heb gezien lijken te zitten. ‘Ik heb jouw spullen nog niet uitgezocht, dus die neem ik wel mee naar kantoor, goed?’

Ik zet de doos op de trap en draai me gauw weer om, zodat Connor niet kan denken dat ik hem binnen wil vragen.

‘Nou, eh, dank je wel,’ zeg ik. ‘Heel aardig van je dat je even langs bent gekomen.’

‘Geen probleem,’ zegt Connor. Hij slaakt een diepe zucht.

‘Emma... Ik dacht dat we deze kans misschien zouden kunnen aangrijpen voor een gesprek. We zouden iets kunnen gaan drinken, of misschien zelfs ergens gaan eten.’

‘Goh,’ zeg ik monter. ‘Lijkt me leuk, echt waar, maar eerlijk gezegd komt het nu niet zo goed uit.’

‘Heb je al een afspraak?’ Zijn gezicht betrekt.

‘Eh, ja. Met Lissy.’ Ik werp een steelse blik op mijn horloge. Het is zes minuten voor acht. ‘Maar goed, ik zie je wel weer. Je weet wel, op kantoor...’

‘Waarom doe je zo jachtig?’ Connor kijkt me onderzoekend aan.

‘Ik doe niet jachtig,’ zeg ik, en ik leun nonchalant tegen de deurpost.

182

‘Wat is er?’ Hij knijpt zijn ogen argwanend tot spleetjes en kijkt over mijn schouder de gang in. ‘Is er iets aan de hand?’

‘Connor...’ – ik leg geruststellend een hand op zijn arm – ‘... er is niets. Je ziet spoken.’

Op dat moment duikt Lissy achter me op.

‘Eh, Emma, er is telefoon voor je en het is dringend,’ zegt ze ontzettend gekunsteld. ‘Je kunt maar beter meteen komen... Hé, hallo, Connor!’

Jammer genoeg is Lissy de slechtste leugenaar van de wereld.

‘Je probeert me weg te werken!’ Connor kijkt verwilderd van Lissy naar mij.

‘Nee hoor,’ zegt Lissy, die knalrood aanloopt.

‘Wacht eens even,’ zegt Connor, en hij kijkt naar mijn uitgaanskleren. ‘Wacht eens even... Ik... Ga jij met een man uit?’

Ik denk razendsnel na. Als ik ontken, wordt het waarschijnlijk dikke ruzie, maar als ik het toegeef, zou hij er beledigd vandoor kunnen gaan.

‘Goed geraden,’ zeg ik. ‘Ik ga met een man uit.’

Er valt een geschokte stilte.

‘Ongelooflijk,’ zegt Connor hoofdschuddend. Tot mijn ongenoegen laat hij zich zwaar op de tuinmuur zakken. Ik kijk op mijn horloge. Drie voor acht. Shit!

‘Connor...’

‘Je zei dat je geen ander had. Je had het gezworen, Emma!’

‘Ik had ook geen ander! Maar... nu wel. En hij komt zo... Connor, dit wil je echt niet weten.’ Ik pak hem bij zijn arm en probeer hem omhoog te sjorren, maar hij weegt meer dan vijfenzeventig kilo. ‘Connor, toe nou. Maak het niet nog pijnlijker voor iedereen.’

‘Je zult wel gelijk hebben.’ Connor staat eindelijk op. ‘Ik ga wel.’

Hij loopt naar het hek, met kromme schouders van verslagenheid, en ik voel een steek schuldgevoel, vermengd met de hartstochtelijke wens dat hij een beetje voortmaakt. Dan komt hij tot mijn afgrijzen weer terug.

‘En, wie is het?’

183

‘Het is... Je kent hem niet,’ zeg ik met gekruiste vingers achter mijn rug. ‘Hoor eens, we gaan binnenkort lunchen en dan praten we het uit. Of zoiets. Ik beloof het.’

‘Goed dan,’ zegt Connor, gekwetster dan ooit. ‘Oké. Ik snap het.’

Ik kijk ademloos toe hoe hij het tuinhek achter zich sluit en langzaam de straat in loopt. Doorlopen... Loop nou door... Niet treuzelen...

Als hij eindelijk de hoek om is, duikt Jacks zilverkleurige auto aan de andere kant van de straat op.

Lissy kijkt er met grote ogen naar. ‘O, mijn god,’ zegt ze.

‘Niet doen!’ Ik laat me op de stenen muur zakken. ‘Lissy, ik trek dit niet.’

Ik voel me beverig. Ik moet een borrel hebben. En ik heb maar aan één kant mascara op mijn wimpers, besef ik plotseling. De zilveren auto stopt voor het huis en dezelfde chauffeur in uniform van gisteren stapt uit. Hij houdt het portier aan de andere kant open en Jack stapt uit.

‘Hallo,’ zegt hij, verbaasd me buiten te zien. ‘Ben ik te laat?’

‘Nee hoor! Ik, eh... ik zat hier gewoon. Je weet wel. Van het uitzicht te genieten.’ Ik gebaar om me heen en zie nu pas dat een man met een enorme pens het wiel van zijn caravan aan het verwisselen is. ‘Maar goed!’ zeg ik, en ik kom haastig overeind. ‘Ik ben eigenlijk nog niet klaar. Heb je zin om even boven te komen?’

‘Graag,’ zegt Jack glimlachend. ‘Lijkt me leuk.’

‘En stuur die auto weg,’ voeg ik eraan toe. ‘Die had je niet bij je mogen hebben!’

‘En jij had niet buiten mogen zitten en me betrappen,’ zegt Jack grinnikend. ‘Goed, Daniel, dat was het voor vandaag.’ Hij knikt naar de chauffeur. ‘Vanaf nu mag de dame het zeggen.’

De chauffeur stapt in. ‘Dit is Lissy, mijn huisgenote,’ zeg ik.

‘Lissy, dit is Jack.’

‘Hallo,’ zegt Lissy verlegen lachend, en ze schudden elkaar de hand.

Op de trap naar onze etage besef ik opeens hoe smal de treden zijn, en dat de crèmekleurige verf op de muren vol vuile strepen 184

zit, en dat de traploper naar kool ruikt. Jack woont waarschijnlijk in een gigantische villa. Hij heeft vast een marmeren trap of zoiets.

Maar wat dan nog? We kunnen niet allemaal marmer hebben. Trouwens, het is vast akelig. Zo koud en kletterig. Je struikelt natuurlijk om de haverklap, en waarschijnlijk springen er bij het minste of geringste stukken af...

‘Emma, als jij je wilt opmaken, geef ik Jack een drankje,’ zegt Lissy, en haar glimlach zegt: hij is leuk!

‘Graag,’ zeg ik, en ik sein een ‘ja, hè?’-blik terug. Ik haast me naar mijn kamer en begin gejaagd mijn andere oog van mascara te voorzien.

Even later hoor ik een bescheiden klopje op mijn deur.

‘Hoi!’ zeg ik in de veronderstelling dat het Lissy is, maar daar is Jack, en hij heeft een glas zoete sherry in zijn hand.

‘O, lekker!’ zeg ik dankbaar. ‘Dat kan ik wel gebruiken.’

‘Ik kom niet binnen, hoor,’ zegt hij beleefd.

‘Nee, geeft niks. Ga zitten!’

Ik gebaar naar het bed, maar dat ligt bezaaid met kleren. En op de kruk van mijn toilettafel ligt een hele stapel tijdschriften. Verdomme, ik had een beetje moeten opruimen.

‘Ik blijf wel staan.’ zegt Jack met een glimlachje. Hij neemt een slok uit zijn eigen glas, waar zo te zien whisky in zit, en kijkt geboeid om zich heen. ‘Dus dit is jouw kamer. Jouw wereld.’

‘Ja.’ Ik haal licht blozend de dop van mijn lipgloss. ‘Het is een beetje een rommel...’

‘Het is leuk. Heel gezellig.’ Ik zie hem naar de berg schoenen in de hoek kijken, naar de mobile met vissen aan de lamp, de spiegel met de om de rand gedrapeerde kettingen en een nieuwe rok die aan de kastdeur hangt.

‘Kankeronderzoek?’ zegt hij verbaasd als hij het kaartje ziet.

‘Wat heeft dat...’

‘Het is een winkel,’ zeg ik een tikje uitdagend. ‘Een kringloopwinkel.’

‘Aha.’ Hij snapt het en knikt tactvol. ‘Leuke sprei, trouwens,’

voegt hij er glimlachend aan toe.

185

‘Die is ironisch bedoeld,’ zeg ik snel. ‘Het is een blijk van ironie.’

God, wat gênant. Ik had wat anders op het bed moeten leggen. Nu staart Jack ongelovig naar de open la van mijn toilettafel, die uitpuilt van de make-up. ‘Hoeveel lippenstiften heb jij?’

‘Eh, een paar...’ zeg ik, en ik schuif de la haastig dicht. Misschien was het niet zo’n goed idee om Jack hier binnen te laten. Hij pakt mijn Perfectil-vitaminen en kijkt ernaar. Ik bedoel, wat is er zo boeiend aan vitamínen? En nu kijkt hij naar de ceintuur die Katie heeft gehaakt.

‘Wat is dit? Een slang?’

‘Een ceintuur,’ zeg ik, en ik doe met een grimas een oorring in.

‘Ik weet het. Het is een vreselijk ding. Ik haat haakwerk.’

Waar is mijn andere oorring? Waar?

O, daar is hij al. Wat doet Jack nu weer?

Ik kijk om en zie hem gefascineerd naar mijn trainingsschema kijken, dat ik in januari heb opgehangen nadat ik de hele kerstvakantie Quality Street had zitten eten.

‘“Maandag, 7 uur,”’ leest hij hardop. ‘“Stevig blokje joggen. Veertig situps. Lunch: yogales. ’s Avonds: Pilates-video. Zestig situps.”’ Hij neemt een slokje whisky. ‘Heel indrukwekkend. Doe je dat allemaal echt?’

‘Tja,’ zeg ik na een korte stilte. ‘Het lukt me niet echt élke... Ik bedoel, het was een nogal hoog gegrepen... Je weet wel... eh... Maar goed!’ Ik sproei snel parfum op. ‘Zullen we gaan?’

Ik moet hem hier snel wegwerken, voordat hij bijvoorbeeld een tampon ziet en me vraagt wat het is. Ik bedoel, nou vraag ik je!

Waarom is hij in hemelsnaam zo geïnteresséérd in alles?

186

15

Wanneer we de zachte avond inlopen, voel ik me licht en blij van verwachting. De sfeer is nu al totaal anders dan gisteravond. Geen enge auto’s; geen chique restaurants. Het voelt losser. Leuker.

‘Zo,’ zegt Jack als we de hoofdstraat in lopen. ‘Een avondje uit à la Emma.’

‘Absoluut!’ Ik steek mijn hand op om een taxi aan te houden en geef de chauffeur de naam van de straat in Clerkenwell waar de zijstraat op uitkomt.

‘Mogen we wel een taxi nemen?’ vraagt Jack vriendelijk bij het instappen. ‘Hoeven we niet op de bus te wachten?’

‘Het is een uitzonderlijke verwennerij,’ zeg ik quasi-streng.

‘En, gaan we eten? Drinken? Dansen?’ vraagt Jack als we rijden.

‘Wacht maar af!’ Ik kijk hem stralend aan. ‘Ik wil er een echt relaxte, spontane avond van maken.’

Jack zwijgt even. ‘Ik zal gisteren wel te veel van tevoren hebben uitgestippeld,’ zegt hij dan.

‘Nee, het was enig!’ zeg ik goedgehumeurd. ‘Alleen kun je ook te véél over de dingen nadenken. Je weet wel, soms is het beter om gewoon met de stroom mee te drijven en maar te zien hoe het gaat.’

‘Je hebt gelijk.’ Jack glimlacht. ‘Nou, ik verheug me op het met de stroom meedrijven.’

We zoeven door Upper Street en ik ben best trots op mezelf. Dit bewijst dat ik een echte Londenaar ben. Ik kan mijn gasten kleine tentjes laten zien die niet iedereen kent. Ik kan de plekken vinden die niet voor de hand liggen. Ik bedoel, niet dat Jacks restau187

rant niet geweldig was, maar hoeveel cooler wordt dit niet? Een geheime club! En ik bedoel, wie weet, Madonna zou er vanavond kunnen zijn!

We zijn binnen een minuut of twintig in Clerkenwell. Ik sta erop de taxi te betalen en leid Jack de zijstraat in. Jack kijkt om zich heen. ‘Boeiend,’ zegt hij. ‘Waar gaan we eigenlijk naartoe?’

‘Wacht maar af,’ zeg ik geheimzinnig. Ik loop naar de deur, druk op de bel en haal met een lichte huivering van opwinding Lissy’s sleutel uit mijn zak.

O, wat zal hij onder de indruk zijn. Wat zal hij onder de indruk zijn!

‘Hallo?’ zegt een stem.

‘Hallo,’ zeg ik nonchalant. ‘Is Alexander er ook?’

‘Wie?’ zegt de stem.

‘Alexander,’ herhaal ik met een begrijpende glimlach. Ze vragen het natuurlijk twee keer, voor de zekerheid.

‘Ies keen Alexander hier.’

‘U begrijpt het niet. A-lek-san-der,’ articuleer ik.

‘Ies keen Alexander.’

Misschien heb ik de verkeerde deur, valt me plotseling in. Ik bedoel, in mijn herinnering is het deze, maar het kan ook die andere zijn geweest, met dat matglas. Ja. Die komt me bekend voor, bij nader inzien.

‘Probleempje,’ zeg ik met een glimlach naar Jack, en ik druk op de andere bel.

Het blijft stil. Ik wacht een paar minuten en probeer het nog eens, en nog eens. Geen antwoord. Oké. Dus... dit is ook niet de goede deur.

Shit.

Wat ben ik ook een debiel. Waarom heb ik het adres niet genoteerd? Ik was er zo zeker van dat ik het wel zou herkennen.

‘Is er iets?’ vraagt Jack.

‘Welnee,’ zeg ik haastig, en ik glimlach vrolijk. ‘Ik probeer me alleen te herinneren waar...’

Ik kijk de straat in en probeer niet in paniek te raken. Waar was 188

het? Moet ik bij elk huis in de straat aanbellen? Ik doe een paar passen in een poging mijn geheugen op te frissen. En dan zie ik achter een poort een andere zijstraat, die bijna het evenbeeld is van deze.

Ik voel een enorme bons van ontzetting. Ben ik zelfs maar in de goede stráát? Ik stuif naar de poort en kijk in de andere straat, die er exact zo uitziet als deze. Rijen anonieme deuren en zwarte ramen.

Mijn hart begint sneller te kloppen. Wat nu? Ik kan niet elke bel in elke rotstraat in de buurt indrukken. Het is helemaal niet bij me opgekomen dat dit zou kunnen gebeuren. Geen seconde. Ik heb er zelfs niet aan gedacht om...

Oké, ik ben stom bezig. Ik bel Lissy! Die vertelt het me wel. Ik pak mijn mobieltje en bel naar huis, maar krijg prompt het antwoordapparaat.

‘Hé, Lissy, met mij,’ zeg ik zo luchtig en terloops mogelijk. ‘Ik zit met een probleempje, namelijk dat ik me niet meer precies herinner achter welke deur de club zit. Of eigenlijk... in welke straat. Zou je me dus willen terugbellen als je dit hoort? Dank je!’

Ik kijk op en zie dat Jack naar me kijkt.

‘Gaat het wel?’

‘Een klein probleem,’ zeg ik met een ontspannen lachje. ‘Er moet hier ergens een geheime club zitten, maar ik weet niet meer waar.’

‘Geen punt,’ zegt Jack vriendelijk. ‘Dat kan de beste overkomen.’

Ik bel weer naar huis, maar nu is de lijn bezet. Ik bel Lissy snel mobiel, maar haar toestel staat niet aan.

O, fuck. Fuck. We kunnen niet de hele avond in die straat blijven staan.

‘Emma,’ zegt Jack omzichtig, ‘zal ik een tafel reserveren...’

‘Nee!’ Ik spring als door een adder gebeten op. Jack gaat helemaal niks reserveren. Ik heb gezegd dat ik deze avond zou organiseren, en dat zal ik doen ook. ‘Nee, dank je. Het geeft niet.’ Ik hak de knoop door. ‘Nieuw plan. We gaan naar Antonio’s.’

‘Ik zou de auto kunnen...’ begint Jack.

189

‘We redden ons wel zonder auto!’ Ik been doelbewust naar de hoofdstraat, waar goddank net een vrije taxi aankomt. Ik houd hem aan, houd het portier voor Jack open en zeg tegen de chauffeur: ‘Hallo, naar Antonio’s aan Sanderstead Road in Clapham, graag.’

Hoera. Ik heb me volwassen en besluitvaardig opgesteld en de avond gered.

‘Waar zit Antonio’s?’ vraagt Jack als de taxi wegscheurt.

‘Een beetje uit de buurt, in het zuiden van Londen, maar het is er heel leuk. Lissy en ik kwamen er vaak toen we nog in Wandsworth woonden. Ze hebben er grote vurenhouten tafels, en fantastisch eten, en banken en dergelijke. En ze jagen je nooit op.’

‘Het klinkt perfect.’ Jack glimlacht en ik glimlach trots terug. Oké, een rit van Clerkenwell naar Clapham zou niet zó lang mogen duren. We hadden er eeuwen geleden al moeten zijn. Ik bedoel, het is maar een kippeneindje!

Na ongeveer een halfuur leun ik naar de chauffeur over en zeg weer: ‘Is er iets?’

‘Het verkeer, schat.’ Hij schokschoudert onbekommerd. ‘Wat doe je eraan?’

Je zou zo’n slimme omweg zonder opstoppingen kunnen nemen, zoals taxichauffeurs horen te doen! wil ik woedend naar hem schreeuwen, maar in plaats daarvan zeg ik beleefd: ‘En... hoe lang duurt het nog voordat we er zijn, denkt u?’

‘Wie zal het zeggen?’

Ik zink terug in mijn stoel en voel mijn maag opspelen van frustratie.

We hadden naar een restaurant in Clerkenwell moeten gaan. Of in Covent Garden. Ik ben ook zo achterlijk...

‘Emma, maak je niet druk,’ zegt Jack. ‘Als we er eenmaal zijn, is het vast super.’

‘Ik hoop het maar,’ zeg ik met een zwakke glimlach. Ik kan niet meer babbelen. Ik zet al mijn concentratie in om telepathisch op de chauffeur over te brengen dat hij harder moet rijden. Ik staar naar buiten en juich telkens inwendig wanneer de 190

postcodes onder de straatnamen dichter bij de plek komen waar we moeten zijn. SW3... SW11... SW4!

Eindelijk! We zijn in Clapham. We zijn er bijna... Shit. Weer een rood licht. Ik kan bijna niet stil blijven zitten. En die chauffeur zit daar maar, alsof het niets uitmaakt. Oké, groen! Rijden maar! Toe dan!

Maar hij trekt op zijn dooie gemak op, alsof we alle tijd van de wereld hebben... Hij pruttelt door de straat... Nu geeft hij iemand anders voorrang! Waar is hij mee bezig?

Oké. Rustig, Emma. Daar is de straat al. We zijn er eindelijk.

‘Daar zijn we dan,’ zeg ik zo ontspannen mogelijk als we uitstappen. ‘Sorry dat het even duurde.’

‘Geeft niet,’ zegt Jack. ‘Het ziet er fantastisch uit!’

Ik betaal de chauffeur en nu moet ik toegeven dat ik blij ben dat we hierheen zijn gegaan. Antonio’s ziet er absoluut verbijsterend uit! De vertrouwde groene gevel is met lichtjes versierd, en er hangen ballonnen aan de luifel en er zweeft muziek en gelach door de open deur naar buiten. Ik hoor zelfs mensen zingen binnen.

‘Meestal is het niet zó bruisend!’ zeg ik met een lach, en ik loop naar de deur. Ik zie Antonio al staan.

‘Hallo!’ zeg ik als ik binnenkom. ‘Antonio!’

‘Emma!’ zegt Antonio, die met een glas wijn in zijn hand bij de deur staat. Hij heeft blosjes op zijn wangen en hij lacht nog stralender dan anders naar me. ‘Bellissima!’ Hij kust me op beide wangen en ik word door warme opluchting overspoeld. Het is goed dat ik hierheen ben gegaan. Ik ken de directie. Ze zullen zorgen dat we ons prima vermaken.

‘Dit is Jack,’ zeg ik grinnikend.

‘Jack! Wat fijn je te zien!’ Antonio zoent Jack ook op beide wangen, en ik giechel.

‘Kunnen we een tafel voor twee krijgen?’

‘Ach...’ Hij trekt een spijtig gezicht. ‘Lieverd, we zijn gesloten!’

‘Wat?’ Ik kijk hem verbluft aan. ‘Maar... maar je bent helemaal niet gesloten. Het zit vol mensen!’ Ik kijk naar de vrolijke gezichten om me heen. 191

‘Het is een besloten feest!’ Hij heft zijn glas naar iemand aan de andere kant van de zaal en roept iets in het Italiaans. ‘De bruiloft van mijn neef. Ken je hem? Guido. Hij heeft hier een paar jaar geleden in de zomervakantie geoberd.’

‘Ik... ik weet het niet.’

‘Hij heeft een schat van een medestudente ontmoet. Hij is inmiddels beëdigd advocaat, dus mocht je ooit juridisch advies nodig hebben...’

‘Dank je. Tja... gefeliciteerd!’

‘Ik hoop dat het een leuk feest wordt,’ zegt Jack, en hij geeft een kneepje in mijn arm. ‘Trek het je niet aan, Emma, dat kon je niet weten.’

‘Lieverd, het spijt me!’ zegt Antonio, die mijn gezicht ziet. ‘De volgende keer krijg je de mooiste tafel van het huis. Bel me van tevoren, laat het me weten...’

‘Dat doe ik.’ Ik pers er een glimlach uit. ‘Dank je wel, Antonio.’

Ik kan Jack niet eens aankijken. Hiervoor heb ik hem helemaal meegesleept naar dat rottige Clapham.

Ik moet het goedmaken. Snel.

‘We gaan naar het café,’ zeg ik zodra we weer buiten op de stoep staan. ‘Ik bedoel, wat is er mis met gewoon lekker met een drankje ergens zitten?’

‘Klinkt goed,’ zegt Jack toegeeflijk. Ik ren de straat door, naar een uithangbord met de naam ‘The Nag’s Head’, en hij volgt me. Ik duw de deur open. Ik ben hier nog nooit geweest, maar het is er vast redelijk...

Oké. Misschien ook niet.

Dit moet het naargeestigste café zijn dat ik ooit heb gezien. Tot op de draad versleten vloerbedekking, geen muziek en geen teken van leven, afgezien van een eenzame man met een pens.

Hier kan ik niet met Jack gaan zitten. Dat kan gewoon niet.

‘Zo!’ zeg ik, en ik zwaai de deur weer dicht. ‘Nog even denken.’

Ik kijk snel om me heen, maar afgezien van Antonio’s is alles dicht, behalve een paar armoedige afhaalrestaurants en een taxibedrijfje. ‘Tja... Laten we maar gewoon een taxi terug naar het 192

centrum nemen!’ zeg ik met een soort schrille opgewektheid.

‘Dat kan nooit lang duren.’

Ik ga aan de stoeprand staan en steek mijn hand op. De drie minuten daarna komt er geen enkele auto voorbij. Niet alleen geen taxi, geen enkel voertuig.

‘Beetje stil,’ merkt Jack uiteindelijk op.

‘Tja, dit is eigenlijk een woonwijk. Antonio’s is een beetje een uitzondering.’

Uiterlijk ben ik nog steeds kalm, maar vanbinnen begin ik panisch te worden. Wat moeten we nu doen? Moeten we proberen naar Clapham High Street te lopen? Maar dat is kilometers verderop, verdomme. Ik kijk op mijn horloge en stel geschrokken vast dat het kwart over negen is. We hebben al meer dan een uur gedreuteld en we hebben nog niet eens iets gedronken. En het is allemaal mijn schuld. Ik kan nog niet eens een simpel avondje uit organiseren zonder dat het op een catastrofe uitloopt.

Plotseling wil ik in tranen uitbarsten. Ik wil op de stoep zakken, mijn handen voor mijn gezicht slaan en snikken.

‘Wat dacht je van een pizza?’ zegt Jack, en ik kijk plotseling hoopvol op.

‘Hoezo? Weet jij hier een pizzeria...’

‘Ik zie daar een bord.’ Hij wist naar een van de armoedige afhaalrestaurants. ‘En ik zie een bank.’ Hij gebaart naar de overkant van de straat, waar een klein omheind plantsoentje is met tegels, bomen en een houten bank. ‘Ga jij de pizza halen?’ Hij glimlacht naar me. ‘Dan hou ik de bank bezet.’

Ik heb me van mijn leven niet zo vernederd gevoeld. Nooit. Jack Harper neemt mij mee naar het weelderigste, duurste restaurant van de wereld, en ik hem naar een bankje in een plantsoen in Clapham.

‘Hier is je pizza,’ zeg ik als ik met de warme dozen naar hem toe kom. ‘Ik heb margarita, ham en champignons en salami.’

Ik kan nauwelijks geloven dat dit ons avondeten wordt. Ik bedoel, het zijn niet eens lékkere pizza’s. Het zijn niet eens van die 193

pizza’s met gegrilde artisjokken en zo voor fijnproevers. Het zijn alleen maar goedkope plakken deeg met gesmolten, stollende kaas en wat bedenkelijk beleg.

‘Perfect,’ zegt Jack glimlachend. Hij neemt een grote hap en tast in zijn binnenzak. ‘Goed, dit was als afscheidscadeau bedoeld, maar nu we hier toch zitten...’

Mijn mond valt open als ik hem een kleine, roestvrijstalen cocktailshaker en twee bijpassende bekers zie pakken. Hij schroeft de shaker open en schenkt tot mijn verbazing een roze, doorzichtige vloeistof in de bekers.

Is dat...

‘Ongelooflijk!’ Ik kijk hem met grote ogen aan.

‘Kom op, zeg. Ik kon je toch niet de rest van je leven laten piekeren hoe het zou hebben gesmaakt?’ Hij geeft me een beker en heft de zijne. ‘Op je gezondheid.’

‘Proost.’ Ik nip van de cocktail en... O, mijn god, wat verrukkelijk. Scherp en zoet, met wodka voor de kick.

‘Lekker?’

‘Heerlijk,’ zeg ik, en ik neem nog een slokje.

Wat is hij lief voor me. Hij doet alsof hij het naar zijn zin heeft, maar wat gaat er in hem om? Hij moet me wel verachten. Hij moet wel denken dat ik een ongelooflijk stomme trut ben.

‘Emma, gaat het?’

‘Niet echt,’ zeg ik met verstikte stem. ‘Jack, het spijt me zo. Echt. Ik had het allemaal voor elkaar, eerlijk. We zouden naar die echt coole club gaan waar alle beroemdheden komen, en het zou ontzettend leuk worden...’

‘Emma.’ Jack zet zijn beker neer en kijkt me aan. ‘Ik wilde de avond met je doorbrengen. En dat doen we nu.’

‘Ja, maar...’

‘Dat doen we nu,’ herhaalt hij nadrukkelijk.

Zijn gezicht komt langzaam dichterbij en mijn hart begint te bonzen. O, mijn god. O, mijn god. Hij gaat me kussen. Hij gaat...

‘Arrgh! Arrgh! Arrgh!’

Ik spring compleet panisch van de bank op. Er kruipt een spin 194

over mijn been. Een dikke zwarte spin. ‘Haal hem weg!’ roep ik overstuur. ‘Haal hem weg!’

Jack zwiept de spin met een korte tik van zijn hand het gras in en ik zak met bonkend hart terug op de bank.

En nu is de stemming uiteraard volkomen bedorven. Leuk. Super. Jack probeert me te kussen en ik krijs het uit van afgrijzen. Ik doe het echt schitterend vanavond.

Waarom heb ik me zo aangesteld? denk ik woedend. Waarom heb ik gegild? Ik had gewoon mijn kiezen op elkaar moeten klemmen!

Niet létterlijk, natuurlijk, maar ik had het hoofd koel moeten houden. Ik had zelfs zo in vervoering moeten zijn dat ik die spin niet eens zág.

‘Jij bent zeker niet bang voor spinnen?’ zeg ik verlegen lachend tegen Jack. ‘Jij zult wel nergens bang voor zijn.’

Jack glimlacht vrijblijvend terug.

‘Bén je ergens bang voor?’ dring ik aan.

‘Echte mannen zijn niet bang,’ zegt hij plagerig. Ik voel in weerwil van mezelf de onvrede prikkelen. Jack is geen held in het over zichzelf vertellen.

‘Hé, hoe kom je aan dat litteken?’ Ik wijs naar zijn pols.

‘Dat is een lang en saai verhaal.’ Hij glimlacht. ‘Dat wil je niet horen.’

Wel waar! zegt mijn geest meteen. Ik wil het graag horen. Maar ik glimlach alleen en neem nog een slokje.

Nu zit hij in de verte te staren alsof ik er niet ben. Is hij vergeten dat hij me wilde kussen?

Zal ik hem kussen? Nee. Nee.

‘Pete was dol op spinnen,’ zegt hij opeens. ‘Hij had ze als huisdier. Van die grote harige. En slangen.’

‘Echt?’ Ik trek een vies gezicht.

‘Maf. Hij was echt knettergek.’ Hij ademt hoorbaar uit.

‘Je... mist hem nog,’ zeg ik aarzelend.

‘Ja. Ik mis hem nog altijd.’

Er valt weer een stilte. Ik hoor in de verte een groep mensen uit Antonio’s komen. Ze roepen in het Italiaans naar elkaar. 195

‘Had hij nog familie?’ vraag ik voorzichtig. Jacks gezicht krijgt een ondoorgrondelijke uitdrukking.

‘Een paar mensen,’ zegt hij.

‘Zie je die nog?’

‘Soms.’ Hij zucht, keert me zijn gezicht toe en glimlacht. ‘Je hebt tomatensaus op je kin.’ Hij buigt zich naar me over om het weg te vegen en kijkt me aan. Hij komt langzaam dichterbij. O, mijn god. Nu komt het, nu komt het echt. Dit is...

‘Jack.’

We veren allebei geschrokken op en ik laat mijn cocktail op de grond vallen. Ik kijk om en staar ongelovig naar Sven, die bij het hek van het plantsoentje staat.

Wat komt Sven hier verdomme doen?

‘Uitgerekend nu,’ prevelt Jack. ‘Ha, Sven.’

‘Maar... maar wat doet hij hier?’ Ik kijk naar Jack. ‘Hoe wist hij waar we zijn?’

‘Hij heeft gebeld toen jij de pizza aan het halen was.’ Jack zucht en wrijft over zijn gezicht. ‘Ik wist niet dat hij er zo snel zou zijn. Emma... er is iets gebeurd. Ik moet even snel met hem praten. Ik beloof je dat ik zo terugkom, goed?’

‘Goed,’ zeg ik schokschouderend. Wat kan ik tenslotte anders zeggen? Maar vanbinnen zindert mijn hele lichaam van de frustratie, woede bijna. In een poging me te beheersen reik ik naar de cocktailshaker, giet het restje roze cocktail in mijn beker en neem een grote teug.

Jack en Sven staan zacht, maar geanimeerd bij het hek te praten. Ik neem nog een slokje en schuif onopvallend over de bank om het beter te kunnen horen.

‘... nu aanpakken...’

‘... plan B... terug naar Glasgow...’

‘... haast bij...’

Ik kijk op, recht in Svens ogen. Ik wend snel mijn blik af en doe alsof ik de grond bestudeer. Ze gaan nog zachter praten en ik versta geen woord meer. Dan breekt Jack het gesprek af en komt naar me toe.

‘Emma, het spijt me heel erg, maar ik moet weg.’

196

‘Wég?’ Ik kijk hem verstoord aan. ‘Wat, nu?’

‘Ik moet een paar dagen weg. Het spijt me.’ Hij gaat naast me zitten. ‘Maar... het is echt belangrijk.’

‘O. O, goed.’

‘Sven heeft een auto besteld om je thuis te brengen.’

Top, denk ik ziedend. Hartstikke bedankt, Sven.

‘Dat is heel... attent van hem,’ zeg ik, en ik trek een patroon in het zand met mijn schoen.

‘Emma, ik moet echt gaan,’ zegt Jack als hij mijn gezicht ziet.

‘Maar ik zie je weer als ik terug ben, goed? Op de familiedag van het bedrijf. En dan... zien we wel verder.’

‘Afgesproken.’ Ik probeer te glimlachen. ‘Lijkt me super.’

‘Ik heb een leuke avond gehad.’

‘Ik ook,’ zeg ik, naar de bank starend. ‘Ik vond het ontzettend leuk.’

‘Dat gaan we vaker doen.’ Hij pakt mijn kin en tilt hem op, zodat ik hem wel moet aankijken. ‘Ik beloof het, Emma.’

Hij buigt zich naar me over en deze keer is er geen enkele aarzeling. Zijn mond landt zacht en stevig op de mijne. Hij kust me. Jack Harper kust me op een bankje in het plantsoen. Zijn mond maakt de mijne open, zijn stoppels schrapen over mijn gezicht. Zijn arm kruipt om me heen en trekt me naar zich toe, en de adem blijft in mijn keel steken. Onwillekeurig tast ik onder zijn colbert, ik voel de gespierde ribbels onder zijn overhemd en wil het van zijn lijf scheuren. O, god, ik wil. Ik wil meer. Plotseling maakt hij zich van me los en ik voel me alsof ik uit een droom ben gewrikt.

‘Emma, ik moet gaan.’

Mijn mond is tintelend nat. Ik voel zijn huid nog op de mijne. Mijn hele lichaam bonst. Dit kan het eind niet zijn. Het mag niet.

‘Ga nog niet weg,’ hoor ik mezelf met verstikte stem zeggen.

‘Een halfuurtje.’

Wat stel ik nu voor? Een wipje onder een struik?

Ja, eigenlijk wel. Het kan me niet schelen waar. Ik heb nog nooit van mijn leven zo naar een man gesnakt.

‘Ik wil niet.’ Zijn donkere ogen zijn bijna ondoorzichtig. ‘Maar 197

ik moet.’ Hij pakt mijn hand en ik klamp me eraan vast in een poging het contact zo lang mogelijk vast te houden.

‘Nou, dan... dan zie ik je wel weer.’ Ik kan amper fatsoenlijk praten.

‘Ik kan niet wachten.’

‘Ik ook niet.’

‘Jack.’ We kijken allebei op naar Sven bij het hek.

‘Ik kom,’ roept Jack. We staan op en ik wend discreet mijn blik af van Jacks ietwat vreemde silhouet.

Ik zou mee kunnen rijden in de auto en...

Nee. Néé. Terugspoelen. Dat heb ik niet gedacht. We lopen naar de weg en daar zie ik twee zilverkleurige auto’s langs de stoep wachten. Sven staat bij de ene en de andere is uiteraard voor mij. Godver, het lijkt wel alsof ik opeens bij de koninklijke familie hoor of zoiets. Terwijl de chauffeur het portier voor me openmaakt, strijkt Jack nog even over mijn hand. Ik wil hem vastpakken voor een laatste kus, maar slaag er op de een of andere manier in me te bedwingen.

‘Dag,’ zegt hij zacht.

‘Dag,’ murmel ik terug.

Dan stap ik in, het portier valt met een dure klik dicht en we rijden snorrend weg. 198

16

En dan zien we wel verder. Dat zou kunnen betekenen... Maar het zou ook kunnen betekenen...

O, god. Telkens als ik eraan denk, begint mijn maag van opwinding te bruisen. Ik kan me niet op mijn werk concentreren. Ik kan nergens anders aan denken.

De familiedag is een bedrijfsuitje, houd ik mezelf telkens voor. Géén afspraakje. Het hoort zuiver bij het werk, en waarschijnlijk krijgen Jack en ik niet de kans iets meer te doen dan elkaar op een vormelijke manier te begroeten, van baas tot werknemer. Misschien kunnen we elkaar een hand geven. Verder niets. Maar... je weet nooit wat er kan gebeuren.

En dan zien we wel verder.

O, god. O, god.

Zaterdag sta ik extra vroeg op, scrub mijn hele lijf, onthaar mijn oksels, wrijf me met mijn duurste bodycream in en lak mijn teennagels. Gewoon omdat het altijd verstandig is om er goedverzorgd uit te zien. Verder nergens om.

Ik kies mijn Gossard-beha met de kanten cups en het bijpassende slipje en mijn meest flatteuze, schuin op de stof geknipte zomerjurk.

Dan stop ik licht blozend een paar condooms in mijn tas. Gewoon omdat het altijd verstandig is overal op voorbereid te zijn. Dat is een les die ik heb geleerd toen ik als elfjarige bij de Kabouters zat, en het is me altijd bijgebleven. Oké, misschien doelde Bruine Uil meer op een extra zakdoek en een naaigarnituurtje dan op condooms, maar het principe blijft toch zeker hetzelfde?

199

Ik kijk in de spiegel, breng een laatste laag gloss op mijn lippen aan en bespuit mezelf van top tot teen met Allure. Oké. Klaar voor de seks.

Voor Jack, bedoel ik.

Ik bedoel... O, god. Laat maar.

De familiedag wordt gehouden in de tuin van Panther House, het landhuis van Panther in Hertfordshire. Het wordt gebruikt voor cursussen, congressen en weekendjes creatief brainstormen, en ik word voor geen van die dingen ooit uitgenodigd. Ik ben er dus nog nooit geweest, en wanneer ik uit de taxi stap, moet ik toegeven dat ik nogal onder de indruk ben. Het is een mooi, groot oud landhuis met veel ramen en pilaren langs de voorkant. Waarschijnlijk is het uit... een vroegere periode.

‘Schitterende classicistische architectuur,’ zegt iemand die over het grindpad knarst.

Classicistisch. Dat bedoelde ik.

Ik volg de muziekgeluiden om het huis heen, waar ik het gebeuren in volle gang op het uitgestrekte gazon aantref. De achterkant van het huis is met vrolijke vlaggetjes versierd, het gras is bezaaid met tenten, er speelt een orkestje op een podium en kinderen springen krijsend in een opblaaskasteel rond.

‘Emma!’ Ik kijk op en zie Cyril op me afkomen, verkleed als joker met een muts met een rode en een gele punt. ‘Waar is je kostuum?’

‘Kostuum?’ Ik probeer verbaasd te kijken. ‘Goh. Eh... ik wist niet dat we ons moesten verkleden.’

Dat is niet helemaal waar. Gistermiddag om een uur of vijf heeft Cyril een dringende mail door het hele bedrijf gestuurd met de tekst: ‘Denk erom: alle werknemers van Panther zijn verplicht gekostumeerd naar de familiedag te komen.’

Maar zeg nou zelf. Waar moet je op het laatste moment een kostuum vandaan halen? En ik was echt niet van plan vandaag in een afschuwelijk nylon pak uit de feestwinkel te verschijnen, over mijn lijk.

En laten we eerlijk zijn: wat kunnen ze er nu nog aan doen?

‘Sorry,’ zeg ik vaag, zoekend naar Jack om me heen kijkend.

‘Maar goed, wat maakt het uit...’

200

‘Jullie zijn hopeloos! Het stond in het memo, het stond in de nieuwsbrief...’ Ik wil weglopen, maar hij pakt me bij mijn schouder. ‘Tja, dan zul je een reservekostuum moeten aantrekken.’

‘Wat?’ Ik kijk hem wezenloos aan. ‘Wat voor reservekostuum?’

‘Ik had al zo’n gevoel dat dit zou kunnen gebeuren,’ zegt Cyril met een zekere triomf in zijn stem, ‘dus heb ik mijn voorzorgsmaatregelen genomen.’

Er loopt een rilling over mijn rug. Hij bedoelt toch niet... Hij kan toch echt niet bedoelen...

‘We hebben keus genoeg,’ zegt hij.

Nee. Mooi niet. Ik moet vluchten. Nu.

Ik kronkel wanhopig, maar zijn hand omklemt mijn schouder als een bankschroef. Hij duwt me een tent in waar twee middelbare dames bij een rek staan met... O, mijn god. Met de meest weerzinwekkende, schreeuwerige kunstvezelcreaties die ik ooit heb gezien. Nog erger dan de feestwinkel. Waar heeft hij die op de kop getikt?

‘Nee,’ zeg ik panisch. ‘Echt niet. Ik blijf liever zoals ik ben.’

‘Iedereen moet zich verkleden,’ zegt Cyril streng. ‘Het stond in het memo!’

‘Maar... maar dít is een kostuum.’ Ik wijs snel naar mijn jurk.

‘Dat was ik vergeten te zeggen. Het is een... een tuinfeestkostuum uit de jaren twintig, heel authentiek...’

‘Emma, het moet een plezierige dag worden,’ bijt Cyril me toe.

‘En een deel van dat plezier ontlenen we aan het zien van onze collega’s en familie in komische kostuums. Nu ik het zeg, waar is je familie eigenlijk?’

‘O.’ Ik trek het spijtige gezicht waar ik de hele week op heb geoefend. ‘Die... Ze konden niet.’

Wat goed mogelijk is, want ik heb hun er niets over gezegd.

‘Je hebt het toch wel verteld?’ Hij kijkt me achterdochtig aan. ‘Je hebt de brochure toch wel aan je ouders gestuurd?’

‘Ja hoor.’ Ik kruis mijn vingers achter mijn rug. ‘Natuurlijk heb ik het verteld. Ze waren dolgraag gekomen!’

‘Tja. Dan zul je je onder de andere families en collega’s moeten 201

begeven. Kijk eens aan. Sneeuwwitje.’ Hij duwt me een walgelijke nylon jurk met pofmouwen in mijn handen.

‘Ik wil geen Sneeuwwitje zijn...’ begin ik, maar ik zwijg als ik zie dat Moira van de boekhouding zich lijdelijk een groot, harig gorillakostuum laat hijsen. ‘Oké.’ Ik neem de jurk aan. ‘Dan ben ik maar Sneeuwwitje.’

Ik kan wel janken. Mijn mooie, flatteuze jurk is in een tas gestopt en ik mag hem aan het eind van de dag pas weer ophalen. En ik loop in een jurk waarin ik een zesjarige lijk. Een kleurenblinde zesjarige zonder enige smaak.

Wanneer ik ontroostbaar uit de tent opduik, speelt het orkest een dreunende versie van het ‘Hoempapa’-lied uit Oliver en doet iemand een onverstaanbare, knetterende mededeling over de luidsprekers. Ik kijk om me heen, tegen de zon in turend, en probeer uit te vissen wie al die verklede mensen zijn. Ik ontdek Paul, die in piratenkostuum over het gras loopt met drie kleine kinderen aan zijn benen.

‘Oom Paul! Oom Paul!’ krijst er een. ‘Trek je enge gezicht nog eens?’

‘Ik wil een lolly!’ gilt het tweede kind. ‘Oom Paul, ik wil een ló-ólly!’

‘Hallo, Paul,’ zeg ik terneergeslagen, ‘heb je het naar je zin?’

‘Degene die de familiedag heeft uitgevonden, verdient een nekschot,’ zegt hij zonder een sprankje humor. ‘Ga verdomme van mijn voet af!’ snauwt hij een van de kinderen toe, en het hele stel giert van het opgetogen lachen.

‘Mammie, ik hóéf geen plasje te doen,’ sputtert Artemis, die verkleed als zeemeermin langs komt lopen, vergezeld door een bazige vrouw met een enorme hoed.

‘Artemis, je hoeft niet zo lelijk te doen!’ dondert de vrouw. Dit is bizar. Mensen zijn totaal anders als hun familie erbij is. Goddank zijn mijn ouders er niet.

Waar zou Jack zitten? Misschien is hij binnen. Misschien moet ik...

‘Emma!’ Ik kijk op en zie Katie op me af lopen. Ze draagt een 202

absurd wortelkostuum en loopt arm in arm met een oudere man met grijs haar. Dat moet haar vader zijn, veronderstel ik. Wat een beetje vreemd is, want volgens mij had ze gezegd dat ze...

‘Emma, dit is Phillip!’ zegt ze stralend. ‘Phillip, mag ik je voorstellen aan mijn vriendin Emma? Zij heeft ervoor gezorgd dat we elkaar hebben gevonden!’

Wuh-wat?

Nee, dit geloof ik niet.

Is dit haar nieuwe vent? Is dít Phillip? Maar hij is toch minstens zeventig?

Totaal verdwaasd schud ik zijn hand, die droog en perkamentachtig is, net als die van opa, en het lukt me nog net een babbeltje over het weer te maken, hoewel ik in shocktoestand verkeer. Begrijp me niet verkeerd, ik doe niet aan leeftijdsdiscriminatie. Ik discrimineer niemand. Ik vind dat iedereen gelijk is, zwart of wit, man of vrouw, jong of...

Maar dit is een oude man! Hij is óúd!

‘Is het geen schat?’ zegt Katie vol genegenheid als Phillip drankjes is gaan halen. ‘Hij is zo attent. Niets is hem te veel moeite. Ik heb nog nooit zo’n vriend gehad!’

‘Dat kan ik me voorstellen,’ zeg ik met enigszins verstikte stem.

‘Hoe groot is het leeftijdsverschil tussen jullie eigenlijk?’

‘Weet ik niet,’ zegt Katie verbaasd. ‘Dat heb ik nooit gevraagd. Hoezo?’

Haar gezicht staat stralend gelukkig en volkomen argeloos. Heeft ze dan niet gezíén hoe oud hij is?

‘Zomaar!’ Ik schraap mijn keel. ‘Dus... eh... help me even. Waar had je Phillip ook alweer ontmoet?’

‘Weet je toch, suffie!’ zegt Katie gespeeld vermanend. ‘Je zei dat ik eens ergens anders moest gaan lunchen, weet je nog? Nou, toen heb ik een heel bijzonder tentje gevonden, weggestopt in een zijstraat. Ik kan het je zelfs van harte aanbevelen.’

‘Is het een... restaurant? Een café?’

‘Niet precies,’ zegt ze bedachtzaam. ‘Ik heb nog nooit zoiets gezien. Als je binnenkomt, pak je een dienblad, en dan haal je je 203

lunch en die eet je aan een tafel op. En het kost maar twee pond!

En daarna zijn er gratis activiteiten! Het kan een bingomiddag zijn, of kaarten... Soms zingen we allemaal samen bij de piano. En ze hadden een keer een super dansmiddag! Ik heb hopen nieuwe vrienden gemaakt.’

Ik kijk haar een paar seconden met stomheid geslagen aan.

‘Katie,’ zeg ik ten slotte. ‘Die tent. Het is toch geen... geen activiteitencentrum voor bejaarden?’

‘O!’ zegt ze verrast. ‘Eh...’

‘Denk na. Zijn alle andere mensen daar een beetje... aan de oude kant?’

‘Goh,’ zegt ze peinzend, en ze trekt een denkrimpel in haar voorhoofd. ‘Nu je ‘t zegt, iedereen daar is best... op rijpere leeftijd. Maar echt, Emma, je zou ook eens moeten komen.’ Haar gezicht klaart op. ‘Dat zou lachen zijn!’

‘Ga je er dan nog steeds heen?’ Ik kijk haar verwonderd aan.

‘Elke dag,’ zegt ze verbaasd. ‘Ik zit in de activiteitencommissie.’

Phillip komt met drie glazen terug. ‘Daar ben ik weer!’ zegt hij opgewekt. Hij kijkt stralend naar Katie en geeft haar een zoen op haar wang, en zij straalt terug. En opeens vind ik het hartverwarmend. Oké, het is bizar, maar het lijkt echt een lief stel te zijn.

‘Die jongen in de kraam leek nogal in de stress te zitten, die arme stakker,’ zegt Phillip als ik mijn eerste zalige slok Pimm’s neem en er met mijn ogen dicht van geniet.

Hmm. Er is absoluut niets lekkerders op een zomerdag dan een lekker koud glas...

Wacht eens even. Mijn ogen vliegen open. Pimm’s. Shit. Ik had beloofd het Pimm’s-kraampje met Connor te bemannen, is het niet? Ik kijk op mijn horloge en zie dat ik er al tien minuten had moeten zijn. O, tering. Geen wonder dat hij in de stress zit.

Ik neem gehaast afscheid van Phillip en Katie en ren zo hard ik kan naar het kraampje, dat in een hoek van de tuin staat. Daar gaat Connor manmoedig de strijd aan met een enorme rij wachtenden. Hij is verkleed als Hendrik de Achtste, met pofmouwen 204

en een drollenvanger, en hij heeft een gigantische rode baard aan zijn kin geplakt. Hij moet het snoeiheet hebben.

‘Sorry,’ zeg ik, en ik glip om de kraam heen en kom naast hem staan. ‘Ik moest me nog verkleden. Wat moet ik doen?’

‘Glazen Pimms’s inschenken,’ zegt Connor kortaf. ‘Anderhalve pond per glas. Zou dat lukken, denk je?’

‘Ja!’ zeg ik gepikeerd. ‘Natuurlijk lukt dat!’

Een aantal minuten hebben we het te druk met Pimm’s verkopen om iets te kunnen zeggen. Dan is de rij opgelost en zijn we weer alleen.

Connor keurt me geen blik waardig en hij klettert zo woest met de glazen dat ik bang ben dat hij er een breekt. Waarom heeft hij zo’n pestbui?

‘Connor, hoor eens, het spijt me echt dat ik te laat was.’

‘Geeft niet,’ zegt hij stijfjes, en hij begint een bosje munt te hakken alsof hij hem wil vermoorden. ‘En, heb je laatst nog een leuke avond gehad?’

Dus daar is het allemaal om te doen.

‘Ja hoor, dank je,’ zeg ik na een korte stilte.

‘Met je nieuwe geheime liefde.’

‘Ja,’ zeg ik, en ik speur heimelijk het drukke gazon af, zoekend naar Jack.

‘Het is iemand van het werk, hè?’ zegt Connor plompverloren, en mijn maag maakt een buiteling.

‘Waarom denk je dat?’ zeg ik luchtig.

‘Daarom wil je me niet vertellen wie het is.’

‘Zo zit het niet! Het is alleen... Hé, Connor, kun je me niet gewoon mijn privacy gunnen?’

‘Ik vind dat ik het recht heb te weten voor wie je me hebt gedumpt.’ Hij werpt me een verwijtende blik toe.

‘Nee, dat heb je niet!’ kaats ik terug, maar dan besef ik dat het er een beetje vals uitkomt. ‘Het lijkt me gewoon niet zo zinnig om erover te praten.’

‘Nou, ik kom er wel achter.’ Hij klemt verbeten zijn kaken op elkaar. ‘Binnen de kortste keren.’

‘Connor, alsjeblieft. Het lijkt me echt beter...’

205

‘Emma, ik ben niet gek.’ Hij neemt me kritisch op. ‘Ik ken je veel beter dan je denkt.’

Ik voel onzekerheid opflakkeren. Misschien heb ik Connor al die tijd onderschat. Misschien kent hij me echt. O, god. Als hij het nu eens raadt?

Terwijl ik een citroen in partjes snijd, blijf ik de mensenmenigte met mijn ogen aftasten. Waar blijft Jack eigenlijk?

‘Ik weet het!’ zegt Connor opeens. Ik kijk naar hem op en zie zijn triomfantelijke gezicht. ‘Het is Paul, hè?’

‘Wat?’ Ik kijk hem met open mond aan. Ik heb zin om te lachen.

‘Nee, het is Paul niet! Hoe kom je er in vredesnaam bij dat het Paul zou zijn?’

‘Je kijkt telkens naar hem.’ Hij wijst naar Paul, die humeurig een fles bier staat leeg te drinken. ‘Om de paar minuten!’

‘Ik kijk niet naar hem,’ zeg ik gejaagd. ‘Ik kijk gewoon... Ik laat gewoon de sfeer op me inwerken.’

‘Waarom hangt hij hier dan rond?’

‘Hij hangt hier niet rond! Heus, Connor, neem nou maar van mij aan dat ik niets met Paul heb.’

‘Je denkt dat ik gek ben, hè?’ zegt Connor driftig.

‘Ik denk niet dat je gek bent! Ik denk alleen... dat dit nergens toe leidt. Je raadt nooit...’

‘Is het Nick?’ Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes. ‘Er is altijd al een vonkje tussen jullie geweest.’

‘Nee!’ zeg ik ongeduldig. ‘Het is niet Nick.’

Nou vraag ik je. Een stiekeme verhouding is al lastig genoeg zonder dat je ex-vriend je aan een kruisverhoor onderwerpt. Ik had nooit met hem in die stomme Pimm’s-kraam moeten gaan staan.

‘O, mijn god,’ zegt Connor zacht. ‘Kijk.’

Ik kijk op en mijn maag maakt een enorme zwieper. Jack loopt over het gras naar ons toe, verkleed als cowboy, met een leren overbroek, een ruitjeshemd en een echte cowboyhoed. Hij ziet er zo totaal en volslagen sexy uit dat ik er slap van word.

‘Hij komt deze kant op!’ sist Connor. ‘Snel! Gooi die citroen206

schil weg.’ Tegen Jack zegt hij iets luider: ‘Dag meneer, wilt u een glas Pimm’s?’

‘Heel graag, Connor,’ zegt Jack met een glimlach. Dan kijkt hij mij aan. ‘Hallo, Emma. Vermaak je je een beetje?’

‘Hallo,’ zeg ik met een stem die zo’n vijf tonen hoger klinkt dan anders. ‘Ja, het is... enig!’ Ik schenk met bevende handen een glas Pimm’s in en reik het hem aan.

‘Emma! Je bent de munt vergeten!’ zegt Connor.

‘Ik hoef geen munt,’ zegt Jack, die me strak aan blijft kijken.

‘Als je wilt, kun je best munt krijgen,’ zeg ik, hem in de ogen kijkend.

‘Het ziet er zo ook goed uit.’ Zijn ogen flonkeren even en hij neemt een grote slok Pimm’s.

Dit is zó onwezenlijk. We kunnen onze ogen niet van elkaar afhouden. Iedereen moet toch kunnen zien wat er aan de hand is?

Connor heeft het nu toch zeker wel door? Ik wend snel mijn ogen af en doe of ik het druk heb met de ijsklontjes.

‘Zo, Emma,’ zegt Jack langs zijn neus weg. ‘Ik wil het even over het werk hebben. Die extra type-opdracht waar ik je naar vroeg. Het Leopold-dossier.’

‘Eh, ja?’ zeg ik, en ik laat zenuwachtig een ijsklontje op de toonbank vallen.

‘Misschien kunnen we het nog even snel doornemen voordat ik wegga?’ Hij kijkt me in de ogen. ‘Ik heb een suite in het huis.’

‘Goed,’ zeg ik. ‘Oké.’

‘Zullen we zeggen... om één uur?’

‘Een uur, doen we.’

Hij kuiert weg met zijn glas Pimm’s en ik staar hem na terwijl ik een ijsklontje boven het gras laat smelten.

Een suite. Dat kan maar één ding betekenen.

Jack en ik gaan het doen.

En opeens, zonder enige waarschuwing, voel ik me echt supernerveus. Connor laat plotseling het mes uit zijn hand vallen. ‘Wat ben ik stom geweest!’ roept hij uit. ‘Zo blínd.’ Hij kijkt me met vlammend blauwe ogen aan. ‘Emma, ik weet wie je nieuwe vriend is.’

207

Ik verkramp van angst.

‘Nee, dat weet je niet,’ zeg ik snel. ‘Connor, je weet niet wie het is. Toevallig is het niemand van het werk. Dat had ik maar verzonnen. Het is een vent die in het westen van Londen woont, je hebt hem nooit gezien, hij heet... eh... Gary en hij is postbode.’

‘Zit niet te liegen! Ik weet heel goed wie het is.’ Hij slaat zijn armen over elkaar en kijkt me lang en priemend aan. ‘Het is Tristan van de ontwerpafdeling, hè?’

Zodra onze dienst in het kraampje erop zit, ontvlucht ik Connor en ga met een glas Pimms’s onder een boom zitten. Ik kijk om de minuut op mijn horloge. Ik vind het ongelooflijk hoe zenuwachtig ik me hierom maak. Misschien kent Jack allerlei kunstjes. Misschien verwacht hij dat ik ook door de wol geverfd ben. Misschien verwacht hij allerlei verbijsterende standjes waar ik zelfs nooit van heb gehoord.

Ik bedoel... ik geloof niet dat ik slécht in bed ben. Je weet wel. In het algemeen. Alles in aanmerking genomen. Maar over wat voor normen hebben we het hier? Ik heb het gevoel dat ik aan kleine plaatselijke wedstrijden heb meegedaan en opeens naar de Olympische Spelen word gestuurd. Jack Harper is een internationaal bekende multimiljonair. Hij moet relaties hebben gehad met modellen... en turnsters... vrouwen met gigantische, omhoog wijzende borsten... kinky trucs met spieren waarvan ik niet eens geloof dat ik ze héb. Hoe kan ik het daar ooit tegen opnemen? Hoe? Ik begin misselijk te worden. Dit was een heel slecht plan. Ik kan toch nooit zo goed zijn als de president-directeur van Origin Software? Ik zie haar al voor me met haar lange benen en haar lingerie van vierhonderd pond, met haar getrainde, gebruinde lijf... misschien een zweepje in haar hand... misschien staat haar vriendin, het biseksuele glamourmodel, al klaar om het wat spannender te maken... Oké, en nu ophouden. Dit begint belachelijk te worden. Ik red me wel. Ik red het vast wel. Het wordt net zoiets als een balletexamen – als je er eenmaal in zit, vergeet je je zenuwen. Mijn vroegere balletjuf zei altijd tegen ons: ‘Zolang je je benen maar 208

mooi uitgedraaid houdt en blijft glimlachen, kun je niets fout doen.’

En dat zal in dit geval ook wel min of meer opgaan, vermoed ik.

Ik kijk op mijn horloge en word weer doodsbang. Het is een uur. Precies.

Tijd om naar binnen te gaan en het te doen. Ik sta op en doe onopvallend een paar rekoefeningen voor je kunt nooit weten. Dan haal ik diep adem en begin met bonzend hart naar het huis te lopen. Aan de rand van het gazon boort er een schelle stem in mijn oren.

‘Daar is ze al! Emma! Joehoe!’

Dat klonk net als mijn moeder. Vreemd. Ik blijf even staan en kijk om, maar zie niemand. Het moet een hallucinatie zijn. Het is mijn onbewuste schuldgevoel dat me van mijn stuk wil brengen of zoiets.

‘Emma, omkijken! Hier!’

Wacht even. Was dat Kerry niet?

Ik kijk verwilderd naar de drukte, maar de zon schijnt in mijn ogen. Ik zie niets. Ik kijk overal, maar ik zie niet... En dan springen ze plotseling in beeld, als uit een zoekplaatje. Kerry, Nev, pap en mam. Ze lopen op me af. Allemaal gekostumeerd. Mam heeft een Japanse kimono aan en een picknickmand aan haar arm. Pap, die verkleed is als Robin Hood, draagt twee klapstoelen. Nev heeft een Superman-pak aan en een fles wijn bij zich en Kerry draagt een heel Marilyn Monroe-tenue, compleet met platinablonde pruik en hoge hakken, en ze laat zelfvoldaan de blikken over zich heen komen.

Wat stelt dit voor?

Wat dóén ze hier?

Ik heb niets over de familiedag gezegd. Geen woord. Ik weet het zéker.

‘Ha, Emma,’ zegt Kerry, dichterbij gekomen. ‘Hoe vind je het?’

Ze heupwiegt en klopt op haar blonde pruik.

‘Wie stel jij voor, schat?’ vraagt mam, die niet-begrijpend naar mijn nylon jurk kijkt. ‘Heidi?’

209

‘Ik...’ Ik wrijf over mijn gezicht. ‘Mam... Wat doen jullie hier? Ik heb niet... Ik bedoel, ik was vergeten het jullie te vertellen.’

‘Weet ik,’ zegt Kerry, ‘maar je vriendin Artemis heeft het me pas allemaal verteld toen ik belde.’

Ik staar haar aan, maar kan geen woord uitbrengen. Ik vermoord Artemis. Ik maak haar hartstikke dood.

‘En, hoe laat worden de prijzen voor de mooiste kostuums uitgereikt?’ vraagt Kerry met een knipoog naar twee puberjongens die haar aangapen. ‘We zijn toch niet te laat, hoop ik?’

Ik vind mijn stem terug. ‘Het is geen wedstrijd,’ zeg ik.

‘O?’ Kerry kijkt teleurgesteld.

Ongelooflijk. Dus daarom is ze gekomen, hè? Om een stomme wedstrijd te winnen.

Ik kan de verleiding niet weerstaan. ‘Ben je dat hele eind hierheen gekomen, alleen maar voor een kostuumwedstrijd?’

‘Natuurlijk niet!’ Kerry zet snel weer haar gebruikelijke, hautaine gezicht op. ‘Nev en ik gaan met je vader en moeder in Hanwood Manor eten. Dat is hier vlakbij, dus zijn we ook even hier komen kijken.’

Ik voel de opluchting sprankelen. Goddank. We maken even een praatje en dan gaan ze weer weg.

‘We hebben een picknickmand meegebracht,’ zegt mam. ‘Kom, dan zoeken we een leuk plekje.’

‘Hebben jullie wel tijd voor een picknick?’ vraag ik zo ontspannen mogelijk. ‘Je zou het verkeer tegen kunnen hebben. Misschien kunnen jullie beter nu al gaan, voor de zekerheid...’

‘We hoeven er pas om zeven uur te zijn!’ zegt Kerry, die me bevreemd aankijkt. ‘Wat dacht je van daar, onder die boom?’

Ik kijk verbijsterd toe hoe mam een picknickkleed uitspreidt en pap de twee stoelen uitklapt. Ik kan niet met mijn familie gaan picknicken terwijl Jack op een vrijpartij met mij zit te wachten. Ik moet snel iets doen. Denk ná.

‘Eh, weet je,’ krijg ik plotseling een inval, ‘ik kan niet blijven. We hebben allemaal onze taken gekregen.’

‘Maak me nou niet wijs dat ze je geen halfuur vrij kunnen geven,’ zegt pap.

210

‘Emma is de spil van de hele organisatie!’ zegt Kerry met een sarcastische giechel. ‘Dat zie je toch wel?’

‘Emma!’ Cyril nadert het picknickkleed. ‘Je familie is dus toch gekomen! En nog gekostumeerd ook. Heel goed!’ Hij kijkt stralend om zich heen en de belletjes op zijn jokermuts tinkelen in de bries. ‘Denk erom dat jullie allemaal een lootje kopen...’

‘O, zeker,’ zegt mam. ‘En we vroegen ons af...’ Ze glimlacht naar hem. ‘Zou Emma misschien even vrij kunnen krijgen om met ons te picknicken?’

‘Vanzelf!’ zegt Cyril. ‘Je hebt je dienst in de Pimm’s-kraam toch gedraaid, Emma? Dan kun je je verder vermaken.’

‘Fijn!’ zegt mam. ‘Is dat geen goed nieuws, Emma?’

‘Top!’ breng ik moeizaam en met een strakke glimlach uit. Ik heb geen keus. Ik heb geen ontsnappingsmogelijkheid. Ik zak met stramme knieën op het kleed en neem een glas wijn aan.

‘Zo, is Connor er ook?’ vraagt mam terwijl ze kipdrumsticks op een bord rangschikt.

‘Sst! Niet over Connor praten!’ zegt pap met zijn Basil Fawltystem.

‘Ik dacht dat je met hem ging samenwonen,’ zegt Kerry, en ze neemt een slok champagne. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Ze heeft ontbijt voor hem gemaakt,’ plaagt Nev, en Kerry giechelt. Ik probeer te glimlachen, maar mijn gezicht werkt niet mee. Het is tien over een. Jack zit op me te wachten. Wat kan ik doen?

Pap geeft me een schaal door en dan zie ik Sven langskomen.

‘Sven,’ zeg ik snel. ‘Eh, meneer Harper was daarnet zo vriendelijk naar mijn familie te informeren, en of ze kwamen of niet. Zou je aan hem willen doorgeven dat ze... dat ze onverwacht zijn komen opdagen?’ Ik kijk radeloos naar hem op en zie aan zijn gezicht dat hij het begrijpt.

‘Ik geef het door,’ zegt hij.

En dat is dat.

211

17

Ik heb eens een artikel gelezen dat ‘Zet het leven naar je hand’

heette, en daar stond in dat als een dag niet zo uitpakte als je had bedoeld, je terug moest kijken en de verschillen tussen je Doelen en je Resultaten in kaart brengen, want dan kon je van je fouten leren.

Goed. Laten we dan maar eens exact in kaart brengen hoe erg deze dag is afgeweken van het originele plan dat ik vanochtend had.

Doel: me als sexy, wereldwijze vrouw presenteren in beeldige, flatteuze jurk.

Resultaat: ik zie eruit als een vriendin van Heidi of een loslopende kabouter met felgekleurde nylon pofmouwen. Doel: geheime afspraak met Jack maken.

Resultaat: geheime afspraak met Jack gemaakt, maar ben niet komen opdagen.

Doel: fantastische seks met Jack op romantische locatie. Resultaat: ik zit op een kleed op een opklapbare barbecue geroosterde drumsticks te eten. Algeheel doel: extase.

Algeheel resultaat: diepe ellende.

Het enige dat ik kan doen is zwijgend naar mijn bord kijken en mezelf voorhouden dat ook dit een keer voorbij zal gaan. Pap en Nev hebben tig grappen gemaakt over het niet noemen van Connor. Kerry heeft me haar nieuwe Zwitserse horloge van vierduizend pond laten zien en opschepperig verteld dat haar bedrijf weer gaat uitbreiden. En nu zit ze te vertellen dat ze vorige week heeft gegolft met de president-directeur van Bri212

tish Airways en dat hij haar uit haar reisbureau wilde wegkopen.

‘Ze proberen het allemaal,’ zegt ze, en ze neemt een enorme hap drumstick, ‘maar dan zeg ik: als ik om een baan verlégen zat...’ Ze zwijgt. ‘Kan ik iets voor u doen?’

‘Hallo daar,’ klinkt een droge, bekende stem boven mijn hoofd. Ik kijk heel langzaam op en knipper met mijn ogen in het zonlicht. Het is Jack. Afgetekend tegen de blauwe lucht in zijn cowboypak. Hij werpt me een fijn, bijna onzichtbaar glimlachje toe en ik fleur meteen op. Hij is me komen halen. Ik had het kunnen weten.

‘Ha,’ zeg ik half verdwaasd. ‘Mensen, dit is...’

‘Ik ben Jack,’ snijdt hij me vriendelijk de pas af. ‘Een vriend van Emma. Emma...’ Hij kijkt me aan met een opzettelijk strak gehouden gezicht. ‘Ik ben bang dat we je nodig hebben.’

‘O jee,’ zeg ik, overspoeld door opluchting. ‘Tja, niks aan te doen, kan gebeuren.’

‘Wat jammer!’ zegt mam. ‘Kun je niet tenminste even iets met ons drinken? Jack, kom erbij zitten, neem een drumstick of een punt quiche.’

‘Nee, we moeten gaan,’ zeg ik snel. ‘Ja toch, Jack?’

‘Ik vrees van wel,’ zegt hij, en hij steekt een hand uit om me overeind te helpen.

‘Sorry, jongens,’ zeg ik.

‘Geeft niks,’ zegt Kerry, weer met dat sarcastische lachje van haar. ‘Je zult vast wel iets cruciaals te doen hebben, Emma. Ik geloof zelfs dat de hele boel zou instorten zonder jou!’

Jack verstijft. Hij draait zich heel langzaam om.

‘Laat me raden,’ zegt hij minzaam. ‘Jij bent Kerry.’

‘Ja!’ zegt ze verrast. ‘Dat klopt.’

‘En mam... pap...’ Hij bekijkt de gezichten een voor een. ‘En dan ben jij... Nev?’

‘In de roos!’ proest Nev.

‘Heel goed!’ zegt mam, en ze lacht. ‘Emma heeft je zeker het een en ander over ons verteld.’

213

‘Ja... dat kun je wel zeggen,’ beaamt Jack, en hij neemt met een vreemd soort fascinatie op zijn gezicht de gezichten nog eens in zich op. ‘Weet je, misschien hebben we toch wel tijd om even iets te drinken.’

Wat? Wát zei hij daar?

‘Fijn,’ zegt mam. ‘We vinden het altijd leuk om vrienden van Emma te ontmoeten!’

Ik zie perplex dat Jack het zich gemakkelijk maakt op het kleed. Hij had me uit deze ellende moeten rédden, niet eraan meewerken. Ik zijg langzaam naast hem neer.

‘Zo, Jack, dus je werkt ook bij Panther?’ vraagt pap, die een glas wijn voor hem inschenkt.

Jack zwijgt even. ‘In zekere zin,’ zegt hij dan. ‘Je zou kunnen zeggen... dat ik er heb gewerkt.’

‘O, je zit even tussen twee banen in?’ vraagt mam tactvol.

‘Zo zou je het kunnen stellen, denk ik.’ Zijn gezicht plooit zich in een glimlachje.

‘O, hemel!’ zegt mam meelevend. ‘Wat vervelend. Maar goed, ik weet zeker dat je iets vindt.’

O, god. Ze heeft geen flauw benul wie hij is. Geen van mijn familieleden heeft enig idee wie Jack is. Ik betwijfel sterk of dit me wel bevalt.

‘Trouwens, Emma,’ vervolgt mam tegen mij terwijl ze kordaat een paar tomaten in plakken snijdt, ‘ik kwam Danny Nussbaum laatst in het postkantoor tegen. Hij vroeg naar je.’

Ik zie uit mijn ooghoek dat Jacks ogen beginnen te twinkelen.

‘Goh,’ zeg ik terwijl het bloed me naar de wangen stijgt. ‘Danny Nussbaum! Ik heb al jaren niet meer aan hem gedacht.’

‘Danny en Emma gingen met elkaar,’ legt mam met een weemoedige glimlach aan Jack uit. ‘Zo’n aardige jongen. Een echte studiebol. Emma en hij zaten de hele middag in haar slaapkamer huiswerk te maken.’

Ik kan Jack niet aankijken. Echt niet.

‘Weet u... Ben Hur is een goede film,’ zegt Jack opeens peinzend. ‘Een uitstekende film.’ Hij glimlacht naar mam. ‘Vindt u ook niet?’

214

Ik vermoord hem.

‘Eh... ja!’ zegt mam een beetje bevreemd. ‘Ja, ik heb het altijd een mooie film gevonden.’ Ze snijdt een enorme punt quiche voor Jack af en legt er een plakje tomaat naast. ‘En, Jack,’ zegt ze meelevend als ze hem het kartonnen bord aanreikt, ‘red je het een beetje in financieel opzicht?’

‘Het gaat,’ antwoordt Jack ernstig.

Mam kijkt hem even aan. Dan begint ze in de picknickmand te rommelen en haalt er een tweede quiche van Sainsbury’s uit te voorschijn, nog in de verpakking.

‘Pak aan,’ zegt ze, en ze dringt hem de doos op. ‘En een paar tomaten. Dan kun je weer even voort.’

‘O, nee,’ zegt Jack prompt. ‘Nee, ik kan echt...’

‘Je mag niet weigeren. Ik sta erop!’

‘Goh, dat is heel vriendelijk van u.’ Jack glimlacht vol warmte naar haar.

‘Zal ik je wat gratis loopbaanadviezen geven, Jack?’ zegt Kerry met haar mond vol kip.

Mijn hart maakt een nerveuze salto. Alsjeblieft, alsjeblíéft, laat Jack niet dat geslaagde-vrouwenloopje doen.

‘Ja, luister maar goed naar Kerry,’ zegt pap trots. ‘Dat is onze ster! Ze heeft haar eigen bedrijf.’

‘O ja?’ zegt Jack beleefd.

‘Mijn eigen reisbureau,’ zegt Kerry met een zelfvoldane glimlach. ‘Met niets begonnen. Nu hebben we veertig man personeel en een omzet van iets meer dan twee miljoen. En weet je wat mijn geheim is?’

‘Ik... heb geen idee,’ zegt Jack.

Kerry leunt naar hem over en kijkt hem strak aan met haar blauwe ogen.

‘Golf.’

‘Golf!’ zegt Jack haar na.

‘Het zakenleven draait om netwerken,’ zegt Kerry. ‘Het is allemaal een kwestie van connecties. Ik kan je wel zeggen, Jack, dat ik de top van het nationale zakenleven op de golfbaan heb gezien. Neem een willekeurig bedrijf. Neem dít bedrijf.’ Ze maakt 215

een weids armgebaar. ‘Ik ken de baas hier. Als ik wil, bel ik hem morgen op.’

Ik staar haar verstijfd van afgrijzen aan.

‘O ja?’ zegt Jack gefascineerd. ‘Echt?’

‘Ja hoor.’ Ze leunt weer vertrouwelijk naar hem over. ‘En dan heb ik het over de hóógste baas.’

‘De hoogste baas,’ herhaalt Jack. ‘Ik ben onder de indruk.’

Mam krijgt een geniale inval. ‘Jack, misschien kan Kerry een goed woordje voor je doen!’ roept ze uit. ‘Dat wil je toch wel doen, Kerry, lieverd?’

Ik zou hysterisch kunnen lachen. Als het niet zo volslagen verschrikkelijk was.

‘Dan moet ik maar zo snel mogelijk gaan golfen,’ zegt Jack. ‘De juiste mensen ontmoeten.’ Hij kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Wat denk jij, Emma?’

Ik kan amper een woord uitbrengen. Schaamte is er het woord niet meer voor. Ik wil gewoon door de grond zakken en nooit meer te voorschijn komen.

‘Meneer Harper?’ zegt een nieuwe stem, en ik slaak een zucht van verlichting. We kijken allemaal op naar Cyril, die onhandig gebukt bij Jack staat.

‘Het spijt me ontzettend dat ik u moet storen, meneer,’ zegt hij, verwonderd om zich heen kijkend, alsof hij probeert ook maar één reden te bespeuren waarom Jack met ons zou willen picknicken, ‘maar Malcolm St.-John is er en hij zou u even willen spreken.’

‘Natuurlijk,’ zegt Jack, en hij glimlacht hoffelijk naar mam.

‘Wilt u me even verontschuldigen?’

De hele familie wisselt bevreemde blikken uit terwijl hij behoedzaam zijn glas op zijn bord zet en opstaat.

‘Dus hij krijgt nog een kans?’ roept pap joviaal naar Cyril.

‘Pardon?’ zegt Cyril, en hij loopt een paar passen terug.

‘Die Jack,’ zegt pap, en hij wijst naar Jack, die nu met iemand in een blauwe blazer praat. ‘Je overweegt hem weer in dienst te nemen, hè?’

Cyril kijkt stijf van pap naar mij en terug.

216

‘Al goed, Cyril!’ roep ik vrolijk. ‘Pap, stil, ja?’ prevel ik. ‘Hij is de eigenaar van de onderneming.’

‘Wat?’ Ze gapen me allemaal aan.

‘Hij is de eigenaar van de onderneming,’ zeg ik met een knalrood hoofd. ‘Dus... maak geen grapjes over hem.’

‘Die man in dat narrenpak is de baas van het bedrijf?’ zegt mam met een verbaasde blik op Cyril.

‘Nee! Jáck! Hij heeft althans een heel groot deel van het bedrijf in handen.’ Ze kijken allemaal nog steeds wezenloos naar me.

‘Jack is een van de oprichters van Panther nv!’ sis ik machteloos.

‘Hij wilde alleen bescheiden doen.’

‘Wil je zeggen dat die gozer Jack Harper is?’ zegt Nev ongelovig.

‘Ja!’

Er valt een perplexe stilte. Ik kijk om me heen en zie dat er een brok drumstick uit Kerry’s mond is gevallen.

‘Jack Harper... de multimiljonair,’ zegt pap voor de zekerheid.

‘Múltimiljonair?’ Mam snapt er niets meer van. ‘Dus... Wil hij die quiche nog wel?’

‘Natuurlijk wil hij die quiche niet!’ zegt pap kregel. ‘Wat moet hij met een quiche? Hij kan verdomme zelf een miljoen quiches kopen!’

Mams ogen schichten geagiteerd over het kleed.

‘Snel!’ zegt ze opeens. ‘Doe die chips in een schaal. Er zit er een in de mand...’

‘Ze kunnen best in de zak...’ begin ik hulpeloos.

‘Miljonairs eten geen chips uit de zak!’ sist ze. Ze kiepert de chips in een plastic schaal en begint jachtig het kleed recht te trekken. ‘Brian! Kruimels in je baard!’

‘Maar hoe ken jíj Jack Harper in godsnaam?’ zegt Nev.

‘Ik... ik ken hem gewoon,’ zeg ik licht blozend. ‘We hebben samengewerkt en zo, en hij is een soort... vriend geworden. Hoor nou eens, ga nou niet anders doen,’ zeg ik snel, want ik zie dat Jack de man in de blazer een hand geeft en naar ons kleed terugloopt. ‘Doe nou gewoon zoals daarnet...’

O, god, waar doe ik het voor? Mijn hele familie gaat kaarsrecht zitten en kijkt sprakeloos van ontzag naar Jack. 217

‘Hallo!’ zeg ik zo gewoon mogelijk, en ik kijk de anderen snel vermanend aan.

‘Zo... Jack!’ zegt pap schutterig. ‘Neem nog een glas! Lust je die wijn wel? We kunnen ook best even naar de slijter gaan en iets uit een goed jaar kopen.’

‘De wijn is prima, dank u,’ zegt Jack een beetje verbouwereerd.

‘Jack, wat zou je willen eten?’ vraagt mam zenuwachtig. ‘Ik moet nog ergens broodjes gerookte zalm hebben. Emma, geef Jack je bord!’ zegt ze vinnig. ‘Hij kan niet van een kartonnen bord eten.’

‘Zo... Jack,’ zegt Nev op kameraadschappelijke toon. ‘Wat rijdt zo iemand als jij nou? Nee, niet zeggen.’ Hij steekt zijn hand op.

‘Porsche. Heb ik het goed?’

Jack kijkt me vragend aan en ik kijk smekend terug in een poging hem door te seinen dat ik geen keus had, dat het me heel erg spijt, dat ik het liefst dood wil...

‘Ik geloof dat ik mijn dekmantel kwijt ben,’ zegt hij grinnikend.

‘Jack!’ roept Kerry, die haar zelfbeheersing heeft hervonden. Ze glimlacht kruiperig naar hem en steekt haar hand uit. ‘Fijn om je nu eens echt te ontmoeten.’

‘Absoluut!’ zegt Jack. ‘Maar... we hebben ons daarnet toch al voorgesteld?’

‘Maar nu als zakenmensen,’ zegt Kerry gladjes. ‘Als zakelijk leiders onder elkaar. Hier is mijn kaartje, en als je ooit hulp nodig hebt met het boeken van wat voor reizen dan ook, bel je maar. Of als je gezelschap wilt... Misschien kunnen we eens met ons vieren uit! Een rondje golf? Ja toch, Emma?’

Ik kijk haar stompzinnig aan. Sinds wanneer zoeken Kerry en ik elkaars gezelschap op?

‘Emma en ik zijn natuurlijk vrijwel zusjes,’ voegt ze er poeslief aan toe, en ze slaat een arm om me heen. ‘Dat heeft ze je vast wel verteld.’

‘O, ze heeft me het nodige verteld,’ zegt Jack met een ondoorgrondelijk gezicht. Hij neemt een hap kip en begint te kauwen.

‘We zijn samen opgegroeid, we deden alles samen.’ Kerry geeft 218

me een kneepje en ik doe mijn best om te glimlachen, maar ik stik bijna in haar parfum.

‘Wat leuk!’ zegt mam blij. ‘Had ik nu maar een fototoestel bij me.’

Jack zegt niets, maar blijft kritisch naar Kerry kijken.

‘We zouden niet sterker aan elkaar kunnen hangen!’ Kerry’s glimlach wordt nog kruiperiger. Ze knijpt zo hard dat haar klauwen in mijn vlees dringen. ‘Nee toch, Ems?’

‘Eh, nee,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Nee, met geen mogelijkheid.’

Jack zit nog te kauwen. Hij slikt en kijkt op.

‘Goh, dan moet het je wel veel moeite hebben gekost om Emma af te wijzen,’ zegt hij luchtig tegen Kerry. ‘Als jullie zo aan elkaar hangen en alles.’

‘Haar afwijzen?’ Kerry lacht tinkelend. ‘Waar heb je het in vredesnaam...’

‘Die keer toen ze vroeg of ze binnen jouw bedrijf werkervaring mocht opdoen en je haar hebt afgewezen,’ zegt Jack nog steeds vriendelijk, en hij neemt weer een hap kip.

Ik versteen.

Dat was een geheim. Dat had geheim moeten blijven.

‘Wat?’ zegt pap met een ongelovige lach. ‘Heeft Emma bij Kerry gesolliciteerd?’

‘Ik... Waar heb je het over?’ zegt Kerry, die een beetje rood begint te worden.

‘Ik gelóóf dat het zo zat,’ zegt Jack kauwend. ‘Ze bood aan voor niets te werken... en jij zei toch nee.’ Hij kijkt verwonderd. ‘Boeiend besluit.’

Ik zie de gezichten van pap en mam heel langzaam veranderen.

‘Maar natuurlijk wel gelukkig voor ons hier bij Panther,’ vervolgt Jack opgewekt. ‘Wij zijn héél blij dat Emma geen carrière heeft gemaakt in de reisbranche. Eigenlijk zou ik je dus moeten bedanken, Kerry! Als zakelijk leiders onder elkaar.’ Hij glimlacht haar toe. ‘Je hebt ons een grote dienst bewezen.’

Kerry is helemaal paars.

‘Kerry, is dat waar?’ zegt mam bits. ‘Wilde jij Emma niet helpen toen ze het je vroeg?’

219

‘Emma, dat heb je ons nooit verteld,’ zegt pap beteuterd.

‘Ik schaamde me, nou goed?’ zeg ik met overslaande stem.

‘Wel brutaal van Emma om het te vragen,’ zegt Nev, en hij neemt een grote hap varkenspastei. ‘Je familie als kruiwagen gebruiken. Dat zei je toch, Kerry?’

‘Brutaal?’ herhaalt mam ongelovig. ‘Kerry, misschien ben je het vergeten, maar wíj hebben je het geld geleend om dat bedrijf op te zetten. Zonder je familie zou je niet eens een bedrijf hébben.’

‘Zo is het niet gegaan,’ zegt Kerry, die Nev een geërgerde blik toewerpt. ‘Het was een kwestie van... een communicatiestoornis. Een misverstand!’ Ze klopt op haar haar en glimlacht weer naar me. ‘Ik wil je uiteraard dólgraag helpen met je carrière, Ems. Had dat eerder gezegd! Bel me maar op kantoor, ik zal al het mogelijke doen...’

Ik kijk haar vol weerzin aan. Ik vind het ongelóóflijk dat ze probeert zich hieruit te wurmen. Kerry is de meest achterbakse trut van de hele wereld.

‘Kerry, het was geen communicatiestoornis,’ zeg ik zo bedaard als ik kan. ‘We weten allebei heel goed hoe het is gegaan. Ik vroeg je om hulp en die wilde je me niet geven. Prima, het is jouw bedrijf en jouw beslissing, en je had er alle recht toe, maar beweer nou niet dat het niet waar is, want dat is het wel.’

‘Emma!’ zegt Kerry met een kort lachje, en ze probeert mijn hand te pakken. ‘Gekkie! Ik had geen idee! Als ik had geweten dat het belangrijk was...’

Als ze had geweten dat het belangrijk was? Hoe had het haar kunnen ontgaan?

Ik ruk mijn hand weg en kijk Kerry strak aan. Ik voel alle pijn en vernedering van vroeger weer bovenkomen, als gloeiend water in een leiding, tot de druk opeens van de ketel moet.

‘Dat wist je heel goed!’ hoor ik mezelf gillen. ‘Je wist heel goed wat je deed! Je wíst dat ik ten einde raad was! Vanaf de dag dat je bij ons kwam wonen, heb je geprobeerd me de grond in te boren. Je pest mij met mijn lullige baantje. Je schept over jezelf op. Ik voel me al mijn hele leven nietig en stom. Nou, mij best. Je hebt gewonnen, Kerry! Jij bent de ster en ik niet. Jij bent het suc220

ces en ik de kneus. Maar doe niet alsof je mijn beste vriendin bent, hoor je? Want dat ben je niet en dat zul je nooit worden ook!’

Ik ben klaar en kijk hijgend naar de verbijsterde gezichten rondom het kleed. Ik heb het afschuwelijke gevoel dat ik elk moment in tranen uit kan barsten. Ik vang Jacks blik en hij glimlacht bemoedigend. Dan waag ik een korte blik op pap en mam. Ze zitten er allebei als verlamd bij, alsof ze zich totaal geen raad meer weten.

Want weet je, bij ons in de familie dóén we niet aan luide emotionele uitbarstingen. Eigenlijk weet ik me zelf ook niet goed raad meer.

‘Nou, eh... dan ga ik maar,’ zeg ik beverig. ‘Ik ga. Kom, Jack, aan het werk.’

Ik draai me op wankele benen om en loop weg, bijna struikelend in het gras. De adrenaline giert door mijn lijf en ik ben zo opgefokt dat ik amper weet wat ik doe.

‘Emma, dat was klasse,’ hoor ik Jacks stem in mijn oor zeggen.

‘Je was top! Absoluut... logistieke inschatting,’ besluit hij iets luider als we langs Cyril lopen.

‘Ik ben nog nooit van mijn leven zo tekeergegaan,’ zeg ik. ‘Ik heb nog nooit... operationeel management,’ vervolg ik snel, want we komen langs een groepje van de boekhouding.

‘Dat dacht ik al,’ zegt hij hoofdschuddend. ‘Jezus, die nicht van jou... valide peiling van de markt.’

‘Het is zo’n ontzettend... spreadsheet,’ zeg ik snel als we Connor passeren. ‘Dus... Ik zal het voor u uittypen, meneer Harper.’

Op de een of andere manier bereiken we het huis en de trap. Jack leidt me door een gang op de eerste verdieping, pakt een sleutel en maakt een deur open. En dan zijn we in een kamer. Een grote, lichte, roomkleurige kamer. Met een groot tweepersoonsbed. De deur gaat dicht en opeens vliegt het me aan. Het is zover. Het moment is eindelijk aangebroken. Jack en ik. Alleen in een kamer. Met een bed.

Dan valt mijn blik op mezelf in een spiegel met een vergulde 221

lijst en ik snak ontzet naar adem. Ik was vergeten dat ik die stomme Sneeuwwitje-jurk aanhad. Mijn gezicht is vlekkerig rood, mijn ogen beginnen op te zetten, mijn haar piekt alle kanten op en je kunt mijn behabandje zien.

Dit is zo ontzettend níét hoe ik dacht dat ik eruitzag.

‘Emma, het spijt me echt dat ik me ermee heb bemoeid.’ Jack kijkt me berouwvol aan. ‘Ik ben veel te ver gegaan. Ik had het recht niet me zo op te dringen. Het kwam gewoon... Die nicht van jou maakte me zo kwaad...’

‘Nee,’ onderbreek ik hem, en ik kijk hem aan. ‘Het was juist góéd! Ik heb Kerry nooit verteld hoe ik over haar dacht. Nooit!

Het was... Het was...’ Ik breek hijgend mijn zin af. Een verstild moment zwijgen we allebei. Jack kijkt naar mijn rode hoofd. Ik staar terug, met zwoegende ribbenkast, en hoor het bloed in mijn oren suizen. Dan buigt hij zich plotseling naar me over en kust me.

Zijn mond maakt de mijne open en hij sjort de pofmouwen met elastiek van mijn Sweeuwwitje-kostuum van mijn schouders en maakt mijn beha los. Ik pruts aan de knopen van zijn overhemd. Zijn mond vindt mijn tepel en net als ik begin te hijgen van opwinding, trekt hij me naast zich op het door de zon verwarmde tapijt.

O, mijn god, dat is snel. Hij scheurt mijn onderbroek van mijn lijf. Zijn handen... zijn vingers... ik hijg hulpeloos... We gaan zo snel dat het nauwelijks tot me doordringt wat er gebeurt. Dit is heel anders dan met Connor. Dit is heel anders dan alles wat ik ooit... Een minuut geleden stond ik nog keurig in de kleren bij de deur, en nu ben ik al – hij is al...

‘Wacht,’ breng ik moeizaam uit. ‘Jack, wacht. Ik moet je eerst iets vertellen.’

‘Wat?’ Jack kijkt me met verwilderde, opgewonden ogen aan.

‘Wat is er?’

‘Ik ken geen kunstjes,’ fluister ik onwillig.

‘Je kent geen wat?’ Hij maakt zich van me los en kijkt me verbaasd aan.

‘Kunstjes! Ik ken geen kunstjes,’ zeg ik afwerend. ‘Weet je, jij 222

hebt het waarschijnlijk met ik weet niet hoeveel supermodellen en turnsters gedaan en die kennen natuurlijk allerlei adembenemende...’ Ik zie zijn gezicht. ‘Laat maar,’ zeg ik snel. ‘Het doet er niet toe. Ik heb niets gezegd.’

‘Je maakt me nieuwsgierig,’ zegt Jack. ‘Wat voor kunstjes had je precies in gedachten?’

Waarom heb ik mijn stomme mond opengedaan? Waarom?

‘Geen!’ zeg ik verhit. ‘Dat bedoel ik juist, ik kén geen kunstjes.’

‘Ik ook niet,’ zegt Jack gortdroog. ‘Ik ken niet één kunstje.’

Ik voel onverwacht een giechel opkomen.

‘Nee, dat zal wel niet.’

‘Echt waar. Niet één.’ Hij zwijgt bedachtzaam en strijkt met een vinger over mijn schouder. ‘O, goed dan. Eentje misschien.’

‘Wat?’ zeg ik prompt.

‘Tja...’ Hij kijkt me lang aan en schudt dan zijn hoofd. ‘Nee.’

‘Vertel!’ En nu kan ik mijn giechel echt niet meer bedwingen.

‘Geen woorden maar daden,’ murmelt hij bij mijn oor, en hij trekt me naar zich toe. ‘Heeft iemand je dit ooit geleerd?’

223

18

Ik ben verliefd.

Ik, Emma Corrigan, ben verliefd.

Voor het eerst in mijn hele leven ben ik volkomen, voor honderd procent verliefd! Ik ben de hele nacht bij Jack in het Panther-landhuis gebleven. Ik ben in zijn armen wakker geworden. We hebben het een keer of vijfennegentig gedaan en het was... perfect. (En op de een of andere manier kwamen er, tot mijn opluchting, helemaal geen kunstjes aan te pas.) Maar het is niet alleen de seks, het is alles. Dat er een kop thee voor me klaarstond toen ik wakker werd. Dat hij speciaal voor mij zijn laptop aanzette zodat ik al mijn horoscopen op internet kon opzoeken, en dat hij me hielp de beste uit te kiezen. Hij weet al die lullige, gênante dingetjes van me die ik anders zo lang mogelijk voor mannen verborgen probeer te houden... en hij houdt toch van me. Hij heeft niet met zoveel woorden gezegd dat hij van me houdt. Hij heeft iets veel beters gezegd. Ik laat het nog steeds verzaligd door mijn hoofd rollen. We lagen daar vanochtend allebei zo’n beetje naar het plafond te staren toen ik opeens zonder het zelf te willen tegen hem zei: ‘Jack, hoe komt het dat je nog weet dat Kerry me geen werkervaringsplaats wilde geven?’

‘Wat?’

‘Hoe komt het dat je nog wist dat Kerry me had afgewezen?’ Ik draaide mijn hoofd langzaam opzij om hem aan te kijken. ‘En dat niet alleen. Elk dingetje dat ik je in dat vliegtuig heb verteld. De futielste kleinigheden. Over mijn werk, over mijn familie, over Connor... Alles. Je hebt het allemaal onthouden. En ik snap het gewoon niet.’

224

‘Wat snap je niet?’ vroeg Jack met gefronst voorhoofd.

‘Ik snap niet waarom iemand zoals jij geïnteresseerd zou zijn in mijn stomme, saaie leventje,’ zei ik, met wangen die gloeiden van schaamte.

Jack keek me even zwijgend aan.

‘Emma, jouw leven is niet stom en saai.’

‘Wel waar!’

‘Nee.’

‘Natuurlijk wel! Ik doe nooit iets spannends, ik doe nooit iets slims, ik heb geen eigen bedrijf, ik heb nooit een uitvinding gedaan...’

‘Wil je weten waarom ik al je geheimen heb onthouden?’ viel Jack me in de rede. ‘Emma, zodra jij in dat vliegtuig begon te praten – was ik in de ban.’

Ik keek hem ongelovig aan.

‘Je was in de ban?’ vroeg ik voor de zekerheid. ‘Van mij?’

‘Ik was in de ban,’ herhaalde hij teder, en hij leunde op zijn elleboog en gaf me een kus. In de ban!

Jack Harper was in de ban van mijn leven! Van mij!

En waar het om gaat, is dat als ik nooit iets tegen hem had gezegd in het vliegtuig, als ik al die onzin er niet uit had geflapt, dit nooit was gebeurd. Dan hadden we elkaar nooit gevonden. Het was voorbeschikt. Ik móést in dat vliegtuig stappen. Ik móést een duurdere stoel krijgen. Ik móést al mijn geheimen te grabbel gooien.

Nog helemaal nagloeiend kom ik thuis. Het lijkt alsof er een lamp in me is gaan branden. Opeens weet ik wat de zin van het leven is. Jemima ziet het verkeerd. Mannen en vrouwen zijn elkaars vijanden niet. Mannen en vrouwen zijn elkaars zielsverwanten. En als ze allemaal meteen vanaf het begin eerlijk tegen elkaar deden, zouden ze dat allemaal beseffen. Al dat geheimzinnige, afstandelijke gedoe is dikke onzin. Iedereen zou meteen zijn geheimen op tafel moeten gooien!

Ik ben zo geïnspireerd dat ik denk dat ik een boek over relaties ga schrijven. Ik noem het ‘Wees niet bang om te delen’ en ik ga 225

erin aantonen dat als mannen en vrouwen eerlijk tegen elkaar zijn, ze een beter contact krijgen, elkaar echt begrijpen en nooit meer hoeven te doen alsof, nergens over. En het zou ook voor gezinnen kunnen opgaan. En de politiek! Als de wereldleiders elkaar een paar privé-geheimpjes vertelden, zou het misschien afgelopen zijn met al die oorlogen! Ik geloof dat ik echt een ontdekking heb gedaan.

Ik zweef de trap op en maak de deur van ons appartement open.

‘Lissy!’ roep ik. ‘Lissy, ik ben verliefd!’

Er komt geen antwoord, en ik voel een steekje teleurstelling. Ik wilde met iemand praten. Ik wilde iemand alles uitleggen over mijn geniale nieuwe levensfilosofie en...

Ik hoor een bonkend geluid uit Lissy’s kamer komen en blijf als gebiologeerd in de gang staan. O, mijn god. De geheimzinnige bonkgeluiden. Nog een. Nog twee. Wat kan dat in... En dan zie ik het door de deur van de woonkamer. Op de vloer naast de bank. Een aktetas. Een zwartleren aktetas. Het is hem. Het is Jean-Paul. Hij is daar binnen. Op ditzelfde moment! Ik doe een paar passen naar voren en kijk gefascineerd naar de deur. Wat dóén ze toch?

Ik geloof dat verhaaltje van haar niet, dat ze het aan het doen waren, maar wat kan het anders zijn? Wat zou het in hemelsnaam anders kunnen...

Oké... Ophouden. Het gaat me niets aan. Als Lissy me niet wil vertellen wat ze uitspookt, hoeft ze niets te zeggen. Met een heel volwassen gevoel loop ik naar de keuken en pak de waterkoker om koffie voor mezelf te maken.

Dan zet ik hem weer neer. Waaróm wil ze het me niet vertellen?

Waaróm houdt ze het voor me geheim? We zijn hartsvriendinnen! Ik bedoel, zíj heeft gezegd dat we geen geheimen voor elkaar mochten hebben. Ik trek dit niet. De nieuwsgierigheid vreet aan me. Het is ondraaglijk. En dit zou mijn enige kans kunnen zijn om achter de waarheid te komen, maar hoe? Ik kan daar toch niet zomaar binnen komen zetten? Hoewel?

226

Opeens krijg ik een ideetje. Als ik die aktetas nu eens níét had gezien? Als ik nu eens volmaakt onschuldig ons huis binnen was gekomen, zoals anders, en toevallig regelrecht naar Lissy’s kamer was gelopen en toevallig de deur open had gedaan? Dan zou toch niemand me iets kunnen verwijten? Het zou gewoon een onopzettelijke vergissing zijn.

Ik kom de keuken uit, luister even met gespitste oren en sluip dan stilletjes terug naar de voordeur.

Opnieuw. Ik kom voor het eerst het huis in.

‘Ha, Lissy!’ roep ik zo verlegen alsof ik word gefilmd. ‘Goh!

Waar zit ze toch? Laat ik het eens, eh... in haar kamer proberen!’

Ik loop zo natuurlijk mogelijk door de gang, bereik haar deur en klop bijna onhoorbaar aan.

Er komt geen reactie. De bonkgeluiden zijn verstomd. Ik staar naar het ongeverfde hout en word opeens bang.

Ga ik dit echt doen?

Ja. Ik móét het gewoon weten.

Ik pak de klink, doe de deur open – en slaak een kreet van afgrijzen. Het is zo’n verwarrend beeld dat ik er niets van kan maken. Lissy is naakt. Ze zijn allebei naakt. Die vent en zij zijn verstrengeld in de vreemdste houding die ik ooit, ooit... Haar benen wijzen omhoog, en hij heeft de zijne om haar heen geklemd, en ze zijn allebei knalrood en ze hijgen.

‘Neem me niet kwalijk!’ stamel ik. ‘God, het spijt me!’

‘Emma, wacht!’ hoor ik Lissy nog roepen terwijl ik naar mijn kamer vlucht, de deur dichtsla en me op het bed laat zakken. Mijn hart bonst. Ik ben bijna misselijk. Ik ben van mijn leven niet zo geschrokken. Ik had die deur nooit open moeten doen. Ik had die deur nóóit open moeten doen.

Ze vertelde de waarheid! Ze deden het echt! Maar ik bedoel, wat was dat voor bizarre, verwrongen seks? Godsamme, dat heb ik nooit beseft. Ik had nooit...

Ik voel een hand op mijn schouder en schreeuw het weer uit.

‘Emma, kalm!’ zegt Lissy. ‘Ik ben het maar! Jean-Paul is weg.’

Ik kan niet opkijken. Ik kan haar niet in de ogen kijken. 227

‘Lissy, het spijt me,’ stamel ik met mijn blik op de vloer. ‘Het spijt me! Ik bedoelde het niet zo. Ik had nooit... Jouw seksleven is je eigen zaak.’

‘Emma, we waren niet aan het vrijen, suffie!’

‘Wel waar! Ik heb jullie gezien! Jullie hadden geen kleren aan.’

‘We hadden wel kleren aan. Emma, kijk dan!’

‘Nee!’ zeg ik panisch. ‘Ik wil je niet zien!’

‘Kíjk dan!’

Ik hef angstig mijn hoofd en richt mijn blik langzaam op Lissy, die tegenover me staat.

O. O... op zo’n manier. Ze heeft een vleeskleurige catsuit aan.

‘Nou, maar als jullie niet lagen te vrijen, wat waren jullie dan aan het doen?’ vraag ik bijna beschuldigend. ‘En waarom heb je dat ding aan?’

‘We waren aan het dansen,’ zegt Lissy gegeneerd.

‘Wat?’ Ik staar haar perplex aan.

‘We waren aan het dansen, oké? Dat waren we aan het doen!’

‘Aan het dánsen? Maar... waarom waren jullie aan het dansen?’

Dit slaat nergens op. Lissy die met een Fransman die Jean-Paul heet door haar kamer danst? Het voelt alsof ik midden in een bizarre droom verzeild ben geraakt.

‘Ik ben bij een groep gegaan,’ zegt Lissy na een korte stilte.

‘O, mijn god. Toch geen sekte...’

‘Nee, geen sekte. Het is alleen...’ Ze bijt op haar lip. ‘Een groepje advocaten die samen een... een dansgroep hebben opgericht.’

Een dansgroep?

Ik kan een paar tellen geen woord uitbrengen. Nu de schrik is gezakt, heb ik zo’n akelig gevoel dat ik in de lach zou kunnen schieten.

‘Jij bent bij een groep... dansende advocaten gegaan.’

‘Ja.’ Lissy knikt.

Ik zie een stel buikige advocaten voor me die met hun pruiken op in het rond dansen en proest het uit, ik kan het echt niet helpen.

‘Zie je nou!’ roept Lissy. ‘Daarom heb ik je niets verteld. Ik wíst dat je me uit zou lachen.’

228

‘Sorry!’ zeg ik. ‘Sorry! Ik lach je niet uit. Ik vind het juist super!’

Er ontsnapt me weer een hysterische giechel. ‘Alleen... Ik weet het niet. Het idee van dansende advocaten...’

‘Het zijn niet allemaal advocaten,’ zegt ze afwerend. ‘Er zitten ook een paar investeringsbankiers bij, en een rechter... Emma, niet lachen!’

‘Sorry,’ zeg ik hulpeloos. ‘Lissy, ik lach je niet uit, echt niet!’ Ik haal diep adem en doe een wanhopige poging om mijn lippen op elkaar te persen, maar ik zie alleen investeringsbankiers in tutu voor me die met hun aktetas stijf onder de arm geklemd het Zwa- nenmeer dansen. Een rechter die met wapperende toga over het podium springt.

‘Het is niet grappig!’ zegt Lissy. ‘Het is gewoon een groep van gelijkgestemde academici die zich door middel van dans willen uiten. Wat is daar mis mee?’

‘Sorry,’ zeg ik weer. Ik wrijf mijn ogen uit en probeer mezelf in bedwang te krijgen. ‘Er is niks mis mee. Ik vind het top. En... Gaan jullie een opvoering geven of zo?’

‘Over drie weken. Daarom repeteren we extra vaak.’

‘Over drie weken?’ Ik kijk haar aan en het lachen vergaat me.

‘Wilde je het me helemaal niet vertellen?’

‘Ik... ik was er nog niet uit,’ zegt ze, en ze schuifelt met haar balletschoen over de vloer. ‘Ik schaamde me.’

‘Waarom?’ zeg ik teleurgesteld. ‘Lissy, het spijt me dat ik moest lachen. Ik vind het echt super. En ik kom kijken. Ik ga op de voorste rij zitten...’

‘Niet vooraan. Dan leid je me af.’

‘Nou, in het midden dan. Of achterin. Je zegt het maar.’ Ik kijk haar nieuwsgierig aan. ‘Lissy, ik heb nooit geweten dat je kon dansen.’

‘O, maar dat kan ik ook helemaal niet,’ zegt ze prompt. ‘Ik ben loeislecht. Het is gewoon voor de lol. Wil je koffie?’

Ik loop met Lissy mee naar de keuken. Daar aangekomen kijkt ze me met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Zo, jij hebt wel lef, hè, míj van een vrijpartij beschuldigen. Waar zat jij vannacht?’

229

‘Bij Jack,’ beken ik met een dromerige glimlach. ‘Vrijen. De hele nacht.’

‘Ik wist het!’

‘O, god, Lissy, ik ben smoorverliefd op hem.’

‘Verlíéfd?’ Ze zet de waterkoker aan. ‘Emma, weet je dat zeker?

Je kent hem pas een minuut of vijf.’

‘Nou en? We zijn al helemaal elkaars zielsverwanten. Bij hem hoef ik niet te doen alsof... of me beter voor te doen dan ik ben... en de seks is ongelooflijk... Hij is alles wat ik bij Connor miste. Alles. En hij is in me geïnteresséérd. Weet je, hij stelt me aan één stuk door vragen, en de antwoorden lijken hem echt te fascineren.’

Ik spreid met een verzaligde glimlach mijn armen en plof op een stoel. ‘Weet je, Lissy, ik had mijn hele leven al het gevoel dat me iets geweldigs te wachten stond. Ik heb het altijd... gewoon gewéten, diep in mijn hart. En nu is het gebeurd.’

‘Waar is hij dan nu?’ vraagt Lissy terwijl ze koffie in de cafétière schudt.

‘Hij gaat een poosje weg. Hij gaat met een creatief team over een nieuw concept brainstormen.’

‘Wat?’

‘Weet ik niet. Dat heeft hij niet gezegd. Het wordt heel heftig en waarschijnlijk kan hij me niet bellen,’ zeg ik. ‘Maar hij gaat me wel elke dag mailen,’ voeg ik er blij aan toe.

‘Koekje?’ zegt Lissy met de trommel in de aanslag.

‘O, eh... ja. Graag.’ Ik pak een biscuitje en knabbel er peinzend een stukje af. ‘Weet je, ik heb een compleet nieuwe theorie over relaties. Het is zo simpel. Iedereen op de wereld zou eerlijker tegen elkaar moeten zijn. Iedereen zou alles aan anderen moeten toevertrouwen! Man en vrouw, ouders en kinderen, wereldleiders, allemaal!’

‘Hmm.’ Lissy kijkt me een paar ogenblikken zwijgend aan.

‘Emma, heeft Jack je ooit verteld waarom hij er destijds midden in de nacht als een haas vandoor moest?’

‘Nee,’ zeg ik verbaasd. ‘Maar dat is zijn zaak.’

‘Heeft hij je ooit verteld wat al die telefoontjes tijdens jullie eerste etentje te betekenen hadden?’

230

‘Nou... nee.’

‘Heeft hij je iets meer dan het noodzakelijke minimum over zichzelf verteld?’

‘Hij heeft me genoeg verteld!’ zeg ik afwerend. ‘Lissy, waar zit jij mee?’

‘Ik zit nergens mee,’ zegt ze laconiek. ‘Ik vraag me alleen af... Ben jij de enige die allemaal geheimen opbiecht?’

‘Wat bedoel je?’

‘Neemt hij je in vertrouwen?’ Ze schenkt kokendheet water over de koffie. ‘Of geef jij je alleen aan hem bloot?’

‘We vertellen elkaar alles,’ zeg ik met afgewende blik, en ik begin met een koelkastmagneet te spelen.

En dat is waar, zeg ik streng tegen mezelf. Jack heeft me van alles over zichzelf verteld! Ik bedoel, hij heeft me verteld... Hij heeft me alles verteld over...

Enfin. Waarschijnlijk was hij niet zo in de stemming om veel te praten. Dat is toch geen misdaad?

‘Hier, koffie,’ zegt Lissy, en ze geeft me een mok.

‘Dank je,’ zeg ik een beetje gepikeerd, en Lissy zucht.

‘Emma, ik probeer het niet voor je te bederven. Hij klinkt echt fantastisch...’

‘Dat is hij ook! Heus, Lissy, je weet niet hoe hij is. Hij is zo romantisch. Weet je wat hij vanochtend zei? Zodra ik in het vliegtuig begon te praten, was hij in de ban, zei hij.’

‘Echt?’ Lissy kijkt me dromerig aan. ‘Heeft hij dat gezegd? Dat is best romantisch.’

‘Dat zei ik toch!’ Tegen wil en dank begin ik te stralen. ‘Lissy, hij is perfect!’

231

19

De weken daarna kan niets mijn gelukkige gloed doorprikken. Niets. Ik zweef op een wolk naar mijn werk, zit de hele dag achter mijn computer te glimlachen en zweef weer naar huis. Pauls sarcastische opmerkingen stuiteren als zeepbellen op me af. Ik merk zelfs amper dat Artemis me aan een bezoekend reclameteam als haar persoonlijk assistente voorstelt. Ze zeggen allemaal maar wat ze willen, want wat zij niet weten is dat als ik naar mijn scherm zit te glimlachen, dat komt doordat Jack me net weer en grappig mailtje heeft gestuurd. Wat zij niet weten, is dat degene bij wie zij allemaal in dienst zijn, van mij houdt. Van míj. Emma Corrigan. Het manusje van alles.

‘Tja, ik heb het natuurlijk een aantal malen tot in detail met Jack Harper doorgesproken,’ hoor ik Artemis aan de telefoon zeggen terwijl ik de kast met drukproeven sta op te ruimen. ‘Ja. En hij vond net als ik dat het concept echt een nieuwe richting moet krijgen.’

Gelul! Ze heeft nooit iets met Jack Harper doorgesproken. Ik kom bijna in de verleiding hem direct te mailen om hem te vertellen hoe ze zijn naam ijdel gebruikt. Alleen zou dat een beetje vals zijn.

En trouwens, ze is de enige niet. Iedereen laat de naam Jack Harper in zijn gesprekken vallen, links, rechts en in het midden. Sinds hij weg is, lijken alle mensen op kantoor te doen alsof hij hun beste vriend is en hun ideeën perfect vindt. Behalve ik. Ik hou me gewoon stil en rep met geen woord over hem.

Deels omdat ik weet dat ik knalrood zal worden als ik het wel 232

doe, of enorm breed en stom zal gaan grijnzen. Deels omdat ik het verschrikkelijke gevoel heb dat ik niet meer van ophouden weet als ik eenmaal over Jack begin. Maar vooral omdat niemand tegen me over hem begint. Wat kan ik tenslotte van Jack Harper weten? Ik ben immers de waardeloze assistente maar?

Nick kijkt op van zijn telefoon. ‘Hé,’ zegt hij, ‘Jack Harper komt op tv!’

‘Wat?’

Ik veer verbaasd op. Komt Jack op tv?

Waarom heeft hij dat niet tegen me gezegd?

‘Komt er een opnameploeg naar kantoor of zo?’ vraagt Artemis, en ze strijkt haar haar glad.

‘Ik weet niet.’

Paul komt uit zijn kamer. ‘Goed, mensen,’ zegt hij. ‘Jack Harper heeft een interview aan Business Watch gegeven, en het wordt om twaalf uur uitgezonden. Er wordt een tv in de grote vergaderzaal gezet; wie wil, kan daar kijken. Maar er moet wel iemand hier blijven om de telefoons te bemannen.’ Zijn blik blijft op mij rusten. ‘Emma, blijf jij maar hier.’

‘Wat?’ zeg ik wezenloos.

‘Jij blijft hier om de telefoons op te nemen,’ zegt Paul. ‘Oké?’

‘Nee! Ik bedoel... Ik wil het zien!’ zeg ik verbolgen. ‘Kan er niet iemand anders blijven? Artemis, kun jij niet blijven?’

‘Ik blijf niet!’ zegt Artemis gedecideerd. ‘Heus, Emma, doe niet zo egoïstisch. Het is helemaal niet interessant voor jou.’

‘Wel waar!’

‘Niet waar.’ Ze rolt met haar ogen.

‘Welles,’ zeg ik wanhopig. ‘Hij is... Hij is ook mijn baas!’

‘Ja hoor,’ zegt Artemis sarcastisch, ‘maar volgens mij is er een klein verschilletje. Jij hebt nauwelijks een woord met Jack Harper gewisseld.’

‘Welles!’ zeg ik voordat ik me kan bedwingen. ‘Wel waar! Ik...’

Ik breek mijn zin af en begin te blozen. ‘Ik ben een keer bij een vergadering geweest waar hij ook zat...’

‘En toen heb je hem een kop thee gegeven?’ Artemis glimlacht zelfgenoegzaam naar Nick.

233

Ik kijk haar woedend aan. Het bloed gonst in mijn oren en ik zou deze ene keer graag een vernietigende, slimme opmerking willen bedenken om Artemis op haar nummer te zetten.

‘Zo kan-ie wel weer, Artemis,’ zegt Paul. ‘Emma, jij blijft hier en dat is dat.’

Om vijf voor twaalf is de afdeling helemaal leeg, op een vlieg, een gonzende fax en mij na. Ik reik ontroostbaar in mijn bureaula en pak een Bros-reep. En een KitKat om het af te maken. Net als ik de Bros uit de wikkel heb gehaald en een grote hap wil nemen, gaat de telefoon.

‘Oké,’ zegt Lissy. ‘Ik heb de video ingesteld.’

‘Bedankt, Liss,’ zeg ik met mijn mond vol chocola. ‘Je bent een ster.’

‘Ongelooflijk, dat jij niet mag kijken.’

‘Ik weet het. Het is zo ontzettend oneerlijk.’ Ik zak dieper onderuit in mijn stoel en neem nog een hap Bros.

‘Nou ja, geeft niet, vanavond kijken we samen nog een keer. Jemima zet de video in haar kamer ook aan, dus we kunnen het niet missen.’

‘Waarom is Jemima thuis?’ vraag ik verbaasd.

‘Ze heeft zich ziek gemeld om thuis een verwendag te houden.’

Dan voegt ze er omzichtig aan toe: ‘O, trouwens, je vader heeft gebeld.’

‘O?’ Ik krijg een angstig voorgevoel. ‘Wat zei hij?’

Ik heb pap en mam niet meer gesproken sinds het debacle van de familiedag. Ik kan me er gewoon niet toe zetten. Het was een te pijnlijke, gênante vertoning, en het zou best kunnen dat ze helemaal aan Kerry’s kant staan. Daarom heb ik toen pap de maandag erop naar kantoor belde gezegd dat ik het heel druk had en dat ik hem terug zou bellen, wat ik niet heb gedaan, ook niet thuis.

Ik weet dat ik een keer met mijn ouders zal moeten praten, maar niet nu. Niet nu ik zo gelukkig ben.

‘Hij had het aankondigingsfilmpje van het interview gezien,’

zegt Lissy. ‘Hij herkende Jack en vroeg zich af of jij er iets van 234

wist. En hij zei...’ Ze zwijgt even. ‘Hij wil heel graag het een en ander met je bespreken.’

‘O.’ Ik staar naar mijn notitieblok, waarop ik een enorme spiraal heb gekrabbeld, over een telefoonnummer dat ik had moeten bewaren.

‘Maar goed, je moeder en hij gaan dus kijken,’ zegt Lissy. ‘En je opa ook.’

Leuk. Super. De hele wereld gaat naar Jack op tv kijken. De hele wereld behalve ik.

Ik hang op en loop naar de nieuwe koffieautomaat, waar overigens prima koffie verkeerd uitkomt. Ik kom terug, kijk in het stille kantoor om me heen en begiet Artemis’ parapluplant met sinaasappelsap. En wat toner voor de kopieermachine om het af te maken. Dan voel ik me een beetje gemeen. Die plant kan er tenslotte ook niets aan doen.

‘Sorry,’ zeg ik hardop, en ik geef hem een aai over een van zijn sprietige bladeren. ‘Je baasje is gewoon een ontzettende trut, maar dat wist je waarschijnlijk zelf ook al.’

‘Heb je het tegen je geheime minnaar?’ zegt een sarcastische stem achter me. Ik draai me geschrokken om en zie Connor in de deuropening staan.

‘Connor,’ zeg ik, ‘wat doe jij hier?’

‘Ik ben op weg naar het tv-interview, maar ik wilde je even snel spreken.’ Hij zet een paar passen de afdeling op en fixeert me met een verwijtende blik. ‘Zo. Je hebt me voorgelogen.’

O, shit. Heeft Connor het geraden? Heeft hij iets gezien op de familiedag?

‘Wat bedoel je?’ vraag ik nerveus.

‘Ik heb net een babbeltje met Tristan van de ontwerpafdeling gemaakt.’ Connors stem zwelt aan van verontwaardiging. ‘Hij is homo! Je hebt helemaal niks met hem, hè?’

Dit kan hij niet menen. Connor geloofde toch niet écht dat ik iets met Tristan van de ontwerpafdeling had? Tristan zou er als hij in een panterbroekje met een handtas onder zijn arm nummers van Barbra Streisand liep te neuriën niet homoseksueler uit kunnen zien dan hij nu al doet.

235

Ik slaag erin mijn gezicht in de plooi te houden. ‘Nee,’ zeg ik,

‘ik heb niks met Tristan.’

‘Zie je nou wel!’ zegt Connor, die knikt alsof hij honderd punten heeft gescoord en niet goed weet wat hij ermee moet beginnen. ‘Zie je nou wel? Ik begrijp gewoon niet waarom je het nodig vindt me voor te liegen.’ Hij steekt zijn kin vol gekwetste waardigheid naar voren. ‘Meer niet. Ik had gewoon gedacht dat we een beetje eerlijk tegen elkaar konden blijven.’

‘Connor, het is gewoon... Het ligt nogal ingewikkeld, oké?’

‘Ja hoor. Zie maar. Jij bent de pet, Emma.’

Het blijft even stil.

‘Wat ben ik?’ vraag ik verwonderd. ‘Een pet?’

‘Aan zét,’ zegt hij stekelig. ‘Ik bedoelde... jij bent aan zet.’

‘O, zo,’ zeg ik, nog niets wijzer. ‘Eh... goed. Ik zal erom denken.’

‘Mooi zo.’ Hij werpt me zijn indringendste gekwetste-martelaarsblik toe en begint weg te lopen.

‘Wacht!’ zeg ik plotseling. ‘Wacht even! Connor, zou je me een grote dienst willen bewijzen?’ Ik wacht tot hij zich heeft omgedraaid en trek dan een smekend gezicht. ‘Zou jij op de telefoons willen passen terwijl ik even snel naar het interview met Jack Harper ga kijken?’

Ik weet dat Connor momenteel niet mijn grootste fan is, maar ik heb niet echt veel keus.

‘Zou ik wát?’ Connor gaapt me verbijsterd aan.

‘Zou jij even op de telefoons willen passen? Een halfuurtje maar. Ik zou je ongelooflijk dankbaar zijn...’

‘Ik snap niet eens dat je het durft te vrágen!’ zegt Connor ongelovig. ‘Je wéét toch hoe belangrijk Jack Harper voor me is?

Emma, ik kan jou echt niet meer volgen.’

Hij beent weg en ik blijf zitten. Ik neem een paar boodschappen voor Paul aan, een voor Nick en een voor Caroline. Ik berg wat brieven op. Ik adresseer een paar enveloppen. En na twintig minuten heb ik het opeens gehad. Dit is stom. Dit is stommer dan stom. Dit is belachelijk. Ik hou van Jack. Hij houdt van mij. Ik zou erbij moeten zijn, hem steu236

nen. Ik pak mijn beker koffie en haast me de gang in. De vergaderzaal zit vol, maar ik schuif achterin naar binnen en pers me tussen twee mannen door die niet eens naar Jack kijken, maar de een of andere voetbalwedstrijd bespreken.

‘Wat doe jíj hier?’ zegt Artemis zodra ik haar heb bereikt. ‘Wie let er nu op de telefoons?’

‘Geen taxatie zonder representatie,’ hoor ik mezelf koeltjes antwoorden, wat misschien niet helemaal op zijn plaats is (ik weet niet eens goed wat het betekent), maar wel het verlangde effect heeft: haar de mond te snoeren.

Ik kijk reikhalzend over de hoofden heen, richt mijn blik op het scherm – en daar is hij dan. Hij zit in spijkerbroek en met een wit T-shirt aan op een stoel in de studio. De achtergrond is knalblauw, achter hem is de tekst ‘Bezieling in het bedrijf’ te lezen en tegenover hem zitten twee gelikt ogende interviewers. Daar is hij dan. De man van wie ik hou.

Het is de eerste keer dat ik hem zie sinds we met elkaar hebben geslapen, schiet me opeens te binnen, maar zijn gezicht is nog net zo warm als altijd en zijn ogen zijn helemaal zwart en glanzend onder de studiolampen.

O, god, ik wil hem kussen.

Als er geen anderen bij waren, zou ik naar de tv lopen en het scherm kussen. Ik zweer het.

‘Wat hebben ze tot nu toe gevraagd?’ zeg ik zacht tegen Artemis.

‘Ze hebben het met hem over zijn manier van werken. Zijn inspiratie, zijn compagnonschap met Pete Laidler, dat soort dingen.’

‘Sst!’ zegt iemand.

‘De dood van Pete was natuurlijk moeilijk voor me,’ zegt Jack.

‘Het is voor ons allemaal een moeilijke tijd geweest. Maar sinds kort...’ Hij zwijgt even. ‘Sinds kort heeft mijn leven een nieuwe wending genomen en heb ik weer inspiratie gevonden. Ik kan er weer van genieten.’

Ik voel een tinteling over mijn rug lopen.

Hij heeft het over mij. Dat kan niet anders. Ik heb zijn leven een nieuwe wending gegeven! O, mijn god. Dat is nog romantischer dan ‘ik was in de ban’.

237

‘Je hebt al uitgebreid naar de sportdrankmarkt,’ zegt de mannelijke interviewer. ‘Ik geloof dat je nu ook de vrouwenmarkt op wilt gaan.’

‘Wat?’

Er loopt een rilling door de zaal en de mensen kijken om zich heen.

‘Gaan we de vrouwenmarkt op?’

‘Sinds wanneer?’

‘Ik wist het toevallig,’ zegt Artemis zelfvoldaan. ‘Vrij veel mensen wisten het al een tijdje...’

Ik staar naar het scherm en dan herinner ik me die mensen bij Jack in de kamer. Daar waren die eierstokken voor. Goh, wat spannend. Een nieuwe onderneming!

‘Kun je ons daar iets meer over vertellen?’ zegt de mannelijke interviewer. ‘Wordt het een frisdrank met vrouwen als doelgroep?’

‘Het is nog in een heel pril stadium,’ zegt Jack, ‘maar we zijn een hele lijn aan het opzetten. Een frisdrank, kleding en een geur. We hebben een sterke creatieve visie.’ Hij glimlacht naar de man.

‘We hebben er zin in.’

De man raadpleegt zijn aantekeningen. ‘En op welke vrouwen gaan jullie je in het bijzonder richten?’ vraagt hij. ‘Sportvrouwen?’

‘Helemaal niet,’ zegt Jack. ‘We mikken op... het buurmeisje.’

‘Het buurmeisje?’ De vrouwelijke interviewer richt zich met een beledigd gezicht op. ‘Wat houdt dat in? Wie is dat buurmeisje dan?’

‘Ze is in de twintig,’ zegt Jack na enig nadenken. ‘Ze heeft een kantoorbaan, gaat met de ondergrondse naar haar werk, gaat

’s avonds uit en met de nachtbus naar huis... Een doodgewoon meisje van dertien in een dozijn.’

‘Daar zijn er duizenden van,’ merkt de man glimlachend op.

‘Maar het merk Panther is altijd aan mannen gekoppeld geweest,’ neemt de vrouw het bedenkelijk kijkend van hem over.

‘Met competitie. Met mannelijke waarden. Denk je echt dat je de overstap naar de vrouwelijke markt kunt maken?’

238

‘We hebben onderzoek gedaan,’ zegt Jack gelijkmoedig. ‘We hebben het gevoel dat we onze markt kennen.’

‘Onderzoek!’ hoont de vrouw. ‘Is dit niet het zoveelste geval van mannen die vrouwen uitleggen wat ze willen?’

‘Ik dacht het niet,’ zegt Jack nog steeds vriendelijk, maar ik zie een zweempje ergernis over zijn gezicht trekken.

‘Er hebben al zoveel ondernemingen vergeefse pogingen gedaan van markt te veranderen. Hoe weet je dat jullie niet de zoveelste worden?’

‘Ik heb er alle vertrouwen in,’ zegt Jack.

God, waarom doet ze zo agressief? denk ik verontwaardigd. Natuurlijk weet Jack wat hij doet!

‘Je zet een stel vrouwen in de een of andere focusgroep en stelt ze een paar vragen! Hoe kun je daar wijzer van worden?’

‘Ik kan je verzekeren dat dat maar een klein deel van het plaatje is,’ zegt Jack onverstoorbaar.

‘O, kom nou,’ zegt de vrouw, die achterover leunt en haar armen over elkaar slaat. ‘Kan een bedrijf als Panther – kan een man als jij – echt toegang krijgen tot de psyche van een, om jouw woorden te gebruiken, doodgewoon meisje van dertien in een dozijn?’

‘Ja, dat kan ik!’ Jack beantwoordt haar blik onbevreesd. ‘Ik ken dat meisje.’

‘Je ként haar?’ De vrouw trekt haar wenkbrauwen op.

‘Ik weet wie dat meisje is,’ zegt Jack. ‘Ik ken haar smaak; weet welke kleuren ze mooi vindt. Ik weet wat ze eet. Ik weet wat ze drinkt. Ik weet wat ze van het leven verwacht. Ze heeft maat achtendertig, maar ze zou liever zesendertig hebben. Ze....’ – hij spreidt zijn armen alsof hij inspiratie zoekt – ‘... ze eet cornflakes met chocola bij het ontbijt en ze doopt chocoladestengels in haar cappuccino.’

Ik kijk verbaasd naar de chocoladestengel in mijn hand, die ik net in mijn koffie wilde dopen. En... ik heb vanochtend cornflakes met chocola gegeten.

‘We worden tegenwoordig overspoeld met beelden van perfecte, gestileerde mensen,’ zegt Jack geanimeerd, ‘maar dit meisje is 239

echt. Ze heeft dagen dat haar haar niet wil zitten en dagen dat haar haar goed zit. Ze draagt strings, ook al vindt ze dat ze niet lekker zitten. Ze maakt een trainingsschema en kijkt er niet meer naar om. Ze doet alsof ze vakbladen leest, maar daar verstopt ze roddelbladen in.’

Ik kijk verdwaasd naar het scherm.

Wacht eens... even. Dit komt me allemaal bekend voor.

‘Dat is exáct wat jij doet, Emma,’ zegt Artemis. ‘Ik heb een Hello in jouw Marketing Week gezien.’ Ze kijkt me spottend lachend aan en dan valt haar blik op mijn chocoladestengel.

‘Ze is gek op kleren, maar ze is geen modeslaaf,’ zegt Jack op het scherm. ‘Ze zou bijvoorbeeld een spijkerbroek kunnen dragen...’

Artemis staart ongelovig naar mijn Levi’s.

‘... met een bloem in haar haar...’

Ik steek verdwaasd een hand op en voel de stoffen roos in mijn haar.

Hij kan niet...

Hij heeft het toch niet over...

‘O... mijn... god,’ zegt Artemis langgerekt.

‘Wat?’ zegt Caroline naast haar. Ze volgt Artemis’ blik en haar gezichtsuitdrukking verandert.

‘O, mijn god, Emma! Hij heeft het over jou!’

‘Nietes,’ zeg ik, maar mijn stem doet het niet goed.

‘Echt waar!’

Een paar mensen stoten elkaar aan en draaien zich naar me om.

‘Ze leest vijftien horoscopen per dag, waar ze er een uitpikt die haar het best bevalt...’ zegt Jacks stem.

‘Dat ben jij! Ten voeten uit!’

‘... ze leest de achterflap van intellectuele boeken vluchtig door en doet dan net alsof ze ze heeft gelezen...’

‘Ik wíst dat je Great Expectations niet echt had gelezen!’ zegt Artemis triomfantelijk.

‘... ze is gek op zoete sherry...’

‘Zoete shérry?’ zegt Nick, die zich vol afgrijzen naar me omdraait. ‘Dat meen je niet.’

240

‘Het is Emma!’ hoor ik aan de andere kant van de zaal. ‘Het is Emma Corrigan!’

‘Emma?’ zegt Katie, die me ongelovig aankijkt. ‘Maar... maar...’

‘Het is Emma niet!’ zegt Connor opeens. Hij lacht. Hij staat aan de andere kant van de zaal tegen de muur geleund. ‘Stel je niet aan! Om te beginnen heeft Emma maat vierendertig, niet achtendertig.’

‘Maat vierendertig?’ zegt Artemis proestend van het lachen.

‘Maat vierendértig!’ Caroline giechelt. ‘Die is goed!’

‘Heb jij niet maat vierendertig?’ Connor kijkt me verbouwereerd aan. ‘Maar je zei...’

‘Ja... Ik weet het.’ Ik slik en mijn gezicht lijkt wel een oven.

‘Maar ik was... Ik was...’

‘Koop jij echt tweedehands kleren en zeg je dan dat ze nieuw zijn?’ zegt Caroline, en ze kijkt geboeid van het scherm op.

‘Nee!’ zeg ik afwerend. ‘Ik bedoel, ja, misschien... soms...’

‘Ze weegt 58,5 kilo, maar ze zegt dat ze 52,5 kilo weegt,’ vervolgt Jack. Wat? Wát?

Mijn hele lichaam verkrampt van ontzetting.

‘Niet waar!’ gil ik verontwaardigd naar het scherm. ‘Ik weeg lang geen 58,5 kilo! Ik weeg... ongeveer... vijfenvijftig... en een half...’ De hele zaal staart me aan en mijn stem begeeft het.

‘... de pest aan haakwerk...’

De hele zaal snakt naar adem.

‘Heb jij de pest aan haakwerk?’ vraagt Katie ongelovig.

‘Nee!’ zeg ik, en ik draai me ontredderd naar haar om. ‘Hij vergist zich! Ik ben gek op haakwerk. Je weet dat ik er gek op ben.’

Maar Katie beent woedend de zaal uit.

‘Ze huilt als ze de Carpenters hoort,’ zegt Jacks stem op het scherm. ‘Ze is wild van Abba, maar ze gruwt van jazz...’

O nee, o nee, o nee...

Connor kijkt me aan alsof ik eigenhandig een staak door zijn hart heb gedreven.

‘Jij gruwt van... jázz?’

241

Het lijkt wel zo’n nachtmerrie waarin iedereen je in je ondergoed ziet en je weg wilt lopen, maar je niet kunt bewegen. Ik kan me er niet van losscheuren. Ik kan alleen beklemd voor me uitkijken terwijl Jacks stem meedogenloos doorpraat.

Al mijn geheimen. Al mijn persoonlijke, intieme geheimen. Onthuld op televisie. Ik ben zo geschokt dat het niet eens allemaal tot me doordringt.

‘Bij een eerste afspraakje trekt ze haar gelukslingerie aan... ze leent dure merkschoenen van haar huisgenote en doet alsof ze van haarzelf zijn... beweert dat ze op kickboksen zit... worstelt met het geloof... bang dat haar borsten te klein zijn...’

Ik doe mijn ogen dicht, niet meer in staat dit te verdragen. Mijn borsten. Hij had het over mijn bórsten. Op tv.

‘Als ze uitgaat, kan ze heel blasé overkomen, maar op haar bed...’

Ik word opeens slap van angst.

Nee. Nee. Alsjeblieft, zeg het niet. Alsjeblieft, alsjeblíéft...

‘Ligt een Barbie-sprei.’

Er gaat een daverend gelach door de zaal en ik sla mijn handen voor mijn gezicht. Dieper kan ik me niet schamen. Níémand mocht weten dat ik een Barbie-sprei heb. Níémand.

‘Is ze sexy?’ vraagt de interviewer, en mijn hart slaat over. Ik staar naar het scherm, ademloos van angst. Wat gaat hij zeggen?

‘Ze is heel seksueel ingesteld,’ zegt Jack prompt, en alle ogen zwenken gretig naar mij. ‘Het is een moderne meid met condooms in haar tas.’

Oké. Telkens als ik denk dat het niet erger meer kan, wordt het nog erger.

Mijn móéder zit hiernaar te kijken. Mijn móéder.

‘Maar misschien is ze nog niet op haar top... misschien heeft ze nog een facet dat ze niet heeft kunnen uiten...’

Ik kan Connor niet aankijken. Ik kan geen kant meer op kijken.

‘Misschien wil ze wel experimenteren... misschien heeft ze een... ik weet het niet... een lesbische fantasie over haar beste vriendin gehad.’

Nee! Nee! Mijn hele lijf verstrakt van afgrijzen. Opeens zie ik 242

voor me hoe Lissy thuis voor de tv zit, met grote ogen en een hand voor haar mond. Ze begrijpt meteen dat het over haar gaat. Ik zal haar nooit meer onder ogen kunnen komen.

‘Het was een dróóm, oké?’ breng ik wanhopig uit als ik iedereen naar me zie gapen. ‘Geen fantasie. Dat is iets anders!’

Ik heb zin om me op de tv te storten. Mijn armen eromheen te draperen. Hem te laten ophouden.

Maar daar zou ik toch immers niets mee opschieten? Er staan wel een miljoen tv’s aan, in een miljoen huizen. Overal zitten mensen te kijken.

‘Ze gelooft in liefde en romantiek. Ze gelooft dat haar leven op een dag heerlijk en opwindend zal worden. Ze heeft haar dromen, angsten en zorgen, zoals iedereen. Soms is ze bang.’ Hij zwijgt even en vervolgt dan zachter: ‘Soms voelt ze zich onbemind. Soms denkt ze dat ze nooit waardering zal krijgen van degenen die het belangrijkst voor haar zijn.’

Ik kijk naar Jacks warme, ernstige gezicht op het scherm en voel de tranen in mijn ogen prikken.

‘Maar ze is dapper en goedhartig en ze treedt haar leven met open vizier tegemoet...’ Hij schudt zijn hoofd alsof hij wakker schrikt en glimlacht naar de interviewer. ‘Ik... Neem me niet kwalijk. Ik weet niet wat me bezielde. Ik geloof dat ik me een beetje heb laten gaan. Kunnen we dit stuk...’ Zijn stem wordt abrupt afgesneden door de interviewer. Zich laten gaan.

Hij heeft zich een beetje laten gaan.

Dan kun je ook zeggen dat Hitler best een tikje agressief was.

‘Jack Harper, heel fijn dat je met ons hebt willen praten,’ zegt de interviewster. ‘Volgende week gaan we van gedachten wisselen met de koning van de motivatievideo, Ernie Powers. Maar goed, nogmaals mijn hartelijke dank...’

Iedereen staart naar het scherm terwijl zij haar riedel afdraait en de eindmuziek begint. Dan buigt er iemand naar voren om de tv uit te zetten.

Een paar seconden lang kun je een speld horen vallen. Iedereen kijkt me vol verwachting aan, alsof ik nu een toespraak ga hou243

den, of een dansje opvoeren of zoiets. Sommige gezichten staan meelevend, andere nieuwsgierig, sommige mensen hebben leedvermaak en weer anderen lijken alleen te denken dat ze blij zijn dat ze niet in mijn schoenen staan.

Nu weet ik precies hoe de dieren in de dierentuin zich voelen. Ik ga nooit meer naar de dierentuin.

‘Maar... ik begrijp het niet,’ klinkt een stem aan de andere kant van de zaal, en alle hoofden zwenken happig naar Connor, alsof het een tenniswedstrijd is. Hij staart me rood van verbijstering aan. ‘Hoe kan Jack Harper zo veel van jou weten?’

O, god. Ik weet dat Connor met heel mooie cijfers is afgestudeerd aan de universiteit van Manchester en alles, maar soms is hij zo traag van begrip.

De hoofden zijn weer mijn kant op gezwenkt.

‘Ik...’ Mijn hele lijf jeukt van gêne. ‘Omdat we... Omdat...’

Ik kan het niet hardop zeggen. Ik kan het gewoon niet. Maar het hoeft al niet meer. Connors gezicht verandert langzaam van kleur.

‘Nee,’ hijgt hij, en hij kijkt me aan alsof hij een geestverschijning ziet. En niet zomaar een geestverschijning, maar een echt groot spook met rammelende ketenen dat ‘boe!’ roept.

‘Nee,’ zegt hij weer. ‘Nee, dat geloof ik niet.’

‘Connor,’ zegt iemand, en hij legt een hand op zijn schouder, maar Connor schudt hem af.

‘Connor, het spijt me echt,’ zeg ik hulpeloos.

‘Dat meen je niet!’ roept een vent in de hoek uit, die dus duidelijk nog trager is dan Connor en het zich net woord voor woord heeft laten uitleggen. Hij kijkt naar me op. ‘Hoe lang speelt dat al?’

Alsof er een dam is doorgebroken. Opeens word ik door iedereen bestookt met vragen. Ik kan mezelf niet eens horen denken, zo’n herrie is het.

‘Is hij daarom naar Groot-Brittannië gekomen? Om jou te zien?’

‘Hebben jullie trouwplannen?’

‘Weet je, je ziet er niet úít als iemand van 58,5 kilo...’

‘Heb je echt een Barbie-sprei?’

244

‘Hé, in die lesbische fantasie, kwamen alleen jullie erin voor of waren er...’

‘Heb je het met Jack op kantoor gedaan?’

‘Heb je Connor daarom gedumpt?’

Ik trek het niet. Ik moet hier weg. Nu.

Ik kom zonder iemand aan te kijken uit mijn stoel en strompel de zaal uit. Ik wankel door de gang, te verdwaasd om aan meer te kunnen denken dan dat ik mijn tas moet pakken en weggaan. Nu.

Ik loop de lege afdeling marketing op, waar overal telefoons rinkelen. De gewoonte is te diep ingesleten. Ik kan niet doen alsof ik niets hoor.

Ik pak in het wilde weg een hoorn van een haak. ‘Hallo?’

‘Zo!’ zegt Jemima’s ziedende stem. ‘“Ze leent dure merkschoenen van haar huisgenote en doet alsof ze van haarzelf zijn.” Van wie zouden die schoenen kunnen zijn? Van Lissy?’

‘Hoor eens, Jemima, mag ik even... Het spijt me... Ik moet ophangen,’ zeg ik zwakjes, en dat doe ik. Geen telefoontjes meer. Tas pakken. Weg.

Terwijl ik met bevende handen mijn tas dichtrits, nemen wat mensen die na mij binnen zijn gekomen een paar telefoons op.

‘Emma, je opa,’ zegt Artemis met haar hand voor de hoorn.

‘Iets over de nachtbus en dat hij je nooit meer kan vertrouwen?’

‘Een telefoontje van de publiciteitsafdeling van Harvey’s Bristol Cream,’ onderbreekt Caroline haar. ‘Waar ze je gratis doos zoete sherry naartoe moeten sturen?’

Hoe zijn ze aan mijn naam gekomen? Hoe? Is het nu al uitgelekt? Zéggen de receptionistes het soms tegen iedereen?

‘Emma, ik heb je vader hier,’ zegt Nick. ‘Hij zegt dat het dringend is...’

‘Nu niet,’ zeg ik toonloos. ‘Ik kan nu niemand spreken. Ik moet... Ik moet...’

Ik gris mijn jas van de kapstok en ren bijna het kantoor uit, de gang in naar de trap. Overal lopen mensen die het interview hebben gezien terug naar hun afdeling, en ze staren me allemaal aan als ik langs hen heen hol.

245

‘Emma!’ hoor ik als ik bijna bij de trap ben. Een vrouw die ik nauwelijks ken, Fiona, pakt me bij mijn arm. Ze weegt een kilo of honderdvijftig en loopt altijd te lobbyen voor grotere stoelen en bredere deuropeningen. ‘Schaam je nooit voor je lichaam! Verheug je erin! Moeder aarde heeft het je zelf gegeven! Als je zaterdag naar onze workshop wilt komen...’

Ik ruk vol afgrijzen mijn arm los en begin de marmeren treden af te kletteren, maar op de overloop word ik weer bij mijn arm gepakt.

‘Hé, kun je me ook vertellen naar welke kringloopwinkels jij gaat?’ Ik herken die meid niet eens. ‘Want ik vind dat je altijd heel goed gekleed bent...’

‘Ik ben ook dol op Barbiepoppen!’ Carol Finch van de boekhouding staat opeens op mijn pad. ‘Zullen we samen een club oprichten, Emma?’

‘Ik... ik moet echt weg.’

Ik maak een omtrekkende beweging en begin weer naar beneden te rennen, maar ze blijven me van alle kanten belagen.

‘Ik begreep pas op mijn drieëndertigste dat ik lesbisch was...’

‘Veel mensen hebben moeite met het geloof. Hier heb je een folder over onze bijbelstudiegroep...’

‘Laat me met rust!’ gil ik getergd. ‘Laat me gewoon met rust allemaal!’

Ik sprint naar de draaideur, gevolgd door de stemmen, die op de marmeren vloer weerkaatsen. Terwijl ik panisch tegen het zware glas duw, komt Dave van de beveiliging naar me toe gekuierd en begint ongegeneerd naar mijn borsten te staren.

‘Ik vind ze prima hoor, schat,’ zegt hij bemoedigend. Ik ben eindelijk door de deur en ren de straat in, zonder op of om te kijken. Uiteindelijk blijf ik staan, laat me op een bank zakken en sla mijn handen voor mijn gezicht. Mijn lichaam dreunt nog na van de schok.

Ik kan amper een samenhangende gedachte produceren. Ik heb me mijn hele leven nog niet zo volslagen, compleet voor gek gezet gevoeld.

246

20

’Gaat het wel? Emma?’

Ik heb een minuut of vijf op de bank naar de stoeptegels zitten kijken, met een hoofd dat tolt van verwarring, als ik een stem in mijn oor hoor die boven de dagelijkse straatgeluiden van voorbijgangers, knarsende bussen en toeterende auto’s uitkomt. Het is een mannenstem. Ik open mijn ogen, knipper in het zonlicht en staar daas naar een paar groene ogen dat me bekend voorkomt. Dan weet ik het opeens. Het is Aidan van de sapjesbar.

‘Gaat het wel?’ vraagt hij. ‘Voel je je wel goed?’

De eerste paar tellen kan ik niets terugzeggen. Al mijn emoties liggen als de scherven van een gebroken theeservies op de vloer en ik weet niet welke ik het eerst zal oprapen.

‘Ik geloof dat ik nee moet antwoorden,’ zeg ik ten slotte. ‘Ik voel me niet goed. Ik voel me helemaal niet goed.’

‘O.’ Hij kijkt bezorgd. ‘Nou... kan ik dan iets voor je...’

‘Hoe zou jij je voelen als al je geheimen op tv waren onthuld door een man die je vertrouwde?’ zeg ik beverig. ‘Zou jij je goed voelen als je net voor het oog van al je vrienden, collega’s en familieleden voor schut was gezet?’

Er valt een verwonderde stilte.

‘Nou?’

‘Eh... misschien niet?’ waagt hij het er gehaast op.

‘Precies! Ik bedoel maar, hoe zou jij je voelen als iemand in het openbaar onthulde dat je... dat je in vrouwenondergoed liep?’

Hij wordt bleek van schrik.

‘Ik draag geen vrouwenondergoed!’

‘Ik weet wel dat je geen vrouwenondergoed draagt!’ wijs ik 247

hem terecht. ‘Of liever, ik weet niet dat je dat niet doet, maar laten we even aannemen van wel. Hoe zou jij het vinden als iemand dat gewoon tegen iedereen zei tijdens een zogenaamd zakelijk interview op tv?’

Aidan staart me aan alsof het hem begint te dagen.

‘Wacht even. Dat interview met Jack Harper. Heb je het daarover? Ik heb het in de sapjesbar gezien.’

‘O, leuk!’ Ik steek mijn handen op. ‘Fantastisch gewoon! Want weet je, het zou echt jammer zijn als iemand in de hele kosmos het had gemist.’

‘Dus dat ben jíj? Die vijftien horoscopen per dag leest en liegt over haar...’ Hij ziet mijn gezicht en breekt zijn zin af. ‘Sorry. Sorry. Je moet je diep gekwetst voelen.’

‘Jazeker. Ik voel me gekwetst. En boos. En beschaamd.’

En verward, voeg ik er in stilte aan toe. Ik ben zo verward en geschokt en ontredderd dat ik het gevoel heb dat ik mezelf amper in evenwicht kan houden op die bank. Binnen een paar minuten is mijn hele wereld op zijn kop gezet.

Ik dacht dat Jack van me hield. Ik dacht dat hij... Ik dacht dat hij en ik...

Plotseling word ik door een verzengende pijn doorkliefd en ik sla mijn handen voor mijn gezicht.

‘Hoe kon hij zoveel van je weten?’ vraagt Aidan aarzelend.

‘Zijn jullie... een stel?’

‘We hebben elkaar in het vliegtuig ontmoet.’ Ik kijk op en probeer me te beheersen. ‘En... ik heb hem de hele vlucht lang van alles over mezelf verteld. En toen gingen we een paar keer uit, en ik dacht...’ Mijn stem begint over te slaan. ‘Ik dacht echt dat hij... je weet wel.’ Ik voel mijn wangen donkerrood uitslaan. ‘De ware zou kunnen zijn. Maar in feite is hij nooit in me geïnteresseerd geweest, hè? Niet echt. Hij wilde er alleen achter komen hoe een alledaags meisje is. Voor zijn stomme doelgroep. Voor zijn stomme nieuwe vrouwenlijn.’

Nu het voor het eerst echt tot me doordringt, rolt er een traan over mijn wang, snel gevolgd door een tweede.

Jack heeft me gebruikt.

248

Daarom wilde hij met me uit eten. Daarom vond hij me zo fascinerend. Daarom vond hij alles wat ik zei zo boeiend. Daarom was hij in de ban.

Het was geen liefde. Het was zakelijk.

Plotseling, zonder het zelf te willen, begin ik te snikken.

‘Sorry,’ snotter ik. ‘Het spijt me. Ik heb gewoon... Het is zo’n schok.’

‘Geeft niks,’ zegt Aidan meelevend. ‘Het is een volkomen natuurlijke reactie.’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik weet weinig van het grote zakenleven, maar ik heb de indruk dat die lui op weg naar de top de nodige mensen vertrappen. Ze moeten vrij meedogenloos zijn om zoveel succes te krijgen.’ Hij zwijgt even en kijkt hoe ik een maar half geslaagde poging doe mijn tranen te bedwingen.

‘Emma, mag ik je een raad geven?’

‘Wat?’ Ik kijk op en veeg mijn ogen af.

‘Gebruik het kickboksen als uitlaatklep. Gebruik die agressie. Gebrúík die pijn.’

Ik staar hem ongelovig aan. Heeft hij dan niet gelúísterd?

‘Aidan, ik zít niet op kickboksen!’ hoor ik mezelf met schrille stem uitroepen. ‘Ik doe niet aan kickboksen, oké? Nooit gedaan ook.’

‘Nee?’ Hij kijkt verbaasd. ‘Maar je zei...’

‘Ik heb het gelogen!’

Het blijft even stil.

‘Aha,’ zegt Aidan ten slotte. ‘Tja... geen paniek! Je zou iets minder intensiefs kunnen gaan doen. T’ai chi, misschien...’ Hij kijkt me onzeker aan. ‘Hé, wil je iets drinken? Iets kalmerends? Ik zou een mango-bananenmix met kamille kunnen maken, en nog wat rustgevende nootmuskaat erbij.’

‘Nee, dank je.’ Ik snuit mijn neus, haal diep adem en pak mijn tas. ‘Ik geloof eigenlijk dat ik maar eens naar huis ga.’

‘Red je het wel?’

‘Ja hoor.’ Ik glimlach krampachtig. ‘Ik voel me prima.’

Maar dat is natuurlijk ook gelogen. Ik voel me helemaal niet prima. In de ondergrondse op weg naar huis stromen de tranen 249

over mijn wangen, een voor een, en vallen in grote natte druppels op mijn rok. Iedereen kijkt naar me, maar het kan me niet schelen. Waarom zou ik het me aantrekken? Ik heb de ergst denkbare vernedering al ondergaan; die paar extra starende mensen kunnen er ook nog wel bij. Ik voel me zo stom. Zo ontzéttend stom.

Natuurlijk waren we geen zielsverwanten. Natuurlijk was hij niet echt in me geïnteresseerd. Natuurlijk heeft hij nooit van me gehouden.

De pijn trekt weer door me heen en ik rommel in mijn tas, zoekend naar een tissue.

‘Laat je niet kisten, schat!’ zegt een dikke vrouw rechts van me in een tentjurk met ananasprint. ‘Hij is het niet waard! Ga maar lekker naar huis, was je gezicht, neem een lekker kopje thee...’

‘Hoe weet je dat ze om een man zit te huilen?’ vraagt een vrouw in een donkerblauw mantelpak strijdlustig. ‘Dat is zo’n clichématig, antifeministisch perspectief. Wie weet waar ze om huilt! Een muziekstuk, een dichtregel, de honger in de wereld, de politieke situatie in het Midden-Oosten...’ Ze kijkt me verwachtingsvol aan.

‘Het was eigenlijk om een man,’ biecht ik op.

De ondergrondse stopt en de vrouw in het donkerblauwe pak kijkt met rollende ogen naar ons en stapt uit. De ananasmevrouw rolt met haar ogen terug.

‘Honger in de wereld!’ zegt ze verachtelijk, en ik giechel tegen wil en dank. ‘Zo, niet tobben, schat.’ Ze klopt me troostend op mijn schouder terwijl ik mijn ogen bet. ‘Een lekker kopje thee, een paar lekkere chocoladekoekjes erbij en eens lekker met je moeder bellen. Je moeder leeft toch nog wel?’

‘Eerlijk gezegd praten we momenteel niet met elkaar,’ beken ik.

‘Nou, je vader dan?’

Ik schud zwijgend mijn hoofd.

‘Tja... Wat dacht je van je beste vriendin? Je moet toch een beste vriendin hebben?’ De ananasmevrouw glimlacht troostend naar me.

‘Ja, ik heb een beste vriendin,’ zeg ik nog nasnikkend, ‘maar die 250

heeft net via een publieke tv-zender te horen gekregen dat ik stiekem lesbische fantasieën over haar heb.’

De ananasmevrouw staart me een paar ogenblikken zwijgend aan.

‘Neem maar een lekker kopje thee,’ zegt ze uiteindelijk, maar met minder overtuiging. ‘En... het ga je goed, kindje.’

Ik loop langzaam van de ondergrondse naar onze straat. Op de hoek blijf ik staan, snuit mijn neus en haal een paar keer diep adem. De pijn in mijn borst is iets gezakt en in plaats daarvan voel ik bonzende, springerige zenuwen.

Hoe moet ik Lissy onder ogen komen na wat Jack op tv heeft gezegd? Hoe?

Ik ken Lissy al heel lang. En ik heb genoeg gênante momenten met haar meegemaakt. Maar niets dat hieraan kan tippen. Dit is erger dan die keer toen ik in de badkamer van haar ouders moest overgeven. Dit is erger dan die keer dat ze zag dat ik mijn eigen spiegelbeeld kuste en met een zwoele stem ‘o, schatje’

zei. Het is zelfs nog erger dan die keer toen ze me erop betrapte dat ik een valentijnskaart zat te schrijven aan meneer Blake, onze wiskundeleraar.

Ik hoop tegen beter weten in dat ze opeens heeft besloten een dagje weg te gaan of zo, maar als ik de voordeur openmaak, zie ik haar al vanuit de keuken de gang in lopen. En als ze naar me kijkt, zie ik het al op haar gezicht. Ze vindt me een engerd. Zo zit dat dus. Jack heeft me niet alleen verraden, hij heeft mijn mooiste vriendschap ook nog eens kapotgemaakt. Het wordt nooit meer hetzelfde tussen Lissy en mij. Net als in When Harry Met Sally. De seks is tussen ons in komen staan en nu kunnen we geen vrienden meer zijn omdat we met elkaar naar bed willen. Nee. Schrappen. We willen niet met elkaar naar bed, we willen... Nee, waar het om gaat is dat we níét... Hoe dan ook. Wat dan ook. Het is niet goed.

‘O!’ zegt ze met neergeslagen ogen. ‘Goh! Eh... hoi, Emma!’

‘Hoi!’ antwoord ik met verstikte stem. ‘Ik dacht: ik ga maar naar huis. Op kantoor was het gewoon te... te erg...’

251

Mijn stem sterft weg en er hangt even een uiterst pijnlijke, kriebelige stilte.

‘Dus... Je hebt het zeker gezien?’ zeg ik uiteindelijk.

‘Ja, ik heb het gezien,’ zegt Lissy, die nog steeds naar beneden kijkt. ‘En ik...’ Ze schraapt haar keel. ‘Ik wilde alleen maar zeggen dat... dat ik wel wegga als jij dat wilt.’

Er schiet een brok in mijn keel. Ik wist het. Na eenentwintig jaar is onze vriendschap nu afgelopen. Eén piepklein geheimpje dat uitkomt – en alles is verloren.

‘Hoeft niet,’ zeg ik, me vermannend om niet in tranen uit te barsten. ‘Ik ga wel weg.’

‘Nee!’ zegt Lissy verlegen. ‘Ik ga wel weg. Het is jouw schuld niet, Emma. Ik heb jou... verleid.’

‘Wát?’ Ik kijk haar met open mond aan. ‘Lissy, je hebt me niet verleid!’

‘Jawel.’ Haar gezicht staat verslagen. ‘Ik voel me zo schuldig. Ik heb gewoon nooit beseft dat jij... zulke gevoelens had.’

‘Die heb ik niet!’

‘Maar nu zie ik het heel helder! Ik liep maar halfnaakt door het huis, geen wonder dat je gefrustreerd raakte!’

‘Ik was niet gefrustreerd,’ zeg ik snel. ‘Lissy, ik ben niet lesbisch.’

‘Biseksueel dan. Of “breed georiënteerd”. Hoe je het ook maar wilt noemen.’

‘Ik ben ook niet biseksueel! Of breed ge... wat je ook maar zei.’

‘Emma, alsjeblieft!’ Lissy pakt mijn hand. ‘Schaam je niet voor je seksualiteit. En ik beloof je dat ik voor honderd procent achter je zal blijven staan, waar je ook voor kiest...’

‘Lissy, ik bén niet biseksueel!’ roep ik uit. ‘Je hoeft niet achter me te staan! Ik heb alleen één keer iets gedroomd, oké? Het was geen fantasie, het was maar een bizarre droom waar ik niet om had gevraagd, en dat wil niet zeggen dat ik lesbisch ben, en het wil niet zeggen dat ik op je val, en het zegt helemaal niets.’

‘O.’ Stilte. Lissy lijkt van haar stuk gebracht. ‘O, goed. Ik dacht dat het een... je weet wel.’ Ze schraapt haar keel. ‘Dat je met me wilde...’

252

‘Nee! Ik heb het alleen maar gedroomd. Die ene stomme droom.’

‘O. Goed.’

Er valt een lange stilte waarin Lissy aandachtig naar haar nagels kijkt en ik naar de gesp van mijn horlogebandje.

‘En gingen we echt...’ zegt Lissy ten slotte.

O, god.

‘Zo ongeveer,’ geef ik toe.

‘En... was ik goed?’

‘Wat?’ ik kijk haar verbijsterd aan.

‘In die droom.’ Ze kijkt me recht aan, met knalrode wangen.

‘Kon ik er wat van?’

‘Lissy...’ zeg ik met een gekweld gezicht.

‘Ik bakte er niks van, hè? Ik was waardeloos! Ik wist het.’

‘Nee, natuurlijk was je niet waardeloos!’ roep ik uit. ‘Je was... Je was heel...’

Ongelooflijk dat ik een serieus gesprek voer over de seksuele vaardigheden van mijn beste vriendin als droompot.

‘Hé, kunnen we erover ophouden? Mijn dag is al gênant genoeg geweest.’

‘O. O, god, ja,’ zegt Lissy, opeens een en al boetvaardigheid.

‘Sorry, Emma. Je zult je wel heel...’

‘Totaal en volkomen vernederd en verraden voelen?’ Ik probeer te glimlachen. ‘Ja, daar komt het wel op neer.’

‘Heeft iemand op kantoor het dan gezien?’ vraagt Lissy meelevend.

‘Of iemand op kantoor het heeft gezíén?’ herhaal ik woest.

‘Lissy, ze hebben het allemáál gezien. Ze wisten allemaal dat het over mij ging! En ze lachten me allemaal uit, en ik wilde alleen maar in een hoekje kruipen en dóódgaan...’

‘O, god,’ zegt Lissy ontzet. ‘Echt?’

‘Het was verschrikkelijk.’ Ik doe mijn ogen dicht, overspoeld door een nieuwe golf van schaamte. ‘Ik heb me van mijn leven niet zo gegeneerd gevoeld. Ik heb me nog nooit zo... naakt gevoeld. De hele wereld weet dat ik vind dat strings trekken, dat ik niet echt op kickboksen zit en dat ik Dickens nooit heb gelezen.’

253

Mijn stem wordt steeds onvaster en dan komt er zonder enige waarschuwing een enorme snik uit mijn keel. ‘O, god, Lissy. Je had gelijk. Ik voel me zo ontzettend... stom. Hij heeft me gewoon gebruikt, van het begin af aan. Hij is nooit echt in me geïnteresseerd geweest. Ik was alleen maar een... een marktonderzoekproject.’

‘Dat weet je toch niet?’ zegt ze ontsteld.

‘Jawel! Natuurlijk wel. Daarom was hij in de ban. Daarom vond hij alles wat ik zei zo fascinerend. Niet omdat hij van me hield, maar omdat hij door had dat de klant op wie hij mikte vlak naast hem zat. Het soort doodgewone buurmeisje waar hij anders niet naar om zou kijken!’ Er welt weer zo’n gigasnik op. ‘Ik bedoel, dat heeft hij toch op tv gezegd? Ik ben een meisje van dertien in een dozijn.’

‘Dat ben je niet,’ zegt Lissy met klem. ‘Jij bent níét doodgewoon.’

‘Wel waar! Dat ben ik ten voeten uit. Een doodgewone nul. En ik ben zo stom geweest om alles te geloven. Ik dacht echt dat Jack van me hield. Ik bedoel, houden van is misschien iets te sterk...’

Ik voel dat ik rood word. ‘Maar... je weet wel. Dat hij hetzelfde voor mij voelde als ik voor hem.’

‘Ik weet het.’ Lissy ziet eruit alsof ze ook wel kan huilen. ‘Ik weet dat je dat dacht.’ Ze leunt naar me over en geeft me een dikke knuffel.