„En avant? zei Rong, huiverend in de dunne jas. „Ik zie jou al voorwaarts gaan. Wou je soms over die muur heen? „Weet ik veel? zei Bankie. „Dat moet de generaalse maar beslissen. Ons lot ligt van nu af in haar hand. We volgen haar, werwaarts ze ook gaat of staat. Tot hun verbazing gingen ze er werkelijk overheen. Ze liepen een stukje de linkse steeg in, tot ze bij een grote hoop stenen kwamen, die vakkundig tegen de muur was opgestapeld. Ze vormden een pracht van een trap. Rap als een eekhoorn klauterde het meisje er tegen op en een ogenblik later zat ze schrijlings op de muur. „Gezellig zitje op die glasscherven, zei Bankie, maar ontdekte toen meteen, dat ze op die plek verdwenen waren. Het meisje keek een ogenblik om zich heen en wenkte dan, dat ze konden komen. Meteen was ze aan de andere kant van de muur verdwenen. Vlug beklommen ze de wankele namaaktrap en keken dan een beetje verbijsterd langs de steile muur omlaag. „Aan de rand gaan hangen, met één hand afduwen en dan springen, commandeerde het meisje. „IJselijk hoog, vond Bankie, „vier meter minstens. Maar als zij het kan….. ,,Precies, zei Rong. „Een paar stoere Hollandse jongens laten zich niet door een Frans meisje in de luren leggen. Maar hoog is het, daar heb je gelijk in, „Vite, snauwde het meisje ongeduldig. Er schoot niets anders over en dus…..Ze gingen aan de muur hangen, zetten zich tegelijk af en sprongen. Het viel erg mee. Want als katten kwamen ze op hun pootjes terecht en nog wel op een hoop stro en afval. De reuk, die er ogenblikkelijk uit opsteeg, was minder aangenaam, maar zo nauw moest je niet kijken. Ze kwamen in ieder geval zacht neer en verzwikten hun enkels niet. Het bleek, dat ze zich aan het verste einde van een fabrieksterrein bevonden. Overal lagen stapels verroest ijzer en stangen met ijzeren wielen. Voorts een hogedrukketel of zoiets, een betonmolen, een gedeukt baken, wat kisten en vaten en het wrak van een auto. Zonder zich een ogenblik te bedenken zocht het meisje zich een weg door al die rommel en tenslotte stonden ze weer voor dezelfde hoge muur, nu aan de andere kant van het terrein. Het meisje verdween achter een stapel smalspoor en kwam terug met een wankel laddertje. „Zelf gemaakt, zei ze trots. Dat kon je wel zien ook, want een pronkstuk was het niet en de degelijkheid liet ook wel wat te wensen over. Gewoon twee stevige latten met wat plankjes er schots en scheef op getimmerd. Maar ze kwamen er mee op de muur en dat was het voornaamste. Het pientere kind had letterlijk overal om gedacht. Zo op het oog was de muur helemaal met glas bedekt. Maar ze pakte de stukken een voor een beet en legde ze aan de kant. Daarna klom ze op de muur, keek even en wenkte, dat ze boven moesten komen. Het werd wel een beetje nauw op het glasvrije plekje, maar het ging toch. Toen bukte ze zich, hees langzaam de ladder omhoog en liet hem aan de andere kant van de muur weer zakken. Natuurlijk boden ze aan, om haar te helpen, maar daar wilde ze niets van horen. „Ik doe het altijd zelf, snibde ze. „En bovendien vertrouw ik jullie niet. Als je hem laat glippen, moeten we springen en kom je op de stenen terecht. Ik durf hier geen stro of zo neer te gooien, want er komen hier geregeld mensen langs, zie je? Ze daalden langs het wankele getimmerte omlaag, zonder door de sporten heen te zakken en stonden toen weer in een steeg, amper een meter breed. Hun gids kiepte de ladder om, liep er vlug mee weg en was een minuutje later al weer terug. „De kust is veilig, zei ze. „Vlug, hoor. Hoe eerder jullie uit de buurt zijn, hoe liever het me is. Als ze merken, dat ik jullie heb laten ontsnappen, slaan ze me half dood. Ze liepen de steeg een stuk in, kropen dan in een spleet tussen twee huizen, waar het meisje ook de ladder had verstopt. De opening was zo smal, dat ze er zijwaarts doormoesten en toen struikelden ze nog over hun eigen voeten. De spleet mondde uit in een vrij brede steeg. Het meisje stak haar hoofd naar buiten, keek onderzoekend naar twee kanten en zei: „Ik hol vooruit en kom niet meer terug. Hou me dus goed in de gaten en blijf nergens staan kijken. jullie vallen hier op en dat kon wel eens gevaarlijk worden. Telefoon en zo hebben ze niet, maar een nieuwtje verbreidt zich als een lopend vuurtje. En jullie zijn een nieuwtje, onthoudt dat goed. Alles gesnapt? Dat hadden ze, zij het dan met de grootste moeite, want het meisje praatte rap en bovendien nog in een soort Frans, dat niet in de schoolboeken stond. „Vooruit dan, zei het kind. „En mocht er wat gebeuren, vlucht dan ieder een andere kant op en zoek zo gauw mogelijk een schuilplaats. Ze wipte de spleet uit en rende de straat in. Voor de jongens zich naar buiten gewerkt hadden, was ze al om een bocht verdwenen. „Hard dan maar, zei Rong. „Als we hier aan het dwalen raken, zijn we nog niet gelukkig. Het werd een fantastische tocht. Ze draafden door een wirwar van stegen en steegjes, verbaasd nagestaard door haveloze kinderen, die in de drabbige goten speelden, door slonzige vrouwen, die uit scheefgezakte ramen hingen en gluiperig uitziende mannen, die hier en daar op de hoeken stonden te lummelen met hoog opgetrokken schouders, handen diep in de broekzakken, een peukje sigaret aan de lippen gekleefd. Het meisje was telkens uit het oog verdwenen, maar iedere keer dook ze weer ergens op, keek haastig achterom en vervolgde met nieuwe energie haar weg door de doolhof, die wel oneindig leek. Telkens en telkens weer sloeg ze rechts en linksaf, zodat ze het idee kregen, dat ze een geweldige omweg maakten. Maar ze begrepen al gauw, dat ze het met opzet deed. Want verschillende mannen en opgeschoten jongens zetten ogenblikkelijk de achtervolging in en die werden op die manier op een dwaalspoor gebracht. Ze raakten al gauw buiten adem en ze moesten zich geweldig inspannen, om het tempo vol te kunnen houden. Al rennend ontdeden ze zich van hun regenjassen, hoewel het nog steeds goot van de lucht. Maar de lange, flapperende dingen werkten als remmen en die hadden ze nu minder dan ooit nodig. Voort ging het, steeds maar voort. Het leek wel, of ze al de armoede van Parijs langs zich heen zagen gaan en daarbij geen slopje oversloegen. Maar eindelijk kwamen ze uit op een bredere straat en hier stond het meisje plotseling stil. Ze vertoonde geen spoor van moeheid. Alleen was er wat kleur op haar bleke wangen gekomen. Er danste een spottend lichtje in haar ogen, toen ze zag, dat de jongens naar adem stonden te snakken. „Zo, zei ze triomfantelijk, „dat hebben we gehad. Verder is het niet zo moeilijk te vinden. Deze straat uit en dan rechtsaf, eerste straat links, eerste straat rechts, een brug over en weer rechts af. Dan kom je op de Boulevard Brune en dan vind je het verder wel. Als ik jullie een goede raad mag geven, laat Parijs dan zo gauw mogelijk in de steek. Zo groot kan de stad niet zijn, of ze weten je wel ergens te vinden. Rong knikte en zei hijgend: „Mijn compliment. Hoe lap je hem dat, om na zo'n moordend tempo nog zo fris te blijven? „Leer je wel, als je altijd op de vlucht bent, zei het meisje, ineens stug. „Veel geluk verder. Ik moet weg en jullie trouwens ook. „Ogenblikje, zei Rong. „Hoe heet je eigenlijk? „Eveline. Het leek, of het woord moeite had, uit haar mond te komen. „Eveline? Mooie naam. En hoe nog meer? De lippen van het kind vormden ineens een strakke lijn. Ze keek Rong vijandig aan en snauwde dan: „Wat gaat het je aan? Ben je soms van plan, ons de politie op het dak te sturen. Het mag waar zijn, dat ze me veel afranselen en dat ik de helft van de tijd niets te eten krijg, maar als je denkt, dat ik voor verraadster ga spelen, dan heb je het glad mis. Zorg maar, dat je in veiligheid komt. Als ze je voor de tweede keer snappen, kon er wel eens geen Eveline zijn, die voor een paar armzalige francs haar leven riskeert. Bankie was perplex, maar Rong stak haar spontaan een hand toe, Je bent een dapper meisje, Eveline en een goed meisje ook. Het was helemaal mijn bedoeling niet, om je uit te horen. Ik wou alleen maar graag de naam van onze redster weten. En wat die francs betreft, je hebt gelijk. Het zijn er maar een paar, voor al het werk, dat je hebt gedaan. Hier. Hij stak zijn hand in de borstzak van zijn shirt, maar voor hij de biljetten te pakken had, was het meisje al weggerend. „Hartelijk dank, riep Bankie haar na. In volle vaart keerde ze zich om en riep: „Maak, dat je wegkomt, lummels! Adieu en liever niet tot ziens! „Weg, zei Rong met een zucht. „Jammer eigenlijk. Ik had haar nog wat geld willen geven. Ze had het bitter nodig, dat kon je wel zien. „Typisch kind, zei Bankie. „Lang niet op haar mondje gevallen. Maar het is net, zoals je zegt. We hadden wel wat meer mogen geven. Ik heb het gevoel, of we verschrikkelijk ondankbaar zijn geweest. Enfin, niets aan te doen. Ze is verdwenen en ik hoop haar niet terug te zien, tenminste niet in dat hol. Al pratend hadden ze de regenjassen weer aangetrokken en toen kregen ze ineens overmatige haast, want uit de steeg, waarin Eveline was verdwenen, kwamen ineens een stuk of zes mannen geschoten, ook met overmatige haast. „Sprinten, zei Rong. Als opgejaagde herten sprongen ze weg. Even later keken ze over hun schouders en zagen toen, dat de mannen hun snelheid ook hadden opgevoerd. Bovendien waren er heel wat opgeschoten lummels bijgekomen, die er uitzagen, of ze iedere wedloop konden winnen en van plan waren, het te doen ook. „Lopen voor je leven en tactiek van Eveline volgen, hijgde Rong. Ze liepen, wat ze konden en deze keer hadden ze geluk, want uit een zijstraat links kwam een expeditiewagen gedraaid, die dezelfde kant opging als zij en niet al te hard. Ze bedachten zich geen halve seconde, zochten hun laatste restje kracht bij elkaar voor de eindspurt en zwaaiden zich op de neergelaten achterklep. „Gewoon geen mens meer, zuchtte Bankie. „Een levende stoomhamer, dat ben ik. Aanstonds wipt mijn hart tussen mijn ribben vandaan. „Dan komt het in botsing met het mijne, lachte Rong. „Dat was ook net van plan, een luchtreis te ondernemen. Maar de bloedhonden zijn we kwijt. Sarrend wuifden ze naar de achtervolgers, die spoedig bleven staan. En dan verdween de auto om een hoek, nu in volle vaart. Natuurlijk bleven ze zitten. Hoe sneller en hoe verder ze uit de buurt kwamen, hoe beter voor de gezondheid en zo. En ze rustten meteen lekker uit. Als ze eenmaal in de bredere straten waren aangeland, zouden ze er wel ergens afspringen, het liefst in de buurt van een paar potige gendarmes, om meteen maar helemaal veilig te zijn. De auto verhoogde zijn snelheid nog steeds. Ze stoven de ene straat in, de andere uit. Maar erg veel breder werden ze niet. Het leek wel, of er nooit een eind kwam aan de armetierige sloppenbuurt. „Typisch, dat de wagen nergens stopt, zei Bankie na een poosje. „Je zou zo zeggen, zo'n expediteur heeft toch wel ergens een pakje af te geven of op te halen. Meteen greep hij zich vast aan de ketting van de klep, want de auto rondde in volle vaart een hoek van bijna negentig graden, reed onder een vervallen poort door, stoof een vierkante binnenplaats op en stond zo plotseling stil, dat ze bijna voorover tuimelden. „Er af maar en weg, want hier moeten we niet zijn, lachte Rong. Ze wipten van de klep af en wilden naar de poort draven. Maar aan iedere kant van de auto verschenen twee kerels, die hen zwijgend de weg versperden. „Eh pardon, we zijn een stukje meegereden, stamelde Rong. „Maar we wisten natuurlijk niet, dat u een binnenplaats op zou rijden, anders waren we er wel eerder afgewipt. „Ah, juist,' zei een van de kerels, een man met een ringbaardje en brede, borstelige wenkbrauwen. „Waar moeten de heren naar toe, als ik vragen mag? „Doet er niet toe, zei Bankie. „Als we maar ergens in de binnenstad uitkomen, in de buurt van de Notre Dame of zo. „Komt mooi uit, zei het ringbaardje, „daar moet ik juist naar toe. Even een grote kist uitladen, dan vertrekken we weer. Als de heren zich de moeite van het wachten willen getroosten, dan kunnen ze zover meerijden. Voor een flesje wijn doen we heel wat, wat jullie, jongens? De andere mannen bromden instemmend, gooiden de halve deuren van de auto open, sprongen naar binnen en sleepten een grote kist naar voren. „Boffie, zei Bankie glunderend. „Mmja, weifelde Rong, die verlangend naar de poort keek. Er was iets in de hele situatie, dat hem niet aanstond, al kon hij met geen mogelijkheid zeggen, wat. Alles leek gewoon, alles normaal. En toch…..„Mmja, herhaalde hij nog eens, „het ligt er aan, wat voor wijn te ze willen hebben. Als er champagne op tafel moet komen…..De mannen lieten de kist vlak voor hun voeten op de grond neerploffen en toen…..toen leek het net, of plotseling de wereld verging. Het deksel vloog van de kist af, vier paar handen grepen hen beet en voor ze het wisten, lagen ze op de bodem van de kist en sloeg het deksel boven hen dicht. Meteen werd het hele geval opgepakt en weggedragen. Ze waren zo beduusd door het onverwachte van de aanval, dat het zelfs niet in hun hoofd opkwam, om zich te weer te stellen. En toen ze hun positieven weer een beetje bij elkaar hadden, werd de kist juist neergezet en ging het deksel er af. Ze kwamen te voorschijn als twee duveltjes uit een doosje, net zo rap en nijdig en keken in het gezicht van de breedgeschouderde heer, een gezicht, dat hun maar al te bekend voorkwam. De bestuurder van de Lagonda maakte een sierlijke buiging en zei met een beminnelijke glimlach: „Welkom in mijn nederige stulp. Nederig was de woning inderdaad. Ze bevonden zich in een kamertje van nauwelijks twee bij drie meter, met een kale vloer, kale wanden, een verveloze tafel zonder kleed en een paar wankele, houten stoelen. Het viel niet goed te rijmen, hoe iemand, die in een luxueuze Lagonda reed. „Mijn excuses voor de enigszins zonderlinge wijze van ontvangst, vervolgde de heer. „Het leek me, onder de gegeven omstandigheden, de minst geruchtmakende manier, om jullie hier te krijgen. Ik hou niet erg van gerucht, moet je weten. Je krijgt er niets dan last mee. Rong keek hem met open mond aan. Langzamerhand begon het wat te dagen in zijn hersenen. „Dus…..dus alles was een doorgestoken kaart? vroeg hij haperend. „Als je het zo noemen wilt, geen bezwaar. Helemaal doorgestoken was het niet. Het hing er ook een beetje van af, wat jullie zouden doen. Maar je hebt je precies aan de uitgestippelde regels gehouden, waarvoor natuurlijk mijn dank. Maar blijf toch niet in die kist staan. Het is zo'n komiek gezicht. Neem een stoel en ga zitten. Dat praat even gemakkelijker. En ik geloof, dat er wel iets te praten is. „Meer, dan ons lief is, bromde Bankie, zich over de rand van de kist zwaaiend, „maar we vertellen alleen, wat we kwijt willen. Natuurlijk zei hij dit niet in het Frans, maar niettemin fronste de heer zijn wenkbrauwen en hij beval kortaf: „Praat, zoveel als je wilt, maar alleen in onze taal. „Natuurlijk, zei Rong, die net deed, of hij niets gehoord had. Maar hij had de woorden in zijn oren geknoopt en als het enigszins mogelijk was, zou hij daar naar handelen ook. „Tja, zei de heer, toen ze zich voorzichtig op de wrakke stoelen hadden neergelaten, „hoe gaat dat? Je verwacht natuurlijk, dat een paar eerlijke jongens een hun opgedragen taak stipt zullen volbrengen. Ik geef direct toe, dat er zich onverwachte omstandigheden voor kunnen doen, die alles verijdelen. Dat hoor ik aanstonds nog wel. Als gezegde jongens echter het pakje niet aan het opgegeven adres afgegeven hebben en bovendien 's morgens niet op de afgesproken plaats verschijnen, wat doe je dan? Werkeloos toezien en afwachten? Dat is mijn natuur niet. Parijs is geweldig groot, dat weet ik wel, maar toch stuurde ik er een paar mannetjes op uit, om naar die jongens te zoeken. Tussen twee haakjes, die mannetjes staan voor de deur, dus het heeft geen zin, aan ontvluchtingspogingen te denken. Bankie kreeg een kleur. Hij had werkelijk stiekem naar de deur zitten kijken en de kansen overwogen, er door te ontsnappen. „Geneer je niet, hoor, zei hun gastheer goedmoedig. „Als ik in jullie omstandigheden verkeerde, zou ik ook proberen weg te komen. Het duidt alleen op een kwaad geweten, vind je ook niet? Hij zweeg even, om Bankie gelegenheid tot antwoorden te geven. Maar die bestudeerde ijverig de randjes van zijn nagels, die nogal zwart waren en zei niets. Dat was trouwens het verstandigste, wat hij kon doen. „Mijn mannen rapporteerden, vervolgde de heer glimlachend, „dat een paar netgeklede jongens zich nogal haastig door de banlieu van Parijs voortbewogen. Ik verbond het een met het ander en kwam tot de conclusie, dat jullie liet wel eens konden zijn. Een kist in een auto laden en de heren tegemoet rijden was gauw gebeurd. Het geluk was met ons. We zagen jullie en je was zelf zo vriendelijk, op de achterklep te springen en zodoende bespaarden jullie ons veel moeite en drukte. De rest weet je. En nu zit je hier. En ik ben voorlopig uitgepraat. Jullie mogen het woord nemen, maar liefst niet alle twee tegelijk. Wat is er gebeurd, nadat jullie uit de Lagonda waren gesprongen? „Een lantaarnpaal omvergereden en bijna geroosterd door een gloeiende pook, flapte Bankie er uit. Rong schoot in een zenuwachtige lach. De heer lachte ook, maar niet erg aangenaam. Juist, zei hij, „je verstaat de kunst, de zaken kort en bondig uit de doeken te doen. Maar omdat ik ze lang en uitgebreid wil hebben en je Frans bovendien niet zo heel bijzonder is, moest jij verder maar je mond houden en je vriend aan het woord laten. Hij keek Bankie met een stekende blik aan en vervolgde: „Lang en uitgebreid dus. En natuurlijk de volle waarheid. Ik werk niet met gloeiende poken, maar ik laat je net zo lang zonder eten en drinken in dit kamertje zitten, tot je alles haarfijn hebt verteld. Begrepen? Rong knikte. Hij wierp Bankie een steelse blik toe, met een gezicht, waarop duidelijk te lezen stond, dat hij het ook niet kon helpen. Daarna slikte hij een paar keer, net of er iets in zijn keel zat, wat hij weg wilde hebben en zei: „We waren werkelijk van plan, de opdracht secuur uit te voeren, maar u was nauwelijks met de Lagonda uit het gezicht verdwenen, of de Mercedes, die steeds achter ons aangezeten had, kwam aanstuiven en ging ook de zijweg in. „Zo, zei de heer, „dat had je dus al gemerkt, dat we achtervolgd werden. Begrijpelijk, dat je nieuwsgierig was. Maar juist was het niet. Ik had gezegd, dat jullie je moesten verbergen en niet, dat je op de uitkijk moest gaan staan. Enfin, zand er over. En verder? „Wel, vlak achter de Mercedes kwam een politiewagen en die stoof ook de zijweg in. We wisten niet meer, wat we er van moesten denken. We vertrouwden de zaak niet al te best en daarom hebben we het pakje verstopt. De heer fronste op een gevaarlijke manier zijn wenkbrauwen, maar toch leek het, of er iets van opluchting op zijn gezicht kwam. „Ik had je niet opgedragen te denken, maar het pakje af te leveren, zei hij kortaf. „Vertel verder, wat is er nog meer gebeurd? Rong gaf een getrouw verslag van de wederwaardigheden, die ze na hun vertrek uit het kastanjebos hadden meegemaakt. „Misschien hebben we verkeerd gedaan, door het pakje te verbergen, zei hij tenslotte onderworpen, „maar we waren doodsbenauwd, dat het in verkeerde handen zou komen. U sprak immers over landsbelangen! Ik wil niet brutaal zijn, maar als we de opdracht secuur hadden uitgevoerd, dan hadden uw…..eh…..uw tegenstanders het pakje vast in handen gekregen. De heer knikte, liep een paar keer het vertrekje op en neer, bleef ineens voor de jongens staan en zei: „Ik weet leugen van waarheid te onderscheiden. Zo kan geen enkele jongen fantaseren. Ik geloof je. En ik denk, dat ik jullie dankbaar moet zijn voor je ongehoorzaamheid. Maar wat ik zeggen wil, is het nooit in jullie hoofd opgekomen, dat ik wel eens een minder mooie rol in dit verhaal zou kunnen spelen? Geef maar geen antwoord, ik zie het al aan jullie gezichten. Grote mensen kunnen huichelen, jongens niet, Misschien ben je zelfs wel van plan geweest, de politie te waarschuwen. Het kan zijn, dat je het alsnog wilt doen, als je de kans er voor krijgt. „De spijker op zijn kop, dacht Rong, die dat inderdaad van plan was. Maar hij zei het natuurlijk niet. Ik kan het me levendig voorstellen, vervolgde de heer. „Bij nader inzien had ik er misschien verstandiger aan gedaan, jullie eerst in te lichten. Jammer genoeg kan ik niet alles vertellen, hoe graag ik het ook zou willen. Vertrouwen schenken wekt vertrouwen. Maar ik zal zien, hoever ik kan gaan. Kijk eens, de inhoud van het pakje is erg kostbaar. Daarom zal het jullie niet verwonderen, te horen, dat meerdere mensen het in hun bezit proberen te krijgen. En dat ze nergens voor staan, dat hebben jullie zelf al ondervonden. Op mij rustte de taak, het naar Parijs te brengen, althans voorlopig. Ik had het verstopt aan het strand van de Rivièra en,….. „Zie je wel! liet Rong zich ontvallen en Bankie week onwillekeurig een stap achteruit. De man keek hen opmerkzaam aan en zei dan glimlachend: .,Jullie zijn in de val gelopen. Ik wou de proef op de som nemen, zie je, want ik was niet helemaal zeker van mijn zaak. Toen ik jullie daar bij die brug achter Avignon zag staan, kwam onwillekeurig de gedachte bij me op, dat jullie dezelfde knapen waren, die ik achtervolgd had op de rotsen van de Zuidkust. Vertel me eens even, hadden jullie van iemand de opdracht, mijn gangen na te gaan? Rong schudde zijn hoofd en vertelde, dat alles louter toeval was geweest. „Dacht ik ook wel, bromde de heer. „Maar ik wou graag zekerheid hebben. Voorzichtigheid is nog altijd de moeder van de porseleinkast. Jullie liepen me echter te hard. Enfin, die zekerheid heb ik nu dan. Om verder te gaan, ik merkte al gauw, dat we gevolgd werden. Ik probeerde mijn belagers kwijt te raken, door allerlei omwegen te maken, maar het lukte niet. Een bewijs, hoe geslepen onze tegenstanders zijn. Toen schoot me de reddende gedachte in, jullie in te schakelen in het proces. Mij zouden ze achtervolgen, jullie niet. Maar ik heb de vijand opnieuw onderschat. Toen ze ontdekten, dat jullie niet meer in de Lagonda zaten, hebben ze onmiddellijk hun handlangers er mee in kennis gesteld. „Door eventjes naar Zuid-Frankrijk terug te rijden? vroeg Bankie nuchter. „Wel eens van een kortegolfzendertje gehoord? ketste de heer even nuchter terug. „Wel, dat hadden zij in hun wagen. Het was dus al heel gemakkelijk, hun vrienden van de stand van zaken op de hoogte te houden. En zodoende kregen jullie die gele sportwagen achter jullie vodden en later die grijze auto. De bende heeft zijn vertakkingen natuurlijk overal gestationeerd, vergeet dat niet. Enfin, om volledig te zijn, ik reed met een snelheid van honderd en zeventig kilometer langs een omweg naar Parijs. Mijn plan was, jullie aan het station op te vangen, als het kon. Het ongeluk wilde echter, dat ik twee lekke banden tegelijk kreeg. Ik remde nog uit alle macht, maar ik verloor de macht over het stuur en botste tegen een muurtje langs de weg. Daarbij verloor ik een ogenblik het bewustzijn. Toen ik weer bijkwam, lag ik geboeid achter in de Mercedes. Ze brachten me naar Parijs en daar volgde een pijnlijk verhoor, dat kan ik jullie verzekeren. Ze wilden natuurlijk weten, waar het pakketje was. In de verpletterde Lagonda was het niet, want ze hadden het wrak tot en met onderzocht, bepaald net zo lang, tot ze die politiewagen in de verte zagen naderen. Ik had het ook niet en daar volgde vrij logisch uit, dat jullie er meer van moesten weten. Maar natuurlijk wilde ik jullie niet verraden, En toen kwamen ze met de gloeiende pook. Gelukkig voor mij verloor ik al gauw het bewustzijn. Niet, dat ik zo kleinzerig ben of niet tegen een stootje kan, maar de schok van de botsing had mijn weerstand gebroken. Hoe het ook zij, ze lieten me met rust, want een bewusteloze praat nu eenmaal niet. Ik kwam al gauw weer bij mijn positieven en dank zij mijn ervaring op dit gebied wist ik te ontsnappen. Zo staan de zaken op het ogenblik. Jullie zijn er weer, heelhuids. Ik ook. En het pakketje is er ook nog. Dat zullen we tenminste hopen. Willen we het samen gaan halen? Ik handhaaf natuurlijk het aanbod, om jullie alsnog naar Amsterdam te brengen. Rong knikte. Er zat trouwens niets anders op, dan het voorstel aan te nemen. Bankie knikte ook, maar het was duidelijk, dat hij op hete kolen zat. „Wou je soms iets zeggen? vroeg de heer gemoedelijk. „Dat wou ik net, mijnheer Desgranges. Doen we er niet verstandiger aan, eerst de politie te waarschuwen? Ze kunnen ons dat een geleide meegeven. Dan kan ons immers niets gebeuren! Rong applaudisseerde in gedachten zo hard als hij kon. Tien plus en een griffel had Bankie met die vraag verdiend. Nu moest de heer wel kleur bekennen, of hij wilde of niet. Desgranges trok zijn voorhoofd in rimpels en begon weer heen en weer te lopen, een hele tijd achter elkaar. „Tja, zei hij eindelijk, „dat zouden we kunnen doen. Een prima voorstel, zo op het eerste gezicht. Maar we moeten er rekening mee houden, dat onze vijanden overal op de loer liggen. Het meenemen van een politiegeleide staat in dit geval gelijk met het voeren van een kakelbonte vlag. Natuurlijk zullen ze ons volgen en met een grote overmacht, reken daar maar op. En dan kon het bij het kastanjebos wel eens tot een complete veldslag komen met machinegeweren en zo. Daar vallen onherroepelijk doden bij. Voor de politie zou ik desnoods de verantwoording wel op mij durven nemen. Het is een gevaarlijke zaak, maar het is tenslotte hun taak, gevaren te trotseren. Maar mag ik jullie daaraan blootstellen? Ik geloof het niet. Wat denk je er zelf van? Bankie voelde een huivering over zijn rug gaan. „Ik weet het niet, aarzelde hij. „Ik heb daar zo niet aan gedacht. Weet u misschien een betere oplossing? „Natuurlijk! We moeten niet met slaande trom en vliegende vaandels vertrekken, maar juist zo geruisloos mogelijk. Mijn plan was, ergens een snelle wagen te huren en onszelf zo goed mogelijk te vermommen. Dan zullen de vijanden noch de auto, noch ons herkennen. Hebben we het pakketje, dan laten we Parijs liggen en rijden ineens door naar Amsterdam. Ik wil niet beweren, dat het beslist goed zal gaan, maar de kansen lijken me toch vrij gunstig. In Amsterdam zal ik ook nog niet veilig zijn, maar jullie in ieder geval wel. Dan ben ik dus van die verantwoording af. Het leek zo maar erg stil in het kamertje, toen hij eindelijk zijn mond hield. Ja, dat was dat dan. Zo te zien was er geen vuiltje meer aan de Parijse lucht. Maar één kwestie was met dat al nog steeds niet opgelost. Was Desgranges nu te vertrouwen of niet? Hij had nog niet het bewijs geleverd, dat hij geen misdadiger was. Dat ene schakeltje ontbrak nog in de overigens zo degelijke ketting. Het was net, of Desgranges het voelde. Na enige aarzeling stak hij een hand in de binnenzak en haalde er een portefeuille uit van geel Marokkaans leer, versierd met vreemde figuren in het rood. „Het is mijn gewoonte niet, mijn identiteit aan iedereen bekend te maken, klonk het op verontschuldigende toon. „In ons beroep is het maar beter, naamloos door de wereld te gaan. Maar ik voel, dat ik jullie vertrouwen nog niet helemaal heb gewonnen en daarom…..Zijn slanke vingers tastten ritselend langs de papieren in de portefeuille. Dan haalde hij er ineens besloten een pas uit en overhandigde die met een sierlijke buiging aan Rong. „Asjeblieft. Wil je je even overtuigen? Overrompeld en een beetje schuchter nam Rong het paspoort aan. Samen met Bankie bekeek hij de eerste bladzijde, waarop de foto van hun tijdelijke gastheer prijkte en natuurlijk ook zijn naam, beroep enzovoort. Van pure verbazing slikten ze hun adem in. Allerlei gedachten dwarrelden als opgejaagde vogels door hun hoofd. Bankie had het eerste zijn adem terug. „Dus…..eh…..u is eh hoofdinspecteur bij de Franse Veiligheidsdienst! zei hij stomverbaasd. „Om u te dienen, lachte de heer, „Iets er op tegen? Het is een zeer eerzaam beroep, hoor. „Neen , eh dat niet, maar ik dacht..…eh….. „Dat wij er veel krijgshaftiger uit zouden zien, wou je zeker zeggen. Zo'n gewoon burgermannetje en dan hoofdinspecteur bij de Sûreté Nationale, dat klopt niet. Maar ik heb je al gezegd, hoe minder we opvallen, hoe beter we ons werk kunnen doen. „En u heet ook niet Jean Desgranges, maar Leon Meunier, zei Rong. „Dat klopt, jongeman. Maar ik werk vaak met valse namen. Leon Meunier is in misdadigerskringen een beetje al te bekend. Deze keer liet ik me Jean Desgranges noemen, een andere keer is het Guillaume Viennais of Albert le Duc. Gek is dat, maar een naam is gauwer bekend, dan een gezicht. Wedden, dat je bijvoorbeeld president Coty niet zou herkennen, als je hem gewoon op straat tegenkwam? Bankie nam met een bijna eerbiedig gebaar de pas van Rong over, bestudeerde alles geducht en zei dan verrukt: „Hoe is het mogelijk? Dus wij mogen ons, zonder enige overdrijving, medewerkers noemen van de Franse politie. Als we dat in Holland vertellen, gelooft ons geen mens, zelfs onze bloedeigen moeder niet. „Daar kon je wel eens gelijk aan hebben, lachte Meunier. „Als je er behoefte aan hebt, wil ik je trouwens wel een schriftelijke verklaring geven, compleet niet stempel en al. Dan kun je vriend en vijand overtuigen. Doe je er een lijstje om, dan heb je meteen een pronkstuk voor je slaapkamertje, Ze lachten alle drie zo smakelijk, dat de deur van de kamer behoedzaam openging en een van de bewakers wantrouwend zijn hoofd naar binnen stak. „Dat zijn mijn tijdelijke medewerkers, legde Meunier uit. „Trouwe zielen, die alle bevelen stipt uitvoeren en stuk voor stuk bereid, hun leven voor mij te geven. De bewaker grijnsde eens, toen hij de algemene vrolijkheid zag en trok zich snel terug. „Nu even ernstig, zei de hoofdinspecteur. „Dat diploma, waar ik het net over had, moet eerst nog verdiend worden. Ik zal niet eerder gerust zijn, voor ik het pakje weer in mijn vingers heb. Iets er op tegen, om weer een ogenblik in de kist plaats te nemen? Ik laat jullie dan weer in de vrachtauto dragen en we rijden naar mijn eigen woning. Dit is maar een schuilplaats, zoals je al wel begrepen zult hebben. Ik zal je dan laten zien, dat je met een paar pijpjes schmink wonderen kunt doen. Wedden, dat je elkaar niet eens herkent? Opschieten dan maar, dan kunnen we nog voor donker in Amsterdam zijn. De jongens keken hem vragend aan. Moesten ze nu weer „In de kist, ja, zei Meunier. „Hoe minder mensen jullie in mijn gezelschap zien, hoe beter het is. Het is hier met recht, dat je je naaste buren niet kunt vertrouwen. Je verrader slaapt nooit. Maar ik zal een strook papier op de kist plakken. „Str…..strook papier? haperde Bankie. „Voorzichtig, breekbare waar. Niet kantelen, s.v.p. Begrepen? Instappen maar, heren, het is de hoogste tijd. De trein vertrekt binnen enkele seconden. Lachend kropen ze in de kist, het deksel ging er op en even later werden ze naar buiten gedragen en in de auto geplaatst. Die startte meteen en ze tuften weg, bestemming onbekend.

 

HOOFDSTUK 7

 

De sprong wordt gewaagd

„Ik voel me net een hondje, dat naar een nieuwe baas wordt gestuurd, lachte Bankie. „De kluif ontbreekt er alleen nog maar aan. Enfin, daar kan tenslotte jouw been wel voor dienen. Je zit er me heerlijk mee in de zij te porren. Anders geen ongezellig zitje, zo knusjes naast elkaar. „Ongezellig? Neen, dat niet. Ongemakkelijk? Nou en niet zo zuinig. Ik krijg pijn in mijn nek en kramp in mijn kuiten. En wie weet, hoe lang we nog zo dubbelgevouwen moeten zitten. Kan me best begrijpen, dat de inspecteur geen risico wil lopen, maar een beetje overdreven is het wel. We hadden toch ook gewoon in de auto plaats kunnen nemen! Achterin, bedoel ik, „Kunnen we alsnog doen, zei Bankie. „Verboden heeft hij het niet. „Maar toegestaan ook niet, vriendje. Laten we maar blijven zitten. We gaan gerust niet naar het eind van de wereld. Dat deden ze ook niet. Maar Parijs is geen Knollendam of Burgerbrug en het ritje duurde dan ook veel langer, dan hun lief was. Tenslotte kregen ze het zo benauwd in hun ongemeubileerde eenkamerwoning, dat ze voorzichtig het deksel probeerden op te lichten, om wat verademing te krijgen. Maar de inspecteur bleek geen man van halve maatregelen te zijn. Het zat zo vast als een muur. „Gezellig, foeterde Bankie„.Hij denkt zeker, dat we aan een kubieke meter frisse lucht wel een halve dag genoeg hebben. Voel eens om je heen, of er nergens een zuurstofapparaat staat. Zo niet, dan wordt het langzamerhand tijd, om aan minder prettige dingen te denken. Een begrafenis bijvoorbeeld. Voor de kist hoeft niet meer gezorgd te worden. Dat is weer een gelukje bij het ongeluk. Rong kon de grap maar matig waarderen. Want hij had, eerlijk gezegd, zorgen aan zijn hoofd. Het hele geval stond hem slecht aan. Alles klopte ogenschijnlijk als een bus, maar toch had hij het gevoel, dat er ergens iets haperde. Hij liet de hele geschiedenis nog eens de revue passeren. Ineens sprong hij op. Dat wil zeggen, hij probeerde het te doen, maar hij stootte natuurlijk gemeen zijn hoofd tegen het platte dak. „Last van bevliegingen? informeerde Bankie, die tevergeefs probeerde, zijn linkerbeen over zijn rechter te leggen. „Of zat je op een spijker? „Niets bevliegingen, niets spijkers, vinnigde Rong. „Maar ik ben geen krekel-zonder-zorg, zoals jij. Ik heb alles nog eens overdacht en er is beslist iets, dat me verdacht voorkomt. Het bleek, dat Bankie, met al zijn grapjes, toch niet op zijn achterhoofd was gevallen, want hij antwoordde prompt: „Accoord, direct en volkomen. Alles klopt ogenschijnlijk als een zwerende vinger. De hoofdinspecteur moet een kostbaar pakketje van de Rivièra naar Parijs brengen en wordt daarbij achtervolgd door een bende onheilige lieden, die op genoemd pakketje azen als de gieren in de woestijn op het kadaver van een bezweken kameel. Maar ik vind, dat de politie op een heel rare manier door het verhaal heen dartelt. Wou jij dat misschien ook te berde brengen? „Justement. De inspecteur mag dan zeggen, dat je een gezicht niet zo gauw herkent, maar ze zullen bij de politie toch wel weten, wie en wat Meunier is. En ze achtervolgen hem net zo hard als de boeven, eerst al bij de Rivièra en onderweg naar Parijs nog eens. Of zouden ze alleen maar achter hem aanzitten, om hem eventueel bescherming te bieden, als de nood aan de man komt? „Ik weet het niet, aarzelde Bankie. „Heb je op zijn gezicht gelet, toen je hem verslag uitbracht? Neen zeker! Nou ik wel. En het viel me op, dat hij schrok, toen je zei, dat er een politiewagen achter die van de boeven aankwam. Ze zwegen allebei een hele poos. In een rustig tempo draaiden ze mee met de bewegingen van de vrachtwagen. Af en toe verschoof de kist iets bij het nemen van een scherpe bocht. Flauw drong het geluid van de straat tot hen door, net of het heel uit de verte kwam. Het was Rong, die eindelijk zijn gedachten uitsprak: „Als de zaak niet goed zit, dan zijn we niet meer of minder dan een paar piepkuikens. Heb je er ooit van gehoord, dat een paar uit de kluiten gewassen jongens zich zonder slag of stoot in een kist laten opsluiten? „Als schapen, die naar de slachtbank worden gevoerd, voltooide Bankie het droevige beeld. „Hij had ons er natuurlijk ook met geweld in kunnen stoppen, maar dan hadden we zoveel lawaai geschopt, dat de hele buurt misschien te hoop was gelopen. Je hebt gelijk. Alleen wil ik piep in een uil veranderd hebben. „Piep in uil? Je bent toch niet aan het doorslaan, hoop ik? „Neen, heel gewoon, we zijn een stel uilskuikens en daar zijn we nog mee geprezen ook. We gaan af op een mooi paspoort, maar we vergeten, dat die dingen bij dozijnen vervalst worden. Wat doen we, de gewoonte van het land volgen en een kleine revolutie ontketenen? Rong zette zijn rug al schrap tegen het deksel, maar de auto stopte onverwacht. Een paar seconden later werd de kist opgetild, weggedragen en een trap of wat opgesjord, wat ze merkten aan de schuine stand van hun enge verblijfplaats. Tamelijk onzacht kwam de kist tenslotte op de grond neer. De dragers hadden hem zeker laten glippen, wat geen wonder was, want ze wogen samen royaal twee honderd vijftig pond. „Slecht voorteken, vond Bankie. „Als een onderhoud al zo onaangenaam begint….. Het deksel vloog open. Moeizaam kwamen ze overeind, een tikkeltje gekreukt en gekraakt. Toen ze over de rand heenkeken, waren ze stil van verbazing. De tegenstelling was dan ook wel heel erg groot. Ze bevonden zich in een kamer, die meer dan luxueus was aangekleed. Dikke, kleurige tapijten op de vloer, prachtig gebeeldhouwde meubelen, kostbare schilderijen aan de wanden, die met een soort goudbrokaat waren bekleed. Voorts een overvloed van beelden en snuisterijen, die er lang niet goedkoop uitzagen. „Get out and take a seat, zei een van de mannen, die met een nijptang in de hand stond te wachten. Bankie keek hem verbaasd aan. „Zo, zei hij, „do you speak English? Ik ook a little. Nice kamertje here, vind you ook niet? De man gaf geen antwoord, maar sleepte met zijn kameraden meteen de kist weg, toen ze er uitgestapt waren. „Toch maar goed, dat we onze talen geleerd hebben, zei Rong, terwijl hij zich in een reusachtige fauteuil liet zakken, „het gezelschap wordt zo langzamerhand internationaal. Jonge, dat stoeltje zit lekkerder, dan de beste kist, die er ooit gemaakt is. Maar waar zou onze geachte…..? Hij zweeg plotseling, want er werd op de deur getikt. Die opende zich geruisloos en een bediende in een blauw livrei kwam binnen met een hoog opgeladen blad. Hij maakte eerst een buiging, heel licht trouwens, anders zou het blad gekanteld zijn en plaatste het toen op tafel. Zonder iets te vragen zette hij een kop geurige koffie voor hen neer op een zilveren blaadje. Het kopje werd geflankeerd door een kannetje met room en een schaaltje met suikerklontjes. De koffiepot kreeg een plaats midden op de tafel en daarvoor kwam een grote zilveren schaal met gebak in allerlei soorten. Naast hun privé-blaadje kwam nog een kristallen schoteltje met een taartenvorkje en tussen hen in een mahoniehouten doosje met sigaretten. Daarnaast nog een gedreven zilveren tafelaansteker en toen kon er ook niets meer bij, want de ronde tafel was niet al te groot. De bediende liet zijn oog critisch over het geheel gaan, verschikte hier en daar nog wat en zei dan: ,.Bitte schön. Der Herr bittet um Verzeihung. Er wird bald kom-

men. Weer een buiging, nu wat dieper en hij was verdwenen. Stomverbaasd keken ze elkaar aan, zonder een vin te verroeren. „De volgende is een Spanjaard, raadde Bankie. „Dat moet wel, want het begint aardig op Sinterklaas te lijken. De verrassingen zijn niet van de lucht. Smakelijk dan maar en laat je koffie niet koud worden. „Het zal de bedoeling wel zijn, lachte Rong, die het kannetje room half leeggoot in zijn kopje en zich rijkelijk van suiker voorzag. Voorzichtig nam hij een slokje met naar voren getuite lippen. „Prima, Bank, zo krijg je ze thuis niet. Dat vond Bankie ook. Met de ogen half dichtgeknepen genoot hij met kleine slokjes van de heerlijke kop koffie en koos zich toen een stevige slagroompunt uit. Rong nam een wafel, ook met slagroom gevuld. Ze hadden er niet veel moeite mee, want het ontbijt in Le Rossignol was wel goed geweest, maar niet al te overvloedig. En een jongensmaag is nu eenmaal altijd hol. Ze keken elkaar even aan, knikten tegelijkertijd en schoven allebei een grote mokkapunt van de schaal op hun kristallen schoteltje. Daarna namen ze nog een kopje koffie en, omdat ze niet onbeleefd wilden zijn, een gesuikerd cakeje. De schaal was nog lang niet leeg, maar ze vonden, dat het voorlopig wel toekon. ,,Sigaretje? vroeg Bankie. „Moeder ziet het toch niet. Mm, echte Turkse import. Die haal je niet uit vaders pakje. „Andere ook niet, zei Rong bedaard. „Ik moest het eens wagen. Vader zegt, dat roken de hersens verduistert. Ik vind anders, dat hij knap bij de tijd is, al kan hij wel een pakje per dag aan. Vooruit, we nemen er een, om het feest volledig te maken. Even later zaten ze te dampen, of ze van hun leven nooit anders gedaan hadden. „Lekker sigaretje, zei Rong, „zo zacht als fluweel. Zou ik er eentje voor mijn vader durven meenemen? Een mooi cadeautje voor welkom thuis. „Natuurlijk, vond Bankie. „Ze zullen er gerust geen bezwaar tegen hebben, dat we er drie of vier roken. Nou, we nemen er maar eentje en steken er een stuk of wat bij ons voor onderweg. Aan een boom zo volgeladen, mist men vijf, zes pruimpjes niet. Ze lieten er ieder twee in hun zakken verdwijnen en bekeken daarna, al rokend, nog eens op hun gemak de kamer. Ze ontdekten nog allerlei mooie dingen, maar op den duur raakten ze toch uitgekeken. Ze namen een tweede sigaret, keken tersluiks naar de overgebleven gebakjes, pikten er na enig weifelen nog maar een klein vierkantje uit, hoog opgetast met gekonfijte vruchten en begonnen zich toen toch af te vragen, waar hun gastheer zo lang bleef. Niet, dat ze haast hadden, of ongemakkelijk zaten, maar…..Ineens spitsten ze hun oren. Voetstappen naderden op de gang, begeleid door een eigenaardig getik. De deur zwaaide geluidloos open en op de drempel verscheen een aristocratische oude heer met een gladgeschoren, gestreng gezicht en mooie, witte haren. Tegelijk rezen ze uit hun stoelen op, bogen wat onhandig en bleven afwachtend staan. De heer, die zo weggelopen kon zijn van een schilderstuk uit de galerij van een adellijke familie, keek hen onderzoekend aan en deed dan een paar stappen de kamer in. Toen wisten ze meteen, waar het tikken vandaan kwam. Hij liep een beetje mank en steunde zich met een stokje met gouden knop. Vlak voor de tafel bleef hij staan en zei dan met afgemeten stem, de wenkbrauwen hoog opgetrokken, in het Frans: „Zou ik mogen weten, wat dit heeft te beduiden? Met wie heb ik de eer, als ik vragen mag? Daar zaten ze, of liever, daar stonden ze met hun goede gedrag. Rong kreeg een kleur als een pioenroos, Bankie als een gare biet. Rong doofde zijn pitje op het kristallen gebakschaaltje, omdat hij zo gauw de asbak niet zag. Bankie deed hetzelfde. En als altijd moest Rong het woord doen, omdat hij een negen op zijn rapport had voor Frans en Bankie maar een zes min. „Eh….. stamelde hij, „ja, ziet u eh we begrijpen er zelf ook niet veel van. We werden hier binnengebracht in een kist enne…..toen kwam die bediende en die zei…..eh….. „Dat je maar toe moest tasten en dat heb je behoorlijk gedaan ook, klonk hun ineens de stem van de hoofdinspecteur tegen. Als door de bliksem getroffen keken ze de deftige heer aan. Droomden ze nu, of „Meunier, zei de heer lachend, „hoofdinspecteur bij de Sureté Nationale, in levende lijve. Ik wou alleen maar even zien, of mijn vermomming goed was. Nou, ik geloof, dat ik tevreden kan zijn. Bekijk me nog eens goed, nu je weet, dat ik het ben. Bestaat er kans, dat iemand in mij hoofdinspecteur Meunier herkent? „Uitgesloten, zei Rong, toen hij wat van zijn verrassing was bekomen. „Absoluut uitgesloten! Daar durf ik alles onder te verwedden. Hoe heeft u dat klaargespeeld? „Kwestie van techniek, mijn jongen. En van een zeker inzicht in de menselijke natuur. De meesten zoeken hun kracht in snorren en baarden, maar die zie je tegenwoordig zo weinig meer, dat je er juist door opvalt. En dat is nu net, wat je ten koste van alles moet vermijden. Wordt iemand uit de massa, dan heb je het gewonnen. Baarden en snorren wekken bovendien de lachlust van de mensen op en er is altijd wel een grapjas, die er aan gaat trekken. Als ze dan loslaten, kun je je wel voorstellen, wat de gevolgen zijn. Ze knikten allebei, dat ze het volkomen met hem eens waren. „Maar wat gaat u nu van ons maken? wou Bankie weten. „We kunnen toch moeilijk als deftige oude heertjes over de straat gaan flaneren? „Hoeft ook niet, zei Meunier. „Je blijft, wat je bent, doodgewone jongens. Dat wil zeggen, jongens, zoals je ze hier bij honderden op straat ziet. Gamins, zeggen wij. Jullie zijn een beetje te netjes naar mijn zin. Kom maar eens mee. Of moet er eerst nog taart gegeten worden? Ze verklaarden allebei, dat ze ruimschoots hun bekomst hadden. „Ik kan geen gebakje meer zien, zei Bankie, maar hij voegde er in het Hollands aan toe, „zonder het te pakken en op te eten. Rong schoot in de lach. Meunier keek ineens streng. „Denk aan de afspraak, zei hij stroef. „We praten alleen Frans. „Mag het geen Duits of Engels zijn? vroeg Bankie liefjes. „Daar voel ik me beter in thuis, ziet u? Ik had er op mijn rapport een zeven voor en voor Frans…… „Net zoveel, als voor beleefdheid, dus beslist niet meer dan een klein zesje, onderbrak Meunier hem op koele toon. „Je spreekt Frans of je zwijgt in alle talen. Het laatste lijkt me nog het beste. „Au, zei Bankie, „net op mijn zere teen. Natuurlijk zei hij het niet echt. Hij dacht het alleen maar. De kleur, die hij kreeg, was echter wel echt. Tot aan de haarwortels kroop het bloed omhoog. Hij keek tersluiks eens naar Rong. Die hield zich braafjes neutraal, maar toen Meunier zich omkeerde, gaf hij een knipoogje en applaudisseerde onhoorbaar. Waarom, dat begreep Bankie niet zo gauw en hij kon het natuurlijk niet vragen. Ze volgden Meunier in de gang. Er was een donkere, eikenhouten lambrisering. Daarboven hingen allerlei wapens en wandborden. Aan het eind van de gang was een klein kamertje, dat er uitzag als een laboratorium. Drie van de vier wanden waren bedekt met kolven, retorten, reageerbuisjes, Bunsenbranders en flessen, gevuld met veelkleurige vloeistoffen en kristallen. Op een werktafel, in het midden van het vertrek, stond een grote kapdoos, gevuld met een menigte staafjes schmink, tussen een microscoop en een soort distilleertoestel. „Je ziet, dat we ook nog wel iets anders te doen hebben, dan bekeuringen uit te delen voor het rijden zonder licht, zei Meunier lachend. „De misdadigers werken met de modernste middelen en daardoor zijn wij wel genoodzaakt hetzelfde te doen. Eens kijken. Hij nam hen onderzoekend op, dook dan in een kast aan de lege zijde van het vertrekje en diepte er een armvol kleren uit op. Hij gooide alles op een stoel en beval: „Uit, wat je aan hebt en drapeer deze schilderachtige kledij om je heen. Liefst een beetje snel, want we moeten opschieten. Er zat niet veel anders op, dan maar te gehoorzamen. En dus stapte Rong even later rond in een gerafelde, driekwart broek, een gestreepte blauwwitte trui en een gescheurd jasje. Bankie pronkte met een verschoten plusfours, kakelbonte sokken, een even kakelbont overhemdje en een pullover, die zowat alle kleuren van de regenboog vertoonde, maar dan flets en verschoten. „Prima, zei Meunier. „De grondslag is gelegd. Nu moet de hand van de meester er nog even aan te pas komen. Hij greep een handvol schminkpijpjes en begon hen afwisselend daarmee te bewerken. Niet alleen het gezicht kreeg een beurt, maar ook armen, handen en benen. In het begin zagen ze er niet veel heil in, maar langzamerhand ondergingen ze een complete gedaanteverandering en toen de behandeling helemaal achter de rug was, ja, toen bleek het, dat Meunier niet had overdreven. Ze hadden werkelijk de grootste moeite, elkaar te herkennen. Rong had knalrood haar. Zijn gezicht zat vol puistjes en zijn armen en benen zagen er uit, of ze in geen maanden waren gewassen. Bankie prijkte met een prachtig blauw oog en zijn benen en armen zaten vol schrammen en bloederige strepen. Net, of hij pas een geducht robbertje had gevochten. „Heel eenvoudig en toch doeltreffend, zei Meunier tevreden. „Knappe kerels, die ons nu nog herkennen. Alleen moeten we zorgen, dat we niet gedrieën het huis verlaten. Mocht er een spion in de buurt zijn, dan zal dat natuurlijk zijn achterdocht opwekken. Een man met twee jongens is altijd nog een man met twee jongens. Ik bedoel, dat ze ook wel iets weten van vermommingen en zo. Dat is, eerlijk gezegd, de zwakke stee in de hele onderneming. Als we niet ongezien weg kunnen komen, is al onze moeite voor niets geweest. Maar ik heb al een plan de campagne opgemaakt. Niet volmaakt, natuurlijk, maar het geeft de meeste kans op resultaat. Spits je oren, want vergissingen kan ik niet gebruiken. En ongehoorzaamheden nog veel minder. De kleinste onregelmatigheid kan roet in het eten gooien, vergeet dat niet, Als je dus niet het risico wilt lopen, opnieuw in handen van de bende te vallen, doe je er verstandig aan, mijn instructies stipt op te volgen. Hij liep op het venster toe, dat zich in de verste hoek bevond, schoof een zwaar gordijn aan de kant en keek een hele tijd roerloos naar buiten. Blijkbaar bespeurde hij geen onraad, want ineens richtte hij zich tot Rong en zei: „Kom eens hier. Zie je die regenpijp? Hier, vlak naast het raam. Daar laat je je langs zakken, tot je op de begane grond bent. Een meter of dertig naar rechts vind je een smal gangetje, dat om het huizenblok heenloopt. Het komt uit op de hoofdweg. Die steek je over en je slaat weer rechts af. Loop tot de métrohalte Pigalle en neem daar lijn twee van de ondergrondse tot Barbés. Daar stap je over op lijn vier naar het Gare de l'Est. Wacht daar bij de uitgang, tot ik je met de auto kom afhalen. Hier is geld voor de kaartjes. Denk er om, die broek is geen brandkast. Verlies dus de boel niet. Herhaal, wat je moet doen. Rong deed het. „Mooi zo. Hij draaide zich om naar Bankie. „En nu jij. Je loopt twee trappen naar beneden. De eerste deur aan je linkerhand is die van de kelder. Ga die in en loop rechtdoor, tot je bij een raampje komt. Kruip daar doorheen en je staat op de Rue Pigalle. Even naar links is een bushalte. Daar neem je lijn dertig of een en dertig en je rijdt regelrecht naar het Gare de l'Est. Wachten bij de halte, tot ik je kom halen. Hier is het geld. Zelfde consignes. Herhaal. Bankie repeteerde de woorden een beetje in telegramstijl, maar hij bracht het er toch goed af. „Een klein zesje, zei Meunier ironisch. „Opgelet alle twee. Wat nu komt, is belangrijk. Zet onderweg oren en ogen wijd open. Merk je iets, dat niet in de haak is, word je gevolgd of besteedt iemand meer dan gewone aandacht aan je, kortom, bespeur je iets verdachts, stap dan niet in de auto, als ik bij je kom, maar ga met de rug naar mij toestaan. Ik rijd dan gewoon door. Merk ik bij de eerste onraad, dan geef ik de tweede een seintje, dat hij moet verdwijnen. Je gaat dan op eigen houtje maar wat door Parijs zwerven, ieder afzonderlijk en je keert pas in de Rue Pigalle terug, als het donker is geworden. Je komt dan het huis weer in, zoals je er uit bent gegaan. Maar natuurlijk niet eerder, voor de kust volkomen veilig is. Dus niet, zolang je het idee hebt, dat iemand je volgt. Probeer er maar niet vandoor te gaan, want ik zelf volg een van jullie tweeën, maar ik zeg niet van te voren, wie. Begrepen? Wat we dan zullen doen, moet ik eerst nog eens bedenken. We kunnen altijd nog proberen, in het donker te ontsnappen, En anders wachten we tot morgen. Maar we zullen hopen, dat alles goed mag gaan. Hij aarzelde even en voegde er dan aan toe: „Je vindt me misschien af en toe wat bits, maar je moet niet vergeten, dat de onderneming buitengewoon belangrijk, maar ook buitenmate gevaarlijk is. Er staan grote belangen op het spel. Kan ik op jullie rekenen? Zijn stem klonk ineens hartelijk en warm. Daarmee verdween de achterdocht, die ze nog steeds koesterden en ze beloofden, dat ze hun uiterste best zouden doen. Meunier knikte tevreden. „Prima, jongelui. Als ik op jullie medewerking mag rekenen, dan kan de zaak niet mislukken. Nog even poolshoogte nemen in de kamer aan de straatkant en dan maar niet langer geaarzeld. Gebeuren moet het toch. Hoe eerder alles achter de rug is, hoe gauwer jullie ook in Amsterdam zijn en dat is toch uiteindelijk de bedoeling. Moment. Hij liep vlug het laboratorium uit en was alweer terug, voor ze goed en wel hadden kunnen zeggen, dat ze zich wat zenuwachtig voelden. „De kust is veilig, zei hij opgewekt. „Zo te zien tenminste, want helemaal vertrouwen kun je het nooit. We vertrekken tegelijk. Jij — knikje naar Rong — door het raam, jij — dito naar Bankie — door de kelder en ik gewoon door de voordeur. En avant! En zo vond de algemene uittocht plaats. Rong roetsjte langs de regenpijp omlaag. Daarbij werd het aantal scheuren in zijn broek nog met een vermeerderd, want hij bleef haken aan een stuk ijzerdraad, maar dat was ook het enige avontuur. Zonder ongevallen bereikte hij het station van de Métro en de ondergrondse bracht hem met een overstapje, keurig bij het Gare de l'Est. Een aardig tochtje, maar niet spannender, dan een ritje in de Amsterdamse tram. Er was niemand, die ook maar een enkel ogenblik enige aandacht aan hem besteedde. Bankie daalde af in de kelder, die uit een doolhof van gangen bestond. Maar hij had het consigne, rechtdoor te lopen en dat deed hij ook, al meende hij halfweg iets bijzonders te horen, net of er van grote afstand iemand iets riep. Ongehinderd bereikte hij het raampje, de straat en de bushalte. Hij stond nauwelijks een minuutje, of de bus kwam aanrijden. Die leverde hem netjes af bij het Gare de l'Est. Niemand had op hem gelet, niemand iets gezegd of gevraagd. „Een dooie boel, mompelde hij, om zich heen kijkend, of hij Rong ook kon ontdekken. Een avontuur moet tenslotte avontuur zijn, ook al kom je er gemakkelijk door in de benauwdheid. Wat heb je er anders aan? Het station van de Métro was goed zichtbaar, maar het was zo druk, dat hij Rong met geen mogelijkheid kon zien. „Ik moest maar naar hem toegaan, dan kunnen we alles nog eens bepraten, overlegde hij bij zichzelf. „Ik heb zo'n idee, dat Rong..... Hij schrok op, omdat er een grote, glanzend blauw gelakte wagen vlak voor zijn voeten stilhield. Het scheelde maar een haar, of zijn tenen waren verpletterd. Verontwaardigd wilde hij opstuiven, maar het portierraampje zakte geluidloos omlaag, een deftige oude heer boog zich naar buiten en zei luidruchtig: „Hé, jongen, kun je me ook de weg wijzen naar de Notre Dame? Ga maar achter in de wagen zitten. Natuurlijk was het Meunier en dus zat „de jongen binnen de seconde op de zachte kussens, wat eigenlijk geen gezicht was voor zo'n schooiertje. „Plat op de grond liggen, siste Meunier, toen de wagen was opgetrokken. Bankie gehoorzaamde en zei even later nijdig: „Au! Kijk uit, ezelsveulen! De kwestie was, dat het portier openvloog en Rong op zijn handen trapte. „Duizendmaal excuus, monsieur, grinnikte Rong. „Moet je trouwens maar niet zo idioot doen. Wie gaat er nu plat op de bodem zitten? Bang, dat ze door de raampjes zullen schieten? Bankie blies zich op als een nijdige kikvors. „Ik moest van….. „Zwijgen! blafte Meunier, die de auto weer op gang had gebracht. „Ga maar rustig zitten en kijk goed uit, vooral naar achteren. Merk je, dat een bepaalde auto ons steeds volgt, geef dan even een seintje. Ik geloof trouwens niet, dat het gebeuren zal, want ik heb tot nu toe niets gemerkt. Jullie toch ook niet, is het wel? „Neen, mijnheer, zei Rong, „het was maar een tamme boel. „Zo dood als de dood van Pierlala, viel Bankie hem direct bij. Meteen dacht hij aan het roepen in de kelder en hij wilde zijn mond al weer opendoen. Maar Meunier zou misschien denken, dat hij aan het dwalen was geweest en daarom leek het hem maar verstandiger, net te doen, of hij gek was. De blauwe wagen schoot de Boulevard de Magenta op, niet te hard, niet te zacht, net als alle andere auto's. Ze kwamen uit op de Place de la Republique met het Vrijheidsbeeld hoog op een kolom. Ze hielden rechts aan en belandden in de Boulevard du Temple. Die kwam uit op de Boulevard Beaumarchais en toen zagen ze ineens een oude kennis, namelijk de Julikolom op het Bastilleplein. „Alles normaal achter? vroeg Meunier plotseling. Niets verdachts te bespeuren, rapporteerde Rong. „Auto's plenty, maar niet eentje, die ons speciaal op de hielen zit. We gaan nu zeker de Avenue Domesnil op en zo naar het Bois de Vincennes, is het niet? „Dat weet je goed, zei Meunier, maar toen ze bij de Domesnil waren aangekomen, gaf hij ineens vol gas, reed de laan voorbij en zwenkte in een grote boog om het plein heen. Verbaasd keken ze achterom, maar ze konden de oorzaak van de stoornis niet ontdekken. „Er stond een gele sportwagen vlak om de hoek van de Domesnil, zei Meunier rustig, toen ze de Boulevard Saint Martin indraaiden. „Er zullen allicht wel meer gele sportwagens op de wereld zijn, maar ik rij liever honderd kilometer om, dan dat ik het minste risico loop. Honderd kilometer was natuurlijk overdreven, maar toch kregen ze het idee, dat ze zo ongeveer heel Parijs doorkruisten. In ieder geval doken ze onder de Arc de Triomphe door, helemaal in het Westen van de stad, passeerden het Palais de Chaillot, staken de Seine over, zagen de beroemde Eiffeltoren, tuften er even later onderdoor en joegen dan kriskras door een wirwar van straten en steegjes. Dicht bij het Palais de Luxembourg gebeurde er iets wonderlijks. Er reed al een hele tijd een lage, grijze wagen voor hen uit. Die stopte aan de achterkant van het paleis. De chauffeur klapte het portier gewoon achter zich dicht, zonder de wagen af te sluiten en verdween in een nauw straatje. Meunier, die ook vaart had geminderd, parkeerde zijn auto vlak achter de grijze wagen, krabbelde snel iets op een velletje uit zijn agenda, legde dat op de zitplaats neer en zei kalm: „Overstappen, jongelui, in die grijze auto. Snel asjeblieft. Het had geen zin, naar het hoe en waarom te vragen. En dus zaten ze vijf seconden later in de grijze auto, die door Meunier meteen op gang werd gebracht en behoorlijk op gang, want ze haalden alles in, wat voor hen lag. „Het is de auto van een kennis, stoorde Meunier ineens hun achterdochtige gedachten. „Hij zal wel begrijpen, dat ik gegronde redenen had, om te ruilen. We zitten nu wat veiliger, snap je? Mochten ze ons ondanks alles toch nog gevolgd of gesignaleerd hebben, dan zijn ze nu op een geducht dwaalspoor gebracht. We zoeken het Bois de Vincennes weer op en passeren het aan de andere kant over de Rue de Gravelle. De gele sportwagen mag dan voor mijn part wachten, tot hij paars en groen ziet. Van nijd natuurlijk. Zet je schrap, jonge vrienden. Ik ben van plan, uit de wagen te halen, wat er in zit. We hebben al tijd genoeg verloren. Even deed hij het nog betrekkelijk kalm aan, maar toen ze het bos hadden bereikt, suisden ze er met een vaart van honderd en veertig kilometer omheen. En toen ze weer op weg nummer vijf naar Melun zaten, voerde hij de snelheid op tot honderdzestig. En het eigenaardige was, dat ze het als de gewoonste zaak van de wereld beschouwden, Ze waren in twee dagen tijds gewoon doorgewinterd, wat snelheid betrof. In minder dan drie kwartier waren ze Sens gepasseerd en toen duurde het niet lang meer, of de wagen kwam met gierende remmen tot stilstand bij het kastanjebos, bijna op de plek, waar ze op de heenweg ook stilgestaan hadden. Meunier stapte uit, keek zorgvuldig naar links en rechts en zei dan bedaard: „De lucht is zuiver, jongelui. Snel dan maar. Pakje halen, instappen en dan om Parijs heen naar Amsterdam. Voor het donker is, zit je bij je moeder thuis achter een kopje koffie. En dan maar in geuren en kleuren vertellen, wat je allemaal hebt meegemaakt. „Ze zullen vreemd opkijken, zei Bankie nuchter. Meunier keek hem een ogenblik bevreemd aan en knikte dan instemmend. „Dat geloof ik ook wel. Er zijn niet veel jongens, die na de vacantie een dergelijk verhaal aan hun ouders kunnen doen. „Dat bedoel ik niet, zei Bankie, toen ze de weg waren overgestoken en over de wal klommen. „Maar wat zou u zeggen, als u twee nette jongens had weggestuurd en u kreeg twee boefjes terug, compleet met puisten, een blauw oog en de lorrigste lorren om het lichaam? Meunier stond een ogenblik perplex. „Gelijk heb je. Stom, dat ik jullie kleren niet heb meegenomen. „En de rugzakken ook niet, voegde Rong er nog aan toe. „Hoe moet dat aan de grens met onze passen? Die zitten ook in de rugzak. „Stom, stom, gromde de hoofdinspecteur. „Zo zie je maar weer, hoe gauw je een fout kunt maken, al heb je alles ook tien keer overdacht. Maar het is allemaal niet zo erg, als het zich laat aanzien. Vanuit de eerste plaats voorbij Parijs bel ik mijn woning op en geef de bediende opdracht, jullie spulletjes zo snel mogelijk te brengen. Dat geeft natuurlijk het nodige oponthoud, maar ik zal toch enige tijd nodig hebben, om jullie weer schoon te krijgen. Accoord? „We zouden ook naar Parijs terug kunnen gaan, opperde Bankie voorzichtig. „Precies, zei Meunier, ineens nijdig, „Ik kan ook alleen wegrijden en jullie op de weg laten staan. We doen, zoals ik zeg en daarmee basta. Parijs is verboden grond voor mij, totdat het pakketje in veiligheid is. Weten jullie de juiste plek nog wel? Het lijkt me toe. Ze waren juist bij de omgevallen boom aangeland. Rong stak zijn hand in de spleet, woelde er even in om en hield dan het pakje triomfantelijk in de hoogte. „Si vous, monsieur. Goed verstopt, vindt u niet? Er kwam een eigenaardige uitdrukking op het gezicht van Meunier. Het leek, of er een gloed van hebzucht over trok. Zijn ogen lichtten fel op en zijn handen kromden zich als klauwen. Het duurde maar een enkel ogenblik. Dan slaakte hij een diepe zucht, nam het pakje aan, woog het even op zijn hand en liet het dan met een tevreden glimlach in zijn jaszak verdwijnen. ,,Zo, dat geeft me een veilig gevoel. En nu terug, nog sneller dan snel. Ik zal niet eerder tevreden zijn, voor de Franse grens een paar honderd kilometer achter ons ligt. Vlug legden ze de korte afstand naar de weg af. Meunier klauterde over de wal, keek even naar links en rechts en zei: „Geen onraad te bespeuren. Ik wist het wel, het plan kon eenvoudig niet mislukken. Instappen dan maar, dan zullen we het paardje eens lustig laten draven. Snel liepen ze op de auto toe en stegen in. Meunier startte en liet de wagen in een bocht de weg opkomen, blijkbaar met het plan, om te draaien en richting Noord te kiezen. Maar ineens gooide hij met een diep gegrom het stuur om, schakelde in ijltempo over en joeg de andere kant op. Bliksemsnel draaiden Rong en Bankie zich om, juist op tijd, om een gele sportwagen als een laaiende vlam uit de zijweg te zien flitsen.

 

HOOFDSTUK 8

 

Als muizen in de val

 

Bleek en bevend keken ze elkaar aan, doodsangst in de wijd opengesperde ogen. „Dat wordt een race op leven en dood, fluisterde Rong. Bankie knikte alleen maar. De plotselinge opwinding had zijn keel dichtgeknepen. Rong kreeg gelijk. De sportwagen, die al op topsnelheid reed, leek wel met sprongen naderbij te komen. Plotseling bogen zich links en rechts twee mannen naar buiten. Grote, blauwe revolvers blonken in hun handen en die begonnen onder oorverdovend geknal vuur te spuwen. Snel als de weerlicht doken ze neer op de bodem van de auto, die ineens naar links begon te zwenken. „Banden kapotgeschoten, kreunde Bankie. „We zijn verloren. Maar hun wagen trok weer naar rechts, toen weer naar links en bleef dat vrij regelmatig doen. En de snelheid nam steeds toe. ,,Hij zigzagt over de weg, om niet geraakt te worden, jubelde Bankie bijna. „Geweldig, zoals die Meunier rijden kan! Wedden, dat hij toch nog weet te ontsnappen! Het begon er inderdaad op te lijken, want ineens hield het zigzaggen op. Ze waagden het, om heel voorzichtig overeind te komen en door de achterruit te kijken. Toen konden ze helemaal wel juichen, want de sportwagen was behoorlijk achterop geraakt en de afstand werd steeds groter. Ze wierpen een blik op de snelheidsmeter en keken elkaar toen verbaasd aan, Dik honderdzeventig reden ze en dat over een weg, die zijn beste dagen al geruime tijd achter zich had liggen. Eigenlijk kon je het niet eens een weg meer noemen. Het was meer een aaneenschakeling van kuilen en gaten. Maar de vering van de wagen was zo prima, dat ze er geen overmatige hinder van hadden. Wat nog niet zeggen wou, dat ze zonder een enkel schokje voortgleden. Bankie danste bijna op de kussens. Maar dat was meer van opwinding. Hij had een kleur als vuur en riep enthousiast: ,,Goed zo, meneertje, geef hem van katoen! We winnen zienderogen! „Nou, zienderogen? vond Rong. ,,We winnen, maar daar is ook alles mee gezegd. Meneertje, die tot nu toe onbeweeglijk voorovergebogen had gezeten, één oog op de weg, één oog in het spiegeltje, richtte zich een beetje op en zei, wat schor: „Attention! Ik ga weer een beetje slingeren. We moeten de ontsnapping veilig stellen. Hij stak een hand in de zak en reikte een kartonnetje kopspijkers naar achteren. „Draai de raampjes omlaag en strooi de spijkers over de weg. Het zal andere auto's ook wel een band kosten, maar dat moeten we op de koop toenemen. Nood breekt wet! Klaar? Vooruit dan maar! Zonder noemenswaard snelheid te minderen begon hij weer te zigzaggen. En de jongens maar strooien, alsof het Sinterklaasavond was. „Op, zeiden ze vergenoegd, toen het laatste spijkertje door de zuigende luchtstroom was meegetrokken, alsof het een veertje was. Vlug draaiden ze de raampjes omhoog en de auto reed weer gewoon rechtdoor. Meunier verhoogde de snelheid nog wat en toen duurde het niet lang, of er was van de gele auto niets meer te zien. „Gered, zei Bankie in het Frans. „Voorlopig wel, meende Rong. „Kun je begrijpen, snauwde Meunier bijna. „Ze roepen natuurlijk hun vrienden in Marseille of ergens anders op. Wie weet, razen die ons al op topsnelheid tegemoet. Pas op, ik sla aanstonds in volle vaart rechts af. Er moet hier ergens een weg lopen naar Auxerre. We volgen dan het dal van de Yonne tot aan de Monts de Morvan. Het moet al gek gaan, als we daar niet ergens een schuilplaats kunnen vinden. Daar overnachten we een paar uur en proberen dan in de vroege ochtend dwars door het gebergte Auxerre te bereiken. Daar laten we deze wagen achter en we huren een andere auto. En dan maar proberen, ongezien weg te komen. Ik kan je natuurlijk niet garanderen, dat het lukt, maar het lijkt me de enige manier. Aan mij zal het niet liggen, dat verzeker ik je. Maar risico blijft er natuurlijk aan verbonden. Jullie mogen ook hier ergens uitstappen, als je dat liever doet en op eigen houtje Parijs weer proberen te bereiken. Je kunt dan je eigendommen aan de Rue Pigalle afhalen en je weer toonbaar maken. Net wat je wenst. Ah, daar zie ik de zijweg naar Auxerre. Vlug, wat doen jullie? We gaan mee, besliste Rong ogenblikkelijk. Natuurlijk liepen ze gevaar, maar dat deden ze ook, als ze alleen teruggingen. Dan hadden ze de grootste kans, de bende weer in handen te vallen. En daar voelde hij begrijpelijkerwijze niets voor. „Vanzelf, lachte Bankie, wat zenuwachtig. „Samen uit, samen thuis, dat is me altijd geleerd. Hoewel, thuis zijn we nog lang niet, als ik het goed begrijp. „Kwestie van tijd en geluk, bromde Meunier, die de auto in volle vaart de hoek om liet gieren. Bijna op de millimeter schoven ze langs de steile kant van de weg en keken een ogenblik in een behoorlijke diepte, maar Meunier had de wagen vast in de hand en trok hem naar 't midden, waarna hij weer onmiddellijk vol gas gaf. En toen kwamen ze al gauw tot de minder aangename ontdekking, dat de hoofdweg naar het Zuiden nog heilig was, bij deze vergeleken. Het was gewoon een verschrikking. De wagen hotste en botste heen en weer, dat het een aard had. Dan helde hij gevaarlijk over naar links, om even later met een schok weer op de rechterwielen neer te komen. Dat gevoel kregen ze tenminste. Soms steigerde hij gewoon, zodat ze bijna met het hoofd tegen het dak kwamen. „Ik voel... me net... een rat... die door... een terriër... door elkaar gerammeld... wordt, zei Bankie schoksgewijs. „Dat loopt... nooit... goed af! Rong zag het ook somber in. Hij klemde zich met twee handen aan de voorbank vast en ving in het spiegeltje een glimp op van het gezicht van Meunier. Het stond strak en onbewogen en het vertoonde niet het minste spoor van zenuwachtigheid. Hij had bepaald al meer zulke wegen onder zich gehad en zag er niets bijzonders in. Dat nam niet weg, dat hij het uiterste van de wagen vergde en zelfs meer dan dat. Tegen zo'n tempo op zo'n steenweg was geen enkele auto bestand. Dat moest onherroepelijk brokken geven. Waarschijnlijk begreep hij dat ook wel, maar ten eerste was het zijn eigen auto niet en ten tweede zette hij natuurlijk alles op één kaart. Alleen een buitengewoon snelle vlucht over onbegaanbare binnenwegen bood hem de kans, zich van zijn achtervolgers te ontdoen. Dat de wagen daarbij in puin gereden werd, was niet van het minste belang. Een mensenleven was tenslotte meer waard, dan de mooiste auto van de wereld, En het ging hier op leven en dood, dat was meer dan duidelijk. De kwestie was natuurlijk maar, hoe lang de grijze auto het volhield. Als een van de assen brak, waren ze reddeloos verloren, om van allerlei andere mogelijkheden maar niet te spreken. Voorlopig gebeurde er echter niets bijzonders. Met onverminderde snelheid suisden ze voort. Langzamerhand begon de weg te stijgen. Aan weerskanten rezen heuvels omhoog, die, zover het oog reikte, met wijnstokken waren begroeid. „Een kwartje als ik…..daartussen mocht liggen, om zo'n lekker trosje naar binnen te werken, snakte Bankie op de maat van de schokken. „Zo lekker lui…..op mijn rug en dan van die heerlijke…..ho…..sappige druiven. Meteen zwaaide hij tegen een paar vrouwen, die aan de kant van de weg achter grote platte manden zaten, om de druiven te sorteren. Hun felrode hoofddoeken staken scherp af tegen het groen en blauw van de druivenstruiken. „Laat dat, snauwde Meunier meteen. „De aandacht trekken is onder de gegeven omstandigheden het stomste, wat je kunt doen. Jan en alleman hoeft niet te weten, dat we hierlangs zijn gegaan. Het zal toch al moeilijk genoeg zijn, om ons spoor verborgen te houden. Gelijk had hij, daar viel niet aan te tornen. Maar toch voelde Bank zich zo lekker kwaad worden van binnen. Wat had die Meunier tenslotte over hen te vertellen? Net niets! Hij mocht al blij zijn, dat ze hem tot zover geholpen hadden. Maar als hoofdinspecteur was hij natuurlijk gewend, bevelen uit te delen en dat was een tweede natuur van hem geworden. Hij beschouwde iedereen zo'n beetje als zijn ondergeschikte. Bankie zuchtte eens, diep en hartgrondig, Avonturen beleven was wel mooi, maar het mooiste was toch, als je op eigen benen stond, zodat je kon doen, wat je wou. „Wat ik later word, geen agent, besloot hij zijn overpeinzingen en keek dan weer smachtend naar de lokkende druiven, zo dichtbij en toch zo onbereikbaar. Gelukkig voor hem begon het langzamerhand te veranderen om hen heen. De heuvels werden hoger, de wijngaarden schaarser, om tenslotte helemaal te verdwijnen. Ze naderden bepaald de Monts de Morvan, want de heuvels werden rotsachtig. De weg begon meer te klimmen en werd van minuut tot minuut slechter. Met de regelmaat van de klok hotsten ze door diepe kuilen heen en bonkten over losse stukken steen, die met kwistige hand waren rondgestrooid. Maar Meunier dacht er niet aan, het tempo te verlagen. Voort raasden ze, schokkend en stotend, slingerend soms van de ene kant van de weg naar de andere, wat gauw kon, want erg breed was hij niet. Ze veerden omhoog en klapten weer neer en hadden het liefst tien handen of meer gehad, om zich overal aan vast te grijpen. De bergen naderden, onrustbarend snel. Maar het gaf toch een gevoel van verademing. Hoe eerder ze er waren, hoe gauwer er aan de dolle rit een einde zou komen. Toch kwam het einde nog sneller, dan ze hadden gedacht. De weg werd plotseling erg steil. Meunier raasde er vol gas tegen op. Als het lemmet van een roestig broodmes vol blutsen stond het eind van de helling tegen de blauwe lucht afgetekend. Ze ondergingen de wonderlijke sensatie, dat ze zo de lucht in zouden schieten, want het leek net, of er achter niets meer was, niets dan een ijle diepte. Maar de wagen veerde over de rand heen en dook dan meteen omlaag. En toen, ineens, was de weg versperd door een grote hoop steenslag, op nog geen twintig meter afstand. Meunier vloekte, de remmen gierden, dat het door merg en been ging. Meteen joegen ze al over de stapels gruis heen. De wagen helde gevaarlijk over naar links, dook op het laatste moment naar rechts omlaag en vloog in volle vaart schuin op de kant van de weg af. Meunier rukte als een gek aan het stuur, maar het gaf niet mee. Bliksemsnel greep hij naar de handrem, maar geheel onverwacht maakte de wagen een zwenking en ze sloegen over de rand van de weg, de afgrond tegemoet. Met ogen, star van ontzetting, zag Rong het gebeuren, niet in staat, om ook maar iets te doen. Zich uit alle macht vastklemmend aan de kruk van het portier zag hij de rotswand in de diepte naar zich toevliegen, wentelend en draaiend naar alle kanten. Dan volgde een geweldige slag. Het was, of hij uit elkaar gerukt werd. Als een raket schoot hij door de lucht, om met een geweldige bons ergens neer te komen. Een ogenblik zag hij vuur en vlammen. Met razende snelheid begon de wereld om hem heen te wervelen en dan voelde hij zich wegzakken in het zwarte niets. „Ik moet bij mijn positieven blijven, mompelde hij. „Ik mag niet bewusteloos worden. Ik moet…… Met alle kracht vocht hij tegen de zwakheid, die hem dreigde te overmeesteren. Wijd opende hij zijn ogen. De wereld draaide nog steeds geluidloos om hem heen, om dan vrij plotseling tot stilstand te komen. De flitsende, kleurige vonken voor zijn ogen verdwenen en toen ontdekte hij, dat hij in een machtige braamstruik lag. Vlak voor zijn neus hing een tros diepblauwe, rijpe bramen. Automatisch strekte hij zijn hand uit, plukte er een paar en stak ze in zijn mond. Het was bedrog. De bramen zagen er wel mooi uit, maar ze waren zo zuur als kroos. De scherpe, wrange smaak trok zijn verhemelte in plooien. „Bah, zei hij en spuwde ze uit. De klank van zijn eigen stem bracht hem ineens tot de werkelijkheid terug. Hij zag, dat hij zich op de bodem van een vrij diep ravijn bevond. De brokkelige helling was zeker een meter of veertig hoog. En zijn hart begon plotseling hevig te bonzen. De auto, die in het ravijn gestort was! Bankie! De hoofdinspecteur! Hij wilde overeind springen, maar het leek, of hij aan alle kanten vastgehouden werd. Zijn lichaam weigerde te gehoorzamen aan de wil. Het duurde wel een paar minuten, voordat hij die eigenaardige verlamming van zich afgeschud had. Moeizaam kwam hij overeind, moeizaam bevrijdde hij zich van de doornige takken, die aan hem rukten en trokken, alsof ze hem niet meer wilden loslaten. Eindelijk stond hij op zijn benen, wankelend en zwaaiend. Zijn hoofd voelde aan als een ballon, een zeepbel, zo ijl en licht. Als hij het maar even bewoog, verloor hij meteen zijn evenwicht. „Even op verhaal komen, mompelde hij suffig. „Zo'n haast heeft het toch ook niet. Hij liet zich op een puntig, verweerd rotsblok zakken en wreef over zijn voorhoofd, dat klopte en hamerde en suisde met fluitend geluid. Dan drong het tot hem door, dat er wel haast bij was. Als de auto in brand was gevlogen…..Vlug sprong hij overeind en keek verwilderd om zich heen. Daar lag de grijze wagen, dwaas met de wielen omhoog. „Net een tor op zijn rug, grinnikte hij. „Hij kan niet meer op zijn pootjes komen. Maar hij brandt gelukkig niet. Weer drong er iets tot hem door en wel, dat het niet helemaal normaal was, wat hij deed en zei. Het maalde een beetje in zijn hoofd. De gedachten wilden iedere keer allerlei gekke kanten op glippen. Maar toen hij dat ontdekt had, was het meteen gedaan ook. Het werd helder in zijn hersens en ook zijn lichaam gehoorzaamde ineens volkomen. ,,De klap is bepaald erg aangekomen, dacht hij en toen haastte hij zich naar de gekantelde auto. Met een enkele oogopslag had hij de toestand overzien. Alle portieren op een na stonden open. Meunier lag aan de andere kant van de wagen. Of liever, hij hing scheefgezakt tegen een bemost rotsblok aan. Een paar meter verder lag Bankie op zijn zij tussen grote mosplakkaten en kleine, gele, stervormige vetplantjes, net of hij sliep. Een ogenblik dreigde een snelopkomende zwakte zich weer van hem meester te maken. Hij voelde zich duizelig worden en zijn benen begonnen te trillen. Tegelijk bekroop hem een dof gevoel van wanhoop en gelatenheid. ,,Onzin, vermande hij zichzelf, „ik moet handelen, ogenblikkelijk. Hij klemde zijn kaken op elkaar en herhaalde in gedachten een paar keer die zin. Het hielp. De aanval van duizeligheid verdween even gauw, als ze gekomen was. Vlug liep hij op Bankie toe en draaide hem voorzichtig op de rug. Zijn gezicht en handen zaten onder het bloed en zijn ene oog was blauwachtig paars, maar hij haalde rustig adem. Rong kon wel jubelen. Gelukkig, hij was niet dood en kon wel een ogenblik aan zichzelf worden overgelaten. Eerst maar snel even naar Meunier kijken. Die hing nog steeds in dezelfde houding tegen het rotsblok aan. Ook zijn gezicht was bebloed. Het kwam uit zijn mond en uit een wond aan zijn voorhoofd in een dun, sijpelend straaltje. Maar ook hij ademde nog. Alles was niet zo erg, als het eerst geleken had. Een ogenblik stond hij besluiteloos. Wat moest hij nu doen? „Water halen, schoot het door hem heen. „Eerst maar zien, dat ik water krijg. Onwillekeurig keek hij naar de bodem en toen viel zijn oog op het pakketje, dat op een paar meter afstand van Meunier lag. Het pakketje, de oorzaak van alle ellende! Als het ding er niet was geweest, hadden ze al hoog en breed in Amsterdam kunnen zitten. Zonder speciale bedoeling liep hij er naar toe, raapte het op en woog het op zijn hand, net als hij Meunier had zien doen in het kastanjebos. Weer viel hem het grote gewicht op. Gedachteloos liet hij het in zijn zak glijden, haalde het er dan weer uit en bekeek het een paar seconden. Ineens schoot er een idee door hem heen. Tijd, om er over na te denken, had hij natuurlijk niet en daarom voerde hij het meteen uit. Vlug zocht hij een platte steen, die in grootte en gewicht zo ongeveer met het pakketje overeenkwam, stopte die in de jas van Meunier en liet het pakje in zijn eigen zak verdwijnen. „Zo, bromde hij tevreden, „en nu op zoek naar water. Snel liet hij zijn ogen door het ravijn dwalen. Het moest al gek gaan, als er zich hier of daar geen vocht verzameld had. Maar waar moest hij het in halen? Er was niets, dat voor bakje kon dienen. „Dan de schoen van Meunier maar, besloot hij ineens. Hij wilde op hem toelopen, maar ineens hoorde hij in de verte het zware brommen van een auto, die een helling aan het nemen was. Het geluid nam snel in kracht toe, om dan plotseling geheel op te houden. „De achtervolgers, schoot het door hem heen. De schrik verlamde een ogenblik zijn benen. Maar dan kwamen ze, gelijk met zijn hersens, ineens op volle toeren. Als ze ontdekt werden, dan mocht het pakje beslist niet gevonden worden. Vliegensvlug liep hij op de braamstruik toe, stopte het pakje zo ver weg, als hij reiken kon, rende op Meunier toe, legde hem plat op de grond, haalde het stuk steen uit zijn zak en klauterde als de wind tegen de rotswand op. Uiterst behoedzaam gluurde hij over de rand. Het was, zoals hij gedacht had. De gele sportwagen stond midden op de weg, vlak voor de steenstorting. Een paar mannen waren uitgestegen. Die bukten zich juist en haalden met hun handen de stenen weg. Met een grote boog verdwenen ze in de afgrond. Rong had genoeg gezien. Geruisloos zakte hij weer omlaag. De stapel stenen was vrij hoog en ze zouden gerust wel een minuut of vijf werk hebben, voor ze er langs durfden. Nu was vijf minuten niet veel, maar in geval van nood kon het ruim voldoende zijn. Razend snel begon hij grote mosplakkaten los te rukken en bedekte daarmee zoveel mogelijk de auto. Ook Meunier en Bankie kregen mos over zich heen. Afdoende was het natuurlijk niet, maar het ravijn was diep en donker en als iemand vanaf de weg niet speciaal naar beneden keek, bestond er een kans, dat de camouflage voldoende was. Hij werkte door, tot de motor van de sportwagen weer aansloeg en dook dan achter hun eigen auto weg, waar hij zich zo klein mogelijk maakte. Even klonken fel ruziënde stemmen op. „Bestaat niet, dat hij daar overheen gekomen is, riep er een in het Frans. „Hoeft ook niet, kefte een ander terug. „De weg was natuurlijk nog vrij, toen hij er langs kwam. Maar hij heeft die lawine zelf veroorzaakt, om ons te laten verongelukken. Snap je dat niet, ezelsveulen? Ik had het direct door. Geen geklets, sneed een derde stem er doorheen. „Jullie zijn soms net een stel ouwe wijven. Niemand weet er iets, maar ze praten allemaal. Instappen en weg. Is hij niet voor ons, dan zullen we het wel ontdekken. Maar hij is er wel. En we krijgen hem ook! En wee dan zijn gebeente. En avant! Portieren knalden dicht, de auto startte, schakelde snel over en suisde voorbij. Een paar kleine steentjes rolden langs de helling omlaag en kwamen met ketsend geluid op de auto terecht, precies tussen een paar plakken mos in. Dat was alles. Rong kwam langzaam uit zijn schuilhoek vandaan, hijgend van spanning. Het angstzweet gutste in straaltjes van zijn voorhoofd af. Ook zijn handen waren kletsnat. Hij keek er een ogenblik naar en schoot dan in de lach. „Ik zoek naar water en ik heb het in mijn handen gehad. Dat mos is er gewoon van verzadigd. Hij pakte vlug een groot stuk van de auto af, liep er mee op Bankie toe en kneep het boven zijn hoofd uit. Dat werd er niet mooier op, want het water was zo geel als oker. Maar het was koud en het hielp. Zijn vriend begon met de ogen te knipperen, opende dan zijn mond, zuchtte heel diep en sliep weer door. Rong herhaalde de behandeling nog een paar keer en wreef met het natte mos polsen en slapen goed af. Toen zag hij meteen, dat al het bloed maar namaakbloed was, of tenminste zo goed als. Natuurlijk, de vermomming! Daar had hij zo gauw niet aan gedacht. Ineens opende Bankie zijn ogen, keek verbaasd om zich heen en mompelde: „Jonge, ik lag net zo lekker. Hij wilde zich weer omkeren, maar Rong liet een dikke, ijskoude straal tussen zijn bonte overhemdje lopen en daar friste hij geducht van op. Hij kwam tenminste half overeind, schudde zich als een poedel en keek dan weer stomverbaasd om zich heen. ,,Wa…..wat is er eigenlijk aan de hand? „Niks bijzonders, zei Rong. „Auto-ongelukje, meer niet. Maar je leeft nog en ik ook. Het begon zeker wat te dagen in Bankie's hersenen. Hij ging plotseling helemaal rechtop zitten en kwam dan op zijn benen te staan. Met grote ogen staarde hij naar de gekantelde auto en naar Meunier er naast. „Auto-ongeluk, zeg je? Dat is waar ook. We schoten over de rand en toen, ja, wat toen? Ik herinner me nog, dat ik het portier heb opengerukt, maar verder, nee, verder weet ik niets meer. ,,Je bent er natuurlijk uitgeslingerd, net als ik, zei Rong. „Een geluk, dat je op het dikke mos terecht bent gekomen, anders was er waarschijnlijk niet veel meer aan je heel. „Is er nu ook niet, mompelde Bankie, terwijl hij met een mistroostig gezicht armen en benen betastte. „Ik heb net het gevoel, of ik geradbraakt ben. Geen plekje aan mijn lichaam, dat niet zeer doet. Hij keek Rong met een nijdig gezicht aan en vinnigde dan: „Wie kwam er ook weer op het onzalige idee, om liftend door Frankrijk te gaan? Fijn, man, je zit als een vorst en bent uit en thuis voor niets en niemendal. „Ben je toch ook, lachte Rong, omdat hij nu zeker wist, dat zijn vriend niets mankeerde. „Goed gerekend houden we er zelfs nog bij over. Enfin, dat zoeken we later wel uit. Eerst maar eens zien, dat we hier wegkomen, want we zitten als ratten in de val. Als die lui terugkomen….. „Lui? Welke lui? „Die er zo gek op zijn, in knalgele sportwagens rond te darren. Ze zijn hier net voorbijgeschoten, maar ze kunnen natuurlijk elk ogenblik terug zijn. Opschieten dus. Meunier moet bij kennis worden gebracht. Die zal dan wel zeggen, wat er moet gebeuren. Bankie betastte zich nog steeds, maar tenslotte kwam hij toch tot de ontdekking, dat hij nog helemaal compleet was, al was hij dan ook geducht gedeukt en geschaafd. Hij trok net een gezicht, of het hem eigenlijk niet meeviel en sjokte niet al te opgewekt met Rong mee. Allebei pakten ze een stuk mos en lieten het water rijkelijk over het gezicht van de hoofdinspecteur stromen. Ze verwachtten natuurlijk, dat hij binnen de minuut op zou staan en maakten zich dan ook niet de minste zorgen. Maar tot hun schrik reageerde hij er niet op. Zelfs zijn oogwimpers bewogen niet. „Wrijven, zei Rong. „Daar knapte jij ook direct van op. Ze deden het, wel een kwartier achter elkaar. Maar Meunier was en bleef bewusteloos. Rong verbeeldde zich zelfs, dat zijn ademhaling steeds zwakker werd. „Aanstonds sterft hij nog onder onze handen, zei hij angstig. „Dat mogen we niet op onze verantwoording nemen, Bank. We moeten iets doen. Maar wat? Het enige, wat er opzit, is een dokter te gaan zoeken. Maar wie weet, hoe ver we hier van de bewoonde wereld af zitten. Moedeloos zakten ze op een rotsblok neer en keken elkaar wanhopig aan. „Toch moet het gebeuren, sprong Rong ineens op. „Weet je wat, jij blijft hier. Zorg er maar voor, dat de auto helemaal onder het mos en het steengruis verdwijnt, zodat hij van de weg af onzichtbaar is. Hoor je iets verdachts, dan dek je Meunier toe en natuurlijk kruip je zelf ook weg. Ik ga op zoek naar een dokter en zo. Er zal gerust wel ergens een dorpje zijn en wie weet, misschien passeert er nog een auto. Veel kans is er niet op, maar je kunt nooit weten. Begin maar, met grote hopen mos te verzamelen. Bankie voelde er helemaal niets voor, alleen met de bewusteloze hoofdinspecteur achter te blijven, maar hij begreep, dat dit toch de beste oplossing was. Meunier in de steek laten en er zelf vandoor gaan, neen, dat konden ze niet over hun hart verkrijgen. Zuchtend bukte hij zich en begon, zij het met weinig animo, de moskussens los te trekken. Daarvan maakte Rong gebruik, om het platte stuk steen weer in de zak van Meunier te laten glijden. „Tot ziens dan maar, riep hij dan. „Ik zal zo gauw mogelijk voortmaken. Vlug liep hij op de braamstruik toe, maar toen hij er voor stond, bedacht hij zich. Het diende eigenlijk nergens toe, het pakje met zich mee te slepen. Voorlopig lag het daar erg veilig. Hoe hij ook door de takken gluurde, hij kon het nergens zien liggen. Dan moest het al gek gaan, als een ander het wel klaarspeelde. In schuine richting klauterde hij tegen de helling op en sprong dan op de weg. Even keek hij naar beneden. Jonge, ze hadden een behoorlijke smak gemaakt. Maar ze hadden hun leven waarschijnlijk te danken aan het feit, dat de helling nogal glooiend afliep. Als de wand loodrecht was geweest…..Een grille huivering liep hem over de rug. Meteen stelde hij tot zijn genoegen vast, dat er van de auto al zo goed als niets meer te zien was. Iemand, die niet wist, dat hij daar lag, zou hem zeker niet ontdekken. Hij wilde al naar Bank schreeuwen, dat hij zich niet verder hoefde uit te sloven, maar hij bedacht, dat het wel goed was, dat die iets te doen had. Het verdreef de tijd en hield hem meteen af van andere dingen waar je de grootste last mee kreeg. Neen, het was maar beter, hem in zijn nieuwe vak van mosplukker te laten. En nu maar op weg. Hij dacht een paar seconden na. Als hij terugging, moest hij helemaal naar Sens lopen. Dan werd het nacht, voor ze terug konden zijn, want ze zaten er zeker een kilometer of vijftig van af. Dan maar liever op goed geluk af de andere kant op. Allicht woonden er hier of daar wel wat mensen, als er al geen dorpje was, Als er maar iemand was met telefoon, dan kon hij desnoods Parijs opbellen. Hoe het ook zij, er was geen keus en daarom zette hij er maar stevig de pas in, zijn oren gespitst, om het geluid van een naderende auto bijtijds op te kunnen vangen. Hij moest er rekening mee houden, dat de gele sportwagen ieder ogenblik kon terugkeren en dan moest hij natuurlijk niet ontdekt kunnen worden. Voorlopig gebeurde er echter niets. De omgeving was volkomen doods en verlaten. Zelfs geen vogel of dier liet zich zien. „Wat ook geen wonder is, stelde hij al gauw vast. „Ze zouden hier allemaal van honger en gebrek omkomen, want er groeit letterlijk niets. Hij deed nog een paar passen en stond dan ineens stil. „Als er voor de dieren niets is, zal er voor de mensen ook niet veel zijn, stelde hij nuchter vast. „En dus zullen hier geen mensen wonen. Een ogenblik stond hij te wikken en te wegen en liep dan toch maar weer door, al was het ook niet meer met zo'n veerkrachtige pas. Dat kwam ook, omdat de weg steeds omhoog ging. En bovendien voelde hij zich nog lang niet honderd procent. Maar hij liep en bleef lopen, telkens weer een bocht om, telkens hopend, dat hij een of ander huis zou zien. Maar de streek werd steeds woester. Het leek wel, of hij naar het eind van de wereld liep. ,,Hopeloos gewoon, zuchtte hij, toen hij een ogenblik stilstond, om wat op adem te komen. „Ik moest toch maar teruggaan. Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald. En misschien is Meunier ondertussen al weer bijgekomen. Het idee werd ineens zo sterk in hem, dat hij zich al omkeerde. Maar meteen overdacht hij, dat de hoofdinspecteur wel zo zwaar gewond kon zijn, dat hij zich niet meer bewegen kon. En dan moest hij er toch weer op uit, om hulp te halen. Neen, hij deed er verstandiger aan, toch maar door te zetten. Mensen woonden er in ieder geval, al was het ook nog zo ver weg. Het was een schrale troost, maar hij zette zich toch weer in beweging, langzaamaan, want er lag een buitengewoon steil stuk voor hem. Toen hij de top had bereikt, hijgde hij als een postpaard. Hij wilde er een poosje bij gaan zitten, maar toen hij naar beneden keek, bleef hij stokstijf staan. Ver onder hem, in een bijna zuiver rond dal, lagen een paar huisjes bij elkaar. „Precies het speelgoeddorpje van onze kleine Jan, dacht hij en hij kon wel juichen van vreugde. Als een opgejaagd hert begon hij te draven. Het dorpje lag veel verder weg, dan hij had gedacht, maar het ging gelukkig steeds bergafwaarts en zodoende had hij het toch nog tamelijk gauw bereikt. Het leek wel volkomen uitgestorven. Geen enkel levend wezen viel er op de bochtige straat te ontdekken. Het had natuurlijk geen zin, de boel eerst eens op zijn gemak te onderzoeken en daarom stapte hij meteen op het eerste huis het beste af, een klein, witgekalkt boerderijtje met allemaal losse stenen op het dak. Een bel zag hij niet en dus bonsde hij maar op de deur. Er verscheen niemand, maar ergens achter het huis begon een hond te blaffen. Weer gaf hij een paar stevige dreunen op het zware eikenhout en toen schoot er met een vaart een bulldog om de hoek. Het vervaarlijk uitziende beest begon furieus te grommen en kwam langzaam, met stijve poten, op hem toe, klaarblijkelijk met het plan, hem plotseling naar de keel te vliegen. Prettig was dat vooruitzicht niet en hij keek al schichtig rond naar een stok of zoiets, maar gelukkig verscheen plotseling de boer om de hoek. Die gromde nog harder dan de hond en daar had het beest niet van terug. Hij maakte tenminste zo gauw mogelijk, dat hij achter het huis kwam. De boer bleef, net als de hond, op een afstandje staan grommen en kwam dan net zo op hem toe, ook met stijve passen. Wie weet, misschien was hij eveneens van plan, hem naar de keel te vliegen. Zijn rooddoorlopen ogen in een mager, verweerd gezicht, bruin gelooid als een oud stuk leer, stonden er bloeddorstig genoeg voor. En een stoppelige baard van een dag of veertien gaf ook al geen vriendelijker voorkomen. „Eh…..goeie middag, begroette Rong hem maar gauw. „Kunt u me ook zeggen, waar ik de dokter kan vinden? We zijn met een auto in een ravijn gereden, ziet u? Enne….. De boer knikte een paar keer, alsof hij het al aan had zien komen en schudde krachtig zijn hoofd, zodat het bijna van de magere, pezige nek afvloog. Dan stak hij een hand uit als een kolenschop en snauwde: „Scheer je weg! Daarmee keerde hij zich om. Wat hem betrof, was het gesprek afgelopen. „Luister toch even, riep Rong haastig. „Ik moet een dokter hebben! Waar kan ik die vinden? De boer draaide zich langzaam om en keek hem doordringend aan. „Dokter? teemde hij. „In Autun. Het hart zonk Rong in de schoenen. ,,Autun? Aan de andere kant van het gebergte? De boer knikte en wilde al weer weggaan. „En de politie? kreet Rong wanhopig. „Is hier dan geen politiebureau? Er kwam iets van een lach op het geplooide gezicht van de zonderlinge bergbewoner. „Politiebureau? Neen. Wel in Parijs, geloof ik. Wat moet je van de politie? jezelf aangeven wegens bedelarij of zoiets? „Kan ik zo gauw niet uitleggen. Maar er ligt een hoofdinspecteur van de Sureté Nationale op de bodem van het ravijn langs de weg hier naar toe. Toen veranderde de boer ineens. ,,Wat zeg je? Hoofdinspecteur van de Suna? En in het ravijn? Waarom heb je dat niet eerder gezegd? Ik dacht, dat je kwam bedelen of stelen. Rong stond perplex. Dat heb ik toch gezegd! Ik zei, dat we in een ravijn gereden waren. „Jawel, knikte de boer, „jawel! Ze vertellen zoveel, die schooiers langs de deur. Om je weg te lokken, natuurlijk en dan hun slag te slaan. Maar wat praat je vreemd! Kom jij wel uit Parijs? Rong schudde nijdig zijn hoofd. „Neen, uit Honoloeloe! Wat maakt dat nu uit? Er moet een dokter komen en politie ook! En dat kan geen veertien dagen wachten. Begrijpt u dat nog steeds niet? „Honoloeloe? zei de boer peinzend. „Nooit van gehoord. Ligt zeker wel een stuk uit de buurt. Laat me je pas eens zien. ,,Heb ik niet, kefte Rong, die steeds ongeduldiger en nijdiger werd, „ligt in Parijs. Daar kunt u hem desnoods bezichtigen, al begrijp ik niet, wat een boer met mijn pas te maken heeft. Is er nu nog politie hier of hoe zit dat? De boer rekte zich uit, stak zijn borst naar voren en zei plechtig: „De politie, dat ben ik. Het hoofd van de politie nog wel. Ik ben namelijk de burgemeester. Je bent juist aan het goede adres. Een ogenblikje, ik ben zo terug. Hij verdween met korte dribbelpasjes om het huis. In zijn plaats verscheen de bulldog weer, die op een afstandje bleef staan, steeds maar grommend. Er verliepen een paar minuten. Toen klonk van achter het huis ineens een geweldig geknal en gekraak. De hond schoot jankend weg, de oren in de nek en toen kwam er een Fordje aanhobbelen, zo voorhistorisch, als Rong nog nooit van zijn leven had gezien. Kreunend, puffend en hijgend bereikte hij met veel moeite de weg en bleef daar staan, zwaar zuchtend. „Stap maar in, zei de burgemeester. „We zullen eens gaan kijken. Maar je bent nog niet gelukkig, als je gelogen hebt. Ik heb een beste cel in de kelder van mijn huis en daar zet ik je veertien dagen op water en brood, met iedere ochtend een dracht stokslagen op je blote rug. Ik maak altijd maar korte metten met landlopers, zie je? „Een wantrouwend baasje met Middeleeuwse denkbeelden, dacht Rong, terwijl hij op de achterbank neerplofte en meteen doorzakte tot op het hout. Hij was al van plan, stevig van zich af te bijten. Maar dan drong het tot hem door, dat hij er werkelijk als een schooier uitzag. Dat verklaarde natuurlijk alles. Onwillekeurig schoot hij in de lach, maar meteen greep hij zich verschrikt vast, want het Fordje begon ineens te bokken als een netelig paard. De burgemeester manoeuvreerde onhandig met de schakeling en ineens schoot het wagentje vooruit, ijselijk dicht langs de rand van de weg. Hij bromde tevreden, zette zich recht en zei: „Zo, nu doet hij het verder wel. Het is net een vrouw. In het begin wat kuren, maar later zo meegaand als wat. Hard rijden is er niet bij, maar hij klimt als een berggeit. Dat deed het Fordje inderdaad. Zonder de minste hapering bestegen ze de lange helling. Rong was zo verbaasd over de prestaties van het oude beestje, dat hij een ogenblik helemaal het doel van zijn tocht vergat. Maar toen ze halfweg de col waren, zei hij ineens verschrikt: „Nu hebben we nog geen dokter! De burgemeester gromde wat achter in zijn keel. Maar toen Rong nog eens hetzelfde zei, snauwde hij: „Die komt! Ik ben niet achterlijk, wat denk je wel, snotaap! Ik heb hem natuurlijk opgebeld. Best kans, dat hij ons aanstonds nog voorbijschiet. Maar vertel me eens even, wat is er eigenlijk gebeurd? Een hoofdinspecteur van de Suna, zei je toch? „Van de Sureté Nationale, verbeterde Rong. „Ja, ja, dat is hetzelfde. Suna zeggen we bij wijze van afkorting. Had die inspecteur jou meegenomen voor een ritje of zo? Of moest je soms naar de gevangenis gebracht worden? Ik vind het allemaal een beetje verdacht. Hoe kwamen jullie in dat ravijn terecht? En wat deed je eigenlijk op deze weg? Moesten jullie naar het Zuiden? Dan had je toch beter Route Vijf kunnen nemen! Nou? Komt er nog wat? Rong aarzelde even. Moest hij nu alles zeggen of niet? De burgemeester was tenslotte een politieautoriteit, al was hij dan maar het hoofd van een nietig bergdorpje en bovendien was het wel goed, dat iemand de geschiedenis kende. Het kon immers best zijn, dat de bende nog op kwam dagen. Dan was er tenminste iemand gewaarschuwd. Daarom stak hij van wal, terwijl het Fordje dapper verder omhoog klom. Zo kort mogelijk vertelde hij, wat ze allemaal hadden meegemaakt vanaf hun vertrek uit het Zuiden tot aan de plotselinge val in de diepte. De burgemeester luisterde aandachtig, zonder hem een enkele keer in de rede te vallen. Op de top van de lange helling gekomen schakelde hij met stevige rukken over, wat in het binnenste van de auto een hele reeks scheurende en knappende geluiden veroorzaakte, wachtte even, tot het Fordje behoorlijk naar de teugels luisterde en met een voor zijn doen roekeloze snelheid naar beneden suisde en vroeg dan ineens, strak naar de weg kijkend: „Weet je ook, hoe die inspecteur heet? Of heeft hij zijn naam niet genoemd? „Jawel, zelfs meer dan een. Maar op zijn pas stond Leon Meunier. Dat heb ik zelf gezien. Dus dat zal wel de echte zijn. Het leek wel, of het autootje schrok. Het maakte een onverwachte zijsprong, waardoor ze gevaarlijk dicht de rand van de weg naderden en kwam dan hortend en stotend tot stilstand. De burgemeester draaide schielijk zijn hoofd om. Zijn ogen puilden zowat uit de kassen. Hij bewoog een paar keer krampachtig zijn kaken op en neer en bracht er dan met moeite uit: „Heb ik dat goed verstaan, zei je Leon Meunier? „Dat zei ik, ja, gaf Rong verwonderd ten antwoord. „Deugt er iets niet aan of zo? De burgemeester zei niets. Hij startte het Fordje weer en begon dan omslachtig te keren. Toen het ding eindelijk met zijn neus de andere kant op wees, keerde hij zich weer om en zei: „Leon Meunier, hoe is het mogelijk? Uitstappen, jongeman en verder maar lopen. Als ik de dokter tegenkom, zal ik hem wel zeggen, dat hij je mee moet nemen. Opschieten, vooruit! Ik moet zo snel mogelijk terug. Leon Meunier, hoe kan het bestaan? En dat uitgerekend hier! Ben je nog niet weg? Totaal verbouwereerd klom Rong uit het Fordje, dat meteen ratelend wegtufte, ijselijke rookwolken uitstotend. Wat achter bleef, was een doordringende benzinelucht en een diepe, intense stilte, toen de Ford over de heuvelkam was verdwenen, huppelend als een gems.

 

HOOFDSTUK 9

 

De Suna in actie!

 

Zeker een volle vijf minuten stond Rong roerloos naar boven te staren. Allerlei gedachten fladderden door zijn hoofd, zonderlinge, vreemde gedachten, waar hij maar geen houvast aan kon krijgen. Die boerenburgemeester mocht dan al een zonderling type zijn, hij wist bepaald wel wat hij deed. Jammer genoeg wist hij, Rong, het niet. De enige zekerheid, die hij had, was dat Meunier er iets mee te maken had. Maar hoe of wat, dat ontging hem volkomen. Was hij een voorname persoonlijkheid die nu in gevaar verkeerde? Had hij misschien iets met politiek te maken? Of met contraspionage? Stonden er werkelijk landsbelangen op het spel? Of was de zogenaamde hoofdinspecteur toch een misdadiger? Het kon best zijn, dat er naar hem gezocht werd en dat alle politieposten waren gealarmeerd, ook die in het gebergte. Hoe kon anders de eigenaar van het aftandse Fordje er van op de hoogte zijn? De naam Meunier had hem iets te zeggen gehad, anders was zijn zonderling gedrag niet te verklaren. Hij ging nu bepaald maatregelen nemen. Maar welke? Hij stampte plotseling woedend op de grond. Dat de man ook niets losgelaten had. Dan had hij zelf ook geweten, wat hij moest doen. Nu was alles even ongewis en ongrijpbaar en deed hij misschien dingen, die hem later verweten zouden worden. „Enfin, troostte hij zichzelf, „hij zal wel weer terugkomen. En anders kan de dokter me wel raad geven. Ik moest maar gaan lopen. Benieuwd, of Meunier al bijgekomen is. En wat hij zal zeggen, als hij hoort….. Ineens hief hij het hoofd op. Vanuit de verte drong het geronk van een motor tot hem door, een geluid, dat snel in sterkte toenam. „Dat zal de dokter zijn, stelde hij vast. „Het Fordje is het in ieder geval niet. Of zou het die gele…..Hij maakte de zin niet af, maar sprong naar de kant van de weg en dook naar beneden. Hij liet zich zover zakken, tot zijn ogen nog net even over de rand konden gluren en staarde gespannen omhoog. Zo gauw hij iets geels zag, zou hij zich bliksemsnel naar beneden laten glijden en achter een rotsblok wegduiken. Maar de wagen, die een paar seconden later over de kam wipte, was niet geel. maar donkergroen. In zijn haast, om op de weg te komen, trapte hij een steen onder zijn voeten weg en roetsjte naar beneden. Gelukkig kon hij zich nog net vastgrijpen. Het kostte hem wel een paar nagels, maar dat was minder. Zenuwachtig werkte hij zich weer omhoog en klauterde op de weg, nog maar juist op tijd, want de auto wilde hem net voorbijschieten. Nu stopte hij met gierend gefluit, een meter of dertig verder. Meteen ging het voorportier uitnodigend open. De dokter, een grijze, deftige heer, keek hem onderzoekend aan, knipperde even met zijn ogen, die achter dikke brillenglazen schuilgingen en zei dan: „Ga maar liever achterin zitten. Boem, dicht zat de deur weer. Rong kreeg een kleur. Maar ja, hij was nu eenmaal een schooiertje en dus….. Hij opende het tweede portier en stapte in. De dokter startte meteen. „Is het ver? vroeg hij. Rong haalde zijn schouders op. „Ik weet het niet. Lopend is het wel ver, maar met een auto kan het in een minuut of vijf bekeken zijn. Het is vlak voor een steile helling. De dokter knikte. De vage aanduiding was bepaald voldoende voor hem. Dat was het ook, want hij stopte bijna precies op de plek, waar het ongeluk was gebeurd, stapte meteen uit en keek langs de helling omlaag. Meteen liep hij weer naar de auto terug. „Vlak voor de helling, zei je toch? Ik zie niemand. „Ik ook niet, lachte Rong. „Maar hier is het wel. Let u maar eens even op. Hij stak zijn vingers in de mond en liet een schel gefluit weerklinken, dat rollend langs de berg verechode. Beneden in de kloof bewoog iets en daar stond Bankie met zijn armen te zwaaien. „Zonderling, mompelde de dokter en daalde dan voorzichtig tussen het losse gesteente door naar omlaag, langzaam, voetje voor voetje, om niet voorover te schieten. „Eindelijk, verwelkomde Bankie hen. „Ik dacht, dat je nooit meer terugkwam. Meunier is weer bijgekomen, maar hij is nog erg suffig. Is dat de dokter? Rong knikte en bracht de arts bij Meunier, die weer rechtop tegen het begroeide rotsblok zat, dof voor zich uitstarend. De dokter werd ineens kwiek. Verbazend rap betastte hij overal romp en ledematen, voelde de pols, keek naar tong en ogen en zei: „Geen verschijnselen, die op ernstig letsel wijzen. Dat wondje aan zijn voorhoofd heeft niets te betekenen. Het bloedt al niet eens meer. Hij heeft een lichte shock opgelopen, dat is alles. „Een lichte? vroeg Bankie verbaasd. „Me dunkt, we hebben nogal een smak gemaakt. Gewoon een wonder, dat we nog in leven zijn. De dokter bekeek hem met blijkbare afkeer en voegde er dan verduidelijkend aan toe: „Een botsing kan niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk letsel veroorzaken. Dat bedoel ik met shock. Je zou ook kunnen zeggen dat de schrik in zijn bloed is geslagen. Met een paar dagen is hij het weer kwijt. Het beste is, hem rustig naar huis te vervoeren. Al pratend had hij Bankie onderzoekend aangekeken. Plotseling deed hij een stap naar voren en zei: „Jij bent ook niet onbeschadigd uit de slag te voorschijn gekomen, zie ik. Laat ik even wat jodium op de wonden doen, anders loop je misschien nog een ontsteking op. Bankie trok zich haastig terug. „O, eh…..niet nodig dokter, Het geneest vanzelf wel. Ik heb gezond vlees. „Bang voor de jodium? smaalde de dokter. Meteen deed hij een onverhoedse uitval en had Bankie in een stevige greep. „Hier jij! Als ik zeg, dat er jodium op moet, dan moet er jodium op. Het schrijnt misschien wel een beetje, maar dat moet je maar voor lief nemen. Met zijn linkerhand hield hij Bankie vast. De rechter scharrelde wat rond in een ouderwetse citybag en toverde daar een buisje jodium uit. Handig draaide hij met dezelfde hand de dop er af en boog zich dan over de deerlijk geschramde benen. Wonderlijk genoeg bleef hij een hele tijd in die houding zitten, zonder iets te doen, richtte zich ineens op en zei op eigenaardige toon: „Van wie heb jij die mooie kleurkrijtjes gegapt? Prima kwaliteit en uitstekend vakmanschap, dat moet ik zeggen. Als ik niet zo'n oude rot in het vak was, zou ik er ingevlogen zijn en mijn kostbare tinctuur op een onbeschadigd been gesmeerd hebben. Laat me jou eens beter bekijken. Aha, dacht ik wel. Dat mooie blauwe oog is maar namaak. Dan zal de rest ook wel leugen en bedrog zijn. Parijse straatjongens zijn jullie in ieder geval niet, dat hoor ik alleen al aan de spraak. Je wieg heeft niet eens in Frankrijk gestaan, hè? Wat is hier eigenlijk aan de hand? En waar is — dat schiet me ineens te binnen — de verongelukte auto? Was het de bedoeling, mij in de val te laten lopen en me dan te beroven? Dan kom je bedrogen uit, want ik heb geen sou bij me. Waaruit bleek, dat de camouflage van de auto first-class was, maar die van hun eigen persoonlijkheid niet honderd procent. Daar stonden ze nu, om zo te zeggen in hun hemd. Bankie liep op de auto toe en schoof met een enkele armbeweging de hele lading mos er af, zodat de dokter er zich met eigen ogen van kon overtuigen, dat er werkelijk zo'n vehikel was. En Rong begon op verontschuldigende toon: „Ja, ziet u, het is nogal een ingewikkelde geschiedenis. Ik heb de burgemeester al het een en ander verteld, dus als die komt…..Als je over de duivel praat, dan trap je op zijn staart. De burgemeester naderde, daar viel niet aan te twijfelen. Het autootje rumoerde, dat het een aard had en hield een paar seconden later met een paar hevige knallen recht boven hun hoofden stil. Er volgde nog een knal, van het portier, dat dichtgeslagen werd. „Rang, zei Bankie. „Wie daar met zijn vingers tussen zit….. Hij zweeg, want de burgemeester kwam als een lawine naar beneden, glijdend en springend, gruis en stenen met zich meevoerend, zodat ze haastig opzij moesten springen, om niet bedolven te worden. In enkele tellen was hij beneden. Rong zag tot zijn verbazing, dat hij een dubbelloopsjachtgeweer over de schouder had hangen. Bovendien huisde er een vervaarlijk jachtmes in zijn gordel. En om het arsenaal compleet te maken, stak hij de rechterhand in de broekzak en diepte er een kolossale revolver uit op, zo'n soortement zesschieter uit het wilde Westen. Hij zwaaide het wapen dreigend om zich heen en riep: „Waar zit de schurk? Hij mag me niet ontsnappen, want dat zou me onsterfelijk blameren. Monsieur, je dagen zijn geteld! Had je niet gedacht, hè, dat een boerenburgemeester ook nog wel eens iets in zijn kersenpit kon hebben. Maar ik houd het politieblad altijd nauwkeurig bij en dus….. Met een paar grote stappen was hij bij het rotsblok aangeland. Hij zweeg plotseling. Zijn mond zakte open van verbazing. Dan mompelde hij: „Pardon, neem me niet kwalijk. Ik meende een ander voor me te hebben. Meteen keerde hij zich om naar de jongens en schreeuwde met overslaande stem: „Waar zit die fielt? Je wilt toch niet zeggen, dat hij ontsnapt is? Als dat waar is, dan zitten jullie natuurlijk ook in het complot. Zeg op, waar is hij gebleven? De dokter, die van het geval natuurlijk geen cent begreep, combineerde snel het een met het ander en gaf toen de raad: „Maak je vingers nat en strijk eens over zijn gezicht. „Hè? snauwde de burgemeester. „Wat moet ik doen, zeg je? „Door het uiterlijk van de mens heenkijken, lachte de dokter. „Merkwaardig, wat voor zonderlinge dingen je dan kunt ontdekken. „Eh, ja, kan wel zijn, nijdigde de maire. „Zal ik wel eens doen, als ik wat meer tijd heb. Waar zit die aartsoplichter? Dat is op het ogenblik van meer belang, dan wat ook ter wereld. Hij kwam dreigend met het schietijzer op Rong toe. „Ben je nog van plan, je mond open te doen, snotblaag? Of moet ik je…..? De rest van zijn woorden ging verloren in een oorverdovend geknars van remmen. Schielijk keken ze omhoog. Een grote, gele sportwagen kwam met een schok tot stilstand. „Ah, zei de burgemeester opgelucht, „dat zullen ze zijn. Dat hebben ze hem verbazend gauw geleverd. Ik vraag me af... Hij kreeg geen tijd meer, om zich wat dan ook af te vragen, want de portieren van de sportwagen vlogen open. Vier mannen, gewapend met revolvers, kwamen als raketten naar buiten gestoven en daalden met grote, veerkrachtige sprongen de helling af. „Hands up! riep de voorste. ,,Wie ook maar een vin verroert, krijgt ogenblikkelijk de kogel. Het was of een ouderwets drama werd opgevoerd. Bank en Rong stonden stokstijf, de handen gestrekt langs hun oren, trillend van top tot teen. Wat ze voortdurend gevreesd hadden, gebeurde nu. Dit was de grote finale. De rol, die zij daarin moesten spelen, zou vast niet prettig zijn. Het gezicht van de burgemeester doorliep alle graden van verbazing. ,,Dat zijn ze, had hij gezegd, maar hij had bepaald andere mensen verwacht. „Laat dat wapen vallen, beval de aanvoerder van de bende. De maire keek met een dom gezicht naar de grote revolver, liet hem dan uit zijn handen glippen en stak aarzelend de armen omhoog, nog steeds niet over zijn verwondering heen. „Wa…..wat moet dit eigenlijk betekenen? bracht hij er tenslotte haperend uit. „Mond dicht, snauwde de man. „Ga een stap achteruit. De maire gehoorzaamde met tegenzin. De man haalde met zijn voet het ouderwetse wapen naar zich toe, raapte het dan snel op en stak het in de zak. Vervolgens wipte hij met een handige beweging het Bowie-mes uit de buikriem en sneed daarmee de leren band van het jachtgeweer door, zodat het met een plof op de grond viel, waarna hij het haastig opraapte. De dokter, de armen half in de hoogte, keek met een geamuseerde glimlach toe. „Dus toch een roofoverval, grinnikte hij. „Enfin, kan me alleen een tas met wat instrumenten en medicijnen kosten. „Mond dicht, herhaalde de aanvoerder. „Ga bij elkaar staan, dan kunnen we jullie beter onder schot houden. Bij dat rotsblok maar, dan hebben we de hele familie hij elkaar. En daar hebben we dan eindelijk onze geachte vriend. Hij zweeg plotseling en keek met uitpuilende ogen naar Meunier, die nog steeds dommelig voor zich uitstaarde, net of de hele zaak hem geen biet kon schelen, „Verroest, hij is het niet, hijgde de bandiet. „Die snoeshaan heb ik al eens eerder ergens ontmoet. Waar was dat ook weer? Ik weet het al, voor de balie. Het is Lupin, de politiedeskundige. Hoe die hier komt, vraag je je af! „De jongens zijn de jongens ook niet, gooide een van de andere boeven er uit. „Heb ik het niet gezegd, dat we op een verkeerd spoor zaten? Honderd keer en meer heb ik het gezegd. Er is meer gelijk dan eigen. Een heer met twee jongens! Jawel! En dat moest persé Meunier met die twee gladde knapen zijn. Hersenschimmen, dat heb ik steeds gezegd. „En ik heb steeds gezegd, dat je je grote mond moest houden, snauwde de aanvoerder. ,,Geldt ook voor ons, fluisterde Rong gejaagd. Bankie knikte onmerkbaar. Hij had het begrepen. Als ze zwegen, bestond er nog een kleine kans, dat ze de dans ontsprongen. En ze luisterden verder, naar wat er zoal besproken werd, Dat was erg belangwekkend, want de twee andere schurken bleken het ineens met hun kameraad eens te zijn. En aangezien ze niet op hun mondjes gevallen waren, ontstond er in de kortste keren een heftige ruzie van drie tegen een. Dat betekende ook drie revolvers tegen een. De hoofdman zag dat bepaald heel snel in, want hij begon een toontje lager te zingen. „Goed, goed, jullie hebben gelijk. Ik ben een sufferd, een doorgefourneerde ezel en weet ik veel. En jullie! Ik snap niet, dat je niet alle drie professor aan de Sorbonne geworden bent. Het heldere verstand straalt gewoon van jullie gezichten af. Alleen gek, dat de waarheid nu pas ingezien wordt. Hij richtte zich onverhoeds tot de eerste spreker en bitste: „Ik trek mijn woorden terug. Jij hebt geen grote mond gehad. Bovendien leg ik mijn baantje er bij neer. Jij mag van nu af aanvoerder zijn. Wil je maar even zeggen, waar we Meunier dan wel kunnen vinden? En wat zijn je verdere plannen? Nou? Ik leg me bij voorbaat bij je beslissing neer. De kerel met de grote mond keek aandachtig naar de loop van zijn revolver, blies er eens in en mompelde dan: „Eh? Waar Meunier is? Weet ik het? Hier in ieder geval niet. Bij het horen van de naam Meunier kreeg de burgemeester iedere keer een schok. Hij trok net een gezicht, of hij ineens alles begreep. „Precies, riep hij opgewonden. „Maar het was me een maand salaris waard, als ik wist, waar hij wel zat. Vier hoofden keken hem giftig aan, vier revolverlopen wezen akelig secuur naar zijn hart. „Ach zo, teemde de aanvoerder, zo lijzig als hij maar kon. „En zouden we ook mogen weten, waarom je zo nieuwsgierig naar die persoon bent? De burgemeester wist bepaald niet, hoe hij het er mee had. Hij wilde zich achter de oren krabben, maar zijn handen gingen weer schielijk omhoog, toen de revolvers dreigend opgeheven werden. „Kom, kom, zei hij ineens listig, „dat is vragen naar de bekende weg. Hoe zijn jullie hier gekomen? Toch zeker niet op goed geluk af? Wie zou jullie nu opgebeld hebben? Kom, heren, de vertoning heeft nu lang genoeg geduurd, zou ik zeggen. Ik ken jullie natuurlijk niet persoonlijk, maar ik mag toch veronderstellen, dat we in zekere zin collega's zijn. De heren zijn natuurlijk leden van de Suna, al zien ze er niet direct naar uit. Ik ben de maire, het hoofd van de plaatselijke politie, zie je en dus….. De rest ging verloren in een onverstaanbaar gemompel, want hij ontdekte plotseling, dat zijn woorden bij de „heren geen instemming vonden. Integendeel. Ze leken wel te bevriezen. Er ontstond een geladen stilte, die vol was van een lugubere dreiging, net of er dood en verderf in de lucht hing. Het duurde maar enkele seconden. Dan begon het illustere gezelschap onmiskenbare tekenen van onrust te vertonen. Ze keken elkaar eens aan, draaiden zich half om, wierpen schichtige blikken omhoog langs de helling en begonnen zich haast onmerkbaar wat terug te trekken. De aanvoerder van de bende streek een paar keer met de tong langs de lippen, keek onderzoekend naar de gekantelde auto, waarop her en der nog wat plakkaten mos lagen en zei dan scherp: „Dus jij hebt de Sureté Nationale opgebeld, als ik het goed begrepen heb. Waarom en wanneer? Vlug een beetje, of ik haal de trekker over. Het was Bankie en Rong, of ze door de grond gingen. Als de burgemeester zijn mond opendeed, waren ze reddeloos verloren. Dan zouden de bandieten begrijpen, dat ze wel degelijk Meunier voor zich hadden. En dan….. Maar de burgemeester was een beetje onnozel, of hij deed maar zo. Dat hij niet met leden van de Nationale Veiligheidsdienst te doen had, had hij waarschijnlijk wel door. Hij trok zijn voorhoofd in rimpels, net of hij diep moest nadenken en zei dan traag: „Wanneer? Een goed uur geleden, denk ik. Ze kunnen elk ogenblik hier zijn. Ik had een tip gehad, dat ik uit moest kijken naar een zekere Meunier, die met een blauwe auto in deze contreien gesignaleerd was. Een van de jongens rapporteerde me, dat ze door een auto ingehaald waren en dat die vlak voor hun neus met een reusachtige snelheid van de weg was afgeschoten. Bepaald een kwaad geweten, dacht ik. Dus ik belde, behalve de dokter, ook de politie op en ging toen een kijkje nemen. Ik had een strop. Het signalement van Meunier klopte helemaal niet. Hij keerde zich half om naar de hoofdinspecteur en beëindigde dan zijn fantasierijke toespraak met de smalende woorden: „De een of andere dwaze toerist, denk ik. Maar ik zit met de gebakken peren. Zul je aanstonds de Sunamannetjes te keer horen gaan, als ze merken, dat ze zich voor niets zo gehaast hebben, De bendeleider deed een stap terug en dan sneed zijn stem als een scheermes door de afwachtende stilte, die er gevallen was. „Ik denk het ook, monsieur le Maire. Maar je kunt nooit weten. Dat is mijn devies en daar heb ik me altijd zeer best bij bevonden. De dingen zijn soms anders, dan je op het eerste ogenblik zou denken. „juist, zei de dokter en hij trok een gezicht, of hij zojuist de beste grap van de wereld had gehoord. De aanvoerder wierp hem een vernietigende blik toe en dan kwamen de woorden uit zijn mond als de kogels uit een machinegeweer, kort en knappend en verbazend snel achter elkaar: „Maurice, naar boven! Als de weerlicht. Keer de wagen en laat de motor draaien. Jean en François, naar het wrak. Zoeken! En jullie naar boven, allemaal. Daar is het lichter dan hier. Neem die slappe kerel tussen je in. Ik schiet bij iedere verdachte beweging. Bank en Rong waren gauw genoeg boven. Maar de dokter en de burgemeester hadden heel wat werk, om de halfbewusteloze Meunier tegen de helling op te krijgen. Telkens en telkens gleden ze terug in het losse gruis. De jongens kregen zo het idee, dat ze het expres deden, om een paar minuten uit te sparen. De politiewagen kon tenslotte ook elk ogenblik komen. De aanvoerder stond te trappelen van ongeduld. Hij brulde iets naar de mannen, die de auto op de kant hadden gegooid. Die schreeuwden iets terug en kwamen dan op een draf aanlopen. „Alles nagekeken, motorkap en alles, riep de voorste. „Nergens iets te vinden. „Hij is het niet, baas, hijgde de tweede. „De auto is grijs gelakt en staat op naam van Pierre Corneille. „Zo, sneerde de leider, „is hij het niet? Nooit gehoord, dat je een auto kunt huren of stelen? Weet je nu nog niet, wat voor vlees je in de kuip hebt? Slimmer dan de slimste rioolrat en even gemeen ook. Vooruit, help die zoutzak even naar boven duwen en anders pak je hem maar bij armen en benen. Het kan een kwestie van seconden zijn. Hij bezat bepaald de gave van de profetie, want toen Meunier met veel moeite over de rand gehesen was en, ondersteund door dokter en burgemeester, zachtjes heen en weer zwaaide, klonk heel in de verte het onmiskenbare geluid van een sirene. De leider sprong op, of hij door een wesp gestoken was. ,,Weg! brulde hij. De kerels renden als gemzen naar de gele sportwagen, die stationair stond te draaien. Zelf liet hij zijn handen vliegensvlug langs het lichaam van Meunier gaan. Plotseling gleed er een gloed van helse vreugde over zijn gezicht. „Ha, eindelijk, zei hij schor en zijn hand verdween in de zak van Meunier. Het gezicht, dat hij trok, toen hij het platte stuk steen in de hand hield, was niet te beschrijven. Het vertoonde in enkele seconden de grootste razernij en de diepste teleurstelling, vermengd met een niet te peilen verbazing. Met een schorre kreet hief hij het stuk steen op, klaarblijkelijk met de bedoeling, Meunier daarmee in zijn drift de hersens in te slaan, maar de vuist van de dokter schoot uit als een losgesprongen veer. Hij trof de man aan de pols, zodat de steen in een boog naar achteren vloog. Verbazing, ongeloof en woede tekenden zich af op het gezicht van de boef. Een seconde keek hij naar de revolver in zijn andere hand. Als de weerlicht hief hij hem op, een gemene grijns op zijn tronie en weer klonk de sirene, nu van heel dichtbij. De man smoorde een verwensing in zijn keel. Met twee, drie katachtige sprongen was hij bij de sportwagen, die al aan het optrekken was. Nauwelijks had hij zich naar binnen gezwaaid, of de auto schoot weg met razende vaart. Ze staarden hem na, tot hij over de col verdwenen was. En toen begonnen ze allemaal tegelijk te praten. „Dat was op het nippertje af, riep Rong. „Nou, was Bankie het roerend met hem eens, „ik hield gewoon mijn hart vast. Snap jij nu, hoe die grote kei in de zak van Meunier terecht is gekomen? Als dat niet bar toevallig is, weet ik het niet meer. „Ik ga ze achterna, schreeuwde de burgemeester. „Ik bel alle politieposten op, die ik maar te pakken kan krijgen. Meteen liet hij Meunier los, maar de dokter stak snel een hand uit en had de burgervader bij het jasje. „Niet zo haastig, waarde heer. Help me even een handje, dan leggen we de patiënt in mijn wagen. Hij staat op het punt, weer in elkaar te zakken. Meunier stond inderdaad heen en weer te zwaaien, als een den in de stormwind. Met man en macht wisten ze hem in de doktersauto te krijgen, waar ze hem languit op de achterbank neervlijden. Toen haastte de burgemeester zich naar zijn Fordje toe. Maar juist, toen de motor met veel lawaai aansloeg, dook een grote, zwarte auto als een monster met glazige ogen boven de helling achter hen op. Remmen en banden snerpten, dat het een aard had. Vlak achter de doktersauto kwam hij tot stilstand. Meteen sprongen er zes, zeven agenten uit, kerels met vastberaden gezichten, de revolvers in de vuist. „Hoofdinspecteur Leloux! Waar is die kerel? zei de voorste kort. De dokter haalde zijn schouders op. Rong wilde zijn mond al opendoen, maar de hoofdinspecteur legde hem met een ongeduldig gebaar het zwijgen op. En toen begon de burgemeester, die haastig weer uit zijn Fordje te voorschijn was gekomen, te ratelen als een wekker, waarvan de pal losgeschoten is. Het ongeduld op het gezicht van de politieman maakte al gauw plaats voor diepe teleurstelling. Hij gromde een paar keer als een getergde leeuw en zei dan wrevelig, terwijl hij de jongens kwaadaardig aankeek: „Zo, dus weer vals alarm. Mooi is dat! En de boeven zijn weg? Enfin, die gaan we direct vangen. Die komen gerust niet ver. Langres, roep alle posten op, die je maar bereiken kunt. Zeg, dat ze een grote, gele sportwagen aanhouden. De kerels zijn gewapend, laten ze daarom denken. Intussen neem ik even een kijkje bij de pseudo-Meunier. „Eh…..pardon, begon Rong. „Zwijgen, snauwde Leloux. „Geef antwoord, als je wat gevraagd wordt, eerder niet. Een van de agenten salueerde en verdween in de politiewagen, bepaald, om de mobilofoon te bedienen. De chef liep op de doktersauto toe en wierp een blik naar binnen. Een trek van verrassing kwam op zijn gezicht. Snel opende hij het portier en boog zich over de man op de achterbank. Even snel trok hij zich weer terug en riep opgewonden: „Het is Lupin, de politiedeskundige. Ik vraag me af, hoe die hier verzeild komt. Zou hij…..zou hij soms ook in het complot zitten? Ik kan het me gewoon niet voorstellen. „Daar kunnen wij u alles van vertellen, riep Rong, voor een van de anderen zijn mond open had kunnen doen. „Het is Lupin niet, maar Meunier. Die boeven zaten achter ons aan en toen….. Het gezicht van de inspecteur was een studie waard. „Wat vertel je me nu? Is dat Lupin niet? Maak dat je grootje wijs. Ik ken de man al meer dan twintig jaar en Meunier nog langer. Ben je er misschien op uit, ons een rad voor de ogen te draaien? Hoor je misschien ook bij de boeven? Je ziet er wel naar uit en uit Parijs kom je niet, al probeer je ons dat wijs te maken door je mooie plunje. Vooruit, in de auto. We zullen je onderweg wel een verhoor afnemen. Dat wordt dan twee vliegen in één klap. Burgemeester, blijf hier wachten, tot we terugkomen. Laat Lupin maar in de auto liggen, maar zorg er voor alle zekerheid voor, dat hij er niet vandoor gaat. Het is natuurlijk waanzin, te veronderstellen dat die goeie, ouwe Lupin iets met de zaak te maken zou hebben. Maar je kunt het nooit bekijken. Ik vertrouw het allemaal niet recht. Mijn gevoel zegt me, dat er ergens iets scheef zit. Dat zat er vanzelfsprekend ook, maar Rong kreeg geen, kans, ook nog maar een woord te zeggen. „Eerst achter de bende aan, schreeuwde Leloux. „Hun voorsprong wordt elke seconde groter. Krijgen doen we ze, natuurlijk, maar ik kar er liever niet helemaal voor naar Zuid-Frankrijk. Rong wilde nog protesteren, maar hij werd zonder vorm van proces opgepakt en achter in de politiewagen gezet. „Laat ze toch gauw opvliegen, mopperde Bankie, die naast hem terechtkwam. „Als ze Meunier met alle geweld willen laten ontsnappen, moeten ze dat zelf weten. Het zit mij niet op de rug. hoor. Trouwens, hij is compleet van de kaart, dus ze vinden hem straks wel weer. „Zwijgen, beval de hoofdinspecteur, die ook achterin kwam zitten, „zolang ik niets vraag tenminste. De auto schoof langs de dokterswagen en stoof dan vol gas tegen de lange helling op. De man naast de chauffeur praatte onophoudelijk in een soort telefoonhoorn. De hoofdinspecteur luisterde aandachtig toe en ze waren al heel wat kilometers uit de buurt voor hij eindelijk zei: „Zo, nu mag je praten. Aan jullie stem te horen zijn jullie buitenlanders. Mag ik even de passen zien? Rong haalde even zijn schouders op. „Spijt me, inspecteur, die liggen in Parijs, in de woning van Meunier. Ik bedoel van de man in de doktersauto. „Van Lupin dus, zei Leloux verbaasd. „Hoe ter wereld kwamen jullie daar nu toch terecht? Ik waarschuw je, probeer me niets op de mouw te spelden, want dan ben je nog niet gelukkig. Vertel op, wat weet je van die Meunier af? De waarheid, niets dan de zuivere waarheid. „Natuurlijk, zei Rong, „we hebben gerust niets te verbergen. En de hele geschiedenis begint ons langzamerhand knap de keel uit te hangen. Voor al de moeite, die je doet, word je maar afgesnauwd en afgeblaft. En we hadden allang hoog en breed in Amsterdam kunnen zitten. Maar dat heb je, als je de politie helpt. „Nou, nou, lachte de inspecteur, „je blaast nogal hoog van de toren. Maar ik beloof je, dat ik nederig excuus zal vragen, als je onrecht is aangedaan. Ben je nog van plan, van wal te steken, of beleven we het niet meer? Rong keek angstig naar buiten, want de chauffeur joeg met roekeloze vaart door een haarspeldbocht. Met de herinnering aan de val in de diepte was dat niet zo aangenaam. „Kijk niet zo benauwd, zei Leloux korzelig. „De chauffeur verstaat zijn vak uitstekend. Hij heeft wel eens voor hetere vuren gestaan. Kom op met je verhaal. „Nou, zei Rong, „het begon aan de Rivièra. „Rivièra? Hoe bestaat het. Enfin, ga verder. „Het was de laatste avond van onze vacantie, begon Rong en toen vertelde hij alles, het avontuur op de rotsen, de tocht van Avignon naar Sens en van Sens naar Parijs, de aanrijding in de hoofdstad, de cross door Parijs met de taxi naar het Bois de Boulogne, de overnachting in de jeugdherberg, de gevangenschap in de kelder, het oppikken door Meunier, de rit naar het kastanjebos en de vlucht naar het gebergte van Morvan. En Voor de volledigheid voegde hij er ook nog maar aan toe, wat zich daar allemaal had afgespeeld. En dat alles, terwijl de grote wagen zich met razende snelheid voortbewoog over de smalle, bochtige weg, die hier gelukkig niet zo gruwelijk slecht was, als bij het begin. Maar toch werden ze geregeld geducht door elkaar gerammeld, zodat het verhaal er nog al hortend en stotend uitkwam. De hoofdinspecteur luisterde toe met een gezicht, dat steeds ernstiger werd. Toen Rong uitverteld was, sloeg hij zich met de gebalde vuist tegen het voorhoofd. „Ik ben een grote ezel en daarmee is alles gezegd. Meunier was altijd al een toneelspeler. Dat had ik moeten bedenken. Maar ja, ik ken Lupin al zoveel jaren en hij was het, daar zou ik nu nog op durven zweren. Kun je zien, hoe geslepen die Meunier is. Iedere andere vermomming zou ik doorzien hebben, maar deze niet. Enfin, gedane zaken nemen geen keer. En er is gelukkig niets verloren. Hij leek me tenminste niet in staat, ook maar een vin te verroeren. En bovendien bewaakt de burgemeester hem als een hofhond. Toch zal ik niet eerder gerust zijn, voor ik de boeien om zijn polsen hoor klikken. We zouden trouwens terug kunnen gaan en de rest van het edele stel laten schieten. Maar ja, de kans is eigenlijk te mooi. Als het een beetje wil, rollen we de hele zaak in een keer op. Ik denk, dat ik het risico maar zal nemen. Groot is het niet, dus….. Het was duidelijk aan zijn gezicht te zien, dat hij een hevige strijd met zichzelf voerde. Dan zuchtte hij diep en zei: „We moesten de zaak maar op zijn beloop laten. Als je op twee hazen tegelijk jaagt, mis je ze gewoonlijk allebei. Hij zweeg ineens en ging rechtop zitten. De stem van de man, die de mobilofoon bediende, werd ineens opgewonden. „Wat zeg je? Aangehouden bij Autun? Niet aangehouden? O, doorgereden! Jawel. Wat zeg je, benzinetank geraakt? Van jullie eigen wagen dus. Ja, niet goochem. Jammer, niets aan te doen. Wat? Band aan flarden? Ook van jullie wagen? Van de sportwagen waarschijnlijk? Dat zou mooi zijn, ja. Enfin, we zullen wel zien. Bedankt. Natuurlijk, heel best. Hoe meer mensen er gealarmeerd worden, hoe beter het is. Ja, zal het rapporteren. Hij draaide zich om. „Vlak voor Autun, chef. We zitten er, om zo te zeggen, met onze neus boven op. Compleet vuurgevecht, maar ze zijn ontsnapt. „Dat is maar tijdelijk, bromde de hoofdinspecteur. „We jagen ze net zo lang na, tot we ze hebben. In de knip komen ze toch. Maar ik hoop, dat het een beetje gauw gebeurt, want ik zit gewoon op hete kolen. In razende vaart en met loeiende sirene joegen ze door Autun, zodat iedereen verschrikt ruim baan maakte. Nauwelijks hadden ze het stadje goed en wel achter zich gelaten, of ze zagen de gele sportwagen heel ver voor zich uit. De chauffeur draaide even zijn hoofd om. „Zal ik maar, chef? Of moet het een lange jacht worden? „Merci! Strijk maar op hem neer. Als je er maar om denkt, dat de meesten van ons vrouw en kinderen hebben. De chauffeur bedacht zich geen ogenblik, maar trapte ogenblikkelijk het gaspedaal helemaal in. Het leek wel, of de wagen ineens vleugels kreeg. Bankie en Rong hadden op dit gebied al heel wat meegemaakt, maar zo snel als nu hadden ze toch nog nooit gereden. Ze konden niet op de snelheidsmeter kijken, maar naar schatting zaten ze dicht bij de honderdtachtig kilometer. De sirene loeide nu aan een stuk door. De agenten gingen rechtop zitten, de revolvers tot schieten gereed in de hand. Maar van schieten kwam niets, tenminste voorlopig niet. De inzittenden van de sportwagen hadden bepaald ontdekt, dat ze achtervolgd werden en daarom ook hun snelheid verhoogd. De afstand bleef tenminste hetzelfde, al leek het wel, of ze heel langzaam iets inhaalden. Maar dat kon ook wel verbeelding zijn. De wens is nu eenmaal de vader van de gedachte, De jacht kon op die manier in ieder geval nog uren duren, tenzij het toeval prooi of jager te hulp kwam. Dat gebeurde inderdaad. Eigenlijk kon je het geen toeval noemen, want het lag volkomen in de lijn, dat zoiets plaats zou kunnen vinden. De gele wagen zwenkte plotseling linksaf en verdween uit het gezicht. Even later deden zij precies hetzelfde. Ze kwamen uit op een brede weg, met hier en daar een pluk bos langs de kant, afgewisseld door onafzienbare heidevlakten. Ze hadden de sportwagen meteen in het oog. Maar ze zagen nog meer! Van rechts naderde met razende vaart een lange trein! De agenten vlogen overeind en keken toe met ingehouden adem. Als het de boeven lukte, nog voor de trein langs te schieten, dan konden ze hun voorsprong belangrijk vergroten. Zo niet, dan zaten ze in de val en goed ook. Trein en auto denderden allebei op topsnelheid naar hetzelfde punt toe. De trein lag voor, maar de auto had meer vaart. Het was een kwestie van seconden, van een enkele seconde misschien. Hun eigen chauffeur remde al af. Zij haalden het in geen geval, dus waarom zouden ze het risico lopen, zich tegen de expresse te pletter te rijden? De machinist zag hen bepaald naderen, want plotseling begon de stoomfluit snerpend te gillen. Maar de sportwagen joeg door. Leloux zat licht voorovergebogen, iedere vezel van zijn lichaam gespannen. „Koelbloedige kerels, mompelde hij, met iets van bewondering in zijn koele, grijze ogen. „Hij lapt het hem! Ik zeg je, dat hij….. Maar toen gebeurde het. De grote locomotief was net een fractie van een seconde eerder hij de overweg. Een botsing leek onvermijdelijk. De gele sportwagen maakte een sprong en schoot dan dwars over de weg, vloog een keer of drie zijwaarts over de kop en kwam vlak voor de langsrazende trein tot stilstand, precies weer op de wielen. Een grote, laaiende steekvlam schoot omhoog. Op hetzelfde moment sloegen de portieren open. Drie kerels vlogen naar buiten. Twee renden er naar links, de derde naar rechts. „Er zit er nog een in de auto, gilde Rong, terwijl de politiewagen met fel protesterende remmen tot stilstand kwam. De hoofdinspecteur had er rap een paar bevelen uitgegooid. Vier agenten gingen achter de twee boeven aan, twee achter de andere. Zelf rende hij met Rong en Bankie op de auto toe, terwijl aan weerszijden de revolvers knalden, dat het een aard had. De sportwagen brandde al als een fakkel en verspreidde een geweldige hitte. Maar de inspecteur vloog er onvervaard op af, deinsde even achteruit, bukte zich dan als de weerlicht en ving de kerel op, die naar buiten tuimelde. De jongens schoten toe en gedrieën sleurden ze hem naar de kant van de weg, waar ze hem een paar keer rondwentelden, om zijn brandende kleren te doven. Het was nog maar juist op tijd, want met een geweldige knal vloog de benzinetank uit elkaar. Of het was een reserveblik. In ieder geval stond de wagen in enkele seconden in lichter laaie en de vuurzee straalde een hitte uit, dat ze de man oppakten en haastig een meter of twintig achteruittrokken. Uit voorzorg zette de inspecteur de politiewagen ook een stuk achteruit en boog zich dan over de man, die bewegingloos op de berm van de weg lag uitgestrekt. „Bewusteloos, zei hij, toen hij zich weer oprichtte. „Zware brandwonden, zo te zien. Ik ken de man niet. Bepaald een van de mindere goden. Maar hij kan ons misschien belangrijke inlichtingen verschaffen, als de anderen onverhoopt mochten ontsnappen. Dat zal hij des te eerder doen, als hij hoort, dat ze hem aan zijn lot hebben overgelaten. Ze zouden hem rustig hebben laten verbranden, de schurken. Dat heb je bij die lui. Gezworen kameraden, tot de nood aan de man komt. Dan….” Hij zweeg plotseling, want achter het struikgewas aan de rechterkant van de weg werd weer geschoten en er klonken een paar scherpe bevelen. Even was het stil. Weer kraakte een schot, een snerpende gil, gekraak van takken, een woedende stem. Opnieuw stilte. Maar niet lang, want een minuut later kwamen de twee agenten naar de weg toe, de gevangene geboeid tussen zich in. „Het is de aanvoerder, zei Rong huiverend, want het bloed liep de man langs zijn gezicht, dat door woede vertrokken was. „Gewond? vroeg de inspecteur kort. „Heeft niets te betekenen, rapporteerde de ene agent. „Een schampschot langs zijn voorhoofd. We hadden hem gewaarschuwd, maar hij liep door. De inspecteur trok zijn revolver, richtte hem op de gevangene en zei: Aha, dat is Guillaume le Roi, als ik het goed zie. Van harte welkom, jongen. Ik geloof, dat je nog een jaar of drie tegoed hebt, is het niet? Ik zag toevallig gisteren je portret nog in het politieblad staan. Laat hem maar hier, mannen en ga aan de andere kant assistentie verlenen. Het duurt me daar te lang. De agenten waren al weg. Maar ze kwamen ogenblikkelijk terug. „Niet meer nodig, chef. Ze zijn al op komst. Met de twee boeven, om helemaal volledig te zijn. Inderdaad kwam de hele stoet tussen de bomen aanzetten en even later stonden ze op de weg, de agenten hijgend en bezweet, maar met een blik van triomf in de ogen. De bandieten, geboeid, met norse, verbeten gezichten. Ze keken verbijsterd naar de totaal uitgebrande auto, wierpen een schuwe blik op de bewegingloze gestalte langs de kant van de weg en begonnen dan alle drie tegelijk te praten. „Zwijgen, bulderde de hoofdinspecteur. „Je krijgt nog gelegenheid genoeg om te praten, zelfs meer, dan je lief is. Ik heb nu geen tijd, om naar leuterpraatjes te luisteren. Dolhain en Mauriac, jullie blijven hier. Ik zal Autun oproepen, om het wrak weg te laten slepen en een wagen te sturen, waarmee jullie naar Parijs kunnen rijden. De gewonde nemen jullie onder je hoede. Laat hem naar het gevangenishospitaal brengen. De rest gaat met ons mee. Instappen en vlug. De jacht is niet kwaad geweest, maar er is nog edeler wild te vangen en we hebben al tijd genoeg verloren. De grote politieauto raakte meer dan vol, maar het ging. Naast de chauffeur kwamen twee agenten. De inspecteur met een agent en de twee jongens namen achterin plaats. En de drie gevangenen moesten keurig netjes naast elkaar op de middenBankies zitten. Ruim hadden ze het geen van allen, maar het was tenslotte geen plezierritje. De bandieten kregen nog het consigne, zich niet te verroeren, omdat ze anders een kind des doods waren. Toen startte de wagen en ze reden terug, niet zo snel, als op de heenweg, maar toch nog met een behoorlijke gang. Nog voor ze Autun hadden bereikt, passeerde hen al een kraanwagen, een ziekenauto en een politiejeep. En toen ze Autun door waren, riep de inspecteur: „Geef wat meer gas. Ik heb zo maar het voorgevoel, dat er iets misgegaan is. En zo joegen ze in volle vaart terug, zwijgend, vol spanning. Het bleek, dat de hoofdinspecteur zich niet had vergist. Toen ze het bergdorpje waren doorgeraasd en op de plek van het ongeluk waren aangekomen, stond er alleen nog maar het gammele Fordje, bemand met de dokter en de burgemeester, die om beurten aan de handles trokken, zonder het ding op gang te kunnen krijgen.

 

HOOFDSTUK 10

 

Rue Pigalle en nog wat

 

„Allemaal blijven zitten, beval de inspecteur bars, terwijl hij zelf naar buiten sprong en op het Fordje afstoof. Ik zal er toch even uitmoeten, mompelde Rong. „Waarom? vroeg Bankie verbaasd. „Zaken, die je niet raken, lachte Rong. Hij wipte voor de verbaasde agent langs en stond al buiten, voor die ook maar een vinger had kunnen uitsteken. Glimlachend luisterde hij naar het verslag van de burgemeester, die zonder ophouden met een grote, blauwe zakdoek over zijn vuurrode gezicht wreef. „Zo waar, als ik hier sta, inspecteur. De man was zo bewusteloos als eh…..als wat. Dat kan de dokter hier bevestigen. Als die het niet weet, wie dan wel? Ik mag me toch op het oordeel van een geneesheer verlaten, is het niet? Nou, de dokter voelde er niet veel voor, zijn kostbare tijd hier te verdoen. Ik zei hem, dat hij dan maar de Ford moest nemen. Dat deed hij ook, want het slachtoffer was te zwak, om overgedragen te worden. Maar natuurlijk kon hij het oude beestje niet op gang krijgen. Net een hond, inspecteur, die wagen van mij. Luistert alleen maar naar zijn baas. Nou, ik keek nog eens naar de patiënt, zag, dat hij bijna niet meer ademhaalde en besloot toen, dat ik veilig even naar de dokter kon overwippen, om te voorkomen, dat hij de hele wagen uit elkaar trok. Maar nauwelijks zat ik achter het stuur, of de motor van de dokterswagen sloeg aan en voor het tot me doordrong, wat er gebeurde, was hij al over de col verdwenen. Had ik dat kunnen beletten? Zeg nu zelf, inspecteur, op zoiets zou niemand gerekend hebben. De inspecteur streek vermoeid met een hand over zijn voorhoofd. „Mensen met botte hersens tenminste niet, klonk het dan sarcastisch. De aderen op zijn voorhoofd zwollen op. Blijkbaar was hij van plan, een gloedvolle rede af te steken. Maar het schoot hem zeker op het laatste moment te binnen, dat hij zelf ook niet erg snugger had gehandeld, want hij haalde ineens gelaten de schouders op en zei: „Ik zou in ieder geval even naar huis gereden zijn, om Parijs op te bellen. „Was ik mee bezig, zei de burgemeester. „Maar de dokter had de boel grandioos verknoeid en dus…..” „Ja, ja, onderbrak de inspecteur hem ongeduldig, „het resultaat is in ieder geval, dat Meunier ons is ontsnapt. „Meu…..Meunier? stotterde de maire, met ogen groot van ontzetting. „Ik weet zeker…..„Dat het Meunier wel was, blafte de inspecteur. „Ik heb geen tijd en geen zin, om je dat allemaal uit te leggen. Ik zal Parijs oproepen, dan kunnen ze proberen, hem op te vangen. Maar dat lukt natuurlijk niet. We kunnen naar hem fluiten. En naar de buit ook. Die verstopt hij onderweg natuurlijk hier of daar. „Denk ik niet, inspecteur, zei Rong rustig. De politieman draaide als een tol op zijn hielen om. Meteen schoten zijn ogen vonken. „Jij hier? Had ik niet gezegd, dat je moest blijven zitten? Gauw terug! We moeten als de wind achter die Meunier aan. „En achter de buit, als ik het goed begrepen heb, zei Rong, die kalm bleef staan. „Dat zullen we dan hebben. Ogenblikje, inspecteur. Ik ben binnen de vijf minuten terug. Zonder toestemming af te wachten rende hij naar de kant van de weg en dook langs de helling omlaag. In tijd van een wip had hij de grote braamstruik bereikt. Even meer moeite kostte het, om het pakje er uit op te diepen. Het bezorgde hem de zoveelste scheur in zijn fraaie plunje en een bloedige schram op zijn hand, maar toen had hij het te pakken Vlug klauterde hij omhoog, zag, dat de inspecteur al weer in de wagen zat en klom ook naar binnen, waarna de wagen meteen startte. „Wat voor de drommel moest jij…..” begon de inspecteur, maar hij zweeg meteen en staarde ongelovig naar het pakje, dat Rong in de hand had. „Alstublieft, zei die, met een triomfantelijk lachje, „de gezochte buit. Meunier was geslepen, dat geef ik toe, maar jongens zijn soms nog slimmer. Bankie keek met een verbaasd gezicht toe. „Aha, drong het ineens tot hem door, „nu begrijp ik, hoe die platte kei in de zak van Meunier terecht kwam. jij dacht zeker, als hij maar wat zwaars voelt, dan denkt hij de buit nog bij zich te hebben. Had je het ergens verstopt? „In de braamstruik, zei Rong en hij keek popelend naar het gezicht van de inspecteur. Die draaide het pakje om en om in zijn hand. „De buit? mompelde hij. „Hoe wisten jullie eigenlijk doet er ook niet toe. Was dit het pakketje, dat jullie…..? De jongens knikten heftig. Maakte de inspecteur het nu nooit open? Hij bleef het maar ronddraaien, net of hij zijn eigen ogen niet vertrouwde. Dan stak hij, ineens besloten, zijn duim tussen de lakzegels, die knappend uit elkaar sprongen, ritste het papier er af en hield een cederhouten kistje in de hand, een doodgewoon sigarenkistje, meer niet. „Voor je kijken, snauwde hij nerveus tegen de drie gevangenen, die gespannen toekeken, maar nu met een ruk hun hoofden omkeerden. Dan lichtte hij met een plechtig gebaar het deksel van het kistje af en een fonkelende gloed straalde hen tegen, flitsende stralen van diamanten, saffieren, robijnen en smaragden, gezet in prachtige, fijn bewerkte sieraden van goud en platina. De wonderlijkste kleuren schoten her en der, toen de inspecteur de inhoud van het kistje voorzichtig naast zich op de bank liet glijden. Ademloos keken de jongens toe. Zoiets wonderbaarlijk moois hadden ze nog nooit gezien. Er moest voor een kapitaal bij elkaar liggen. En het was ze nu meer dan duidelijk, waarom Meunier en de anderen zo op het pakje gebrand waren. De inspecteur keek even toe, de ogen half dichtgeknepen, als het ware onder de ban van de betovering der edelstenen. Dan ontsnapte hem een diepe zucht en met een traag gebaar haalde hij een vel papier uit de borstzak van zijn tuniek. „Even controleren, murmelde hij. Telkens nam hij nu een van de sieraden op, bekeek het aandachtig, deponeerde het in het kistje en streepte iets op het papier aan. Zodoende kregen ze meteen mooi de gelegenheid, om de hele collectie te bekijken. Van alles was er bij, halssnoeren, armbanden, ringen, broches, hangertjes en alles in de grootste verscheidenheid. Toen het laatste stuk, een eigenaardig gevormde diadeem, bezet met honderden kleine diamantjes, in het kistje verdwenen was, haalde hij verlicht adem en zei; „Er ontbreekt totaal niets aan. Gelukkig maar. Dat spaart ons de moeite van het opsporen. Wat zal die baron in zijn sas zijn, als hij dit hoort. Natuurlijk was alles zwaar verzekerd, voor een drie

millioen francs of daaromtrent, maar hij had dezelfde sieraden natuurlijk nooit meer terug gekregen. En er zaten voor hem ontzaglijk veel herinneringen aan. Ze waren van zijn pas overleden vrouw, moet je weten. Daarom was hij ook zo verschrikkelijk woedend, toen hij de inbraak had ontdekt. Er begon iets te dagen in het hoofd van Bankie. Hij zag ineens een terrasje voor zich met een paar luie stoelen. En een bloeddorstige heer met een grote hond. „Baron? vroeg hij. „Woonde die soms in een witte villa boven op de rotsen van de Rivièra? „Inderdaad, zei de inspecteur verrast. „Baron de Touseuille, heet hij. Een algemeen bekende en geachte figuur aan de Zuidkust. Hij keek Bankie doordringend aan en er klonk enig wantrouwen in zijn stem, toen hij vroeg: „Hoe weet jij dat eigenlijk zo precies? „Een spatje gazeuse en een luie stoel, grinnikte Bankie en hij vond, dat hij hiermee al verklaring genoeg gegeven had. Hij zei tenminste verder niets meer. „Ah, juist, zei de inspecteur, zijn voorhoofd fronsend, „het is me volkomen duidelijk. Een spatje gazeuse en een luie stoel! Dat ik zelf niet op dat idee ben gekomen. Zijn ogen begonnen weer vuur te schieten en daarom vond Rong het maar geraden, het verhaal van hun avontuur aan de Zuidkust nog eens in geuren en kleuren te vertellen. Hun avonturen vanaf Avignon kende de inspecteur al. Leloux luisterde vol belangstelling toe, maar niet alleen hij, want toen Rong uitverteld was, knarste de aanvoerder van de bende op zijn tanden en stiet er toen grommend uit: „De schoft! „Zei je iets? informeerde de inspecteur vriendelijk. De man draaide zijn hoofd om. Zijn gezicht was vertrokken van woede. „Ja zeker! Ik zei: de schoft. En daar bedoel ik Jean Desgranges mee. Zo noemde hij zich, maar hij veranderde net zo vaak van naam, als een moderne vrouw van kleding. „Ja, en? „Ik kan het verhaal meteen wel afsteken, inspecteur. We zijn er bij, dus wat helpt het, er omheen te draaien. Desgranges, Meunier dus, was de leider van…..eh…..van de firma, zullen we maar zeggen. Hij dacht de plannen uit en wij moesten ze uitvoeren. De behaalde buit werd gelijk over de leden verdeeld. We hadden een paar kleine zaakjes in Parijs en zo en Meunier hield zich stipt aan de afspraak. Hij wilde geen centime meer hebben, dan een ander. Gelijke monniken, gelijke kappen, zei hij altijd. „Een mooi stelletje monniken, lachte de agent naast hen. De bendeleider wierp hem een stekende blik toe en ratelde toen verder: „Hij verrichtte het hersenwerk, wij de handenarbeid. Maar werken deden we allemaal. Dat waren zijn woorden. Hij wist ons op die manier een groot vertrouwen in te boezeroen. Het was al gauw zo ver, dat we desnoods voor hem door het vuur gingen. En toen kwam hij op de proppen met een geweldig plan, dat ons ineens schatrijk zou maken. We zouden ons meester maken van de juwelen van baron Touseuille en dan samen naar het buitenland vluchten. Hoe hij het klaar speelde, weet ik niet, maar hij werd dik bevriend met de baron. Onder een of ander voorwendsel wist hij het personeel van de villa weg te krijgen en toen belde hij de baron op voor een belangrijke bespreking in de stad. De baron kwam ook, dat was het gekste. Zo was die Meunier. Hij wist alles te krijgen, zoals hij het wilde hebben. Ik denk, dat hij een goed stelletje hersens heeft. Wel, het was toen voor ons een koud kunstje om in de villa in te breken, want Meunier had ons een plattegrond van het huis bezorgd, waarop precies stond aangegeven, waar zich de brandkast bevond. We hoefden er niet eens naar te zoeken. En de alarminstallatie was ook al onklaar gemaakt. Het was verder een zacht gekookt eitje, inspecteur. We hadden de brandkast in tijd van een wip open, want het was nog zo'n ouderwets gevaarte, geweldig groot, maar bij wijze van spreken met een pennenmesje te openen. Toen we weer buiten kwamen, stond Meunier ons al op te wachten. Hij deed de hele poet in een kistje, verpakte het keurig en maakte er met behulp van zijn aansteker en een pijpje lak een paar stempels op. Dan kon niemand van ons het openen, zonder dat het ontdekt werd, zei hij. Niet, dat hij ons niet vertrouwde, maar de juwelen vertegenwoordigden zo'n grote waarde, dat hij geen enkel risico wilde lopen. Een zwakke broeder zit er altijd wel in een bende en wat zou gemakkelijker zijn dan bijvoorbeeld een enkel sieraad er uit te halen en dat stiekem te verkopen. Toen gingen we met ons allen naar het strand, waar het pakketje werd begraven. Het zou daar blijven liggen, tot het rumoer rond de inbraak was bedaard. Meunier zou ons wel een seintje geven, wanneer de buit weer gehaald zou worden. Tot zo lang moesten we ons maar zien te drukken. Niet in de gaten lopen en zo. Tot zover leek alles in orde. Iedereen wist, waar het pakje lag, Er was geen geheimzinnigheid bij of wat dan ook. De eerlijkheid zelve, die Meunier. Een trouwere leider en kameraad bestond er niet. En toch…..toch vertrouwde ik de zaak niet helemaal. Het waren zijn laatste woorden, die mijn achterdocht opwekten. Waarom moesten we ons zo lang schuilhouden? Het kon een veiligheidsmaatregel zijn, natuurlijk. Maar het gaf hem ook de gelegenheid, er ongezien met de kapitale buit vandoor te gaan. Hoe het ook zij, de zenuwen vraten ons zowat op en nog dezelfde avond besloten we, eens een kijkje te gaan nemen. Dat kon immers nooit kwaad. Als het pakketje er nog was, dan konden we gerust gaan slapen. Rustig slapen! Het mocht wat! Het was er niet meer, inspecteur. We waren door het dolle heen! En toen begrepen we ineens de hele opzet van dat gemene sujet. Eerst ons vertrouwen winnen, een grote slag voorbereiden, ons de kastanjes uit het vuur laten halen, zelf met de buit er vandoor gaan en ons de politie op het dak sturen. „De rest van het verhaal ken ik al, onderbrak de inspecteur hem plotseling. „Jullie waren natuurlijk witheet van woede en jullie joegen achter hem aan, als de meute achter de vos. De jongens hebben me er alles al van verteld. Maar wat jullie misschien nog niet weten, is dit, dat wij het spelletje wel door hadden, tenminste zo goed als. We hadden de gele sportwagen gemakkelijk in kunnen halen, dachten we tenminste, maar we deden het niet, omdat jullie ons naar Meunier toe moesten brengen. Dan hadden we alle vogels tegelijk in de knip, zie je? Het was ons uit het verhaal van de baron namelijk wel duidelijk geworden, dat Meunier in het geval betrokken was. Echt iets voor hem, om zich met gladde praatjes ergens in te dringen. Zo was de fielt. Op het oog een buitengewoon aangenaam mens, maar achter je rug beloog en bedroog hij je, waar hij maar kon. Trouwens, daar ben jij nu ook mee bezig, vriend. Of wou je me wijsmaken, dat jullie bende met Meunier mee, maar uit vijf leden bestond? Als ik die jongens geloven mag, dan zaten jullie zowat overal tegelijk. „Eh ja, nee, nou ja, er waren er nog wel een paar, zo van die meelopertjes, mompelde de leider verward. „Juist, meelopertjes. Maar straks op het bureau zullen we hun namen toch even noteren. Dan kunnen ze zo gauw mogelijk opgepakt worden. Ik volg het devies van jullie leider. Gelijke monniken, gelijke kappen. De winter staat aanstonds voor de deur en dan is het wel aangenaam, als je een dak boven je hoofd hebt. Gratis eten en drinken en logies. Wat wil je nog meer? We moeten trouwens ook nog uitmaken, wie na Meunier zo'n beetje de leider was, maar dat is allemaal van later zorg. Enfin, bedankt voor je verhaal. Nu is de jongens alles meteen ook duidelijk. „Zo ongeveer wel, zei Rong. „Maar op het paspoort van Meunier stond, dat hij hoofdinspecteur van politie was. Was dat ding dan vals? De inspecteur schudde zijn hoofd. „Neen, jongen, die pas was zo echt, als een pas maar zijn kan. Tot voor een jaar ongeveer was Meunier werkelijk bij de politie. Zoals ik al zei, een keurig iemand aan de buitenkant. In ongelooflijk korte tijd wist hij zich op te werken tot hoofdinspecteur. Geslepen rat was hij. Alles, wat verkeerd ging, had een ander gedaan. Maar de successen kwamen stuk voor stuk op zijn naam te staan, al had hij er ook part noch deel aan gehad. Het is gewoon niet te begrijpen. Hij werkte met leugen en bedrog en omkoperij. En zo speelde hij het klaar, mij van valsheid in geschrifte te beschuldigen. Ik was toen inspecteur. Hij ook. Maar ik stond op het punt, om tot hoofdinspecteur benoemd te worden. In plaats daarvan ging ik de gevangenis in en hij kreeg mijn baantje. Ik was onschuldig, maar hij had de bewijzen van mijn schuld zwart op wit in handen. Zo'n duivel was het. Maar de kruik gaat zo lang te water, tot ze breekt. Op ongeveer dezelfde manier probeerde hij de commissaris ook in de gevangenis te krijgen, maar door een stom gelukkig toeval kon die hem ontmaskeren. Mijn zaak werd toen ook opnieuw onderzocht, dat begrijp je. En toen bleek al gauw, dat ik op Meuniers plaats zat en hij op de mijne. Ik werd dan ook hoofdinspecteur en hij moest de gevangenis in. Maar hij wist te ontsnappen en sindsdien hebben we hem nooit meer terug gezien. Of gezien eigenlijk wel, maar…..” Hij zweeg en staarde verbeten voor zich uit. Fel zei hij ineens: „Ik wou, dat ik hem in mijn vingers kreeg. Niet uit lage wraak, maar om het recht te laten zegevieren. En dan te bedenken, dat ik hem te pakken had. Het duurt misschien jaren, voor ik weer zo'n kans krijg. Zie je wel, we naderen Parijs al en nog geen bericht, dat ze hem ergens opgevangen hebben. De sluwe vos heeft natuurlijk weer een verborgen hol opgezocht en zijn spoor zorgvuldig uitgewist. Waar moeten we gaan zoeken? „In de Rue Pigalle, zei Bankie nuchter. „We moeten er toch heen, om onze kleren te halen en ons geducht te wassen, want zo kunnen we niet naar Amsterdam. Onze bloedeigen moeders zouden ons niet herkennen. De inspecteur keerde zich met een ruk naar hem toe. „Rue…Rue Pigalle? haperde hij. „Jongen, je hebt gelijk. Best kans dat de schurk zich daar verstopt heeft. Hij denkt natuurlijk, dat we hem in zijn oude hol toch niet zullen zoeken, tenminste niet direct. En bovendien…..” Hij rimpelde plotseling zijn voorhoofd en staarde een tijdlang afwezig naar buiten, naar de voorbijschietende huizen van de voorsteden van Parijs. Een paar blauwe adertjes aan zijn slapen begonnen te kloppen. Dan ontsnapte hem een diepe zucht. „Net wat je zegt, hij zal zich in de woning van de politiedeskundige verborgen hebben. Van Lupin, mijn beste vriend. Weet je, wat dat zeggen wil? Dat Lupin naar alle waarschijnlijkheid met hem onder één hoedje speelt. Ik kan het haast niet geloven. Lupin een schavuit, neen, dat bestaat niet. En toch….. Hij schudde krachtig zijn hoofd, alsof hij die onmogelijke gedachte wilde verjagen en toen kwam er vastbesloten uit: „Hoe het ook zij, ik zal het uitzoeken. Ik wil zekerheid hebben. We gaan er naar toe, zo snel mogelijk. Eerst even ons vrachtje afleveren op het bureau en wat mannetjes bij elkaar trommelen. Beter tien agenten te veel, dan één te weinig. Ik mag er gewoon niet aan denken, dat hij me weer zou ontsnappen. Rijden, mannen, als de duivel. Laat het verkeer maar op ons wachten. De politiechauffeur stelde de sirene in werking en zodoende waren ze in staat, om met de grootst mogelijke snelheid door Parijs te jagen, omdat ze practisch nergens door opgehouden werden. De gevangenen op het bureau afleveren was het werk van een ogenblik. Even snel stond er ook een overvalwagen klaar, bemand met potige agenten. Weer loeide de sirene, nu met dubbele kracht, want die van de overvalwagen deed dapper mee. Weer joegen ze door Parijs, nu naar het Noorden. In recordtijd belandden ze op de hoek van de Rue Pigalle, waar de sirenes plotseling zwegen. De hoofdinspecteur liet stoppen, riep de agenten bij elkaar en gaf nog eens kort zijn instructies. „Omsingelen, het hele blok. Posten aan voor- en achterkant en ook op de daken. Geen opening, hoe klein ook, mag onbewaakt blijven. Grijp iedereen, die het huis probeert te verlaten. Goed verstaan? Iedereen, wie het ook is! „Denkt u om het kelderraampje? vroeg Bankie schuchter. „En om de regenpijp aan de achterkant van het laboratorium? voegde Rong er even bescheiden aan toe. Maar het was valse schuchterheid en bescheidenheid, want ze voelden zich gewoon de helden van de dag. Was het ooit vertoond, dat een paar jongens mochten meehelpen, een gevaarlijke schurk in te rekenen? De hoofdinspecteur keek hen eens aan en trok een bedenkelijk gezicht. „Ja, wat moet ik eigenlijk met jullie aanvangen? Ik zou zeggen, blijf maar in de auto zitten, dan loop je niet het minste gevaar. Nog nooit hadden een paar knapen zo'n teleurgesteld gezicht getrokken. Hadden ze daarvoor allerlei gevaren getrotseerd, om op het laatste nippertje afgescheept te worden? De inspecteur zag het. Hij aarzelde even en zei dan ineens: „Kom ook maar mee. Meunier zal het wel uit zijn hoofd laten, om te gaan schieten, als hij zo'n grote overmacht tegenover zich geplaatst ziet. In ieder geval blijf je vlak achter mij. Dan kan je hoegenaamd niets gebeuren. En avant, mannen. Denk er om, geen cent toegeven. Tweemaal waarschuwen en dan schieten. En raak! De agenten zwermden uit en waren in tijd van een ogenblik verdwenen. De straat zag er weer net zo uit als anders met zijn hoog oprijzende theaters, de bioscopen met de schreeuwende reclame, de cafés met muziek en zijn publiek, dat niets anders te doen scheen te hebben, dan hier wat rond te lanterfanten. De hoofdinspecteur en de agenten uit de auto liepen regelrecht naar het huis van de politiedeskundige toe en belden aan. „Als er binnen de minuut niet opengedaan wordt, forceren we de boel, gromde Leloux. Maar het was niet nodig, want de deur werd bijna onmiddellijk geopend door een livreibediende, dezelfde, die Rong en Bankie zo netjes had bediend. Vlak achter hem stond Meunier, het stokje in de hand, net zoals ze hem gezien hadden, toen hij voor het eerst de kamer binnenkwam. Alleen leek hij wel iets gekrompen te zijn, wat magerder en niet zo breed in de schouders. „Dat is hem, inspecteur! riep Rong opgewonden uit. „Het is Meunier in levende lijve! Ze verwachtten niets anders, dan dat de man onmiddellijk in de boeien geslagen zou worden, maar de inspecteur stond onbewogen als een standbeeld en staarde hem koel aan. „jullie vergissen je, jongens. Dit is Lupin zelf. Meunier is zwaarder gebouwd. Ik zie nu duidelijk…… Verder kwam hij niet, want de deftige, oude heer stampte met zijn stokje op de grond en viel toen heftig uit: „Eindelijk politie! Nu het niet meer nodig is! Wat is dit voor een land, dat men een eerzaam burger zonder vorm van proces in zijn eigen kelder kan opsluiten? Is dat de dank voor al het werk, dat ik geheel belangeloos voor de politie heb gedaan? Een schandaal, niet meer en niet minder. Mag dit zo maar ongestraft gebeuren? Ik eis, dat de schuldige onmiddellijk wordt gestraft. Het is die schurk Meunier! Zeker, mijnheer Lupin, zei de inspecteur op ijskoude toon. „Natuurlijk zal de schuldige gestraft worden. Maar dan zullen we hem toch eerst op moeten sporen. We hebben reden, om aan te nemen, dat hij zich in uw huis verborgen heeft. Daarom vraag ik beleefd verlof, om een onderzoek in te mogen stellen. Mocht u het weigeren, dat zeg ik er meteen bij, dan heb ik binnen de kortst mogelijke tijd een bevel tot huiszoeking. Wat wenst u? Het leek, of de oude heer een slag met de karwats kreeg. Hij kromp in elkaar, wankelde een stap achteruit en zei dan onzeker: „Leloux, wat is er toch aan de hand? Eerst sluiten ze me op zonder eten of drinken en nu doe jij zo…..zo….. Ik weet het niet. Je denkt toch zeker niet, dat ik….. „We hebben geen tijd, om de hele zaak uit te leggen, zei de inspecteur kortaf. „Kunnen we het huis doorzoeken of niet? „Maar natuurlijk, beste Leloux, zei Lupin klagelijk. ,,Ga gerust je gang. Hoe eerder je hem te pakken hebt, hoe liever het mij is. Alleen begrijp ik niet…… De inspecteur schoof hem tamelijk ruw aan de kant. „We praten straks nog wel. Mag ik u verzoeken, het huis niet te verlaten? Verspreiden, mannen. In de kelder beginnen en dan naar boven. Sla geen vierkante centimeter over en geef ogen en oren goed de kost. Denk er om, hij kan intussen zijn vermomming wel afgelegd hebben of zich op een andere manier onkenbaar hebben gemaakt. De agenten liepen snel weg, de revolver in de vuist. Ze doorzochten het huis van onder tot boven, ze snuffelden in alle hoeken en gaten, zelfs op de onmogelijkste plaatsen, maar Meunier was onvindbaar. Tenslotte kwamen ze bij het laboratorium terecht, dat gesloten was. „Verdacht, bromde een van de agenten en hij schoot, zonder er verder een woord aan te verspillen, het slot uit de deur. Maar het was overbodige vernieling van andermans goed, want ook daar was hij niet, zoals ze met een enkele oogopslag zagen. „Ontsnapt, zei de hoofdinspecteur bitter. „Ik had het wel kunnen denken. Als het zo gemakkelijk ging, hadden we hem maanden geleden al te pakken gehad. Bankie stak voorzichtig zijn hoofd om de deur, keek snel rond en zei: „Zullen we meteen maar even onze spullen uit de kast halen? „Kast? Waar kast? vroeg de inspecteur. „Daar, zei Bankie en hij wilde al op de lege muur toelopen. Maar de inspecteur trok hem met een ruk terug. „Hier jij! Denk er om, dat je maar één leven te verspelen hebt. Maar je bent bedankt voor de tip. Ik had niet eens gezien, dat daar een kast was. Dat was hem niet kwalijk te nemen, want de deur was met behang beplakt en daardoor zo goed als onzichtbaar en de agenten waren nog bezig, de andere kant van het laboratorium te onderzoeken. De inspecteur liep op de muur toe, luisterde even aandachtig, hij gooide de deur van de kast open en sprong toen meteen op zij. Nog maar net op tijd, want er knalde in dezelfde seconde een schot. De kogel zwiepte gierend door het vertrek en boorde zich krakend in het kozijn van de gangdeur, vlak naast het hoofd van Bankie. „Weg jullie! brulde de inspecteur. Die aansporing was absoluut overbodig, want de jongens wisten niet, hoe gauw ze opzij moesten springen. „Da…..dat…..sch…..scheelde maar een haar, stotterde Bankie, wit van schrik, „St…..stel je voor, dat ik die kast had opengemaakt! Ze luisterden scherp toe. Stil was het in het laboratorium. Dan klonk de vastberaden stem van de hoofdinspecteur: „Kom er uit, Meunier! Ik ben het, Leloux. Dat zegt je waarschijnlijk genoeg. Ik sta hier met vier agenten en het hele huis is omsingeld. Je hebt niet eens een schijn van een kans. Ik tel tot drie. Ben je er dan nog niet, dan schieten we de kast vol lood. Een, twee….. Er klonk een gesmoorde verwensing, het geklik van boeien en dan de kalme stem van de inspecteur: „Kom je spullen maar halen, jongens. De laagste misdadiger van deze tijd is eindelijk onschadelijk gemaakt. Voorzichtig kwamen ze het laboratorium binnen en keken in het gezicht van Meunier, die omringd was door de agenten. Ze hadden verwacht, dat hij woedend los zou barsten, maar hij grijnsde cynisch en bromde: „Spijt me, jongens, de gratis rit naar Amsterdam gaat niet door. Ik kan namelijk niet goed sturen met geboeide handen. Ik heb hoog spel gespeeld en verloren. Jammer. Maar wie speelt, weet van te voren, dat hij niet altijd kan winnen. Mijn enige fout is geweest, dat ik jullie heb onderschat. Dat is het, wat me nog het meest dwars zit, dat ik verslagen hen door een paar jongens. Als jullie me niet dwars hadden gezeten….. Waar zijn de diamanten en zo eigenlijk gebleven? „Op het bureau, zei Leloux. „Een van de jongens had ze uit je zak gehaald en in een braamstruik verstopt. Meunier hief met een gebaar van wanhoop zijn geboeide handen omhoog en beet dan de inspecteur toe: „Probeer maar niet zo nederig te kijken. Je gloeit natuurlijk van trots, dat je me eindelijk te pakken hebt. Een overwinning met behulp van twee kinderen! Je moest je schamen! „Doe ik ook, lachte de inspecteur, zonder zijn revolver een ogenblik van Meunier af te houden, „maar dat zie je zo niet aan de buitenkant. Het zijn trouwens dezelfde kinderen, waar jij ook gebruik van gemaakt hebt. Het voornaamste is, dat ik je heb. Voordat je echter een rustige cel opzoekt, zou ik graag van je willen weten, hoe je op het lumineuze idee kwam, om je als Lupin te vermommen. Dat was knap, eerlijk toegegeven. Zelfs zo'n oude rot als ik vloog er in. Meunier voelde zich gestreeld, dat was duidelijk aan zijn gezicht te zien. „Jij niet alleen, maar zelfs zijn eigen bediende, glorieerde hij. „Hoe ik er toe kwam? Wel, heel eenvoudig. Ik had wat chemische preparaten nodig en ik wist, dat Lupin ze had. Ik ben brutaalweg bij hem binnengestapt. Niet door de deur, hoor, maar door het raam. Maar ik had niet gezien, dat Lupin zich juist gebukt had in de hoek van het lab. De rest laat zich raden. Ik vroeg nog netjes om de spullen, maar hij weigerde. Meer nog, hij liep meteen naar de telefoon, om de politie te waarschuwen. Wat moest ik doen? Wachten, tot jullie kwamen? Of vertrekken zonder de chemicaliën, die ik broodnodig had? Ik sloeg Lupin neer, sloot hem op in het lab, pakte, wat ik nodig had en klom door het raam weer naar buiten. Toen kreeg ik ineens het idee, wat jij daarnet noemde. Als ik me als Lupin zou vermommen, dan had ik weer een paar dagen een mooie schuilplaats, juist lang genoeg, om een grote slag te slaan en dan voorgoed uit Frankrijk te verdwijnen. Als het gelukt was, had ik Zuid-Amerika opgezocht en dan…..Enfin, doet er niet toe, want de reis gaat toch niet door. Ik nam meteen de proef op de som. Mijn schminkspullen heb ik altijd bij me. Ik klom dus weer naar binnen en begon mijn gezicht te bewerken. Toen ik klaar was, liep ik brutaalweg naar beneden. De bediende had nergens erg in. Toen wist ik, dat ik me in deze vermomming veilig door Parijs kon begeven. Toneelspel is altijd mijn liefhebberij geweest, dus het kostte me niet veel moeite, om de stem van Lupin na te bootsen. Ik zei tegen de bediende, dat er verschillende mannen zouden komen, nogal ruwe klanten en zo en dat er ook wel eens eentje in de kelder opgesloten zou worden, maar dat hij zich nergens mee mocht bemoeien en dat hij onder geen enkele voorwaarde mocht gaan kijken. Meteen stuurde ik hem de stad in voor een boodschap. Zo had ik mooi de gelegenheid, om Lupin in de kelder op te sluiten. Ik veranderde me weer in Meunier, sloot het laboratorium aan de binnenkant af en ging langs de regenpijp naar buiten. Het werkte prima. Toen ik later met de jongens in de kist aanbelde, liet de bediende ons zonder meer naar binnen. Natuurlijk ging ik weer naar het lab en veranderde me voor de tweede keer in Lupin. En Lupin ben ik gebleven tot nu toe. Ik had er, eerlijk gezegd, op gerekend, dat jullie Lupin voor mij zouden aanzien. Daarom had ik hem uit de kelder bevrijd. Voordat jullie je vergissing hadden ingezien, had ik al lang en breed weg kunnen zijn. Maar jullie waren me net even te gauw af. Heb ik ook aan de jongens te danken, denk ik. Hij keek hen gemeen aan en zei dan nors: „Wat sta ik ook te kletsen. Ik zeg geen woord meer. Laat me maar opsluiten, Leloux. Maar dit zeg ik je, als ik weer vrij kom, dan zal ik je weten te vinden. Houd daar rekening mee. „Bedankt voor de waarschuwing, lachte de inspecteur opgewekt. „Ik zal er mettertijd zeker rekening mee houden. Voert hem weg, mannen. Ik weet nu, wat ik weten wou. Lupin is onschuldig en dat is een pak van mijn hart. Meunier keek hem met bliksemende ogen aan. „Dus daarom liet je me dat verhaal afsteken, jij.. jij…..Verder kwam hij niet, want de agenten sleurden hem de kamer uit. Nog geen seconde later kwam iemand met langzame tred de gang op, begeleid door het tikken van een stok. Leloux vloog naar buiten, greep beide handen van de oude heer en bleef die maar schudden. „Een misverstand, beste Lupin, een afschuwelijk misverstand. Ik zal je alles uitleggen, direct. Mogen de jongens intussen van je badkamer gebruik maken? Ik wed, dat je ze aanstonds niet terugkent. Zij zijn het eigenlijk geweest, die Meunier onschadelijk hebben gemaakt. „Meunier? vlamde de oude heer op. „Dat stuk ongedierte? Kom mee, jongens. Ik zal jullie verwennen, zoveel als ik kan. André, André! De bediende kwam toeschieten. „André, maak een bad klaar voor de jongeheren en geef ze de fijnste zeep, die er in huis te vinden is. En wat ze ook wensen, je voldoet er aan, begrepen? Een half uur later traden de jongens de zitkamer binnen, nog wel een beetje geschaafd en met builen versierd, maar schoon en heerlijk geurend naar viooltjes en lavendel. Lupin kwam meteen overeind. „Zo mag ik het zien. Keurig, keurig. Mijn dank, beste jongens. De inspecteur heeft me alles verteld. Jullie hebben er voor gezorgd, dat die schurk van een Meunier zijn gerechte straf niet zal ontgaan. Daar zal ik jullie eeuwig dankbaar voor blijven. Zeg op, is er niets te wensen? Wat zouden jullie het liefste willen hebben? Bankie luisterde een ogenblik naar het opstandige knorren van zijn maag, keek Rong eens aan en zei dan in afschuwelijk Frans: „Er heerst een complete alarmtoestand in mijn maag, mijnheer Lupin. De gebakjes waren erg lekker, daar niet van, maar het is al weer een eeuwigheid geleden, dat we ze gehad hebben! Een malse biefstuk met het een en ander er bij Lupin sprong lachend op. „Een kostelijk voorstel, mijn jongen, Ik rammel zelf ook van de honger, moet je weten. Ik ken een prima restaurantje, hier in de buurt. Groot is het niet, maar de kok, die ze hebben, is de beste van heel Frankrijk. Als we verzadigd zijn, zullen we wel eens zien. In het Quartier Pigalle is zoveel te doen, dat je met je tijd niet verlegen hoeft te zijn. We maken er een feestavond van. Omdat Meunier eindelijk gesnapt is. Maar nog meer, omdat de vriendschap tussen de hoofdinspecteur en mij weer hersteld is. Dank zij jullie, beste jongens. En nu, vooruit, op naar de onvolprezen Franse keuken. Er valt nog genoeg te praten, maar dat zullen we onder het eten wel doen.

 

HOOFDSTUK 11

 

Besluit. Voorlopig nog niet.

 

Bankie droomde, dat hij op de top van de Eiffeltoren zat. Hij had een machtig uitzicht over de wereldstad, maar het was nogal winderig daarboven en bovendien zat het niet zo lekker op die

smalle, ijzeren staven. Daarom besloot hij ook al gauw, de begane grond weer op te zoeken. Maar toen hij naar beneden keek, stolde het bloed in zijn aderen. Van verschillende kanten kwamen auto's aanstuiven met een vaart van minstens zeshonderd kilometer per uur, moderne auto's met een vliegwiel. Regelrecht kwamen ze op de Eiffeltoren af en zonder mankeren snorden ze tegen het stalen gevaarte omhoog. Een grote, gele sportwagen, waar de vlammen

uitsloegen, lag voorop, onmiddellijk gevolgd door een Lagonda met lekke banden en een Bugatti met ingedeukte neus. Aan de andere kant kwamen twee grijze auto's omhoog plus een zwarte Mercedes. Met bliksemvaart kwamen ze dichterbij en toen zag hij, dat Meunier in alle wagens achter het stuur zat. Zes Meuniers! Neen, zeven, want er kwam nog een blauwgelakte wagen aanhobbelen. En alle zeven hadden ze levensgrote revolvers in de vuist, van die echte zesschieters. Zeven blauwzwarte lopen waren akelig secuur op zijn hart gericht. „Gelukkig, dat ik mijn geschiedenis altijd zo goed geleerd heb, dacht Bankie, „anders had ik nooit van Van Speyck gehoord. Hij ging op het uiterste puntje van de toren staan en riep met galmende stem: „Dat nooit! Dan liever de lucht in! Meteen sloeg hij zijn armen uit. Tot zijn verbazing suisde hij echter met snelle vaart omlaag. Gelukkig lag er aan de voet van de toren een grote hoop stro en vuilnis. Daar kwam hij met een bons in terecht en…..hij zat rechtop in bed, de benen over de harde rand. „Volgend jaar ga ik niet weer in een jeugdherberg, bromde Rong,

die naast hem lag en die nu ook plotseling overeind kwam. Ze keken elkaar een ogenblik slaperig aan en schoten dan in de lach, al wisten ze van elkaar niet, waarom.

„Jonge, zei Bankie, „wat droomde ik toch raar. Allemaal Meuniers met revolvers. „Ik dacht, dat er een stelletje bedelaars rond mijn bed stond te dansen, grinnikte Rong. „Maar alles is gelukkig voorbij. Ze bleven nog een ogenblik liggen soezen. Dan keek Rong op een zilveren wekkerklokje en zei: „Hoe laat, denk je, dat het is? Uur of acht, schatte Bankie. „Kwart over misschien. „Goed geraden, kwart over elf! Wat moet mijnheer Lupin wel van ons denken? Ik schaam me dood. „Ik ook, zei Bankie, maar zijn gezicht stond niet erg berouwvol. Vlug wipten ze alle twee uit het brede, zachte bed, maar ze sprongen er weer even gauw in, want er werd op de deur getikt en de stem van André klonk bescheiden: „Het bad staat gereed, heren. Mijnheer Lupin laat vragen, of het u schikt, om twaalf uur te lunchen. Het spijt hem zeer, dat hij zich verslapen heeft. Natuurlijk schikte het en ze verzekerden André, dat ze het helemaal niet erg vonden, dat het zo laat geworden was. Ze hadden tenslotte nog vacantie en dus helemaal geen haast. De Lupin, die aan de lunch verscheen, was een heel andere, dan die van de vorige dag. Nu hij goed uitgerust was, leek hij veel breder en groter. En het verwonderde hen nu niet langer, dat André zich zo afschuwelijk had vergist. De lunch was voortreffelijk en ze deden zich dan ook uitermate te goed, tot grote tevredenheid van hun gastheer, die hen maar steeds bleef aansporen, om nog wat te nemen. Maar er kwam een plotseling einde aan de maaltijd, want de telefoon ging over. Lupin luisterde even, glimlachte en richtte zich dan tot de jongens. „Spijt me, jongeheren, ik had graag nog wat van jullie gezelschap genoten, maar de commissaris van politie laat vragen, of jullie direct op het hoofdbureau willen komen. Het schijnt nogal belangrijk te zijn. We moeten dus afscheid nemen. Nogmaals mijn hartelijke dank. En denk om de afspraak. Het volgend jaar zijn jullie mijn gasten voor minstens drie weken. Vaarwel en goede reis. André zal jullie wegbrengen met mijn auto. Ze bedankten de oude heer voor het vorstelijk onthaal, beloofden, dat ze beslist in de volgende zomervakantie zouden komen en namen hartelijk afscheid. Een half uur later stonden ze voor de commissaris, een rijzige heer, met strenge ogen, die nu echter vriendelijk keken. „Hoofdinspecteur Leloux heeft me het hele verhaal gedaan, begon hij. „Ik moet zeggen, jullie zijn een paar ondernemende knapen met een gezond en helder verstand. Het land is jullie de grootste dank verschuldigd, want Meunier was een gevaar voor de maatschappij. En wat zijn de verdere plannen? Rong, blozend als een tomaat, keek eens naar Bankie en zei dan, omdat die niets zei: „Verdere plannen, mijnheer de commissaris? Zo gauw mogelijk een lift zien te krijgen naar Amsterdam. Frankrijk is een mooi land, maar niet goedkoop. En aangezien onze financiën..... De commissaris lachte een beetje, waardoor er allemaal rimpeltjes om zijn ogen kwamen. „Naar Amsterdam? Dat gaat niet door. Voorlopig nog niet, ten minste. Wat die financiën betreft, baron de Touseuille is lang niet arm. Hij heeft vanmorgen in alle vroegte opgebeld. Hij eist, dat jullie drie duizend gulden van hem aannemen als beloning voor het terugbezorgen van de juwelen. Bovendien wil hij hebben, dat jullie zo spoedig mogelijk naar Zuid-Frankrijk terugkeren, om de rest van de vacantie in zijn huis door te brengen. Een beetje in een luie stoel zitten op een terrasje, zei hij. Om er zeker van te zijn, dat jullie komen, heeft hij mij opgedragen, jullie in de auto te zetten, die hij heeft gestuurd. Hoe is het, gaan jullie vrijwillig, of moet ik geweld gebruiken? Daar stonden de twee helden, standbeelden gelijk, de ogen wagenwijd open van verbazing. Het duurde een minuut voor de betekenis van de woorden tot hen doordrong. Toen dansten ze als dollemannen door het bureau, net zo lang, tot ze hijgend op een stoel neervielen. „Alles goed en best, lachte de commissaris, „maar het is hier geen rusthuis. Alléz, stap in. Hij staat zeker al een kwartier te wachten. Hij duwde hen het bureau uit en de straat op. Daar stond een pracht Rolls Royce, met aan het stuur een chauffeur in keurig uniform. Toen die hen zag komen, sprong hij rap uit de auto, zonder zijn gezicht uit de plooien te doen, maakte een correcte buiging en hield uitnodigend het portier open. „Het is een droom, zei Bankie, „net als van die Eiffeltoren. Aanstonds word ik wakker en dan lig ik natuurlijk ergens in bed. Vijftienhonderd gulden ieder, dat…..” „Drieduizend ieder, lachte de commissaris, terwijl hij hen de hand reikte. „Vaarwel, jongens en goede reis. Nogmaals onze hartelijke dank. Toen stapten ze in en…..keken in het gezicht van hoofdinspecteur Leloux. „Ik moest mee van de baron, om jullie te beschermen, zei die. „Bovendien dacht hij, dat een dag of veertien vacantie me wel goed zou doen: Iets er op tegen, dat we samen reizen? Ik ken Frankrijk

op mijn duimpje, dus ik kan jullie heel wat mooie plekjes laten zien. „Emmes, inspecteur, zei Rong glunderend. Dat was Bankie te tam. „Hoera, schreeuwde hij en hij veerde zo wild omhoog, dat hij zijn hoofd gemeen stiet tegen het schuin oplopende achterraampje. De portieren klapten dicht. De commissaris zwaaide. En, terwijl Bankie met een pijnlijk gezicht over buil nummer zoveel zat te wrijven, trok de Rolls Royce langzaam op. Daar gingen ze, op

weg naar de onvolprezen Rivièra, een heerlijke vacantie tegemoet.