HOOFDSTUK 1

 

Een „bewogen afscheid

 

Laatste avond, zei Rong Hazes en hij deed het op zo'n droefgeestige toon, dat Bankie Leigraaf de tranen in de ogen schoten. Maar dat kon ook wel komen van de prikkelende champagnepils. Hij trok tenminste een vies gezicht, mikte het laatste beetje uit zijn glas en in een grote boog de boulevard op en haalde zich daarmee de woede van een deftige oude heer op de hals. Die had een spatje op zijn smetteloos-witte pantalon gekregen en begon nu in zuiver en onvervalst Frans tegen hem uit te varen. Bankie liet de woordenstroom gelaten over zich heengaan. Het meeste verstond hij toch niet en bovendien was er geen speld tussen te krijgen. Toen de heer eindelijk uitgeraasd was, stond hij op, maakte een lichte buiging en bracht keurig-netjes de Franse zin naar voren, die hij intussen bij elkaar gedacht had. „Ik vraag u wel vergiffenis, mijnheer. Ik deed het niet met opzet. Dat ontlokte het heerschap een nieuwe woordenvloed, maar eindelijk scheen hij er toch genoeg van te hebben en vervolgde met afgemeten stappen zijn weg. „Geef me rust, zuchtte de spatjesmaker, terwijl hij weer op zijn stoel zakte. Rong Hazes schoot in de lach. Maar meteen zei hij vermanend: „Wie gooit er nu ook zo maar zijn limonade op straat? Je zit hier op een deftig terrasje van een deftig café aan een deftige boulevard van de deftige Rivièra en niet bij je moeder thuis. Daar had je het trouwens ook niet te proberen. je bent zeker vergeten, dat we de naam van Holland hoog zouden houden in het buitenland! „Mag ik opmerken, begon Bankie, terwijl hij rechtop ging zitten, „dat het geen limonade was, maar champagnepils. Als het limonade was geweest, dan waren de prikkels niet in mijn neus geschoten en dan had ik het restje wel opgedronken. Zo verkwistend ben ik anders ook niet. Maar bovendien hebben ze mij altijd geleerd, dat het niet netjes is, iets te laten staan. Had ik het restant soms in mijn broekzak moeten gieten? Nou jij weer! Rong lachte over zijn hele gezicht, maar die lach verdween, toen hij zijn blikken over de drukke boulevard, het even drukke strand en de diepblauwe zee liet dwalen. „Laatste avond, mompelde hij. Bankie liet het glas in duizelingwekkende vaart om zijn vinger draaien en kefte ondertussen: „Diezelfde wijsheid heb ik je al eerder horen verkondigen. Vertel ook eens iets, wat ik nog niet weet. Het is onze laatste avond aan de Franse Zuidkust, ja. En als we onze vertering hebben betaald, zijn we ook de laatste francs kwijt, het reservegeld niet mee gerekend. Maar daar mogen we niet aankomen, want je weet nooit, of je een lift terug krijgt. In geval van nood moeten we de trein kunnen nemen. We zouden natuurlijk ook nog een paar dagen kunnen blijven en dan later teruglopen naar Amsterdam, maar…… Onzin, viel Rong een beetje kribbig uit, „natuurlijk moeten we morgen terug. Maar daarom mag ik toch wel zeggen, dat het me spijt! We hebben warempel nog een dag of veertien vacantie voor de boeg. Als alles hier niet zo onmenselijk duur was geweest…… „Als! zei Bankie, terwijl hij handig het glas opving, dat van de tafel tolde. „Als het glas stuk gevallen was, had het weer de nodige francs gekost en dan hadden we vanavond nog weg gemoeten. En als we hier nog langer blijven zitten, groei ik aan de stoel vast. Vind jij die ijzeren dingen zo gemakkelijk, dat je maar blijft plakken? Wat doen we, nog een keer langs het strand plus een bad, offe….. „Strand hebben we in Holland ook genoeg, vond Rong. „We moesten nog maar een keer tegen de rotsen opklauteren. Goed? ,,Une idee prima-prima, zei Bankie vlot in het Frans. „Of is het un idee? Garçon! De kellner schoot toe en trok even later net zo'n droefgeestig gezicht als Rong daarnet, toen hij de magere fooi zag. Maar toen ze opstonden, zei hij toch netjes „Bonsoir messieurs. „Bonsoir, deed Bankie even netjes terug, „et…..eh….. Wat is vaarwel in het Frans, Rong? „Bonsoir monsieur et au revoir, zei Rong. „Precies, dat wou ik ook juist zeggen. Bonsoir monsieur et….. Maar de kellner was al verdwenen. „Volgend jaar dan maar, bromde Bankie. „Als ik slaag voor het eindexamen dan altijd en als ik weer geld genoeg bij elkaar kan krabben, en als….., Bah als, als! Als de hemel naar beneden valt, zijn alle mussen dood en wij er bij. En avant, mon ami. Ze banjerden tussen de honderden elegant geklede wandelaars door, tot ze een paadje vonden, dat tegen de rotsen opliep. Als gemzen klommen ze naar boven, van rotsblok op rotsblok. Af en toe gleed er wel eens een steen onder hun voeten uit, maar dat mocht geen naam hebben. In ieder geval kwamen ze heelhuids boven, zij het dan hijgend en bezweet en ontdekten toen, dat ze in een dennenbosje beland waren, waar de hitte van de dag nog tussen de stammen hing. „Terug en een ander pad zoeken? vroeg Rong. Maar daar voelde Bankie niets voor. „We lopen gewoon het bos door, evenwijdig aan de zee, tot we op een open plek uitkomen. Dat deden ze, maar aangezien de zee niet zichtbaar was en hoorbaar evenmin, raakten ze een beetje aan het dwalen en kwamen tenslotte terecht bij een witte villa, die hoog en trots op de rotsen troonde, omgeven door een wonderlijk mooie tuin vol palmen, bougainvilles en een weelde van rozen. „Zo'n huisje en dan een buil met centen en geen gym op de wereld, zei Bankie smachtend, terwijl hij zijn nieuwsgierige neus door het traliehek stak. „Hoe zou je je voelen, als je daar lang-uitgestrekt in die luie stoelen op dat terrasje lag? „Als de prins van Haiderabad incognito, zei Rong. „Kom mee. Het kan best zijn, dat we op verboden grond lopen. „Even proberen, zei Bankie. „Ben je betoe…… Maar Bank was al over het hek heen, schoot met een vaartje op de stoelen toe, strekte zich uit en zwaaide amicaal met zijn hand. „Kom nou, idioot, riep Rong. Bankie kwam, buitengewoon snel zelfs, want er ging een deur open en er verscheen een deftige oude heer met een smetteloos witte pantalon aan, een pantalon met een klein vlekje. Bank spurtte voor zijn leven en dankzij de negen voor gymnastiek belandde hij in minder dan geen tijd aan de overkant van het hek, waarna ze samen de biezen pakten en de vijftienhonderd meter in recordtijd aflegden, zigzag tussen de bomen door, glibberend over de gladde naalden. „Een gevaarvolle tocht, hijgde het veelbelovende Leigraafje, toen eindelijk het bos achter zich gelaten hadden en bij een laurierbosje op een bemost rotsblok neerzegen. „Eerst bijna verscheurd door een monster, toen zowat gespietst op de punten van het hek en tenslotte bijkans verpletterd door een boom. Om nog maar niet te spreken van een hartaanval vanwege de overmatige inspanning. Ongezond land dat Zuiden van Frankrijk. Blij, dat ik het morgen de rug toe kan keren. Het antwoord van Rong bestond uit één woord. „Getroubleerd, zei hij. Na een poosje hield hij ineens op met het afdrogen van zijn gezicht en vroeg: „Monster? Wat voor monster? „Niet gezien? Genoemde heer had een ketting in zijn hand en daar zat een grote bloedhond aan vast. Dacht je, dat ik anders zo hard gerend zou hebben? Bovendien keek hij zelf ook nogal bloeddorstig uit zijn ogen. Maar dat kan wel zijn, omdat hij mij herkende. Het was namelijk de bewuste heer van de boulevard. 't Zitje was anders prima. Rong zei een hele tijd niets, liet bepaald zijn gedachten gaan. „Enfin, besloot hij zijn stille overpeinzingen, „we gaan morgen toch weg. Dan is het vanzelf uit met je gekke streken, Wat heb je aan de lol? „Niets, moest Bankie toegeven. En toen zwegen ze allebei verschrikt, want van de kant van het dennenbos naderden voetstappen. Ze sprongen op en wilden het op een lopen zetten, maar Bankie, die door de takken van het laurierbosje gluurde, zette zich weer neer en zei doodgemoedereerd: „Het is een ander, een zogenaamde eenzame wandelaar. „Nou, wandelaar? twijfelde Rong, die ook door de takken heen keek. „Hij heeft meer weg van een hardloper. Laten we zeggen, een haastige wandelaar. Waar zou die zo gauw naar toe moeten? „Het spijt me, maar ik moet je het antwoord schuldig blijven, grinnikte Bankie. Maar hij keek toch ook geïnteresseerd toe. De wandelaar, een stevige man van een jaar of veertig, met brede schouders, passeerde hen op een goede honderd meter afstand, vlak langs de rand van het bos. Hij bleef even staan, keek om zich heen, als om zich te oriënteren en liep dan haastig in de richting van de zee. De twee jongens keken elkaar eens aan, stonden dan zonder een woord te zeggen op en begonnen de vreemdeling te volgen. Toen ze de rand van het plateau hadden bereikt en naar beneden gluurden, zagen ze, dat hij al onderaan was, de boulevard overstak en het strand opliep, dat hier eenzaam en verlaten was. Ik denk, dat hij schelpjes gaat zoeken, meende Bankie. Het had er wel wat van weg, want midden op het strand bleef de man staan, bekeek eerst op zijn gemak de omgeving en begon dan de grond af te speuren. Ineens hukte hij zich en ging graven. Het was bepaald mis, want na een poosje schudde hij zijn hoofd, nam weer nauwkeurig de omgeving op, deed een stap naar links en begon opnieuw. De schatgraverij van Egmond, mompelde Bankie. „Hij is een vergeten prijs aan het opdelven.Het leek alweer, dat hij gelijk kreeg, want een ogenblik later hield de man iets in zijn hand. Door de grote afstand konden ze niet zien, wat het was, maar het had veel weg van een kistje sigaren of een doos bonbons. Hij stak het pakketje in de binnenzak, schopte met zijn voet het gat dicht, keek weer aandachtig om zich heen en kwam dan rustig hun kant opwandelen, schuin omhoog naar de boulevard toe. Vreemde plaats om je spullen te bewaren, zei Rong, terwijl hij zich behoedzaam terugtrok. Geen zuivere koffie, wat ik je brom, was Bankie het met hem eens en hij krabbelde ook geruisloos achteruit. Meende tenminste het te doen. Maar het stuk steen, waar hij met zijn hand tegenaan drukte, schoot ineens los en bolderde met rare sprongen de helling af. En toen zagen ze, dat het werkelijk geen zuivere koffie was, want in de rechterhand van de man glansde plotseling een blauwzwarte revolver in het licht van de ondergaande zon. Een ogenblik stond hij roerloos als een standbeeld en kwam dan met grote sprongen de boulevard over en op de helling af. „De kracht van de haas ligt in zijn snelle vlucht, zei Bankie nuchter, maar hij stond al op zijn voeten en ze begonnen te rennen of hun leven er van afhing. En, gezien de revolver, deed het dat naar alle waarschijnlijkheid ook. In razende vaart doorkruisten ze het dennenbos, hadden het stomme geluk, juist bij het smalle paadje uit te komen en daverden naar beneden met halsbrekende snelheid, springend en glijdend van steen op steen. Als ze eerst maar de boulevard bereikt hadden, dan was het gevaar bezworen. Dan konden ze ongezien tussen de mensen verdwijnen. Natuurlijk zouden ze de eerste de beste gendarme aanklampen en….. Ze hadden alweer geluk, want toen ze hijgend en blazend van het laatste rotsblok afsprongen, stond er niet één agent, maar een groepje van een stuk of tien. En in hun midden een heer met een witte pantalon, die opgewonden een redevoering afstak en daarbij heftig met zijn armen zwaaide. Bankie kreeg de schrik van zijn leven. Hij had het gevoel, of zijn hart een reis maakte naar zijn voeten en toen met een vaart terugschoot naar zijn keel, waar het bleef steken. Het benauwde zweet brak hem aan alle kanten uit. Bliksemsnel draaide hij zich om, maar de heer schreeuwde iets en voor er een seconde verlopen was, waren ze omringd door al de agenten. Het was je reinste dwaasheid, nog aan ontsnappen te denken, maar een kat in nood doet rare sprongen. Bankie bukte zich als de weerlicht, schoot tussen de benen van een agent door en was weg. Drie seconden precies genoot hij van zijn vrijheid. Er naderden van de kant van de stad namelijk nog twee agenten en die ontvingen hem allerhartelijkst, Hij zat klem en stevig ook. Ondanks het penibele van de toestand schoot Rong in de lach, toen hij het angstige gezicht van zijn vriend zag. Dat draait op de gevangenis uit, grinnikte hij. „Enfin, hebben we vacantie op Staatskosten. „Zou…..zou het? bibberde Bankie met uitpuilende ogen. „Ben je gek? Wat hebben we heel gedaan? 't Loopt met een sisser af, dat zul je zien. „Taise toi, baste een zware gendarme, die bepaald de leiding had. Hij gaf een paar bevelen en toen zette de stoet zich in beweging in de richting van Bagnes. Juist om de hoek stond een overvalwagen. Zonder veel plichtplegingen werden ze er in geladen, de heer met de witte pantalon ging ook mee, de agenten stegen in en de wagen schoot weg met loeiende sirene. In minder dan geen tijd hadden ze de gendarmerie bereikt en hier stegen ze uit in omgekeerde volgorde. Rong Hazes was er vast van overtuigd, dat het met een geducht standje bekeken zou zijn, maar toch knikten zijn knieën ook, toen ze de drempel overschreden. Je kon maar nooit weten. Er gebeurden meer rare dingen op de wereld. Ze liepen een kale gang door en stonden dan voor een verveloze deur. De zware gendarme tikte er op, opende dan de deur en duwde hen naar binnen. De deftige heer ging mee en dan stonden ze als arme zondaars voor een reusachtig schrijfbureau, waarachter een schriel mannetje zat, met een gouden knijpbril op zijn neus. De gendarme opende het gesprek met een uitvoerig verslag, waaruit ze met veel moeite konden opmaken, dat er op de witte villa iets was gebeurd, waarvan zij werden verdacht, omdat ze op het terrein van de misdaad waren gesignaleerd. Daarna kreeg de oude heer het woord en hij maakte er ruimschoots gebruik van. Maar hij praatte zo rap en opgewonden, dat ze er geen woord van begrepen. Het werd hun alleen meer dan duidelijk, dat het gooien met champagnepils en het zitten op een andermans stoel in Frankrijk tot de zwaarste misdaden werd gerekend. En toen, ja toen kregen zij het woord. Of ze maar eens precies wilden vertellen, wat er zich had afgespeeld, maar dan ook heel precies, zonder zich in het hoofd te halen, het geringste feitje te verzwijgen. Niets gemakkelijker dan dat. Maar de commissaris, of wat hij dan ook was, verstond geen woord Hollands en zij…..nou ja, een paar woorden Frans kenden ze wel, maar om nu een heel verhaal in die taal af te steken, dat was wat veel gevergd. Het werd een gestoethaspel zonder eind en het duurde dan ook niet lang, of de chef stak wanhopig zijn armen in de lucht en zei, wat ook de dikke gendarme had gezegd: „Taise toi! Ze moesten dus hun mond houden, wat ze dan ook prompt deden. Daarvan maakte de deftige heer gebruik, door meteen weer met frisse moed van wal te steken. Maar erg ver kwam hij niet, want de commissaris legde hem met een wrevelig gebaar het zwijgen op en riep de gendarme op kribbige toon iets toe. Die salueerde en maakte model rechtsomkeert. Zijn voetstappen stierven weg in de gang en toen was het doodstil in het vertrek, op het zoemen na van een grote, blauwe brommer, die hardnekkig bleef proberen, door het smoezelige vensterglas naar buiten te komen. De commissaris greep een pen en begon te schrijven. De jongens waren verder gewoon lucht voor hem. De deftige oude heer trouwens ook. Dat was tenminste nog een kleine troost. Stil was het in het kamertje, stil en overmatig benauwd. En dat kwam niet van de angst, want ook de oude heer wreef voortdurend met een zijden zakdoek het zweet van zijn voorhoofd af en keek misprijzend naar de gesloten ramen. Vijf lange minuten verstreken en toen nog eens vijf. „Ik begin wortel te schieten, fluisterde Bankie, die zijn gemoedsrust en daarmee zijn goede humeur terug had gekregen. „Zwijgen, kefte de kleine commissaris meteen en hij wierp hem een vernietigende blik toe. De oude heer kreeg het steeds benauwder. Zijn gezicht begon rood aan te lopen en ineens ontplofte hij: „Kunnen…..kunnen die ramen niet open? De temperatuur hier..... „Non, was alles, wat de commissaris zei en hij schreef onverstoorbaar verder. Nog vijf volle minuten maakten het kwartier vol. Toen naderden voetstappen en het geluid klonk in hun oren als het gebeier van feestklokken. „Ik was juist aan het smeltpunt toe, lispelde Bankie. De ogen van het gebrilde heertje flitsten achter de dikke brillenglazen. Gelukkig werd er juist getikt. „Entree riep hij toen. De deur zwaaide knerpend open en de gendarme kwam binnen, voorafgegaan door een heer in burger met een knap, vriendelijk gezicht. Er volgde een kort gesprek tussen hem en de commissaris. Toen wendde de heer zich tot de twee jongens en zei, tot hun grote verbazing in onvervalst Nederlands: „Zo jongelui, mag ik me even voorstellen? Legrande, tolk. Vertel mij maar eens, wat er aan de hand is. Ik zet het dan in keurig Frans over, zodat de commissaris het ook begrijpt. Erg zal het niet zijn, denk ik, want jullie zien er helemaal niet boefachtig uit. De vertering niet betaald of zo? „Met gazeuse gegooid en in een stoel gezeten, grinnikte Bankie, die door de beminnelijke stem van de heer zijn zelfvertrouwen weer helemaal had herwonnen. Legrande haalde op een grappige manier zijn wenkbrauwen op. „Zo, zo, dat is heel erg. Maar recht duidelijk is het me nog niet. Hoe kwam je tot die geweldige misdaden? Bankie begon te vertellen, vanaf het restje champagnepils tot hun sprong in de armen van de politie. De heer luisterde glimlachend toe, maar toen Bankie over de eenzame wandelaar begon, verdween de glimlach van zijn gezicht en maakte hij snel enkele aantekeningen. „Geef eens een nauwkeurige beschrijving van die revolverheld, zei hij, toen Bank uitverteld was. „Tja, zei Bankie en haalde zijn schouders op, terwijl Rong aanvulde: „We hebben hem niet van dichtbij kunnen bekijken. Het was een man van een jaar of veertig, denk ik en hij was nogal stoer gebouwd, breed in de schouders en zo. Maar dat is ook alles, wat we van hem weten. De heer knikte en nu ontspon zich een heel gesprek tussen hem en de commissaris, terwijl de deftige heer ook een behoorlijke duit in het zakje deed. Toen ze eindelijk uitgepraat waren, het had zeker een half uur of daaromtrent geduurd, wendde Legrande zich tot de twee kornuiten. Zijn stem klonk vrij streng, maar in zijn ogen lichtten telkens pretvonkjes op. „Niet meer met pilsjes gooien, jongelui en zeker niet wederrechtelijk een tuin binnendringen, om te proberen, hoe de stoelen liggen. Dat moest ik jullie namens de commissaris zeggen. En ook, dat het hem spijt, dat jullie zo lang van je vrijheid beroofd bent geweest. Het is ons namelijk wel duidelijk geworden, dat jullie niets te maken hebben met de eigenlijke zaak. Een toevallige samenloop van omstandigheden, meer niet. „Welke zaak? liet Bankie zich ontvallen. „Die, waar jullie niets mee te maken hebben, zei de heer fijntjes. „Jullie kunnen…..eh…..de frisse buitenlucht gaan opzoeken. Natuurlijk hadden ze niets ernstigs verwacht, maar toch gaf het een hele verademing, toen ze die woorden hoorden. „Dan danken we u hartelijk voor uw tussenkomst, zei Rong stijfjes-beleefd en een beetje houterig maakten ze aanstalten om te vertrekken. De commissaris zei echter nog wat en Legrande riep: .,Een ogenblik, jongelui. Hebben jullie er bezwaar tegen, de justitie de plaats te wijzen, waar die vreemdeling het pakje uit de grond groef? Het hoeft natuurlijk niet, maar….. Vanzelfsprekend waren ze er direct toe bereid. Waarom ook niet? ,,Als er tenminste een paar stevige agenten meegaan, zei Bankie. „De heldendood is erg prachtig, maar ik voel me nog veel te jong voor die eer. „Dat spreekt vanzelf, zei de heer, terwijl hij in de lach schoot. „Willen we dan meteen maar gaan? Als we nog langer wachten, kon de duisternis ons wel eens parten gaan spelen. Het was inderdaad al vrij schemerig, toen ze buitenkwamen. Om vergissingen uit te sluiten, besloten ze dezelfde weg te nemen, dus over de rotsen en niet langs de boulevard, hoewel die natuurlijk veel korter en gemakkelijker was. Ze stegen weer in de overvalwagen en hadden in tijd van een wip het smalle pad naar boven bereikt. De agenten bezaten bepaald kattenogen, want ze waren in een ommezien uit het oog verdwenen. „Mooie lui, mopperde Bankie. „ Dat noemen ze dan bescherming. Stel je voor, dat die boef hier ergens aan de kant op de loer ligt! Ik vind het maar een griezelig geval. Met de grootste moeite klauterden ze in het halve donker omhoog, zo ongeveer op handen en voeten. Toen ze in het dennenbos beland waren, konden ze helemaal geen hand voor ogen meer zien. Het was er angstaanjagend stil en toch weer niet, want aan alle kanten klonk het sjirpende geluid van duizenden cicaden, eentonig en doordringend. Die ellendige krekels werken gewoon op je zenuwen, meende Bankie. „Waar zitten die agenten nu? Als ze denken, dat….. Vlak naast hen flitsten plotseling een paar sterke zoeklichten op. „Vooruit dan maar, zei de tolk rustig. „Ik heb gezegd, dat ze de zeekant moeten houden. Maak je maar niet bezorgd. Ze weten hier de weg als in hun eigen broekzak. Dat bleek, want ze waren in een ogenblik door het dennenbos heen. „Niets verdachts te bespeuren, mompelde Bankie opgelucht. „Allicht niet, wijsneusde Rong. „Denk je, dat die vent er dagwerk van maakt, hier met een schietijzer rond te dolen? „Waarschijnlijk is dat niet, mengde Legrande zich in het gesprek, „maar je kunt nooit weten. Het lijkt me daarom beter, verder maar te zwijgen. In de avondlucht draagt het geluid van de menselijke stem veel verder, dan je denkt. Mocht er iemand zijn, dan willen we hem graag op heterdaad betrappen. Ze namen de wenk ter harte en slopen geruisloos achter de agenten aan langs de zoom van het bos. En toen bleek, hoe verstandig het was geweest, om zich stil te houden. Want toen de eerste agent zijn staaflamp naar beneden liet flitsen, ving de felle lichtkegel een paar mannen op, die op het stenige strand aan het graven waren, of hun leven er van afhing. Waren! Want nauwelijks had het licht hen geraakt, of ze lieten de boel in de steek en renden spoorslags in de richting van de zee. De agenten bedachten zich geen halve seconde, maar stortten zich met een roekeloze vaart langs de helling naar beneden. De jongens volgden natuurlijk ook, maar ze konden het tempo van de sterke arm lang niet behouden. Ze waren nog niet halfweg, toen op zee een motor aansloeg. Vaag zagen ze de omtrekken van een boot, die wegschoot als een opgejaagde hinde. Het geloei van de motor overstemde een paar tellen het concert van de krekels en het knallen van de revolvers, maar het stierf snel weg en de fiedelaars hadden weer het rijk alleen. Boeven ontsnapt, einde van het verhaal, grinnikte Bankie, terwijl hij verder naar beneden klauterde. Voor ons tenminste wel, zei Ronk, „maar ik heb zo'n idee, dat de politie het er niet bij laat zitten. Dat bleek al gauw, want toen ze op het strand aankwamen, stond er alleen nog maar de tolk. De agenten hielden een wedstrijd in het hardlopen. Tegen de raceboot natuurlijk. En te oordelen naar het oorverdovend gebrul van de motor, dat ze hadden gehoord, was het waarschijnlijk, dat de boot het glansrijk zou winnen. Was dit soms de plek? vroeg Legrande bedaard. Rong keek eens naar de donkere rotsen achter hen. Ik zou haast zeggen, op de millimeter af, mijnheer. Jammer, dat die boeven ontsnapt zijn. „Net jammer, beaamde de tolk. „Ze hadden ons misschien belangrijke dingen kunnen vertellen. Maar wat niet is, kan komen. Ze zijn de wereld niet uit. Bedankt voor jullie hulp. En slaap maar lekker. Durf je alleen langs de boulevard terug? Het was meer dan duidelijk, dat hij niet van plan was, iets naders over de zaak los te laten. En dus stond hun niets anders te doen, dan kalmpjes over de straatweg terug te wandelen. Wat ze dan ook deden. Maar kalmpjes kon je het niet noemen. Ze legden de afstand tot de jachthaven in recordtijd af, maar ze hadden zich de moeite kunnen besparen, want toen ze er aankwamen, was er van de agenten niets meer te bespeuren. „Pech gehad, zei Bankie. „Of niet, was Rong van mening. „Bij een vuurgevecht kun je gemakkelijk tegen een verdwaalde kogel oplopen. Dat neemt niet weg….. Juist, beaamde Bankie, „we hebben tenslotte niet zo hard gelopen, omdat het onze lievelingsbezigheid is. Ze bleven aan het strand liggen, om uit te blazen en te genieten van de heerlijk-zoele avondlucht. De maan kwam op en overgoot de Middellandse Zee met een zilveren schijn. Zoetjes ruiste de branding en schoof kabbelende golfjes tot vlak voor hun voeten. Langs de horizon trok een eskader oorlogsschepen een rechte, donkere schaduwlijn. Hoog in de lucht zat een straaljager gevangen in de felle bundels van talloze zoeklichten. „Mooi land, zei Bankie. Ronk knikte en begon zacht te zingen: „Adieu, venice Provençale, adieu, pays de mes amours. Adieu, cigalons et cigales….. „Laat die krekels er maar buiten, spotte Bankie. „Het spijt me niets, dat ik daar afscheid van moet nemen. Maar de rest….. Hij zuchtte eens en voegde er dan lachend aan toe: „Het is anders wat je noemt een bewogen afscheid geweest. Jonge, we hebben vanavond meer meegemaakt dan de overige veertien dagen samen. Wat mij betreft….. „Nou? vroeg Rong geamuseerd, toen hij bleef zwijgen. „Ik wou zeggen, ik had het eind van de geschiedenis ook graag mee willen maken. Het gebeurt misschien eens in je leven, dat je met zoiets in aanraking komt. Neen, aardig vind ik het niet. Ik heb net het gevoel, of ik maar een bladzijde of tien van een spannend boek heb gelezen. „Ik ook, zei Rong. „Maar aangezien we er toch niets aan kunnen doen, stel ik voor de vergadering op de gebruikelijke manier te sluiten en beddewaarts te gaan. We moeten er bij het krieken van de dag weer uit, anders heb je kans, dat je uren op een lift moet wachten. „En daar is onze tijd te kostbaar voor, grinnikte Bankie. Ze stonden op en wandelden op hun gemak naar l'Autour, de jeugdherberg, waar ze meteen een krib opzochten. En ondanks de opwindende gebeurtenissen sliepen ze spoedig als de bekende rozen, compleet met blosjes en al.

HOOFDSTUK 2

 

Op de brug van Avignon

 

Bankie droomde, dat hij op de boeg van een oorlogsschip zat. Met snelle vaart doorkliefden ze de blauwe wateren van de Middellandse Zee. „Net Reckitt's zakje blauw, dacht hij. „Eigenlijk niet eens zo mooi. Geef mij de grijsgroene Noordzee maar. Dan werd zijn aandacht getrokken door een hele vlucht straaljagers die boven het oorlogsschip kwam cirkelen. In grote kringen kwamen de vliegtuigen steeds lager, melodieus brommend. Duidelijk kon hij de piloten zien zitten. Ze wuifden hem vriendelijk en lachten zo mogelijk nog vriendelijker. Dan nam er een een stokje in de hand, sloeg een paar keer de maat en toen zong het pilotenkoor: „Adieu, venice Provençale, adieu, pays de mes amours. Aardig, dacht Bankie, „bepaald aardig. Een teken, dat we ons behoorlijk gedragen hebben. Maar het gezang hield plotseling op. Met kletterend lawaai sloeg in ieder vliegtuig een klepje open, de piloten staken hun grijnzende koppen naar buiten en ineens begonnen ze allemaal flesjes champagnepils op hem leeg te gieten. Het spatte en bruiste aan alle kanten. In tijd van een wip was hij kletsnat en toen zag hij tot zijn ontzetting, dat de flesjes langzaam veranderden in grote revolvers. „Niet doen, gilde hij, „ik zal heus nooit meer….. Hij wilde vluchten, maar de dikke kapitein, die een spatje had op zijn witte broek, versperde hem de weg, gooide een lasso om zijn hals, trok stevig aan en hij was ineens wakker en vond zichzelf rechtop in bed, het laken in een dikke sliert om zijn nek. Even had hij moeite, om zich te realiseren, dat hij niet meer op de boeg van het oorlogsschip zat, want hij hoorde nog steeds de straaljagers. Maar dan drong het tot hem door, dat het de regen was, die met volle kracht op het houten dak van l'Autour neerkletterde. Hij wreef zich de slaap uit de ogen, begon Rong aan zijn benen te trekken en zei: „Kun je zien, dat het een sprookje is. Rong kwam langzaam overeind. „Wat zei je? vroeg hij geeuwend. „Wat is een sprookje? „Dat aan de Rivièra de zon altijd schijnt. Moet je dat horen! Het spoelt gewoon. Allemaal champagnepils van de piloten. „Getikt, zei Rong. Hij keek op zijn armbandhorloge en zag, dat het al bijna zes uur was. „Er uit en op mars, commandeerde hij. De vader en moeder van het huis bleken al op te zijn. Ze kregen hun ontbijt, namen hartelijk afscheid, bedankten voor de goede zorg en stonden even later in de stromende regen, huiverend in de dunne camouflagejassen. „Gezellig weer, meende Bankie. „Ik hoop, dat er de eerste uren geen auto komt. Kunnen we nog wat langer genieten. Wat doen we? Lopen maar? Het schiet niet hard op, maar het houdt je tenminste warm. En we mogen toch niet veronderstellen, dat Vrouwe Fortuna ons van de jeugdherberg afhaalt. Vrouwe Fortuna bleek echter op die kille, ongezellige morgen een fabelachtig goed humeur te hebben. Nauwelijks hadden ze een paar stappen gedaan, of ze moesten haastig opzij springen voor een grote Mercedes, die met een vaart van een kilometer of tachtig de hoek om kwam suizen. Zo haastig konden ze echter niet springen, of ze kregen een waaier van klinkklaar Frans modderwater over zich heen. „Beleefdheid is maar alles, mopperde Bankie. „En dat wordt kwaad, als ze een spatje gazeuse op hun broek krijgen. Neem het nummer op, dan dienen we een aanklacht in. Ze stonden zich uit te schudden als natte poedels en ontdekten toen, dat de wagen een paar honderd meter verder stopte. „Misschien moet hij toevallig naar Amsterdam, zei Bankie optimistisch. „Zou niet gek zijn voor een doordeweekse dag. Verroest, hij wenkt ons, zie je dat? Of we asjeblieft met hem mee willen. Nu, vooruit, voor deze keer dan, maar in het vervolg niet meer zeuren. Ze renden op de wagen toe en keken de chauffeur vol verwachting aan. Die monsterde hen een ogenblik van top tot teen. Hij kwam bepaald tot de overtuiging, dat ze ongevaarlijk waren, want hij knikte hen vriendelijk toe en vroeg lachend: „Nat? Ja, dat waren ze. „Meerijden? Ja, dat wilden ze graag. ,,Waar naar toe? ,,Amsterdam, zei Bankie en hij gaf Rong een stiekeme por. De heer knipperde even met zijn ogen. „Amsterdam? En Hollande? Oui, ja, dat had hij goed. De heer schudde zijn hoofd en uit zijn toespraak maakten ze op, dat hij niet verder ging dan Avignon. Maar als ze tot zover wilden meerijden „Diep teleurgesteld, zei Bankie, natuurlijk in het Hollands: „Maar een half ei is altijd nog beter dan een lege dop. Wat doen we? Rongetje had zijn camouflagejas al uit. Hij keerde hem binnenstebuiten en maakte er een rolletje van. Bankie volgde zijn voorbeeld en even later zaten ze prinsheerlijk achter in de auto. „Beschermd tegen de woedende elementen, zei Bankie, zijn tong uitstekend tegen de regen, die kletterend tegen de voorruit zwiepte, toen de wagen optrok en met razende snelheid wegschoot. ,,Eerste klas wagen, vond Rong. „Als de chauffeur net zo goed is, zitten we in no time in Avignon. Maar ik heb zo het flauwe idee, dat we ons binnen het kwartier te pletter rijden tegen een boom. Het bleef bij een idee. De bestuurder reed inderdaad met een roekeloze vaart. Maar hij had de wagen volkomen in zijn macht en trok hem feilloos door de scherpste bochten, zonder noemenswaard snelheid te minderen. En hij speelde het klaar, om de honderd en zestig kilometer naar Avignon binnen de anderhalf uur af te leggen. Het geluk liet hen niet in de steek, want toen de wagen stopte en ze uitstapten, brak juist de zon door de wolken. „Een goed teken, zei Rong. „Zon in de morgen, een dag zonder zorgen. Dat is geen spreekwoord. Louter wijsheid van mezelf. Maar uitkomen doet het, let op mijn woorden. Ze bedankten de bestuurder allerhartelijkst. Hij wuifde afwerend met de hand, zei dat het hem speet, dat hij ze niet verder kon brengen en wenste ze goede reis en veel geluk. „Dat is dat, zei Bankie, toen de wagen wegflitste. „We schieten al aardig op. Nog een goeie vijfhonderd kilometer naar Parijs, dan begint het al te winnen. Als we weer zo'n wagen treffen, kunnen we om een uur of vier op de Place de la Concorde ronddartelen. Dacht je ook niet? Rong gaf geen antwoord. Hij keek peinzend de weg af, wierp dan een blik op zijn horloge en zei wat verstrooid: „Ruim acht uur. Ik vraag me af, wat doen al die mensen daar langs de weg zo vroeg op de ochtend? Zouden ze op de bus staan te wachten? Wat denk je? „Mensen? zei Bankie verbaasd. „Ja, waratjes, het staat er vol van. Dat had ik nog niet eens gezien. Hij tuurde de straat af en voegde er dan met enige ongerustheid in zijn stem aan toe: ,,Ze staan, zover als je kijken kunt. Gewoon niet mooi meer. De bus zal hier toch niet bij iedere boom stoppen? „Weet ik veel? Erg waarschijnlijk lijkt het me niet. Je zou zo zeggen….. „Ja, beaamde Bankie, „je zou zo zeggen….. En wat ze zeggen wilden, bleek even later. Er kwam een auto de hoek omsuizen. Als getrokken door een reusachtige magneet kwam de hele rij mensen naar de rijweg toe en tientallen duimen maakten het bekende gebaar van: „Kan ik met u meerijden? De wagen was niet vol, maar hij stopte nergens en was in tijd van een wip uit het gezicht verdwenen. En ook de mensen trokken zich terug naar de kant van de weg. Net, wat ik zeggen wou, zei Bankie, „allemaal lifters. En dat zo vroeg op de ochtend. Wie weet, wat er nog bijkomt. Ziet er niet bijster rooskleurig uit, Rong Hazes. „Doet het net niet, vooral, als lege auto's nog doorrijden ook. Reken maar, dat we hier minstens een uur staan. Dan mag je nog van geluk spreken. De voorstelling kwam keurig uit. Want na een uur ijverig duimen stonden ze nog op precies dezelfde plaats. De meeste auto's reden door. Een enkele hield stil, maar toevallig niet bij hen en dan was de kans meteen verkeken, want de wagen werd ogenblikkelijk bestormd door degenen, die er het dichtst bij stonden. „We kunnen dus niet van geluk spreken, constateerde Bankie. „Maar om nu al de moed te verliezen, neen, dat zou kinderachtig zijn. Een uurtje of zo later begon hij te zingen. „Sur le pont d'Avignon stonden twee knapen in de zon. De auto's, die kwamen, stopten niet en dat gaf die jongens veel verdriet. „Leuk liedje, nijdigde Rong. „Zelf gemaakt? „Helemaal zelf. En er komt nog veel meer, voor we een lift te pakken hebben. Had jij het niet over een dag zonder zorgen? Aardige knul ben je! Ik stik gewoon van het lachen. Ha, daar komt er weer een. Duimen, Bank! Ze duimden hun duim bijna van de hand af, maar de wagen gleed door langs al de duimers en verdween spotlachend in de verte. Wat zou het? zei Bankie luchthartig. „Auto's genoeg in de wereld. Het moet al raar lopen, als er niet eentje stilstaat en een buiging voor ons maakt. Weer een uur later, klokslag elf, zette hij een nieuw liedje in. Maar deze keer was het niet van hemzelf. Hij komt niet, hij komt wel, ik ga maar lopen. Lijkt me niet gek, vond Rong. Bankie keek hem verbaasd aan, begon dan te grijnzen en zei: Nee, mij ook niet. Vijfhonderd kilometer naar Parijs, dat is honderd uur tippelen. Goed uitgerekend vier dagen en nachten don één stuk. Reuze-ideeën hou jij er op na. Hou ik ook, zei Rong met een onbewogen gezicht. „Als we hier blijven, staan we er de volgende week nog. We gaan lopen, Avignon uit, richting Parijs. En we lopen net zo lang, tot er geen lifter meer te zien is. Wedden, dat we dan zo een auto te pakken hebben? Knal idee vond Bankie. „Neen, dat meen ik. Ik mag dan een spotvogel zijn, maar ik weet vernuft van onzin te onderscheiden. Ik ben alleen maar bang, dat iedere passerende auto al afgeladen vol is met lifters. Zo zie je maar weer, dat er niets volmaakt is op deze wereld, zelfs jouw ideeën niet. Maar alla, het is te proberen. Hier wordt het in ieder geval niets, dat is zo klaar als een klontje, zo vast als een huis en zo zeker als de Bank van Engeland. Om het ook eens anders te zeggen, dat staat als een paal boven water. Howgh, ik heb gezegd. Ze aarzelden nog even, omdat er juist weer een auto aankwam, maar toen die ook verder reed, hakten ze meteen de knoop door en begonnen te lopen. Vijftig meter verder stonden een paar padvinders. Ogenblikkie, zei Rong. Hij liep op de jongens toe en prevelde in zijn beste Frans: „Niet veel gedaan hier, hè? We staan er al van acht uur af. De padvinders keken hem verbaasd aan. „Al drie uur? klonk het ironisch. „Hoe hebben jullie het uitgehouden? We hebben gisteren gestaan van zonsopgang tot zonsondergang en het zal gerust wel middag worden, voor we weg zijn. Als we geluk hebben tenminste. Gemiddeld moet je hier op twee dagen rekenen. Wat dat betreft is Avignon de beruchtste plaats van heel Frankrijk, omdat het de uitvalspoort is naar Parijs. Toen wisten ze genoeg. Ze zetten er stevig de pas in, welgeteld zestig minuten lang, oftewel precies een vol uur. Toen bevonden ze zich een kilometer of drie buiten de stad. De laatste lifters stonden een goede honderd meter achter hen. „Hier dan maar? vroeg Bankie, terwijl hij de rugzak van zin schouders liet glijden. Rong schudde zijn hoofd en hij deed het heel energiek. „Wat je doet, doe dat goed. Dat heb ik vroeger op school eens duizend keer over moeten schrijven, vandaar, dat ik het zo prima heb onthouden. We moeten nog verderop, zover, tot er geen levend wezen meer te bespeuren is. Dan krijgt iedere automobilist, die de eenzame zwervertjes ziet, tranen in zijn ogen van diep medelijden. Bijna automatisch glijdt zijn voet van gas naar rem, de wagen stopt en….. „Rijdt meteen weer door, als ze jouw gezicht zien, voltooide Bankie de prachtige zin, „We kunnen beter maar direct doorlopen naar Amsterdam. Toch moest hij toegeven, dat er wel iets zat in de verheven redenatie van Rong en dus….. Zuchtend hees hij de rugzak weer omhoog en ze vervolgden hun weg door de brandende Provençaalse zon, die bijna loodrecht boven hun hoofden stond en het luie zweet onbarmhartig uit de poriën joeg. Bij een hoge brug over een minuscuul zijriviertje van de Rhône hielden ze halt. „Tot hiertoe en niet verder, decreteerde Bankie. „Het lijkt me een strategisch punt bij uitstek. Dunkt u ook niet, mijnheer de maarschalk? De auto's gaan allicht langzamer rijden, als ze over die gekke hobbel heen moeten. En we hebben vanaf de leuning een prachtig uitzicht. Daar ga ik namelijk op zitten, om uit te puffen en mijn brood op te eten. Op de leuning natuurlijk en niet op het uitzicht. We kunnen eventueel een bad nemen ook. Alleen moet je je handen niet te ver uitslaan, anders raak je beide oevers tegelijk. Als je het niet met me eens bent, ga dan maar alleen verder. J'y suis, j'y reste. Oftewel in schoon Hollands, ik verzet geen p...been meer. Maar Rong vond ook, dat het een uitgezocht plekje was en dus installeerden ze zich broederlijk naast elkaar op de leuning. Ze hadden werkelijk een prachtig uitzicht over het Rhônedal. De weg naar Avignon konden ze kilometers ver overzien en zodoende ontdekten ze al gauw een roomkleurige wagen, die met razende snelheid naderde. Bankie volgde hem een poos met zijn ogen en wilde dan zijn brood pakken. Maar Rong lei een hand op zijn arm. Even afwachten, hij is direct hier. Kwestie van een paar minuten. Je kunt nooit weten. 't Is net als met snoeken. Je vangt ze altijd daar, waar je ze het minst verwacht. 'Die? zei Bankie met een misprijzend gezicht. „Die gaat met een sprong over de brug heen. Neen, die stopt niet. En als hij het doet, dan zit hij al in Parijs, voor hij stilstaat. Toch bleef hij, net als Rong, geboeid naar de wagen kijken, die als een stormvogel door de bochten gleed en op topsnelheid naderde! De auto groeide zienderogen. Ford V8, meende Bankie. Bristol, zei Rong met overtuiging. Maar toen de wagen als een pijl uit de boog op de brug afkwam, zagen ze, dat het een Lagonda was. Bankie kreeg gelijk. Het was of hij een geweldige sprong nam. Het verbaasde hen eigenlijk, dat hij zijn vleugels niet uitsloeg en de lucht inschoot. Maar neen, hij bleef netjes op de begane grond en dook suizend weg aan andere kant van de brug. Duimen intrekken en broodzak pakken, zei Bankie. Maar tot hun opperste verbazing zagen ze, dat de Lagonda een paar honderd meter verder plotseling stilhield en toen achteruit joeg. In minder dan twee tellen stond hij weer bij de brug. De bestuurder stak zijn hoofd naar buiten, wierp hun een scherpe, onderzoekende blik toe en zei dan: Vite, vite! Goed en best, bromde Rong, „hoe vlugger, hoe liever. Maar als hij nu eens niet naar Parijs gaat? Vite donc! herhaalde de bestuurder nog eens. Bankie had het portier al open en wipte naar binnen. Rong volgde noodgedwongen. Nauwelijks had hij het portier achter zich dichtgeklapt, of de Lagonda sprong weg. En meteen zwiepte de wijzer van de snelheidsmeter naar voren, schokkend en trillend, twintig op veertig, even terug, ineens door naar zeventig, weer terug, als om een aanloopje te nemen en toen snel naar de honderd. Hier kwam een korte aarzeling, toen weer het aanloopje en honderd en twintig was bereikt, nog voor ze goed en wel gezeten waren. De bomen langs de weg sprongen in een waaierende boog naar hen toe en kantelden vlak voor de auto. De weg zelf leek op voortsnellend vloeibaar metaal. De wind ruiste en zong een machtig lied langs radiateur en portieren. Van de motor was bijna niets te horen, alleen een gelijkmatige, zelfverzekerde bromtoon, die alleen even veranderde, als de auto in een bocht wat vaart minderde. „Fenomenaal, verzuchtte Bankie bewonderend, „je voelt geen enkele schok. We glijden gewoon voort. Wat zeg ik? We zweven als het ware..... „Naar de eeuwige jachtvelden, voorspelde Rong somber. „Er hoeft maar een hond of kat de weg over te steken en we zijn de sigaar! Maar geen enkele viervoeter scheen er behoefte aan te hebben, hun pad te kruisen. De wagen gleed onverstoorbaar voort, nam met onnavolgbare gratie elke bocht, scherp of niet en schoot trots de voor hem liggende wagens voorbij. Al gauw voelden ze zich volkomen op hun gemak. „Mijn verontschuldigingen, zei Bankie plotseling. „Verontschuldigingen? Waarvoor? „Voor het feit, dat ik aan de waarheid van je eigengemaakte spreekwoord getwijfeld heb. Het begint er op te lijken, dat we dat dikke uur niet voor niets getippeld hebben en dat het toch nog een dag zonder zorgen zal worden. „Precies, jochie, deed Rong verwaand. Laat mij maar lopen. Ik mag dan niet zoveel praats hebben als jij, maar als ik wat zeg, is het tenminste iets verstandigs. „Au, zei Bankie, ,,net op mijn zere teen. Nu, ik erken grootmoedig, dat je weer eens een keer het grootste gelijk van de wereld hebt gehad. Lekker gaat ie. Binnen de vier uur zitten we in Parijs. Ten minste….. „Juist, zei Rong met nadruk, „net wat je zegt, tenminste. Het kan best zijn, dat hij naar Straatsburg moet of zo. Aanstonds belanden we nog in Berlijn, in plaats van in Parijs. De bestuurder ging even verzitten, nam een sigaret uit een vakje, rechts van hem, liet een knopje op het dashboard aangloeien, stak daarmee de sigaret aan en vroeg, terwijl hij een rookwolk tegen de voorruit blies en het knopje weer terugstak: „Paris? „Oui, monsieur, klonk het verheugd en gelijktijdig en Rong maakte hem duidelijk, dat ze eigenlijk naar Amsterdam moesten, maar dat ze al heel blij waren, in Parijs te kunnen komen. De heer haalde zijn schouders op. peut-être, zei hij en uit dat woordje „misschien bleek niet, of hij hem al dan

niet begrepen had. Maar naar Parijs gingen ze in ieder geval, anders zou hij het wel gezegd hebben ''We boffen geweldig, zei Bankie, in zijn handen wrijvend. „Wat zou je er van zeggen, als we eens een boterhammetje gingen eten? We hebben er nu ruimschoots de tijd voor en mijn maag stuurt de ene aanmaning na de andere. Net een belastingambtenaar. Dan zullen we het maar niet tot een dwangbevel laten komen, lachte Rong. Ze maakten hun rugzakken open en begonnen met smaak aan het lunchpakket dat ze uit l'Autour hadden meegekregen. Toen ze alles hadden verorberd, leunden ze behaaglijk achterover en begonnen wat meer notitie te nemen van de omgeving. De Lagonda raasde met onverminderde snelheid voort, steeds maar voort. Nadat de bestuurder de sigaret bad uitgedoofd, bewoog hij zich niet meer. Alleen keek hij vrij regelmatig in het spiegeltje, bepaald om te zien of iemand passeren wilde. Hetgeen, bij de snelheid, die ze ontwikkelden, tamelijk overbodig was. Wel haalden ze regelmatig andere auto's in, die ze vrij snel achter zich lieten. Alleen en een raceauto zou kans hebben, ons voorbij te komen, merkte Bankie na een poosje op. Geloof ik niet, zei Rong. „Laat hij harder kunnen rijden, dan is het nog de grote vraag, of hij het doet. Een dikke honderdtwintig kilometer gemiddeld op de weg is geen peuleschilletje. Toch heb ik zo’n idee, dat de Lagonda nog veel sneller kan. Weet ik niet, twijfelde Bankie. „Mijn idee is, dat de brave chauffeur er uithaalt, wat er in zit. Hij haalt het onderste uit de kan, om het zo maar eens te zeggen. Mij best, als hij het lid maar niet op de neus krijgt. En wij van de weeromstuit er bij. Mooi hè, die bergen. Ze komen hoe langer hoe dichter ons toe, net of ze ons in willen sluiten. Bankie gaf geen antwoord. Hij tuurde scherp door het achterraampje, schudde een paar keer zijn hoofd en zei dan twijfelend: Ik geloof dat er nog een dichterbij komt. Hij doet er ten minste alle moeite voor. Kijk, die zwarte wagen daar ver achter ons. Een Mercedes, aan de radiateur te zien. Ik weet zeker, dat we die niet gepasseerd zijn. Rong keek ook. „Kan best zijn, ik heb er niet zo op gelet. Wat is eigenlijk het doel van je scherpzinnige opmerking? Bankie haalde zijn schouders op. „Doel? Helemaal geen doel. Ik zeg alleen, dat die wagen voortdurend achter ons zit, dan weer eens dichtbij, dan weer verder af. Benieuwd of hij ons inhaalt of niet. Hoe hard rijden we? De wijzer trilde om en om de honderdtwintig kilometer, maar de chauffeur, die een blik in het spiegeltje had geworpen, voerde plotseling de snelheid op tot bijna honderd en zestig. In razende vaart tuften ze door het stadje Montelimar en joegen daar de bewoners de doodschrik op het lijf. Valence, de hoofdstad van het departement Dróme, dat een veertig kilometer verderop lag, hadden ze in een kwartier te pakken. „De plakker is weg, constateerde Bankie grijnzend. „Kon grote broer niet bijhouden vanzelf. Benieuwd, of hij voor Lyon nog op komt dagen. Dat gebeurde niet, om de doodeenvoudige reden, dat ze niet naar de zijdestad gingen. Toen ze Vienne gepasseerd waren en Givors binnenreden, zwenkte hun gastheer tot hun grote verbazing linksaf en stak de Rhône over. Verbaasd waren ze, maar ook een beetje geschrokken, want weer sloeg de bestuurder linksaf en dus reden ze terug. Bankie haalde op een grappige manier zijn wenkbrauwen op. „Hij heeft bepaald iets vergeten, grinnikte hij. „En omdat hij het vervelend vindt, langs dezelfde weg terug te gaan..... Wat doen we? Protesteren? Of zullen we ons maar overgeven aan het noodlot en zien, wat er van komt? Rong gaf geen antwoord. Hij frutselde wat in zijn rugzak en ontvouwde toen een wegenkaart van Frankrijk. Zijn gezicht klaarde meteen op. „Ik zie het al. We gaan tussen de gebergten van Lyonnais en Vivarais door naar St. Etienne en dan langs de Loire linea-recta naar Parijs. Waarom ook niet? De weg is zeker niet langer dan over Lyon en misschien heeft hij een boodschap in St. Etienne. „Mja, zei. Bankie, „misschien is zijn grootmoeder jarig en wil haar even feliciteren. Ik weet het niet, maar erg overtuigend klinken je woorden niet. Daarmee keerde hij zich om en begon weer door de achterruit te turen. Rong vond zelf ook, dat zijn woorden niet erg overtuigend klonken want de weg, die ze nu volgden, was veel slechter dan die naar Lyon. Bovendien werd hij al gauw smaller en begon nog te stijgen ook. De snelheid verminderde zienderogen. Een tijdlang bleven ze op tachtig hangen, maar vlak bij een hoge top werd de helling zo steil, dat de bestuurder moest overschakelen op de tweede versnelling en zelfs op de eerste, zodat ze met een slakkengangetje van vijftien kilometer per uur omhoog kropen. Rong wierp weer een blik op de kaart. Dat is de Mont Pilat, legde hij uit. „Ruim veertienhonderd meter hoog. Bankie gaf geen asem. Hij drukte zijn neus zowat plat tegen de achterruit en wrong zich in allerlei bochten, om de slingerende weg zo ver mogelijk af te kunnen kijken Juist, toen ze het hoogste punt hadden bereikt en de bestuurder de wagen zo snel aantrok dat hij met zijn voorhoofd tegen de ruit bonsde, gilde hij: Hij zit weer achter ons, Rong! De Mercedes, bedoel ik. Ik had hem allang in de kieren, maar we gingen telkens net even te vlug door de bochten, om hem goed op te kunnen nemen. Hij is het, zowaar als ik een bult op mijn voorhoofd krijg. Voorzichtig betastte hij de gevoelige plek en voegde er dan verontwaardigd aan toe: De chauffeur had fatsoenshalve wel even kunnen waarschuwen. Enfin, dokterskosten voor zijn rekening. Precies, zei Rong, en de begrafeniskosten ook. Hou je vast, aanstonds vliegen we in volle gloria een ravijn in. Of we lopen ons te pletter op de pieken. Het begon er inderdaad op te lijken, want de Lagonda suisde met adembenemende snelheid door de talloze bochten naar beneden, rakelings langs de steile rotswanden soms en dan weer griezelig dicht langs een diepe afgrond. De bestuurder scheen er niets van te merken of alles heel gewoon te vinden. Zo te zien lagen zijn handen losjes op het stuur en na een buitengewoon scherpe haarspeldbocht stak hij heel koelbloedig een sigaret op, zonder ook maar even vaart te minderen. Kolder in zijn hoofd, veronderstelde Bankie. Wij ja, van de zenuwen, zei Rong. „Daarvoor komen we ook uit de lage landen aan de zee. Voor de Fransen is het natuurlijk heel gewoon, zo te rijden. Toch leek het even later, of Bankie gelijk zou krijgen. Ze reden St. Etienne binnen en daar begon de Lagonda kriskras door straten en straatjes te kruisen, niet overmatig snel, net of de bestuurder hun gelegenheid wou geven, de bergstad aan alle kanten te bewonderen. In tijd van een wip waren ze ieder gevoel voor richting kwijt en het duurde dan ook tamelijk lang, voor ze, toen ze de stad weer uitreden, precies tegelijk een merkwaardige ontdekking deden. Bankie zat, gewoontegetrouw, weer door de achterruit te kijken Hij zag St. Etienne in de verte verdwijnen en zei opeens:Verroest, we stijgen weer. Juist, beaamde Rong, „en daar aan de rechterhand hebben we opnieuw de Mont Pilat. Nuchter gezegd, terug naar Givors. „Zonderling, vond Bankie na een minuut of vijf. Rong nam royaal tien minuten voor hij zei: „Wat ik je brom, er klopt iets niet. „Net niet, was Bankie het met hem eens, „hij heeft niet eens zijn grootmoeder gefeliciteerd en ook geen ijsje gekocht of zo. Maar pas, toen ze Givors weer binnenreden en de brug over de Saône passeerden, sprak hij uit, wat er in zijn hoofd woelde. „Je zou zo zeggen, dat chauffeurtje druk doende is, een achtervolger van zich af te schudden. En dat is natuurlijk die zwarte Mercedes. Die probeert hij zand in de koplampen te strooien. Rong knikte, trok zijn voorhoofd in rimpels en zei, na enig nadenken: „Waaruit zou volgen, dat onze chauffeur niet zo braaf is, als wij veronderstellen. Onschuldige en argeloze lieden hebben gemeenlijk zo'n haast niet. Conclusie: we hebben ons in een lelijk wespennest gestoken. Ben je het daarmee eens? „Volkomen, zei Bankie. „Maar dat wespennest staat me niet aan. Laten we er van maken, dat we in een geweldig avontuur zijn beland. „Goed, jij je zin. Als je maar onthoudt, dat avontuur en wespennest zo ongeveer zusje en broertje zijn. In ieder geval familie van elkaar. Het was me mijn laatste francs waard, als we alvast veilig en wel in Parijs zaten. Het leek er op, of dat naar wens zou gebeuren. In een kwartier tijd zaten ze in Lyon. In rustig tempo ging het de stad door en daarna zocht de auto zijn weg in noordelijke richting met een gemiddelde snelheid van honderd kilometer per uur, hard genoeg, maar toch niet roekeloos snel. Er gebeurde niets en na een kleine twee uur toerden ze zoetjes Dyon binnen, waar de bestuurder bij een pompstation stilhield, om te tanken. Natuurlijk bleven ze zitten, maar hijzelf stapte uit, keek op zijn horloge, liep een keer op en neer en rekte zich geducht uit. „Stijf van het zitten, zei Rong. „Wat een wonder! Ruw gerekend hebben we er al een dikke vierhonderd kilometer op zitten van Avignon af. Ik zou er ook best wat voor voelen, om mijn benen eens te rekken. Maar hij zweeg plotseling en keek aandachtig naar de chauffeur, die afrekende met de bediende van het pompstation. „Wat maar? vroeg Bankie, die onwillekeurig weer naar achteren keek. De heer stak zijn portemonnaie weg, knoopte zijn jasje dicht, keek een ogenblik scherp de weg af en nam dan weer achter het stuur plaats. Er werd overgeschakeld en snel stoof de wagen Dyon uit, richting Parijs. Nou, wat maar? herhaalde Bankie ongeduldig. Rong liet zijn stem wat dalen, totaal overbodig trouwens, want uit niets had de bestuurder laten merken, dat hij Hollands kende. ,,Weet je, wat ik zag, toen hij zijn portemonnaie pakte? De kolf van een revolver! In zijn broekzak! Bankie had bepaald wel zoiets verwacht, want hij toonde zich niet overmatig verwonderd. „Jonge, een revolver! Het is net echt. Plat op de bodem gaan liggen, als hij begint te schieten, dat lijkt me het beste. Nog meer ontdekkingen gedaan? Tot zijn verbazing knikte Rong zonder de minste aarzeling. „Dat heb ik net. Wat zie je van de bestuurder? Practisch alleen zijn hoofd. Maar toen hij buiten heen en weer liep, heb ik op zijn gestalte gelet. Is het jou niet opgevallen, dat hij nogal breed is in de schouders? Bankie keek hem met open mond aan. „Een revolver? En breed in de schouders? Dus dan zou hij...? „Het kan best allemaal heel toevallig zijn, zei Rong voorzichtig. „maar het begint er werkelijk op te lijken, dat het die knaap is, die ons achterna gezeten heeft. Met andere woorden, het avontuur strekt zijn handen weer naar ons uit. Bankie was gewoon sprakeloos. Kleine zweetdruppeltjes kwamen op zijn voorhoofd parelen. Avontuur! Erg mooi en aardig in een spannend boek. Om echter met een revolverheld in dezelfde auto te zitten, dat was naar zijn smaak te veel van het goede. Maar ze zaten nu eenmaal en ze konden de chauffeur moeilijk verzoeken, even te stoppen, omdat ze de laatste honderdzestig kilometer naar Frankrijks hoofdstad liever te voet wilden afleggen. Bovendien had de man, gesteld, dat hij de bewuste revolverheld was, hen bepaald niet herkend, want ze waren op hun eindeloze tocht genoeg plaatsen gepasseerd, waar hij zich heel gemakkelijk van hen had kunnen ontdoen, als hij dat gewild had. Het zag er dus naar uit, dat er op het laatste stuk ook niets gebeuren zou. Dat nam allemaal niet weg, dat hij niet erg op zijn gemak was en meer dan eens naar het onbeweeglijke achterhoofd van de revolverman tuurde, of liever, naar zijn handen, die rustig op het stuurwiel lagen. „Een ding is er, wat ik niet begrijp, stoorde Rong zijn gedachten. „Als hij werkelijk een misdadiger is, waarom heeft hij dan gestopt, om ons op te nemen? Me dunkt, bij zoiets kun je toch geen jongens gebruiken. „Snap ik ook niet. Misschien is het dat bekende goede plekje, dat iedere aartsboef nog in zijn hart heeft. Ze schieten met een gerust geweten een mens overhoop, maar als er een kikvors op de weg zit, maken ze er met hun auto een boog omheen, op gevaar af, tegen een boom te botsen. Het kan ook zijn, dat het allemaal maar verbeelding van ons is. Wie zal het zeggen? Het is misschien Franse gewoonte met een revolver in de broekzak te lopen en een auto in de kortste keren tot puin te rijden op de erbarmelijk slechte wegen. Het is tenminste wat fraais, waar we nu op zitten. Kalm aan maar, meneertje, kalm aan. Maar tot hun verbazing begon de Lagonda ineens veel meer vaart te zetten. Een vlugge blik op de snelheidsmeter leerde hen, dat ze dicht bij de honderddertig zaten. „En dat op zo'n weg, foeterde Bankie, terwijl hij zich stevig aan de lus vasthield, die hij het portier naar beneden hing. „Zou de Mercedes soms...? Hij draaide zich schielijk om en schreeuwde bijna: „Hij is er weer, Rong, heel in de verte. Zie je hem? Nee, net weg! Wacht maar even, dan komt hij de bocht wel uit. Ja, daar heb je hem! Hoe is het mogelijk? Hij zal trouwens hard moeten rijden, wil hij ons... „Attention un moment, sneed de scherpe stem van de bestuurder ineens zijn woorden af. Meteen wenkte hij met zijn hand, dat ze dichterbij moesten komen. Een beetje aarzelend bogen ze zich voorover, gereed, om bij het minste teken van onraad de portieren open te rukken en naar buiten te springen, snelheid of geen snelheid. „Ecoutez, zei de bestuurder, zonder zijn ogen van de weg af te wenden, die met razende snelheid onder hen doorschoot. Langzaam en duidelijk begon hij te spreken, zodat ze hem vrij goed konden volgen, „Jullie zijn een paar flinke jongens, die niet voor een klein geruchtje vervaard zijn, dat heb ik wel gemerkt. Daarom geloof ik, dat je de taak, die ik je zal opleggen, goed zult volbrengen. Die taak is trouwens heel eenvoudig, maar er hangt ontzettend veel van af. Doe daarom precies, wat ik zeg, niet meer en niet minder. De kwestie is, dat ik om gegronde redenen afgeweken ben van mijn plan, om naar Parijs te rijden. Maar ik heb hier een pakje, dat beslist in de hoofdstad moet zijn. Neem het mee en geef het af op de Rue Pigalle, nummer zes en veertig. Rue Pigalle, nummer zes en veertig. Goed verstaan? Niet opschrijven, alleen onthouden. Pigalle zes en veertig. Zeg maar, dat het pakje afkomstig is van Jean. Goed begrepen? Herhaal dan de boodschap. Rong deed het en daarna, omdat de heer er op stond, Bankie ook nog eens. „Prachtig, zei hij. Hij stak zijn hand onder het dashboard, haalde er een pakketje vandaan ter grootte van een sigarenkistje van vijf en twintig stuks en reikte het over zijn schouders naar achteren. Rong pakte het aan en de heer vervolgde: „Stop het in je rugzak. Zit het? Mooi zo. Luister dan verder. Ik zal aanstonds snelheid opvoeren tot honderd en zestig kilometer. Houd je goed vast, want het geeft misschien wat schokken. Rechts van de weg zul je een bos zien van kastanjebomen. Let daar op, want daar zal ik onverwacht stoppen. Je hebt niets anders te doen, dan uit te stappen en zo snel mogelijk in het bos te verdwijnen. Houd je daar minstens een half uur goed verborgen. Dan loop je naar het stadje Sens en neemt de trein naar Parijs. De kosten zijn natuurlijk voor mij. Hij stak een hand in zijn binnenzak, haalde er een paar bankbiljetten uit en reikte ze naar achteren. ,,Si vous. Je houdt wel een paar francs over, maar dat kun je als voorlopige beloning beschouwen. Rong pakte het aan en de heer vervolgde: „Volbreng je namelijk de taak naar behoren, dan breng ik jullie morgenochtend naar Amsterdam. Zorg, dat je klokslag acht uur op de trappen van de Sacré Coeur staat. Dat is niet zo ver van de Rue Pigalle verwijderd. Herhaal nu de hele boodschap, allebei. Mocht de een om wat voor reden dan ook uitvallen, dan kan de ander zijn werk overnemen. Herhaal! Ze deden het, van a tot z, al was het dan ook niet in vloeiend Frans. Maar de bestuurder had hen begrepen en dat was het voornaamste. Vat de taak niet te licht op, zei hij nog. „Er zijn landsbelangen mee gemoeid. Meer mag ik niet zeggen. Dan zweeg hij, trapte het gaspedaal verder in en….. ze beleefden de opwindendste ogenblikken van hun leven. Het leek, of de wagen met grote, pijlsnelle sprongen over de ongelijke weg daverde. De bomen werden strepen, die dwaas door elkaar maalden als de wieken van honderden molens tegelijk. De auto schudde en trilde en een zware lucht van olie en benzine steeg op. Krampachtig klemden ze zich vast en hielden de ogen star op de rechterkant van de weg gevestigd. Het landschap draaide in grote cirkels ijlend weg. Vrij snel veranderde het en werd bergachtig. Dan doemde een bos op. „Attention, riep de bestuurder. Ondanks die waarschuwing schoten ze toch nog voorover, toen hij plotseling remde. Gierend kwam de Lagonda tot stilstand. „Vite, beval de bestuurder. Snel openden ze de portieren en sprongen naar buiten, ieder aan een kant. Precies tegelijk klapten ze de deuren weer dicht. Meteen sprong de Lagonda weg. Ook zij sprongen weg. het bos in. Ze zagen nog net, hoe de auto in volle vaart links af sloeg en dan doken ze omlaag achter een hoge wal.

 

HOOFDSTUK 3

 

Lift naar Parijs

 

„Einde van het avontuur, zei Bankie, met iets spijtigs in zijn stem. „Einde? Het lijkt meer op een begin. Let op mijn woorden, dit muisje heeft een behoorlijk lange staart. „Kan zijn, bromde Bankie. „Als we anders doen, wat die mijnheer Jean ons opgedragen heeft, dan lijkt me de zaak uit, fini, afgedaan! „Als! zei Rong betekenisvol, terwijl hij de rugzak op de grond liet glijden. Bankie trok zijn wenkbrauwen hoog op. „Wat doe je geheimzinnig, man! Ben je het soms niet van plan! Je mocht wel gek zijn. Een gegarandeerde lift naar Amsterdam, enkel voor het afgeven van een pakje! Wie dat niet aanneemt, die heeft beslist een gaatje in zijn hoofd. Rong zei niets, maar zijn glimlach had verdacht veel weg van een spotlach. Hij haalde het pakje uit de rugzak en woog het op zijn hand. „Wat een gewicht! Moet je eens voelen. Bankie deed het. „Kolossaal! Zou er soms een baksteen in zitten? 't Is precies het formaat van een klinker. Openmaken? Rong nam het pakketje weer over, bekeek het aan alle kanten en schudde dan zijn hoofd. „Kan niet. Het pakje is verzegeld. We zouden er de grootste last mee kunnen krijgen. Bovendien geloof ik niet, dat we daar het recht toe hebben. „Normaal gesproken niet, gaf Bankie direct toe. „Maar als een misdadiger je een pakje overhandigt, met de opdracht, het ergens af te geven, dan lijkt het me toe, dat je zelfs verplicht bent van de inhoud kennis te nemen, of tenminste de politie van het een en ander op de hoogte te stellen. En dat heb ik maar mooi gezegd, vind ik. Kun je het volgen? Rong knikte. „Gelijk heb je. De moeilijkheid is alleen, het bewijs te leveren, dat onze mijnheer Jean een misdadiger is. „Poeh! En die revolver dan? Bewijs genoeg, dunkt me. Maar dat was Rong niet met hem eens. „Hij kan best een agent zijn van de Geheime Dienst of zoiets. Heb je niet gehoord, dat hij het over landsbelangen had? Wie weet, wat voor belangrijke documenten we bij ons hebben. „Van ijzer en staal zeker, lachte Bankie. „Waarom niet? Het kan best een onderdeel zijn van een waterstofbom. Bankie schoof voor de securiteit iets opzij. Het ding mocht eens van plan zijn, op slag te ontploffen, ,,Er zit iets in, in die redenering van je, moest hij toegeven. „De moeilijkheid is alleen, om het bewijs te leveren, dat onze mijnheer Jean een geheim agent is. Rong schoot in de lach. „Precies! Daarom zei ik ook zo betekenisvol „als! Ik ben namelijk van plan... Hij zweeg plotseling, want er naderde een auto in razende vaart. „De Mercedes, zei Bankie, „zo vast als een huis! Wedden? Behoedzaam gluurden ze over de bovenkant van de aarden wal. Het was inderdaad de Mercedes, die voorbijvloog. In een flits onderscheidden ze vaag vier mannen, die voorovergebogen door de voorruit tuurden. De auto verdween om de hoek en ze wilden zich alweer terug laten zakken, toen het wegstervende geluid van de motor plotseling weer aangroeide. In volle vaart joeg de Mercedes achteruit tot bij de zijweg. Drie van de inzittenden sprongen naar buiten en bogen zich over de weg. Er volgde een kort, maar heftig dispuut, niet veel gezwaai van armen. Toen stapten ze weer in en... sloegen de zijweg in, dezelfde, die Jean de Onbekende had gevolgd. „De Spoorzoekers, zei Bankie laconiek. „Je was dus van plan…..Hé, wat hebben we nu aan onze klomp hangen? Als je niet beter wist, zou je zeggen, dat er nog een dol geworden Mercedes op komst is. Weer gluurden ze over de rand, weer stoof er een auto voorbij, nu echter bemand met vier agenten, En weer kregen ze hetzelfde schouwspel van daarnet te zien, met dit verschil, dat de auto niet eerst de hoek omging, maar vlak voor de zijweg stopte met gierende remmen. De agenten stapten echter ook uit, bekeken snel de weg, stegen weer in en de politiewagen deed als zijn twee voorgangers, hij nam de zijweg met een behoorlijke vaart. ,,Wie volgt? zei Bankie. Vol verwachting keken ze de weg af, maar alles bleef rustig. Toen er na vijf minuten nog niemand was verschenen, roetsjte Bankie over de wal, rende in de viersprong naar de zijweg, bekeek vlug de grond en was een paar tellen later al terug. „Net wat ik dacht. Duidelijke remsporen, anders niet. Wat denk je van het geval? Kun je het wisselen, of heb je er niet van terug? „Ik niet, zei Rong. „Je zou zo zeggen, dat onze geheime agent door een stel boeven wordt achtervolgd, maar dat de politie in de buurt blijft, om te zorgen, dat hem niets overkomt. Ze hadden de wagen voor hen in het oog, dat is duidelijk. Anders zouden ze de hoek ook wel voorbijgeschoten zijn, net als die boeven. Maar ik begrijp niet, waarom ze dan niet wat harder gaan, om de belagers van onze agent de aanval onmogelijk te maken. „Ze kunnen misschien niet harder, veronderstelde Bankie. „Enfin, laten we zeggen, dat het ons voorlopig zo helder is als koffiedik. En nu je plan. Ik sta gewoon in de brand van nieuwsgierigheid, al weet ik bij voorbaat, dat het toch niets is. Rong haalde minachtend zijn neus op. Hij draaide het pakje om en om tussen zijn vingers en keerde zich ineens naar zijn vriend. „Gemakkelijk, om bij voorbaat te zeggen, dat het niets is. Ik zou eerst maar eens luisteren, als ik jou was en steek niet direct overal de draak mee. Het is zo duidelijk als wat, dat we in een ernstige zaak verwikkeld zijn geraakt. Nu draait alles om het kardinale punt, of onze chauffeur een misdadiger is of niet. We hebben niet meer dan vijftig procent zekerheid. Geven we het pakje nu zonder meer af, dan lopen we dus vijftig procent kans, dat we een misdadiger behulpzaam zijn en daardoor zelf strafbaar worden. Daarom wou ik voorstellen, het hier ergens te verbergen, naar Parijs te tuffen en daar de politie van het geval op de hoogte te stellen. Als we een goed signalement geven van die mijnheer Jean, zullen ze ons gerust wel kunnen vertellen, of hij te vertrouwen is of niet. Is hij het wel, dan gaan we terug, halen het pakje op en bezorgen het op de Rue Pigalle. Of het een paar uur eerder of later aankomt, dat zal niet veel uitmaken, denk ik. De wereld zal er in ieder geval niet van vergaan. Blijkt hij wel een misdadiger te zijn, dan kan hij mooi ingerekend worden en we geven het pakje aan de politie. Zo werken we met honderd procent zekerheid, snap je? „Jawel, hoogheid. Alleen is het me niet duidelijk, waarom we het nu juist moeten verstoppen. We kunnen het toch rustig in de rugzak laten zitten! Het scheelt ons dadelijk al de reis heen en terug. Ik heb vandaag al zoveel gereden, dat ik niets happig ben op nog eens een paar honderd kilometer extra. „Ik net zo min. Maar ik voel er ook niets voor, om het bij me te houden. Stel je voor, dat het werkelijk om landsbelangen gaat en dat ze het ons op de een of andere slinkse manier afhandig weten te maken! Ik neem maar liever het zekere voor het onzekere. Als we teruggaan, vragen we natuurlijk politiegeleide, dus dan kan er niets meer gebeuren. Of misschien ook wel, maar dan is de verantwoording ten minste van ons af. Wat dunkt je er van? Bankie dacht een hele tijd na. „Ik voor mij zou er gemakkelijk mee zijn, zei hij toen, „Maar toch geloof ik wel, dat je gelijk hebt. Kwaad kan het in ieder geval niet, zullen we maar rekenen. Verstoppen dus! Maar waar? „In je broekzak, ben je nu lekker? Denk je, dat er in dat hele bos geen enkele schuilplaats te vinden is? Wedden, dat we binnen de vijf minuten een prima plekje hebben? Hij kreeg nog gelijk ook, want toen ze een meter of vijftig in het bos waren doorgedrongen, vonden ze een omgevallen boomstam, die al voor driekwart was vergaan. Rong stopte het pakje in een spleet en vulde de opening op met houtmolm. .,Een knappe kerel, die dat vindt, zei hij. „En de plek is gemakkelijk te herkennen, De eerste de beste omgevallen stam vanaf de weg. Met dat al is dat half uur wachten wel voorbij, denk ik. Terug dus en op weg naar Sens, om de trein te pikken. Zonde van het geld, vond Bankie. „Heb je veel gekregen? „Weet ik niet eens. Even kijken. Hij haalde de bankbiljetten uit de zak en toen bleek het, dat ze, in Hollands geld gerekend, vijftig gulden rijker waren geworden. ,,Niet gek voor een doordeweekse dag, glunderde Bankie en hij voegde er met een schijnheilig gezicht aan toe: „Eigenlijk mogen we niet van de trein gebruik maken, nu we de opdracht niet stipt volbrengen. .,Mogen niet, maar we doen het toch, zei Rong. Toen ze echter het bos uitliepen en op de weg sprongen, naderde er toevallig juist een auto met een gezapig gangetje. Voor ze het wisten, hadden ze automatisch de duimen uitgestoken en warempel, de auto stopte. Toen konden ze moeilijk anders doen, dan de bestuurder vragen, of hij naar Parijs ging en of ze mee konden. „Oui, zei de heer twee keer. „Instappen dan maar, lachte Bankie. „Het scheelt ons gauw een gulden of vijftien. Met de trein of per auto, in Parijs komen we toch en daar is het ten slotte om begonnen. Ze zaten al, voor hij uitgepraat was en de auto, een gloednieuwe Bugatti, sukkelde met een matig gangetje de hobbelige weg af. „Weer eens wat anders, grinnikte Bankie. „Ik mag dat wel, dat rustige en bedaarde. Veel beter voor je zenuwen. Ik vraag me alleen af, of we voor of na middernacht in Parijs aankomen. De chauffeur gelieve er rekening mee te houden, dat de jeugdherberg om tien uur haar poorten sluit. Het bleek echter mee te vallen. Toen ze Sens door waren, werd de weg veel beter en meteen gaf de bestuurder meer gas. Aan de honderd en twintig kilometer kwam hij niet toe, maar ze reden toch ruim tachtig en dat was snel genoeg naar hun zin. In anderhalf uur konden ze Parijs hebben bereikt. Ze deden er echter veel minder over, want…..Het begon eigenlijk vrij onschuldig. Ze waren misschien een kwartier op weg, toen ze ingehaald werden door een knalgele sportwagen uit het jaar nul. Zo te zien was het een regelrecht wonder, dat het ding de tachtig nog kon halen en toch nog heel blijven. Maar meer dan tachtig zat er waarschijnlijk niet in de motor, want de wagen bleef achter hen, zodat ze volop gelegenheid hadden, de inzittenden goed op te nemen. En toch kregen ze daar de kans niet toe, want de twee mannen hadden de kragen van hun jas hoog opgezet en de hoeden met brede randen diep in de ogen getrokken. „Typisch, zei Bankie na een poosje, „ze lijken het wel koud te hebben. Het is een open wagen, dat geef ik toe, maar het is het mooiste weer, wat je je maar denken kunt. Wat dat betreft mocht onze wagen gerust open zijn, want ik vind het hier vrij benauwd. Zonderling is het. Om maar geen sterker woord te gebruiken, verdacht bijvoorbeeld. Het is net, of ze bang zijn, hun gezichten te laten zien. „Lijkt er op, vond Rong. „En weet je, wat ook zonderling is? Dat ze maar achter ons aan blijven hobbelen. Je zou zeggen, dat we ze aan een touwtje hebben. De weg is niet overmatig breed, maar ze kunnen toch gemakkelijk passeren. Waarom doen ze het dan niet?

39

 

„Omdat ze liever in de luwte blijven, loste Bankie de moeilijkheid op: De uitlaatgassen nemen ze op de koop toe. Maar het scheen. of het slepie plotseling van gedachten veranderde want ze begonnen ineens signalen te geven. De bestuurder von de Bugatti keek even in het spiegeltje, mompelde wat en ging een beetje opzij. Het was de heren bepaald niet genoeg, want hun claxon bleef loeien. Weer keek de chauffeur in de spiegel. „Nom de..., gromde hij en gaf nog wat meer ruimte. Weer niet genoeg, want de claxon achter hen ging nog steeds te keer. „Knop te ver ingedrukt, hij wil niet meer terug, veronderstelde Bankie. Hun gastheer liet zich een minder net woord ontvallen, mompelde iets over wegpiraten en trok zijn wagen weer midden op de weg. Meteen begon hij de snelheid op te voeren. Negentig, honderd, honderdtien. Stijf van verbazing staarden de jongens door de achterruit. De onmogelijke gele wagen, die je zo op het autokerkhof geduveld zou hebben, bleef pal achter hen. En maar claxonneren. Hun oren suisden er van. Bankie boog zich voorover, om te zien, of er toch niet een verbinding was, want dit kon vanzelf niet. „Het moet een onzichtbare kabel zijn, bromde hij, „want ik zie niets, het is gewoon spookachtig. Hun snelheid steeg nog. Honderdzestien, zeventien, twintig. En toen gebeurde het wonderbaarlijke. De weg verbreedde zich plotseling, de claxon zweeg plotseling en even plotseling schoot de gele sportwagen hen voorbij. Maar niet ver, want hij verminderde ogenblikkelijk vaart en kwam vlak voor hen rijden. En toen namen ze wraak, want ze weken geen centimeter van het midden en lieten hun snelheid langzaam dalen. De Bugatti was wel genoodzaakt hetzelfde te doen en voor er vijf minuten voorbij waren, sukkelden ze met een gangetje van veertig in het uur voort. Hun chauffeur gromde als een getergde hofhond. Even leek het er op, of hij wou stoppen, maar juist kwam er van de andere kant een grote trailer aandenderen. Als de sportwagen niet verpletterd wilde worden, moest hij wel aan de kant gaan en ver ook, want de vrachtauto was behoorlijk breed. Dat was de kans voor de Bugatti en hij maakte er een dankbaar gebruik van. Nauwelijks was de opening tussen hun kwelgeest en de trailer groot genoeg, of hij schoot er met loeiende motor doorheen. En nu liet hij meteen zien, wat hij in zijn mars had. In minder dan geen tijd reden ze honderd en zestig per uur. De sportwagen spurtte, wat hij kon, maar de afstand tussen hen werd zienderogen groter. „Lekker, zei Bankie en hij kon het niet laten, een lange neus te trekken. De bestuurder handhaafde de razende snelheid tot de eerste huizen van de Metropole opdoemden, dat wil zeggen, de eerste huizen achter het Bois de Vincennes. Ze hadden er, vanaf Sens, minder dan een uur over gedaan. Maar ze slaakten allebei een zucht van verlichting, toen de Bugatti zijn snelheid aanzienlijk minderde. Het leek ineens, of ze kropen, maar toch schoven ze nog met een vaartje van tachtig over de brede Avenue Daumesnil. „Nooit zo'n verzorging gehad, mompelde Bankie, „maar alle overdrijving schaadt. Hij mag voor mijn part gerust afzakken tot vijftig. Lijkt me snel genoeg in al die drukte. Enfin, we zijn mooi op tijd in Parijs en nog heelhuids ook, al moet je de dag niet prijzen voor het avond is. Moet je dat zien, ze rijden hier allemaal, of ze de duivel op hun hielen hebben zitten. Aanstonds een klein botsinkje, boeh... „Place de la Bastille, zei Rong, toen ze een groot plein overstaken. „Daar heb je de Colonne de Juillet. „O, zei Bankie met een dom gezicht, „precies, ja. Dat wou ik ook net zeggen. Colonne de... Wat zei je ook al weer? „De julikolom. Of weet je niet meer uit je geschiedenis, dat op de veertiende Juli 1789, de Bastille werd bestormd? Trouwens, de kolom, met het vrijheidsbeeld er op, werd opgericht ter herinnering aan de opstandelingen van de revolutie van 1830. Hun stoffelijk overschot rust in de voet van het monument. „Ik vind het maar griezelig, zei Bankie, die ogen tekort had, om alles, wat passeerde, in zich op te nemen. Ze schoten de Rue St. Antoine in en snorden toen langs de brede Rue de Rivoli. „jammer, dat we zo hard gaan, zei Rong, toen ze een tijd later het Louvrepaleis passeerden en voortjoegen langs de Tuilerieën. Maar de woorden waren nog niet uit zijn mond, of ze raakten in een verkeersknoop en toen gingen ze helemaal niet meer. In tijd van een ommezien stonden honderden auto's op en door elkaar en was er geen doorkomen meer aan. Meteen ontstond een hels concert van claxons in alle toonaarden. Het leek wel een gekkenhuis. Het duurde zeker wel een half uur, voor de warboel door een heftig transpirerende verkeersagent uit de knoop was gehaald. Toen ze eindelijk verlof kregen om door te rijden, trok de Bugatti snel op, bepaald met de bedoeling, om schuinweg de Place de la Concorde op te schieten. Maar op hetzelfde ogenblik flitste een knalgele, aftandse sportwagen hen voorbij en sneed hen gewoon de pas af. Een botsing leek onvermijdelijk. Maar hun chauffeur gooide razendsnel het stuur om. De wagen suisde naar het trottoir. Een ruk aan het stuur naar de andere kant en…..met een daverende slag ramden ze een lantaarnpaal, die als een lucifershoutje afknapte. Door de geweldige schok schoten ze als raketten naar voren en belandden met grote kracht tegen de voorruit. Bankie zag sterretjes, Rong niet minder en toen zagen ze helemaal niets meer, want ze waren bewusteloos. „Vuurwerk, dacht Bankie, toen hij weer naar het land van de levenden terugkeerde. Het was een vuurwerk, dat ze afstaken in zijn hersenen, met vlammen en sterren en veel geraas. Toen kreeg hij het gevoel, of ze met een voorhamer zijn hoofd aan het bewerken waren. „Lamme boel, dacht hij suffig. „Wie zou me dat koopje leveren? Voorzichtig opende hij de ogen, kneep ze dicht voor het felle licht, zette ze op een spleetje en ontdekte, dat hij op de grond lag, zo maar op de stenen. Verwonderd deed hij zijn ogen wat verder open en keek toen recht in het gezicht van Rong, die ook op de grond lag en rare grimassen trok. „Hallo, zei hij met een dikke tong, „wat doe je raar! Rong bewoog zijn lippen krampachtig, maar er kwam geen geluid uit. Even keken ze elkaar aan. Dan gingen ze bijna gelijktijdig overeind zitten en ontdekten, dat ze het middelpunt vormden van een luidruchtige mensenmenigte, die plotseling opzij week, om... een paar brancards door te laten. Dat bracht hen iets in herinnering. „Merci bien, zei Bankie, nog steeds met dikke tong, „erg vriendelijk aangeboden, maar ik geloof niet, dat het nodig is. Sta op, Rong en toon, dat we stoere Bataven zijn, die wel tegen een stootje kunnen. „Stootje? mompelde Rong, knipperend met zijn ogen. „Ik geloof, dat het een volkomen uitgegroeide, volwassen stoot was. Maar je bent Bataaf, of je bent het niet. Dat was mooi gezegd. Maar toen ze, onder opgewonden gepraat von de omstanders, op hun voeten kwamen, stonden ze de eerste ogenblikken toch te wiebelen op hun benen. De brancardiers keken, of ze hun laatste oortje versnoept hadden. Er volgde een kort gesprek in rad Frans. Snel stelden ze de jongens een paar vragen, die ze niet verstonden en waarop ze dus geen antwoord konden geven. Op goed geluk af zeiden ze maar een paar keer „oui en „non. Toen wees een van de dragers op zijn voorhoofd en ze verdwenen even snel, als ze waren gekomen. „C’est ça, grinnikte Bankie, die zijn hoofd aan alle kanten betastte en er nogal wat verhevenheden op ontdekte. „Volgende hoofdstuk. Hoe zou het met de Bugatti zijn? Net zo gedeukt als wij, denk ik. Dan pas drong het tot hen door, dat er ook een bestuurder in gezeten had. En dat die waarschijnlijk…..Maar toen ze zich omkeerden, zagen ze, dat de bestuurder niet dood was. Integendeel, hij stond met roodaangelopen hoofd heftig te redeneren met een paar agenten. Ze verstonden er geen stom woord van, maar alleen al uit de bewegingen van zijn handen konden ze het verhaal volgen. „Zo trok ik op en toen kwam die gele kar en sneed me de weg af. Ik wilde een aanrijding voorkomen en gooide het stuur om. Dacht in een boog weer op de weg te raken, maar toen stond daar die lantaarnpaal. Helaas! En hij maakte een beweging, of hij zeggen wou, dat die plek ook maar een rare plek was voor een lantaarnpaal en dat hij het ook niet helpen kon. De Bugatti stond nog met zijn neus tegen de afgeknapte paal, niet een erg beschadigde neus, want de hele voorkant was ingedrukt. Ze werden wat draaierig, toen ze het zagen. Gewoon een wonder, dat ze er nog levend uitgekomen waren. Van de gele wagen was geen spoor meer te bekennen. De bestuurder mankeerde blijkbaar helemaal niets. Hij begon tenminste weer met frisse moed hetzelfde verhaal te vertellen. …..Zo kwam ik aanrijden en toen….. Hij ontdekte ineens zijn jonge medepassagiers en kwam met stralend gezicht op hen af, schudde hen de hand, klopte hen op de schouders en ratelde aan een stuk door. Dan keerde hij zich weer tot de agenten. „Zo kwam ik aanrijden. De jongelui hier kunnen het getuigen. En toen, vraag het de jongeheren, toen kwamen die wegpiraten….. Een van de gendarmes hief afwerend zijn hand op en kwam op hen toe. En ze kwamen er natuurlijk niet onderuit, ze moesten het hele verhaal doen. Rong voerde het woord, zo goed en kwaad als het ging, geassisteerd door Bankie, als hem ook eens een uitdrukking te binnen schoot. Het werd niet duidelijk, of de agent hen begreep. In ieder geval noteerde hij af en toe wat en knikte, dat het goed was. Dan naderde een kraanwagen. De Bugatti werd met vereende het goed was. krachten achteruit getrokken en aan de kraanwagen gekoppeld, voorwielen in de hoogte, net of hij aan het steigeren was. „Onze rugzakken, zei Rong verschrikt. „Moment, moment! riep Bankie in zeer schoon Frans en hij dook de scheefhangende auto in. Het duurde nogal even, voor hij weer te voorschijn kwam met een beteuterd gezicht. „Nergens te vinden, voor en achter niet, niet boven en niet onder. „Bestaat niet, zei Rong en stelde op zijn beurt een onderzoek in. Die Bankie had natuurlijk weer met zijn neus gekeken. Maar het resultaat was precies hetzelfde. Ook hij kwam met een beteuterd gezicht en lege handen weer naar buiten gekropen. „Weg! Spoorloos verdwenen! Wie zou ons dat koopje hebben geleverd? „Iets kwijt? informeerde de bestuurder. „Onze rugzakken, mijnheer. We hadden ze naast ons neergelegd. Zijn ze misschien naar buiten gebracht? De heer had er in de consternatie niet op gelet, wat ook heel begrijpelijk was. De agenten wisten er ook niets van. Maar een van de omstanders, die met gespitste oren had toegeluisterd, kwam triomfantelijk naar voren en vertelde, dat hij er meer van wist. Hij had gezien, dat iemand de rugzakken uit de auto had gehaald. Hoe die iemand er dan uitzag, vroeg een van de agenten meteen. ja, dat wist hij niet. Hij had er verder helemaal niet op gelet, omdat het hem niet belangrijk leek. Dat was het eigenlijk ook niet. Wat is tenslotte een rugzak met wat spulletjes er in? Maar de jongens voelden zich erg gedupeerd. Neen, leuk was het niet. Het ergste was, dat ze nu ook hun passen kwijt waren en daarmee konden ze wel eens de grootste last krijgen. Natuurlijk zochten ze alles af, maar de zakken bleven spoorloos. „Onbegrijpelijk, zei de heer, die ijverig meegezocht had. „Iemand moet ze meegenomen hebben, dat is duidelijk. Maar wat hebben ze er nu aan, om een paar rugzakken te stelen? Zaten er dingen van waarde in? Rong schudde zijn hoofd. „Alleen onze passen, maar verder niets. Het geld heb ik altijd in het zakje van mijn shirt. Maar dat neemt niet weg, dat het een behoorlijke schadepost is. „Vind ik ook, zei hij. „Daar moet iets aan gedaan worden, dat spreekt haast vanzelf. Tot hun grote verbazing zagen ze, dat hij zijn hoed afnam, er een bankbiljet in deed en toen tussen de menigte verdween. Een minuut of tien later kwam hij weer terug. „Hou je handen op, zei hij en toen ze het deden, schudde hij de inhoud van de hoed er in uit, een stroom van grote en kleine munten en tal van bankbiljetten. „Voor nieuwe rugzakken. En verder maar goede reis en veel geluk. Wat die passen betreft, vervoeg je morgen even op het Nederlandse Consulaat, dan komt dat wel in orde. Het adres is Rue de Constantine, nummer elf. Voor ze van hun stomme verbazing waren bekomen, was hij al in geen velden of wegen meer te zien. Ze keken elkaar beteuterd aan en schoten dan in een daverende lach. „Een mens kan wat meemaken, hikte Bankie. „Wat moeten we daarmee aan? „In je zakken stoppen, besliste Rong zonder aarzelen. „En vlug ook, of we worden nog bekeurd wegens bedelarij. Ze deden het, nog steeds proestend van het lachen en keken dan besluiteloos om zich heen. De beschadigde Bugatti was verdwenen en de volksoploop had zich verspreid. „Wat doen we? vroeg Rong. Bankie streek eens over zijn buik. „Ik geloof, dat hierbinnen een alarmklok wordt geluid. Wat zou je er van denken, als we eens een stukje gingen eten, ergens in een gezellig etablissementje? Geld plenty, dus wat let ons? Kunnen we meteen wat bekomen van al de emoties. „Ik stel voor, het voorstel aan te nemen. Wie is er tegen? Niemand? Dan is het er door met algemene stemmen. Ik neem een garnalenslaatje. En jij? Bankie rammelde eens met de munten in zijn broekzak. „Doe niet zo dagjesmensachtig. Garnalenslaatje? Stop ik in een holle kies. Ik moet wat stevigers hebben. Laat eens kijken. Eerst een bord soep. Dan een behoorlijke biefstuk met aardappelen en doperwtjes. Een puddinkje toe. Nog wat fruit. En tot slot een kop koffie met een mokkapunt. Als ik dan nog niet genoeg heb….. Lachend gingen ze op weg, de brede Champs Elysées af en stonden tenslotte stil voor een reusachtig gebouw. „Claridge Hotel, zei Bankie, „lijkt me wel iets. Hij maakte warempel aanstalten, om de brede trappen met statige tred te bestijgen. „Ben je betoeterd? schrok Rong. „je betaalt hier voor een kop koffie meer, dan ergens anders voor een compleet maal. Bankie draaide zich om en vroeg onnozel: „Zou het? Klagen we ze aan bij de Prijsbeheersing. Maar zonder gekheid, als we hier rond blijven darren, komen we nooit aan eten toe. We moeten een zijstraat in. Na wat zoeken en ronddwalen, na wat wikken en wegen, vonden ze eindelijk een knus eethuisje in de Rue François. Het zag er niet al te luxueus uit. Niet al te zindelijk trouwens ook, maar zo nauw moest je niet kijken, als je ging eten van de bedeling. Het diner was goed en daar ging het maar om. Ze volgden het programma op de voet. Toen vond Rong, dat het wel toekon, maar Bankie voelde zich nog niet helemaal voldaan, weshalve hij ijverig het menu naspeurde en tenslotte een portie ananas met slagroom bestelde. „Mij ook dan maar, voor de gelijkheid, zei Rong. De ananas was aan de zure kant, de slagroom trouwens ook. „Zonde van het geld, vond Bankie, maar ze aten toch alles op. Dan leunde hij behaaglijk achterover. „Hé, hé, daar komt een mens van bij. Het was anders wat met die aanrijding. Ik heb het gevoel, of ik een en al bult ben. „Je bent er niet bepaald mooier op geworden, lachte Rong. „Jij wel, zullen we zeggen. Drie builen op je voorhoofd en een, dikke lip. „En barstende hoofdpijn, maar dat zie je niet aan de buitenkant. vulde Rong aan. „We moeten maar zo gauw mogelijk in de jeugdherberg zien te komen, dan gaan we lekker slapen. Hij sloot even zijn ogen, keek dan plotseling zijn vriend aan en zei: „Over die aanrijding gesproken, wat denk je er eigenlijk van? Bankie trommelde met zijn vingers op het tafeltje, waardoor meteen een gedienstige garçon toeschoot en beleefd naar hun verlangens informeerde. Hij keek hem verbaasd aan en zei dan: „Nog maar een kop koffie. „Je wordt een losbol en een doordraaier, waarschuwde Rong., „Dat geld was voor nieuwe rugzakken, wil je daar om denken? „Je hebt nog wat in je borstzak ook, gaf Bankie met een uitgestreken gezicht terug. „Borstzak? zei Rong, niet begrijpend. „Verroest ja, dat geld van die mijnheer Jean. Laat ik nou dat hele pakketje vergeten zijn! We hadden notabene de politie vlak bij de hand. Nu kan het natuurlijk niet meer. We kunnen wel naar de politie gaan, maar het zal niet meevallen, om in het donker de juiste plek in het kastanjebos te vinden. Enfin, niets aan te doen. Morgenochtend dan maar. De koffie werd gebracht en ze rekenden meteen af. Het was maar goed, dat het eten goed was geweest, want de prijs was ook goed. ,,Zal een telling worden, lachte Bankie, terwijl hij een handvol los geld uit zijn broekzak opdiepte. „Doe niet zo dagjesmensachtig, zei Rong met een grijns en hij deponeerde met een nonchalant gebaar enige bankbiljetten op het tafeltje, net of het dagelijks werk van hem was. Van de vijftienhonderd francs kreeg hij er driehonderd terug. Maar toen de kellner geen aanstalten maakte om te vertrekken, begreep hij dat de fooi er niet bij inbegrepen was. Hij maakte vlug een berekening tegen vijftien procent en schoof de garçon tweehonderd francs toe. Het was bepaald meer dan genoeg, want hij boog als een knipmes. „Dat heeft ons een kleine vijftien gulden gekost, zuchtte Rong, terwijl hij de overgebleven francs bij het kleine geld in zijn broekzak stopte. „Enfin, als we tekort komen, gaan we maar weer een keer met de hoed rond. Het lijkt me de gemakkelijkste manier, om aan de kost te komen. „Met of zonder aanrijding? vroeg Bankie. „Mét natuurlijk, anders kun je niet met de hoed rondgaan. Je moet tenslotte iets voor de goede zaak over hebben. Maar die aanrijding dan, ik heb geen antwoord op mijn vraag. Wat denk je er eigenlijk van? Bankie wilde weer met zijn vingers gaan trommelen, maar hij bedacht zich nog bijtijds en zei peinzend: „Ja, dat is een zonderling geval. Ik vond direct al, dat die kerels er zo verdacht uitzagen. Trouwens, alles wat ze deden, was verdacht. Eerst halen ze ons in, blijven dan achter ons hangen, tuffen tenslotte voorbij en proberen ons tot stilstand te dwingen. Dat lukt toevallig niet en daarom jagen ze ons in Parijs maar tegen een lantaarnpaal op. „En de rugzakken verdwijnen op een mysterieuze manier, voegde Rong er op een eigenaardige toon aan toe. Bankie keek hem met een dom gezicht aan. Dan vloog het bloed plotseling naar zijn hoofd en hij riep opgewonden: „Ik weet, wat je denkt en het klopt allemaal als een zwerende vinger. Natuurlijk! Dat ik niet eerder op die gedachte ben gekomen! Het was van het begin af hun bedoeling, ons te beroven. „Juist, zei Rong, „dat is net, wat ik er van denk. Ze halen ons in, kijken eerst eens goed, of ze zich niet vergissen en als ze zeker zijn van hun zaak, proberen ze de Bugatti te laten stoppen. Dat mislukt, maar in Parijs krijgen ze door die opstopping opnieuw de kans, waar ze dan ook haastig en handig gebruik van maken. Natuurlijk hebben ze die gele kar een eind verderop geparkeerd en zijn toen op een draf terug gekomen, om de rugzakken even te pikaniseren. Klein kunstje natuurlijk in al die drukte. „Jawel, zei Bankie, heel wat minder opgewonden, „dat is allemaal goed en best, maar ik zie niet in, waarom ze het juist op onze bagage hadden voorzien. Hebben we dan zo'n miljonairsgezicht? Nu was het Rong, die op de tafel trommelde, maar hij deed het heel zacht, zodat de ober het niet hoorde. „Ik denk, dat ik de verklaring weet, peinsde hij hardop. „Het zit hem in dat pakketje. Ze dachten natuurlijk, dat wij het bij ons hadden. Kun je zien, hoe verstandig het was, het te verstoppen. Het gezicht van Bankie was een daalder waard. Het leek net een groot vraagteken. „Pakketje? Hoe konden zij in 's hemelsnaam weten, dat wij dit in ons bezit hadden? „Ja, dat weet ik ook niet. Dat is allemaal in nevelen van geheimzinnigheid gehuld, om het maar eens deftig te zeggen. Toch ben ik er van overtuigd, dat het daarom begonnen was en nergens anders om. Ze dachten natuurlijk, dat het in één van de twee rugzakken zat en daarom hebben ze die meegepikt. „Ingewikkelde geschiedenis wordt het, vond Bankie. „Alweer een auto er bij. Het moet wel een erg belangrijk pakketje zijn, dat er zoveel mensen achteraan jagen. „Die zich bovendien niet ontzien, een auto-ongeluk te veroorzaken, vulde Rong aan. „Zei ik je direct al niet, dat avontuur hetzelfde is als wespennest? We zijn er nog levend afgekomen, maar het had net zo goed anders kunnen zijn. In ieder geval, ik waarschuw morgenochtend direct de politie. Hoe gauwer we van het geval af zijn, hoe beter het me lijkt voor onze gezondheid en zo.

49

„Dan mogen we wel heel vroeg uit de veren komen. Eerst naar de politie. Dan het pakje halen. Dat is heen en terug zo'n kleine tweehonderd vijftig kilometer. Naar de Rue Pigalle, als het goed zit en dan hollen naar Montmartre, om klokslag acht uur op de trappen van de Sacré Coeur te zitten. Rong dacht even na. „Ja, het zal wel een vroegertje worden. De tocht naar de Rue Pigalle kunnen we trouwens laten vervallen. Blijkt onze breedgeschouderde heer een misdadiger te zijn, dan krijgt hij het pakje natuurlijk niet. Is hij een geheim agent of zo, dan overhandigen we het hem bij de Sacré Coeur. Dan weten we meteen zeker, dat het in goede handen komt. In ieder geval, we gaan nu beddewaarts. Jij weet zeker de weg wel naar de jeugdherberg, is het niet? „Tuurlijk, zei Bankie zonder blikken of blozen, „ergens in het Bois de Boulogne. Dat is, ruw geschat, een kilometer of twintig uit de buurt. Peuleschil! Op zo'n klein eindje kun je onmogelijk verdwalen. Het zou een hele toer worden, de jeugdherberg te vinden, dat begrepen ze wel. Maar ze maakten er zich geen zorgen over. Op straat stonden ze even te beraadslagen, wat ze zouden doen. Het begon al te donkeren en het was natuurlijk waanzin, om in een wildvreemde wereldstad op goed geluk af te gaan lopen. ,.Eerst maar met de Métro naar het Westen, stelde Rong voor. „Met vragen kunnen we wel aan de weet komen, waar we zo ongeveer moeten zijn. Dan kunnen we misschien een bus pikken of zo. Of weet jij wat beters? „Beter wel, maar duurder ook, aarzelde Bankie. „Als we een taxi nemen….. Of het zo moest zijn, kwam er juist een aanrazen. De chauffeur had bepaald een scherpe neus voor zoiets, want de wagen kwam met gierende banden langs het trottoir tot stilstand. „Taxi? vroeg de man hoopvol, de meest vriendelijke lach te voorschijn toverend, die hij maar bedenken kon. Ze bedachten zich niet lang. Het ging natuurlijk geld kosten, maar het was de beste oplossing. Als de chauffeur tenminste de weg wist. „Eh , zei Bankie, die het dichtste bij stond, „Taxi? Yes. Oui, bedoel ik. Tenminste la route au à la…..toe Rong, help eens een handje. Je staat maar te grinniken en laat mij het werk alleen opknappen. Wat is jeugdherberg in het Frans? „Auberge, hielp Rong hem op weg. „Auberge de Jeunesse, om precies te zijn. „Merci. Daar gaat ie dan. Eh…..monsieur, la route á l'auberge de Jeunesse, weet u die? De Nachtegaal heet dat ding. Wat is dat ook zo gauw weer. O ja, le rossignol. Auberge de Jeunesse Le Rossignol! „Dans le Bois de Boulogne? vroeg de chauffeur, zonder een moment te aarzelen. „Precies. Is dat ver? Maar de chauffeur verstond geen Hollands en kon dus geen antwoord geven. Wel opende hij bereidwillig het portier en nodigde hen uit om in te stappen. Wat ze, na een korte aarzeling, dan ook maar deden. „Vite? vroeg hij toen ze zaten. Rong schudde zijn hoofd. „Merci bien. We hebben vandaag al genoeg snelheid genoten. Kalm aan maar, dan breekt het lijntje niet.

 

HOOFDSTUK 4

 

Een nacht vol rumoer

 

De chauffeur deed het kalm aan, althans naar Parijse begrippen. Maar de jongens hielden hun hart vast. De auto stoof de Rue Marbeuf in, rakelings langs andere wagens, schoot door de kleinste gaatjes, stopte op de meest onverwachte momenten en flitste even snel weer weg. Zo vaak ze een hoek omgierden, dachten ze, dat hun laatste uur had geslagen. Maar het ging wonder boven wonder goed. De chauffeur redde zich met een onbewogen gezicht uit de moeilijkste situaties en trok er zich niets van aan als andere chauffeurs tegen hem begonnen te schelden, wat zo om de paar minuten het geval was. Hoogstens keek hij even op en riep fel een paar woorden terug, die in geen enkel Frans woordenboek te vinden waren. Het duurde dan ook niet lang, of ze voelden zich volkomen op hun gemak en begonnen zelfs schik te krijgen in de rare capriolen die de auto soms maakte. „Hoe zou hij gereden hebben, als we gezegd hadden, dat er haast bij het geval was? vroeg Bankie zich hardop af. „Precies hetzelfde, denk ik. Gauwer kan immers niet. Tijd is geld voor die lui. Hoe meer vrachtjes, hoe groter de verdienste. Bankie knikte en luisterde vermaakt naar de chauffeur van een vrachtwagen, die zich ver uit de cabine naar buiten boog en een regen van scheldwoorden liet neerdalen op de kleine taxi, die hem brutaalweg de pas had afgesneden. Ze hoorden hem zelfs nog, toen ze al voorbij waren. Lachend keek Bankie om, keek even later nog eens en een paar minuten daarna voor de derde keer. De lach op zijn gezicht werd een glimlach en verdween toen helemaal. Hij leunde achterover, sloot zijn ogen en zei dan met kwijnende stem: ,,Zo'n oplawaai, als wij gehad hebben in de Bugatti, kun je daar een hersenschudding van krijgen? Rong keek verbaasd opzij. „Dat zou wel kunnen, ja. Maar je wilt toch niet beweren…..? „En als je een hersenschudding hebt, onderbrak Bankie hem gelijk, „zijn je hersens dan werkelijk door elkaar geschud? Krijg je dan…..eh…..hoe noem je die dingen? Hallucinaties, geloof ik. Van die waandenkbeelden, bedoel ik. Dat je dingen ziet, die er niet zijn. Een beetje ongerust ging Rong rechtop zitten en bekeek zijn vriend, zoals een dokter een ernstige patiënt. „Wat is er? Ben je niet lekker? Bankie protesteerde met een slap handje. „Niet beledigend worden, Rong Hazes. Ik geloof werkelijk, dat ik een hersenschudding heb. Of niet, natuurlijk. Maar dan…..Kijk jij eens achterom. Rong deed het, liet zijn ogen langs de file auto's gaan, bekeek de twee kerken op de hoek van de Rue Bassano, maar ontdekte niets bijzonders. „Doe niet zo gek, zei hij narrig. „Ik zie….. „Wat jij niet ziet, vulde Bankie snel aan. „Net andersom dan altijd. Jij ziet niet, wat ik wel zie. Of ik heb een hersenschudding, wat nog steeds niet uitgesloten is. Doe net als ik en kijk eens een keer of drie met een tussenpoos van een paar minuten. Wat Rong dan maar weer deed, al was het hoofdschuddend. Hij keek zelfs wel vijf keer en zei dan ineens: „Die kleine, grijze auto zit ons steeds op de hielen. Bedoel je dat misschien? Bankie opende zijn ogen en keek ook achterom. „Precies, dat bedoel ik. Het zou al heel toevallig zijn, als we allebei ineens last van vervolgingswaanzin hadden. ,,je denkt dus….. „Dat denk ik, ja. We worden weer achter de vodden gezeten. Hoe het kan, kan het, maar het is een feit. „Dat is dan de vierde auto, die in het spel betrokken is, „De vijfde, zei Bankie rustig. „Je zou de tel haast kwijt raken. Wacht maar eens even. Zul je een mop beleven. Dat rijmt ook nog. Mag je een wens doen. Zal ik meteen waarnemen. Hij tikte op de ruit, die hen van de chauffeur scheidde. Die schoof zonder om te kijken het raampje open. „Eh, zei Bankie met een aanloopje, „vite, très vite. Het is al laat, zie je en dus…..Compris, zei de chauffeur. Het raampje schoof dicht en de auto stoof, neen, sprong vooruit. Het bleek, dat Rong bar ongelijk had gehad, door te veronderstellen, dat ze niet vlugger konden. Ze konden het ook eigenlijk niet, maar de chauffeur veranderde in een goochelaar, een tovenaar of wat dan ook, In ieder geval, hij speelde het klaar, de snelheid aanzienlijk te verhogen. Dat hij daarbij door stoplichten reed en levensgevaarlijke stunts uithaalde, dat waren dingen, die ze maar op de koop toe moesten nemen, „Très vite, hadden ze gezegd, ,,zeer snel. Dat gaf natuurlijk een extra fooi en dus…..Als een razende Roland joeg hij langs de Avenue d'Iéna, slipte op zijn aller-onverwachts op twee wielen de nauwste straatjes in en weer uit, zodat ze van links naar rechts geslingerd werden, schampte op een haar langs auto's en motorfietsen, wrong zich haarscherp door de rechtse bochten, loeide gierend door de linkse en vertrok bij dat alles geen spier van zijn gezicht. „Daar moet je taxichauffeur voor zijn, zei Bankie bewonderend. „In Parijs, zorgde Rong voor de volledigheid. „Maar het doel is bereikt. Van de achtervolger geen spoor meer. „Net niet, zei Bankie. „Alhoewel, hij kan ieder ogenblik weer op komen dagen. Laat de chauffeur zijn hart maar uitleven. Zoveel te eerder zijn wij in De Nachtegaal en in bed. Ik begin slaap te krijgen. Zal wel van al dat toeren komen. ,,Of van al het eten, meende Rong. „Maar je wens zal spoedig in vervulling gaan, denk ik. Ik zie tenminste bomen opdagen, dus ik veronderstel, dat we in de buurt van het Bois de Boulogne zijn. Dat waren ze inderdaad. Van de Avenue Paul Doumer joegen ze de Chaussée de la Muette in en toen ze die uit waren, stopte de taxi een paar minuten later met een afschuwelijk gekrijs. De chauffeur wipte van zijn plaats en opende het portier. „Arrivé, zei hij met een stralende lach. Meteen haalde hij een allesbehalve schone zakdoek te voorschijn en wreef zich het zweet van het voorhoofd af. „Warm, erg warm, verontschuldigde hij zich. „Ja, ja, lachte Rong, huiverend in de koele nachtlucht, „daar zou je het ook warm van krijgen. Mes compliments, monsieur. „De mijne ook, sloot Bankie zich bij hem aan. „Het was gewoonweg…..eh…..merveilleux, maar ik ben toch blij, dat ik er ben, zo helemaal zonder kleerscheuren. Reken gauw af, Rong. Ik sta te trillen op mijn benen van de kou. „Het zullen de zenuwen zijn, veronderstelde Rong zachtmoedig. „Die hebben natuurlijk boven hun stand geleefd. Maar toen hij naar de prijs van de rit informeerde, kreeg hij het zelf op de zenuwen. „Duizend francs, zei de chauffeur en hij voegde er op verontschuldigende toon aan toe: „Het drinkgeld natuurlijk niet meegerekend. „Een krats, vond Bankie met een uitgestreken gezicht. „Kun je niet voor lopen, zeg nu zelf. Rong gedroeg zich als een gentleman. Hij betaalde elf honderd vijftig francs en deed er nog honderd vijftig bij. „Voor het harder rijden, zei hij verklarend. De chauffeur boog als een harlekijn en overlaadde hen met alle mogelijke zegewensen. En als ze zijn hulp weer eens nodig hadden…..hij kon desnoods nog sneller uit de voeten…..et merci, merci beaucoup. „Geen dank, zei Bankie waardig en dan stapten ze op het hoge, donkere huis toe, dat tussen de bomen verscholen lag. Even nog keerden ze zich om, toen de chauffeur het portier dichtklapte en wegreed. Meteen werd het geluid van een tweede auto hoorbaar en een kleine, grijze wagen schoof langzaam voorbij en verdween zoetjes in de verte. „Aldus, zei Bankie, plukkend aan zijn neus, „hadden we ons die extra fooi kunnen besparen. Dat was een daalder, in goed Hollands geld. Gewoon over de brug gegooid, want al die snelheid heeft ons geen zier geholpen. Jawel, mijnheer Scherpverstand. Als je alles van te voren wist, was je in tijd van een wip multimiljonair. In ieder geval, het heeft er veel van weg, dat we ons zorgen hebben gemaakt om niets. Die grijze wagen is gewoon doorgereden. Jij ook met je vervolgingswaanzin! „Gewoon doorgereden, schamperde Bankie. „Ik hoor het je zeggen. Hij ging anders bar langzaam, terwijl hij in de drukke stad zo'n geweldige haast had. Heb je daar misschien ook een verklaring voor? „Jawel, ze ontdekten in jou een woudezel in mensengedaante. En aangezien zoiets je niet alle dagen overkomt, wilden ze er zo lang mogelijk van genieten. „Ik stik van het lachen, vinnigde Bankie, „maar ik doe het inwendig, om de rust van het avondlijke woud niet te verstoren. Het zal trouwens wel blijken, wie er gelijk. heeft. Gaan we de veste bestormen, of moet je nog meer aardigheidjes spuien? Rong was uitgepraat en dus stapten ze, nu weer eendrachtig, op Le Rossignol af. De donkerte was maar schijn geweest, want toen ze een smal sparrenlaantje waren doorgelopen, straalde hen uit een groot venster helder licht tegen. En met het licht kwam het gezang van honderden jongens- en meisjesstemmen hen tegemoet. „Vrolijke boel hier, zei Bankie, die verzot was op massazang, liefst van de meest sentimentele liedjes. „Gaan we direct slapen, offe...? Je doet toch geen oog dicht met al dat lawaai. Rong begreep hem. „We kwelen wel even mee, beloofde hij. „Hollandse kikvorsen en Franse nachtegalen, dat kan mooi worden. Bij de deur was niemand, op het kantoortje ook niet. Dus liepen ze regelrecht naar de zaal en stapten onvervaard over de drempel. Het was een leuk gezicht. Overal lagen en zaten groepjes jongens en meisjes in de meest schilderachtige houdingen rondom een namaakkampvuur. Bijna fluisterend lieten ze een liedje uitsterven en keken dan vol overgave naar de vader van het huis, een jonge vent nog met een sympathiek gezicht. Die knikte goedkeurend en liet een paar krachtige akkoorden ontsnappen aan een grote, glanzend-bruine gitaar. Maar dan ontdekten ze de gasten bij de deur en er ging er en algemeen gejuich op. „Verlegen, verlegen, zei Bankie, terwijl ze op de kampvader toeliepen, om hun opwachting te maken, „als een nonnetje op de kermis, zo verlegen. De formaliteiten waren gauw vervuld. Er waren nog een paar bedden vrij, speciaal gereserveerd voor vreemdelingen, dus die zorg was ook van de baan. „Vrienden uit Holland, stelde de jongeman hen voor. Weer ging er een algemeen gejuich op. Ze wuifden wat houterig terug en streken dan neer tussen een paar stoere knapen en drie allerliefste meisjes, zo maar op goed geluk af en zo maar op de grond, op een matje. „Eh…..ma nom est…..begon Bankie te hakkelen. „Het is mon nom, want naam is mannelijk, lachte een van de meisjes. „Welkom, landgenoten, zei een ander. En toen bleek, tot hun grote verrassing, het hele stel uit Holland te komen en nog wel uit Amsterdam. Tijd, om zich voor te stellen, kregen ze echter niet, want de gitaar klonk weer op en samen zongen ze het schone lied: „Sur le pont d'Avignon. Na de Brug van Avignon volgden liedjes van stilte en stemming, Calme du Soir en La Batelière en toen waren ze zo goed niet, of ze moesten alleen een paar Hollandse liedjes ten gehore brengen. Nou ja, alleen! Ze waren met hun zevenen, welgeteld, stemvolume genoeg, om de ramen te doen trillen. Fris van de lever zongen ze: „Als de Zondag is verschenen en daarna als canon: „Een vreemde arme snuiter. Natuurlijk mocht „In die grote stad Zaltbommel niet ontbreken. Rong zette het liedje in. „Meer krachtig, dan mooi, vond Bankie. „Leg er wat meer gevoel in. We hebben een naam te verliezen. Maar bij het refrein zette hij zijn longen uit en het duurde niet lang of de hele zaal neuriede mee. Het werd een succes. „Toe Mies, zei een van de jongens, „nou jij het Aloha oe. Dat kun je zo mooi. Mies stond op, lieftallig blozend. Natuurlijk keken ze haar allemaal aan en daarom wendde ze haar hoofd verlegen om naar het venster, waar ze met de rug naar toe zaten. Meteen slaakte ze een doordringende kreet. „Daar, gilde ze, „een gezicht achter het raam, een onguur, bolbleek gezicht! Weg was ineens de stemming. Iedereen sprong op en staarde naar het venster. Even was het doodstil en dan brak er een Babel van stemmen los. „Een gezicht achter het venster, brulde een van de Hollandse jongens in het Frans over alles heen. Het laatste woord was nog maar nauwelijks zijn keel uit, of al de jongens stormden krijgshaftig naar buiten, vastbesloten, om de indringer die grapjes voor eens en altijd af te leren. Ze doorzochten koortsachtig-gehaast de hele tuin, wat in het donker weinig uithaalde. Zaklantaarns moesten ze hebben. Het duurde zeker vijf minuten, voor ze die hadden gehaald. De Spion had in die tijd natuurlijk ruimschoots gelegenheid gehad, om te verdwijnen. Wat hij maar gedaan had ook, want hoe ze ook speurden in alle gaten en hoeken, ze konden hem niet ontdekken. Natuurlijk had het weinig zin, nog langer in de kille avondlucht te blijven staan. Weg was weg en de kerel zou vast niet terugkeren, zolang ze buiten bleven. Daarom zochten ze, al was het met tegenzin, de zaal weer op, waar ze de meisjes terugvonden, helemaal niet bang, maar toch angstvallig dicht in de buurt van de leider. „Hé, Mies, je hebt je vast iets verbeeld, riep een van de Hollanders „Er is geen spoor van een indringer te bekennen. Maar Mies was heel zeker van haar zaak. Ik zag hem duidelijk, precies in het midden van het raam. Zijn hoofd kwam juist even boven de rand uit. Echt een gezicht, om van te griezelen. Jakkes, ik weet zeker, dat ik vannacht geen oog dicht zal doen. „Ik weet er nog een, fluisterde Bankie in het oor van Rong. „De zaak is me volkomen duidelijk. Het is natuurlijk iemand geweest uit dat grijze autootje. Dacht je ook niet? Rong haalde onwillig zijn schouders op en zei even zacht: „Ik zie niet in, dat dat zo natuurlijk is. Het kan best zijn, dat je gelijk hebt, maar liet kan ook een toevallige samenloop van omstandigheden zijn. In ieder geval, praat er maar niet over. Als het niet zo is, maken we ons maar belachelijk. „Ik hoop, dat je gelijk hebt, zei Bankie. „Maar ik zou je toch aanraden, oren en ogen open te houden. Je kunt nooit weten. „En nu dan het mooiste afscheidslied van alle tijden, riep de knaap van daar eerst weer. „Vooruit, Mies, Aloha oe. Maar het meisje voelde er niets meer voor. De stemming was totaal bedorven. „En mijn stem trilt nog van de schrik, lachte ze witjes. De vader van het huis begreep wel, dat het maar verstandiger was, op te breken en te gaan slapen. Hij beloofde, een oogje in het zeil te houden en wenste ze allemaal goede nacht. De Hollandse kolonie bleef nog even bij elkaar. Het bleek, dat de jongelui op weg waren naar Zuid-Frankrijk. „Spijtig, zei Bankie en hij voegde er verduidelijkend aan toe: „Voor ons dan altijd. We hebben de vacantie er op zitten en we gaan weer terug naar de kille maatschappij. Gebrek aan contanten. „In ieder geval, het was prettig, met jullie kennis te maken, praatte Rong er gauw overheen. „Goede reis dan maar en veel plezier. Ze zochten de slaapzaal op en het duurde niet lang, of iedereen was onder zeil. Of ze deden maar alsof, zoals Bankie bijvoorbeeld. Hij had expres wat getreuzeld met het uitkleden en toen de lichten uitgingen, was hij gauw weer in de kleren geschoten. Gekleed en wel dus lag hij op de strozak, op alles voorbereid, ingespannen luisterend naar elk gerucht. Nu, geruchten waren er genoeg. Buiten stak een heftige wind op, die huilend door de bomen joeg. Binnen kraakten en piepten de bedden van woelende slapers en slapende woelers. Langzamerhand werd dat minder, maar toen kwam er een koor bij van snorkers in alle toonaarden, terwijl er af en toe eentje hardop praatte in zijn slaap, wat maar een griezelig gehoor was. Dan ging plotseling de wind liggen en ineens begon het hard te regenen. Het ruiste en zong aan alle kanten voortdurend en eentonig, een machtig lied dat alle gedachten verdreef en zwaar op de ogen drukte. ,,Ik moet wakker blijven, mompelde Bankie. „je kunt nooit weten. Hij sperde zijn ogen wijd open, maar ze vielen als vanzelf weer toe. Draaiende velden zag hij, bomen, die dwaas kantelden, straten vol auto's. ,,Ik moet…..ik moet, mompelde hij. Dan geeuwde hij hartgrondig en zakte weg in de doezelige armen van de slaap. En buiten ruiste en zong de regen een machtig lied, waarin alle andere geluiden verdronken. Bankie droomde. Hij droomde, dat hij op het toneel stond in het koor van de Don Kozakken. De zaal was overvol. Hij liet zijn ogen eens over de wazige gezichten gaan en vond, dat ze er maar bolbleek uitzagen. Ineens zag hij Rong zitten. Die lachte hem uit en wees telkens op zijn rug. „Wat zou hij toch moeten? dacht hij geïrriteerd en dan zag hij, dat de Kozak, die naast hem stond, zijn rugzak over de schouders had hangen. Hij wilde zijn hand al uitsteken, maar ontdekte nog bijtijds, dat ze allemaal zo'n rugzak hadden, hijzelf ook. „Schijn bedriegt, riep Rong vanuit de zaal. Jullie moeten het lied van de woudezel zingen. Dat is het mooiste afscheidslied ter wereld. De dirigent kwam ineens uit de muziekbak opduiken, liet zijn rugzak op de grond glijden en haalde er een pakketje uit. „Geef hier, zei Bankie, „dat is van ons. „Je bent niet lekker, zei de dirigent en meteen zong het hele koor: „Hij is niet lekker, zijn hersens zijn door elkaar gehutseld. En ze hadden nog gelijk ook, want plotseling lieten ze allemaal de rugzakken op de grond vallen en overal kwam hetzelfde pakketje uit. Ze maakten het open en er zat een baksteen in, een ordinaire, Hollandse klinker. „Dat is voor de ballast, zei de dirigent. „De woudezel! Met een vaart van honderd en zestig kilometer per uur! Hij hief zijn dirigeerstokje op en richtte het op het hart van Bankie. Tot zijn schrik zag die, dat het stokje ineens veranderde in een pistool. De dirigent grijnsde breed. Bankie zag nu pas, dat hij een onguur gezicht had. Een gemeen type, dat was hij. „Ik moet wat aardigheidjes spuien, zei de man. Meteen haalde hij de trekker over en spoot Bankie een straal water in het gezicht. „Een waterpistool, brulden de Kozakken en ze sloegen zich op de knieën van pret. „Lach je soort uit, zei Bankie. „Gaan we de veste nog bestormen of niet? „Ja, schreeuwden ze allemaal en kwamen dan met opgeheven klinker op hem toe. Bankie bukte, schoot tussen hun benen door, stootte zijn hoofd gemeen tegen de laarzen van de dirigent en zat op de grond naast zijn bed. Slaapdronken krabbelde hij overeind en zag toen, dat het raam open stond. De regen gutste af en toe met stralen naar binnen. „Hoe kan dat nu? vroeg hij zich verbaasd af. „Het was toch gesloten, toen we gingen slapen! Zou de spion soms….. Met een sprong was hij bij het raam en boog naar buiten. Zien kon hij niets, maar hij hoorde duidelijk, dat iemand op een draf wegliep. „Alarm! brulde hij, zo hard als hij kon. Er ontstond in een paar seconden een geweldig rumoer. Het licht flitste op en in een oogwenk waren alle jongens op de been. Toen ze het open venster zagen, hadden ze verder geen uitleg nodig. Haastig werden er een paar kledingstukken aangeschoten en dan stormde de hele bende naar buiten, op zoek naar de nachtelijke rustverstoorder. Ogenblikkelijk verspreidden ze zich naar alle kanten, in groepjes van een stuk of vier, vijf, gewapend met een zaklantaarn. Als zoeklichten sneden de felle lichtbundels door het duister, vingen de neerruisende regen op en weerkaatsten tegen de natte, glimmende stammen. Ze doorzochten de tuin tot in de verste hoeken, maar er was nergens een levend wezen te bespeuren. Spoedig dreven ze allemaal van het water en het duurde dan ook niet lang, of ze gaven het zoeken op en keerden naar het gebouw terug. Ze passeerden daarbij een grote schuur. „Even kijken, zei de Amsterdammer, die een grote staaflamp in de hand had. Hij duwde de deur open en liet het licht rondcirkelen over fietsen en grote koffers. En jawel, in de verste hoek, op een hoop stro…..„Daar ligt iemand, brulde hij. Van alle kanten kwamen de jongens toestormen. Het werd een gedrang van wonder en geweld om binnen te komen, maar het duurde niet lang, of ze stonden allemaal in een grote kring rondom een oude, haveloze man, die rechtop kwam zitten, knipperend tegen het felle licht. De vader van het huis, natuurlijk wakker geworden door het rumoer, baande zich weg door de kring van opgewonden, met wraaklust bezielde knapen. „Wie ben je en wat doe je hier? begon hij de man te ondervragen, Veel begrepen Bankie en Rong er niet van, want de indringer sprak erg onduidelijk en nog in een eigenaardig dialect bovendien, maar bij stukjes en beetjes kwamen ze aan de weet, dat de man Armand heette, oude Armand. Hij was bedelaar van beroep en had in de schuur onderdak gezocht, omdat het zo regende. Eerst had hij onder een boom gestaan, maar toen die door begon te lekken, was hij op het huis toegekomen en had ontdekt, dat de schuur niet gesloten was. En toen er ook nog stro lag, had hij zich niet langer bedacht, maar was er op gaan slapen. Beter in een schuur op wat stro, dan onder een van de tochtige Seinebruggen. Door de ramen had hij niet gegluurd en een raam opengeduwd nog veel minder. Hoe het dan kwam, dat hij hier verzeild was geraakt, zo ver van de binnenstad. Daar had de man ook een verklaring voor. Er waren paardenrennen geweest op de Champs d'Auteuil en daar had hij gebedeld. Te voet was hij naar de stad teruggekeerd. Dat deed hij wel vaker, omdat er 's avonds in het Bois de Boulogne altijd veel wandelaars waren. Maar het slechte weer had hem overvallen en zodoende…..Het klonk allemaal heel begrijpelijk en de man zag er ook niet naar uit, dat hij onwaarheid sprak. „Toch vertrouw ik het niet, mompelde Bankie. „Het is me allemaal te toevallig. Je kunt zeggen, wat je wilt, maar ik blijf het verdacht vinden. „Ik zeg helemaal niets, protesteerde Rong. „Neen, dat hoor ik. Maar je gezicht spreekt boekdelen. Het liefst zou je je laatste francs bijeenschrapen, om ze aan de oude stumper te overhandigen. Heb je op zijn gezicht gelet? Het is werkelijk bolbleek. Als die Mies hier was, zou ze het ons wel even vertellen. Maar Mies was er niet. En om het meisje nu uit haar slaap te halen, neen, dat kon de andere morgen ook nog wel. Het kon natuurlijk zijn, dat de meisjeszaal toch al op stelten stond, maar…..De vader haalde zijn schouders op. Hij wist bepaald niet, wat hij met het geval aan moest. Even stond hij te confereren met een paar jongens en richtte zich dan weer tot de bedelaar. „Eigenlijk moesten we de politie opbellen, omdat je hier onrechtmatig binnengedrongen bent. Maar we hebben besloten, dat niet te doen. Je kunt hier blijven voor deze keer, omdat het zo'n slecht weer is. Maar het is gegarandeerd de laatste keer. En de schuurdeur gaat op slot tot morgenochtend. Lucifers afgeven, anders mocht je nog eens brand gaan stichten. Begrepen, dat we puur uit medelijden zo handelen? De man knikte, stamelde wat woorden van dank, gaf zijn lucifers af en strekte zich dan doodgemoedereerd weer op het stro uit. „Hij heeft natuurlijk wel naar binnen gekeken, meende een van de Amsterdammers, „en toen het begon te regenen, heeft hij geprobeerd, door het open raam naar binnen te komen, „Maar het was niet open, wierp Bankie tegen. „Kan opengewaaid zijn, meende de jongen. „Tot nu toe hebben ze alle nachten opengestaan en we hebben ze zo maar dichtgedrukt, zonder ze af te sluiten. Maar ik geef toe, verdacht is het wel. Hij is vast van plan geweest, in te breken. Toen hij ontdekt werd, is hij natuurlijk gauw de schuur ingevlucht. Enfin, zo'n misdaad is het ook niet, door een raam te gluren en in een schuur te slapen, als het regent. Het kan trouwens best zijn, dat er eerst een ander geweest is, Hoe het ook zij, zolang hij maar van mijn spullen afblijft, is het mij best. In ieder geval, hij zit veilig opgesloten tot morgenochtend. Ik ga weer slapen, Het bleek, dat de anderen dat ook allemaal van plan waren. Op een holletje zochten ze de slaapzaal weer op, de een nog natter dan de ander. Er volgde dan ook een geduchte rospartij met ruwe handdoeken, waarna ze allemaal droog goed aandeden, want niemand had zin een longontsteking op te lopen. „Ik zal er zo in moeten duiken, zuchtte Rong. „We hebben niet eens een handdoek om ons af te drogen. „Je mag mijn zakdoek wel even gebruiken, grinnikte Bankie. „Helemaal schoon is hij niet, maar beter wat, dan niets. Meteen liep hij naar het raam, om het te sluiten, want er kwam nog geregeld een sloot water naar binnen. Hij boog zich naar buiten, om de klink te grijpen en schopte toen met zijn voeten ergens tegen aan. ,,Ze hebben hier al katten ook, bromde hij, trok het raam dicht en keek naar beneden, om te zien, wat het voor zachts was, waar hij tegen op stond te trappen. Hij voelde een schok door zich heen gaan van zijn tenen tot zijn haren, zette zich dan op de rand van het ledikant en zei op eigenaardige toon: „Wat zeur je toch over een handdoek! We hebben er toch een in onze rugzak zitten en nog een verschoning ook. „Toetemali, zei Rong, die rondkeek, of hij niet ergens zo'n nuttig instrument kon lenen, „volkomen getikt. „Niet soms? vroeg Bankie. „Ik had nog wel zo'n mooie roze met een blauw randje. Rong draaide zich om. „Zeg, wat mankeert jou? Als je lollig denkt te zijn…..Hij zweeg plotseling en staarde met uitpuilende ogen naar het raam. Daar stonden de rugzakken onder, broederlijk naast elkaar. Hun bloedeigen rugzakken, zonder de minste twijfel. Stom van verbazing, totaal overdonderd, zakte hij naast Bankie op het bed. „Hoe…..hoe kan dat nu? Waar ter wereld zijn die dingen zo gauw vandaan gekomen? ,,Ik moet je het antwoord schuldig blijven, zei Bankie plechtig. „Het is het meest volmaakte mysterie, dat ik ooit op te lossen heb gekregen, de raadselachtigste geheimzinnigheid in het kwadraat. Ze staarden een poosje naar de rugzakken, of het zeldzame, uitheemse dieren waren. Dan zei Bankie: „Zouden we soms allebei kleurenblind zijn? Het was toch een grijze auto, die achter ons aan zat? Of was hij soms knalgeel? „je bedoelt…… gaf Rong traag ten antwoord. „Natuurlijk bedoel ik dat. Het kan niet anders, of de inzittenden van die grijze wagen moeten ze hier gedeponeerd hebben. Maar die van de gele sportwagen hadden ze gekaapt. „Dat veronderstellen we tenminste, zei Rong, die ineens begon te twijfelen. „Heb jij het gezien? Heb ik het gezien? „Neen, ik zag alleen maar sterretjes, maar die waren dan ook erg mooi, grinnikte Bankie. Hij stak zijn hand in de broekzak, rammelde met het geld, dat er nog steeds in zat en voegde er dan olijk aan toe: „Wat doen we met die schone francskes? De rechtmatige eigenaren weer opsporen? Ze waren voor nieuwe rugzakken bestemd, weet je? „Onverwacht buitenkansje, lachte Rong en ze staken bijna gelijktijdig hun handen uit naar hun zo zonderling teruggekeerde bezit. „Alles zit er nog in, zei Bankie verrast. „Moet je mijn mooie, roze handdoek lenen, of…..Rong zei niets. Hij stak een hand in zijn rugzak en hield dan een grijze, beduimelde enveloppe omhoog. „Wat is dat nu weer? vroeg Bankie. „Net echt. Maak eens open. Rong deed het, maar juist op dat moment flapte het licht uit en hun naaste buurman zei: „Taise toi et va dormir. „Je grootje met een slaapmuts op, bromde Bankie. Hij haalde zijn staaflamp uit de rugzak en als twee samenzweerders bogen ze zich over het velletje papier, dat uit de omslag kwam en probeerden het te ontcijferen. Het viel niet mee, want het was met potlood geschreven en nog vrij onduidelijk ook. Bovendien was het Frans en dus…..Maar na lang turen en met behulp van het Franse woordenboekje van Rong kregen ze de boodschap toch vertaald. Want een boodschap was het en hij luidde: ,,We vermoeden, dat jullie ons belangrijke inlichtingen kunnen verschaffen. Kom morgenochtend op de Place de la Vendóme voor nadere onderhandelingen. We stellen een belangrijke beloning in het vooruitzicht. „Niet gek, vond Bankie, toen hij zijn adem terughad. „Als we nog een poosje in Frankrijk blijven, worden we nog schatrijk. Maar dan liften we weer naar het Zuiden, als je dat maar weet. „Sst, zei Rong opgewonden, „niet zo luid. Hij las de boodschap nog een paar keer over en fluisterde dan: „Gek, er wordt verder niets opgenoemd. Geen bepaalde plek, geen bepaalde tijd en ook niets, waaraan we de schrijvers eventueel kunnen herkennen. Zegt je dat niets? „Mij niet, bromde Bankie. „Ze zien ons vanzelf wel komen. Juist, maar wij hen niet. Begrijp je het nog niet? Stel je voor, dat wij de politie in de arm zouden nemen, wat zou die dan kunnen uitrichten? Alle mensen op de Place de la Vendóme arresteren? Die boodschap zit geraffineerd in elkaar en hij bewijst, dat de afzenders niets van de politie moeten hebben. Ergo….. ,,Doen ze dingen, die het daglicht niet kunnen verdragen, was Bankie ineens helder van begrip. „Maar toch voel ik er wel wat voor, een kijkje te gaan nemen. Op zo'n druk plein kan je immers niets gebeuren! „Niet gauw tenminste, was Rong het met hem eens. Hij overdacht de hele zaak lang en grondig en zei tenslotte: „Als ik er ook maar een lor van snap! Enfin, laten we er eerst maar eens een nachtje over slapen. „Een half nachtje, hooguit, zei Bankie. ,,Opschieten dan maar, anders is het helemaal de moeite niet meer waard. Vijf minuten later hadden ze zich van hun natte kleren ontdaan en doken ze onder de wol, met het vaste plan, de paar uur slaap, die ze nog te goed hadden, extra uit te buiten. Maar de regen ruiste door de bomen, de slapers snurkten, dat het soms een aard had en door hun hoofden woelden rusteloze gedachten, die de slaap op een behoorlijke afstand hielden, gedachten, die draaiden rondom razendsnelle auto's en een geheimzinnig pakketje, rondom wandelende rugzakken en geheime boodschappen. Wat zou de nieuwe dag brengen? Er zat avontuur in de lucht, dat stond vast. Maar hoe en wat? Daar pijnigden ze hun hersens mee af, zonder ook maar een stap nader tot de oplossing te komen.

 

HOOFDSTUK 5

 

Aan de muur geklonken

 

Rong opende zijn ogen, keek met een narrig gezicht naar al de drukte en het bewegen van de jongens om hem heen en zei dan nors: „Ze zijn hier ook vroeg hij de hand. Het volgend jaar ga ik in een rustig hotel. Je komt in een jeugdherberg gewoon niet aan slapen toe. „Drie honderd negentig, drie en negentig, vijf en negentig, vier honderd, klonk het gedempt naast hem. „Wat zei je? Vier honderd tien, twintig….. Rong keek over de rand en schoot toen in de lach. Bankie lag half over zijn bed en schoof als maar francs naar zich toe, ijverig tellend, de tong omhoog tussen zijn tanden. „Vier honderd drie en tachtig, zei hij, toen de laatste franc op het hoopje terechtgekomen was. „Dat is ruim vier gulden. Hoeveel heb jij? „Geldduivel, zei Rong. „Je bent net de vrek uit Dik Trom. Je ogen gloeien van gouddorst en je borst gaat hijgend op en neer. Hij gaapte geducht, sprong dan uit bed, pakte zijn broek, die nog vochtig was en schudde zijn zakken leeg. „Als het goed is, moet ik ongeveer hetzelfde hebben. Tel maar even, dan schiet ik mijn kleren aan. „Lekkere ben je, schold Bankie, maar hij telde meteen door. „Nou? vroeg Rong, toen hij met de handdoek om zijn nek van de wasbakken terugkwam, de haren steil omhoog als een stekelvarken. „Op de kop af negenhonderd. Daar hebben we bijna de taxi van betaald. Zuinige lui anders, die Fransen. Denken zeker, dat je voor een gulden of acht twee rugzakken met inhoud kunt kopen. Zullen we nog een keer met de hoed rondgaan? „Niet nodig, zei Rong. „Denk aan de grote beloning, die in het vooruitzicht gesteld is. Kieper alles maar in je rugzak. We moeten opschieten, want we hebben nog een drukke dag voor de boeg. „En we moeten nog in Amsterdam zien te komen ook, zei Bankie, toen ze naar de eetzaal liepen. „Wat ik zeggen wil, die bedelaar..... Rong bleef staan. „Precies, die bedelaar! Ik kon vannacht niet meer slapen en toen lag ik zo aan die kerel te denken. Net wat je zegt, hij moet onze rugzakken teruggebracht hebben. Toen jij begon te schreeuwen, was hij bang, dat hij gesnapt zou worden en toen is hij maar gauw de schuur ingevlucht. „Je hebt mijn gedachten goed vertolkt, dat moet ik zeggen. Ik vertrouw die bedelaar net zo veel, als een losgebroken leeuw in het circus. Het kan zijn, dat hij goedaardig is, maar je hebt grote kans van niet. Het beroerde is, dat je er niet zeker van bent. Zullen we hem een…..hoe noem je dat…..een interview afnemen? Een beetje dreigen met politie en zo. Wie weet, wat we nog uit hem persen. „Het idee van de dag, prees Rong. „Vlug dan maar, voor de vogel gevlogen is. Ze renden naar buiten en constateerden tot hun genoegen, dat de deur van de schuur nog op slot was. Het vogeltje zat dus nog in de knip. De moeilijkheid was, hem er uit te krijgen. „Ik haal de sleutel wel even, zei Rong. „De man moet toch weer vrij, dus…..Als de vader bezwaar maakt, zeg ik, dat ik in de schuur moet zijn. Kan ik zonder gewetensbezwaren doen. Dat kon hij ook wel, maar de vader wilde er persé zelf bij zijn. Hij vertrouwde de zaak maar half en wilde de man eerst nog een verhoor afnemen, voor hij hem in vrijheid stelde. Dat was eigenlijk de reden, waarom hij hem opgesloten had. Zodoende ontbeten ze eerst op hun gemak en gingen toen gezamenlijk naar de schuur. En gezamenlijk constateerden ze, dat die leeg was. Dat wil zeggen, het stro en zo was er nog wel, maar Armand had de benen genomen door een raampje. Verwonderlijk was dat eigenlijk, want het raam zat vrij hoog en was maar klein. Die oude bedelaar was verdraaid lenig voor zijn leeftijd. „Niet netjes, grinnikte Bankie, „hij had toch minstens horen te bedanken voor het gratis nachtlogies. Hij gaf Rong een stiekem knipoogje en voegde er dan aan toe: „Zullen we zijn voorbeeld maar volgen? Rong begreep hem. Het diende nergens toe, allerlei gissingen te gaan maken en het was maar het verstandigste, net te doen, of de ontsnapping van de man hen niet in het minst interesseerde. Hij rekende meteen af, bedankte de vader voor de hartelijke ontvangst en toen maakten ze, dat ze wegkwamen. Als hij niet voor dag en dauw op mars was gegaan, hadden ze nog de kans, hem in te halen. Hoewel, iemand, die zo goed klimmen kon, zou ook wel behoorlijk kunnen lopen, terwijl de mogelijkheid ook nog bestond, dat hij met een vrachtwagen of zo meegelift was. Meer dan ooit waren ze er nu van overtuigd, dat hij iets met de zaak had uit te staan en daarom was liet van het grootste belang, hem te pakken te krijgen. Dus zetten ze er meteen de draf in, toen ze het sparrenlaantje uit waren, „Prima ochtendgymnastiek, hijgde Bankie na een poosje. „Ik hoop alleen niet, dat de kerel ons al te ver voor is, want de zolen slijten zo van dat harde lopen en ik wil mijn ouders niet te veel op kosten jagen. Rong proestte van het lachen en kon toen natuurlijk helemaal niet meer. „Onzin ook eigenlijk, zei hij, „Misschien is hij midden in de nacht al ontsnapt. Dan kan hij onderhand heel Frankrijk al door zijn. Er passeerden een paar gasten uit Le Rossignol op de fiets. „Liften? vroegen ze lachend. Ze sloegen het aanbod niet af. De kans, om de bedelaar nog te zien, was nu verdubbeld. En in ieder geval, hoe eerder ze in Parijs waren, hoe liever het hen was. Dus wipten ze op de bagagedragers. Juist op dat moment werden ze ingehaald door een grote, zwarte bestelwagen. De bestuurder remde af, boog zich naar buiten, zei iets tegen iemand naast hem en reed dan weer door. Jammer, bromde Bankie, „Het had er veel van weg, of ze ons vriendelijk wilden uitnodigen, om mee te rijden. Wie weet, misschien moesten ze heel toevallig juist naar Amsterdam. Enfin, we zitten nu ook lekker en een vrachtwagen is toch ook eigenlijk onze stand niet. We zijn beter gewend. „Waar moeten jullie zijn? vroeg de jongen, bij wie Rong achterop zat. „Maakt niet veel uit, zei die, zonder zich een ogenblik te bedenken. „Het liefst in de buurt van de Place de la Vendóme, maar je mag ons gerust ook ergens anders afzetten. „Kleine moeite, zei de jongen met echt Franse hoffelijkheid, „we moeten toch ook ongeveer in die richting. Ze peddelden lustig voort door de vroege ochtend. Het was nog tamelijk fris, maar de lucht was helemaal schoongeveegd en de zon deed al zijn best, om de nattigheid op bomen en struiken te doen verdampen. Aan alle kanten kwinkeleerden de vogels. Vlaamse gaaien flitsten als blauwrode vlammen tussen de takken door en maakten een hels kabaal. Af en toe wipte er een eekhoorntje over de weg, op gevaar af, door de snorrende wielen verpletterd te worden. Dan zagen ze ineens de bestelauto weer, juist om een bocht. Hij stond langs de kant van de weg en de bestuurder was druk bezig, het linkerachterwiel omhoog te krieken. „Zo zie je maar weer, dat je nooit van te voren weet, wat goed voor je is, lachte Rong. „Voor dat zij dat wiel verwisseld hebben, zitten wij al hoog en droog op de Place de la Vendóme. Maar dat bleek niet het geval te zijn, want toen ze de volgende bocht omgingen, zagen ze iemand lopen. „Daar gaat onze bedelaar, riep Bankie verrast. „Wat doen we, doortuffen, of…..? Het was een beetje raar, hun tijdelijke gastheren in de steek te laten. Maar ja, als ze doorreden, kregen ze de man waarschijnlijk nooit meer te zien. En dus…..„Eh, zei Rong in zijn schoonste Frans, „we hadden zo'n haast, omdat we die man daar in wilden halen. We willen niet onbeleefd zijn, maar we moeten hem beslist even spreken. De jongens vonden het helemaal niet erg, maar toen ze de bedelaar hadden ingehaald, herkenden ze hem eveneens en bleven vanzelfsprekend ook staan en dat was eigenlijk de bedoeling niet. „Vraag maar iets, maar begin niet over de rugzakken, loste Bankie de moeilijkheid op. En Rong begon. Maar de Franse jongens namen al gauw het gesprek over. Ze hoorden de bedelaar uit tot en met, maar de man deed net, of hij gek was. Met beverige, versleten stem, verontschuldigend als het ware, herhaalde hij uitentreuren hetzelfde, namelijk, dat hij bij toeval in de tuin van de jeugdherberg terechtgekomen was. En dat was misschien ook wel zo. Tenslotte haalden de Franse jongens de schouders op en sprongen weer op de fiets. „Rijden jullie mee? vroegen ze. Rong schudde zijn hoofd. „Vriendelijk aangeboden, maar we hebben helemaal geen haast meer. Bedankt voor de moeite. „Au revoir, riepen ze en dan schoten ze snel weg op hun lichte karretjes. „Ziezo, overviel Rong de bedelaar, in het Frans natuurlijk, „en zeg ons nu maar eens gauw, waar je die rugzakken vandaan had, die je op de slaapzaal van Le Rossignol hebt neergezet? Hoe wist je, dat wij daar waren en hoe kon je zo precies onze bedden vinden? Hoor je ook tot de bende, die in allerlei auto's door Frankrijk raast? Nou, komt er nog wat, of moeten we de politie in de arm nemen? Toen gebeurde er iets wonderlijks. De oude bedelaar richtte zich ineens op. Al het stuntelige en beverige viel als bij toverslag van hem af. Zijn ogen kregen een staalglans en de trekken werden hard en scherp. Vlijmscherp klonk ook zijn stem, tot hun verbazing in onvervalst Hollands: „Dat zijn heel wat vragen bij elkaar. En de toon is vrij brutaal, zeker tegenover een oude man, al is hij dan ook maar een bedelaar. Laat ik je meteen uit de droom helpen. Ik ben niet oud en geen bedelaar ook. Niettemin, ik ben graag bereid, ze stuk voor stuk te beantwoorden. In ruil dan altijd voor de antwoorden op de vragen, die ik jullie zal stellen. We steken, om het zo maar eens te zeggen, gelijk over. Ik begin, omdat ik de oudste ben. Waar is de man gebleven, met wie jullie vanaf Avignon zijn meegereden? Rong keek hem aan met een wit, vertrokken gezicht. ,,Weten we niet, zei hij stug. De zaak was hem ineens duidelijk, dat wil zeggen, het aandeel, dat de zogenaamde bedelaar er in had. Natuurlijk was hij een van de inzittenden van de grijze auto. En hij had niet alleen de opdracht gehad, de rugzakken terug te brengen, maar ook, om hen in het oog te houden. Daarom had hij zich rustig laten opsluiten in de schuur. Daar was het droog en hij hoefde toch niet bang te zijn, dat ze in de nacht zouden vertrekken. Maar natuurlijk was hij voor dag en dauw ontsnapt, om er zeker van te zijn, dat hij ze op zou vangen. En om alle risico uit te sluiten, had hij dat briefje in de rugzak gedeponeerd. Mocht hij hen, om welke reden dan ook, gemist hebben, dan kon hij er toch zeker van zijn, dat ze naar de Place de la Vendóme gingen. Dat alles schoot hem in enkele tellen door het hoofd. En hij maakte meteen het plan, niet meer los te laten, dan hij nodig vond. Het leek hem het beste, zo gauw mogelijk het een of ander politiebureau binnen te stappen en daar alles te vertellen. Dan kwam de zaak, hoe dan ook, beslist in orde. Toen hij zover met zijn gedachten was gekomen, had hij zijn zenuwen volkomen in bedwang. Hij schopte een steentje naar de overkant van de straat, wenkte Bankie om mee te gaan en herhaalde nog eens uitdrukkelijk: „Neen, dat weten we niet. De namaak-bedelaar versperde hem echter de weg, keek hen onderzoekend aan, grijnsde kwaadaardig en snauwde ineens Bankie toe: „Ben jij ook zo kort van stof? Vertel op, waar is die kerel van de Lagonda gebleven? Bank ving een waarschuwende blik van zijn vriend op en hij repeteerde rustig diens woorden: „Weten we niet. „Zo, weten jullie dat niet? sneerde de man. „Eigenaardig is dat. Je rijdt met iemand mee en je weet zo maar niet, waar hij gebleven is. Het begint er verdacht veel op te lijken, dat jullie het niet willen zeggen. Dat is onverstandig, dat is bar onverstandig zelfs. Vertel op, wat je dan wel weet. Het is voor je eigen bestwil, daarvan kan ik je de verzekering geven. Het hoe en waarom van de zaak gaat jullie niet aan, maar de inlichtingen, die jullie ons misschien kunnen verschaffen, zijn hoogst belangrijk. En die komen we aan de weet, goedschiks of kwaadschiks. Het eerste lijkt me het beste, vooral, omdat je dan nog een beloning in de wacht kunt slepen. Allez, jongelui, kies de verstandigste weg. Ik heb geen zin, om de hele morgen hier te staan en jullie bepaald ook niet. Laat ik even het geheugen opfrissen. Jullie zijn met een Lagonda meegereden van Avignon af. Wat zei de bestuurder? Dat hij naar Parijs moest? Rong knikte. „Hoe komt het dan, dat hij het niet heeft gedaan? Later zaten jullie immers in een Bugatti! „Zo, zei Rong nadenkend, „dat wist u dus. „Ik weet nog veel meer, nijdigde de man. „Het helpt dan ook geen zier, er omheen te draaien. Dus, waarom ging hij niet naar Parijs? Rong haalde zijn schouders op. „Een boon, als ik het weet. Hij scheen plotseling van gedachten veranderd te zijn, want ineens moesten we er uit. Gelukkig,Waar was dat precies? viel de bedelaar hem in de rede. Ergens in Frankrijk, lachte Bankie, die zich niets aantrok van de stekende blikken van hun ondervrager. „Hoe kunt u dat nou vragen? Of denkt u, dat we de route van minuut tot minuut op de kaart hebben genoteerd met rood potlood? „En denk jij, zei de man, dreigend een stap dichterbij komend, „dat ik jouw brutaliteiten nog langer wil slikken? Geef kort en bondig antwoord en hou je praatjes maar voor je. Dus, waar stopten jullie ongeveer? Rong begreep, dat ze er niets mee opschoten, de man nog verder uit zijn humeur te brengen. Ze moesten zo gauw mogelijk van hem zien af te komen, dat was alles. Daarom zei hij zoetsappig: „Toch heeft mijn vriend gelijk, mijnheer. Als je achter in een auto zit, dan let je niet zo erg op de namen van de plaatsen. En bovendien zijn we er zoveel gepasseerd, dat het wel een warwinkel lijkt in mijn hoofd. „Nou, goed, bond de man een beetje in, „laten we zeggen, dat het ongeveer bij Sens is geweest. Dat moet ten naastebij wel. Hij liet jullie dus uitstappen en sloeg zelf een zijweg in. Klopt dat? „Als een specht op een boom, lachte Bankie. „En sindsdien hebben we taal noch teken van hem gehoord. Het interesseert ons trouwens verder geen biet ook. Voor mijn part zit hij in Marokko of daaromtrent. De grote vraag voor ons is, hoe we zo snel mogelijk in Amsterdam komen. Als we hier blijven staan, redden we het nooit, dat is zo vast als een huis. Daarom stel ik voor, de vergadering te sluiten en op stap te gaan naar de lichtstad. Met welk recht houdt u ons eigenlijk tegen? „Met het recht van de sterkste, siste de man. „Poeh, hield Bankie de bluf vol, „daar komt net een stelletje fietsers aan uit de jeugdherberg. Eén woordje van ons en ze overvallen u als een lawine! „Dat woordje hou je achter je kiezen, grauwde de man. Met een snelle beweging stak hij zijn rechterhand in de broekzak en trok een revolver, die hij dreigend op hen gericht hield, Een geweldige schrik greep hen aan. Ze stonden als aan de grond genageld. De fietsers suisden dan ook voorbij, zonder dat ze de moed hadden, om ook maar één vin te verroeren. De man lachte vals. Hij pakte de revolver hij de loop, deed een stap achteruit en zei: „Het enige nadeel van zo'n ding is, dat het nogal een harde knal geeft, omdat er geen geluiddemper op zit. Daarom geef ik er meestal maar een flinke mep mee. Reken maar, dat dat aankomt. Ben je er soms nieuwsgierig naar? Hij zwaaide het wapen dreigend hoog door de lucht, zodat ze snel achteruit weken, en vervolgde, nog steeds sarcastisch lachend:„Eigenwijsheid kan soms zijn voordeel hebben, maar je bereikt er in dit geval niets mee. Dat zul je gauw genoeg aan de weet komen. De woorden waren nauwelijks uit zijn mond, of de grote, zwarte bestelauto kwam de hoek omsuizen. De jongens keken elkaar een ondeelbaar ogenblik aan en begrepen meteen, wat hen te doen stond. Bijna tegelijk staken ze hun duimen naar voren, waarmee ze vroegen, of ze mee konden rijden. Als het lukte…..Hun hart sprong op van vreugde, toen de auto met gierende remmen stopte, bijna vlak voor hun voeten. Het kon gewoon niet mooier. En toen…..Het ging alles zo verbijsterend snel, dat ze zich nauwelijks konden realiseren, wat er gebeurde. De portieren vlogen aan weerskanten open. Drie kerels sprongen als de wind uit de cabine en grepen hen vast. De bedelaar, die tot dan toe onbewogen had toegekeken, rende om de auto heen en gooide de achterdeuren open. Voor de gedachte, om zich te verdedigen, ook maar bij hen opkwam, waren ze al naar binnen gesleurd. Twee van de mannen sprongen naar buiten en klapten de deuren dicht. De andere twee, waaronder de bedelaar, trokken hun revolvers en hielden die achteloos in de hand. Met een schok kwam de wagen in beweging en daar reden ze, richting Parijs, want de auto keerde niet. „Jullie boffen maar, spotte de bedelaar. „De eerste de beste auto stopt meteen. En je hoeft niet eens zelf in te stappen. Zo zijn ze in Frankrijk. Je wordt hier gewoon op de handen gedragen. Bankie wilde wat zeggen, maar de bedelaar hief een hand op, toevallig die, waarin de revolver zat. „Mondje maar dicht, knaapje. Prakkezeer er maar vast over, wat je straks zult zeggen. Voor één ding wil ik je waarschuwen. De anderen zijn niet zo geduldig als ik. En niet zo zachtmoedig ook. Een goede raad, kom ogenblikkelijk met de volle waarheid voor de dag. Dan kan de zaak in een paar minuten bekeken zijn. En je krijgt minstens zoveel geld, dat je de trein naar Amsterdam kunt nemen, desnoods tweede klas. Dat bespaart je allicht een dag of meer wachten. Vergeet niet, dat het hier krioelt van de lifters. „En van de schurken, zei Bankie, in gedachten natuurlijk. Wonderlijk genoeg was hij helemaal niet overstuur. De plotselinge, hevige schrik was snel gezakt en hij keek geamuseerd naar Rong, die vlak naast hem plat op de bodem van de wagen zat. Erg licht was het niet in de auto, maar toch licht genoeg, om te zien, dat zijn vriend bijna onmerkbaar met zijn hoofd schudde. De betekenis was niet moeilijk te raden. Natuurlijk moesten ze hun mond houden. Als ze maar lang genoeg volhielden, dat ze nergens van wisten, dan zouden de kerels hen wel weer in vrijheid stellen. ,,Oké, zei hij zachtjes, maar hij zweeg meteen, want de revolver van de bedelaar wees ineens akelig secuur naar zijn hart. Rong knikte, dat hij het had verstaan. En toen was het wachten maar op de dingen, die zouden komen. Voorlopig was dat niet veel. De vrachtwagen bolderde met behoorlijke snelheid over de wegen, steeds in dezelfde richting. Maar na een kwartiertje ongeveer begonnen ze te draaien. De wagen stopte regelmatig en trok dan weer op. Daaruit konden ze afleiden, dat ze in de eigenlijke stad waren aangekomen. Bankie overwoog een ogenblik, om met alle geweld op de wand te gaan bonzen, als ze weer eens stilstonden. Maar bij nader inzien deed hij het toch maar niet. Hoogstwaarschijnlijk zouden ze hem in het stadsrumoer toch niet horen en hij riskeerde er alleen maar mee, dat de bedelaar of de andere kerel zou gaan schieten. Ze konden dat rustig doen, want de knal zou toch niet opvallen. Het leek, of de Hollander zijn gedachten geraden had, want hij zei ineens, na een geduchte geeuw: „Hou je gedekt, alle twee. Bij de eerste de beste verdachte beweging mep ik jullie buiten westen met de kolf van de revolver. En je hebt al builen genoeg op je hoofd, zou ik menen. Hij lachte sarcastisch en deed er verder het zwijgen toe. De wagen schudde en schokte voort. Eindeloos lang draaiden ze de ene straat in, de andere uit. Geregeld schoven ze van links naar rechts en weer terug bij het nemen van de talloze bochten. „Niet best voor mijn broek, dacht Bankie. „Als mijn moeder het wist…..Hij dacht de zin niet verder uit, want de auto kwam weer eens tot stilstand. Maar nu ging hij niet verder. Ze hoorden de portieren van de cabine dichtklappen. Meteen stonden de twee mannen op. „We zullen even jullie lieve oogjes sluiten, zei de bedelaar. „Voor de securiteit, zie je? Je mocht eens teveel om je heen kijken. Een slimme vos verraadt liever niet zijn hol aan Jan en alleman. Snel werden ze geblinddoekt. Meteen trok de wagen langzaam op, reed een meter of wat vooruit en stond dan weer stil. Ze hoorden, hoe de deuren geopend werden. Een vleug frisse ochtendwind sloeg naar binnen. Even was er wat gefluister van stemmen. Dan stilte. In de verte blafte een nijdige hond. Dan werden ze opgepakt en naar buiten gedragen. „Schiet op! Wat moet je hier, duivelskind? stoorde plotseling een zware, kwaadaardige mannenstem in het Frans de rust. Er klonk een brutaal antwoord van een kind, dat daarna hard wegholde en dan was alles weer stil. Ze werden op hun benen gezet. Lopen, beval de stem van de Hollander dicht bij hun oren. En ze liepen. Eerst over stenen en dan over hout. Ze waren bepaald in een gang, want de stappen klonken hol. Het rook er naar kool en vuil wasgoed, terwijl iemand bepaald de pap aan had laten branden. „Armoedig luchtje, mompelde Bankie. „Zwijgen en de trap op, snauwde de bedelaar. Een beetje stuntelig bestegen ze de krakende trap, die een leuning had van vet, dik touw. Een deur ging piepend open. Scherpe lucht van slechte sigaren en drank sloeg hen tegemoet. Ze werden vooruit geduwd en ineens verdween de blinddoek van hun ogen. Verheffend was het schouwspel niet, wat zich aan hen voordeed. Ze bevonden zich in een klein, armoedig kamertje, dat schaars verlicht werd door een druipende kaars in de hals van een dikbuikige fles. Het enige venster, dat het kamertje rijk was, was afgedekt met jute zakken. Verdere bezienswaardigheden waren een kale vloer, vol met bruine vlekken en vegen en een verschoten, gescheurd bloemetjesbehang. Achter een ruwhouten tafel zaten zes mannen, zes mannen met boevengezichten, stuk voor stuk. Door een dichte walm van sigaren- en sigarettenrook staarden ze hen zwijgend aan, nieuwsgierig een beetje, maar vooral dreigend. „Complete samenzwering, fluisterde Bankie. Meteen kreeg hij een por in de rug. Zwijgen, beet de Hollander hem weer toe. „Praat maar als je wat gevraagd wordt. Er bleef een diepe stilte heersen, alleen verbroken door het zoemen van tientallen blauwglanzende vliegen, die om de flakkerende kaars heen cirkelden. Het was een beetje huiveringwekkend, dat zwijgen. Er hing een dreiging in het armzalige vertrek, die op hun zenuwen begon te werken. Ze voelden het dan ook als een verlossing, toen ze snelle voetstappen op de trap hoorden. De deur ging open en een zevende man kwam binnen, die ogenblikkelijk op de lege stoel in het midden achter de tafel plaatsnam, klaarblijkelijk de illustere voorzitter van het verheven stelletje. Snel wendde hij het hoofd van links naar rechts, keek de jongens doordringend aan en trommelde ongeduldig met zijn vingers op de tafel, lange, slanke vingers, die er goedverzorgd uitzagen. „Eh bien, zei hij plotseling met krakende stem en vuurde dan snel achter elkaar enige vragen af, zo snel, dat ze er bijna geen stom woord van verstonden. Maar het bleek, dat de vragen over hun hoofden heen tot de Hollander gericht waren. Die gaf tenminste in even rap Frans antwoord en zei dan in het Hollands: „De leider stelt de vragen in het Frans. Ik vertaal ze en jullie antwoorden in het Hollands. Die antwoorden zet ik weer in het Frans over. „Kort en duidelijk gezegd, u gaat als tolk fungeren, kon Bankie niet nalaten te zeggen. De man achter hem gromde wat en vertaalde dan de eerste vraag in het Hollands. „Waar is de bestuurder van de Lagonda gebleven? Rong haalde onwillig zijn schouders op. „Dat is vragen naar de bekende weg. U weet immers het antwoord al, Ik heb niet veel zin, het verhaaltje nog eens af te draaien. Zeg dat maar tegen de president. „Je zult aanstonds wel een toontje lager zingen, gromde de bedelaar en stak dan een hele speech af in het Frans. De man in het midden bleef maar met zijn vingers trommelen. Op zijn gezicht kwam al gauw een trek van ongeduld en meteen volgde de tweede vraag: „Wat heeft de bestuurder van de Lagonda jullie allemaal verteld? „Niets bijzonders, zei Rong zonder blikken of blozen. Hij vond, dat hij het in dit speciale geval met de waarheid niet zo nauw behoefde te nemen. Als ze weer vrij waren, zou hij de politie de volledige geschiedenis wel vertellen. Het gezicht van de leider begon op een donderwolk te lijken. „Waarover praatte hij? wilde hij weten. „Over koetjes en kalfjes, zei Rong, hopende, dat de bedelaar daar zo gauw de juiste vertaling niet voor kon vinden. Maar dat kon hij wel en die vertaling was de aanvoerder van de bende bepaald niet naar de zin. Hij sloeg tenminste zo hard met een gebalde vuist op de tafel, dat de kaars stond te wankelen. Wanstaltige schaduwen schoven over de kale wanden. In de stilte, die volgde, was alleen het knetteren van een vlam hoorbaar en het janken van een hond, ergens ver weg. Dreigend boog de man zich naar voren, keek de jongens doordringend aan en roffelde snel achter elkaar enige zinnen af. De bedelaar achter hen kuchte een paar keer en bracht dan keurig de vertaling. ,,Heeft de bestuurder met jullie ook over een pakketje gesproken? Weet je soms, waar hij het verborgen heeft? Hebben jullie het misschien in bewaring gekregen? „Non, zei Rong kort en bondig, meteen maar in het Frans. Het leek, of de hoofdman over de tafel heen zou komen. Maar hij zakte weer terug op zijn stoel, dacht even na en vroeg dan: „Is de bestuurder onderweg soms uitgestapt bij een postkantoor of ergens anders? „Non, zei Bankie, die ook wel eens aan de beurt wilde komen. De aanvoerder keek hem aan, of hij een giftig insect was en barstte dan los in een stroom van woedende woorden. De bedelaar hoefde ze eigenlijk niet eens te vertalen. Ze begrepen zo wel, dat ze met alle mogelijke straffen bedreigd werden, als ze niet ogenblikkelijk met de volle waarheid voor de dag kwamen! Dat hadden ze goed geraden. Volgens de bedelaar beschikten ze hier over middelen, die zelfs een doofstomme aan het praten zouden brengen. En hij voegde er gemoedelijk aan toe: „Draai niet langer om de zaak heen, jongens. Je komt er toch niet onderuit. Jullie moeten iets van dat pakketje afweten, dat kan niet anders. En ik zie er als de dood tegen op, mijn eigen landgenoten met een gloeiende pook te gaan bewerken. En het komt er van, binnen de vijf minuten. De president is een ongemakkelijk heer, dat zul je al wel gemerkt hebben. En zijn humeur nadert zo langzamerhand het kookpunt. Alléz, steek van wal en vlug liefst. Natuurlijk staken ze niet van wal. Dat kon altijd nog, als de nood aan de man kwam. De president maakte nog een opmerking en de bedelaar ging meteen verder: „Hij vraagt, of ik jullie al gezegd heb, dat de bestuurder van de Lagonda een grote schurk is. Als hij jullie soms gezegd heeft, dat je tot geheimhouding verplicht bent, dan hoef je je daar niets van aan te trekken. Integendeel, je bewijst er het land een grote dienst mee, als je ons zo volledig mogelijk inlicht, zodat we prompt de nodige maatregelen kunnen treffen. „Ik geloof het graag, gaf Rong wat ongeduldig ten antwoord, „maar dat hebben we al gedaan. Wij kunnen het toch ook niet helpen, dat we niet meer weten! „Precies, viel Bankie hem hoopvol bij, „we kunnen er wel op los gaan fantaseren, maar daar schiet de geachte firma niet veel mee op. We hebben dat bewuste pakketje niet in ons bezit. Daar durven we alle twee een eed op te doen. „Wie heeft het dan wel, als de bestuurder het ook niet meer heeft? beet de bedelaar hem snel toe. „Een compleet raadsel, zei Bankie schouderophalend. „Kan hij het niet weggemoffeld hebben, nadat hij ons aan ons lot overliet? Dat was bepaald een nieuw gezichtspunt voor de bedelaar. Hij voerde tenminste een lang gesprek met de leider. Die schudde onwillig zijn hoofd en bleef dat doen, tot ze allebei uitgepraat waren. Weer kwam de vuist op tafel en de bedelaar zei: „Ik ben bang, dat het toch op de gloeiende pook uitdraait. Dan weten we zeker, of jullie de waarheid hebben gesproken of niet. Ik hoop, dat je het redelijke ervan goed inziet. Weten jullie werkelijk niet meer, dan zullen we jullie natuurlijk beleefd onze verontschuldigingen aanbieden voor het aangedane onrecht, desnoods op onze blote knieën, als jullie er op staan. Maar als het blijkt, dat jullie gelogen hebben, wat wel zo goed als zeker is, wee dan jullie gebeente. Bij wat je dan te wachten staat, is de pook nog maar een lichte streling. De keus moet niet moeilijk zijn, dunkt me zo. Ook al niet, omdat de leider duizend gulden biedt in ruil voor het pakketje. Stel je eens voor, wat je daar allemaal voor kunt kopen! Voor het laatst dan, kom op met de feiten. Je krijgt drie minuten bedenktijd. Als die verstreken zijn…..Hij maakte de zin niet af, maar de dreiging in zijn woorden was niet mis te verstaan. Die dreiging bleef hangen in de lugubere stilte, die er plotseling heerste. Overgelaten waren ze aan hun fantasie, die hen allerlei naargeestige kwellingen voor ogen toverde en die maakte, dat de benauwdheid hen aan alle kanten uitbrak. Ze keken angstvallig voor zich uit, de minste blik van verstandhouding zou natuurlijk alles verraden hebben. Maar wat zouden ze samen graag een poosje hebben gepraat. Het kon immers zijn dat de bestuurder van de Lagonda werkelijk een schurk was en ze dus hun leven waagden. En wat hadden ze tenslotte met hem te maken? Als het pakketje zo kostbaar was, dat de kerels er zelfs duizend gulden voor over hadden, dan was het al heel onverstandig van hem, om het aan een paar jongens in bewaring te geven. Dan moest hij de gevolgen ook maar dragen. Ze waren er mee accoord gegaan, om het op de Rue Pigalle af te geven, maar niet, om er zich desnoods voor te laten martelen. „Een minuut voorbij, zei de bedelaar koel. Bankie voelde, hoe zijn huid begon te prikken. Hij had grote lust, om onverwacht op de deur af te stormen en de trap af te roetsjen. Maar een van de kerels achter de tafel ging staan en plaatste zich in achteloze houding voor de deur, zo maar, heel toevallig en nergens om. „Twee minuten, zei de bedelaar achter hen. Rong overwoog, om in tranen uit te barsten en dan om genade en erbarmen te smeken. Maar dat kon altijd nog, als ze hun bedreiging ten uitvoer legden. Misschien probeerden ze hen alleen maar te overdonderen en waren ze helemaal niet van plan, werkelijk tot pijniging over te gaan. „Drie minuten, zei de bedelaar. „De tijd is voorbij. Er volgde een akelige, doodse stilte. En in die stilte hoorden ze iemand de trap oprennen. De kerel bij de uitgang van 't kamertje kreeg de deur met een klap tegen zich aan. Een kleine man, met een gezicht als een overjarige rat, kwam binnenstormen en riep hijgend: „J'ai vu Jean Desgranges dans la ville! Dit bericht verwekte een geweldige consternatie onder de troep. Ze riepen en schreeuwden allemaal door elkaar en op ieders gezicht lag angst en verwarring te lezen. De ogen van de president puilden bijna uit zijn hoofd. Dikke zweetdruppels kwamen op zijn voorhoofd, Met een ruw gebaar veegde hij ze plotseling weg, sloeg keihard met de vuist op tafel en liet snel achter elkaar een paar scherpe bevelen weerklinken. De mannen achter de tafel sprongen op. Vier, vijf tegelijk grepen de jongens beet en sleurden ze hals over kop de trap af. Ze belandden in een haveloze gang en weer ging het een trap af, nu een van steen. Die kwam uit in een hoge, kille kelder, helder verlicht door een paar peertjes aan het vochtige gewelf. Nog altijd even haastig werden ze een paar gangen door getrokken. Weer ging het een klein trapje af, een traliehek door en toen bevonden ze zich in een soort lage nis, bepaald een brandstof hok, want de grond lag vol kolengruis. „Jammer, dat de voorstelling niet door kon gaan, grijnsde de bedelaar. „Maar uitgesteld is niet afgesteld, als je dat maar goed onthoudt. Voorlopig heb je een paar uur de tijd, om te overleggen, of je al dan niet door zult slaan. Met die woorden keerde hij zich om en wenkte de andere mannen om mee te gaan. Het traliehek sloeg met een klap dicht, een sleutel draaide knarsend om in het slot. De bedelaar keek nog eens om, bleef even staan en riep iets tegen een van de mannen. Die holde weg en was een paar tellen later terug met een stevig touw. „Je kunt nooit weten, zei hun tolk, „ik houd van echt Hollandse degelijkheid. Zeker is zeker. Als jullie ontsnappen, dan kost het mij mijn hoofd. Dat mag er misschien niet erg aantrekkelijk uitzien, maar het is mij toch erg lief. Hij pakte een zakmes als een slagzwaard uit zijn broekzak, kapte het touw in tweeën en opende het hek weer. Met behulp van de man, die het touw gebracht had, werden ze met vakbekwaamheid geboeid en toen aan de spijlen van het hek vastgesjord. „Het ligt misschien niet zo gemakkelijk, verontschuldigde de bedelaar zich spottend, „maar ik lag vannacht ook zo gemakkelijk niet. En jullie hebben wel wat verdiend voor je brutale praatjes. Bovendien, een ongemakkelijke houding verlicht vaak het geheugen. Misschien, dat je nu gauwer weet, waar het pakketje is gebleven. Met enige moeite sloot hij het hek en draaide de sleutel om. Op dat ogenblik werd er aan het einde van de gang op kwaadaardige toon iets geroepen. „Oui, je viens! riep hij gejaagd en ze verdwenen op een draf. Het geluid van hun voetstappen stierf snel weg. Een paar seconden later flapte plotseling het licht uit. Aardedonker werd het in de cel, aardedonker en griezelig stil. Er verliepen een paar minuten, waarin ze nauwelijks durfden ademhalen. „Daar liggen we dan, zei Rong ineens, „vastgeklonken aan de muur. ,,Pardon, aan het hek, deed Bankie luchthartig, maar zijn stem trilde verdacht. „Ik zie niet in, dat het enig verschil uitmaakt, klonk het somber. „We zitten gevangen en goed ook. Geen schijn van kans op ontsnapping. „Weet ik nog zo net niet. Heb je niets bijzonders opgemerkt? „Bijzonders? Hou asjeblieft op met je gezeur. We moeten hier weg en liefst zo gauw mogelijk. Span liever je hersens tot het uiterste in, om iets te bedenken. „Ben ik druk mee bezig, zei Bankie onverstoorbaar. „Wat gebeurde er, toen onze bedelaar riep, dat hij kwam? Rong dacht na. „Wel, hij trok het hek dicht, draaide de sleutel om en….. Hij zweeg plotseling en riep dan ineens: „Ik heb het! Hij schrok bepaald van de stem, die hem riep en zodoende vergat hij de sleutel uit het slot te halen. Ik heb tenminste niet gehoord, dat hij het deed. „Ik ook niet, lachte Bankie. „Tien tegen een, dat hij er nog in zit. En dat is natuurlijk onze redding. „Juist, zei Rong sarcastisch, „we hoeven alleen maar die touwtjes van onze polsen te halen, maar dat is natuurlijk maar een peuleschilletje. Wie zich daar druk over maakt, is een regelrechte kniesoor. Heb je ooit in een boek gelezen, dat een geboeide gevangene niet los kwam? Ze vinden altijd wel een mes, een scherp stuk steen of een roestig spinazieblik. En zo niet, dan bijten ze gewoon de touwen door, als volleerde bevers. Of hun belagers zijn sukkels in het kwadraat, die de touwen zo maar losjes weg om de polsen hebben gewikkeld, zodat ontsnapping louter kinderspel is. Nou, eh…..ga je gang. Bevrijd je eerst jezelf, of begin je met mij? „Au, gaf Bankie ten antwoord. „Wat is er? vroeg Rong geschrokken. „O, niets bijzonders. Ik wou mijn handen lostrekken, maar de touwen snijden gewoon in je vlees. Probeer jij het eens. Misschien, dat ze bij jou niet zo ellendig vastgesnoerd zitten. Rong deed het. Maar hij zei ook au. „Gekkenwerk, Bankie. We zitten zo vast als een muur. Je kunt rukken en trekken, zo hard als je maar wilt, maar er komt geen micromillimeter speling in de boeien. Ik zou haast zeggen, ze gaan nog vaster zitten, „Precies, zei Bankie, „hopeloos gewoon. En toen zeiden ze een hele poos niets meer. Eén ding was meer dan duidelijk, ze waren op genade of ongenade aan de boeven overgeleverd. En die wetenschap bezorgde ze allebei een ellendig gevoel in de maag. „Rest natuurlijk de kwestie, of we ons nu juist moeten laten afbeulen, begon Bankie voorzichtig. „Alles goed en best, maar als ze werkelijk met een gloeiende pook komen aanzetten, dan kan ik je niet beloven, dat ik….. Hij zweeg plotseling, want onverwacht flapte het licht aan en in de verte klonken holle voetstappen. Ze kregen een hartklopping van schrik. Maar die schrik maakte al gauw plaats voor nieuwsgierigheid, want de stappen, die naderden, waren geen mannenstappen. Meer die van een kind. Ze lagen met hun rug tegen het ijzeren hek en konden dus niet zien, wie er aankwam. Maar door hun hoofd zover mogelijk om te draaien, kregen ze een glimp te zien van een schamel gekleed meisje met een paar brutale ogen in een mager, wasbleek gezichtje. Het kind stond een paar tellen onbeweeglijk stil en zei ineens: „Vijfhonderd francs! „Waarvoor? vroegen de twee jongens precies tegelijk. „Vijfhonderd francs, dan snijd ik de touwen door en maak het hek open. En ik zorg ook nog, dat je op straat komt. Doen of niet? Ze verstonden natuurlijk niet precies, wat ze zei, maar daar kwam het toch ongeveer op neer. Het was ineens, of de zon weer scheen en duizenden vogeltjes kwinkeleerden in bloeiende bomen. Een geweldige vreugde stroomde door hen heen, een vreugde, die hen bijna duizelig maakte. Dit was meer, dan ze ooit hadden kunnen dromen. Bankie wachtte, tot het beven van zijn hart wat was bedaard, onderdrukte zo goed mogelijk de jubel in zijn stem en zei dan zakelijk: .,Driehonderd francs, meer kunnen we niet missen. „Dan niet, zei het meisje vinnig en ze liep weg. „Idioot, schreeuwde Rong en in één adem, „natuurlijk betalen we vijfhonderd francs. Graag zelfs. „Dan zeshonderd, profiteerde het kind meteen van de omstandigheden. „Vooruit dan maar, zuchtte Rong, voor Bankie zijn mond open had kunnen doen. „Maar doe het vlug, voor die kerels terugkomen. Het meisje kwam een stap naar het hek toe en het duurde niet lang, of de touwen knapten door. „Moment, zei ze, „ik zal ze ook nog van de polsen afsnijden. Ze deed het, heel voorzichtig en secuur, richtte zich dan op, trok de sleutel uit het hek en eiste: „Eerst betalen, anders maak ik het hek niet open! „Vast een kind van Kenau Hasselaar, grinnikte Bankie, die ijverig zijn polsen en enkels stond te wrijven. „Hè, hè, daar lucht een mens van op. Betaal maar gauw, Rong, anders vraagt ze weer om opslag. Rong wreef ook zijn polsen, dook dan in de rugzak en stak even later zes briefjes van honderd door de tralies. Het meisje, een kind van een jaar of elf, griste ze uit zijn vingers vandaan, bekeek ze zorgvuldig, stak de biljetten met een tevreden grijns tussen haar bloesje en opende met enige moeite het zware hek. Vrij waren ze! Bijna tenminste. ,,Merci beaucoup, zei Rong, ineens jachtig. „Kom mee, Bankie, als de gesmeerde wind. Stel je voor, dat de bende net binnenkomt, als wij naar buiten stappen. Ze wilden de gang inlopen, waarlangs ze gekomen waren, maar het meisje versperde haastig de doortocht. „Neen, niet langs die gang. Daar staat oude Marcel op wacht met een levensgrote revolver. Ik weet een andere uitweg, zelf gemaakt. Ze sluiten me vaak in de kelder op, zie je? En dan denken ze, dat ik er braaf in blijf. Maar binnen de vijf minuten sta ik altijd op straat. Kom maar mee. Ze liepen voorbij het kolenhok en doken een lange, laaggewelfde gang in. Vlak voor het einde liep een smal gangetje naar rechts. Dat volgden ze, tot ze voor een muur stonden en toen konden ze geen hand voor ogen meer zien, want het licht uit de brede gang drong zover niet door. Maar het meisje morrelde even rond en toen viel er ineens een balk vaal licht naar binnen. Het bleek, dat ze een steen uit de muur had gelicht. Snel volgden er nog een stuk of vijf en zodoende ontstond er een opening, die groot genoeg was, om er doorheen te glippen, althans voor het schrale meisje. Maar Bankie en Rong waren behoorlijk uit de kluiten gewassen en het had heel wat voeten in de aarde, voor ze zich eindelijk naar buiten hadden geworsteld, waar ze ontvangen werden door een malse kletterende regenbui. „Ik voel me net een paling, die ze het vel afgestroopt hebben, grinnikte Bankie. Enfin, wie doet ons wat? We zijn er uit. „Maar nog niet in de bewoonde wereld, mompelde Rong, die vlug zijn camouflagejas ontrolde en om zich heensloeg. Dat waren ze net niet. Ze keken tegen een hoge muur op, die van boven met puntige glasscherven was bedekt. Links en rechts strekte zich een modderig steegje uit, zo smal, dat er nauwelijks een mens door kon. Noch de muur, noch de steegjes zagen er erg aanlokkelijk uit, maar langs één van de twee zouden ze toch de vrijheid moeten bereiken. „Ik voel er geen biet voor, hier eeuwig te blijven staan, zei Bankie, die ook de regenjas had aangetrokken. „Wat doen we, links of rechts? Of gaan we recht door zee. Ze zeggen altijd, dat dat de beste weg is. „Het verstandigste lijkt me, ze alle twee te nemen, zei Rong peinzend. „Jij de ene kant op, ik de andere. En dan op elkaar wachten, bij de Eiffeltoren bijvoorbeeld. Loopt het eventueel met één van tweeën mis, dan kan de ander de politie waarschuwen. Het lijkt me gevaarlijk, alles op één kaart te zetten. Bankie trok een lelijk gezicht. Hij had altijd wel veel praats, maar als het er op aan kwam, begon zijn hart veel op dat van de haas te lijken, Neen, het plan lokte hem niet erg aan. „Zou zij ons niet , begon hij aarzelend. Het meisje, dat de stenen, die ze naar buiten had gegooid, weer op hun plaats zette, richtte zich plotseling op en zei: „Kom mee. Maar houd je mond. Ik ga vooruit en zal dan wel een teken geven, dat de kust veilig is. Kijk niet zo benauwd, jochie. Ik ken hier de weg beter, dan jij in je eigen huis. Dat was tegen Bankie. Die wou een brutaal antwoord teruggeven, maar hij voelde zich zo opgelucht, dat hij begon te lachen, Rong een klap op de schouder gaf en opgewekt riep: „En avant, mon ami! Of, in nuchter Nederlands: me gane, Sofietje!

 

HOOFDSTUK 6

Van de regen in de drop