Vader ontspoort



Elkaar even kwijt



Margreeth Lammerts van Bueren



De man verroerde zich niet. Hij staarde met een boosaardige blik, zwijgend naar haar en zijn zoon, alsof hij zich in een soort trance bevond.

“Meneer Bijsterveld?” probeerde Lidy. “Uw zoontje moet naar het ziekenhuis.”

Langzaam schudde Theo Bijsterveld zijn hoofd. “Geen sprake van! U bent dokter en u maakt hem hier beter!”



Steffie, de dochter van kinderarts Lidy van de Poel, stond in de schoolpauze met een paar vriendinnetjes te kletsen. Opeens hield ze op met praten, fronste haar wenkbrauwen en kneep haar ogen half dicht tegen het zonlicht. Hoorde ze het goed? Was dat de hese, ruziezoekende stem van Raoul? Steffie draaide haar hoofd in de richting van het kabaal. Verderop op het schoolplein was een stel jongens aan het ruziemaken. Raoul, stak met kop en schouders boven de anderen uit. Zijn blonde sluike haren vielen voor zijn ogen, met een ruk van zijn hoofd gooide hij zijn haren naar achteren, maar ze gleden net zo snel weer terug. Hij duwde tegen iemands schouder en schreeuwde. Steffie had een hekel aan ruzie en aan vechten helemaal. 

Degene die het natuurlijk weer moest ontgelden was Merijn Verkerk. Hij stond te midden van het groepje en was minstens een kop kleiner dan zijn belager Raoul. Merijn was vaker het doelwit van pesterijen door andere jongens. Toch liet Merijn zich niet gauw in een hoek drijven. Hij liet zich niet op de kop zitten door de veel grotere Raoul, noch door andere jongens die hem dikwijls uitscholden voor homo of mietje. 

“Ik ben geen homo!” riep Merijn dan boos terug. Dan brandden de tranen achter zijn ogen, maar hij wilde niet huilen. O, nee! Die triomf gunde hij ze niet. “Nee? Waarom hang je dan altijd rond bij de meisjes?”

Merijn veegde met de rug van zijn hand langs zijn neus, duwde een paar te opdringerige jongens opzij en maakte zich los uit de groep. Ze jouwden hem na: “Homo! Homo!” 

Steffie vond het zielig. Merijn was hartstikke aardig. Dat hij graag een roze of lichtblauwe pullover droeg en zijn halflange haren krulden tot op zijn schouders maakte hem toch nog geen homo? Ze keek rond of ze een meester of juf zag die het schelden kon doen ophouden. Gelukkig! Meester Klein stapte op het groepje af en sprak ze vermanend toe. Steffie kon het niet horen, maar ze begreep wat de meester zei. Merijn was naar Amber gelopen. Steffie kon het niet helpen, ze vond Merijn veel meer op een meisje lijken dan op een jongen. Ze begreep de andere jongens wel, maar was het er niet mee eens dat ze hem uitscholden. Gelukkig was de ruzie voor even weer gesust. Steffie wist, dat als straks de school uitging, Merijn opnieuw het mikpunt zou zijn van pesterijen. De meester had er onlangs nog een les aan gewijd, maar daar leken jongens zoals Raoul zich niets van aan te trekken. 

Onlangs nog hadden ze Merijn van zijn fiets getrokken en zijn rugtas in een sloot gegooid. Steffie had het zien gebeuren, maar was als meisje alleen niet opgewassen tegen de jongens. Ze was huilend thuisgekomen. Rosy, hun trouwe hulp in huis, was zich rot geschrokken. Rosy had gedacht dat er iets met haar was gebeurd. Hortend en stotend had ze verteld wat de jongens met Merijn hadden gedaan. 

“Het is zo gemeen!” had ze gesnikt. “Zo gemeen!” 

Rosy had troostend een arm om haar heengeslagen. “Zulke dingen gebeuren nu eenmaal. Ik zal het niet goed praten, maar blijkbaar zijn er op elke school kinderen die zonder dat ze het willen het mikpunt zijn van pesterijen.”

“Het is gemeen! Als ik zijn ouders was, dan haalde ik hem van school!” 

Rosy had begrijpend geknikt. “Helaas lost dat niet altijd het probleem op. Vaak wordt datzelfde kind op een andere school weer gepest. Vraag me niet waarom! Het is gewoon zo! Vraag het maar eens aan je moeder.” 

“Heb je dat gehoord, Stef?” 

Met een zucht wendde Steffie zich weer tot haar vriendinnen. “Wat?” 

“Miranda wil met haar verjaardag gaan bowlen. We zijn allebei uitgenodigd.”

Miranda, een kort dikkertje met een bos donkere krullen en ogen die altijd lachten, grijnsde breed. “Lijkt jullie dat wat?” 

“Cool!” knikte Jikky. Ze was het tegenoverstelde van Miranda. Lang en superslank, bij het magere af. Ze had een spits gezicht en steil, bruin haar. 

“Super!” reageerde Steffie. “Wanneer ben je jarig?” 

“Volgende week donderdag, maar ik vier het zaterdags voor mijn vriendinnen.” 

“Wie komen er nog meer?” 

Miranda somde een aantal namen op en besloot met Merijn. 

“Merijn?” riepen Steffie en Jikky tegelijk. “Waarom heb je Merijn uitgenodigd?” 

Miranda haalde haar mollige schouders op. “Merijn woont vlak bij ons. Daarom.” 

“Denk je dat hij het leuk vindt met alleen maar meisjes?” giechelde Jikky.

“Vindt hij niet erg.” Daar was Miranda van overtuigd. “Merijn speelt heel vaak met mij en mijn zusje. Hij speelt eigenlijk nooit met de jongens in de buurt.”

“Wordt hij in de buurt ook gepest?”

“Ik geloof van niet.”

De bel kondigde het einde van de pauze aan en de kinderen dromden naar de deur.

Aan het eind van de schooldag fietste Merijn naar huis. Hij had net zo lang gewacht tot iedereen van het schoolplein was verdwenen. Misschien wachtten ze hem verderop op. Het zou de eerste keer niet zijn. Merijn overwoog om een andere route te nemen, maar ach, dat was zo’n eind om. Dikwijls fietste hij samen met Miranda naar huis, een enkele keer fietste Steffie een eindje met hen mee. Vandaag was Miranda door haar opa opgehaald en Steffie was al vertrokken. Evenals zijn zusje Suzanne. Ze fietste altijd met dezelfde vriendinnetjes mee. Merijn slaakte een zucht en sprong op zijn fiets. Als hij heel hard fietste, was hij ze misschien voorbij voor ze er erg in hadden. 

Hij had pech. Twee straten verder stonden ze hem op te wachten. Pimmetje, de kleinste van het stel, sprong voor zijn fiets. Merijn voelde zich genoodzaakt af te remmen. Als hij Pimmetje ondersteboven reed, had hij het helemaal gedaan. Meteen sprong een van de jongens op zijn nek. Merijn wist hem af te schudden. Raoul rukte aan zijn rugtas. “Vertel eens, wat voor leuke spulletjes heb je allemaal bij je?” teemde hij.

“Blijf van mijn tas!” snauwde Merijn en sloeg de hand van Raoul weg.

Wat begon je alleen tegen vier jongens? Hij had geen enkele kans. Gelaten liet hij de rugzak van zijn schouders glijden en maakte hem open. Je kon ze beter hun zin geven. 

“Interessante inhoud, vinden jullie niet? Een lunchtrommel, een plasticbeker, een etui, een schrift en een opgave boek van school. “Gezien? Laat me er nu dan door!”

Merijn hing zijn rugzak om en wilde wegfietsten. Raoul greep hem bij zijn jas. Merijn gaf een ruk met zijn schouder en hoorde de stof scheuren. Verdorie! Dat zou mam leuk vinden! “Laat me los!” snauwde hij. Hij kreeg een stomp tegen zijn arm en nog een tegen zijn slaap. “Au!” Het deed gemeen zeer.

“Hé daar!” Een oudere dame met een wandelstok zag het gebeuren. “Laten jullie die jongen onmiddellijk met rust! Anders krijgen jullie met mij aan de stok!” Dreigend hief ze haar wandelstok. “Jullie moesten je schamen! Met z’n allen tegen één! Kunnen jullie wel?” Ze kwam zwaaiend met haar stok dichterbij. 

De jongens lachten spottend. Raoul liet Merijn abrupt los en gniffelend om het oude mens slenterden ze weg. 

“Ziezo!” grijnsde de oude dame. “Die zijn weg. Hebben ze je pijn gedaan?” 

Merijn schudde zijn hoofd en hield zich stoer. “Valt wel mee.” Hij veegde snot af aan zijn mouw en sprong op zijn fiets. “Enne, bedankt, mevrouw!” 

“Graag gedaan, jongen!”

Grinnikend liep de oudere dame verder. Ze was niet bang voor een stel snotapen.

Merijn kwam thuis met een verwilderd rood hoofd en een kapotte jas. Hij wilde zijn jas wegmoffelen, maar had de pech dat zijn moeder net van bovenkwam en het zag.

“Wat doe je daar, Merijn?”

Wendy pakte de jas uit zijn handen, zag de losgetrokken naad en schudde haar hoofd. “Hoe komt dat nu weer?” Ze nam haar zoon eens goed op en ontdekte een bult bij zijn slaap. 

Wendy stak haar hand uit en sloot die om zijn kin waarna ze zijn hoofd zo draaide dat ze de buil goed kon bekijken. “Alweer gevochten, Merijn?” 

Merijn kon het niet helpen. Hij had lang genoeg tegen zijn tranen gevochten en barstte in snikken uit. 

Wendy’s hart stroomde over van medelijden. Waarom moest juist haar kind telkens het doelwit zijn van pesterijen? Ze trok haar zoon tegen zich aan. “Vertel het eens. Wat hebben ze nou weer gedaan?”

Hortend en stotend vertelde Merijn dat hij op school steeds werd gepest door een stel jongens. “Ik wil niet langer een jongen zijn, mama! Waarom mag ik geen meisje zijn?”

Wendy’s hart brak. Het was niet de eerste keer dat Merijn moeite had met zijn geslacht. Toen hij heel jong was, speelde hij al het liefst met poppen, een poppenhuis en alles waarmee meisjes het liefst speelden, het speelgoed van zijn jongere zusje, Susanne. Als ze kleding kochten, keek hij altijd verlangend naar de rekken met meisjeskleding. Hij zou het liefst een jurk of een rok dragen. Hij kon stikjaloers naar zijn zusje kijken en soms, als hij dacht dat niemand het zag, trok hij de kleren van Susanne aan. Helaas waren die hem net even te klein.

Naarmate hij ouder werd, werd hij ook meer gepest. 

Ze vond het vreselijk haar kind zo verdrietig te zien. 

Nog diezelfde avond sprak Wendy haar bezorgdheid uit tegen haar man Dick. “Wat moeten we eraan doen?” 

Ook Dick had allang gemerkt dat Merijn niet de zoon was waarna hij had verlangd. Dan had hij meer aan hun achtjarige dochter Susanne. De rollen waren hier compleet omgedraaid. Susanne liep het liefst in een spijkerbroek en zat op voetbal. Merijn keek niet eens naar een bal. Hij vond er niets aan. Hij knutselde liever. Van zijn oma had hij zelfs breien en borduren geleerd. “Waarom ga je niet eens met hem naar een kinderarts?”

Wendy knikte. “Ik heb het op internet opgezocht. Hier kon weleens sprake zijn van genderdysforie.” 

Fronsend keek Dick haar aan. “Is dat niet zoiets als een mens in het verkeerde lichaam?”

“Inderdaad en daar is tegenwoordig al jong iets aan te doen. Ik zal morgen meteen een afspraak maken bij dokter Van de Poel. Zij kan ons vast wel vertellen hoe we dit het beste kunnen aanpakken.”



“Ik kom je vanmiddag van school halen,” zei Wendy de volgende morgen tegen Merijn. 

Susanne was nog boven in de badkamer. Nu kon ze even ongestoord met Merijn praten.

Merijn keek haar verstoord aan. Als zijn moeder hem kwam halen, werd hij morgen helemaal uitgelachen. “Waarom?”

“Omdat ik een afspraak bij dokter Van de Poel heb gemaakt. We kunnen vanmiddag na schooltijd al terecht.”

“Wat moet ik bij een dokter? Ik ben toch niet ziek?”

“Dat ben je ook niet, maar je vader en ik willen weten wat er met je aan de hand is.”

“Er is helemaal niks met me aan de hand,” bokte Merijn.

Wendy ging tegenover hem aan de tafel zitten, vouwde haar handen en keek hem ernstig aan. “Er is wel iets met je, Merijn. Wij denken dat je veel liever een meisje zou zijn.”

“O, dat!” reageerde hij zo onverschillig mogelijk. Had zijn moeder soms gezien dat hij in Susannes kast snuffelde? 

“Dat wil niet iedere jongen, Merijn! De meeste jongens willen dat helemaal niet! Wij, je vader en ik, zijn dan ook bang dat dat een reden is waarom andere jongens je pestten.” 

Merijn boog zijn hoofd en verkruimelde een stukje brood op zijn bord. “Ik denk dat ze dat niet zouden doen als ik een meisje was.” Met een wanhopige blik keek hij zijn moeder aan en verzuchtte: “Waarom kan ik geen meisjes zijn? Niemand hoeft toch te weten dat ik… dat ik eigenlijk een jongentje ben?”

Wendy zuchtte. Was het maar zo eenvoudig. “Daar wil ik eens met dokter Van de Poel over praten.” 

“Dokter Van de Poel?” Susanne kwam binnenhuppelen. Haar haren in twee staarten gebonden met clipjes waarop lieveheerbeestjes stonden. Merijn kon er jaloers naar kijken. Susanne schoof aan tafel. Ze had die laatste woorden van haar moeder opgevangen. 

“Ik ken Andy van de Poel! Hij zit bij mij in de klas. Ik denk dat die dokter zijn moeder is.” 

Merijn knikte. “Ze is ook de moeder van Steffie. Steffie zit bij mij.” 

“Kijk eens aan!” Wendy glimlachte. “Dat is ook toevallig!” 


In huize Van de Poel wilde Rosy weten: “Wie had jij zo vroeg aan de telefoon?” 

Het gebeurde niet vaak dat er zo vroeg werd gebeld, tenzij het natuurlijk om een spoedgeval ging, maar daar leek het niet op want Lidy had geen haast om te vertrekken.

Rosy was zo een deel van het gezin geworden in de loop der tijd dat niemand het vreemd vond dat ze zoiets vroeg. Rosy was op het juiste moment op hun pad gekomen. Ze had haar neef Alex om advies gevraagd nadat haar man met wie ze jaren in Zuid-Afrika had doorgebracht vrij plotseling was overleden. Rosy wilde terug naar Nederland, maar ze had er woonruimte en eventueel werk nodig. Of Alex haar kon helpen? Het toeval wilde dat juist hun huishoudster vrij plotseling, maar in goede harmonie, was vertrokken en ze met de handen in het haar zaten nu er niemand was die het huishouden runde en de kinderen opving. Voorzichtig had Alex Rosy laten doorschemeren dat ze om hulp zaten te springen. In hun grote huis was een klein appartement beschikbaar. Of ze er iets voor voelde? Rosy had daar geen moment over na hoeven denken. Ze had hun aanbod met beide handen aangenomen. 

Vanaf de eerste dag was het vertrouwd geweest en had Rosy volwaardig deel uitgemaakt van hun gezin. Ze was voor Lidy en Alex goud waard. Voor het echte schoonmaakwerk was er Sjaan Hopman wiens man Karel de tuin bijhield. Sjaan kwam twee keer in de week.

Lidy slikte een stukje brood door. “Ene Wendy Verkerk. Of ze vanmiddag langs kan komen met haar zoon.”

“Is Merijn dan ziek?” wilde Steffie, de wijsneus, weten.

Lidy fronste. “Merijn?”

“Merijn zit bij me in de klas en heet ook Verkerk.”

“Wie zegt dat het om die jongen gaat? Er zijn meer mensen die Verkerk heten.”

“Dat klopt,” mengde nu ook Andy zich in het gesprek. “Bij mij in de klas zit Susanne Verkerk.”

“Dat is Merijn zijn zusje, dommie!” 

“Ik ben geen dommie!” mopperde Andy boos terug. 

“Kinders!” waarschuwde Rosy.

“Wat is dat voor herrie hier?” Dat was Alex die van bovenkwam. “En wie heeft het licht in de badkamer laten branden?”

Stilte.

“Nou? Wie was het laatst in de badkamer?”

“Ikke.” Andy boog schuldbewust zijn hoofd.

“Voortaan het licht uitdoen, jongen! Denk aan het milieu!”

“Ook goedemorgen,” wenste Lidy zoetsappig haar echtgenoot.

“Van hetzelfde.”

Die was niet in het beste humeur vanmorgen. Lidy keek Rosy aan en rolde met haar ogen. Ze liep naar Alex toe die aan tafel was geschoven en zijn iPad aanzette. Ze leunde over zijn schouder en streelde zijn wang. “Verkeerde been uit bed gestapt, schat?”

Andy en Steffie gniffelden en Rosy haastte zich naar het aanrecht. 

“Laat me nou!” Alex trok zijn hoofd weg. “Ik moet even in de krant checken of ze iets over die zaak hebben te melden.”

Lidy wist wat hij bedoelde. Alex trad vaker als advocaat op voor de kinderen uit Huize Zonzicht, een opvang en onderdak voor ouderloze kinderen. Ze bleven daar meestal tot er een goed pleeggezin voor hen was gevonden. Carrie Verlaan was er de directrice en tevens een goede vriendin van Lidy, die als vaste huisarts was verbonden aan Huize Zonzicht. Carrie was in alle staten geweest toen ze dit bijna ongelooflijke nieuws te horen kreeg. Al een tijdje was Wesley, een negenjarig Surinaamse jongen, onhandelbaar. Dat werd allereerst toegeschreven aan de omstandigheden. Zijn vader was onbekend en zijn moeder vrij plotseling overleden. Er was geen familie bij wie hij kon worden ondergebracht, behalve een zeer oude oma. Zij was niet in staat om nog een kind groot te brengen. Grote veranderingen brengen een kind in de war. Dat uit zich vaak in dwarsliggen en opstandigheid. Bij Wesley duurde dat lang en hij kreeg ook lichamelijke klachten. Hij sputterde enorm tegen toen Lidy hem onderzocht. Wat ze ontdekte, gaf haar een schok. Hier was duidelijk sprake van misbruik. 

Na heel lang aandringen gaf Wesley aarzelend en bang toe wat de oorzaak van zijn lichamelijke klachten waren. Eerst meende Carrie dat een van de oudere jongens in het tehuis de dader was, maar algauw werd duidelijk dat het om de judoleraar ging. Carrie zocht contact met de ouders van andere judoleerlingen. 

Het bleek een omvangrijke zaak waar meerdere kinderen bij betrokken waren. Inmiddels hadden ook andere ouders een beroep gedaan op het advocatenkantoor van Alex en aangifte tegen de man gedaan. 

Tot nu toe was het uit de media gehouden, maar Alex had het vermoeden dat iemand van kantoor of een van de betrokken ouders zijn mond niet had kunnen houden. 

In tegenstelling tot Lidy’s eerste echtgenoot en de vader van haar kinderen had Alex niet, zoals zijn goede vriend Werner en Lidy, voor een medische studie gekozen. Ondanks dat waren ze altijd bevriend gebleven. Ook toen Lidy en Werner trouwden, samen een praktijk begonnen en een gezin stichtten. De mannen waren altijd elkaars maatjes gebleven tot die fatale nacht, waarin Werner door een noodlottig ongeluk om het leven kwam en Lidy achterliet met twee jonge kinderen.

Vanaf die nacht was Alex er voor Lidy en haar gezin geweest, had de touwtjes in handen genomen en geregeld wat er geregeld moest worden onder die omstandigheid. Alex was er altijd als ze hem nodig had. Onbaatzuchtig en zonder morren. Voor de kinderen was hij als een vader. Andy kon zich zijn vader niet eens herinneren. Steffie had nog vage herinneringen aan hem. Toen Lidy’s tranen opdroogden, het verlies een plaatsje had gekregen en ze de draad van het leven weer voorzichtig oppakte stond ze ook open voor een nieuwe liefde. Alex was ondertussen zo vertrouwd dat het als vanzelf ging. Inmiddels waren ze al weer een aantal jaren samen. Als Alex zo druk met een zaak was, kon ze hem beter met rust laten, wist ze inmiddels uit ervaring.

Ook Andy en Steffie hielden wijselijk hun mond.

Alex scrolde door de Telegraaf. Als een krant er als de kippen bij was om zoiets te publiceren, was het die krant wel. Hij slaakte een zucht van opluchting. Niets te vinden. Loos alarm.

Even later vertrok Lidy naar de praktijk, Alex naar kantoor en de kinderen naar school.

Lidy begroette haar assistentes, Corine Vossen en Petra Kruisberg. Heel toevallig kwamen ze tegelijk binnen. Meestal was Petra wat later. Ze versliep zich nog wel eens. Petra verdween naar wat ze haar ‘hok’ noemde, de plek waar ze bloed en andere monsters klaarmaakte voor een uitgebreid onderzoek in het lab. Bloedsuikerspiegels en blaasproblemen kon ze zelf onderzoeken. Corine was er voor de ontvangst van de patiënten, het bijhouden van de afspraken en ter assistentie bij injecties en zo.

Corine bekeek de afspraken voor die ochtend. 

“Wil je even noteren?” vroeg Lidy. “Om kwart voor vier vanmiddag komt mevrouw Verkerk met haar zoon.”

Corine fronste haar wenkbrauwen. “Zo laat nog?” 

Lidy knikte. “Je hoeft niet te blijven.” 

Het middagspreekuur was meestal om drie uur afgelopen. Corine ruimde dan het nodige op. Petra had de spullen voor verzending klaar zodat de dames meestal om half vier vertrokken. Voor Petra maakte de tijd weinig uit. Ze was alleen, maar Corine had een man en een dochtertje thuis. Zij vond het heerlijk om nog een gedeelte van de dag met haar kind te kunnen doorbrengen. Het grootste deel van de dag droeg haar man Jan de zorg voor de kleine. Hij was van beroep kunstschilder en had thuis een atelier. Corine was de kostwinner. Dat werkte prima. Vooral omdat Corine meestal, op een enkele uitzondering na, vroeg in de middag thuis was. Jan had dan nog tijd genoeg om eventuele afspraken na te komen en dingen te doen waar hij niet aan toekwam met de kleine meid in huis. 

Lidy had de afspraak met mevrouw Verkerk als laatste gezet. “Ik kan niet zeggen waarom, maar ik kreeg tijdens ons kort telefonisch onderhoud de indruk dat haar zoon niet ziek is, maar dat ze om raad verlegen zit. Aan het eind van de middag kan ik daar voldoende tijd voor nemen. Daar heb ik jullie niet bij nodig. Als ik het mis heb, is dat jammer.” Ze glimlachte naar Corine bij wie de opluchting van het gezicht was te lezen. 

“Gelukkig, ik was al bang dat ik de afspraak met de kapper moest afzeggen.” 

“Wie is vanmorgen de eerste?” informeerde Lidy nadat ze ondertussen haar computer had opgestart.

“Silvie Martens. Ze is hier nog nooit eerder geweest.” Op haar tenen staand keek Corine door het raam naar buiten. De onderkant van het raam was ondoorzichtig zodat privacy gewaarborgd was en er niemand naar binnen kon kijken. “Ik geloof dat ze er aankomt met haar moeder.”

Vijf minuten later zaten moeder en dochter voor Lidy’s bureau.

“Silvie is niet ziek, hoor! Daar komen we niet voor.” Ester Martens keek glimlachend haar dochter aan. “Vertel zelf maar waarom je hier bent.”

Silvie, een slank meisje met halflang, donkerblonde haren, grinnikte even en duwde dan het haar aan de linkerkant van haar hoofd opzij. 

Lidy zag een oor dat niet was volgroeid. Een gekreukeld oor. 

“Ik wil graag net zo’n oor als mijn rechter, een gewoon oor.”

“Ze wil zo graag haar haren eens in een paardenstaart of in twee staarten dragen, maar ze wil niet dat anderen haar misvormde oor zien,” vulde haar moeder aan. 

Silvie knikte. “Dan kan ik ook oorbellen in!”

Lidy glimlachte. “Kijk eens aan! Ik kan me voorstellen dat je dat wilt. Dan zal ik je een verwijsbrief geven voor een plastisch chirurg. Er komt regelmatig een heel goede in het St. Joseph-kinderziekenhuis.”

Lidy schreef een verwijsbrief uit en overhandigde die aan Silvie. “Alsjeblieft, jongedame. Als de operatie achter de rug is, kom je dan het nieuwe oor laten zien?”

Silvie knikte blij en opgelucht. 

“Heel begrijpelijk dat ze twee normale oren wil,” zei Corine nadat ze moeder en dochter had uitgelaten en voor ze een nieuw patientje binnenliet.

Dat was Lidy volkomen met haar eens. 

De dag verstreek met een komen en gaan van patientjes met allerlei kwalen. Soms viel het mee en was de moeder vooral overbezorgd, soms was het zo ernstig en moest Lidy het kind doorverwijzen naar het kinderziekenhuis. Om drie uur was de wachtkamer leeg. Corine schonk thee voor hen in. 

“Lekker!” bedankt Lidy. “Ik was wel toe aan een kop thee.”

Corine verschoonde het papier van de onderzoek tafel, ruimde speelgoed op en nam tussendoor een slokje thee. Petra kwam uit haar ‘hok’ met een aantal dozen en pakjes. “Heb jij nog iets wat moet worden weggebracht?” vroeg ze Lidy. Ze maakte een nogal gejaagde indruk.

Deze schudde haar hoofd en knikte naar een kop thee. “Je thee wordt koud!”

“Ja!” Petra legde de pakjes op het bureau, ritste haar jack los en ging op het puntje van de stoel zitten.

“Je hebt nogal haast vandaag?”

“Ik heb een afspraak om half vier bij een nieuwe sportschool.”

“Vandaar! Drink dan maar gauw je thee.”

Petra knikte. De thee was niet heet meer dus kon ze snel doordrinken. “Oké, dan ga ik. Tot morgen!”

“Tot morgen en doe het kalm aan, hè?”

Met de deurkruk in haar hand keerde Petra zich om en grijnsde. “Doe ik toch altijd? Doei!”

Even later trok ook Corine haar jas aan. Ze wierp een bezorgde blik naar buiten waar de wind was opgestoken. De lucht was loodgrijs. Er dreigde regen. Uit voorzorg trok ze de capuchon over haar hoofd. “Misschien kom ik nog net droog thuis.”

“Als het regent, kan ik Rosy wel vragen of ze je thuis wil brengen?”

“Nee, dat is zo’n gedoe! Dan zit ik morgenochtend zonder fiets. Ik kan ook de bus nemen. Nee, ik ga gauw. Tot morgen.”

Eenmaal alleen in de stilte van haar spreekkamer, maakte Lidy nog wat aantekeningen in het bestand van het laatste patiëntje.

Intussen was Wendy Verkerk bij school gearriveerd. Ze keek op haar horloge. Ze was bijna tien minuten te vroeg, ze besloot in de auto te wachten. Zo viel ze niet op. Dat was voor Merijn prettiger. Susanne ging uit school bij een vriendinnetje spelen. Daar had ze geen omkijken naar. 

Om de tijd te doden, checkte ze haar gsm op sms’jes. Er was er een van haar zus Irene. ‘Pst! Nog tegen niemand zeggen, hoor, maar we zijn zwanger!’ 

Wendy glimlachte. Echt iets voor Irene. Dat ze het nog stil wilde houden kon ze begrijpen. Dit was de derde en laatste ivf-poging geweest en daar was alle hoop op gevestigd. Wat een bof dat het eindelijk was gelukt. Wendy raakte ervan ontroerd. Ze pinkte een traan uit haar ooghoek. Ze had zo meegeleefd met alle pogingen van haar jongere zusje om zwanger te worden. Jaren waarin hoop en wanhoop elkaar hadden afgewisseld. En nu eindelijk was het toch zover! Snel typte ze een berichtje terug. 

‘Gefeliciteerd! Ik ga het van de daken schreeuwen. Bel je vanavond. Dikke kus!’ 

De eerste kinderen kwamen het schoolplein afhollen. De kleintjes zwaaiend met een tekening of plakselwerkje in hun hand. Wendy keek. Ze zag haar dochter druk in gesprek met het vriendinnetje waarbij ze ging spelen. Ze keek met enige trots naar Susanne. Ze was een mooi meisje. Susanne had het dikke, donker haar van Dick en de blauwe ogen van haar. Susanne had ook de ietwat grovere bouw van Dick. Merijn daarentegen was veel tengerder gebouwd, had blonde krullen van haar, maar weer de bruine ogen van zijn vader. De meisjes liepen rakelings langs de auto, maar Susanne was zo in gesprek dat ze haar niet eens zag. Iets verderop wachtte de moeder van het vriendinnetje de meisje op.

Wendy wendde zich weer naar het schoolplein. Vlak bij de uitgang werd er geduwd en getrokken aan een kind. Wendy fronste haar wenkbrauwen en opende het portier. Als ze stond, had ze er een beter zicht op. Welk kind werd er te grazen genomen? Een stille woede welde in haar op. Het was toch niet… Ja, toch!

“Ik heb liever dat ze je niet zien dan gaan ze me zeker pesten.” Wendy hoorde het Merijn nog zeggen vanmorgen. Ze klemde haar lippen stijf op elkaar en omklemde het portier van de auto zo hard dat haar knokkels wit werden. Ze zou er naartoe willen rennen en de pestkoppen eens goed willen aanpakken. Omwille van Merijn deed ze het niet, maar het kostte haar zeer veel moeite. Godzijdank! Daar kwam een van de leraren naar buiten en maakte een eind aan het getrek en gesjor. Ze kon hiervandaan niet horen wat hij zei, maar dat hij boos was, kon ze aan zijn gezicht zien. Drie jongens werden naar binnen gestuurd. Net goed! Wendy zakte terug op haar plaats achter het stuur. Haar hart bonsde tegen haar ribben. Ze zou doen alsof ze niets had gezien. 

Even later trok Merijn hijgend het portier aan de passagierszijde los. Zijn haar zat verward en op zijn wangen lag een felrode blos. Zijn kleren zaten scheef. In een poging dat te verdoezelen, rukte en trok Merijn eraan en plofte naast haar.

Wendy wierp hem een zijdelingse blik toe. “Hallo, schat! Zullen we dan maar?” 

Ze wachtte even met het starten van de auto. Zou Merijn erover beginnen? 

Omdat hij bleef zwijgen, startte Wendy de auto en reed weg.


“Goedemiddag!” Lidy opende de deur voor Merijn en zijn moeder.

Ze schudde de hand van Wendy, een slanke vrouw van ongeveer midden dertig en boog zich daarna naar Merijn. De jongen had duidelijk de blonde krullen van zijn moeder, maar niet haar blauwe ogen. Zijn haar zat danig in de war. Hij was tenger gebouwd en had fijne, bijna meisjeachtige gelaatstrekken. Er lag een opgewonden kleur op zijn wangen.

“En jij bent?” 

“Merijn Verkerk.” Hij gaf haar een hand.

“Mooi, kom verder en neem plaats.” Ze wees op twee stoelen voor het bureau.

Lidy ging achter haar bureau zitten, zette haar ellebogen op het blad, vouwde haar handen en keek moeder en zoon aan. “Wat zijn de problemen?”

Wendy legde een hand op de arm van haar zoon. “Wil je het zelf zeggen of zal ik het doen?”

Merijn knikte. “Ik zeg het zelf wel.”

Lidy wendde haar afwachtende blik tot hem.

Heel even aarzelde Merijn. Toen zei hij snel en bijna onverstaanbaar. “Ik wou dat ik een meisje was, want dan werd ik vast niet meer gepest op school.”

“Jij zou liever een meisje willen zijn,” herhaalde Lidy. “Kun je ook zeggen waarom?” 

Merijn schokte met zijn schouders. “Gewoon, ik voel me geen jongen. Ik vind jongensdingen ook niet leuk! Ik weet niet waarom mijn moeder me naar u heeft meegenomen, want ik denk niet dat u van mij een meisje kan maken.” Hij moest er zelf om grinniken.

“Nee, dat kan ik ook niet. Maar vertel eens, word je gepest omdat je liever een meisje wilt zijn?”

Merijn boog diep zijn hoofd. “Soms wel. Ze schelden me altijd uit voor homo.”

“Weten ze eigenlijk wel wat een homo is?”

Merijn haalde zijn schouders op. “Ik geloof het wel. Dat zijn toch jongens die van jongens houden. Nou, en dat doe ik niet. Ik vind jongens niet eens leuk!”

Lidy keek zijn moeder aan. Wendy vertelde dat hij dikwijls thuiskwam met gescheurde kleren, een tas waarvan de inhoud in de sloot had gelegen of een kapotte fiets. “Er is altijd wel wat!” verzuchtte ze.

“Vanaf dat Merijn heel klein was, merkten we al dat hij andere interesses had dan andere jongetjes. Merijns voorkeur ging uit naar poppen, eigenlijk alles waarmee meisjes spelen. Het liefst zou hij de kleren van zijn zusje aantrekken. Dat doet hij soms ook stiekem, als hij denkt dat niemand hem ziet.”

Lidy zag Merijn met een geschrokken blik naar zijn moeder kijken.

Wendy knipoogde naar hem alsof ze daarmee wilde zeggen, dat is ons geheimpje.

“Ik vind het zo naar voor hem! Vooral dat hij op school zo wordt gepest! Wij, mijn man en ik, weten niet meer wat we er mee aanmoeten!” verzuchtte Wendy. “Ik heb al op internet gezocht en kwam daar genderdysforie tegen. Toen ik dat las, vielen de puzzelstukjes op zijn plaats. Het maakte me duidelijk dat Merijn een kind is dat in het verkeerde lichaam zit. Maar mijn vraag is, wat kunnen we hier aan doen?”

Lidy knikte en typte het woord in haar pc. Het was niet iets waarmee ze dagelijks had te maken en om haar geheugen op te frissen en om aan meer informatie te komen, was het internet een uitkomst. “Genderdysforie kan inderdaad al bij heel jonge kinderen voorkomen. Ik zou jullie willen verwijzen naar het zorgcentrum voor genderdysforie van het VU. Daar doen ze er onderzoek naar. De diagnostiek bij kinderen jonger dan twaalf jaar heeft tot doel het vaststellen daarvan. Daar zijn gesprekken met psychologen en vindt er een psychologisch testonderzoek plaats. Ze begeleiden kinderen en hun ouders hoe daarmee om te gaan. Ze kunnen eventueel ook behandelen of begeleiding adviseren. Voor de puberteit vinden er nooit hormonale en of chirurgische behandelingen plaats. Zodra een gender in de puberteit komt, kan er worden begonnen met een hormoonbehandeling. Dit heeft u ongetwijfeld zelf ook allemaal gelezen.”

Wendy knikte. “Op dit moment vind ik het belangrijkste hoe er nu mee om te gaan.”

“Een aantal jaren geleden heb ik een soortgelijk geval in de praktijk gehad, vandaar dat ik nog het een en ander ervan afweet. In dat geval was het een meisje dat liever een jongen wilde zijn. Gelukkig werd zij er niet mee gepest. Ze vertikte het om meisjeskleren te dragen. Nu is dat niet zo moeilijk, omdat veel meisjes liever een lange broek dragen dan een jurk of rok.” 

Lidy glimlachte. “Dat zie ik bij mijn dochter. Alleen bij heel speciale gelegenheden wil ze een mooie jurk aan. Ze tut wel graag met haar haren en zou het liefst mijn make-up gebruiken, maar daar vind ik haar nog te jong voor. Steffie is wel een echt meisje.”

Bij het horen van haar naam keek Merijn op. “Ik zit bij haar in de klas!”

“Wat toevallig!” lachte Lidy om meteen weer ernstig te worden. “Wat ik zou adviseren, buiten de verwijsbrief die ik u geef en waarmee u zich kunt melden bij het zorgcentrum voor genderdysforie, is dat Merijn voortaan als meisje door het leven gaat.”

Merijns hoofd ging met een ruk omhoog. “Dat wil ik ook, maar mama denkt dat ze me dan nog meer gaan pesten!”

Lidy schudde haar hoofd. “Dat geloof ik niet.” Ze vouwde haar handen ineen. “Wat jij moet doen, is hierover een spreekbeurt geven op school. Vraag je ouders je daarbij te helpen.”

Lidy keek Wendy aan. “En u gaat met de directeur en de leraren van school praten en de situatie uitleggen. Dat is mijn advies. Ik denk dat Merijn als meisje heel snel zal worden geaccepteerd en het pesten over zal zijn.”

Met een verlangende en bijna opgewonden blik keek Merijn zijn moeder aan. “Dat is een goed idee, mam! Gaan we dan zo meteen meisjeskleren voor me kopen? Ja?”

Voor Lidy was meer dan duidelijk dat hier een meisje voor haar zat in het lichaam van een jongen. Hij zou nog een lange en moeilijke weg hebben te gaan naarmate hij ouder werd, maar met een goede psychische begeleiding had het een kans van slagen.

Ze zag zijn moeder aarzelen. Het viel niet mee, ook al had Wendy het wel verwacht. Dit maakte het zo definitief.

“Ik wil hier eerst met je vader over praten, Merijn. Daarna nemen we een besluit.

“Dat lijkt me een goed plan,” knikte Lidy. Ik zal straks een verwijsbrief uitschrijven. Als u die morgen kunt komen halen?”

Wendy knikte en stond op. Ze stak een hand uit naar Lidy. “Bedankt voor uw begrip en goede raad.” 

Ook Merijn gaf Lidy een hand. Zijn gezicht glunderde. Als het aan Merijn lag, dan wist hij het wel!

Lidy sloot de deur achter moeder en zoon. 


Ondertussen was Petra de nieuwe sportschool binnengelopen. Het zag er allemaal geweldig uit. Bij de balie werd ze verwelkomd door een breedgeschouderde en erg knappe jongeman met een donker tintje.

Petra kreunde inwendig. Wat een lekker stuk!” 

Hij had donker, kort krullend haar en helderblauwe ogen die haar grijnzend aankeken. “Hallo! Wat kan ik voor je doen?”

“Ik eh… ik heb me telefonisch aangemeld.”

Vragend trok de jongeman zijn wenkbrauwen op en leunde met een elleboog op de balie. “Voor wat? Apparaten, jazzgym, aerobics, boksen, karate. Het kan hier allemaal!”

Petra was zo onder de indruk van zijn verschijning dat ze even de kluts kwijt was.

“Eh… aerobics en misschien ook apparaten.”

“Oké!” Hij toetste het een en ander in een pc. “Wordt het een abonnement of eerst een proefles?”

Petra wilde deze knapperd vaker zien en besloot: “Doe maar een half jaar abonnement.”

“De aerobics begint over tien minuten. Wil je je soms eerst nog opwarmen met de apparaten?” 

Hij keek naar de sporttas die over haar schouder hing. “Je hebt je spullen bij je?”

Petra knikte en kon haar ogen niet van hem afhouden.

“Mooi!” Er rolde een nota uit de printer, die hij over de balie naar haar toe schoof. 

Petra grabbelde in haar tas naar haar bankpasje. Ze schrok toen ze die niet meteen kon vinden en kreeg een kleur van ergernis. De knapperd grijnsde en trommelde afwachtend met zijn vingers op de balie.

Petra kreeg het er warm van. Was ze nu haar bankpas kwijt? Dat zou net iets voor haar zijn! Gelukkig! Daar lag hij op de bodem van haar tas. Ze slaakte een zucht van opluchting en duwde haar pas in de automaat.

De knapperd wees haar waar ze naartoe moest. 

“Bedankt!” stamelde Petra. Terwijl ze bij de balie vandaan liep, bleef ze naar hem kijken en zag niet waar ze liep. Ze struikelde over een dikke kokosmat. Tijdens haar poging in evenwicht te blijven, hoorde ze iets knappen in de buurt van haar enkel en voelde een scherpe pijn op diezelfde plaats. Ze kon zich niet staande houden en viel op de mat.

De knapperd was meteen bij haar. Hij hurkte naast haar en keek haar met een oprecht bezorgde blik aan. “Heb je je bezeerd?”

“Mijn enkel!” kreunde Petra. Ze droeg half hoge laarsjes. De knappe man aarzelde geen moment en ritste de laars open om haar voet te bevrijden. Zorgvuldig bestudeerde hij haar enkel die al begon te zwellen en te verkleuren. Ze voelde zijn koele vingers langs haar enkel strijken en kreeg, ondanks de pijn, het er warm van. Er liepen mensen om hen heen. Ze geneerde zich dood! Dat haar dit nu moest overkomen, terwijl ze juist indruk op hem had willen maken. Wat een afgang! 

Opnieuw keek hij haar met diezelfde bezorgde blik aan. Ze smolt door zijn blauwe ogen die afstaken tegen zijn getinte huid. Het was een bijzondere combinatie. Ze kon dan ook niet nalaten te vragen: “Hoe kom je aan die blauwe ogen?”

De knapperd schudde grinnikend zijn hoofd. “Waar jij al niet aan denkt, terwijl je hier met een zere enkel zit!”

Hij grijnsde. “Die heb ik van mijn moeder. Ze is hoogblond en heeft dezelfde blauwe ogen. De donkere huid heb ik van mijn vader. Maar om op je enkel terug te komen, ik denk dat je er beter even naar kunt laten kijken bij de spoedeisende hulp.”

“Je hebt makkelijk praten! Hoe kom ik daar?”

“Een ogenblik.” De knapperd kwam overeind en verdween. Petra zat op de mat en verbaasde zich om de mensen die zonder opmerkingen om haar heen liepen alsof het de gewoonste zaak van de wereld was dat ze op de vloer zat. 

Even later keerde hij terug. “Ik breng je wel. Een van mijn partners neemt het hier van me over. Denk je dat je kunt staan?” Hij stak een hand uit om haar overeind te helpen. Eenmaal op de been probeerde Petra of ze op het gekwetste been kon staan, maar dat deed te veel pijn.

Steunend op de knapperd hinkte ze naar de uitgang. “Blijf hier staan dan haal ik mijn auto.”

Ze kon zichzelf wel voor het hoofd slaan! Als ze niet zo onder de indruk van de jongeman was geweest, had ze opgelet waar ze liep. Hoewel, als ze er goed over nadacht was het toch zo erg nog niet. Nu had ze hem voor zich alleen. 

Hij reed de auto voor en hielp haar behoedzaam instappen. Toen ze eenmaal zat zei ze: “Het is zo gek als je niet weet bij wie je in de auto zit. Ik ben Petra Kruisberg.”

Hij grijnsde een rij hagelwitte tanden bloot. “Aangenaam, Petra. Ik ben John Sanders.”

Ondanks de pijn in haar enkel, moest ze glimlachen om deze vreemde situatie.

Onderweg informeerde hij wat ze zoal deed. Petra vertelde over haar werk bij de kinderarts.

“Je bent dus bekend met de medische wereld.”

“Nou ja! Mijn werk bestaat grotendeels uit laboratoriumtaken. Met de rest heb ik minder te maken.”

Bij de spoedeisende hulp waren ze vrij snel aan de beurt. John duwde haar in een rolstoel door het ziekenhuis naar de röntgenafdeling, omdat er foto’s van haar enkel moesten worden gemaakt. Ondertussen kletste hij honderduit over zijn ideaal: de sportschool dat hij samen met twee vrienden had kunnen verwezenlijken. “We hebben een geldschieter kunnen vinden om deze verlopen sportschool te kunnen overnemen. De beste man heeft ons fijn op weg geholpen. Anders hadden we geen kans gehad. Nu nog presteren. Het klantenbestand was bijna tot nul gereduceerd. We hebben geflyerd en geadverteerd, dat heeft al veel nieuwe klanten opgeleverd.”

“Daar was ik er een van, maar voorlopig zit het er niet in,” verzuchtte Petra. “Die pech heb ik weer.” 

John grinnikte. “Ben je zo’n pechvogel?”

“Nooit!” Dat was waar. Er overkwam haar zelden iets. Voor ze verdere uitleg kon geven, werd ze binnengeroepen. 

Terug bij de spoedeisende hulparts met de foto’s kon hij geen botbreuk ontdekken. “Je enkelband is iets ingescheurd, maar het valt erg mee. We doen er een lijmverband om en verder moet het met rust genezen.”

“Ik was juist van plan om wat meer te gaan sporten,” verzuchtte Petra. 

“Dat zal dan een paar weken moeten wachten! Zie aan een paar krukken te komen, dan kun je nog een beetje uit te voeten.”

John was zelfs zo aardig dat hij voor een paar krukken zorgde. “Wat nu?” vroeg hij nadat hij weer in de auto had plaatsgenomen.

“Zou je me naar mijn ouders kunnen brengen? Ik kan onmogelijk naar mijn eigen appartement. Daar zit namelijk geen lift in.”

“Helaas kan ik je ook geen onderdak bieden,” grapte hij.

“Dat vindt je vriendin niet goed.”

John schudde zijn hoofd. “Die heb ik momenteel niet. Ik lijd aan een gebroken hart. Ze heeft onlangs de relatie verbroken en mij het huis uitgegooid. Ik woon tijdelijk bij een van mijn partners en dat is ook niet alles. Nog even en zijn vriendin neemt ook te benen.”

Zo te zien leed hij er niet echt onder. Toch leefde ze met hem mee. “Arme jij! Je mag wel zo lang van mijn appartement gebruikmaken,” besloot ze in een opwelling.

Hij grinnikte. “Je weet niet wat je zegt! Ik maak er een enorme puinhoop van. Dat is een van de redenen dat ze mij eruit heeft gegooid. Laten we dat maar niet doen. Maar bedankt voor het aanbod. Ik ben al bezig met iets. Als het lukt, komt dat deze week nog rond. Vertel, waar wonen je ouders?”

Petra noemde het adres en wees hem hoe hij het beste kon rijden. “Mijn moeder zal blij met me zijn!”

“Moeders vinden het altijd heerlijk als ze hun kind kunnen vertroetelen,” lachte John.

“De mijne helemaal! Ze bedoelt het goed, hoor! Maar ik word stapeldol van al die goede bedoelingen!”

De eerste reactie van haar moeder was schrik toen ze haar dochter uit een onbekende auto zag hinkelen.

Ze sloeg de handen ineen. “Kind! Wat heb je nou gedaan!”

“Uw dochter kon niet genoeg van mij krijgen daardoor keek ze niet uit en struikelde,” grinnikte John.

Petra’s moeder negeerde zijn grapje. 

Alleen Petra wist hoezeer hij gelijk had met die opmerking. “Och, kind toch! Hoe moet dat met je werk?”

“Nou, mam! Ik denk dat je me morgenochtend gewoon naar dokter Van de Poel brengt. Het meeste werk kan ik zittend af.”

“Je bent een mooie!” Mevrouw Kruisberg nodigde John uit om binnen te komen, maar hij was al lang genoeg onderweg en wilde terug naar de sportschool. Hij wenste Petra het beste en beloofde nog een keer langs te komen.

Leunend op haar krukken keek ze hem na en slaakte een zucht.

“Leuke jongen,” zei haar moeder.

Daar was Petra het van harte mee eens. 



Van dokter Van de Poel op weg naar huis was Merijn bij zijn moeder blijven zeuren om meisjeskleren.

Hoewel ze er alle begrip voor had en het een redelijk goed idee vond, wenste Wendy even dat dokter Van de Poel dit niet in zijn bijzijn had voorgesteld. “Meisjes dragen ook spijkerbroeken, Merijn! Ik heb geen idee wat je wilt!”

“Mijn haren in staartjes, een leuke bloes en een vest en een meisjesspijkerbroek, want die zijn heel anders dan jongensbroeken!”

“Ik wil eerst met je vader praten. Oké? En houd er nu even over op! Geen woord meer voor ik met je vader heb gesproken.”

Merijn begreep uit de toon waarop zijn moeder sprak dat hij beter voorlopig zijn mond kon houden.

Toch voelde hij zich prettiger dan dat hij in lange tijd had gevoeld. Eindelijk was er iemand die begrip had voor zijn situatie. Diep in zijn hart wist hij dat het ooit goed zou komen. 

Later aan tafel was hij spraakzamer dan ooit zodat Dick zijn vrouw verbaasd aankeek. Ze had hem bij thuiskomst heel even gesproken, maar niet kunnen vertellen wat dokter Van de Poel had voorgesteld. Steeds was er een van de kinderen in de buurt geweest. Ze had hem afgewimpelde met een: “Straks zal ik je alles vertellen, als de kinderen naar bed zijn.”

Het moet goed nieuws zijn, bedacht Dick. Hij had zijn zoon in tijden niet zo opgewekt gezien. Zonder morren hielp hij zelfs met het afruimen van de tafel en verdween vroeger dan anders en zonder lijntrekken naar zijn kamer. Dick begreep er niets meer van en popelde van nieuwsgierigheid. Toen ook Susanne naar bed was, kon Dick zich niet langer inhouden. Wendy was bezig met koffiezetten. Hij kwam naast haar staan en leunde met een elleboog op het aanrecht. “Vertel, wat heeft die dokter Van de Poel gezegd? Merijn lijkt er enorm door opgevrolijkt!”

Wendy keerde zich naar hem toe en kruiste haar armen voor haar borst. “Dat kun je wel zeggen! Het is zoals we al dachten, Merijn zou eigenlijk een meisje moeten zijn.”

Ze slaakte een diepe zucht. “Een jongen in het verkeerde lichaam. Merijn vertelde haar haarfijn hoe hij zich voelde en wat hij wenste. Ze gaat een verwijsbrief schrijven voor een uitgebreid onderzoek bij het zorgcentrum voor genderdysforie. Ze had trouwens een voorstel. Merijn was er helemaal van door het dolle, maar ik wilde het eerst met jou bespreken. Om het pesten op school tegen te gaan, stelde ze voor dat wij met de directeur en de leraren gaan praten. Dat we Merijn helpen bij het geven van een spreekbeurt en dat hij daarna verder door het leven gaat als meisje. Dus ook gekleed gaat als meisje. Toen Merijn dat hoorde, wilde hij meteen de stad in om andere kleren te kopen, maar dat wilde ik niet zonder jouw mening hierover te hebben gehoord. Wat vind je ervan?”

Dick streek peinzend met een hand over zijn kin. “Ik vind het nogal wat. Geloof jij dat het gepest zal ophouden als hij zich als een meisje kleed? Ik geloof er niets van!”

Wendy zuchtte diep. “Ik weet het niet. Merijn zelf gelooft er heilig in en dokter Van de Poel ook.”

“Mijn zoon wil geen jongen zijn, maar een meisje!” Dick had zich van haar afgewend en was naar het keukenraam gelopen waar hij vechtend tegen zijn emoties het duister in staarde. Het deed pijn! Wendy begreep hem wel. Zij had er ook moeite mee, maar minder dan hij. Eerlijk gezegd was ze er al langer mee bezig, had ze aan Merijn gezien hoe hij met zijn sekse worstelde. Ze liep naar Dick en sloeg van achter haar armen om hem heen. Hij pakte haar handen en draaide zich om waarna hij haar in zijn armen sloot en zijn wang op haar haren legde. “Ik vind het moeilijk,” verzuchtte hij.

Wendy knikte met haar hoofd tegen zijn borst. “Dat is het ook! Voor ons. Voor jou!” Ze tilde haar hoofd op en keek hem aan. “Maar verplaats je eens in ons kind. Een jongen die niet lekker in zijn vel zit. Die zo dolgraag als meisje geboren had willen worden. Een genetisch foutje, noemde dokter Van de Poel het. Als we er niets aan doen, kan hij later in grote psychische problemen komen. Dat willen we ook niet. Toch? Vanuit dat zorgcentrum wordt hij begeleid en zodra hij begint te puberen krijgt hij hormonen toegediend, die een vrouw van hem zullen maken. Hij heeft nog geen idee wat hem allemaal staat te wachten. Het zal niet makkelijk voor hem zijn. Daarom vind ik dat we hem moeten steunen zoveel we kunnen. Hoe moeilijk het ook voor ons is. Het belang van ons kind gaat voor alles.”

Dick kreunde en trok haar weer tegen zich aan. “Je hebt volkomen gelijk en ik begrijp het wel, maar toch…” Een tijdje stonden ze in stille omstrengeling, steunzoekend bij elkaar. De laatste koffie liep pruttelend door, gevolgd door een kort sissend geluid, daarna werd het stil. 

Wendy maakte zich los uit zijn omarming, ging op haar tenen staan, nam zijn gezicht tussen haar handen en kuste hem. Toen ze haar handen wegnam, waren ze vochtig van zijn tranen.

Die nacht zochten ze troost in elkaars armen.

Merijn was extra vroeg op de volgende morgen. Hij had onrustig geslapen, was zo nieuwsgierig naar wat zijn vader ervan zou vinden. Eigenlijk vond hij het ook best een beetje zielig voor hem. Vaders willen toch graag een zoon.

“Wat heeft papa gezegd?” Dat was het eerste wat Merijn de volgende ochtend vroeg toen hij zijn moeder in de keuken aantrof bezig met het ontbijt. Hij stond te springen naast haar.

Wendy streek een krul uit haar gezicht en knoopte haar ochtendjas strakker om zich heen. Ze geeuwde. Had slecht geslapen de afgelopen nacht. Er had van alles door haar hoofd gespookt. Dick had ook liggen woelen. Ook al waren ze overeengekomen hun zoon met alles wat in hun vermogen lag bij te staan. Het was toch een immense stap. Ze keek haar zoon ernstig aan. “Papa is het ermee eens, maar je moet begrijpen dat hij het niet makkelijk vindt.”

Merijn knikte. Dat wist hij ook wel, maar daar wilde hij liever zo min mogelijk aan denken. “Gaan we dan kleren kopen?”

“Luister, Merijn! We gaan eerst met de directeur en de leraren praten. Jij gaat een spreekbeurt voorbereiden en als je die hebt gehouden, dan mag je je als meisje gaan kleden. Afgesproken?”

Merijn, inmiddels gekalmeerd, knikte. “Ja, mam. Waar is papa?”

“Nog in bed, denk ik. Ga hem maar roepen. Papa moet ook naar zijn werk.”

Merijn snelde naar boven. Zijn vader lag inderdaad nog in bed. Merijn sloeg het dekbed terug en kroop tegen zijn vader aan. “Papa?”

Dick was al wakker en sloeg een arm om het tengere jongenslijf. Hij had willen zeggen: “Jongen,” maar bedacht zich, slikte een brok uit zijn keel en zei: “Merijn.”

Merijn rolde zich op tot een bal. “Mama zegt dat jij het ook goedvindt dat ik een meisje word.”

Dick voelde zijn hart samentrekken. “Ja, Merijn. Maar rustig aan, alsjeblieft! Kom, joh, ik moet eruit!”

Merijn sloeg zijn armen om Dicks hals en kuste hem op de wang. De stoppels van een doorkomende baard deerden hem niet. “Ik ben zo blij, papa!”

Dick slaakte een onhoorbare zucht. Waar deed je het ook weer voor?

Terwijl de familie Verkerk zich klaarmaakte voor school en werk, arriveerde Petra bij de praktijk.

“Wat heb jij nou?” schrok Lidy toen ze de deur van de praktijk opende en Petra uit de auto van haar moeder zag hinken. Petra viste de krukken van de achterbank. 

“Ongelukje!”

“Meid, toch! Wat is er gebeurd?”

“Ik zei nog dat ze beter thuis kon blijven,” riep moeder Kruisberg. “Maar daar wilde ze niets van horen! Nou mag ik de komende weken taxichauffeur spelen. Waar je als moeder al niet goed voor bent! Hoe laat moet ik je halen?”

“Half vier.” 

Petra’s moeder knikte naar Lidy die de deur voor haar assistente openhield. 

Petra rolde met haar ogen, terwijl ze naar binnen hinkte. “Ik moet er niet aan denken om de hele dag thuis te zitten. Ma is een best mens, maar als je haar de hele dag om je heen hebt, word je knettergek!”

Lidy verbeet een lachje. 

In de spreekkamer ging Petra zitten. De al aanwezige Corine keek nieuwsgierig toe. 

“Ik kan gelukkig het meeste werk zittend af.” Ze keek haar collega aan. “De rest moet jij er maar bij doen.”

“Maar vertel, hoe is dat gebeurd?” Lidy en Corine posteerden zich voor haar. Beiden brandden van nieuwsgierigheid.

Petra begon te giechelen. Als ze er aan terugdacht, was het ook te gek voor woorden. Ze had wel een puber geleken. Daarom besloot ze de waarheid maar enigszins geweld aan te doen en vertelde dat ze bij het beoefenen van aerobics verkeert op haar voet was terechtgekomen en door haar enkel was gegaan. En dat een ontzettend leuke eigenaar van de sporthal haar naar het ziekenhuis had gebracht.

“Zo te horen was hij erg leuk!” grinnikte Corine.

“Dat was hij zeker!” Ze kreeg er een kleur van op haar wangen.

Lidy maakte een eind aan het geklets. “Het wordt tijd om de eerste patiënt binnen te laten.” 

Ondertussen was in huize Verkerk een ieder naar school en werk vertrokken. 

Wendy zou in de loop van de morgen een afspraak maken met de directeur van de school en vragen om een onderhoud waarbij ook de leraar van Merijn aanwezig kon zijn.

Alex Snijdewind had een bespreking met een aantal ouders en Carrie in zijn kantoor. 

Ze hadden een geduchte tegenstander aan de advocaat van de dader. Wie het voor hem betaalde, was een raadsel, maar hij had wel een van de meest bekende advocaten aan zijn zijde. Een van de problemen was dat er ouders werden gestalkt door de media die blijkbaar een gerucht had opgevangen, maar er niet het fijne van wist. De betrokken ouders wilden, uit bescherming van hun kinderen, geen van allen de pers te woord staan.


Elly Goetsche was die ochtend met haar dochter Lisanne de eerste patiënt van Lidy. 

Het had heel wat voeten in de aarde gehad voor ze Lisanne zover had dat ze meeging naar de kinderarts. Lisanne zag er het nut niet van in. Ze mankeerde niets en mam moest niet zo zeuren! Elly was het daarentegen helemaal niet met haar dochter eens. “Je klaagt al maanden over pijn in je armen en benen. Hoe moet je nu ooit een tenniskampioene worden als je daaraan niets doet?”

“Dan word ik maar geen bekende tenniskampioene!” mokte Lisanne opstandig. “Jij bent bekend. Dat is toch meer dan voldoende?” 

Haar moeder had jarenlang van toernooi naar toernooi over de wereld gereisd. Had in de top tien van de wereld gestaan. Nog werd haar naam vaak genoemd in de media en kon ze een leuk balletje slaan. Tegenwoordig trainde ze jonge mensen op weg naar de top. Waarbij ze ook haar enig kind naar die top wilde begeleiden. Dat was haar hoogste doel.

“Beroemd geweest,” verzuchtte Elly theatraal. “Ik ben al jaren over mijn hoogtepunt heen, dat weet je ook wel! De top zal ik nooit meer bereiken, maar jij kunt dat wel!” Haar ogen begonnen te glanzen. “Stel je eens voor! Ik zie de krantenkoppen al voor me! Beroemde tennisspeelster opgevolgd door ambitieuze dochter! Zal ze haar moeder ooit overtreffen?” Al snel verdween de glans uit haar ogen en betrok haar gezicht. Ze leek plotseling oud en zuchtte zwaar. “Maar dat zie ik nog niet gebeuren!”

“Wie zegt dat ik dat ook wil?”

Met een vermoeide, maar ook smekende blik keek Elly haar dertienjarige dochter aan. “Ik weet dat je niet zo gedreven bent als ik, maar doe het dan voor mij! Ja? Alsjeblieft?”

Lisanne schudde haar hoofd. “Ik zal nooit zo goed worden als jij, mam! Geloof me!”

Elly gooide het over een andere boeg. “Je moet er ook voor knokken. Dat moest ik ook! Maar jij gedraagt je als een slapjanus! Overal te lui voor! Je ligt liever op je bed of hangt voor de tv! Wat is dat voor mentaliteit? De jongelui van tegenwoordig hebben nergens meer belangstelling voor dan voor hun iPod of iPad of weet ik hoe al die dingen heten!”

“Die heb ik niet eens!” stoof Lisanne verontwaardigd op. “Ik mag ze niet van jou! Ik mag niet eens op Facebook of Hyves! Alle meiden bij me in de klas zitten op Facebook of Hyves! Ze hebben bijna allemaal een mobiel met internet, maar ik mag niks! Ik schaam me dood!”

“Dat is niets om voor je te schamen! Die meiden moeten zich schamen! Zij hebben allemaal domme ouders! Wacht maar tot je beroemd bent, dan piepen ze wel anders!”

Lisanne haalde haar schouders op. Deze discussie hadden ze al zo dikwijls gevoerd. Wat had het nog voor zin om tegen mam in te gaan? Ze begreep best dat ze het goedbedoelde, maar zij was zij en niet Lisanne. Jammer genoeg vond ze ook te weinig steun bij haar vader. Hij wilde zich er niet mee bemoeien, omdat hij niet echt haar vader was. Hij bemoeide zich überhaupt niet met haar opvoeding. Hoewel hij haar volledig had geaccepteerd en ze goed met hem kon opschieten. Heel soms zei hij er wat van. Dat mam te streng voor haar was of zo, maar daarmee hield het ook op. In feite was papa net zo ambitieus als trainer van een bekend voetbalelftal. Door zijn functie was hij ook veel van huis. Ze had de indruk dat haar moeder dat niet erg vond. Zij had zo haar eigen besognes. Ze zat in allerlei sportbesturen en gaf daarnaast nog les. 

Ze wist dat ze het product was van een verliefdheid van haar moeder op een Russische trainer. In feite was haar moeder al over haar top heen toen ze de veel oudere Rus ontmoette. De man was getrouwd, had zelfs volwassen kinderen, maar zou gaan scheiden van zijn vrouw. Ze hadden grootse plannen gehad voor de toekomst. Helaas was het een korte, maar heftige verhouding geworden. De Rus kwam om bij een vliegtuigongeluk toen mam drie maanden zwanger van haar was. Niet dat haar moeder dit ooit had verteld! Ze had alles van oma en mama’s zus gehoord. Ooit was ze er tegen haar moeder over begonnen, maar de antwoorden die ze kreeg, waren summier geweest. Uit alles bleek dat mam liever had gehad dat haar moeder en zus hun mond hadden gehouden. Zelf wenste mam er niet over te praten. Toen ze een jaar of twee was, leerde mam Stef kennen en trouwde met hem. Stef had haar als zijn dochter geadopteerd. Sindsdien was Stef haar vader. Een vader die zich nergens mee bemoeide.

Met tegenzin trok Lisanne haar jas aan en volgde haar moeder naar de auto.

“En wat zijn de klachten?” Lidy keek haar eerste patiënt vriendelijk glimlachend aan nadat ze eerst haar en haar moeder de hand had geschud. Lidy herkende in Elly de ooit zo bekende tenniskampioene. Ze was nog altijd slank, maar de jaren hadden ook haar niet onberoerd gelaten en waren van haar gezicht af te lezen. Vaag herinnerde Lidy zich dat ze op vrij late leeftijd nog een kind had gekregen. In haar studententijd had ze veel getennist en was Elly Goetsche een voorbeeld voor haar geweest. Elly was toen op haar top. Ze had grote toernooien gewonnen en werd ooit tweede op Wimbledon. Nu zat er naast Elly een slank meisje, met dezelfde rossige haren ineengedoken in de stoel voor het bureau. Hoewel Lidy het woord tot het meisje richtte was het Elly die antwoord gaf. “Mijn dochter klaagt constant over pijn in haar armen en benen. Ik vind dat niet normaal voor een jong meisje! Daarom wil ik dat ze eens goed wordt onderzocht! Er moet toch een oorzaak zijn voor die pijn?”

“Meisjes van haar leeftijd zijn in de groei en dat gaat dikwijls gepaard met groeipijnen,” legde Lidy uit.

Elly haalde ongeduldig haar schouders op. “Onzin! Ik heb daar nooit last van gehad.”

Lidy glimlachte toegeeflijk. “Maar ieder individu is anders. U kunt er geen last van hebben gehad, maar dat sluit niet uit dat uw dochter het wel heeft.”

Bozig haalde Elly haar schouders op. “Het is reuze irritant. Ik heb haar ingeschreven voor een aantal belangrijke jeugdtoernooien en dan krijgen we dit!”

Lidy bespeurde een addertje onder het gras. Ze negeerde de opmerkingen van de moeder en richtte zich tot Lisanne. “Dus je wordt geacht in de voetsporen van je beroemde moeder te treden?”

Lisanne knikte en zuchtte vermoeid. “Mam wil zo graag dat ik net zo beroemd word als zij vroeger ooit was.” Ze legde op bepaalde woorden de nadruk zodat de dokter zou begrijpen dat het niet haar keuze was.

Lidy glimlachte. “Dat herinner ik me! Ik was een fan van je moeder en probeerde op de tennisbaan net zo goed de bal te slaan als je moeder. Helaas verloor ik meestal.”

“Lisanne heeft vanaf de tijd dat ze een racket kon vasthouden op de baan gestaan. Ze kan ook heel goed tennissen.”

“Misschien is uw dochter wat minder ambitieus?”

“Ik wil helemaal geen tenniskampioen worden!” barstte Lisanne los. “Mama wil dat zo graag! En om haar niet teleur te stellen doe ik mijn best, maar eigenlijk heb ik er helemaal geen zin in!”

“Nou ja!” Elly sprong van verontwaardiging bijna van de stoel. “Wat is dat voor kletspraat? Je kunt heel goed tennissen! Wil je nu je talenten verspillen? Kind, dat is toch eeuwig zonde? Je hebt dat talent van mij en je vader geërfd! Het is niet meer dan je plicht dat je dat ook waarmaakt!”

Lidy zag dat de ooit zo beroemde tenniskampioene op ontploffen stond. Wat ze zei, was volkomen irreëel. Haar dochter kon dan haar talent hebben geërfd, maar dat verplichtte haar niet om er iets me te doen. 

“Mevrouw Goetsche, ik ben kinderarts geworden en mijn man was ook kinderarts, zelfs mijn ouders waren artsen, maar dat impliceert niet dat een van mijn kinderen ook arts zal worden. Misschien maken zij andere keuzes. Ik denk niet dat u uw dochter daartoe kunt dwingen.” Lidy hief ter overgave haar handen. “Verder zal ik me er niet mee bemoeien. Het zijn uw zaken.” Ze wendde zich opnieuw tot het meisje. “Als je je achter het scherm wilt uitkleden en op de onderzoektafel wilt plaatsnemen, zal ik je onderzoeken.”

Corine begeleidde het meisje naar het scherm.

“Hoe vaak train je in de week?” informeerde Lidy, terwijl haar geoefende vingers het jonge meisjeslijf betastte en beklopte. 

“Elke dag!”

“Zo? Dat is veel!” Lidy liet haar arm voor arm strekken en drukte op de spieren. Door de intensieve trainingen waren haar biceps hard als staalkabels. Ook haar dijen en kuiten waren goed ontwikkeld. Gezien haar lengte en haar lichamelijke ontwikkeling moest ze bijna zijn uitgegroeid. 

Lidy was klaar met het lichamelijk onderzoek. “Kleed je maar aan. Corine brengt je daarna naar Petra, mijn andere assistente. Zij zal wat bloed bij je afnemen voor onderzoek.”

Lidy keerde terug naar haar bureau. “Het lijkt me verstandig om haar voorlopig wat minder te laten trainen. Haar spieren zijn overbelast. Door de verzuring krijgt ze pijn.” 

Het was aan haar gezicht te zien dat Elly niet blij was met het voorstel.

“Hoeveel minder?” wilde ze dan ook weten.

“Om te beginnen niet meer dan drie keer in de week. Als dat geen resultaat oplevert, dan zal het nog minder moeten. Meteen helemaal stoppen, al is het tijdelijk, is ook geen optie, dat werkt averechts. Beperk het voorlopig tot driemaal in de week. Mijn assistente Petra neemt nog wat bloed bij haar af. Ik zal u de uitslag telefonisch doorgeven. Dan wil ik haar over twee maanden weerzien. U kunt bij mijn assistente Corine een afspraak maken.”

Lisanne kwam terug. Ze trok de mouwen van haar pullover naar beneden en vervolgens haar jas aan. “Zijn we klaar?”

Lidy knikte. “Ik heb tegen je moeder gezegd dat je voorlopig niet meer dan drie keer per week mag trainen.” Ze zag het gezicht van het meisje opklaren. Je hoefde geen psycholoog te zijn om te begrijpen dat het meisje nooit in de voetsporen van haar moeder wilde treden. 

Als het aan Lisanne lag, raakte ze van haar levensdagen nooit meer een tennisracket aan. Om haar moeder niet te veel te tartten zou ze voorlopig blijven tennissen. Tot ze op een leeftijd kwam waarop ze de wens van haar moeder zou weerstaan. Lidy begreep uit het gesprek dat de moeder ten koste van alles haar dochter naar de top wilde brengen. Ze had ook door dat Elly niet voor enige reden vatbaar zou zijn. Daarom koos ze de kant van het meisje en bewees op subtiele manier haar hulp door te zeggen dat haar spieren overbelast waren. Dat was vast een begin. Mocht het niet genoeg zijn, dan kon ze zich later eventueel nog beroepen op de uitslag van het bloedonderzoek. Een lichte bloedarmoede of iets in die richting waardoor het beter zou zijn dat Lisanne niet haar krachten te boven zou gaan. Er was in dit geval altijd een mogelijkheid om het meisje te helpen tegen de halsstarrigheid van haar moeder. 

Moeder en dochter namen afscheid. Elly een beetje zuur, haar dochter in een beter humeur.

“Heb je nu je zin?” siste Elly tegen Lisanne op weg naar de auto.

Verbaasd keek Lisanne haar aan. “Wat bedoel je daar nu mee? Ik heb toch niet expres pijn? Jij wilde me per se naar de dokter hebben? Weet je nog? Ik zei dat het niet nodig was. Je hebt het resultaat gehoord.”

Elly had daarop niets te zeggen en liep zwijgend naar de auto. Onderweg naar school waar Elly haar dochter zou afzetten, werd er weinig meer gesproken. 



Wendy had een afspraak gemaakt bij de directeur van Merijns school. Wat zenuwachtig maakten ze op een middag na vieren hun opwachting. Ook de leraar van Merijn en zelfs die van Susanne was aanwezig in het kantoor van de directeur. Dick was er speciaal eerder voor naar huis gekomen. Oma was gekomen om een oogje op de kinderen te houden. Ze waren nog te jong om alleen thuis te blijven. Wendy had haar moeder zo voorzichtig mogelijk verteld waarom ze een gesprek hadden in de school van Merijn. De reactie van haar moeder was verbazingwekkend geweest. “Och, kind, dat wist ik toch allang? Welke jongen wil er nu leren breien en borduren! Dat zijn er niet zoveel, hoor! Heus, dan zit er een steekje los!” Ze had zelfs hard gelachen om de woordspeling.

Na het handen schudden namen ze plaats rond het bureau van de directeur. Even hing er een afwachtende stilte in het vertrek. Wendy keek Dick aan en vroeg zich af of hij als eerste het woord zou nemen. Toen hij dat niet deed, haalde ze eens diep adem en begon zelf. “Misschien weet u dat, en ik denk dat Merijns leraar het zeker weet, onze zoon regelmatig op school, maar vooral na schooltijd wordt gepest. Andere jongens schelden hem dikwijls uit voor homo. Hij is daar erg verdrietig over. Als moeder doet het pijn als je kind regelmatig huilend thuiskomt en met kapotte kleren of een tas die in een plas is gegooid. Dat is niet leuk, kan ik u vertellen.”

Daan de Hartog, de leraar van Merijn knikte en verzuchtte: “Ik weet er alles van. Onlangs heb ik nog een lesuur aan pesten gewijd, maar het schijnt dat een paar jongens zich er niets van aantrekken. Ik heb er al over gedacht om met de ouders van de daders te gaan praten, maar ik weet niet of dat werkt.”

Directeur Schaapman liet een schamper lachje horen. “Ik weet uit ervaring dat zoiets niet werkt. De meeste ouders reageren zeer verontwaardigd. Hun kind doet zoiets niet! Maak ze dan maar eens duidelijk dat hun kind zoiets wel doet.” Schaapman keek de ouders aan. “Wat wilt u dat wij er aan doen?”

“Wij vragen niet of u er iets aan wilt doen. Misschien hebben wij de oplossing om het pesten tegen te gaan.” Ze zag drie paar wenkbrauwen vragend omhoog gaan. “Onlangs ben ik met Merijn bij dokter Van de Poel geweest. U waarschijnlijk wel bekend, want haar kinderen zitten ook op deze school. Ik ging naar haar toe om advies. Het zit zo, Merijn wil eigenlijk geen jongen zijn. Hij voelt zich veel meer een meisje. U zult vast weleens van genderdysforie hebben gehoord?” Ze liet even een stilte vallen. Toen er niemand reageerde, ging ze verder. “Merijn is zo’n kind dat in een verkeerd lichaam is geboren. Nu adviseert dokter Van de Poel ons om Merijn voortaan als meisje te behandelen en dus ook als meisje naar school te laten gaan.” Ze registreerde bedenkelijke blikken, maar dat verhinderde haar niet om door te gaan. “Voordat we die verandering doorvoeren, zou Merijn eerst een spreekbeurt moeten geven over genderdysforie om zijn klasgenoten uit te leggen wat er met hem aan de hand is. Dat is haar voorstel. Verder heeft ze ons een verwijsbrief gegeven voor het zorgcentrum voor genderdysforie in het VU.”

Schaapman streek nadenkend over zijn kin. 

Daan de Hartog knikte. “Nu u het zegt, Merijn heeft inderdaad meisjesmanieren. Dat was me al opgevallen. Misschien is het de oplossing.” Hij keek zijn collega’s aan met een blik van; hoe denken jullie daarover?

Dick kuchte achter zijn hand. “Het is voor ons ook niet makkelijk. Je denkt dat je een zoon hebt en dan blijkt dat hij liever een meisje zou zijn. Ik kan u zeggen dat ik er best heel veel moeite mee heb.”

“Ik kan me er iets bij voorstellen,” zei Daan de Hartog.

“Als we er niets aan doen, is de kans groot dat hij later in een identiteitscrisis beland en psychisch zwaar in de problemen komt. Hij wenst zo hartstochtelijk een meisje te zijn. Moeten wij daar dan tegenin gaan?”

Schaapman schudde zijn hoofd. “Dat lijkt me zeker niet wenselijk. Ik moet zeggen dat ik wel achter het idee van dokter Van de Poel sta. We kunnen het in ieder geval proberen.”

“Mocht het pesten er erger door worden in plaats van minder dan zoeken we voor Merijn een andere school.”

“Misschien is het goed als Susanne ook een spreekbeurt over Merijn geeft in onze klas,” raadde haar leraar aan. 

Wendy knikte. “We hebben er met haar nog niet over gesproken. Dat moeten we natuurlijk zo gauw mogelijk doen.” Ze glimlachte. “Merijn kan niet bijna wachten. Hij wil zo graag meisjeskleren gaan kopen!”

Nu het probleem was besproken, werd het gesprek luchtiger en na nog even te hebben nagepraat, namen Wendy en Dick afscheid van de leraren en de directeur. 

Een week later stond Merijn, zeer goed voorbereid, maar toch erg zenuwachtig voor zijn klas. Achterin grinnikte iemand. Dat was Raoul die hem het meeste pestte. 

Na een korte inleiding van meester Daan knikte die hem bemoedigd toe. “Vertel het maar, Merijn.”

“Ik heet Merijn, omdat ik ben geboren als een jongen. Maar eigenlijk ben ik geen jongen. Ik voel me geen jongen.”

Er ging een golf van verbazing door de klas. Merijn begon zo goed mogelijk uit te leggen wat genderdysforie inhield en dat hij, als hij ouder was, ook werkelijk de gedaanteverwisseling zou ondergaan van jongen naar meisje. Hier en daar werd er gegiecheld. Iemand riep dat hij leek op een kameleon. Merijn verdween achter een scherm dat speciaal voor dit doel was neergezet. Even later kwam hij gekleed als meisje en met zijn haren in een paardenstaart, weer tevoorschijn. Nerveus verwachtte hij dat zijn klasgenootjes in lachen zouden uitbarsten. Was het zijn gevoel van zekerheid? Het gevoel eindelijk te zijn wie hij wilde zijn dat hij over wist te brengen op zijn klasgenoten? Hoe dan ook. Niemand lachte. Vooraan begon Miranda in haar handen te klappen en al spoedig kreeg ze bijval van de rest van de klas. 

Daan den Hartog slaakte stilletjes een zucht van verlichting. Hij had er zo zijn twijfels over gehad, maar het had goed uitgepakt tot dusverre.

“Heeft er iemand nog iets te vragen?” wilde Daan weten.

Er gingen vingers omhoog en de vragen kwamen. Ze varieerden over de operaties die hij zou moeten ondergaan in de toekomst en hoe het zou gaan als hij de baard in zijn keel kreeg, of hij nu nooit meer als een jongen gekleed zou gaan en hoe dat nou moest met gymnastiek en zwemmen. Hoorde hij dan bij de meisjes of bij de jongens?

Ach, voor Merijn was het allemaal zo relatief. Hij was gelukkig en liet zich door niets en niemand van de wijs brengen.

“Moet je horen, mam!” Zo opende Steffie die avond het gesprek aan tafel. Ze popelde zo om het nieuws te vertellen dat ze er niet van kon stilzitten en met haar benen wiebelde wat haar een berisping van Rosy opleverde. “Lieverd, je schopt steeds tegen mijn benen. Hou daar eens mee op.”

Steffie slaakte een zucht. “Moeten jullie horen! Rosy, weet je nog dat ik een keer vertelde over die jongen die altijd werd gepest? Weet je wat er vandaag op school is gebeurd? Die jongen, hè, die jongen die heette Merijn, die hield een spreekbeurt en toen vertelde hij dat hij eigenlijk geen jongen was maar veel liever een meisje wilde zijn.” Ze fronste haar wenkbrauwen en dacht diep na over het woord dat Merijn had genoemd. 

Lidy glimlachte en hielp haar op weg. “Genderdysforie.”

“Ja, dat bedoel ik! Nou, en toen ging hij achter een scherm, dat was er speciaal voor neergezet en toen had hij meisjeskleren aangetrokken en toen was hij echt een meisje en nu heet hij geen Merijn meer, maar Merel.”

Andy ginnegapte. “Hoe kan hij nou een meisje zijn, hij heeft toch een piemel?”

Susanne had tijdens haar spreekbeurt niet zo erg uitgewijd over het hoe en wat. Daar was de groep achtjarigen nog een beetje te jong voor. Ze had alleen gezegd dat haar broer liever een meisje wilde zijn en voortaan Merel heette. Blijkbaar had Andy er wel over nagedacht gezien zijn opmerking.

Lidy legde het hem zo eenvoudig mogelijk uit en besloot met: “Zullen we dan nu eens gaan eten? Rosy heeft zo lekker gekookt en alles staat koud te worden.”

“Waar is papa Alex?”

“Die moest nog werken.” Het klonk een beetje kortaf. Meer dan ze bedoelde. Sinds hij met die omvangrijke zaak bezig was, leek het alsof hij in een andere wereld verkeerde. Hij was nauwelijks nog thuis en als hij thuis was, dan was hij alleen fysiek aanwezig en zat hij met zijn hoofd ergens anders. Dat ergerde haar. Alex had tegen half zes gebeld met de mededeling dat hij in kantoor bleef doorwerken en wel een hapje eten liet bezorgen.

“Gaan we dit weekend naar ons huisje?” bedelde Andy.

Lidy fronste haar wenkbrauwen. Ze had geen weekenddienst en volgens de weerberichten beloofde het een mooi weekend te worden. “Hm! Dat kunnen we misschien wel doen. Zin om mee te gaan, Rosy?”

Rosy knikte peinzend. “Dat is goed. Ik heb nog geen afspraken gemaakt voor het weekend.”

Ondanks dat Rosy het huishouden runde, had ze daarnaast ook een eigen leven. Dat moest ook. Zondags trok ze er meestal opuit met een of meerdere vriendinnen of bezocht familie. Ook ging ze regelmatig naar concerten, een film of een toneeluitvoering. Cultuur stond hoog bij haar aangeschreven. Ze ging eigenlijk zelden mee haar hun huisje aan het meer.

“Gaat papa Alex dan ook mee?” Als Alex meeging, dan konden ze eropuit met de grote zeilboot.

“Geen idee, schat! Alex heeft het erg druk. Toe, eet eens door! Je praat te veel.”

Ze waren net klaar met eten toen de telefoon ging. 

“Ik pak hem wel,” zei Rosy. Ze stond toch bij het aanrecht. “Het is voor jou!”

Lidy fronste en nam de telefoon van haar over. Een mannenstem klonk gejaagd en angstig. “Mijn zoontje is ziek. Kunt u direct komen?”

“Komen?” Dat was niet gebruikelijk. De tijd dat artsen op ziekenbezoek aan huis gingen was al lang voorbij. Dat gebeurde alleen nog in heel speciale gevallen. “Ik weet niet eens wie u bent. U heeft uw naam niet gezegd. Kunt u niet met uw zoontje naar de praktijk komen?”

“Bijsterveld en mijn zoon heet Rutger. Mijn vrouw is onlangs met hem bij u geweest. Rutger had toen een nogal ongewone moedervlek. Mijn vrouw heeft uw telefoonnummer ergens opgeschreven. Ik kan niet naar u toe komen, omdat ik geen auto tot mijn beschikking heb, die heeft mijn vrouw mee naar haar werk. Alstublieft! Mijn zoon is zo ziek!” Hij ratelde aan één stuk door, vergat bijna om adem te halen.

Lidy wist niet goed wat ze ervan moest denken. “Wat zijn de symptomen? Heeft hij koorts of pijn.”

“Erge pijn in zijn buik! Hij heeft ook overgegeven.”

Lidy aarzelde slechts een moment. Misschien had het kind gewoon iets verkeerds gegeten of te veel gesnoept. Maar een ziek kind mocht en kon ze niet aan zijn lot overlaten. “Wat is het adres?”

“Spechtstraat 11.”

“Ik kom eraan.”

“Ga je ernaartoe?” informeerde Rosy overbodig, want ze had Lidy om het adres horen vragen. Ze had het gesprek zo’n beetje kunnen volgen terwijl ze, geholpen door Steffie en Andy, de tafel afruimde. 

“Ik durf het niet op zijn beloop te laten.”

“Kan die man niet gewoon zijn huisarts bellen?”

“Dat had hij natuurlijk kunnen doen en ik had het hem ook kunnen adviseren, maar hij klonk zo gespannen dat ik bang was dat hij in paniek zou raken. Het is een kleine moeite. Ik ben zo terug.”

Lidy schoot in een jas, pakte haar dokterstas en kuste de kinderen vast welterusten. “Ik heb geen idee hoelang ik wegblijf, want ik zou ook nog langs Carrie gaan. Dat heb ik beloofd. Welterusten en lief zijn voor Rosy.”

“Dat zijn we toch altijd?” griffelde Steffie.

Lidy kroelde glimlachend door haar haren. “Slaap lekker!”


Het was even zoeken in een nieuwe buitenwijk van de stad. Ze had gedacht het zo te kunnen vinden, maar moest toch de navigatie aanzetten toen ze het idee kreeg in een rondje te rijden. De navigatie bracht haar feilloos waar ze moest zijn. Een rijtjeshuis in een doodlopend stukje straat. Vandaar dat ze het niet had kunnen vinden. Nummer elf bleek het laatste huis. Lidy parkeerde haar auto langs de stoep, stapte uit, hing haar schoudertas om, nam haar dokterstas in de hand en liep via het smalle tegelpaadje naar de voordeur. Het huis was in duister gehuld. Het raam naast de voordeur was afgesloten met luxaflex. Vreemd, als je iemand verwachtte, zou je toch op zijn minst het buitenlicht aan kunnen doen, meende Lidy en aarzelde. Ze belde aan. Vrijwel meteen ging de deur open op een kier waardoor een man van een jaar of dertig met een verwilderde blik in zijn ogen haar aankeek. Even vroeg ze zich af of ze wel op het goede adres was en onderdrukte de neiging meteen rechtsomkeert te maken. “Meneer Bijsterveld?”

“Klopt!” Hij deed een stap opzij en zette de voordeur open zodat ze haar entree kon maken.

De gang was gehuld in schemerduister. Lidy bleef staan om haar ogen aan het donker te laten wennen. De man liep haar voorbij en stootte haar in het voorbijgaan nogal bot aan, maar bood daarvoor geen excuus aan. Hij opende de deur die naar een kleine woonkamer leidde. Ook daar brandde nauwelijks licht. Het was er bloedheet. Op een bruine kunstlederen bank lag een jongen van een jaar of vier. Hij had de ogen gesloten. Toen Lidy naderbij kwam, herkende ze de jongen. Ze ging op een vrije plek naast hem op de bank zitten. Door het gewicht bij zijn voeten opende Rutger zijn ogen. 

Lidy boog naar hem toe. “Hallo Rutger! Ken je me nog? Je bent een tijdje geleden met je moeder bij me geweest. Weet je het nog?”

De jongen knikte. Hij zag lijkbleek en zweetdruppeltjes parelden op zijn voorhoofd. Geen wonder met die hitte hier binnen en dan had zijn vader hem ook nog toegedekt met een fleece deken. Het zweet brak ook Lidy uit. Ze ging staan, trok haar jasje uit, liep om de bank heen en hing het over een eetkamerstoel waar ze ook haar schoudertas opzette. De dokterstas nam ze mee naar de bank waarop het kind lag. De vader stond bij de deur naar de gang die hij achter hen had gesloten. Hij zei niets en volgde alleen haar bewegingen hetgeen Lidy een ongemakkelijk gevoel gaf. Waarom staarde die man zo naar haar? “Misschien kunt u de verwarming wat lager zetten?” vroeg ze vriendelijk. “Het is hier veel te heet voor een ziek kind.”

De man verroerde zich niet.

Lidy haalde haar schouders op en besloot zich op het zieke kind te concentreren. Ze trok de fleece deken van hem af. “Vertel eens, waar heb je pijn?”

Twee handen gingen naar zijn buik, terwijl hij zachtjes kreunde. Er kwam een zurige lucht uit zijn mond. Wat erop wees dat hij inderdaad had overgegeven. Waarom had zijn vader hem niet zijn mond laten spoelen met een beetje water?

Lidy’s geoefende vingers betastte de plek die de jongen had aangewezen. Toen ze rechts, onderin zijn buik drukte, vlak boven zijn lies, begon het kind harder te kreunen en trok zijn knieën op. Voor Lidy was het vrijwel meteen duidelijk. Het was de blindedarm.

Ze ging rechtop zitten en keek de vader aan. Hij stond nog steeds bij de deur alsof hij bang was dat ze de benen zou nemen. “Ik ben bang dat uw zoontje naar het ziekenhuis moet. Het is zijn blindedarm, die is ontstoken en veroorzaakt de pijn en misselijkheid.”

De man verroerde zich niet. Hij staarde met een boosaardige blik, zwijgend naar haar en zijn zoon alsof hij zich in een soort trance bevond.

“Meneer Bijsterveld?” probeerde Lidy. “Uw zoontje moet naar het ziekenhuis.”

Langzaam schudde Theo Bijsterveld zijn hoofd. “Geen sprake van! U bent dokter en u maakt hem hier beter!”

“Als ik dat kon, zou ik dat doen. Helaas ben ik niet in staat om Rutger hier beter te maken. Hij moet echt naar het ziekenhuis, alleen daar kunnen ze hem beter maken. Die blindendarm moet eruit!”

Opnieuw schudde Theo zijn hoofd. “Gebeurd niet! Mijn zoon blijft hier! Jij maakt hem maar beter.” Hij was haar zonder toestemming gaan tutoyeren.

Lidy haalde eens diep adem. Wat was dit voor een onzin? Iedere ouder met enig verstand begreep toch dat een kind met een blindedarmontsteking naar een ziekenhuis moest om die blindedarm te laten verwijderen?

“Meneer Bijsterveld, wees nou verstandig. Uw zoontje is ziek en hij wordt nog veel zieker als hij niet naar het ziekenhuis gaat.” Langzaam begon Lidy haar geduld te verliezen. “Meneer Bijsterveld. U heeft mij bij uw zoontje geroepen en ik draag de verantwoording voor hem. Als u hem niet laat opnemen, kan ik niet voor de gevolgen instaan. U begrijpt toch wat dat kan betekenen? Een ontstoken blindedarm kan perforeren met alle gevolgen van dien. U kunt beter uw vrouw bellen en vragen of ze naar huis komt.”

Toen hij nog geen aanstalten maakte om op haar woorden te reageren, sprong Lidy op. Ze ging naar het St. Joseph-kinderziekenhuis bellen. Desnoods bracht ze het kind er zelf naartoe. Ze wilde naar de eetkamerstoel lopen waar haar jas en tas op lagen. In die tas zat ook haar mobiel. Plotseling kwam Theo Bijsterveld in beweging. Met een sprong stond hij voor haar en versperde haar de weg naar de eetkamerstoel. Lidy schrok. Zijn verwilderde blik was op haar gezicht gericht. Ze voelde zich er zeer onbehaaglijk onder, maar wat moest ze? Kalm blijven was de enige remedie.

Lidy slaakte een vermoeide zucht. Waarom deed die man zo moeilijk? 

“Meneer Bijsterveld!” zei ze zo kalm mogelijk. “Laat me nu even naar het ziekenhuis bellen! Uw zoontje heeft dringend hulp nodig.” Ze stak een hand uit om hem opzij te duwen zodat ze naar de eetkamerstoel kon lopen. Ze deinsde terug toen hij plotseling een groot slagersmes voor haar neus hield. Zijn gezicht naderde het hare zodat ze zijn vergrootte pupillen kon zien. Het wit van zijn ogen was bloeddoorlopen. Hij haalde snuivend adem door zijn neus. “Jij!” siste hij schuimbekkend waarbij de spetters speeksel haar in het gezicht raakten en ze nog verder achteruitdeinsde. “Jij gaat mijn zoon hier beter maken! Begrepen?” 

“Alstublieft, meneer Bijsterveld, wat doet u nou?” Lidy haalde trillend adem. Haar hart bonsde tegen haar ribben en ze voelde heel haar lichaam trillen. Ze kon zich niet herinneren ooit zo bang te zijn geweest. Toch kon ze dat niet laten merken. “Ik kan uw zoontje niet helpen! Hoe graag ik dat ook zou willen!” Ze schudde haar hoofd. “Het spijt me echt!”

Theo Bijsterveld was echter niet voor reden vatbaar. Dreigend met het mes deed hij opnieuw een stap naar voren. Lidy deed nog een stap achterwaarts, waardoor ze tegen de bank aankwam te staan en niet verder achteruit kon. 

Theo Bijsterveld liep met haar mee en duwde de punt van het mes onder haar kin. 

Ze zag de waanzinnige blik in zijn ogen en dacht: Die man is gek! Ik heb hier met een gek te doen! Hij is in staat me af te maken. Haar hersens werkten op volle toeren. Wat moet ik? Ik kan niet bij mijn mobiel! Ik sta letterlijk met mijn rug tegen een muur, in dit geval de bank. Ik kan eroverheen springen, maar daar ligt een doodziek kind. Ik kan me toch moeilijk bovenop hem laten vallen. Ik moet hem aan de praat houden! Niet laten merken dat ik bang ben. Dat is het enige wat ik kan doen! Geen idee tot hoe laat zijn vrouw werkt, maar ze zal toch een keer thuiskomen? Zo lang zal ik geduld moeten hebben. “Doet u me een plezier en haal dat mes alstublieft weg!” verzocht ze zo dapper mogelijk. “Hoe kan ik nu uw zoontje beter maken als u me met een mes bedreigt?”

Er flikkerde iets van een aarzeling in zijn ogen. Hij dacht na over haar woorden, trok het mes iets terug en maakte daarna een beweging met zijn hoofd ten teken dat ze naar zijn zoon moest gaan.

Lidy overwoog wat haar kansen waren als ze haar arm naar haar tas zou uitstrekken. Kon ze hem pakken? Blijkbaar raadde hij haar gedachten, want hij greep haar bij de arm en dwong om, om de bank heen te lopen tot aan zijn zoontje waar hij haar hardhandig neer duwde. Lidy viel aan de voeten van het kind op de bank.

Rutger, was ziek, had pijn, maar er mankeerde niets aan zijn oren. Hij had alles gehoord en naast de pijn werd hij ook nog doodsbang. Papa had al eerder zo gek gedaan tegen iemand. Toen had mama hem weten te kalmeren. Alleen mama leek dat te kunnen, hij luisterde naar niemand anders, maar mama was er niet. De jongen had zich in foetushouding gerold in die houding had hij minder pijn. Hij opende zijn ogen en Lidy las zijn wanhopige blik. Angst, maar ook pijn. Ze stak een hand uit en streelde hem geruststellend over zijn heup.

De vader had zich zo opgesteld dat ze geen kant op kon. De bank stond met een kant tegen een muur. Ze was letterlijk in een hoek gedreven. “Als u eens begon met de verwarming lager te zetten,” vroeg ze zo kalm mogelijk. Alles aan haar kleefde en niet alleen van angst. “Dat alleen al maakt dat uw zoontje zich beter gaat voelen. Het is hier veel te warm en dat is erg slecht voor een ontsteking. Die moet juist koel worden gehouden. Het beste is als we een ijszak op zijn buik leggen.”

Blijkbaar wist ze toch tot hem door te dringen. Lidy zag hem kijken naar de thermostaat naast de deur. De kamer was klein, hij hoefde maar een paar stappen te zetten. Hij mat de afstand. Strekte de arm met het mes naar haar uit, deed twee stappen, strekte zijn andere arm uit naar de thermostaat en draaide die lager. 

Gelukkig! De temperatuur in de kamer zou nu langzaamaan minder worden. Dat was stap één. “Hebt u ijsblokjes in de koelkast?” 

Zijn blik gleed naar de halfopen keuken voorbij de eettafel. Als Lidy hoop had gehad dat hij ijsblokjes zou gaan pakken, dan had ze het mis. Zo gek was hij dus niet. Hij kwam naar haar toe. De gesloten ogen van Rutger vlogen angstig open. Theo Bijsterveld vatte Lidy bij de arm en hield het mes dreigend op haar gericht. Hij wenkte dat ze op moest staan en met hem meelopen naar de keuken.

Op het aanrecht stond een vuile vaat.

Hij wees op de koelkast. In het vriesvak vond ze een bakje met ijsblokjes. “Heeft u een handdoek of een washandje misschien?” 

Zonder haar ook een moment uit het oog te verliezen, pakte hij een droogdoek en duwde die in haar handen. Met een hoofdbeweging maakte hij kenbaar dat ze weer teruggingen naar de bank waarop Rutger lag. In het voorbijgaan keek Lidy naar haar tas op de eetkamerstoel. Ze durfde hem niet te pakken.

Lidy deed wat ijsblokjes in de droogdoek en legde die op de zere buik van Rutger. Blijkbaar verminderde na een tijdje de pijn door de verkoeling. Het kind leek zich tenminste een beetje te ontspannen. Ondertussen hing er een loodzware, dreigende stilte in het vertrek. Uiteindelijk hield Lidy die stilte niet langer uit. Ze had geen idee hoelang ze hier nog zou moeten zitten met de angst dat elk ogenblik de blindedarm van het kind kon perforeren. Ze bad dat het niet zou gebeuren. “Tot hoe laat werkt uw vrouw?”

Hij had een stoel bijgetrokken en er in plaatsgenomen. Met de handen waarin hij het mes op haar hield gericht tussen zijn knieën wierp hij een blik op een irritant tikkende klok, maar beantwoordde haar vraag niet.

“Mag ik misschien naar huis bellen om te zeggen dat ik wat later komt? Ze zullen namelijk ongerust worden als ik zo lang wegblijf.” Stom, dat ze geen adres had achtergelaten. Dit zou haar nooit meer gebeuren.

Hij deed opnieuw alsof hij haar niet hoorde.

Er zat dus niets anders op dan te wachten tot er hulp kwam opdagen. Lidy vroeg zich af hoe hij op de komst van zijn vrouw zou reageren. Zou hij haar ook bedreigen met het mes?

Plotseling rinkelde de telefoon.



“Heb je haast of zo!” vroeg Wilma de Groot puffend. Ze wiste met de rug van haar hand een paar zweetdruppels van haar voorhoofd. Het was warm in het kantoorgebouw en Nanda hield het werktempo hoog.

Jasmine Yuri kwam met een verhit hoofd overeind uit haar gebukte houding. “Dat vroeg ik me ook al af! Wat heb je vandaag, Nanda? Je werkt in een tempo alsof de duvel je op de hielen zit!” 

Nanda stopte even met het afnemen van de spullen op het bureaublad. Ze had het ook warm. “Sorry, meiden. Ik heb inderdaad een beetje haast. Mijn zoontje voelde zich ziek toen ik wegging.”

“Nou en?” Wilma keek haar verbaasd aan. “Theo is toch thuis?”

“Dat wel.” Het klonk enigszins aarzelend, maar dat ontging de twee medewerksters van het schoonmaakbedrijf waar ze in dienst waren en met wie ze het kantoor van een grote verzekeringsmaatschappij schoonhield. Het was een groot gebouw en ze waren er dagelijks enkele uren mee zoet. Nanda’s werk begon om halfzeven en meestal waren ze niet voor half tien klaar. Ze zou veel liever iets anders doen, maar dit werk werd goed betaald. Daarnaast, als Rutger naar school was, werkte ze nog een paar ochtenden als poetsvrouw bij particulieren. Iemand in huize Bijsterveld moest de kost verdienen. Aan Theo had ze niks. Hij was tot niets in staat. Door een ongelukkige val brak hij een aantal jaren geleden zijn been. Hij moest eraan worden geopereerd. Tijdens die operatie was er van alles misgegaan waardoor hij niet lang kon staan en altijd pijn in zijn been had. Een nieuwe operatie volgde, daar kwam een bacterie bij en dat maakte het alleen maar erger. Theo vervloekte alle ziekenhuizen. Hij was altijd een zware drinker geweest. Door de mislukte operatie werd dat van kwaad tot erger. Als hij te veel dronk, kon hij behoorlijk agressief worden. Hij had haar al eens bijna het ziekenhuis in geslagen. Zijn alcoholisme kostte hem uiteindelijk zijn baan als tramconducteur. Met veel moeite had ze hem zover gekregen dat hij hulp zocht om van de drank af te komen. In het begin ging het goed. Theo raakte geen druppel drank meer aan en hun leven werd weer leuk. Theo solliciteerde naar nieuw werk, maar dat wilde niet echt lukken. Overal werd hij afgewezen. Daardoor raakte hij een half jaar geleden depressief. Hij kreeg medicijnen voorgeschreven, maar daar werd hij alleen maar beroerder van. Het bleek dat hij totaal verkeerde medicijnen voorgeschreven had gekregen. Hij begon een hekel aan artsen te krijgen. Hij vertrouwde ze niet meer. Vanaf die tijd hing Theo dagenlang op de bank. Hij meed elke omgang met mensen. Het leek wel alsof hij bang voor hen was geworden. Zij was de enige naar wie hij nog wilde luisteren en hun zoontje was hem alles. Als ze haar werk buitenshuis niet had gehad, zou ze volledig geïsoleerd raken door zijn gedrag. Onlangs was er iemand langs geweest om over een verzekering te praten. Theo was de beste man bijna aangevlogen. Het is dat zij tussenbeiden was gekomen en hem had weten te kalmeren. Omdat hij het vertikte medicijnen te slikken na het debacle met de vorige medicatie, werd hij steeds depressiever. De laatste dagen was het zelfs heel erg geweest. Eerlijk gezegd had ze vanavond het huis met een bezwaard hart verlaten. Theo was zo somber geweest en dan was Rutger ook niet lekker. Nanda haalde eens diep adem. Ze had inderdaad in een hoog tempo gewerkt, omdat een onbehaaglijk gevoel haar parten speelde en zo snel mogelijk terug naar huis wilde. 

“Waarom bel je niet naar huis om te vragen hoe het met je zoontje gaat?”

“Ja, doe dat!” viel Jasmine Wilma bij. Haar hoofddoek was van haar zwarte haren afgeleden en hing als een vodje om haar hals. “Dan kunnen we het tempo misschien iets verlagen.”

Nanda deed een greep in de zak van haar jasschort. Daar bewaarde ze altijd haar mobiel. Met Theo wist je het maar nooit. Toch was ze nooit bang dat hij Rutger iets zou aandoen. Rutger was zijn leven. Niemand moest aan zijn zoon komen. Ze toetste het nummer in van thuis in en wachtte… en wachtte. De telefoon ging over, maar niemand nam op. Nanda voelde dat haar hart sneller ging kloppen

Waarom nam Theo niet op? Hij kon nergens heen. Zij had de auto mee. Trouwens hij had al in geen maanden meer autogereden, kwam nauwelijks de deur uit.

Wilma, leunde afwachtend op de bezemsteel. Jasmine keek toe met de handen in haar zij.

Nanda keek hen aan. “Hij neemt niet op.” Ze had Wilma en Jasmine wel iets verteld over de toestand thuis, maar lang niet alles.

“Misschien zijn ze samen in slaap gevallen.”

Dat geloofde Nanda niet. Besluiteloos keek ze haar collega’s aan.

“Ga dan naar huis als je het niet vertrouwt,” riep Wilma. “Wij maken het hier wel af. Doen we er wat langer over.”

Jasmine keek haar aan met een ongeruste blik. “Agim staat om half tien voor de deur op mij te wachten!” 

“Dan wacht hij maar een half uurtje langer. Kom op, meid! Niet van dat benauwde!”

Als rasechte Amsterdamse kon Wilma moeilijk tegen het slaafse gedrag van Marokkaanse vrouwen.

“Schiet op, Nan, naar huis jij!”

Nanda vond het vervelend om haar collega’s in de steek te laten. Bovendien droeg zij de verantwoording. “Ik probeer nog een keer of hij opneemt.” Opnieuw toetste ze het nummer van thuis in.

Lidy schrok toen de eerste keer de telefoon ging. Rutger was er het laatste halfuur niet beter op geworden. Zijn bleke wangen vertoonden rode blossen. Een teken dat hij koorts had. Lidy pakte een thermometer uit haar dokterstas en stak hem in de oor van het kind. Hij bleek negenendertig graden koorts te hebben en die koorts zou snel oplopen als er niet gauw iets aan werd gedaan. De rinkelende telefoon gaf haar nieuwe hoop. “Moet u niet opnemen?” vroeg ze.

Theo, die haar onafgebroken in de gaten hield, schudde zijn hoofd.

Lidy zuchtte eens diep.

Ook in huize Van de Poel ging de telefoon. Rosy nam op. Het was Carrie. “Weet je ook waar Lidy blijft? Ze zou om acht uur bij me zijn, maar het is inmiddels kwart voor negen en ze is er nog niet!”

“Niet?” schrok Rosy. “Ze is om zeven uur naar een patiëntje vertrokken. Misschien is ze daar nog.” Hoewel ze dat niet kon voorstellen. “Probeer haar mobiel te bereiken.”

“Heb ik al geprobeerd, maar die is blijkbaar leeg.”

“Zal ik het eens proberen?”

“Oké.” Carrie haalde haar schouders op. Als Lidy’s mobiel leeg was, dan kreeg Rosy haar ook niet te pakken.

Inderdaad kreeg Rosy ook een dode lijn. Op dat moment kwam Alex thuis met een zware aktetas onder zijn arm.

Rosy, toch wel enigszins bezorgd over Lidy’s lange wegblijven, liep meteen naar hem toe. “Alex, Lidy is vanavond bij een patiëntje geroepen en ze is nog steeds niet terug!”

Alex fronste zijn wenkbrauwen. “Sinds wanneer bezoekt ze ‘s avonds patiëntjes?”

“Dit was een spoedgeval.”

“Ze komt vanzelf weer naar huis,” antwoordde hij langs Rosy heenlopend naar zijn werkkamer.

Geërgerd en verbaasd over zijn reactie haalde Rosy haar schouders op en belde Carrie opnieuw om te zeggen dat ze Lidy ook niet te pakken kon krijgen. 

“Ik wacht het wel af,” zei Carrie. “Misschien is ze onze afspraak vergeten.”

Rosy legde de telefoon neer. Ze was er toch niet gerust op. Het was niets voor Lidy om zo lang weg te blijven zonder iets van zich te laten horen.

De telefoon was opnieuw overgegaan in huis Bijsterveld en weer deed Theo geen enkel poging hem op te nemen. 

“Ik ga naar huis!” besloot Nanda. Dit was niet goed.

“Ga maar gauw!” knikte Wilma haar toe. “Wij redden het wel zonder jou vanavond. Laat je straks nog horen of alles goed is?” riep ze Nanda nog na, terwijl ze naar de lift snelde die haar naar de begane grond moest brengen. 

“Doe ik!”

Eenmaal beneden haalde Nanda diep adem en liep de parkeergarage in. Ze hield niet van bijna lege parkeergarages. Nu kwam je er in deze alleen met een pasje, maar toch. Ze associeerde parkeergarages altijd met achtervolgingen zoals je in sommige films zag. Bovendien rook het er altijd naar vochtig beton. Ze startte haar auto en reed naar de slagboom. Haastig zocht ze in haar tas naar haar pasje. Waar was dat ding? Gelukkig, hij lag helemaal onderin. Nanda slaakte een zucht van verlichting. Ze stopte het pasje in de daarvoor bestemde gleuf en reed de parkeergarage uit.

Zo snel als het verkeer het toeliet, reed ze naar huis. Het was altijd nog zo’n twintig minuten rijden.

Vanuit de auto belde ze handsfree nog een keer naar huis.

Lidy had nog een paar keer een poging gedaan om Theo Bijsterveld van gedachten te doen veranderen. Ze had hem erop gewezen dat zijn zoontje steeds zieker werd. Uit voorzorg had Lidy hem al een zetpil met antibiotica gegeven. Ze dacht aan Carrie met wie ze om acht uur had afgesproken. Carrie had vast naar haar huis gebeld. Nu zou Rosy ongerust zijn. Niemand wist waar ze was. Alex zou inmiddels ook wel thuis zijn en dodelijk ongerust. Plotseling werd de stilte opgeschrikt door een geluid bij de voordeur. Lidy hoorde een sleutel omdraaien in het slot. Ze slaakte een zucht van opluchting. Zou dan eindelijk de redding nabij zijn? 

Theo draaide zich om in zijn stoel, maar bleef het mes op haar gericht houden. De kamerdeur ging open en daar stond een kleine vrouw van rond de dertig. Ze droeg haar haren in een paardenstaart.

Haar blik gleed van Lidy, die ze als de kinderarts herkende en haar zieke zoon op de bank naar haar man. Ze zag het mes in zijn handen en schrok. Was het al zo ver gekomen dat hij mensen met een mes bedreigde? Omdat ze wist hoe Theo kon reageren, vroeg ze zacht: “Hoe is het met ons kind? Waarom heb je de dokter laten komen?”

Rutger opende even zijn ogen en in een fluisterzucht klonk: “Mama!”

Theo staarde haar aan. Het leek wel alsof hij niet wist wie ze was. Voorzichtig deed ze een stap in zijn richting en zocht oogcontact. “Hallo, schat, kun je mijn vraag beantwoorden?” Nog een stap en ze was bij hem. 

Lidy keek ademloos toe. Ze was bang dat hij elk moment zou steken.

Nanda legde een hand op zijn schouder. Dat leek hem uit een soort trance doen ontwaken. Hij keek haar aan. Nanda stak haar hand uit en nam uiterlijk kalm, maar inwendig was ze een bonk zenuwen, het mes uit zijn handen. Hij stond het zonder enig protest toe. Ze liet het mes op het tapijt vallen en sloeg haar armen om hem heen. “Wat is dat nou, schat? Wat doe je allemaal?”

Nu het mes niet langer dreigend op haar was gericht, voelde Lidy zich een stuk minder ongemakkelijk.

Deze vrouw had de boel blijkbaar onder controle. Ze had de juiste invloed op hem. 

“Mevrouw,” zei ze dan ook. “Uw zoontje heeft een flinke blindedarmontsteking en moet dringend naar het ziekenhuis.”

Toen Theo het woord ‘ziekenhuis’ hoorde duwde hij Nanda met kracht van zich af. Ze struikelde en viel op de vloer. Heel even keek ze beduusd om zich heen. Haar ogen zochten het mes. Ze voelde iets hards onder zich. Godzijdank! Ze was op het mes gevallen!

Zijn woeste blik was nu op haar gericht. “Geen ziekenhuis!” brulde hij. Die dokter maakt hem hier beter! Hoor je me?”

Nanda schudde haar hoofd. “Lieverd, dat kan de dokter niet. Rutger moet worden geopereerd. Zijn blindedarm moet eruit, anders… anders…” Tranen sprongen in haar ogen. “Anders gaat hij dood! Je wilt toch niet de dood van je kind op je geweten hebben? Je houdt toch zoveel van hem? Theo?” probeerde ze toen hij niet reageerde.

Lidy hield haar adem in. 

Nanda barstte in snikken uit. Was het haar snikken wat hem uiteindelijk beroerde? Wie kon het zeggen? Opeens sloeg hij beide handen voor zijn gezicht en barstte eveneens in snikken uit. 

Nanda krabbelde overeind. 

Lidy maakte meteen van die gelegenheid gebruik. “Uw zoontje moet werkelijk zo snel mogelijk naar het ziekenhuis. Mag ik bellen?”

“Ja, natuurlijk!” 

Lidy strekte haar stijf geworden benen en liep naar haar tas. En passant raapte ze het mes op en bracht het naar de keuken waar ze het in een lade stopte. Ze zag algauw dat haar mobiel leeg was. Intussen had Nanda haar armen om haar huilende man geslagen en suste hem als een kind. Zijn schouders schokten van het heftige snikken. Hij huilde met gierende uithalen.

Lidy belde naar het St. Joseph-kinderziekenhuis en meldde een spoedgeval. Omdat er haast was geboden, besloot ze het kind zelf weg te brengen. Ze wikkelde de jongen in de fleece deken.

Hoe nu verder? Nanda wiep haar een hopeloze blik toe en fluisterde: “Kunt u hem niet iets geven waar hij rustig van wordt? Ik wil met mijn zoon mee.”

Dat begreep Lidy ook. Ze zocht in haar tas. Meestal had ze wel iets bij zich waarmee ze iemand kon kalmeren. Ze vond een ampul valium en een met een slaapmiddel. Het was een snelwerkend middel. Ze besloot hem als eerste het slaapmiddel toe te dienen. Als hij eenmaal onderzeil was, kon ze alsnog de valium inspuiten. Ze haalde een injectiespuit uit de verpakking en vulde die met de vloeistof. Lidy aarzelde met de injectiespuit in haar hand. Hoe zou hij reageren op de prik?

Nanda suste en praatte op hem in en vertelde hem dat hij een spuitje zou krijgen waardoor het weer rustig in zijn hoofd zou worden. Hij leek het te aanvaarden. Lidy aarzelde dan ook niet langer en stak de naald dwars door zijn kleren heen in zijn arm. Heel even leek hij te willen reageren, maar zijn vrouw hield hem stevig vast. Lidy drukte de ampul leeg.

Binnen een paar minuten verminderde het snikken. Zijn hoofd leunde zwaar in de armen van zijn vrouw. Nanda knikte naar Lidy. Ze hield hem niet meer. Hij zakte opzij. Samen legden ze hem in een comfortabeler houding in de stoel. 

“Zal ik hem ook nog een valiuminjectie geven?” vroeg Lidy.

“Doe maar.” Nanda had opeens alle belangstelling voor haar man verloren en alleen nog oog voor haar doodzieke kind. Ze nam Rutger in haar armen. Haar tranen drupten op zijn wang, hij merkte het niet. 

Lidy schoot in haar jas en pakte haar tas. Ze kreeg plotseling haast. Er was geen tijd meer te verliezen. “Laten we gaan. Je man blijft voorlopig wel onderzeil.”

Nanda droeg haar zieke zoon naar de auto en nam op de achterbank plaats. 

Een kwartier later parkeerde Lidy bij de ingang van de spoedeisende hulp. Een verpleegkundige kwam op hen toegesneld. Ze was op de hoogte van hun komst. Ze nam Rutger over van zijn moeder en legde hem op een brancard. De eerstehulparts onderzocht de jongen en kwam tot eenzelfde conclusie als Lidy. Snel werd er bloed afgenomen. Daarna ging het meteen door naar de OK waar alles al in gereedheid was gebracht voor een spoedoperatie. Dirk Broekens en de anesthesist waren aanwezig. Nanda mocht mee de operatiekamer in en bij hem blijven tot hij in slaap was gebracht. Met tranen in de ogen kuste ze hem gedag. Ondertussen had Lidy bij de zusterspost gevraagd of ze mocht telefoneren. Ze belde allereerst naar Carrie en liet weten dat ze deze avond niet meer kwam. 

“Waar zat je nou?”

“Dat leg ik je nog wel uit. Ik bel je.”

Daarna belde ze naar huis. Rosy reageerde opgelucht. “Godzijdank! Ik begreep er niets van en toen Carrie belde dat je niet was komen opdagen, kreeg ik de zenuwen!”

“Ik kom zo naar huis dan vertel ik je alles.” Zo, nu kon ze zich eindelijk ontspannen. De vraag was of het voor Rutger niet te laat was.

Nanda kwam uit de OK. Ze trok de blauwe jas uit en deed de muts af. Daarna veegde ze met haar vingertoppen de tranen weg.

“Gaat het weer?” stamelde ze tegen Lidy.

“Met mij wel, met jou ook?”

Nanda knikte. “Ik hoop dat alles goed gaat! Als Rutger iets overkomt, betekent dat ook het einde voor Theo. Hij is zo gek op dat joch!”

“Daar heb ik anders weinig van gemerkt!”

Nanda schudde haar hoofd. “U begrijpt het niet. Theo heeft tot nu toe altijd pech gehad met artsen. Allereerst hebben ze zijn been verknald tijdens een operatie. Verder kreeg hij een paar keer verkeerde medicijnen. Zo kan ik nog wel het een en ander opnoemen. Nu is hij depressief, weigert medicijnen en heeft een hekel aan ziekenhuizen.”

“Ik zou toch maar eens goede hulp inschakelen,” stelde Lidy voor. “Dit is niet verantwoord. Nu was ik het en omdat ik kalm bleef, is er niets gebeurd, maar een volgende keer is het iemand anders die misschien in paniek raakt. Met alle gevolgen van dien. Heus, zoek hulp voor hem!”

Nanda knikte. “Ik zal het proberen, maar hij wil het niet.”

“Ik kan aangifte doen van bedreiging en het weigeren van medische zorg. Grote kans dat hij dan gedwongen wordt zich te laten behandelen.”

Nanda zweeg.

Lidy legde een hand op haar arm. “Denk erover na. Ik zal niets doen zonder je toestemming. De eerste zorg geldt nu je zoon. Laten we hopen dat de operatie nog op tijd was.”

Nanda knikte en keek haar met betraande ogen aan. “Bedankt voor alles. En het spijt me zo van Theo!”

“Het is goed. Ik ga nu naar huis. Ik heb dokter Broekens gevraagd me te bellen als de operatie achter de rug is. Morgen kom ik nog wel bij hem kijken. Sterkte ermee, we spreken elkaar misschien morgen weer.” 

Door de stille gangen van het ziekenhuis liep Lidy naar de uitgang. De deuren gingen zoevend open en achter haar dicht. Pas alleen in haar auto kwam de spanning van de laatste uren naar buiten. Haar handen trilden toen ze ze op het stuur legde. Evenals haar knieën. Zo kon ze niet naar huis rijden. Ze haalde een paar maal diep adem en probeerde haar trillende handen en knieën onder controle te krijgen. Na een paar minuten was ze in staat om naar huis te rijden. 

Eenmaal thuis werd ze door Rosy, die een en al nieuwsgierigheid en bezorgdheid was, ontvangen. 

“Kind, vertel!”

Lidy plofte in een stoel. “Mag ik misschien eerst iets drinken? Ik ben onderhand uitgedroogd. Een glas water graag en schenk meteen maar een wijntje in. Dat heb ik wel verdiend. Waar is Alex?”

“In zijn werkkamer,” riep Rosy naar de keuken lopend.

Lidy liep naar de werkkamer. Ze trof Alex aan voor zijn laptop. Ze sloeg een arm om zijn schouders. Hij keek even op maar zijn handen bleven op de toetsen rusten. “Ben je daar eindelijk?”

“Gelukkig wel! Kom naar de kamer dan kan ik je vertellen wat me is overkomen.”

Hij schudde echter haar arm van zich af. “Nu niet. Later misschien. Ik wil dit vanavond nog klaar hebben.”

Teleurgesteld bleef Lidy even staan. “Wil je niet weten wat me vanavond is overkomen?”

“Later, zeg ik toch? Je ziet dat ik bezig ben.”

Lidy kneep haar lippen opeen en verliet de werkkamer. Het huilen stond haar nader dan het lachen.

Rosy had een glas water en een glas wijn op tafel gezet. Ze popelde om Lidy’s verhaal te horen. 

Er was tenminste iemand die haar wilde aanhoren, dacht Lidy verdrietig. Ze wist dat Alex kortaf kon reageren als hij met een zaak bezig was, maar zoals nu had hij nog nooit gereageerd. Het deed haar pijn. Ze dronk het glas water in een teug leeg en liet zich daarna achterover zakken in de stoel. De spanning van de avond eiste haar tol. Ze voelde zich ineens doodmoe. Ze liet de handen in haar schoot rusten en zag dat ze trilden. Opkomende tranen prikten achter haar ogen. Niet alleen om wat er allemaal was gebeurd, maar ook om de reactie van Alex. Dat was de druppel.

Rosy zag het en drong niet aan. Het moest iets naars zijn wat Lidy had meegemaakt dat was duidelijk aan haar te zien. 

Lidy vocht even tegen de tranen schraapte haar keel en begon dan met trillende stem te vertellen.

Rosy hoorde haar aan met stijgende verbazing en schrik. “Hij had je wel dood kunnen steken! Heb je de politie al gebeld?”

Lidy schudde haar hoofd. “Die beslissing laat ik aan zijn vrouw over.”

“Is dat wel verstandig?”

“Dat weet ik niet. Mijn zorg gold voornamelijk het kind.”

Lidy nipte van haar wijn en leunde met gesloten ogen achterover. Ze zag de man met de waanzinnige blik in zijn ogen en het blinkende lemmet voor haar neus. Snel opende ze haar ogen en nam nog een slokje wijn. 

Even later ging de telefoon. Lidy sprong op. “Dat zal Dirk zijn.”

Inderdaad was het hem. De operatie was achter de rug en de jongen maakte het naar omstandigheden goed. Zijn blindedarm was wel geperforeerd, maar dat was nog maar net gebeurd dus de schade was beperkte gebleven. De buikholte was schoongespoeld en de blindedarm verwijderd. Ze hielden hem voorlopig een paar dagen in het ziekenhuis.

“Gelukkig!” Lidy was blij dat het nog zo goed was afgelopen.

“Je gaat nooit meer ergens naartoe zonder een adres of telefoonnummer achter te laten!” zei Rosy. “Dit mag nooit meer gebeuren.”

“Je hebt gelijk!” Nu Lidy wist dat het Rutger alles goed zou komen, voelde ze zich eindelijk rustig worden. 

Ze dronk het glas wijn leeg. “Ik denk dat ik maar eens naar bed ga.”

“Dat doe ik ook,” knikte Rosy.

Ze stonden tegelijk op. Rosy nam de lege glazen van tafel om ze naar de keuken te brengen. De deur ging open en Alex verscheen. “Gaan jullie al naar bed?”

“Ja, het was een inspannende dag.”

“Voor mij ook! De zaak komt over drie weken voor. Ik heb om uitstel verzocht, omdat we nog niet helemaal klaar zijn met de voorbereidingen. Het meeste last hebben we trouwens van de pers. Ouders van misbruikte kinderen worden gestalkt! En…”

Lidy stak een hand op. “Een andere keer, ik val om van de slaap. Welterusten!”

Alex keek haar verbaasd na. “Wat heeft zij opeens?”

Rosy haalde haar schouders op. “Vraag het niet aan mij! Welterusten.”

Alex schudde zijn hoofd en liep naar de kast om zich een whisky in te schenken. Vrouwen! Soms waren ze een groot raadsel. 

Ondanks dat ze doodmoe was, kon Lidy de slaap niet te pakken krijgen. Telkens als ze haar ogen dichtdeed, zag ze de waanzinnige blik van de man voor zich en het mes.

Toen Alex een uur later in bed stapte, hield ze zich slapende. Toch gaf zijn aanwezigheid iets vertrouwds en lukte het haar om eindelijk in te slapen.

Voor Nanda kwam van slapen niets. Ze zat aan het bed van haar zoon, die af en toe onrustig met zijn hoofd heen en weer bewoog. De operatie was geslaagd, volgens de chirurg. Nanda had hem van dankbaarheid wel om de hals kunnen vallen. Rutger had een paar keer zijn ogen opengedaan en het zien van zijn moeder maakte hem rustig. Als Nanda zijn droge lippen bevochtigde, fluisterde hij: “Mama!” Dan drukte ze een kus op zijn voorhoofd en fluisterde terug: “Ik ben bij je, lieverd.”

Ondertussen peinsde ze over de toestand van Theo. Dokter Van de Poel had gelijk. Zo kon het niet langer. Hij moest echt hulp zoeken. Misschien wilde hij luisteren nu Rutger in het ziekenhuis lag.

Eigenlijk zou ze nu naar huis moeten gaan. Ze had geen idee hoe lang het slaapmiddel en de valium hem kalm hielden. Hoe zou hij reageren als hij ontdekte dat zij niet thuis waren?


Het was tegen de ochtend dat Theo uit zijn verdoving ontwaakte. Zijn hoofd voelde zwaar en het duurde even voor hij besefte dat hij in een stoel zat in plaats van in zijn bed.

Zijn blik werd naar de bank getrokken. Vaag drong het tot hem door dat daar op de bank zijn zoontje had gelegen, maar nu was hij weg! Weg?

Hij schoot overeind uit de stoel en moest zich even vastgrijpen, omdat een duizeling hem bijna het evenwicht deed verliezen. “Nanda!” Er kwam geen antwoord.

Nogmaals riep hij haar naam. Nog harder dan de eerste keer. Theo raakte in paniek. Hij liep naar de gang, rende naar boven, gooide deuren open en ontdekte dat hij helemaal alleen thuis was. En al die tijd schreeuwde hij Nanda’s naam. 

De buren werden er wakker van. “Hoor je dat?” vroeg Elsbeth van Duren fluisterend aan haar man Joost. 

“Ja!” fluisterde Joost terug. Hij lag op zijn rug te luisteren naar de herrie uit het huis van de buren. 

Elsbeth draaide naar hem toen. “Voordat jij thuiskwam, heb ik Nanda zien vertrekken. Ze stapte bij een andere vrouw in de auto. Ze droeg Rutger. Die andere vrouw was er al eerder op de avond. Nog voordat Nanda van haar werk kwam. Ik heb geen idee wat ze daar kwam doen.” 

Het geschreeuw van Theo klonk angstaanjagend in de stille nacht. Ze hoorden deuren slaan. Hoor! Nu stond hij buiten op straat te schreeuwen. 

“Dit wordt te gek!” Joost stapte uit bed, liep naar het raam en schoof het gordijn opzij. In het oosten gloorde voorzichtig de dageraad. Bij verschillende overburen ging het licht aan of werden eveneens gordijnen opzij geschoven. Daar stond Theo midden op straat en riep om zijn zoon en zijn vrouw. Hij schreeuwde heel de buurt wakker. Het was bijna zielig hem daar zo te zien staan.

“Hij heeft vast niet gemerkt dat Nanda en Rutger zijn weggegaan!” zei Joost tegen Elsbeth terwijl hij terugliep naar het bed. “Waarom zou hij anders zo tekeergaan?”

Elsbeth was rechtop in bed gaan zitten. “Geen idee! Zou hij ze soms hebben bedreigd?”

Ze wisten van Nanda dat Theo niet in orde was. Dat hij bijna niet naar buiten durfde en hele dagen op de bank voor zich uit zat te staren.

“Dat denk ik niet. Als hij agressief gedrag had vertoond, was Nanda nooit naar haar werk gegaan. Ze zou nooit haar zoontje bij zo iemand achterlaten.” 

“Hoewel,” peinsde Elsbeth hardop, “ze was vroeger thuis dan anders.” 

“Ik ga de politie bellen.” Joost schoot een badjas aan, pakte zijn mobiel, toetste 112 in en meldde dat zijn buurman overstuur was en op straat stond te schreeuwen. Daarna schoot hij in zijn kleren en liep hij naar de slaapkamerdeur.

“Wat ga je doen?” vroeg Elsbeth.

“Ik ga naar beneden.”

In de kamer ging Joost voor het raam staan kijken. Hij overwoog net om naar buiten te gaan toen een van de overburen naar buiten kwam en probeerde Theo tot stilte te manen. Het resultaat was dat Theo met gebalde vuisten dreigend op hem afkwam waardoor de man zijn huis in vluchtte.

Niet veel later reed een politieauto de straat in. Twee agenten liepen op Theo af. Heel de buurt keek vanachter de ramen toe.

Ook de agenten verzochten Theo, die inmiddels met hese stem de naam van zijn vrouw riep, te zwijgen.

Hun verzoek resulteerde in een scheldkanonnade van Theo. Ook naar de agenten toe nam hij een dreigende houding aan. Ze probeerden op hem in de praten, maar hij was niet voor reden vatbaar. Uiteindelijk werd het hen te gortig, ze sloegen hem in de boeien en dwongen hem in de politieauto.

Elsbeth had zich inmiddels ook aangekleed en opende de voordeur. Nu de kust veilig was, durfde ze wel. Het leek haar verstandig om de politie van het een en ander op de hoogte te stellen. Ze liep naar de agent die nog naast de auto stond. 

“Zijn vrouw is met hun zoontje vanavond vertrokken,” zei ze. “Ze zijn bij een andere vrouw in de auto gestapt. Ik heb geen idee waar naartoe.”

De agent fronste zijn wenkbrauwen. 

“Misschien kunt u even binnenkijken of daar iets is voorgevallen? Onze buurman was de laatste tijd behoorlijk in de war.” Ze wees op de voordeur van Theo’s huis die nog wagenwijd openstond. De agent aarzelde slechts even, maar liep toch naar binnen. Elsbeth volgde hem op de voet. Ze wilde ook graag weten wat zich daarbinnen had afgespeeld. Als ze had gedacht iets te kunnen ontdekken, dan werd ze daarin teleurgesteld. Er was niemand thuis en alles leek in orde.

“Heeft u enig idee van het merk auto waarin de vrouw reed?”

Elsbeth dacht na. “Het was volgens mij een Yaris, een groene Toyota Yaris. Toevallig hebben we zelf ook een Yaris, anders had ik het niet geweten!”

“U heeft niet per ongeluk op het kenteken gelet?”

Elsbeth schudde haar hoofd. “Maar misschien kan Theo vertellen wie die vrouw was? Hij moet het weten, want ze was er al voor zijn vrouw van haar werk kwam. Zal ik het hem vragen? Mij kent hij een beetje. Een beetje zeg ik, want ze ontvingen nooit bezoek en hij kwam zelden op straat.” Al pratend waren ze weer bij de politieauto gekomen. De agent die achter het stuur zat, liet het achterraam een stukje zakken. Elsbeth boog zodat ze op de hoogte van het open raam kwam. “Theo?”

Met een vreemde blik en rukkend aan zijn boeien keek hij haar aan. Elsbeth schrok van zijn blik, maar liet het niet merken. “Theo, kun je vertellen wie die vrouw was die vanavond bij je op bezoek was?”

“Ze heeft mijn zoon ontvoerd!” gromde Theo. “Nu gaat hij dood in een ziekenhuis! Want iedereen gaat dood in een ziekenhuis! Ziekenhuizen zijn levensgevaarlijk! Ze hebben mij daar ook kapotgemaakt! Kapotgemaakt, hoor je!” Hij spuwde de woorden uit.

Elsbeth was al teruggedeinsd. “Ik denk dat u het beste bij een ziekenhuis kunt informeren,” vertelde ze de agenten. Ze knikten, hadden meegeluisterd.

“Als het een kind betreft,” zei de ene agent, “dan zal hij naar het St. Joseph-kinderziekenhuis zijn gebracht. Bedankt voor uw hulp. We gaan het uitzoeken.”

Nadat de politieauto de straat had verlaten, keerde de rust er terug. Lichten gingen uit, gordijnen werden gesloten. Iedereen ging nog even terug naar bed, maar van slapen kwam weinig.


Nanda was half in slaap gesukkelde naast het bed van Rutger. Ze schrok wakker toen iemand haar op de schouder tikte. Het was Emma, een vriendelijke verpleegkundige. “Sorry, dat ik u wakker maak, maar er staat een politieagent op de gang. Hij wil u graag spreken.”

“Politie?” schrok Nanda. Meteen schoot het door haar heen: Theo! Hij zou zich toch niets hebben aangedaan? Zou hij… alstublieft niet! Ze zou het zichzelf nooit vergeven!”

Met trillende knieën stond ze op. 

“Gaat het?” informeerde Emma. “U ziet opeens zo wit!”

Nanda knikte en liep met haar mee naar de gang. Daar stond de politieagent. Hij gaf haar een hand en stelde zich voor.

“Is er iets met mijn man?” schrok Nanda.

“Niet iets waarover u zich direct ongerust over moet maken. Uw man zit bij ons op het politiebureau.”

Er viel een last van Nanda’s schouders. Ze haalde eens diep adem. Hij leefde tenminste.

“Kunnen we ergens gaan zitten?” vroeg de agent.

Emma bracht ze naar een leeg vertrek waar ze ongestoord konden praten. Voor ze hen verliet zei ze, wijzend op een knopje in de muur, nog tegen Nanda. “Als u hulp nodig heeft, kunt u bellen.” 

De politieagent vertelde hoe ze, gewaarschuwd door de buren, haar man van de straat hadden gehaald. Hij was erg in de war geweest en nog steeds. Ze hadden inmiddels een psychiater ingeschakeld om zijn toestand te analyseren. Om een betere inschatting van de situatie te kunnen maken, verzocht hij haar om mee te gaan naar het politiebureau. Ze hadden haar nog wel het een en ander te vragen en misschien zou haar man kalmeren door haar aanwezigheid.

Nanda deed op haar beurt haar verhaal. Hoe ze dokter Van de Poel door haar man met een mes bedreigd had aangetroffen. Nanda legde een hand tegen haar borst en tranen sprongen in haar ogen. “Ik ben toen zo geschrokken! Vond het zo erg! Hij was volledig doorgedraaid, zelfs ik kreeg hem niet gekalmeerd. De dokter heeft hem toen een spuitje gegeven waardoor hij in slaap viel zodat ik tenminste met onze zoon mee kon. Gelukkig was de operatie net op tijd,” knikte ze. “Ik ga met u mee, maar niet voordat ik mijn zoontje gedag heb gezegd.” Met nog trillende vingers wreef Nanda over haar voorhoofd. De schrik was nog niet helemaal verdwenen.

Ze kuste Rutger gedag en liet hem weten zo gauw mogelijk terug te komen. Emma beloofde een oogje op hem te houden. Zo reed ze naast de politieagent in de vroege ochtend naar het politiebureau.



Na een onrustige nacht was Lidy al vroeg uit bed. Ze nam op haar gemak een verkwikkende douche en kleedde zich aan. Eenmaal beneden zette ze in de keuken het espressoapparaat aan. 

Rosy kwam in een knalroze badjas de keuken binnen. “Goedemorgen, Lidy! Je bent er vroeg bij!”

Lidy streek haar nog vochtige haren naar achteren. “Goedemorgen Rosy. Ik kon niet meer slapen. Ik moest steeds aan meneer Bijsterveld denken, ben zo benieuwd hoe het met hem is afgelopen. Ik denk dat ik er voordat het spreekuur begint even naartoe rijdt.”

“Jij bent gek!” viel Rosy ongewoon heftig voor haar doen uit. “Dat is vragen om problemen!”

“Misschien heb je gelijk,” peinsde Lidy en pakte haar kopje espresso onder het apparaat vandaan. 

“Ik zal eerst naar het St. Joseph bellen en informeren hoe het met de kleine jongen is.” Met het kopje koffie in haar hand pakte ze de telefoon en drukte het nummer van het St. Joseph in. Ze vroeg de receptioniste haar door te verbinden met de afdeling Chirurgie. 

“Goedemorgen u spreekt met Emma. Wat kan ik voor u doen?” klonk het opgewekt. 

Lidy noemde haar naam en informeerde naar de toestand van Rutger. 

“De kleine jongen is de nacht goed doorgekomen, dokter Van de Poel. Zijn moeder is de hele nacht bij hem gebleven.”

“Kan ik haar misschien even spreken?”

“Het spijt me. Ze heeft nog niet zo lang geleden het ziekenhuis verlaten met een politieagent. Er was iets met haar man of zo. Ze zou zo gauw mogelijk terugkomen, zei ze. Kan ik een boodschap voor haar achterlaten?”

“Dank je, Emma. Zeg maar dat ik heb gebeld. Ik kom in de loop van de dag langs. Dag.”

“Dag, dokter Van de Poel!” Lidy glimlachte. Emma was een schat van een meid. Een met hart voor haar werk en ontzettende lief voor de patiëntjes, was haar verteld. 

Ondertussen zat Nanda in een klein, benauwd kamertje van het politiebureau. Tegenover haar zat een man van middelbare leeftijd. Hij had zich voorgesteld als dokter Spitsbergen. Schaarse grijze haren bedekten zijn kalende schedel. Hij had een spits gezicht waarin een flinke neus zich scherp aftekende. Ogen die dwars door je heen leken te kijken, zaten verscholen achter brillenglazen in een goudkleurig montuur. Zijn ellebogen rustten op het bureaublad voor hem, zijn tegen elkaar liggende handen hield hij ter hoogte van zijn mond.

“Wat gaan we met uw man doen, mevrouw Bijsterveld?”

Nanda, moe van de doorwaakte nacht en alle spanning eromheen, schudde haar hoofd. “Zegt u het maar. Ik weet het niet meer. Ik weet alleen dat hij zo niet langer thuis kan blijven, maar hij is zo bang om opgenomen te worden. Hij heeft geen enkel vertrouwen meer in artsen. Misschien als hij hoort dat onze zoon beter wordt, ja, dan hoop ik dat hij er anders over zal gaan denken, maar als ik heel eerlijk ben, heb ik daar weinig vertrouwen in.”

“Hij vraagt steeds naar u. Wilt u hem zien? Durft u dat aan?”

Verontwaardigd keek Nanda hem aan. “Mijn man heeft zich tegenover mij of ons zoontje nog nooit agressief gedragen!” Voor het gemak vergat ze het voorval in aanwezigheid van dokter Van de Poel waarbij hij haar omver had geduwd.

“Misschien kunt u hem overreden om zich vrijwillig te laten opnemen. Een gedwongen opname is zo omslachtig en veel moeilijker ongedaan te maken als een vrijwillige.”

Nanda knikte. “Dat wil ik wel doen.”

Dokter Spitsbergen schoof zijn stoel achteruit en stond op. “Volgt u me maar.”

Voor een agent de dikke stalendeur van de cel ontsloot waarin ze Theo hadden opgeborgen. zei hij: “Uw man is nog steeds geboeid. We durfden hem niet los te maken, omdat we bang waren dat hij zichzelf iets zou aandoen.”

Nanda schrok van de aanblik die Theo bood. Hij lag half onderuit gezakt op een brits en had de ogen gesloten. Hij zag asgrauw. Ook na het openen van de deur hield hij zijn ogen dicht. 

Nanda’s hart liep meteen over van medelijden. Hoewel dokter Spitsbergen haar probeerde tegen te houden, snelde zonder enige angst naar Theo toe en sloeg haar armen om hem heen. “Theo, lieverd!” Hij opende zijn ogen. Ze vulden zich meteen met tranen. “Nanda, liefste! Waar was je toch al die tijd?” Hij wilde haar vastpakken, maar de boeien belemmerden dat.

Nanda wendde zich tot de nog aanwezige politieagent. “Kunt u mijn man losmaken?”

De nog jonge agent aarzelde, maar dokter Spitsbergen knikte. “Het is goed.”

Eenmaal bevrijd van de knellende boeien klemde Theo zich aan Nanda vast en huilde als een kind.

Na een poosje duwde Nanda hem een eindje van zich af. Ze wiste met de toppen van haar vingers de tranen van zijn wangen. “Theo, luister eens naar me. Kijk me aan! Onze zoon maakt het goed! De operatie is gelukt en hij zal weer helemaal beter worden. Begrijp je me?”

Theo knikte. “Is hij… in een ziekenhuis?”

“Ja, daar is hij met spoed geopereerd. Het was nog net op tijd. Ons kind wordt beter, maar jij bent nog altijd ziek. Ik wil zo graag dat jij ook beter wordt.”

Theo knikte. “Dat wil ik ook!”

“Dat kan, maar dan moet je meewerken en je een poosje laten opnemen.” Nanda keek achterom. “Dokter Spitsbergen weet een heel goede kliniek waar ze je beter kunnen maken. Wil je dat?”

Theo keek over haar schouder naar de psychiater. Heel even leek hij te willen weigeren, maar toen Nanda hem nogmaals smeekte om alsjeblieft mee te werken, ze wilde zo graag de Theo van vroeger terug en ook Rutger miste zijn papa zo, toen stemde hij ermee in. Nanda nam zijn gezicht tussen haar handen en kuste hem.

“Dan maken we alles klaar voor vertrek,” zei dokter Spitsbergen. Hij verliet de cel. 

Nanda hield Theo dicht tegen zich aan. Zo lang ze bij hem was, bleef hij rustig. Ze vroeg zich af hoe het verder moest. Ze wilde terug naar Rutger, maar wilde ook Theo niet alleen laten. Ze besloot haar collega en vriendin Wilma te bellen. Met sussende woordjes wist ze Theo te overreden even alleen te blijven, omdat ze wat formaliteiten moest afhandelen. De deur mocht open blijven staan. De jonge agent hield de wacht bij de deur. Eenmaal in op de gang belde Nanda naar Wilma en legde de situatie in het kort uit.

“Meid, toch! Het is maar goed dat je naar huis bent gegaan!” was Wilma’s reactie. “Hoe is het nu met Rutger?” 

“Rutger is oké, maar ik zit met een probleem. Theo moet worden opgenomen en dat wil hij alleen als ik meega. Zou jij voor mij naar Rutger willen gaan? Hij rekent erop dat ik zo gauw mogelijk terug ben, maar dat lukt me nu niet. Jou kent hij. Zou dat gaan, denk je?”

“Natuurlijk, meid! Ik schiet een jas aan en fiets er meteen heen. Het St. Joseph, zei je? Doe het kalm aan. Ik ben heel goed in het vertellen van verhaaltjes, deed ik voor mijn kinderen ook toen ze klein waren. Sterkte meid! Ik blijf bij hem tot je terugkomt. Oké!”

“Alvast hartstikke bedankt!” Het was een pak van Nanda’s hart. Goeie, trouwe Wilma! Ze kon een heel grote mond hebben als iets haar niet zon, maar ze had een hart van goud. Nu kon ze met een gerust hart met Theo mee. Een half uur later waren ze op weg naar de kliniek in de auto van dokter Spitsbergen.



Petra was zelden zo precies op tijd bij de praktijk aangekomen dan nu ze op krukken liep en door haar moeder werd weggebracht. Het was allemaal heel lief, maar het thuiszitten ging haar danig op de zenuwen werken. Er was gelukkig een lichtpuntje. Gisteren was John Sanders gekomen met een grote bos bloemen. Petra’s moeder had koffie geschonken en hem het hemd van het lijf gevraagd. Het was Petra meteen duidelijk: mam was erg van John gecharmeerd. Hij vertelde dat hij woonruimte had gevonden. Tot Petra’s verbazing bleek dat hij een appartement had gehuurd in hetzelfde gebouw als waar zij haar appartement had. Was dat een verrassing!

“O!” had ze kreunend uitgeroepen toen haar moeder even de kamer had verlaten. “Ik wou dat ik mijn eigen huis was! Mam is lief hoor, maar zo vermoeiend!”

John had grijnzend geknipoogd: “Vertel mij wat!” En kijken naar haar ingetapete enkel: “Waarom zou je niet naar je huis kunnen? Ik kan je de trap wel opdragen!”

“Een trap?”

“Nou ja. Twee of drie dan!” Zijn blik was langs haar heen gegleden. “Zo zwaar zul je niet zijn en voor mij is het een goede training.”

“Breng je me dan ook elke morgen naar mijn werk?”

“Geen probleem! Ik moet toch naar de sportschool. Het is in de buurt.”

Het had heel aanlokkelijk geklonken, maar ze moest ook terug en er zou gekookt moeten worden. Nu stond er elke dag een maaltijd voor haar klaar. “Laten we dat maar niet doen,” had Petra verzucht en grinnikend: “Die paar weken kom ik heus wel door! Zodra ik weer mag lopen, ga ik iets lekkers voor je koken!”

Lidy hield de deur voor haar open. Petra hinkte naar binnen. Puffend viel ze neer op een stoel. “Ik hoorde gisteren op het journaal dat die rechtszaak waar Alex zo druk mee is, is uitgesteld.” 

“Zoiets hoorde ik ook.” Lidy slaakte een zucht. De zaak was uiteindelijk niet uit de media gebleven. “Ik zal blij zijn als die zaak achter de rug is. Het slokt Alex helemaal op. Er is nergens anders tijd voor.”

“Ga het weekend lekker eropuit! Het belooft mooi weer te worden.”

“Dat waren we ook van plan. Andy wil zo graag naar ons huisje aan het meer.”

“Lijkt me een goed idee,” viel ook Corine bij. Ze was iets later binnengekomen en kreeg de laatste woorden mee. 

“Je bent laat!” verweet Petra haar quasi streng.

Corine keek haar aan en lachte. “Moet jij zeggen! De dame is dankzij de goede wil van mama elke dag op tijd. We spreken elkaar als je weer mag lopen!”

Het was niet druk op het spreekuur zodat Lidy de kans zag bijtijds naar het St. Joseph te gaan. Tot haar verbazing trof ze een vreemde vrouw naast het bed van Rutger.

Wilma stelde zich voor als een vriendin van Nanda. “Ze is met haar man mee. Hij wordt opgenomen. Wat sneu, hè? Het is te hopen dat hij eindelijk opknapt. Nanda heeft het er moeilijk mee. Het valt ook niet mee om je man dag in dag uit depressiever te zien worden,” rebbelde Wilma aan een stuk door. “Ik zei gisteravond dat ze naar huis moest gaan. Ze maakte zich zorgen over haar zieke zoontje en dan heb je aan zo’n man ook niks, hè?”

Ze was blijkbaar niet op de hoogte van wat er gisteravond was voorgevallen en Lidy maakte haar ook niet wijzer. Ze keek naar Rutger die er al veel beter bij lag. Hij was goed wakker en had maar een klein beetje pijn. “Wilma kent een heleboel verhaaltjes!” vertelde hij glunderend.

“Dan zal ik jullie niet langer ophouden,” glimlachte Lidy. “Veel plezier.”

Lidy reed door naar Huize Zonzicht.

“Waar zat je gisteravond nou?” wilde Carrie meteen weten. 

“Poeh! Dat is een heel verhaal!”

“Ik wil alles weten! Koffie?” Carrie schonk voor hen beiden koffie in en nestelde zich in een stoel.

Voor Lidy van wal kon steken, ging de deur open en stapte Alex binnen. Hij keek verbaasd naar haar. “Wat doe jij hier?” vroeg hij kortaf, alsof hij het een inbreuk vond haar hier aan te treffen.

Het viel bij Lidy helemaal verkeerd. “Is het verboden hier te zijn?” 

“Nee, dat niet.”

“Vraag het dan niet!”

De scherpte in de stem van haar vriendin ontging Carrie niet. Ze keek van de een naar de ander en weer terug. “Alex wilde nog het een en ander over Wesley weten. Zoek je iets?”

“Ja.” Alex was het vertrek ingelopen en pakte iets van het bureau. “Ik had dit dossier laten liggen.” Zonder nog iets te zeggen verliet hij het kantoor.

Carrie had de broeierige sfeer die tussen de echtelieden hing natuurlijk opgemerkt.

“Alles goed met jullie?”

Lidy klemde haar lippen stijf opeen. Ze wilde over alles praten, maar niet daarover. Ze begon te vertellen wat haar gisteravond was overkomen.

“Goeie genade!” schrok Carrie. “Wil je dat nooit meer doen?”

“Dat heb ik Rosy ook al beloofd.”

“Wat zei Alex ervan?”

“Niets.”

“Niets?”

Lidy haalde diep adem. “Hij had geen tijd om naar me te luisteren, hij is zo druk met de zaak.”

Voordat Carrie er verder op door kon gaan, stond Lidy op. “Ik moet terug naar de praktijk. Ik spreek je wel weer.” 

Een beetje beduusd door Lidy’s snelle aftocht keek Carrie haar na.

Lidy was niet blij met de gespannen sfeer in huis. Zelfs de kinderen begon het op te vallen. Andy klaagde dat Alex niet eens meer tijd had om hem ’s avonds een verhaaltje voor te lezen.

“Alex is erg druk,” benadrukte zijn zus waarop hij zijn schouders ophaalde.

Lidy nam een besluit. Ze zou hem er vanavond op aanspreken. Dit kon zo niet langer.

Nu ze dat besluit had genomen, viel er een last van haar af. Ze had een vrij rustige middag. Halverwege belde Nanda dat haar man was opgenomen. Lidy wenste haar sterkte en sprak de hoop uit dat alles goed zou komen. Ze stuurde haar assistentes vroeg naar huis en besloot de kinderen van school te halen en met ze de stad in te gaan. Steffie keek blij verrast haar moeder bij school aan te treffen.

“Zin om de stad in de gaan?” vroeg Lidy.

“Gaan we dan ergens ijs eten?” Steffie was dol op de kleine lunchrooms in de binnenstad. Ze hadden er vaak heel lekkere ijscoupes.

“Dat is goed.”

Terwijl ze op Andy wachtten, wees Steffie. “Kijk, mam! Daar gaat Merel! Ze was eerder Merijn, weet je nog?” 

Lidy zag een meisje met blonde krullen en vrolijke clipjes in haar haren. Ze droeg een lichtblauwe spijkerbroek met een grote bloem op de knie, een roze jack en roze gympen. Zij liep met een groepje meisjes en kwebbelde er lustig op los. 

Lidy glimlachte. “Wordt ze nog gepest door de jongens?”

Steffie schudde haar hoofd. “Gelukkig niet meer. Goed hè, mam!”

Ze hadden een reuze gezellige middag. 

Tot een ieders genoegen verscheen Alex weer eens aan tafel. Hij leek met zijn gedachten nog wel wat afwezig, maar lang niet meer zo erg als de laatste tijd was geweest, zodat Andy durfde te vragen: “Ga je me vanavond weer voorlezen, papa? Dat is zo lang geleden!”

Alex keek naar hem en knikte. “Natuurlijk doe ik dat.”

De sfeer in huis was meteen anders. Toch wilde Lidy er nog over praten. Ze wachtte tot de kinderen naar bed waren. Rosy vertrok naar een vriendin. Lidy verwachtte dat Alex meteen weer in zijn werkkamer zou verdwijnen, maar dat deed hij niet. Hij kwam de kamer in toen zij er juist uitliep. Ze stonden tegenover elkaar. 

“Alex,” begon Lidy.

Hij viel haar meteen in de reden en trok haar in zijn armen. “Lieverd, ik weet het! Ik ben niet de gezelligste man geweest de laatste tijd. Het spijt me, maar die zaak lag zo ingewikkeld. Ik moest zo goed mijn hoofd er bijhouden. Echt, het spijt me. Ik hoorde van Carrie wat je is overkomen. Het is verschrikkelijk! Ik schaam me diep dat ik er niet voor je was. Dat spijt me oprecht! Het had niet mogen gebeuren en ik beloof je met de hand op mijn hart, dat zal ook nooit meer gebeuren. Ik weet dat ik ruimte en tijd voor jou en de kinderen moet vrij houden.” Alex keek haar diep in de ogen. Lidy kon niet langer boos op hem blijven toen hij haar zo smekend aankeek. “Kun je het me vergeven, liefste? Ik had me geen raad geweten als jou iets was overkomen.” Alex drukte zijn gezicht in de holte van haar hals. “Ik hou van je!”

Lidy slaakte een zucht en sloeg haar armen om hem heen. “Het is je vergeven, maar pijn deed het wel.”

Alex keek haar aan. “Hoe kan ik het goedmaken?”

“Door dit weekend gezellig mee te gaan naar ons huisje. De kinderen verheugen zich er zo op en ik ook.”

“Dan gaan we!” 

Alex kuste haar lang en intens. 

Het was goed. Ze hadden elkaar weer gevonden.


Vader ontspoort & Tropisch ongemak
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml