Louter toeval
Drugs op het strand
Dani van Doorn
“Wat heeft ze op?”
“Breezers,” zei hij weer schouderophalend. “Een stuk of drie.”
“Wat nog meer?” drong Bas aan. “Pillen of iets anders?”
“Nee, joh. Alleen van die softdrinks.”
“Wat je soft noemt.” Monique haalde haar telefoon tevoorschijn om de ambulance te bellen. “Als je de procenten bij elkaar optelt, krijg je aardig wat sterke drank binnen.” Hadden we de defibrillator maar hier, dacht ze.
“Ze heeft meer op!” Bas keek de groep rond. Hij zag dat sommige meisjes in tranen waren, dat maakte hem echter niet minder fel. ijH“Vooruit, vertel wat ze heeft ingenomen. Het gaat om haar leven!”
“Hela hola, dubbel blond! Da’s dubbel lekker!” De breedgebouwde jongeman voor de balie van camping Strand & Duin blikte begerig van receptioniste Pam naar haar tweelingzusje Puck.
De twee jongedames keken elkaar aan en zuchtten gelijktijdig. De zoveelste mannelijke campinggast die meende dat hij hen met een vingerknip kon veroveren.
“Ho, ho, ho,” zei de al even stoer uitziende Dino. “Eén de man, Xander. Ik ben er ook nog.”
Vanachter haar computer vroeg Pam koeltjes: “Onder welke naam hebt u gereserveerd, alstublieft?”
Na enige formaliteiten overhandigde Puck hem een infomap en een sleutel. “Caravan nummer 26. Graag alles zo achterlaten als u het aantrof.”
Xander bekeek haar nog eens van boven tot onder. “Wat zou ik jou nou graag ‘anders’ achterlaten als ik je aangetroffen heb,” merkte hij verlekkerd op. “Gaan jullie ook uit in Sondijk?”
“Ja,” zei de derde persoon van het trio jonge kerels. “Kun je ons vertellen waar hier houseparty’s gehouden worden en in welke clubs er hardcore gedraaid wordt?”
“Nee, wij gaan nooit uit,” zei Puck, even afgemeten als haar zus.
“Alleen met onze vriendjes,” vulde Pam aan. “Naar opera’s en vioolconcerten.”
Dino lachte zelfverzekerd zijn mooie gebit bloot. “Een beetje variatie is anders prima voor je relatie. Wel eens met een echte vent geweest?” Hij klopte zichzelf op de gespierde borst en vervolgde: “Een nachtje met Dino is molto fino.”
“Kom op, mannen,” zei de derde jongeman. “We houden de dames niet langer op, er staan nog meer mensen te wachten.” Met enige dwang werkte hij zijn vrienden het receptiegebouwtje uit. “Stelletje sukkels,” siste hij ze buiten nijdig toe. “Niet aanpappen met het campingpersoneel, dát hadden we afgesproken en jullie proberen meteen de receptionistes te versieren. Wat een losers zijn jullie!”
“Stik, Rob, dat jij nou toevallig een jaloers grietje hebt, wil nog niet zeggen dat wij geen lol mogen hebben op onze vakantie!” bromde Xander en keek nog eens om naar de receptie. “Heb je die lekkere bekkies gezien, man? En die lekkere…” Hij gebaarde suggestief met zijn handen voor zijn borst.
Een gezette, jonge vrouw die hem passeerde, wierp hem een afkeurende blik toe.
“Ja, wát nou!” riep hij haar na.
Dino en Rob trokken hem al mee naar de auto.
“En nu kappen. In die auto en karren. Kijken of caravan 26 net zo afgelegen ligt als wij dachten.”
Toen de heren even later uitstapten bij de laatste caravan aan een boomrijk laantje, keken ze tevreden om zich heen.
“Lekker privé.” Dino liep de treetjes op naar de voordeur.
Achter elkaar aan stapten de drie gabbers naar binnen.
Zodra de deur achter hen dichtviel, riep Dino: “Yés, we gaan spacen, jongens!” Hij stak zijn vuist omhoog.
“Yes en heel veel geld verdienen!” viel Rob hem bij.
“En alle lekkere wijven van Sondijk pakken,” vulde Xander aan. “Met en zonder GHB.”
Hierop brulden ze alle drie van het lachen en toen ze klaar waren, zei Rob: “Wat was daar nou zo grappig aan?”
Dino grinnikte weer. “Met en zonder GHB…”
Intussen waren Pam en Puck met de volgende gasten bezig. Pam glimlachte naar de oudere mevrouw die aan de beurt was. “Kijk eens mevrouw De Ruiter, u boft, caravan 11 heeft een mooi uitzicht. Uw man kan de hele dag kijken naar wat er op het speelveldje gebeurt en naar wie er allemaal voorbij komen.”
“Oh, daar is hij gek op. Binnen twee dagen kent hij iedereen die op de camping logeert.”
“Nou, dat zijn hier heel wat mensen, hoor,” glimlachte Puck ook. “We hebben niet alleen veel huisjes en stacaravans, maar ook nog een hoop plaatsen voor tenten en caravans. Vergeet het jongerenveld niet, dat altijd vol staat. Uw man hoeft zich niet te vervelen.”
“Gelukkig doet hij dat nooit. Ik heb een heel gemakkelijke man; hoewel hij niet veel meer kan doen, klaagt hij nooit en heeft hij altijd een goed humeur.” De vrouw pakte haar spullen bij elkaar en verdween met een vriendelijke groet.
“Makkelijke mannen zijn vast een uitstervend soort,” zuchtte Puck. “Kijk eens naar die creeps van daarnet: Dino en Xander. Dino klinkt als een hondennaam en zo gedroeg hij zich ook.”
Pam giechelde. “Ja, net een opdringerige reu!”
Puck giechelde ook en zei toen: “Waarom zijn knappe jongens vaak zulke engerds? Dit waren echte mooie mannen en toch supergriezelig.”
“Inderdaad, maar wat geeft dat, we hebben allebei al een vriend.”
Puck grijnsde. “Natuurlijk, waar we opera’s en klassieke concerten mee bezoeken.”
“Die hier in het wereldberoemde concertgebouw van Sondijk worden gehouden,” vulde Pam spottend aan.
“Misschien was een van die gasten iets voor Tania geweest, als ze niet op vakantie naar Griekenland was gegaan,” bedacht Puck ineens.
“Die troost zich daar wel met een Griekse hunk,” grinnikte Pam. “Oh wacht, we moeten die dubbelboeking nog uitzoeken…”
Ze tuurden geconcentreerd naar het computerscherm, tot er ineens een kordate stem klonk. “Kan ik hier misschien nog geholpen worden?”
De zusjes keken tegelijkertijd op. Voor de balie stond een lange vrouw met rood, krullend haar en boze, blauwe ogen.
Pam begon snel haar gegevens op te zoeken in de computer. “Wieteke Verburg en u komt met een tent?”
“Dat klopt, ik wil niet naast een drukke familie staan met kleine kinderen, daar word ik helemaal krankjorum van.”
Puck hoestte haar ‘lastige klant’-kuchje en Pam onderdrukte een grinnik. Half verscholen achter haar beeldscherm bestudeerde ze Wieteke, die juist haar paspoort opzocht. Sinds enige tijd hielden de tweelingzussen weddenschapjes wie een klant tijdens het inschrijven het beste kon inschatten. Ik weet dat ze begin veertig is en ze is vast nooit getrouwd geweest, dacht Pam. Een goede baan heeft ze wel en ze houdt van wandelen in de natuur. Ze is ook behoorlijk onafhankelijk, want ze gaat in haar eentje op een tentenveldje staan.
De nieuwe campinggaste had een hoop noten op haar zang en Pam zag haar uiteindelijk met een zucht van verlichting de deur uitgaan. Ze trok haar wenkbrauwen op naar haar zus.
“Nooit getrouwd,” begon die meteen op te sommen. “Lerarestype, houdt van buitensporten, eh, leest graag moderne literatuur.”
“Nee, feministische literatuur,” verbeterde Pam. “Verder ben ik het helemaal met je eens, dus geen weddenschap, helaas.”
Puck dacht na. “Wat denk je van die alleenstaande man waar ze naast komt te staan op het tentenveldje? Krijgen ze ruzie of worden ze verliefd op elkaar?”
“Dat wordt niks,” zei Pam meteen. “Die krijgen ruzie of negeren elkaar.”
“Hij ziet er best goed uit en hij is van haar leeftijd… Wel een heel afstandelijk type.”
“Ruzie,” herhaalde Pam gedecideerd. “Ik gok op ruzie.”
Puck sloeg sentimenteel haar ogen op naar het plafond. “Dan gok ik op liefde…”
Campingarts Monique Faber liep van het strand naar de camping. De strakblauwe hemel weerspiegelde zich in de zee en de zon straalde op haar best. Wat een heerlijke dag, dacht Monique genietend, en dat al zo vroeg in het seizoen.
Een vrolijk, wit hondje kwam keffend op haar afgerend en sprong tegen haar op.
“Dag, schatje,” Monique bukte zich om het kleine geval aan te halen. “Wat ben jij blij vandaag?”
Het hondje hijgde en likte haar handen.
De blonde, jonge vrouw die het hondje aan de lijn hield, kwam nu ook bij Monique staan. “Wicky is altijd blij,” zei ze. “Ze houdt van mensen en wil iedereen begroeten.”
“Nou, dan is ze nog wel even bezig,” reageerde Monique droog. “De camping is behoorlijk vol.”
“Ja, kennelijk dacht iedereen met voorjaarsvakantie hetzelfde: laten we er van profiteren zolang het kan. Mijn man moet werken, maar we zitten toch hier vanwege de kids. Elke dag strand en je hebt geen kind aan ze.”
“Heel goed bekeken,” beaamde Monique. “Nou, dag, Wicky en bazin, geniet van deze mooie dag.”
Bij de EHBO-post trof ze assistent-arts Bas aan, die juist klaar was met dweilen.
“Het lijkt hier wel een slagerij met al die bloedvlekken,” zei Monique. “Zeker een snijwond?”
“Inderdaad.” Bas begon de balie af te nemen met een ontsmettend sopje. “Er was even paniek in de tent, maar het viel gelukkig mee.”
“Goed zo, dokter.” Monique waste haar handen. “Als het water niet zo koud was, had ik vanmorgen een duik in zee genomen.”
Bas grijnsde. “Ik heb vanmorgen wél gezwommen.”
“Je hebt altijd baas boven baas,” gaf Monique toe. “Jij bent hier ook de atleet.”
“Ja, ik moet wel proberen om in vorm te blijven,” bromde Bas, terwijl hij de schoonmaakspullen opborg. “Anders ziet Florence me straks niet meer zitten.”
Dat zou mooi zijn, dacht Monique, die geen hoge pet ophad van fotomodel Florence, maar ze zei het niet.
De ochtend vloog voorbij met verschillende akkefietjes en kort na de middag verscheen er een oudere mevrouw aan de balie, die haar rechterhand met haar linker ondersteunde. “Dag, ik ben mevrouw De Ruiter en…”
Monique greep meteen in. “Gaat u zitten, mevrouw De Ruiter, u ziet zo bleek. Wat is er gebeurd?”
De vrouw liet zich op een stoel zakken. “Ik struikelde op het trapje van de stacaravan. Toen probeerde ik de klap op te vangen met mijn handen, maar mijn rechterhand boog te ver door.”
“Dat klinkt pijnlijk.” Monique voelde voorzichtig aan de hand. “Doet u eens zo?” vroeg ze en draaide haar eigen hand als voorbeeld. “En zo? Ik denk dat uw polsgewricht verstuikt is. Een flinke verstuiking, het wordt al blauw bovenop. Als u wilt, mag u een foto laten maken in het ziekenhuis hier in de buurt, ik denk echter niet dat het nodig is. We beschikken over een nieuwe tape, waar ik erg enthousiast over ben. U hebt er weinig hinder van en het bevordert het herstelproces.” Ze pakte een kartonnen doosje uit een la.
“Ik vertrouw op uw oordeel. Ik zit al zo vaak op de EHBO-afdeling van het ziekenhuis, daar kom ik liever niet tijdens mijn vakantie,” zuchtte de vrouw.
Monique pakte een strook roze kunststof uit het doosje en knipte de hoekjes rond af. Daarna keek ze de oudere mevrouw belangstellend aan. “Hoe komt dat dan, dat u zo vaak bij de eerstehulp zit?”
“Mijn man heeft een neurologische aandoening. MSA heet het,” vertelde de mevrouw De Ruiter.
“Multiple Systeem Atrofie,” mompelde Bas automatisch.
De vrouw fronste haar wenkbrauwen. “Dat is het, geloof ik. In elk geval is er iets mis in zijn hersenen en daardoor kan hij niet meer goed bewegen en valt hij vaak. Dan beland je nogal eens op de eerstehulp vanwege een breuk of een wond die gehecht moet worden. Op dit moment heeft hij grote schaafwonden aan zijn knie en aan zijn elleboog en… ach,” onderbrak ze zichzelf. “Hoe moet ik hem nou verzorgen met één hand? Ik kan toch niet…” Haar stem stierf weg en ze keek hulpeloos van Bas naar Monique.
Ze is een beetje van slag en kan het allemaal niet meer overzien, dacht Monique en legde geruststellend haar hand op de arm van de oudere vrouw. “Daar vinden we wel iets op, mevrouw. Daar hoeft u zich niet druk over te maken. Uw pols moet wel ontzien worden, anders wordt het niet beter. U mag zelfs geen auto rijden of zware dingen tillen.”
De vrouw staarde zwijgend voor zich uit.
“Hebt u thuis ook helemaal geen hulp?” vroeg Bas.
“Ach nee, dat kan ik allemaal zelf. We zijn erg zelfstandig aangelegd, mijn man en ik, maar nu ben ik ook patiënt…” Ze keek naar haar pols waar Monique twee strips op had aangebracht.
“We laten het een paar dagen zitten en hier hebt u ook nog arnicazalf om de rest van de hand in te smeren,” zei Monique. “Dat helpt tegen zwellingen.”
“Oh, dat heb ik zelf ook,” weerde mevrouw De Ruiter af. “Dat hebben we zo vaak nodig.” Ze stond op en prevelde voor zichzelf: “Ik kan nu niet koken, dus we moeten uit eten gaan. Maar ik mag ook niet autorijden en Wim kan niet zo ver lopen…”
“U kunt in de campingwinkel misschien nog iets kant-en-klaars kopen,” suggereerde Monique. “U kunt ook een tafeltje reserveren bij het Griekse strandrestaurant.”
“Grieks restaurant? Ik hoop dat Wim dat lust. Alleen, hoe moet ik daar dan komen? Wim moet in de rolstoel en ik kan niet duwen. Tjonge, wat ingewikkeld allemaal…”
“Oh, er zijn hier genoeg behulpzame mensen, hoor,” zei Bas. “Ik ga straks ook bij Zorba eten. Dan kan ik uw man wel duwen. Kom jij ook, Monique?”
“Met dit weer? Zeker weten!” antwoordde ze.
“Ik loop even met u mee naar uw caravan,” ging Bas daarna tegen mevrouw De Ruiter verder. “Dan weet ik waar u woont.”
“Ja, want ik weet even het nummer niet meer, ik ben toch wel een beetje geschrokken van de val,” mompelde mevrouw De Ruiter en liep met Bas de EHBO-post uit.
Monique keek hen hoofdschuddend na. Het leek haar typisch een geval van een overbelaste mantelzorger. Zolang mevrouw gezond was, liep thuis alles goed, oh wee als ze uitviel.
Ineens verscheen er een blond kinderkopje in de deuropening. “Dag,” zei de kleuter eigenwijs. “Ik heb pijn, kun jij mij helpen?”
Monique schoot in de lach. “Kom je me dat helemaal alleen vertellen?”
“Nee,” zei de blonde, jonge vrouw, die nu ook op de drempel stond. “Mama is erbij.”
“Ah, de bazin van het witte hondje,” zei Monique en wenkte hen binnen. “En waar doet het pijn bij het kleine bazinnetje?”
Het meisje lachte haar tandjes bloot en stak haar been naar voren, waar zich een rode vlek op aftekende: “Hier, een stoute kwal heeft mij gebeten.”
“En mama heeft niets bij zich,” zei haar moeder. “En in de winkel is alle kwallenzalf op.”
Monique bekeek de beet. “Het is gelukkig niet ernstig. Maar je bent wel een dappere meid, dat je me lachend komt vertellen dat je door een kwal gebeten bent.”
“Oh, die laat zich door niets uit het veld slaan. Altijd een goed humeur, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat,” vertelde de moeder met een glimlach en liet er binnensmonds op volgen: “Soms wel een beetje vermoeiend…”
Monique grinnikte en smeerde voorzichtig de kwallenbeet in. “Je kunt de zalf beter even hier laten intrekken.”
Het meisje babbelde intussen vrolijk door over hun hondje en haar broertje Alex, terwijl haar moeder met een vage glimlach om de mond toeluisterde. Ze had iets triest, vond Monique, alsof ze er niet helemaal bij was. Ze leek haar wel heel sympathiek.
Nadat de gezellige Nienke en haar moeder vertrokken waren, druppelden andere patiënten de eerstehulppost binnen en zo ging de middag gauw voorbij. Met een tevreden gevoel sloot Monique om zes uur de deur af, zij en Bas waren altijd nog via de mobiel bereikbaar. In haar eigen vakantiehuisje nam ze een douche en trok een zwierige zomerjurk met een vestje aan.
Met soepele passen liep ze naar het strandrestaurant en zag onderweg menig mannenoog bewonderend over haar gezicht en figuur gaan. Ze kreeg er een beetje vleugels van en grinnikte om zichzelf.
Op het terras van Zorba was Bas juist aan het manoeuvreren met de rolstoel van meneer De Ruiter. Monique stelde zich aan de oudere man voor. “Ik heb vanmiddag kennisgemaakt met uw vrouw.”
“Aha!” zei hij luid en vervolgde toen zachter: “U bedoelt mijn vrouw, verpleegster, chauffeuse, secretaresse, kokkin, enzovoort.” En hij glimlachte naar zijn echtgenote, voor zover zijn stijve gezichtspieren dat toelieten.
Ze stak echter afwerend een hand op. “Ach, Wim, dat hoort erbij als je getrouwd bent. Dat moet je nu niet altijd zeggen.”
“Ze wordt verlegen als ik haar prijs,” zei meneer De Ruiter met een langzame knipoog naar Monique. “Maar een goede vrouw is haar gewicht in goud waard.”
“Dan heb je pech, want ik ben vel over been,” zei zijn vrouw prompt. “En nu laten we de jongelui hun eigen gang gaan. Hartelijk dank, hoor, dokter!” zei ze tegen Bas.
Monique en Bas gingen aan hun stamtafeltje zitten. Op zaterdagavond heerste er altijd topdrukte bij Zorba.
Toen Wieteke even later bij het terras aankwam, was er geen een plekje meer vrij. Na enig speuren ontdekte ze in een hoekje een man die alleen aan een tafel zat. Met grote stappen ging ze op hem af. “Zijn de andere stoelen vrij?”
De donkerharige man keek nauwelijks op van zijn boek. “Ja.” Hij las weer verder.
“Dan ga ik hier zitten.” Ze liet zich op een stoel zakken. Toen hij haar vervolgens aanstaarde, voegde ze eraan toe: “Ik ben Wieteke.”
“En ik ben Taco en ik heb een contactstoornis,” antwoordde hij en las weer verder.
“Oh, toevallig, ik ook.” Ze pakte de menukaart.
“Zeg je dat om grappig te zijn?” vroeg hij.
“Helemaal niet. Een contactstoornis is niet grappig, maar vervelend, zoals je zelf zult weten,” antwoordde Wieteke onverstoorbaar en vouwde de menukaart open. Ze sloeg verder geen acht op Taco, die ongetwijfeld weer in zijn boek verdiept was. Vervelende vent, dacht ze. Typisch iets voor haar, om naast de meest asociale gast op het terras te gaan zitten. Oh, balen, ze hadden hier bijna alleen Grieks en daar hield ze niet van. “Heb jij hier wel eens gegeten?” vroeg ze aan Taco. Toen hij niet reageerde, herhaalde ze: “Hallo, ik vroeg of je hier wel eens gegeten hebt.”
Hij keek weer op. “Hoe kan ik weten dat je het tegen mij hebt, als je mijn naam niet noemt?”
Wieteke dacht zuchtend: Zo’n vijfdaagse cursus ‘Hoe ga ik om met een contactstoornis?’ was best nuttig, maar het vergde toch wel enige oefening om de kennis in de praktijk te brengen. Of lag het nu aan hem?
Ze bestelde Hollandse biefstuk met gebakken aardappels. Daarna pakte ze ook een boek uit haar tas.
Na een kwartier kwam de serveerster aan met twee borden biefstuk met aardappels. “Nou, Taco, je houdt al net zoveel van de Griekse keuken als ik,” zei Wieteke met enige zelfspot.
“Moet je van de Griekse keuken houden om Hollandse biefstuk te bestellen?” vroeg Taco uit de hoogte.
Wieteke keek op. “Autismespectrum stoornis, zeker?”
Hij haalde één schouder op. “En wat dan nog?”
Wieteke kreeg even het gevoel alsof ze nog op haar cursus was. “Laat maar.”
“Heb je ook een autismestoornis?” Het was de eerste spontane vraag van zijn kant.
“Nee, ik ben contactgestoord, omdat ik een verknipte jeugd had. Er zijn echter wel raakvlakken.”
Ze aten zwijgend verder, terwijl Taco intussen in zijn boek las. Wieteke nam hem eens beter op. Hij was niet onknap, dacht ze. Slank en sterk, donkerbruine ogen en haren, regelmatig gezicht. Hij moest wel een hopeloos geval zijn, dat hij hier alleen zat. Ze schoot bijna in de lach: sloeg dat niet net zo goed op haar? Ze pakte weer haar boek. Eigenlijk wel gemakkelijk dat ze niet sociaal hoefde te doen. Ze had de afgelopen week al genoeg contactgestoorde mensen meegemaakt. Wat een geluk dat ze een vakantieweek aan haar cursus had vastgeknoopt. Dat was met dit weer helemaal te gek!
Een half uur later liep ze met haar blote voeten door de branding, haar sandaaltjes in haar hand. Ze sloot even haar ogen tegen de ondergaande zon. Heerlijk, als het zo’n mooi weer bleef, ging ze onwijs genieten in haar eentje!
Op de terugweg kwam ze Taco tegen, die kennelijk de tegenovergestelde richting was opgewandeld. Uiteindelijk bleven ze naast elkaar voor hun tenten staan.
“Is die oenige tent voor jou alleen?” vroeg ze verbaasd. “Ik dacht dat er een stelletje in zou slapen.”
Taco bekeek haar weer alsof ze een insect was. “Maar wel handig als je niet steeds hoeft te bukken, zoals in jouw tent,” zei hij met een knik naar haar lage koepeltje en hij opende de rits van zijn minibungalowtent en stapte naar binnen.
Monique waste meneer De Ruiter, terwijl hij op een plastic kuipstoeltje in de kleine douchecel zat. Het viel haar nog tegen om zo’n logge, zware man te douchen. Verpleegkunde was toch wel een vak apart, dacht ze.
“Pas je op dat ik niet door het putje wegspoel?” zei meneer ineens plagend met zijn ietwat hese stem. “Ik ben zo’n spierinkje dat ik zo tussen het roostertje door floep.”
Monique begreep dat het zelfspot was en lachte.
“Jawel,” ging hij verder. “Vijfennegentig kilo, schoon aan de haak.”
“Een hele klus voor uw vrouw om u te verzorgen, ik denk dat zij nog geen vijfenvijftig kilo weegt.”
“Oh, het is een taaie, hoor,” antwoordde hij. “En gemeen! Als ik niet doe wat ze zegt, knijpt ze me. Hè, schat?” Hij wierp zijn vrouw een bibberig kushandje toe door de openstaande deur.
Grinnikend begon Monique hem af te drogen en hielp hem met aankleden. Daarna boog ze zich over zijn elleboog en knie om de wonden te verzorgen.
“Tegen een muur gevallen van scherp granol,” zei zijn vrouw. “Zoiets gebeurt voordat hij er erg in heeft.”
“Dat begrijp ik,” zei Monique. Gisteren had ze nog gelezen dat het ziekteproces van MSA bij iedere patiënt anders verliep.
Meneer De Ruiter haalde laconiek zijn schouders op. “Ik heb een hoge pijngrens, dat is wel makkelijk.”
Monique dekte de wonden af met zalf en verbandgaas, terwijl mevrouw De Ruiter toekeek. “Normaal gesproken krijgt hij van mij altijd kniebeschermers aan, die ik zelf heb gemaakt van oude schoudervullingen.” Ze hield ze omhoog. “Maar soms is het te warm om ze te dragen en ze verschuiven wel eens, dan valt hij toch een gat in zijn knie.”
“Misschien hebt u meer aan een kniebrace met klittenband,” zei Monique. “Die blijft beter zitten. Hebt u bij de kruisvereniging of de apotheek wel eens geïnformeerd naar de mogelijkheden?”
“Ach, ik ben nu eenmaal een eigenwijs mens dat alles zelf wil oplossen.”
Monique lachte een beetje. Ze had er begrip voor dat de De Ruiters zelf de regie over hun leven wilden behouden. Aan de andere kant veranderde de wereld van de medische hulpmiddelen snel en daar konden ze van profiteren. “Wat zou er nou gebeuren als u thuis iets verstuikt of bezeert?”
“Nou, waarschijnlijk komt dan mijn zus of mijn zwager om me te helpen,” antwoordde Lenie de Ruiter. “We zijn een heel hecht clubje en ze betrekken ons altijd bij hun gezin. Ook omdat mijn man en ik geen kinderen hebben. Kijk, ik heb altijd deze foto bij me, hij is al vijftien jaar oud.” Ze stond op en pakte een lijstje van een plank.
Monique bekeek het groepje van zes personen. “Die jongedame achteraan is zeker uw nicht en die jongeman uw neef?”
Mevrouw De Ruiter knikte. “Klopt, intussen hebben ze zelf ook kinderen. Mijn zus en zwager hebben het de laatste tijd erg druk met de kleinkinderen. Ik heb mijn handen vol aan mijn man. Ik zou niet eens tijd hebben voor kleinkinderen.”
Monique keek eens naar mevrouw De Ruiters gezicht. Ze deed wel flink, maar het was toch een gemis voor haar. Dat was heel begrijpelijk. Ze stond op en legde een kaartje met haar mobiele nummer op tafel. “Gewoon bellen als er iets is. Niet proberen zelf uw man omhoog te krijgen als hij gevallen is. We doen hier wel vaker dingen die niet tot het echte artsenwerk horen, dat zorgt voor de nodige afwisseling. Bas mag als sportman graag een beetje gewicht heffen,” zei ze met een knipoogje.
“Nou, vooruit dan,” lachte de oudere vrouw. “Het zal ook wel moeten. Ik kan werkelijk geen kracht zetten met deze hand.”
“Dus u hebt het toch geprobeerd,” zei Monique hoofdschuddend. “Denk eraan: de dokter verbiedt het u!”
“Ga eens aan de kant, Dino,” commandeerde Rob vanachter het aanrechtje in de caravan. “De GHB-dokter is aan het werk. Die kan geen pottenkijkers gebruiken.”
“Het zou anders wel handig zijn als ik dat spul ook kon maken.” Dino ging achter hem staan om mee te kunnen kijken.
Rob bleef onverstoorbaar doorgaan met het mixen van ingrediënten in een roestvrijstalen pan. “Het gaat erom of het verantwoord is,” zei hij. “Het komt heel nauw. Je moet het niet te soft maken, dan gebeurt er niks. Als je het te sterk maakt, speel je met andermans leven.”
“Nou, dat is toch een mooie dood, zo’n supertrip?” grapte Xander, die lui op de bank lag. “Heeft die gast toch echt geleefd.”
Rob draaide zich fel naar hem toe. “Je kletst uit je nek, te veel ‘G’ zorgt alleen voor een dodelijk coma! Of moet ik voor jou eens zo’n supertripje maken waar je de pijp van uitgaat? Kun je het mooi zelf ervaren.”
“Ach man, zanik toch niet,” reageerde zijn vriend. “Je kunt met jou geen grappen meer maken. Sinds je met dat grietje bent, ben je te serieus aan het worden.”
“Je gaat wel nadenken over het leven, ja,” gaf Rob toe. “Als je in de toekomst wat wilt opbouwen en kinderen wilt, moet je nu geen stomme dingen doen.”
“Hoor hem,” spotte Dino. “Degene die altijd de mafste dingen deed, wordt nu braaf en burgerlijk.”
Rob antwoordde eerst niet en zei toen: “Ik sta hier toch GHB te maken, die we straks gaan verkopen op party’s en zo? Wat is daar burgerlijk aan? Big money, boys! Big money!” Hij hief zijn vuist op.
“Ik kwam net een grietje tegen bij een strandtent,” geeuwde Dino, ook sloom van het zonnebaden. “Ik vroeg of ze wel eens naar danceparty’s ging en zij vroeg of ze bij mij XTC kon kopen. Ze vond dat ik eruitzag alsof ik wel een pilletje lustte.” Goedkeurend keek hij in de spiegel en streek langs zijn kin.
Rob draaide zijn hoofd en keek hem scherp aan. “Wat heb je gezegd?”
“Dat ik liever GHB nam en toen wilde ze weten hoe ze eraan kon komen. Ik zei dat als ik wat aangeboden kreeg, ik ook wat voor haar zou regelen.”
“Te gek, onze eerst klant op de camping!” Xander hief ook een vuist omhoog. “Big money!”
Rob deed zijn rubber handschoenen uit. “Zolang wij maar niet als dealer gezien worden, dat vind ik het belangrijkste. Effe de geraniums wateren.”
Toen hij in het kleinste kamertje was, keek Dino fronsend naar Xander. “Geraniums wateren? Die gast wordt steeds weker in zijn bovenkamer.” Hij ging bij het aanrecht staan. “Eens kijken…” mompelde hij en begon onverschillig met een vork in de pan te roeren, terwijl hij met zijn linkerhand een fles vasthield, waarvan hij het etiket probeerde te lezen. Ineens gooide hij vloekend de vork neer en brulde van de pijn. “Shit!” Snel zette hij ook de fles neer en keek naar zijn rechterhand. “Dat brandt,” kreunde hij. “Wat is dat voor goor spul?”
“Dat is bijtend zuur, Dino, daarom draag ik ook handschoenen,” antwoordde Rob achter hem. “Nou, dat zijn een paar mooie brandwonden, jongen. Er zit niets in onze EHBO-doos dat daar tegen helpt. Dat wordt pijn lijden. Moet je maar van mijn spullen afblijven!”
Dino keek hem vuil aan en pakte toen een buisje met GHB-vloeistof uit een la. “Het wordt me te warm hier binnen. Misschien kom ik dat grietje nog tegen dat ‘G’ wilde kopen.” Hij stapte de caravan uit en besloot eerst naar het jongerenveldje te gaan, omdat hij wist dat het meisje daar kampeerde.
Ze kwam inderdaad net aanlopen van de douche-unit, een toilettas in haar hand. “Hé,” zei ze enthousiast toen ze hem herkende. “Heb je wat spul voor me?”
Dino knikte. “Eén buisje, meer kon ik niet krijgen van die gast. Vijftien euro.”
Het meisje graaide in haar broekzak naar haar portemonnee. “Keigaaf, ik ben zo benieuwd wat het doet. Ik vertel het tegen niemand, want anders gaan ze me voor de gek houden.”
“Je voelt je er heel lekker bij. Heb je een vriendje?”
“Ja, hij zit op het veldje op me te wachten.”
“Dan boft hij vanavond!” zei Dino met een dubbelzinnige grijns.
“Oh, echt?” vroeg ze met grote ogen van opwinding. Ze pakte de glazen capsule aan en rende weg. “Doei!”
Hoe oud was ze eigenlijk? dacht Dino, terwijl hij haar nakeek. Wist ze wel dat je het niet met alcohol moest combineren? Ah shit, wat deed die hand zeer, zeg! Chagrijnig besloot hij terug te gaan naar de caravan, maar onderweg kwam hij een wegwijzer met de woorden ‘EHBO-post’ tegen. Rob kon hem wat met zijn ‘afstand houden van het campingpersoneel’. Zijn hele onderarm was lam van de pijn. Hij volgde de pijl en stapte de eerstehulppost binnen, waar het op dat moment rustig was. “Hoi,” zei hij tegen de jongeman achter de balie en liet zijn hand zien. “Ik heb mijn hand verbrand.”
“Nou,” zei de jonge arts, die een naamplaatje droeg met ‘Bas’ erop. “Dat ziet er vreemd uit. Waar heb je je aan gebrand?”
“Water,” bromde Dino kortaf, terwijl ze naar de behandelkamer liepen. Daar stond een slanke, jonge vrouw met donker haar.
“Monique, wat vind jij hiervan?” vroeg Bas.
De jonge vrouw keek naar de plekken op Dino’s hand. “Behoorlijke verbrandingen.” Ze sloeg haar lichtgroene ogen naar hem op.
Dino zuchtte van verrassing. Wat een mooi mokkel, zeg! En kijk dat lijf eens…
“Pak maar gaas, Bas,” zei Monique. “Ik ga even naar de winkel.”
Jammer dat ze net wegging, dacht Dino en keek haar na. “Mooie meid, die verpleegster,” zei hij met een knipoog naar Bas.
Die keek hem ironisch aan. “Zij is de dokter, ik de assistent-arts.” Hij trok een la open. Toen hij de wond verzorgd had, vroeg hij nog eens: “Waar heb je je nou eigenlijk aan verbrand? Want dit zag er niet uit als water, eerder als zuur.”
“Ik zou het niet weten, het was bij iemand anders,” antwoordde Dino schouderophalend. “Dat kruidenspul op dat verband helpt snel, zeg. Ik voel de pijn gewoon wegtrekken.” Hij bekeek zijn ingepakte hand en grijnsde. “Cool, net een zombiehand.”
“Anders wel lastig met douchen en zwemmen,” zei Bas koel. “Kom binnenkort nog eens langs, dan kunnen we kijken of je met pleisters toe kan.”
Terwijl Dino de post verliet, keek Bas hem fronsend na.
Op dat moment kwam Monique weer binnenwaaien. “Hier ben ik met de dorstlessers.” Ze zette een tas met frisdrank en citroenen op de balie. “Wat sta jij daar grimmig te kijken?”
“Die gast van daarnet,” zei Bas. “Met zijn brandwonden van water. Echt niet, dat was gewoon een of ander bijtend zuur. Die zitten lekker GHB te maken in hun tentje of caravannetje.”
“GHB?” Monique pakte een citroen om in plakjes te snijden. “Oh, die drugs van schoonmaakmiddelen. Je zou verwachten dat een normaal mens zoiets niet inneemt.”
“Tja, in de eenentwintigste eeuw is het heel normaal om extreme middelen uit te proberen.” Bas ging op de baliekruk zitten. “Met alle gevolgen van dien,” voegde hij er somber aan toe.
Monique keek hem aan. “Ervaring mee?” Ze sabbelde op een plakje citroen.
Bas leunde op zijn elleboog. “Sonja, een studiemaatje van me, wilde alle drugs een keer uitproberen. Dat is op een gegeven moment verkeerd afgelopen toen ze GHB innam. Ik was erbij.”
Moniques ogen werden groot. “Is ze eraan overleden? Joh, vertel eens, daar hebben we het nooit over gehad!”
Bas vertelde het trieste voorval met zijn studievriendin. “Het is echt rotzooi,” besloot hij. “En als ik in de gaten heb dat die gasten dat hier op de camping maken of verkopen, zijn ze nog niet jarig!”
“Begrijp ik. Waar zitten ze op de camping?”
“Dat weten Pam en Puck wel,” zei Bas.
Tevreden liet Wieteke zich in het zand zakken. Zo, dacht ze, eindelijk een rustig plekje op het strand. Slechts één manspersoon in de buurt en die was in zijn boek verdiept. Lekker de hele middag met haarzelf zijn. Wat was dat een geweldige ontdekking, dat je kon genieten van je eigen gezelschap! Was ze eindelijk niet meer van anderen afhankelijk.
Ze deed haar short en hemdje uit en maakte een heuveltje van zand met een handdoek erover. Vervolgens ging ze er met haar rug tegenaan liggen om te kunnen lezen. Na een tijdje stond haar buurman op en liep naar het water. Automatisch keek Wieteke hem na. Mooie man, dacht ze, terwijl ze zijn postuur monsterde. Hij had wel iets bekends. Ach, nee zeg, was dat niet die oergezellige Taco? De lolbroek en feestneus van de camping? Ze giechelde om haar eigen cynisme. Foei, Wieteke, niet zo gemeen zijn!
Toen Taco even later terugkwam, besloot Wieteke ook te gaan zwemmen. Terwijl ze over het strand naar de zee liep, stapte ze met haar linkervoet in iets scherps. “Au!” kreunde ze en zag dat ze zich had gesneden aan een stuk blik. Ze hinkte terug naar haar handdoek. Daar bleek de snee groter te zijn dan ze had verwacht. “Oh nee,” zei ze hardop. “Ik bloed als een rund!”
Naast haar schoot Taco in de lach. “Ietwat overdreven gesteld,” zei hij en werd prompt getrakteerd op een dodelijke blik. “Je hoeft me niet zo giftig aan te kijken,” vervolgde hij. “Het is niet mijn schuld dat je in iets scherps hebt getrapt.”
“Nee, maar heb je ooit van behulpzaamheid gehoord?” snauwde ze terug. “Of van medeleven of beleefdheid?”
“Wordt het bloeden dan minder?” was zijn wedervraag.
“Ach, stik!” Ze pakte een paar papieren zakdoeken en bond die met een sjaaltje onder haar voet. Nu moest ze nog naar de camping zien terug te komen. Haar ogen zochten het campingpad, dat minstens een kilometer verderop bleek te liggen. Ze trok snel haar kleren aan en propte haar spullen in haar strandtas. Daarna probeerde ze te gaan lopen. De eerste passen gingen wel, daarna zakte ze door haar knie van de pijn.
Taco kwam bij haar staan. “Lukt het niet?”
Wieteke sloot even haar ogen van ergernis. “Jawel hoor, dat zie je toch?”
“Nee, niet echt,” antwoordde Taco serieus. “Ik kan je wel helpen, dan pak ik eerst mijn eigen spullen in.”
Even later tilde hij haar tas op. “Als ik nou jouw tas draag, kan jij op mijn rug gaan zitten.”
“Oh, Taco!” zei Wieteke verbaasd. “Wat een briljant idee!”
“Ik heb zo mijn momenten,” antwoordde hij droog.
Terwijl hij een beetje door zijn knieën zakte, hees Wieteke zich onhandig op zijn rug. Dit verdiende geen prijs voor elegantie, dacht ze. Over intiem gesproken, dit voelde wel heel close…
Een beetje zwalkend begon Taco aan de tocht over het strand. Zodra hij het natte zand bereikte, ging het beter.
“Eh, Taco, als ik te zwaar word, dan mag je me wel dumpen in het drukke gedeelte, hoor,” zei ze. “Dan zorgen de strandwachten verder wel voor me.”
“Je wordt niet te zwaar,” antwoordde Taco laconiek en ploegde onverminderd voort. “Ik dump je wel voor je tent.”
“Nou, dan liever bij de EHBO-post. Die is ook dichterbij.” Wieteke voelde de warmte van zijn lichaam door zijn kleren heen. Hij voelde goed aan, dacht ze. Ze keek naar zijn oor, dat zo ongewoon dichtbij was. “Ben je een buitenmens, Taco, je oren zijn al zo bruin?”
“Ik ben vogelspotter, dat doe je in de natuur,” zei hij schoolmeesterachtig.
“Inderdaad,” reageerde ze droog. Wat een toeval, weer, voor haar gold hetzelfde. Ze hoopte niet dat ze die zuurpruim overal tegenkwam. Al kwam hij nu wel erg goed van pas. ‘Sterke man redt dame in nood’. Zij was met haar 1 meter 82 helaas niet het tere poppetjestype dat moeiteloos opgetild en weggedragen kon worden. Toch geeft Taco geen krimp.
Toen hij haar in de wachtkamer van de EHBO-post neerzette, liet Monique net de laatste patiënt uit. De twee dames stelden zich aan elkaar voor.
“Nou, dat ziet er dramatisch uit,” zei Monique, toen Wieteke op de behandeltafel zat. “Mijn hemel, wat een snee! Waar ben jij nou ingetrapt?” Automatisch zei ze ‘jij’ tegen de vlotte Wieteke, al schatte ze haar een jaar of tien ouder dan zijzelf.
“Een scherpe reep blik,” steunde die.
Monique maakte de wond schoon. “Het is heel diep, Wieteke. Dit moet worden gehecht.”
Terwijl de verdoving inwerkte, maakten ze een praatje over Wietekes vakantieplannen.
“Ik wil in elk geval naar het vogelreservaat, een paar kilometer verderop,” zei Wieteke stellig, maar toen ze Moniques gezicht zag, kreeg ze een somber voorgevoel. “Denk je dat dat niet kan?”
“Ik ben bang dat je je plannen wel een beetje aan moet passen. Het reservaat is per auto niet bereikbaar en lopen of fietsen is voor jou voorlopig geen optie. Die wond moet echt goed genezen, anders blijf je er last van houden. Een actieve vrouw als jij wil het risico van een blijvende beperking vast niet nemen.”
“Nee…” Wieteke staarde aangeslagen voor zich uit. “Ik heb juist besloten om mijn leven een nieuwe draai te geven. Als ik iets leuks wil doen, ga ik niet zitten wachten op mensen die meewillen. Ik ga gewoon met mezelf en dat is ook leuk.”
Monique bekeek haar eens van opzij. Dat zei ze met wel erg veel bravoure. “Tja,” begon ze. “Ik ben ook alleenstaand en soms is dat de enige optie. Maar zelf vind ik het leuker om samen met anderen te gaan.”
“Ja, dat kun jij makkelijk zeggen, je bent een stuk jonger dan ik,” reageerde Wieteke ironisch. “Naarmate je ouder wordt, worden mensen die niet vastzitten aan gezin of werk, toch echt steeds schaarser.”
Monique dacht even na en trok toen een gezicht. “Au, dat is wel raak. Want de medewerkers waar ik hier het meeste mee omga, zijn minstens tien jaar jonger dan ik.”
Wieteke trok veelbetekenend haar wenkbrauwen op. “Dat bedoel ik.”
Monique keek door de openstaande deur naar de wachtkamer. “En is die man die je hierheen droeg dan niet een kennis of zo? Je zat gisteren toch met hem aan een tafeltje bij Zorba?”
“Oh nee, die man staat toevallig naast me op het tentenveldje en ik ben zo’n oen die zowel op het terras als op het strand onbewust hem uitkiest om naast te gaan zitten. Het is zo’n contactgestoord type, weet je wel,” zei Wieteke onverschillig.
Monique was nu echt een beetje geschokt. “Daar kan hij waarschijnlijk ook niets aan doen.”
“Oh, dat weet ik niet,” antwoordde Wieteke meteen. “Je hebt daar allerlei cursussen en workshops voor. Ik heb zelf ook een contactstoornis en ik heb er net vijf dagen training op zitten met lotgenoten, al dan niet met hun partners. Daarom heb ik dat onderwerp nou wel even gehad.”
Monique grinnikte even. “Ben je altijd zo nuchter, of is dit je vakantiehumeur?”
“Poeh, ik ben helemaal niet nuchter.” Wieteke raakte op dreef. “Ik ben heel gauw op mijn teentjes getrapt en beledigd, maar dat laat ik niet meer toe. Anders kan ik wel de hele dag lopen janken. Daar heb ik geen zin meer in. Ik probeer mensen gewoon niet meer te dichtbij te laten komen, dat werkt beter bij verknipte types zoals ik.”
“Dat is ook een manier om door het leven te komen,” gaf Monique toe. “Beter dan iedere keer over je toeren zijn om niets.”
“Juist, met jou kan ik praten,” knikte Wieteke. “Ik geloof trouwens dat die verdoving al werkt.”
Monique concentreerde zich vervolgens helemaal op het hechten van de wond, maar toen ze klaar was, zag ze dat er tranen langs Wietekes wangen liepen.
“Ik vind het zo balen dat mijn vakantie al op de eerste dag verpest is!” barstte ze uit, toen Monique haar vragend aankeek. “Ik was er zo aan toe en ik had me erop verheugd om allerlei leuke dingen te gaan doen en nu moet ik al naar huis!”
Monique klopte op haar arm. “Nou, Wieteke, zo erg hoeft het misschien niet te zijn.” Ze liep naar een kast en kwam terug met twee loopstokken. “We hebben altijd krukken in voorraad voor zulke gevallen.”
Nadat ze de krukken op hoogte had afgesteld, legde ze uit dat Wieteke om te beginnen de voet zoveel mogelijk moest ontlasten. Wieteke bedankte de campingarts. Na wat instructie en een beetje oefenen, hobbelde ze op haar krukken naar haar tentenveldje. Daar aangekomen, zag ze dat Taco onder zijn luifel zat te lezen.
Ze stuntelde naar hem toe. “Nog bedankt voor je hulp, Taco.” Ze pakte haar tas op die voor hem stond.
Hij knikte een keer.
‘Niet graag gedaan, Wieteke’, begreep ze, en dat was ook wel zo eerlijk. “Misschien kan ik nog eens iets voor je terugdoen,” merkte ze toen op haar cynische manier van humor maken op.
“Misschien wel,” antwoordde Taco, zonder te lachen. Hij nam het weer eens letterlijk op.
Wieteke gaf het op haar beurt op en hompelde naar haar eigen tent. Nadat ze haar tas had uitgepakt, probeerde ze zich te verliezen in haar boek. Ze wilde even niet denken aan het feit dat haar vakantieweek al voor een groot deel was bedorven.
Moniques mobieltje tingelde en op het schermpje zag ze ‘Mevr. De Ruiter’ staan. Ze keek de wachtkamer in, er zaten drie mensen.
“Met de campingarts,” antwoordde ze.
“Oh, dag, dokter,” zei mevrouw De Ruiter geagiteerd. “Ik mag u eigenlijk niet storen, maar ik weet niet aan wie ik het anders moet vragen. Mijn man is gevallen tussen het aanrecht en de eethoek en ik kan er niet bij om hem te helpen. Bijna alle meubels staan hier vast.”
Monique dacht na. Op dat moment kwam er een huilend kind met een hevig bloedende lip aan en de bijbehorende moeder keek of ze elk moment kon flauwvallen. Gelukkig kwam Bas ook juist binnen.
Opgelucht zei Monique: “Ik ben zo bij u, mevrouw De Ruiter.” Terwijl ze haar tas greep, zei ze tegen Bas: “Neem je het even over? Ik ben naar ‘het dappere duo’ en kom zo gauw mogelijk weer terug.”
Op de een of andere manier had ze een zwak voor het echtpaar De Ruiter ofwel ‘het dappere duo’. Meneer De Ruiter doorstond zijn ziekte met stoïcijnse humor en zijn vrouw probeerde zelf overal een mouw aan te passen.
Toen ze de stacaravan binnenkwam, zag ze meneer De Ruiter in een ongelukkige houding op de grond liggen, beklemd tussen keukenblok en tafelpoot. Monique klikte kordaat het tafelblad met de vaste poot los van de wand en legde het ding op de bank.
“Ach, wat dom, dat ik daar niet aan gedacht heb,” mompelde mevrouw De Ruiter.
Monique keek naar meneer en vroeg zich af hoe ze hem ooit overeind moest krijgen met zijn vijfennegentig kilo. “Hoe is het met u, hebt u ergens pijn?”
“Nee, hoor,” antwoordde hij kalm. “Ik lig alleen een beetje onhandig.”
“Je kunt nu draaien, Wim,” zei zijn vrouw. “En dan kan je opstaan.”
Monique hielp de man met omdraaien, zodat hij van zijn zij op zijn buik kwam te liggen. Vervolgens lukte het hem om op zijn knieën te komen en daarna kon hij zich optrekken aan het aanrecht.
“Zie je?” zei Lenie tegen Monique. “Van de fysiotherapeut geleerd. Zo komen we er thuis ook altijd uit. Deze keer was ik een beetje in paniek, omdat ik zelf niets kon doen en hij zo akelig klem lag.”
Monique liet Wim de Ruiter op een bank van de eethoek zitten. “En ik zie dat meneer ook een hoofdwond heeft opgelopen.” Ze opende haar tas.
“Het blijft deze keer bij een pleister uit een spuitbus,” besloot ze na enige inspectie. “Dekt mooi af en desinfecteert.”
Mevrouw De Ruiter was er ook bij gaan zitten. “Ja, dat is heel handig spul, dat krijgt Wim bij ons op de EHBO ook wel eens ‘opgespoten’, zal ik maar zeggen.”
Monique ontving intussen een sms’je van Bas waarin hij meldde dat op de EHBO-post alles oké was en ze tijd had voor een sociaal gesprekje met ‘het dappere duo’. Lief van hem om dat te begrijpen, dacht ze en accepteerde het kopje thee dat mevrouw De Ruiter aanbood.
“Huurt u hier vaker een caravan?” vroeg Monique.
“Nou, eigenlijk hadden we een mooie vaarvakantie geboekt over de Moezel, maar die reis werd op het laatst geannuleerd bij gebrek aan belangstelling. Wij balen, joh!”
Monique schoot even in de lach om deze onverwachte uitdrukking en Lenie de Ruiter ging weer verder. “En toen het zo’n prachtig weer werd, hebben we op het internet gekeken waar er nog een huisje of een caravan vrij was. Bijna nergens dus, want het was intussen ook vakantietijd geworden. Uiteindelijk vond Wim dit in Strand & Duin, zo’n veertig kilometer bij ons vandaan. Eerst dacht ik: dat is wel erg bekend. Want ik kom uit Sondijk en ik heb hier tot mijn vijfentwintigste gewoond. Maar goed, dat was vroeger,” eindigde ze abrupt en pakte de theepot om bij te schenken. “Vertel eens wat over jezelf, Monique, hoe kom je hier terecht?”
Monique vertelde over haar leven.
Lenie was helemaal aangedaan door het feit ze geen ouders meer had. “Ach, kind toch, en op zo’n jonge leeftijd al verloren.” Ze klopte Monique moederlijk op haar hand.
Monique glimlachte en stond op. “Mijn leven is zo vol dat ik geen tijd heb om in de put te zitten, hoor! Maar ik moet weer eens richting EHBO-post.”
“Wij kunnen ook beter buiten gaan zitten,” zei Wim de Ruiter ineens. “Hier word je niet bruin, tenzij je in de braadpan gaat liggen.”
“Dat is jou anders wel toevertrouwd,” lachte zijn vrouw, terwijl ze opstond. “Het zou ook niet de eerste keer zijn!”
Tegen zes uur ’s avonds vond voor de ingang van de camping een kleine discussie plaats tussen de receptionistes Pam en Puck en campingeigenaar Ad Kerstemaker en zijn oude vriend Krijn van Egmond. Het ging over de plaatsing van een nieuw informatiebord. Ze waren het juist eens geworden over waar het ding moest staan, toen drie stoere, jonge campinggasten kwamen aanlopen, op weg naar de parkeerplaats. De achterste jongeman droeg een vuilniszak.
“Daar heb je die partygabbers weer,” fluisterde Pam. “Laten we doen alsof Ad en Krijn onze vrienden zijn!”
Puck staarde haar twee seconden aan alsof ze gek geworden was en gaf toen met een klein knikje toestemming. Pam smoesde gauw wat met de witharige Ad en Krijn, die beiden spontaan een brede glimlach op hun gezicht kregen. Krijn sloeg losjes een arm om Pucks middel en Pam leunde aanhankelijk tegen Ad aan.
“Oh, kijk, Ad!” Ze wees op de stoere kerels. “Daar zijn die jongens die ons probeerden te versieren.”
Xander en Dino hielden allebei in en keken achtereenvolgens van de combinatie Pam en Ad naar de combinatie Krijn en Puck, alsof ze het niet helemaal begrepen.
“Ja, jongens,” zuchtte Pam. “Dit zijn nu de vrienden waarmee we concerten en opera’s bezoeken. Veel mensen geloven het niet, maar oudere mannen hebben nu eenmaal meer te bieden dan jongere. Meer smaak en meer ervaring.” Ze legde haar hoofd bevallig tegen Ads schouder.
“En meer geld,” voegde hij er met een grote grijns aan toe.
“Dat ook, maar dat is niet van doorslaggevend belang,” zei ze en ze glimlachte engelachtig terug.
Krijn had Puck intussen zo dicht naar zich toe getrokken, dat het meisje zich uit alle macht moest beheersen om hem niet weg te duwen.
Rob leek de situatie wel amusant te vinden, Dino en Xander stonden echter vol ongeloof en afkeer van Ad naar Krijn te staren.
De oude visser grijnsde van oor tot oor. “Niet zo zuur kijken, jongens. Jullie tijd komt vanzelf. Als je ten minste oud genoeg wordt. Want nu weet je waarom je voorzichtig moet leven. Kijk eens wat een beloning!”
“Kom!” Dino trok Xander mee. “Hier word ik niet goed van.”
Rob liep achter het tweetal aan en gaf Pam een knipoogje om te laten merken dat hij begreep hoe de vork in de steel zat.
Zodra de jongens uit het zicht waren, vloog Puck letterlijk uit Krijns armen.
Zijn ogen tintelden. “Ja, vrouwtje, je begon zelf. Voor wat, hoort wat, ik ben toch netjes gebleven?”
Puck trok haar minirokje wat naar beneden. “Dat wel…” gaf ze toe en vond zichzelf ineens een beetje kinderachtig. “In elk geval bedankt. Het waren van die kerels die niet opgeven voordat ze een keer gescoord hebben.”
“Ach,” verzuchtte Ad. “De tijden veranderen. Het heeft zijn voor- en zijn nadelen.” Met deze raadselachtige woorden liep hij weer naar binnen.
Op de parkeerplaats vond nog een kleine discussie plaats tussen de drie gabbers.
“Ik maak dat goedje, jullie verkopen het,” zei Rob. “Dat is een eerlijke verdeling.”
“Dus jij kunt iedere avond uit je dak gaan en wij moeten werken,” zei Xander met een zuur gezicht. “Ik wil anders wel kunnen trippen en grietjes versieren op mijn vakantie.”
“Natuurlijk kan dat, we doen gewoon ons ding,” zei Dino kalmerend. “Alleen handelt Rob niet mee, maar zonder hem hadden we ook niks om te verhandelen. Let’s go!”
Bas en Monique, voor wie de werkdag erop zat, liepen intussen ook naar de receptie bij de ingang van de camping.
“Ach, hoe later op de dag, hoe mooier de vrouwen,” zei Krijn, toen Monique het receptiegebouwtje binnenkwam.
“Oh, dank je wel, Krijn,” antwoordde Bas met een hoog stemmetje en streek even door zijn haar. Behendig ontweek hij daarna de stomp van de oude visserman en liep naar de balie. Daar begon hij Pam en Puck uit te vragen over de verblijfplaats van een zekere jongeman met een hand in het verband.
Monique maakte intussen een praatje met Krijn en Ad. Het gesprek kwam al gauw op Lenie en Wim de Ruiter.
“Ze zei dat ze hier uit Sondijk kwam en ze zit qua leeftijd tussen jullie in. Kennen jullie haar misschien?”
Krijn en Ad keken elkaar aan. “Nou, dan moeten we haar zeker kennen, vooral als het vroeger een leuke meid was om te zien. Hoe heet ze?”
“Lenie, haar eigen achternaam weet ik niet. Ze is vóór in de zestig, denk ik.”
Krijn krabde aan zijn kin. “Lenie… die waren er zoveel. Wat denk je?” vroeg hij aan Ad.
Die nam zijn sigaar uit zijn mond. “De enige Lenie die ik ken, was Lenie Zwart, die in het hotel werkte en zwanger is geraakt van een vertegenwoordiger. Heel schandaal omdat het een getrouwde man was. Die Lenie is toen met stille trom vertrokken.”
Monique schudde haar hoofd. “Nee, dat kan niet. Ze zei dat ze geen kinderen had.”
“Pam!” riep Ad ineens naar de balie. “Zoek ‘De Ruiter’ eens op en kijk eens wat de meisjesnaam is van mevrouw De Ruiter. Dat staat op de kopie van haar paspoort.”
Pam typte even wat in en zei toen: “Lenie Zwart, echtgenote van De Ruiter.”
Krijn, Ad en Monique keken elkaar verrast aan. “Dus toch,” bromde Ad. “Volgens mij is ze nooit meer teruggekomen. Had ze ook geen reden voor. Haar ouders leefden niet meer en haar zus woonde in een andere stad.”
“Dan heeft ze de baby verloren of afgestaan,” mompelde Monique. Ze kon zich maar moeilijk voorstellen dat het dezelfde vrouw zou zijn. Hoewel… toen ze zei dat ze hier tot haar vijfentwintigste had gewoond, kapte ze het daarna snel af met: ‘Maar goed, dat was vroeger,’ alsof ze er niet over wilde praten. “Interessant,” mompelde ze. Daarna haakte ze haar arm in die van Krijn. “Kom, oude levensgenieter, je wilde toch ook wat gaan drinken bij Zorba? Dan moeten we gaan voordat de stoelen op zijn.”
“Weer een fraaie vrouw aan mijn arm,” zei de gewezen visserman met glimoogjes. “Dit is een mooie dag.”
Wieteke haalde haar kant-en-klaarmaaltijd voor die avond tevoorschijn. Jammer dat het een dubbele portie was en ze niets kon bewaren met dit weer, dacht ze. Ineens zag ze dat Taco zat te geeuwen alsof hij honger had. “Taco?” riep ze.
Hij draaide zijn hoofd naar haar toe.
“Wil je met me mee-eten? Ik heb toch voor twee en dat is dan tevens als dank voor je hulp.” Volgens haar cursus had ze dat andersom moeten zeggen, bedacht ze te laat. Maar dit was wel eerlijker.
“Wat eet je?” vroeg hij terug.
“Maleise curry!” Ze hield het pakket omhoog. “En de saus zit apart verpakt.”
“Da’s goed,” zei hij een beetje onwillig. Hij stond op en liep zijn tent binnen om daarna bij haar aan te komen met kant-en-klare rijst en een campingbrandertje. “Ik eet nogal veel, dus er moet wel rijst bij opgewarmd worden,” zei hij.
Wieteke nam de spullen aan en vulde een pan met water uit haar kraantjesjerrycan. Ze hield de saus en de rijst tijdens het opwarmen apart, omdat ze wist dat veel mensen met autisme een afschuw hadden van gemengd eten. Dat had zij als kind ook, herinnerde ze zich ineens. Alles was verdeeld in eilandjes en die mochten elkaar beslist niet raken. Niet dat iemand daar rekening mee hield…
Omdat ze tijdens het eten toch ergens over wilde praten, bracht Wieteke het onderwerp ‘Vogelreservaat’ ter sprake. Zoals ze verwachtte, had Taco plannen om daar binnenkort vogels te gaan spotten. “Het weer is er nu ideaal voor,” zei hij.
Wieteke kreeg een wee gevoel van binnen. “Misschien kan ik eind van de week nog gaan, als mijn voet het toelaat,” zei ze, maar hij reageerde er niet op.
“Wat is je vak?” vroeg ze toen, want eigenlijk was Taco wel goed oefenmateriaal voor haar nieuw verworven kennis van contact maken. Als het haar niet lukte, merkte hij het toch niet, dacht ze.
Hij keek op, een beetje defensief. “Ik doe wetenschappelijk onderzoek aan de universiteit van Nijmegen.”
“Waarnaar?”
“Op dit moment naar de manier waarop lichtcellen in het menselijk oog zich vernieuwen.”
“Oh, wat interessant!” Wieteke begon meteen allerlei vragen op hem af te vuren.
Daar kreeg Taco al gauw genoeg van en hij zei stug: “Ik ben nu op vakantie, niet op mijn werk.”
“Oh…” Wieteke probeerde zich niet afgewezen te voelen. Hij zou ook niet vragen wat zij deed voor de kost en hoe zij aan haar kennis van het oog kwam, dacht ze ineens bitter en besloot het initiatief tot conversatie bij hem te laten.
Hij at echter zwijgend zijn bord leeg, bedankt haar en vertrok, haar met de afwas achterlatend.
Dat werd Wieteke toch te gortig. “Eh, Taco, ik weet niet hoe ik in mijn eentje de afwas voor elkaar moet krijgen, hoor.”
Vanonder zijn tentluifel staarde hij naar haar krukken en het volgestapelde teiltje. “Ik loop wel even mee.”
Toen ze hem bij de afwasunit snel een theedoek in de hand duwde, zodat hij niet kon ontsnappen, keek hij een beetje zuur. “Dat viel te verwachten van een feministe,” mompelde hij en begon methodisch een beker af te drogen.
Wietekes mond viel open. “Feministe? Ik? Je bent gek, ik ben tegen alles wat op ‘-isme’ eindigt!”
“Ook autisme?” vroeg hij meteen en daar had ze geen antwoord op. Hij ging weer verder. “Waarom las je dan gisteren op het terras dat boek ‘Weg met mannen!’, als je geen feministe bent?”
Wieteke grinnikte, want was dat misschien de oorzaak van Taco’s ontoeschietelijkheid? “Het is juist een heel grappig boek over een feministe die tegen haar eigen principes opbotst. Ik mag dat wel, een beetje vrouwelijke zelfspot.”
“Is dat echt waar?” vroeg Taco argwanend.
“Ja, het is echt waar. Je mag het van me lenen.”
“Ik lees alleen wetenschappelijke thrillers.”
“Oh, daar ben ik ook dol op,” zei Wieteke gretig en wilde juist op het onderwerp aanvallen, toen ze zich herinnerde dat Taco elk gesprek met haar liet doodlopen.
Hij verraste haar echter. “Welke auteurs lees jij dan?” vroeg hij op een toon alsof haar keuze wel vér beneden zijn niveau moest zijn.
Wieteke noemde aarzelend wat namen en al gauw ontstond er toch een gesprek over auteurs, titels en misdaadplots.
Natuurlijk waren ze het niet met elkaar eens geweest, maar het was toch een gesprek, besloot Wieteke later in haar tent. Ze had binnen twee dagen al met een paar mensen contact gemaakt, niet slecht voor een contactgestoorde. Het kwam weliswaar allemaal door die snee in haar voet, but who cares?
Monique, Bas en nog een stel andere medewerkers van de camping stonden juist vanaf het terras van Zorba de zonsondergang te bewonderen, toen er een meisje van een jaar of zeventien aan kwam rennen over het strand. “We hebben een dokter nodig!” riep ze in paniek en keek wanhopig van de een naar de ander. “Mijn vriendin heeft iets engs, een toeval of zo!” Ze wees naar het kampvuur een eind verder op het strand.
Monique kwam meteen in actie. “Ik kom met je mee!” Ze sprong over de balustrade heen. “Bas, haal jij mijn tas?”
“Yep!” Hij greep zijn fiets die tegen de balustrade leunde.
Monique rende zo hard ze kon door het mulle zand achter het meisje aan. Toen ze eindelijk bij de groep was, nam ze snel de situatie in zich op. ‘Een groep jongeren aan de alcohol’ besloot ze en boog zich over een meisje dat op de grond lag en bewusteloos leek. “Wat heeft ze gedronken?” vroeg ze kortaf aan de jongen die naast het meisje zat. Intussen voelde ze de polsslag van het meisje.
“Een paar Breezers,” zei hij met angstige ogen. “Ik snap er niks van. Ze begon ineens over te geven en daarna viel ze flauw.”
“Hoe heet ze?” vroeg Monique en manoeuvreerde het meisje in stabiele zijligging.
“Chantal.”
Monique trok een ooglid van Chantal op en controleerde haar reflexen. “Chantal, Chantal, word eens wakker!” zei ze op luide toon, maar het meisje reageerde niet.
Op dat moment sprong Bas naast hen van zijn mountainbike, de dokterstas in de hand. Hij keek naar het meisje en toen naar haar vriend. “Wat heeft ze op?”
“Breezers,” zei hij weer schouderophalend. “Een stuk of drie.”
“Wat nog meer?” drong Bas aan. “Pillen of iets anders?”
“Nee, joh. Alleen van die softdrinks.”
“Wat je soft noemt.” Monique haalde haar telefoon tevoorschijn om de ambulance te bellen. “Als je de procenten bij elkaar optelt, krijg je aardig wat sterke drank binnen.” Hadden we de defibrillator maar hier, dacht ze.
“Ze heeft meer op!” Bas keek de groep rond. Hij zag dat sommige meisjes in tranen waren, dat maakte hem echter niet minder fel.ijHi “Vooruit, vertel wat ze heeft ingenomen. Het gaat om haar leven!”
Het bleef stil en toen zei een meisje: “Ik zag dat ze een glazen buisje had met vloeistof erin. Ze zei dat het rum was en ik mocht het tegen niemand vertellen.” Ze keek een beetje angstig naar Chantals vriend.
“Eigenwijze trien die ze is,” gromde hij. “Altijd van alles proberen zonder eerst uit te zoeken wat de risico’s zijn.”
“Ik vermoed GHB,” zei Bas. “Gecombineerd met alcohol kan dat dodelijk zijn.”
Monique ging verzitten om Chantal in de schouderspier te kunnen knijpen. “Chantal, word eens wakker!” zei ze autoritair.
Chantal kreunde en haar oogleden fladderden.
Monique bleef knijpen en aandringen en na een minuut keek het meisje verwezen om zich heen. Bas trok haar overeind en begon vragen te stellen, maar er kwam geen antwoord terug.
Monique had intussen de trauma-arts van het ziekenhuis aan de lijn. “Het is een gekkenhuis vanavond,” fluisterde ze tegen Bas. “De ambulance heeft eerst nog drie andere comagevallen. We kunnen beter afwachten of het straks nog wel nodig is.”
Hij knikte kort en probeerde intussen Chantal meer bij haar positieven te brengen.
Monique vroeg de andere jongeren wat ze zoal gebruikten. Er werden diverse drugs genoemd. Ze nam de gelegenheid te baat om meer over de effecten en risico’s van de middelen te vertellen.
“Dat zal wel meevallen,” hoorde ze iemand schamper mompelen. “Beetje bangmakerij.”
“Jij was net ook bang!” zei Bas ineens scherp. “Ik zag dat jij hem aardig zat te knijpen, en terecht. Als je ‘out’ gaat, zoals Chantal, kun je stikken of een hartstilstand krijgen. Daarom moet je juist wakker gemaakt worden. Ik vind het heel slim dat Lonneke naar ons toegekomen is. GHB is een gevaarlijke harddrug en zeer verslavend!”
Chantal begon intussen aanspreekbaar te worden en Monique onderdrukte een geeuw.
“Ga jij maar,” zei Bas. “Ik blijf Chantal in de gaten houden tot ze helder is, al duurt het de hele nacht.”
Monique klopte hem dankbaar op de schouder en vroeg zachtjes: “Probeer je er ook achter te komen van wie ze het gekocht heeft?”
“Wat denk je? Ik weet trouwens niet hoe laat ik morgen op de post kom.”
“Snap ik, ik houd het fort wel in mijn eentje.”
Een beetje verbijsterd liep Monique terug naar haar huisje. Die tieners spraken over speed-, cocaïne- en XTC-gebruik alsof het snoepgoed was, dacht ze. Ze hoop dat Bas meer uitvond over die dealer, anders konden ze de komende tijd elke avond tieners reanimeren.
“Hallo, daar ben ik weer,” zei de kleine, blonde Nienke vrolijk, toen ze binnenkwam. “Ik heb alweer wat en mama weet wat het is, want zij heeft vroeger ook bij zieke mensen gewerkt.”
“Mensenlief, wat ben jij toch een wijsneus.” Monique zette het meisje op de balie. “Vertel eens, mooie prinses, waar doet het deze keer pijn?”
Het meisje giechelde. “Op mijn arm, daar zitten allemaal blaasjes.”
Nienkes moeder, Annette, was ook in de deuropening verschenen. “Ja, ze moet eens beter opletten, want nu is ze weer in de brandnetels gerold. Ik wilde vragen of kwallenbeetzalf daar ook geschikt voor is?”
Monique pakte een aangebroken tube. “Klopt, doorgaans helpt elke anti-histaminezalf. Ik hoor van de kleine professor hier, dat je ook medisch geschoold bent?”
“Ik ben wijkverpleegkundige,” antwoordde Annette. “Maar na de geboorte van ons eerste kindje ben ik opgehouden met werken.”
Monique smeerde Nienkes armpje in. “Kom even binnen terwijl het intrekt.” Met een glaasje sap voor zich, praatten ze verder, terwijl Nienke opging in een medisch prentenboek.
“Mis je het erg, je werk?” vroeg Monique en keek Annette onderzoekend aan. Zou dat misschien de oorzaak zijn van de vage triestheid die de jonge moeder uitstraalde?
Annette knikte. “Aan de ene kant wil ik er honderd procent zijn voor de kinderen. Aan de andere kant mis ik het contact met mensen, vooral de ouderen. Daar heb ik gauw een klik mee.”
“Dat is ook mooi werk. Op het moment nemen Bas en ik om de beurt de verzorging van een oudere, invalide meneer op ons, omdat zijn vrouw haar pols heeft verstuikt. Ik merk wel dat ik de meeste grepen en foefjes alweer vergeten ben. Als ik ze al ooit geweten heb.”
Annette keek een beetje ondeugend. “Ja, dokter, wij weten ook nog wel wat! Hebben jullie trouwens wel tijd voor zoiets? Daar gaat al gauw een half uur inzitten, als je niet geroutineerd bent.”
Monique gaf haar een schuine blik. “Zeg gerust veertig minuten, deze patiënt heeft een flink oppervlak om in te soppen en af te drogen.”
Annette grinnikte weer. “Je mag me best inschakelen, hoor, als je me nodig hebt. Ik zou graag een beetje in de routine blijven. ’s Morgens ben ik tot een uur of negen beschikbaar en ’s avonds kan ik ook bijna altijd, dan is mijn man op de camping. Overdag is hij naar zijn werk, dan zit ik met de kinderen.”
“Nou,” zei Monique nadenkend. “In geval van nood is dat wel heel handig. Laten we even gaan kennismaken, ze staan hier om de hoek.”
Samen met de kleine Nienke liepen de twee jonge vrouwen naar caravan 11.
Daar zaten Lenie en Wim de Ruiter te genieten van de voorjaarszon, ieder met een puzzelboekje in de hand. Monique stelde Annette en ‘het dappere duo’ aan elkaar voor. Nienke begon Wim direct uit te horen over zijn puzzelboekje.
Monique richtte zich tot Lenie. “Voordat Annette kinderen kreeg, was ze werkzaam als wijkverpleegkundige. In geval van nood wil ze graag voor Bas en mij inspringen om uw man te verzorgen.”
“Tjonge, drie verzorgers. Ik krijg er echt een vakantiegevoel van!” zei Lenie. “Zoveel hulp ben ik niet gewend.”
Tja, dacht Monique, veel mensen hadden kinderen die hen bijstaan, maar in dit geval moesten ze maar raden hoe dat zat…
Annette begon intussen over de mogelijkheden van thuiszorg en dagopvang. Monique vond het wel prettig dat Annette met haar kennis vanuit de praktijk de leiding nam in dit gesprek. Ze keek op haar horloge en stond op. “De plicht roept, praten jullie lekker verder zonder mij.”
Op de terugweg peinsde ze verder over Annette. Ze was ongeveer net zo oud en in een totaal andere levensfase. Monique was ondanks haar serieuze beroep nog aan het flierefluiten, maar zij was al helemaal gesetteld. Straks was ze te laat en werd ze net als Wieteke. Dan vertelde ze zichzelf hoe geweldig het was om alleen te zijn. Of deed ze dat nu al? Ze zuchtte en kwam zo in gedachten verzonken de EHBO-unit binnen, dat ze Bas niet eens zag zitten.
“Is er iemand overleden?” vroeg hij verbaasd.
Monique keek op en antwoordde somber: “Nee hoor, slechts mijn jeugd.”
Bas kreunde als een geplaagd man. “Nee, ga jij ook al zo beginnen? Je lijkt Florence wel, die mekkert minstens twee keer per week dat ze aan het verleppen is en dat haar carrière binnenkort voorbij is. Gelukkig heb jij daar als arts geen last van. Trouwens, ga eens voor de spiegel staan, dan zie je dat je nog een groen blaadje bent, in de bloei van je leven.”
Monique schaterde het ineens uit. “Dank je wel, jonge vriend. Als iemand van jouw leeftijd dat zegt, zal het nog wel meevallen.” Ze zette een mok koffie voor hem neer. “En vertel eens, ben je gisteravond wat wijzer geworden?”
Hij schudde zijn hoofd. “Een harde tante, die kleine. Ze wilde niet zeggen wie haar dealer was. Het schijnt ook een ontzettend stijfkoppig grietje te zijn dat graag extreme dingen uitprobeert. Nauwelijks zeventien…”
“Dus de dealer verkoopt ook nog aan minderjarigen,” mompelde Monique. “Lekker type.”
“Door Pam en Puck ben ik echter wel wijzer geworden,” zei Bas toen. “Die gast met zijn brandwonden huist in caravan 26, samen met twee maten van hem. Ze gaan elke avond tegen etenstijd uit in Sondijk of omgeving en blijven tot diep in de nacht weg. Ze hebben ook gevraagd waar er dancefeesten waren. Dus dat plaatje klopt helemaal.”
“Aha,” zei Monique. “En hoe komen we er nou achter of ze GHB maken in die caravan?
“Simpel, door de ramen kijken!”
Monique zette haar mok neer. “Bel eens even met Pam en Puck en vraag of ze ons waarschuwen als die gasten weer weggaan?”
Natuurlijk vond het receptionistenduo het reuze spannend om hen te assisteren bij het detectivewerk. Na een uurtje goed opletten, stootte Puck haar zusje aan. “Daar gaan de gabbers.”
“Die gaan weer op stap,” mompelde Pam en draaide Bas zijn nummer.
Tot hun verrassing stonden Dino en Xander even later voor de balie.
“Nou effe serieus, hè?” zei Dino. “Die ouwe knakkers zijn toch niet echt jullie vriendjes?”
“Waarom niet?” zei Puck met wijd opengesperde ogen. “Wat valt er op hen aan te merken?”
“Dat ze niet meer in de kracht van hun leven zijn, zoals wij,” pochte Xander.
Puck lachte kirrend. “Ach, jongen, je denkt toch niet dat je sterker bent dan mijn Krijn, die zijn hele leven op zee heeft doorgebracht. Je wilt niet in aanraking komen met zijn ijzeren knuisten, hoor.”
“Ze zien er toch lang niet zo goed uit als wij. Alleen al die dikke buik van jouw vriend…” Dino lichtte even zijn shirtje op naar Pam om zijn sixpack te tonen. “Dan is dit wel wat anders!”
“Ad zijn buik is net zo dik als zijn portemonnee, dat is gewoon een kwestie van compensatie,” reageerde Pam onverstoorbaar. “En geloof me, jongens, een oudere man weet veel beter waar een vrouw behoefte aan heeft dan een jonge vent.”
“Bah!” zei Xander vol afkeer en trok Dino mee. “Kom op, die meiden zijn zwaar gestoord.”
De jonge kerels draaiden zich om en liepen naar de deur.
“Oh, Xander, luister eens…” riep Pam zangerig en hij kwam meteen terug.
Haar zusje beet intussen op haar wang om niet in schaterlachen uit te barsten.
Pam draaide met haar vinger rondjes op de balie. “Als jij wilt profiteren van een ervaren minnares…” zei ze en keek hem verleidelijk aan vanonder haar lange wimpers.
Xander leunde gretig naar haar toe. “Ja?” zei hij hoopvol.
“Dan heeft Ad nog wel een zus…”
“Nee!” Xanders handen schoten omhoog naar zijn oren en hij brulde: “Nee! Ik wil het niet horen! Gauw wegwezen hier, Dino.” Hij duwde zijn gabber letterlijk het kantoortje uit.
Puck gleed slap van de lach onder de balie en Pam belandde ernaast. Vanachter het meubelstuk gierden de meiden het uit.
“Die kop van Dino!” riep Puck. “Toen jij het over Ad zijn portemonnee had!”
“En Xander dan, die trok net helemaal groen weg! Oh, mijn buik, ik hou het niet meer.”
“Wat nou weer!” hoorden ze ineens de geïrriteerde stem van hun baas. “Waarom zitten jullie niet aan de balie?” John Kerstenmaker liep om het meubelstuk heen en ging voor hen staan. “Wat is dit voor knullig gedoe? Ik run hier een vijfsterren camping, geen tienerhonk. Vooruit, aan het werk, daar worden jullie voor betaald!”
Pam was echter nog niet aanspreekbaar. “Straks…” hijgde ze. “Als ik het gezicht van Xander niet meer voor me zie.”
Puck, die door Johns uitval enigszins ontnuchterd was, gilde het weer uit. “Oh, Pam, schei uit, ik kan niet meer!”
Intussen waren Monique en Bas naar caravan 26 gelopen om daar enig speurwerk te verrichten.
Bas keek in de vuilnisbak, waar alleen een nieuwe zak inzat. “Elke dag je afval wegbrengen, dat vind ik wel erg braaf voor gasten van mijn leeftijd,” bromde hij.
Monique en hij liepen rond de caravan en probeerde binnen te kijken, maar de gordijntjes waren dichtgetrokken tegen de zon.
Monique bleef staan onder het keukenraampje, aan de achterkant van de caravan. “Bovenaan zijn de gordijnen een stukje open. Als ik nou op die vuilnisbak ga staan, terwijl jij me vasthoudt, dan kan ik misschien iets zien.”
Bas zette de vuilnisbak achter de caravan en Monique klom er voorzichtig bovenop. “Pak me niet bij mijn middel vast, Bas, want ik kan niet tegen kietelen.”
Natuurlijk kon Bas de verleiding niet weerstaan en terwijl Monique op haar tenen naar binnen stond te gluren, gleden zijn handen even wat hoger. Monique gilde en maakte een onverwachte beweging. Voor ze het wisten, kiepte de vuilnisbak om en lagen ze allebei op de grond.
“Ik kon je zo gauw niet houden, het ging te snel,” zei Bas verontschuldigend.
Monique wilde juist protesteren, toen ze iemand aan hoorde komen rennen. Ze gebaarde Bas stil te zijn en luisterde scherp. De voetstappen stopten aan de voorkant van de caravan en sprongen het trapje op.
Bas trok een gezicht. “Als ze ons zo vinden… Wat is dan onze verklaring?”
Monique grimaste terug. “Een stiekeme affaire met een vuilnisbak?”
De deur van de caravan werd geopend en daarna liep iemand haastig heen en weer in het interieur. “Autosleutels, autosleutels,” hoorden ze een mannenstem mompelen. “Ah! Daar zijn ze!” Meteen ging de jongeman weer naar buiten, sloot de deur en sprintte weg.
“Gelukkig heeft hij niet gemerkt dat de vuilnisbak er niet stond,” mompelde Bas. “Nog eens proberen?”
“Nee joh,” blies Monique. “Gauw die bak terugzetten en wegwezen. Ik zag witte, plastic flessen op het aanrecht staan, allen kon ik het opschrift niet lezen.”
“Als er al iets opstond. Dit zijn voorzichtige gasten. Die hebben dit spelletje vaker gespeeld.”
“Die zullen ook wel weten dat GHB onder harddrugs valt en dat niet alleen het dealen van die rommel strafbaar is, maar het maken ervan misschien nog wel strafbaarder is,” zei Monique grimmig.
Wieteke bleef hijgend staan op het door het duingebied golvende fietspad en leunde uitgeput op haar krukken. Ze moest en zou bij dat reservaat komen, dacht ze koppig.
Achter haar klonk een piepende fietsrem. “Je staat erg in de weg, weet je dat?” zei een belerende stem.
Taco! En wel een Taco die zout in haar wonden strooide! Als door een wesp gestoken, sprong Wieteke om op haar goede voet. “Typisch!” viel ze uit. “Tientallen fietsers passeren mij zonder te stoppen en wie kan er niet om me heen rijden? Taco!” Met fonkelende, blauwe ogen en wild uitstaande rode krullen staarde ze hem aan.
“Ik kan wel voorbij, maar misschien schamp ik je dan met mijn aanhangwagentje,” zei hij onwillig.
Zwijgend hupte Wieteke op haar krukken naar de zijkant van het pad zodat hij door kon rijden. Daarna liet ze zich op een uitgedroogde boomstronk zakken om uit te rusten. Ineens snikte ze het uit van zelfmedelijden. Waarom had ze haar voet nou toch bezeerd in haar vakantie! Ze had toch ook recht op ontspanning als ze het hele jaar hard moest werken? Ze was er juist zo aan toe! beklaagde ze zichzelf. Al haar collega’s en familieleden vonden haar zielig omdat ze alleen op vakantie ging, terwijl ze daar zelf voor koos. Waarom accepteerden mensen haar niet zoals ze was?
Na vijf minuten hoorde ze weer de knarsende fietsrem en haastig poetste ze de tranen achter haar zonnebril weg en keek op. Taco weer.
“Wil je ook naar het vogelreservaat?” vroeg hij. En toen ze knikte: “Dat gaat zo niet lukken, het is te ver weg.”
“Daar ben ik intussen ook achter,” snauwde ze terug, maar haar zin eindigde in een snik.
“Wil je een lift hebben in mijn karretje? Er ligt een vouwmatrasje in.”
“Oh. Nou… graag, eigenlijk.” Verdraaid, dacht ze, en ze deed nog wel zo rot tegen hem. Na wat onhandig gedoe zat ze in het wagentje met haar krukken schuin naast zich gestoken. “Karren maar!”
Ze genoot onderweg van het uitzicht, terwijl de benen van Taco krachtig op en neer pompten op de pedalen. Na een kwartier fietsen verlieten ze het asfaltpad, hotsten even over een zandpaadje en stonden toen stil. Ze hoorde plotseling honderden, zo niet duizenden vogelstemmen tegelijk roepen.
Taco pakte haar arm om haar uit het wagentje te sjorren. Wieteke wilde hem juist bedanken, toen ze begreep dat hij slechts zijn matrasje wilde hebben.
“Deze spot heb ik van een collega.” Hij wees naar de lage duinhelling voor hen en gooide zijn matrasje erop neer. Daarna ging hij liggen met zijn verrekijker en rugzak onder handbereik.
Wieteke wist niet of ze naast hem moest gaan liggen of een eigen plekje zoeken. Waarom behandelden ze zulke dingen niet op die cursus. Dat was toch basiskennis? dacht ze moedeloos.
“Je moet wel gaan liggen, anders zijn ze straks allemaal weg,” zei Taco geërgerd over zijn schouder.
Wieteke liet zich automatisch op haar knieën zakken, een meter van hem vandaan. Met haar handen vormde ze zandheuveltjes en kuiltjes om anatomisch verantwoord te kunnen liggen. Ze voelden Taco’s ogen op zich, maar toen ze opkeek, zag ze geen ergernis, eerder belangstelling voor haar vrouwelijke vormen. Blozend zette ze haar petje op. Ze peuterde haar verrekijker uit haar rugzak. Zo, ze lag en ze ging genieten!
Een tijdlang ging ze op in het observeren van een zwerm scholeksters. Daarna bestudeerde ze een groepje bonte strandlopers. Ineens hield ze hoorbaar haar adem in. “Een zwarte ruiter!”
“Waar!” zei Taco fanatiek. “Geen tureluur?”
“Echt niet, links achter het groepje strandlopers. Hij komt nu even tevoorschijn!”
“Oh ja…” Taco liet een diepe zucht gaan.
Wieteke glimlachte. Ze herkende de voldoening van het spotten van een zeldzame vogel. “Sorry dat ik daarnet zo tegen je uitviel,” zei ze.
Hij knikte even en daarna leek de vijandigheid tussen hen te verminderen. Ze leende hem haar camera, omdat hij de zijne niet bij zich had en ze maakten elkaar attent op bijzondere vogels.
Na een tijdje voelde Wieteke haar nek verstijven en ging op haar zij liggen. Ze dommelde in, en toen ze weer wakker werd, zag ze dat Taco nog altijd in de ban van de wadlopers was. Lui bewonderde ze hem van top tot teen. “Je bent mooi,” flapte ze eruit. Welja, Wieteke, dacht ze spottend, gooi het er maar uit, meid.
Taco keek haar even aan, alsof hij niet wist wat hij met deze mededeling aan moest.
En gelijk had hij, dacht ze. Wie zei er ook zoiets tegen een bijna onbekende man? Ze besloot zich weer op de vogels te richten, maar ze had het gevoel dat Taco anders naar haar keek.
Op de terugweg vroeg ze: “Zal ik weer voor je koken?”
“Vorige keer heb je niet voor me gekookt, alleen opgewarmd,” antwoordde Taco.
Wieteke grinnikte in zichzelf. Alles wat ze zei werd verbeterd. Het was net of ze steeds zichzelf hoorde.
Omdat het begon te regenen, besloten ze in Taco’s tent te eten. Daar was het gerieflijker koken dan in Wietekes lage koepeltje.
“Dat is het voordeel van deze oenige tent,” vertelde Taco haar nog fijntjes.
Hij opende een fles wijn bij het eten en Wieteke stak vanwege het donkere weer een paar kaarsen aan. De stemming tussen hen werd steeds meer ontspannen. Het gespreksonderwerp veranderde van vogels naar vakanties en het bleek dat ze regelmatig dezelfde plaatsen hadden bezocht.
“Misschien zijn we elkaar wel tegengekomen,” glimlachte Wieteke.
“Nee, dat zou ik me wel herinneren,” antwoordde hij meteen. “Die wilde, rode krullen en felblauwe ogen zijn te opvallend om te vergeten.”
Wieteke probeerde haar plotselinge verlegenheid te verbergen. “Gunst, jongen, word je poëtisch?”
“En dan nog die rare opmerkingen van je. Dat maakt het totaalplaatje uniek.”
Wieteke schoot in de lach. “Eindelijk een goed antwoord,” zei ze tevreden en nam nog een slokje wijn. “Voor een goedkope wijn is dit best te drinken.”
“Je kunt behoorlijk bot zijn, weet je dat?” Taco kwam kennelijk op dreef door de wijn.
“Jij niet, gelukkig.” Te laat bedacht ze dat hij dit antwoord natuurlijk letterlijk zou nemen.
Hij schoot echter in de lach. “Nee, dat wordt me ook nooit verweten,” merkte hij ironisch op.
Hij schonk zichzelf nog wat in en Wieteke hield haar glas bij. Ze moest uitkijken, dacht ze, te veel wijn maakte haar aanhalig. Het kaarslicht verspreidde een warme gloed in de voortent, waardoor de sfeer nog intiemer werd.
Toen het harder begon te regenen, stond Wieteke op en vroeg: “Mag de flap verder dicht, ik word een beetje nat.” Ze worstelde met de rits, terwijl ze zichzelf overeind hield aan een tentstok.
Taco kwam naast haar staan en hielp haar met het sluiten van de tent. Zijn gezicht was vlak bij het hare en Wieteke voelde zich een beetje weerloos worden toen ze in die donkerbruine ogen keek. Dit was de gevarenzone, waarschuwde ze zichzelf, maar zodra zijn lippen de hare raakten, vergat ze het. Ze leunde tegen hem aan en liet al zoenend een hand door zijn haren gaan. Dit was lang geleden, dacht ze, ze was vergeten hoe het kon zijn…
Na een tijdje trok hij zich terug en zei: “Ik wil met je naar bed.”
Dat was wel erg snel, dacht Wieteke. Ze peilde hem met haar ogen en schudde toen haar hoofd. “Nee,” zei ze en pakte de tentstok weer vast.
“Waarom niet?” vroeg hij.
“Ik ken je amper en je voelt niets voor me.”
“Moet dat dan?”
“Ja, dat moet,” zei ze.
Hij liet haar los. “Ik zal de signalen wel weer niet goed begrepen hebben,” zei hij bitter en ging in zijn klapstoel zitten.
Wieteke bleef staan. “Nee, het is mijn schuld, ik was onduidelijk.” Ze pakte haar krukken en wachtte tot hij de tent voor haar had geopend. “Sorry,” zei ze nog, voordat ze naar buiten hobbelde, naar haar eigen tentje.
“Stomme Wieteke, stomme, stomme Wieteke,” mompelde ze in zichzelf. “Je verknalt ook alles. Waarom hield je hem niet op een afstand, het werd net leuk.” Met een zucht ging ze op haar matrasje liggen. “Je lijkt wel contactgestoord!”
Monique liep langs de vloedlijn met haar slippers in haar hand. Dik tevreden met haar lot kneep ze haar ogen samen tegen het zonlicht. Weer een prachtige dag, dacht ze, en dat na zo’n regenachtige nacht. Het was nog stil op het strand, een enkele sportvisser uitgezonderd. Tegen de duinen aan zag ze Annette zitten, schijnbaar diep in gedachten verzonken, maar de blondine wuifde.
Monique liep naar haar toe. “Hoi,” zei ze en schrok een beetje van de trieste blik in Annettes ogen. “Hoe is het?”
“Nou, heb je even?” vroeg Annette aarzelend.
Monique liet zich naast haar in het zand zakken. “Jawel, hoor, zo druk is het nog niet in mei en ik ben mobiel bereikbaar. Zit je iets dwars?” vroeg ze, toen Annette bleef zwijgen.
Annette krabbelde verstrooid aan een wondje op haar knie. “Mijn moeder is tien maanden geleden overleden en ik mis haar heel erg.”
“Begrijpelijk. Ik weet hoe dat voelt, vooral in het begin,” zei Monique. “Mijn ouders zijn er ook niet meer.”
Annette keek haar aan. “Allebei niet meer? En hoe oud was je toen?”
Ze spraken een tijdje over rouwverwerking en toen zei Annette ineens: “Eigenlijk speelt er ook nog iets anders.”
“Wat is dat dan?” Monique was benieuwd.
“Ik ben geadopteerd.” Annette zuchtte diep. “Nu mam er niet meer is, moet ik steeds vaker aan mijn biologische moeder denken. Waarom heeft ze me weggedaan? Ik begrijp dat niet. Vooral als ik mijn eigen kinderen zie, dan denk ik: hoe heeft ze dat kunnen doen? Je eigen kind wegdoen!” Ze keek Monique aan alsof die het antwoord wist.
De campingarts sloeg haar armen om haar knieën. “Er speelt vaak een aantal zaken tegelijk,” begon ze voorzichtig. “Meestal staat iemand dan met de rug tegen de muur. Weet je iets over je biologische moeder?”
Annette schudde haar hoofd.
“Dan is het moeilijk om te begrijpen wat haar redenen waren,” vervolgde Monique. “Intussen zit het je wel erg dwars.”
Annette zuchtte weer en speelde met het fijne duinzand tussen haar voeten. “Dat klopt en dat vind ik heel erg. Dat ik met haar in mijn hoofd zit, in plaats van met degene die me zo liefdevol heeft opgevoed. Het is allemaal zo dubbel.”
“Begrijpt je man het een beetje?”
Annette streek haar haren achter haar oor. “Hij is heel lief en geduldig, maar hij vindt dat ik gewoon naar mijn biologische moeder moet gaan zoeken, als ik dat wil.”
Monique glimlachte. “Mannen zijn vaak praktischer ingesteld dan wij, dat kan zijn voordelen hebben.” Op dat moment ging haar mobiel.
“Hoi,” zei Bas. “Ik sta hier sleutelloos voor de EHBO-post, samen met een patiënt.”
“Ik kom eraan.” Monique verbrak de verbinding.
“Je moet gaan,” begreep Annette. “En ik moet mijn gezin weer eens opzoeken.”
Monique legde een hand op Annettes arm. “We komen er nog op terug, als je wilt, oké?”
Annette knikte. “Dat is goed, bedankt voor je tijd.”
Nadat de patiënt was geholpen en weer vertrokken, zette Bas twee volle koffiemokken op tafel. “Wat hebben we gisteravond gelachen, hè,” zei hij, terwijl hij ging zitten.
“Oh, die verhalen van Pam en Puck over die gabbers,” grijnsde Monique. “Geweldig, zoals ze die voor de gek hebben gehouden. Ik heb er gewoon spierpijn van in mijn buik.”
“Jij bent ook niets gewend.” Bas streek tevreden met zijn hand over zijn platte maag. “Dit is een getraind lijf, dat kan wel tegen een stevige lachbui.” Hij boog zich voorover naar zijn koffie en schreeuwde toen: “Au!” Hij bleef in een rare hoek hangen. “Aah, mijn rug!”
“Was je koffiemok te zwaar voor je?” vroeg Monique liefjes en stond op om Bas rechtop te helpen. “Dat wordt voorlopig niet sporten, Bas Duinhoven.”
Hij kreunde en probeerde een houding te vinden die geen pijn deed. “Hoe kan dat nou? Is het zeewater dan toch te koud om in te zwemmen? Of komt het misschien door die onverwachte val van gisteren, achter caravan 26?” Verbijsterd schudde hij zijn hoofd. “Au! Ik snap er niks van, het kan toch nooit van het lachen zijn?”
“Ik houd het er toch op dat die koffiemok te zwaar voor je was,” zei Monique plagend.
Bas kreunde weer. “Binnenkort komt Florence thuis, als het dan maar over is.”
“Hoezo?” vroeg Monique onschuldig, wat haar een vernietigende blik opleverde. Ze pakte wat spiergel uit een kastje en smeerde voorzichtig zijn rug in. “Zeg,” begon ze peinzend. “Had jij gehoord wat Pam zei, toen ze Lenie de Ruiter met Annette zag praten op het terras, gisteravond? Ze vroeg of Annette een dochter van Lenie was. Toen zag ik ook ineens een gelijkenis. Lenie is aan de magere kant en Annette nogal stevig en toch hebben ze wat van elkaar weg.”
“Wat bedoel je?” vroeg Bas, nog steeds met een kreun in zijn stem. “Dat Annette de verloren dochter van Lenie is? Doe effe normaal, Monique, heb je soms te veel doktersromans gelezen?”
“Er is niks mis met de doktersromans van tegenwoordig, hoor. Het zou toch kunnen? Annette is geadopteerd en ze woont hier in de buurt, net als Lenie. Het enige dat ik niet weet, is of Lenie inderdaad een dochter heeft gekregen.”
“Vraag het haar,” bromde Bas, nog steeds uit zijn humeur.
Monique verloor ook haar geduld. “Daar krijg ik inderdaad alle kans toe, nu jij ook nog uit de running bent. Nu moet ik zowel ’s morgens als ‘s avonds meneer De Ruiter verzorgen.”
“Je kunt Annette toch vragen, die wilde het toch graag doen?”
“Oh, dat is waar! Ik ga het meteen even vragen. Bel even als er een patiënt komt. Want jij hebt ouderwetse spit, jongeman.” En hiermee liep Monique de deur uit.
Bas mopperde binnensmonds en keek met verlangen naar zijn koffiemok, die te ver weg stond. Spit was voor oude mensen, dacht hij wrang. Niet dat hij Krijn ooit met spit had gezien. Die ouwe knoest was nog zo fit als een hoentje. Kwam natuurlijk omdat hij zo’n jeugdige vriendin had. Hij grinnikte hardop en vertrok meteen daarna zijn gezicht van de pijn.
De drie gabbers hingen voor hun caravan te loungen in de koelte van de schaduw.
Rob was druk bezig zijn vriendin te sms’en en zag niet dat er iemand aankwam. Pas toen hij Dino verbaasd hoorde vloeken, keek hij op van zijn mobiel. “Angie!” Hij sprong overeind.
Het kleine, blonde meisje dat voor hem stond, vloog hem om de nek. “Robbie, mijn Beertje!”
Rob pakte haar beet en zwierde haar rond.
Xander trok een gezicht naar Dino, die op het trapje van de caravan zat. “Robbie, mijn Beertje,” herhaalde hij met een hatelijk stemmetje.
“Nou wordt het helemaal gezellig,” bromde Dino. “Rob en zijn liefje die de hele dag melig tegen elkaar lopen te doen. Daar heb ik dus echt geen zin in!”
“En als Angie hoort van ons handeltje, gaat ze natuurlijk aan zijn kop lopen zeuren dat hij er mee moet kappen,” mompelde Xander terug.
Het duurde inderdaad niet lang, voordat Angie doorhad wat er gemaakt werd in het keukentje van caravan 26. Ze keek naar de flessen op het aanrecht. “Ben je nu helemaal gek!” viel ze uit tegen Rob. “Wil je soms de bak in! Dat kan je niet op zo’n grote schaal doen. Ik wil helemaal geen vriend die drugsdealer is!”
“Angelface, ik doe het toch voor jou, voor ons,” probeerde Rob nog. “Dan hebben we geld om straks ons huisje in te richten en wat denk je van een babykamer, als het zover is.”
“Oh, leuk, hoor, een vader die drugs maakt!” zei Angie boos. “Je zegt zelf dat het hartstikke link spul is!”
“Maar ik maak de concentratie niet te hoog. Mijn maten weten ook dat ik alleen veilige ‘G’ maak.”
“En als iemand meerdere buisjes achter elkaar inneemt, of met iets anders mixt, is het dan nog steeds veilig?” spotte Angie.
“Ja, daar kan ik ook niets aan doen,” mompelde Rob, die zijn spaarvarkentje zag verhongeren. “Dat is eigen keuze.”
“Het blijft anders wel jouw GHB!” zei Angie. “En waarom zou je dat spul eigenlijk innemen?”
“Omdat sommige mensen lol willen maken, Angie,” antwoordde Dino vals. “Dat zijn geen zuurpruimen die niets uit durven te proberen.”
Angie kwam dichtbij hem staan en keek hem met haar helgroene ogen minachtend aan. “Ik heb alles al uitgeprobeerd, jongetje,” zei ze kalm. “En tegenwoordig kan ik lol maken zonder die troep. Ik heb het niet meer nodig, loser.”
“Heks!” antwoordde Dino meteen.
“Ho, ho,” kwam Xander tussenbeiden. “Hoe dan ook, vanavond verwachten we hier op de camping een flinke afzet, want er wordt een dancefeest op het strand gehouden. Dus ik stel voor dat we Rob zijn gang laten gaan in de caravan en hem niet storen.”
Angie keek naar Rob en vroeg uitdagend: “Wat wordt het, Beertje? Angel of ‘G’?”
“Ah, shit, Angel, ik heb verplichtingen aan mijn vrienden. Wij hebben deze vakantie zo gepland en jij komt onverwacht aanwaaien. Dat vind ik wel hartstikke tof, natuurlijk, maar…” Robs stem stierf weg toen hij Angies gezicht zag.
“Oké. Ik weet genoeg!” Ze draaide zich om en ging naar buiten, waar ze heupwiegend het trapje afliep.
Rob hief wanhopig zijn handen op en ging haar toen achterna. Even later kwam hij alleen terug. “Sorry, jongens, in dit geval gaat het meisje voor de zaken. Angie heeft eigenlijk wel gelijk. Sinds dat gedoe met dat meisje op het strand, voel ik me niet meer zo happy bij de hele handel.”
Dino stond op. “Weet je wat, maat. Jij neemt je deel en je naait ertussenuit met je meid. Ik ga dat spul maken. Als ik nou nog niet weet hoe het moet, ben ik een achterlijke bosaap.”
“Oké,” zei Rob schouderophalend. “Dat moet ik dan maar doen. Ik hoef alleen mijn deel van de caravanhuur terug, dat is genoeg. Anders wordt Angie misschien weer nijdig.”
Xander pakte zijn portemonnee. “Jongen, dat jij zo onder de plak van een wijf zou gaan zitten, dat had ik nooit gedacht!”
Rob glimlachte een beetje. “Maar wat voor één, hè. Ze is niet alleen bloedmooi, maar ook nog eens megalief en superslim. Ze is mijn ticket naar de toekomst!”
“Je blijft toch wel vanavond?” vroeg Xander. “Gewoon nog een keer feesten voordat je vertrekt? Anders is het net of we ruzie hebben.”
Rob grijnsde. “Oké, dan gaan we nog een keer samen uit ons dak. Angie houdt ook van een vet feest, dus dat moet lukken. Wel met gratis ‘G’, hè?”
“Geen probleem, gabber,” zei Dino.
Wieteke pakte haar strandtas in en zag vanuit haar ooghoek dat Taco ook iets in een tas deed. Hij ging vast boodschappen doen in Sondijk. Zij zou weer diepvriesmaaltijden uit de campingwinkel moeten eten…
Ineens stond hij voor haar. “Ik wil de foto’s die ik gisteren met jouw camera heb gemaakt overbrengen op de mijne.”
Wieteke reageerde geïrriteerd. “Oh ja, wil je dat?” Ze pakte toch het toestel uit haar tent.
Hij kwam bij haar zitten en legde zijn eigen toestel naast zich neer.
“Wow!” zei Wieteke en stak haar hand uit om het ding te pakken. “Dat is een professionele camera!”
Taco hield haar hand tegen. “Ik heb liever niet dat andere mensen eraan komen,” zei hij pietluttig. “Voor je het weet, zijn de instellingen veranderd of is er iets gemold.”
Wieteke zweeg beledigd en vroeg zich af of hij nog boos was om gisteravond. Zelf voelde ze zich ook niet helemaal op haar gemak.
“Ik haal even het geheugen uit je camera,” ging Taco verder en wilde haar fototoestel overnemen.
Nu was het Wietekes beurt om tegen te houden. “Dat doe ik liever zelf. Het klepje wringt een beetje.”
Zijn ogen werden donker van ergernis. “Ik weet heus wel hoe ik met zo’n camera om moet gaan!”
Wieteke dacht aan haar cursus en zei beslist: “Nee, Taco, als ik jouw wensen moet respecteren, dan moet jij ook de mijne respecteren, al ben je het er niet mee eens.”
Hij reageerde verbluft. “Ik heb jouw camera toch allang in mijn handen gehad!”
Wieteke verloor ineens haar geduld. “Verdraaid, Taco, andere mensen hebben ook hun wensen of eigenaardigheden waar jij rekening mee moet houden. Einde verhaal. Je bent slim genoeg om dat te begrijpen.”
Hij keek naar zijn camera, alsof die de oplossing van dit probleem kon geven en zei toen onverwacht: “Oké, ik zal het op mijn lijstje zetten. Niet zomaar aan iemands camera komen zonder het eerst te vragen, ook al heb je het ding al in handen gehad.”
“En niet aan iemands mobieltje en niet aan iemands laptop en…” begon Wieteke op te sommen.
“Zeg, ik ben niet gek!” onderbrak hij haar. “Mag ik dan nu je geheugen?”
“Nee,” zei Wieteke verbaasd. “Mijn geheugen is privé en het zit trouwens vast in mijn hoofd.”
Taco zuchtte. “Het geheugen van je camera dan. Tjonge, wat kun jij moeilijk doen!”
Wieteke schaterde het ineens uit en gaf hem toen haar camera. “Het klepje is al open.”
Tot haar verbazing en eigenlijk ook tot haar genoegen, zag ze dat Taco een glimlach niet kon verbergen. Hij is schattig zo, dacht ze en onderdrukte de neiging om door zijn haren te woelen. Daarvoor in de plaats begon ze een boodschappenlijstje te maken. Het was moeilijk om je te concentreren als er een man als Taco naast je zat, dacht ze. Hij was niet alleen leuk om te zien, maar hij had ondanks zijn botheid een aandoenlijk soort kwetsbaarheid en dat herkende ze natuurlijk wel.
“Wat ga je doen vandaag, behalve boodschappen?” vroeg Taco ineens.
“Ik denk naar het strand, meer keus heb ik niet op het moment.”
“Zullen we samen gaan?” vroeg Taco.
Wieteke zette grote ogen op. “Wil je dat nog wel, met mij?” vroeg ze, ineens een beetje onzeker.
“Ach,” zei hij schouderophalend. “Je leest ook graag, dus je kletst me niet suf. En als jij je camera meeneemt, kan ik foto’s maken van de meeuwen.”
“Hoe vleiend,” zei Wieteke sarcastisch. “Gebruik je eigen camera dan, daar heb je hem voor gekocht.”
Hij keek weer naar zijn fototoestel. “Dat is waar. Ik wilde voorkomen dat er duinzand in kwam, maar zo heb ik er niet veel aan.”
Wieteke zweeg en tekende spinnen op haar lijstje. Hij vroeg haar mee om haar camera! dacht ze. Gelukkig was hij bot genoeg om eerlijk te zijn, anders had ze zich nog vereerd gevoeld ook.
“Nou?” zei Taco naast haar. “Gaan we samen of niet?”
“Als je je eigen camera meeneemt, heb je mij toch niet meer nodig?” vroeg Wieteke.
Hij knipperde even met zijn ogen als een verlegen puber en zei toen aarzelend: “Nou ja, voor de gezelligheid, bedoel ik. Gisteren was het best leuk om met zijn tweeën te zijn.”
“Dat is waar…” zuchtte Wieteke. Zo kwam er niet veel van haar plannen om dingen in haar eentje te doen. Want als hij haar met zulke hondenogen aankeek, kon ze echt geen ‘nee’ zeggen. “Oké, als je dan wat boodschappen voor me meeneemt uit de supermarkt, kook ik voor je,” zei ze erachteraan. Zo, dacht ze, dat kon zij ook.
Taco zag niets verkeerds in deze ruil en vertrok op zijn fiets met een lange boodschappenlijst in zijn broekzak.
“Daag, lekker ding,” mompelde Wieteke. “Je gooit al mijn vakantieplannen in de war. Of eigenlijk komt dat door de snee in mijn voet en jij bent er het gevolg van.” Ze tuitte nadenkend haar lippen. “Ach, het kon slechter.”
Toen Taco terugkwam, was hij hevig gefrustreerd door het vele zoeken in de vreemde supermarkt. Met onbeheerste bewegingen pakte hij haar boodschappen uit.
Wieteke liet zijn ergernis langs zich heen glijden en zei: “Als je nou eerst eens wat eet en dan een half uurtje relaxt, dan voel je je daarna weer beter.”
Hij keek op. “Hoe weet jij dat?”
“Zo werkt dat bij ons soort mensen, Taco, we hebben een lage frustratiedrempel.”
“Jij bent niet autistisch,” zei hij opstandig.
“Nee, maar zo voelt het vaak wel. Emotionele verwaarlozing kan dat effect hebben. Je zoekt veiligheid in het bekende en als je het niet vindt, word je steeds bozer.”
“Misschien.” Hij stond op en vertrok naar zijn tent. Een uurtje later kwam hij opnieuw bij haar aanzetten. “Ik ben weer aanspreekbaar. Sorry als ik vervelend was.”
Wieteke gaf hem haar beste ‘smile’. “Vergeven en vergeten. Zullen we gaan?”
Op een doordeweekse dag was het een stuk minder druk op het strand en al gauw vonden ze een mooi plekje. Ze pakten allebei hun boek en kregen een discussie over detectives. Die ontaardde al gauw in een hevige woordenstrijd, tot Wieteke ineens in de lach schoot. “We zullen het nooit eens worden over wat een goede detective inhoudt.”
“Nee,” gaf Taco toe. “Maar je bent wel mooi als je fel bent.”
Wieteke opende haar mond en sloot hem weer. Met een klein glimlachje pakte ze een tijdschrift op. Ach, een beetje vleierij is toch wel leuk, dacht ze, en voelde zich als een poes die in de zon zat.
Taco begon intussen zijn camera uit te proberen. Toen hij de lens op Wieteke richtte, stak ze haar hand op. “Eerst vragen.”
“Het is niet jouw camera,” zei hij.
Ze zag nog net op tijd dat hij het meende. “Mijn lijf is nog meer privé dan mijn elektronica. Het is oké als je een foto van veraf neemt. Maar van dichtbij ben ik niet meer zo fruitig.”
“Nou, wat ben je?” begon hij. “Achtendertig?”
“Nee, joh! Tweeënveertig!”
Hij was verbaasd. “Ben je iets ouder dan ik?”
“Nou, dat lijkt me duidelijk, als je jouw huid naast de mijne ziet.”
“Ik zie het verschil niet. Je figuur is in elk geval nog behoorlijk strak.”
“Waarschijnlijk door veel wandelen en een actief leven leiden,” antwoordde Wieteke en ze vroeg zich af of hij nu eindelijk eens wat meer over haar wilde weten.
“Wat doe je voor je beroep?”
Wieteke draaide zich naar hem toe. “Ik geef biologie op het lyceum in Arnhem.”
“Oh, vandaar dat je zoveel afweet van de natuur. Dan woon je waarschijnlijk ook niet zo ver van mij vandaan?”
“In Oosterbeek en jij?” vroeg ze.
“In Beuningen.”
“Oh, bij de uiterwaarden, dat is mooi!” reageerde Wieteke enthousiast. “Veel vogels natuurlijk.”
“Yep, een van de redenen dat ik daar ben gaan wonen, na mijn scheiding.”
Aha, dacht Wieteke, nu werd het interessant. “Ben je lang getrouwd geweest?”
“Drie jaar.” Taco staarde over de zee. “Drie jaar ruzie en onbegrip. Nooit weer.”
Wieteke kon het niet laten. “Wat nooit weer?”
Hij draaide zijn hoofd weer naar haar toe. “Nooit weer samenwonen met een vrouw. Ze willen je altijd veranderen.”
Wieteke lachte een beetje. “Waarom dan?”
“Weet ik veel, zo zijn vrouwen,” zei hij schouderophalend.
“Oh, ik dacht alleen een bepaalde soort vrouwen; afkomstig uit de zorg of het onderwijs.”
“Ja, zoals jij.”
“Ben ik zo?” vroeg Wieteke oprecht verrast.
Taco’s gezicht bleef ernstig. “Het zou me niet verbazen,” zei hij, op zo’n sombere toon dat Wieteke het uitschaterde van plezier.
“Ik zit wel in het onderwijs,” gaf ze toe. “Daar zitten de betweters, dat is waar. Maar jij kunt er ook wat van, Tacoman, van verbeteren.”
Taco glimlachte en schudde zijn hoofd.
“Wat is er?” vroeg Wieteke.
“Je reageert steeds zo onverwacht. In plaats van boos te worden, schiet je in de lach. En omgekeerd waarschijnlijk.”
“Tja, de vrouw is een raadsel, zegt men,” antwoordde Wieteke laconiek.
“Ik houd niet van raadsels.” Taco stond op. “Ga je mee zwemmen?”
Wieteke stak haar verbonden voet omhoog. “Nee, helaas, want hoewel zout water goed is voor de wond, mag ik er nog niet mee lopen.”
Hij ging met zijn rug voor haar staan, zijn armen wijd en zei: “Mevrouw, uw privéjet staat klaar.”
Wieteke glimlachte. “Ik kom eraan, piloot.” Ze deed haar verband af en hees zich op zijn rug. De warmte van zijn blote huid tegen de hare verwarde haar en om het te verbergen, riep ze luid: “Hortsik, peerd!”
“Daar begint het gedonder al,” zuchtte Taco. “In één zin word ik gedegradeerd van straaljet tot boerenknol.”
Wieteke grinnikte geamuseerd. “Taco, je gevoel voor humor bevalt me.”
Monique kwam van een patiënt en liep even langs caravan 11. “Hallo,” zei ze, toen ze ‘het dappere duo’ voor de caravan zag zitten. “Hoe is het hier? Ik hoorde van Annette dat u me wilde spreken.”
Lenie stond een beetje gejaagd op. “Oh, dag dokter, ja, dat klopt.”
Monique zette haar tas neer en bekeek het hoofd van meneer De Ruiter. “Oh, je ziet er al bijna niets meer van. Wat heelt u toch snel, meneer De Ruiter.”
“Inderdaad.” Hij schraapte zijn keel. “Twee pakjes zware shag en een fles whisky per dag. Daar blijf je gezond bij.”
Monique lachte.
“Wim gaat door het leven met een grap en een kwinkslag,” merkte Lenie op.
“Dat is een gave waar je dankbaar voor mag zijn,” zei Monique. “En hoe is het met de pols van mevrouw? Nou, kleurrijk, kunnen we wel zeggen.”
“Ik kan er nog niet veel mee doen en de pleisters laten los, omdat ik er gisteren mee in een heet sopje ben geweest. Fout natuurlijk, het gebeurde uit…”
“Gewoonte,” vulde Monique aan. “Ik zal u even opnieuw intapen. Eerst mijn handen wassen.”
“Dan doen we het binnen, daar ligt ook de arnica,” zei Lenie en samen gingen ze de caravan in.
“En loopt alles goed tussen u en Annette?” wilde Monique weten.
Lenie knikte. “Jazeker, ze is zo lief, al zit er niet veel pit in. Ze werkt rustig door en ze is heel handig, dus het is toch zo gebeurd. Vanmorgen heeft ze uit zichzelf de caravan gestofzuigd en de wc uitgedaan. Intussen kletste die kleine meid ons de oren van het hoofd, wat een bijdehandje is dat toch.” Ze ging in de eethoek zitten en legde haar pols op tafel.
Monique haalde glimlachend de tape tevoorschijn. “Als ik Nienke zie, moet ik altijd aan mezelf denken. Volgens mijn familie was ik vroeger ook zo bijdehand en beweeglijk. Ik zat dus ook altijd vol schrammen en bulten.”
Lenie keek haar een beetje weemoedig aan. “Ja, dat dacht ik wel. Je komt zo energiek en kordaat over. Zo was ik vroeger ook, hoor. Wat dat betreft, kon je een dochter van me zijn… Ook de leeftijd klopt aardig.”
Monique bleef even stil van verbazing. Wilde Lenie soms over haar kind praten? Was dat de reden dat ze gevraagd had of Monique langskwam? Ze bracht de eerste tape aan en vroeg intussen langzaam: “Maar u hebt geen kinderen, toch? Of hebt u er misschien geen contact mee?” Ze voelde zich ineens een bedrieger, omdat ze meer wist dan ze liet blijken. Voorzichtig sloeg ze haar ogen op.
Lenie keek haar recht aan. “Je weet het, hè? Dat was ook te verwachten, zo dichtbij Sondijk. Misschien heeft Ad Kerstemaker me herkend? Ik dacht nog, toen Wim deze vrije caravan op internet vond, nou komt het uit. Nou weet iedereen dat ik een voorhuwelijks kind heb gehad. Het kon me ineens niet meer schelen. Ik ben er moe van om het geheim te houden.” Ze ademde diep in en uit. “Ik houd het al vijfendertig jaar geheim.” Ineens barstte ze in snikken uit.
Monique schrok een beetje van wat haar vraag teweeg had gebracht, maar ze gaf Lenie een tissue en liet haar rustig begaan.
“Al vijfendertig jaar houd ik er mijn mond over,” snikte de oudere vrouw. “De enige die het weten zijn mijn zus, mijn zwager en mijn man, maar ik ben óók moeder, net als andere vrouwen. Ik heb óók een kind en ik kan er nooit over praten.”
“Dat lijkt me heel verstikkend,” zei Monique zachtjes en legde haar hand even op die van Lenie.
Lenie keek met een ruk op. “Dat is het ook! Het zit me tot hier!” Ze hield een hand bij haar keel. “Ik kan het wel uitschreeuwen!”
Dat doe je al, dacht Monique. Het was goed dat ze binnen zaten. Waarschijnlijk had ze dit met opzet zo geregeld, omdat ze haar hart moest luchten, ze zat helemaal vol.
Lenie was echter niet van een generatie die lang doorjammerde en droogde al gauw haar tranen.
“Waarom bent u er zo lang mee blijven lopen?” vroeg Monique.
Lenie sloeg haar ogen neer. “Omdat ik me er voor schaamde. Niet alleen omdat ik voor mijn huwelijk een kind heb gekregen, maar vooral omdat ik het heb afgestaan. Dat vond ik zelf zo verschrikkelijk! “Ze schudde haar hoofd. “Ik kon er gewoon niet aan denken en al helemaal niet over praten. De laatste jaren, sinds ik niet meer werk, is het net of het meer omhoogkomt. Iedereen praat ook over zijn kleinkinderen en ik heb niets te vertellen.” Lenie veegde een verlate traan weg en keek Monique verdrietig aan. “Terwijl ik wel een kind heb. Daar werd ik me steeds meer van bewust. Toen we dus naar deze camping gingen, dacht ik: Nou komt het uit. Straks weet iedereen dat ik een dochter heb gekregen, vijfendertig jaar geleden. Maar ik wil ook dat het uitkomt, ik ben het zat om mijn mond te houden.” Opstandig keek ze Monique aan.
“Dat kan ik me indenken,” zei Monique en dacht: een dochter, dus het zou kunnen dat Annette… Ach nee, dat zou te toevallig zijn en Annette en Lenie waren ook heel verschillende persoonlijkheden. “Hebt u enig idee waar uw dochter heengegaan is?”
“Nee,” zuchtte Lenie en kneep het papieren zakdoekje fijn. “Ik weet niet hoe ze heet, ik weet niets. Mijn zuster had destijds graag de baby bij zich genomen, maar dat kon helaas niet. Ze woonde toen met haar man in bij haar schoonouders en die waren er fel op tegen. Daarom kwam ik in zo’n ouderwets tehuis voor ongehuwde moeders terecht. Dat was toen nog best streng. Wij, aanstaande moeders, werden voorgehouden dat we niet deugden.” Lenie lachte bitter. “Terwijl ik juist in verwachting was geraakt omdat ik zo naïef was. In het tehuis werd ons ook verteld dat we afstand moesten doen van onze baby’s, anders zouden ze in kindertehuizen terecht komen. Dat leek me vreselijk, ik gunde mijn kindje een warm gezin, daarom heb ik er uiteindelijk in toegestemd. Gelukkig waren er ook lieve hulpen in dat tehuis. Want toen mijn dochter opgehaald werd, kwam er eentje me gauw vertellen dat ik de adoptieouders kon zien, als ik uit het raam keek.” Mevrouw De Ruiter staarde peinzend voor zich uit. “Ze zagen er heel fatsoenlijk uit. Netjes en aardig, ik was ineens gerustgesteld dat het goed zou komen met mijn kleine meisje.”
“Dat is heel bijzonder,” zei Monique. “Dat was dan toch een soort troost voor u.”
“Dat wel. Tegelijkertijd heeft het me er van weerhouden om naar haar te zoeken. Als ze het goed had daar, waarom zou ik dan alles overhoop komen gooien?” Lenie keek Monique vragend aan.
“Ik begrijp het,” zuchtte Monique en dacht weer aan Annette. “Toch lopen de meeste adoptiekinderen rond met de vraag waarom hun eigen moeder hen niet wilde hebben.”
“Ach,” zei Lenie met een pijnlijke uitdrukking op haar gezicht. “Zo is het meestal niet… Achteraf dacht ik: Ik laat nooit meer mijn leven bepalen door anderen. Ik had mijn kind moeten houden en moeten vechten voor een gezamenlijke toekomst. Maar ach, dan denk je weer aan de baby, die mocht er toch niet de dupe van worden. Ik had geen onderdak en geen werk meer en er waren zoveel kinderloze echtparen die mijn baby konden geven wat ze nodig had. Nee,” Lenie gebaarde met haar hand. “Het was zo ingewikkeld allemaal, ik zag geen uitweg in mijn eentje.”
“Ik begrijp het,” zei Monique. “Er wordt nu wel anders aangekeken tegen het alleenstaand ouderschap, maar het blijft een hele opgave.” Ze plakte de tweede tape op Lenies pols. “Ach,” zei ze. “Ik had de hoekjes rond moeten knippen. Helemaal vergeten.”
“Ik stort ook mijn hele verhaal over je heen,” zei Lenie. “Dat komt omdat ik het gevoel had dat ik dat bij jou kwijt kon. Je hebt als arts natuurlijk je zwijgplicht, maar je kunt ook goed luisteren en veroordeelt niet.”
“Ik hoop het,” mompelde Monique. “Uw man zal zich wel afvragen wat we doen.”
“Nee, hij weet dat ik met je wilde praten. We begrijpen elkaar met een half woord.”
Monique glimlachte. “Mooi is dat.” Ze zweeg even en vroeg toen: “Wat wil u nu gaan doen? Er zijn instanties die voor u kunnen uitzoeken waar uw dochter heengegaan is.”
Lenie keek op. “Zou dat echt kunnen, na al die jaren?”
“Het valt zeker te proberen. Ik vind eigenlijk wel dat uw dochter daar recht op heeft.” Monique klopte Lenie even op haar arm. “Denkt u er eens goed over na. Bijna iedereen wil weten wie zijn eigen moeder is. Als ze het niet wil, dan hebt u van uw kant toch alles gedaan wat mogelijk was.”
Lenie zat in gedachten verzonken. “Weet je… Ik ben een heel nuchter mens, maar soms droom ik ervan een lieve dochter te hebben, zo iemand als jij, en schatten van kleinkinderen. Aan de andere kant heb ik dat helemaal niet verdiend. Waarom zou ze trouwens lief zijn, misschien is ze wel heel afstandelijk.”
“Vast niet, met u als moeder,” zei Monique, terwijl ze opstond. “Ik ben benieuwd wat het oplevert. We houden contact, oké?” zei ze, tegen haar gewoonte in. “Ook als u weer thuis bent.”
“Dat is goed, maar voorlopig zijn we nog hier. Wim kent nog niet alle mensen van gezicht,” gaf Lenie glimlachend aan.
In het voorbijgaan keek Monique nog even naar de familiefoto. Verdraaid, dacht ze toen. Dat nichtje van Lenie, die leek echt veel op Annette!
“En hoe is het met dokter Krakkemikkig?” vroeg Monique plagend aan Bas. “Gaat hij een dansje wagen, vanavond?” Ze nam tegenover hem plaats op het terras van Zorba.
“Nee,” gromde Bas. “Helaas gaat dit feest aan me voorbij. Ik ben wel wat mobieler en ik heb pijnstillers ingenomen, maar springen en dansen zit er niet in.”
“Ach, we moeten toch stand-by blijven. Ad vertelde me dat er politie in burger komt. Er gaat streng gecontroleerd worden op dealen. Er zijn in Sondijk de laatste tijd te veel tieners met een overdosis drugs in het ziekenhuis beland. Van mij mogen ze ze allemaal oppakken.”
“Zo is dat!” zei Bas bars. “Geen softe aanpak voor die roekeloze egoïsten!”
Een eindje verderop zagen ze Annette en haar gezin over het strand lopen. Annette kwam naar Monique toe. “Hoi! Kan ik je nog even spreken over ‘je weet wel’?”
“Prima,” zei Monique en stond op. “Bas, bestel je voor mij een moussaka?”
Omdat ze nog op het drukke gedeelte van het strand waren, vroeg Monique al lopende: “En, klikt het een beetje met Lenie de Ruiter?”
Annette glimlachte. “Eerst had ze niet zo’n vertrouwen in me, geloof ik. Langzamerhand beginnen we elkaar te waarderen. Ze doet wel stoer, maar ze heeft een goed hart. Gisteren keek ze naar Nienke en Alex en zei: ‘Wat erg voor je moeder dat ze haar kleinkinderen zo kort heeft meegemaakt.’ Dat vond ik zo lief.”
“Beetje grote mond, klein hartje type is het wel,” gaf Monique toe.
Ze sloegen een duinpad in dat parallel aan het strand liep. Hier waren ze de enige wandelaars en Annette begon meteen over wat haar bezighield: “Ik was vandaag met de kinderen bij mijn vader. Ons wekelijkse bezoekje. Maar deze keer vroeg ik hem of hij nog gegevens had over mij, van vroeger.”
“Oh?” zei Monique. “Wat goed van je, zeg!”
“Tja,” zei Annette. “Je had gelijk, als ik toch met mijn biologische moeder in mijn hoofd zit, kan ik er net zo goed iets mee doen. In elk geval is mijn vader gaan zoeken en kwam toen met een papier waarop mijn achternaam stond. Die was doorgestreept en volgens mij stond er ‘Zwart’.”
Monique voelde zich even duizelig worden van de schok. ‘Zwart’!
Annette praatte verder, verdiept in haar eigen verhaal. “En ik was geboren in een tehuis voor ongehuwde moeders. Oh, wat is er? Je wordt zo bleek,” zei ze geschrokken en pakte Monique bij haar arm.
“Nee, niks, ik heb een lange dag gehad en ik moet nog eten,” zei Monique, wat geen leugen was. Lenie is de moeder van Annette! ging het steeds door haar heen. Lenie is toch de moeder van Annette. Hoe is het mogelijk! Ze vroeg: “Stond de naam van je moeder er niet op?”
“Jawel, ook Zwart en dan doorgestreept, haar voornaam was onleesbaar.”
Ze ging morgen meteen langs het ‘dappere duo’, dacht Monique. Als het werkelijk waar was, hoe ging ze het dan vertellen? En aan wie vertelde ze het het eerst? Het was zo bizar dat ze elkaar al kenden.
“Kom, mijn man wacht en jij moet hoognodig wat eten,” zei Annette en ze keerden terug op hun schreden.
Toen Monique bij het terras aankwam, ging ze zwijgend tegenover Bas zitten. Na een paar minuten zei hij: “En ga je nog vertellen wat voor wereldschokkend nieuws je gehoord hebt? Is Annette de dochter van een beroemdheid of zoiets?”
Monique keek op. “Nee,” zei ze nog steeds stomverbaasd. “Van Lenie de Ruiter.”
Bas nam een slok van zijn frisdrank. “Ja, dat verhaal kennen we nou wel. Kom eens met iets geloofwaardigers. Een dochter van Krijn of van Ad, bijvoorbeeld,” grinnikte hij ondeugend.
“Dat zou zomaar kunnen,” zei Monique. “Ze is in elk geval wel in Sondijk verwekt.”
“Oh, echt?” Bas liet zijn pilsje zakken. “Hoewel, Annette woont hier in de buurt, dus zo raar is dat niet. En wie is de moeder?”
“Lenie de Ruiter, dat zei ik al,” hield Monique kalm vol. “Of Lenie Zwart, eigenlijk.”
Voor haar ogen begon Bas een zeer glazige blik te krijgen. “Je meent het.” Het kostte hem even om dit gegeven te verwerken. Op het laatst mompelde hij: “Toeval bestaat niet, zeggen sommige mensen.”
“Nee, als je zoiets op tv ziet, dan denk je: dat is in scène gezet en nu maken we het zelf mee!” zei Monique hoofdschuddend.
Bas hief zijn glas. “Op hun gezondheid dan maar.” En nadat ze gedronken hadden: “Trouwens, het eerstehulpteam van de evenementenorganisatie komt zo even kennismaken.”
“Prima,” zei Monique goedkeurend. “Zij de verzwikte enkels en wij de echte patiënten.”
“Zo,” zei Angie en deed de achterbak van haar auto op slot. “Dan vertrekken we vannacht of morgenvroeg. Ik rijd wel. Na een party kan ik toch nooit slapen.”
Rob knikte, hij snapte wel dat Angie niet bij Dino en Xander in de caravan wilde overnachten. “Dat is goed. Dan gaan we nu indrinken.”
“Doe je een beetje kalm aan?” vroeg ze over haar schouder, terwijl ze naar de caravan terugliepen.
“Ja, want ik neem straks nog ‘G’.”
Angie draaide zich om en keek hem woedend aan. “Dat meen je niet!”
“Waarom niet?” vroeg hij verbaasd. “Dat heb ik toch altijd gedaan. Nou moet je het niet te gek maken, Angie-baby. Een beetje chillen mag nog wel.”
“Ik kan zonder ‘G’ ook chillen,” zei ze uit de hoogte.
Rob bromde iets onverstaanbaars terug en was blij dat zijn vrienden er niet bij waren. Ze kan me wat, dacht hij, ik heb de afgelopen dagen elke dag ‘G’ ingenomen en daar voelde ik me prima bij. Als je je eigen grenzen kent en je verstand gebruikt, is er niets aan de hand.
De beat van het strandfeest was tot bij caravan 26 te horen en lokte het groepje gabbers al gauw naar het strand. Angie stortte zich vol overgave in het dansgewoel en Rob zag zijn kans schoon om een buisje ‘G’ van Dino te vragen.
“Hij is wat sterker dan jij hem maakte,” riep Dino boven de muziek uit.
Maakte niet uit, dacht Rob, hij nam er anders ook twee. “Heb je mij ooit stoned gezien?” schreeuwde hij terug.
“Nee,” grijnsde Dino. “Je hebt een kop van beton.”
Rob gooide het spul in zijn cola en dronk het snel op. Daarna ging hij Angie achterna, want hij wilde zeker weten dat zijn mooie meissie veilig was.
Om elf uur ‘s avonds zaten Bas en Monique nog op het terras van Zorba, terwijl Bas’ hoofd onophoudelijk op en neer bewoog op de maat van de muziek. “Het is zo’n opzwepend ritme. Het pompt maar door.”
“Zeker,” zei Monique instemmend. “Het is niet mijn soort muziek en toch word ik er door aangestoken. Ik zou ook wel effe willen dansen.”
“Doe dat dan,” zei Bas. “Ga even lekker uit je dak, opa houdt de wacht wel.”
“Bedankt, opa!” grinnikte Monique. Ze stond op en liep naar de mensenmassa. Langzaam drong ze een eindje de groep in. Ineens zag ze Dino voorbij komen, zijn hand nog vol pleisters. Hij grijnsde naar haar alsof hij haar wel zag zitten, Monique gaf hem slechts een koud knikje. Ga met je blokken spelen, kleuter, dacht ze, ik val alleen op echte mannen. Haar aandacht werd weer opgeëist door de dj en zijn muziek en een tijdlang danste ze vol overgave mee, tot ze ineens aan haar arm getrokken werd. Het bleek Dino weer te zijn. Ze wilde hem van zich afschudden, maar iets in zijn ogen maakte de arts in haar wakker. Omdat praten geen zin had, liet ze zich door hem naar de rand van de massa meevoeren.
Tegen de duinrand lag een stuiptrekkende jongeman op de grond, zo te zien bewusteloos.
Naast hem zat een blonde, jonge vrouw van een jaar of twintig, die angstig aan zijn schouder schudde. “Rob! Rob! Je moet bijblijven, Robbie, alsjeblieft!”
Het eerste wat Monique deed, was Bas een berichtje sturen. Daarna hurkte ze neer bij de bewusteloze Rob en controleerde zijn reflexen. Ondanks zijn hevige stuiptrekkingen, reageerde hij nergens op. “Wat heeft hij op?” vroeg ze.
“Een paar pilsjes eerder op de avond en verder weet ik het niet,” zei het meisje.
Monique keek naar Dino. Die zag er zelf ook niet al te helder uit en haalde onverschillig zijn schouders op. “Een of twee buisjes GHB, dat kan het niet zijn.”
Monique prevelde binnensmonds een paar krachttermen en hoopte dat Bas gauw zou komen. Ze probeerde verschillende manieren om Rob bij te krijgen, maar niets hielp. Snel pakte ze haar mobieltje om 112 in te toetsen.
Op dat moment hurkte Bas naast haar neer met de tas en de defibrillator. Ook hij vloekte binnensmonds toen hij zag hoe het er met Rob voorstond en pakte Robs pols om zijn hartslag in de gaten te houden. “Ambulance al gebeld?”
Monique knikte en klapte de defibrillator open.
Achter haar barstte Dino in lachen uit. “Moet je kijken, Rob is zo net een hond!”
“Donder op, man!” riep Monique. “Je vermoordt bijna je eigen maat en dan sta je er nog bij te lachen ook.” Meteen had ze spijt van haar woorden en hoopte dat het meisje ze niet gehoord had. “Is Rob je vriend?” vroeg ze om haar af te leiden.
“Ja,” zei het meisje terwijl de tranen over haar wangen liepen. “Hij betekent alles voor me!”
“Hoe heet je?”
“A…angie,” was het bibberige antwoord.
Ineens lag Rob stil en Bas riep: “Hartfalen!”
“CPR!” Monique begon aan hartmassage, afgewisseld met beademing.
“Patiënt reageert niet.” Bas trok Robs shirtje omhoog.
Angie beet zachtjes jammerend van angst op haar vingers.
Monique bracht de elektroden van de defibrillator aan op de borst en aan de hals van de jongen.
“Los!” Monique drukte de knop in, waarna Rob hevig op en neer schokte.
Meteen was Bas met zijn vinger weer bij de hals. “Hartfunctie hersteld, ademhaling hersteld.”
“Hij is er weer,” zei Monique geruststellend tegen Angie, hoewel ze het zelf niet helemaal vertrouwde. “Zijn ademhalingspieren functioneren onvoldoende,” zei ze zachtjes tegen Bas. “Hij moet beademd worden in de longen. Waar blijft die ambulance!” Tot haar opluchting hoorde ze toen de sirene.
Het duurde nog even voordat de wagen hen bereikt had, daarna namen de ambulanceverpleegkundigen de patiënt geroutineerd van hen over. Al gauw schoven ze Rob in de ambulance en Angie kroop ernaast.
“Ze zullen hun handen er vol aan hebben,” zuchtte Monique, toen ze de wagen zag wegrijden over het strand richting Sondijk. “En als we die Dino niet gauw stoppen, vallen er nog meer slachtoffers!”
“Waar is hij?” vroeg Bas grimmig.
“Ik heb hem weggescholden,” bekende Monique. “Hij stond te lachen omdat hij het zo grappig vond dat zijn maat lag te stuiptrekken.”
“Laten we hem gaan zoeken.”
Samen gingen ze de menigte in. Monique concentreerde zich optimaal en kreeg al gauw het gevoel dat ze alleen uit ogen en benen bestond. Lopen en kijken, lopen en kijken.
“Dáár!” riep Bas in haar oor, na tien minuten duwen en zoeken. “Aan het dealen!”
Ze drongen naar de gabber toe, maar op het moment dat ze voor hem stonden, werden zijn polsen vastgeklikt door handboeien. Monique bleef stokstijf staan en keek van de verbijsterde Dino naar de agent in burger en daarna naar Bas.
Die trok Monique weer mee. “Hier blijven wij buiten,” riep hij haar toe, zodra de decibellen minder werden. “Ik hoop dat hij die andere ook pakt.”
“Xander,” schoot Monique te binnen. “Ik hoop het ook, ik heb geen zin om nog meer van die gevallen te behandelen.”
“Hoi, Monique, wat zie jij er moe uit?” vroeg Annette, terwijl Wicky meteen blij kwispelend tegen Monique op sprong.
De arts bukte zich om het hondje aan te halen, zodat ze even kon nadenken. Ze moest het Annette en Lenie nog vertellen, dacht ze, maar ze was er nu nog te suf voor. Zuchtend antwoordde ze: “Die danceparty gisteren op het strand. Vier comagevallen, waarvan één met hartstilstand. Die hebben we gelukkig terug kunnen halen. Ik vraag me wel af of ik daar nou arts voor geworden ben: om jongeren te reanimeren die bewust de rand van de dood opzoeken.” Ze wandelden samen verder.
“Vreselijk, dat lijkt me zo frustrerend voor trauma-artsen en ambulancepersoneel. Gelukkig is dit goed afgelopen,” zei Annette.
“Zeker!” beaamde Monique. Ze waren intussen bij de EHBO-post aangekomen en Annette nam afscheid en liep door. Gelukkig, dacht Monique, nog even uitstel.
Binnen legde Bas net de telefoon neer. “Het ziekenhuis heeft gebeld of ik Rob kan ophalen, onze patiënt van gisteravond.”
Monique haalde haar schouders op. “Mij best en neem voor deze keer mijn auto mee.”
“Gaaf!” glunderde Bas meteen, want de BMW-cabriolet van Monique was niet zomaar een autootje. Hij pakte haar autosleutels aan en vertrok.
Na anderhalf uur was hij nog niet terug en omdat Monique toch een beetje ongerust werd, liep ze naar de parkeerplaats. Daar stapte Bas juist uit haar puntgave BMW, met Rob en Angie als passagiers. “Ze zijn allebei volkomen murw,” zei hij zachtjes. “Angie is trouwens antidrugs.”
Monique knikte begrijpend en zag Angie naar zich toekomen. “Hoe is het, meisje?” vroeg ze moederlijk. “Het was nogal heftig, gisteren.”
Angie begon meteen te praten. “In het ziekenhuis hebben ze Rob beademd door een buisje in zijn keel en toen ging het beter. Maar onderweg…” Haar stem haperde. “Onderweg had hij weer een hartstilstand en toen hebben ze hem nog een keer moeten reanimeren.” Half huilend ging ze verder: “En ik ben zo vreselijk bang geweest, ik dacht dat ik hem kwijt was!” Ze stortte zich in Moniques armen en huilde gierend uit tegen haar schouder.
De arts wiegde haar heen en weer als een klein kind. Ze was nog helemaal in shock, dacht ze en ze streek Angie over haar blonde haren.
Bas was intussen naast Rob op de smalle achterbank gaan zitten.
“Ik voel me zo’n schoft,” begon Rob tegen Bas. “Ik heb haar dit aangedaan. Eigenlijk kan ik zelf nog niet bevatten wat er gebeurd is.” Hij keek Bas verbijsterd aan. “Ik ben dood geweest!” zei hij, alsof hij Bas ervan moest overtuigen. “Twee keer zelfs! Als jullie me niet gereanimeerd hadden, was ik er niet meer geweest. Dan was Angie kapot geweest van verdriet.” Hij keek naar Angie in Moniques armen. “Dat is ze nou al. Het is een wonder dat ze me nog wil.” Hij schudde zijn hoofd. “En waarom? Om een stompzinnige kick op een feest. Hoe achterlijk kan je zijn, je hele toekomst vergooien voor een lekker gevoel. Terwijl ik zo’n wereldmeid heb. Ze heeft me nog gewaarschuwd; geen drank en GHB samen. Ik wilde alleen niet onderdoen voor Xander en Dino. Bovendien hebben we de laatste dagen elke avond ‘G’ ingenomen, het leek zo gewoon. Ik vond dat Angie zeurde, maar ze had helemaal gelijk. Ik kap er nu ook mee, weet je. Niks neem ik meer; geen pilletje, geen buisje, geen lijntje, geen stickie. Ik ben er klaar mee. Vanaf nu telt alleen nog Angie en onze toekomst.”
“Klinkt heel verstandig,” zei Bas, die er voor het eerst tussen kon komen. “Je krijgt een tweede kans, dus grijp hem.”
“Oh, dat doe ik wel, daar kun je op vertrouwen,” zei Rob grimmig. “Dit vergeten we nooit meer, Angie en ik. Man, man…” Hij schudde nog eens met zijn hoofd. “Ik hoop niet dat ik er nog iets aan overhoud?” Hij keek Bas vragend aan.
“Ik denk het niet, maar ik ben geen expert,” zei Bas. “Alleen kan het afkicken van GHB nogal heftig zijn. Het is verstandig om daar begeleiding bij te vragen, zodat je niet terugvalt. Je kunt deze organisatie bellen, die zit door het hele land.” Hij gaf Rob een kaartje.
Angie kwam aanlopen met Monique. “Rob, ik wil hier weg, zullen we gaan?”
Op dat moment zagen ze een politiewagen de oprit van de camping oprijden en halt houden voor de slagboom.
“Oh ja,” zei Monique. “We zouden het bijna vergeten, Dino en Xander zijn gisteravond gearresteerd. De politie hield hen in de gaten omdat ze gesignaleerd waren als dealer. Jij niet.”
“Dat meen je niet,” zei Rob met een ongelovig gezicht. “Ook al!” Voor de derde keer schudde hij zijn hoofd. “Wat een pechvogels en ik ga vrijuit.”
“Nog wel, dus laten we gaan!” Angie gaf Monique en Bas een knuffel. “Bedankt voor alles. Jullie zijn super.”
Rob volgde haar voorbeeld en met de armen om elkaar heen geslagen, liepen ze naar Angies auto.
“Jongeman gered door vriendin,” mompelde Bas. “Die heeft zijn lesje hopelijk geleerd.”
“Hij moet nog afkicken,” zuchtte Monique. “Het moeilijkste komt nog.”
Wieteke hobbelde met één kruk achter Taco aan langs de tekeningen in de galerie. “Niet zo snel, Taco, ik wil alles goed zien!”
“Ik ben alleen geïnteresseerd in vogels.” Hij bleef staan voor een olieverfschilderij.
“Oh, meneer Wiltink, wat leuk om u weer te zien!” klonk het achter hen en de eigenaresse van de galerie kwam op Taco af. “Wat was het druk, zaterdag, nietwaar?”
“Verschrikkelijk,” zei Taco met een grafstem.
Wieteke keek nieuwsgierig van de een naar de ander. Op dat moment ging de telefoon.
“Een ogenblikje…” zei de galeriehoudster en liep weg.
“Kom,” zei Taco. “We gaan naar de andere ruimte, ik heb geen zin in dat mens.”
Wieteke volgde hem noodgedwongen. “Was je hier zaterdag ook?”
Taco knikte afwezig. “Helaas wel. Veel te veel mensen vanwege de opening, ik had het helaas beloofd.”
Meer leek hij er niet over te willen zeggen en Wieteke zweeg gefrustreerd. Hij was niet zo scheutig met zijn informatie, dacht ze, ze wilde meer over hem weten. Haar oog werd getrokken door een serie pentekeningen van strandvogels. “Oh, moet je kijken hoe knap. Zo gedetailleerd!”
Taco kwam achter haar staan, terwijl ze van tekening naar tekening dwaalde. “Dit is echt kicken, dit werk,” zei ze opgetogen. “Er valt zoveel op te zien.”
“Niet meer dan er was,” antwoordde Taco.
Na deze cryptische omschrijving keek Wieteke hem even aan en probeerde toen de signering op de tekeningen te lezen. “T…a…c… Taco! Dit heb jij gemaakt!” zei ze toen verrukt en bekeek hem alsof hij een wereldwonder was.
Taco glimlachte flauwtjes. “Ben ik nu ineens interessanter?” vroeg hij spottend.
“Oh, natuurlijk,” zei Wieteke met overdreven weggedraaide ogen. “Artistieke mannen zijn zó sexy!”
Taco lachte hardop. “Ik ben niet artistiek, ik geef alleen weer wat ik zie.”
“Niet waar. Je kiest voor een bepaalde compositie om weer te geven.”
Hij keek getroffen. “Je hebt gelijk, want ik teken mijn eigen foto’s na.”
Wieteke kneep één oog naar hem dicht. “De juf heeft altijd gelijk, dat weet je toch.”
“Nee hoor, daar weet ik niks van.” Hij kwam wat dichterbij haar staan. “Wat ik wel weet, is: ‘Een tien met een griffel en een zoen van de juf’.”
Wieteke keek in zijn donkere ogen en probeerde te zien of hij het meende. Ja, zoenen kan je wel, dacht ze. Met dat soort contact had hij geen moeite. Ze wilde het alleen als hij geïnteresseerd was in de hele Wieteke, niet alleen in de buitenkant. Ze richtte zich weer op de tekeningen.
“Dus daarom was je zaterdag op de opening,” bedacht ze ineens. “Hoe kom je in deze galerie terecht?”
“Dat heeft mijn schoonzus geregeld, die zit in de kunstwereld.”
Wieteke greep meteen de kans aan om meer over hem te weten te komen. “De vrouw van je broer?”
“Nee, de zus van mijn ex.”
“Oh.” Wieteke probeerde niet teleurgesteld te klinken. “Heb je daar veel contact mee?”
“Best wel. Ze valt kennelijk ook op artistieke mannen,” zei Taco ironisch.
“Ik wist niet dat je een vriendin had,” merkte Wieteke op. Ze kon het niet laten.
Taco trok zijn wenkbrauwen op. “Maakt dat wat uit?”
“Jij wilde met mij naar bed!” antwoordde ze verontwaardigd.
“Jij toch niet met mij?” zei hij.
Ineens had Wieteke weer een hekel aan hem. “Doe je dat vaker, vrouwen versieren als je alleen op vakantie bent?”
“Volgens mij was jij op de versiertoer,” antwoordde Taco.
Wat beredeneerd allemaal, dacht Wieteke nijdig. En wat opportunistisch. Ze kneep haar lippen op elkaar en voelde zich een zure, ouwe vrijster. Zonder iets te zien, hinkte ze met haar kruk langs de andere kunstwerken naar de uitgang.
Taco volgde haar en toen ze buiten kwamen, zei hij: “Laten we wat gaan drinken aan de overkant.”
Alleen omdat ik sterf van de dorst, dacht Wieteke opstandig, anders ging ze liever terug naar de camping. Wat een afgang, alles dat tussen hen was ontstaan, berustte op drijfzand.
“Zo,” zei Taco, toen ze even later zwijgend tegenover elkaar zaten. “En leg nou eens uit wat er op tegen is als ik een vriendin heb.”
“Niets. Ik heb alleen iets tegen de manier waarop je je opstelt ten aanzien van mij. Alsof je vrijgezel bent.” Ze realiseerde zich dat ze klonk als een ontgoochelde vrouw. Wat onnozel, dacht ze. Ze had beter moeten weten, daarom wilde ze toch ook alleen blijven? Dan kon je ook niet teleurgesteld worden.
“Gun je me soms geen vriendin?” hield hij aan.
Wieteke zuchtte. “Jawel, alleen…” Ze zweeg beschaamd.
“Alleen wat?”
Ze boog haar hoofd en roerde met haar rietje in haar glas. “Zou ík het willen zijn…” Ze durfde niet op te kijken. Wieteke, idioot! zei ze tegen zichzelf. Wat deed ze nou? Ze ging zichzelf toch niet aanbieden aan een vent! En nog wel een, die ze niet eens zag staan en al iemand had?
“Ze is niet echt mijn vriendin,” zei Taco. “Dat zou ze misschien wel willen, maar ik niet. Maakt dat het beter?”
Wieteke keek op. “Heb je helemaal niks met haar?” vroeg ze ongelovig.
Hij schudde zijn hoofd. “We hebben de laatste tijd veel contact gehad over deze tentoonstelling, maar ik ga niet twee keer dezelfde fout maken. Eerst de ene haaiige zus en dan de andere. Dank je lekker.”
Wieteke lachte ineens. “En nou helemaal eerlijk, heb je echt geen vriendin? Want ik wed dat je genoeg vrouwen kan krijgen.”
Taco glimlachte een beetje. “Die lopen al heel gauw op me dood. Ze kunnen niet lachen om mijn vreemde opmerkingen, zoals jij. Ze begrijpen ook niets van mijn lage frustratiedrempel.”
Wieteke glimlachte terug. Het was een glimlach die niet op wilde houden. Nou zag ze zichzelf terug in zijn ogen, dacht ze. De hele Wieteke…
“Drink je glas eens leeg,” gebood Taco.
“Waarom?” Ze mocht dan wel verliefd zijn, dacht ze, dat wilde nog niet zeggen dat ze zich liet commanderen.
Taco trok een grimas. “Dan kunnen we naar buiten. Ik wil die zoen van de juf hebben…”
Monique kreeg een berichtje van Annette en nadat ze terug ge-sms’t had, zei ze tegen Bas: “Annette komt iets bespreken, over haar adoptie waarschijnlijk. Ik kan niet langer doen alsof ik van niets weet.”
Hij reageerde alert. “Aha, dan is het zover. Ik verdwijn even en ik wens je sterkte.”
Even later kwam Annette binnen, een nadenkende frons tussen haar wenkbrauwen. “Hoi. Ik heb net toch zoiets geks meegemaakt,” begon ze meteen. “Ik had het over mijn moeder tegen mevrouw De Ruiter en liet haar een foto van mam zien. Mevrouw De Ruiter gaf mij tegelijkertijd haar familiefoto aan en een nichtje op de foto leek sprekend op mij!” Ze keek Monique verbijsterd aan. Voordat de arts kon reageren, ging Annette al verder. “Denk je dat de zus van Lenie mijn moeder zou kunnen zijn? Lenie keek me ook zo vreemd aan toen ik wegging.”
“Nou,” begon Monique, maar op dat moment kwam Lenie de Ruiter binnenlopen.
“Oh, zitten jullie hier samen?” zei de oudere vrouw een beetje opgelaten. “Ik… eh… wilde u even spreken, dokter, ik kom straks wel terug.”
“Wacht, wacht even, mevrouw De Ruiter,” zei Annette toen. “Ik wilde u iets vragen.”
Lenie ging zitten en strengelden haar vingers in en uit elkaar. “Nou, ik jou eigenlijk ook.”
Monique was rechtop gaan zitten. Met een beetje geluk kwam het vanzelf op tafel, dacht ze. Ze geloofde dat ze allebei dicht bij de waarheid zaten.
“Mag ik vragen wat de meisjesnaam van uw zus is?” vroeg Annette.
Lenie keek een beetje verrast. “Zwart…”
Annette leunde met een diepe zucht achterover in haar stoel en liet dit even op zich inwerken.
Lenie schraapte haar keel. “Mag ik jou dan vragen of je ouders wel eens een kind hebben geadopteerd?”
“Ja,” antwoordde Annette. “Dat klopt. Hoe weet u dat?”
Monique zat van de een naar de ander te kijken alsof ze een scheidsrechter was bij een tenniswedstrijd.
“Ik zag je foto en herkende je moeder van lang geleden, toen ze met haar man in een tehuis voor ongehuwde moeders was om een kindje op te halen.”
Annette leunde weer naar voren en Monique zag opnieuw de gelijkenis tussen de twee vrouwen. Het was niet erg opvallend, maar het was er wel, dacht ze.
“Wat deed u in dat tehuis voor ongehuwde moeders? Zocht u uw zus op?” vroeg Annette.
“Mijn zus?” reageerde Lenie een beetje ongemakkelijk. “Nee, ik zat zélf in dat tehuis,”
“U zat in het tehuis?” zei Annette met ronde ogen van verbazing.
“Ja, en dat kind dat je ouders opgehaald hebben, waar is dat nu?”
“Dat ben ik,” zei Annette, nog steeds vol verwondering.
“Jij!” zei Lenie en ze staarden elkaar aan.
Monique bleef zwijgen, tot de twee vrouwen hun blik op haar richtten. “Ik geloof dat jullie moeder en dochter zijn.”
“Dat denk ik ook,” zei Annette alsof ze het nog steeds niet kon bevatten.
“Dat moet wel,” zei Lenie, op dezelfde manier.
Monique stond op. “Ik laat jullie even alleen.” Ze liep de eerstehulppost uit. Zo, dacht ze, hier moesten ze samen even uitkomen en dat zou hen ook wel lukken.
Toen ze een half uur later terugkwam in de EHBO-unit, zat Annette er nog.
“Tjonge, ik ben nog steeds stomverbaasd,” zei de jonge vrouw. “Wist jij dit, Monique?”
“Toen jij mij gisteren vertelde dat je biologische moeder van zichzelf ‘Zwart’ heette, vermoedde ik wel hoe het zat,” gaf Monique toe. “Dat kon ik je echter gisteravond niet zomaar vertellen.”
“Nee. Ik zou geen oog dichtgedaan hebben. Nu kwamen we er eigenlijk vanzelf achter. Ik vind het wel raar, hoor, Lenie de Ruiter die mijn moeder is. Ze is zo totaal anders dan mam. Mam was een heel gevoelige vrouw en Lenie is meer een no-nonsense type.”
Monique glimlachte. “Tja, het zal even wennen zijn…”
“Ze heeft me verteld waarom ze me heeft afgestaan,” ging Annette verder. “Ik vind het moeilijk te begrijpen, maar het ging toen heel anders dan nu en ze hadden haar wijsgemaakt dat ik in een kindertehuis terecht zou komen. Misschien was dat ook wel gebeurd. Dan ben ik toch zo blij dat ik bij pap en mam ben opgegroeid!” Ze stond op. “Ik ga het nieuws meteen aan mijn man vertellen.”
Monique nam de kans waar om zelf even naar caravan 11 te lopen.
Lenie liet haar binnen en wreef intussen met een zakdoek langs haar ogen. “Och, dokter, dat ik nou zomaar mijn kind heb gezien,” zei ze geëmotioneerd. “Terwijl ik zo vaak aan haar gedacht heb. Het is zo raar…”
“Toch ook heel fijn, hoop ik?”
“Jawel, alleen had ik onbewust verwacht dat het meteen ‘eigen’ zou voelen als ik haar zou ontmoeten,” antwoordde Lenie. “En Annette is echt een schat, maar ze is toch heel anders dan ik. Ach, wat zal Wim opkijken, als hij wakker wordt van zijn middagdutje. Hoe is het toch mogelijk; mijn eigen dochter staat op dezelfde camping als ik.” Ze schudde haar hoofd. “Eigenlijk wist ik al, toen we naar Sondijk gingen, dat er iets zou gebeuren.”
Monique knikte. “Het hol van de leeuw heeft gezorgd voor een bijzondere samenloop van omstandigheden. Maar wat ik niet begrijp, is dat u de gelijkenis tussen Annette en uw nichtje niet hebt gezien.”
Lenie lachte een beetje. “Dat komt omdat het een oude foto is en mijn nichtje daarna nogal is afgevallen. Ik was vergeten dat ze ooit zo stevig is geweest.”
“Nou, dat kan Annette beter niet horen,” zei Monique.
Lenie begon ineens te glunderen. “En wat een geweldige kleinkinderen heb ik, hè?”
“Die kleine meid is net haar oma,” antwoordde Monique droog. “Ik denk wel dat u er rekening mee moet houden dat Annette nog om haar adoptiemoeder rouwt.”
“Dat begrijp ik. We gaan het rustig opbouwen, hebben we afgesproken.”
“Fijn,” zei Monique. “Ik ben blij dat Annette dat ook wil. Dan ga ik nu nog even bij een grieppatiënt kijken.”
Wieteke en Taco stonden op de parkeerplaats, naast hun volgepakte auto’s.
“Wieteke,” zei Taco ernstig. “Ik ga niet met je trouwen.”
Wieteke lachte even om deze onverwachte mededeling. “Over bot gesproken. Dan heb ik ook nieuws voor jou: ik ga niet proberen nog een kind van je te krijgen.”
Taco zuchtte. “Een pak van mijn hart,” bekende hij.
In het receptiegebouwtje stootte Puck Pam aan: “Kijk eens op de parkeerplaats? Wat zei ik? Verliefd!”
Pam keek net op tijd op om de zoen te zien, die Taco en Wieteke elkaar gaven. “Ach, toch best schattig,” zei ze een beetje vertederd. “Nu heeft Taco zijn Tortilla gevonden.”
Puck giechelde. “Of Wieteke haar Stufke.”
Pam grinnikte ook. “Pas op, we worden weer melig en straks komt John terug.”
“En hij is toch al zo uit zijn humeur om die politietoestand bij caravan 26.”
“John begrijpt er niks van. Zoiets zorgt voor een beetje sensatie op de camping, daar genieten mensen juist van.”
“Ja, het was weer een roerig weekje,” zei Puck. “Zoals altijd op camping Strand & Duin.”
“Gelukkig wel,” beaamde Pam tevreden.