Zicht op Geeraardsbergen. Zicht op Geeraardsbergen.

De lucht was helder, zooals nu, en de zon wierp heure gouden stralen over het groene grastapijt. Twintig duizend ruiters daagden op, en ontwikkelden hunne gelederen voor het oog van zes en dertig veldoversten. Daar waren immers Wellington, Blucher, von Bulow, lord Howard, de hertog van Berry, de prins van Oranje en andere helden.

De legende heeft er bijgevoegd, dat Napoleon-Bonaparte, in koopman verkleed, op den dorpel van de afspanning de Warmoesput, het grootsche schouwspel met zijne blikken volgde.

Ten Oosten van de stad daagt een overschot van het oude Raspaillenwoud. Daar gaan de kinderen in den zomer «kozijnen» of blauwe kraakbeziën en «rambanzen» of braambessen plukken; — daar bezong de Gentenaar Daniël Heinsius (1580-1655) de mild spruitende bron; — daar verschansten zich, in de tweede helft der XIVe eeuw, de laatste Witte Kaproenen, «les pourcelets de la Raspaille,» zooals Froissart ze noemt; — daar verborg later de beruchte Jan de Lichte zijnen buit.

Het woord raspaille zal wel hetzelfde zijn als respeel, door Kiliaan opgegeven in den zin van deugniet, fielt, boef, guit, schelm, schurk. Nicolaas Despars, van Brugge, gewaagt in zijne kroniek van «eeneghe quade ende rouckelooze raspaylgiën.» Zoodat het Raspaillenwoud eene schuilplaats zal geweest zijn voor al het janhagel uit Brabant, Henegouw en Vlaanderen.

Maar... het is tijd, dat wij eens rondkijken!

Wij onderscheiden Deftinge, Parike en Goeferdinge in de nabijheid; Neder- en Opbrakel in het dal der Zwalm; Lessen in het Henegouwsche. Aan den gezichteinder, boven Goeferdinge, blauwen de wouden van Vloesberge en Brakel, met het bosch te Rijst. De Molenbeek kronkelt door de delling, vloeiende langs Smeerebbe naar den Dender.

Achter «het Hemelrijk» stijgt de berg nog eenige meters.

Hier treffen wij een groot kruisbeeld aan, beschaduwd door drie donkergroene mastboomen. Men zou haast zeggen, dat zij treuren...

Verder staat een groot beeld van de Moeder der smarten — een gewrocht van G. de Grupello. Wij lezen op het voetstuk: «Ick groete u, herte van Maria, Moeder van Jesus, doorsteken met het sweert der droefheden; wees my, ermen zondaer genaedich, nu ende in de ure van myne dood!»

Op het hoogste van den berg rijst eene lieve kapel, toegewijd aan de Troosteres der bedrukten. Oorkonden uit de XIIIe eeuw maken er reeds gewag van.

Deze kapel bestaat uit twee deelen, gescheiden door eene traliedeur: een portaal, waar de bedevaarders knielen, en een achthoekig koor, lief geschilderd en versierd. Het licht dringt door een koepeltje binnen.

Bezijden de kapel, doch veel lager, is een vijvertje, altijd goed voorzien van water, en eene arduinen zuil van eenige meters hoogte: het tafeltje van den berg.

Aan deze zijde is het landschap even schoon. Wij zoeken Hemelveerdegem, ten Oosten van Nederbrakel; Schendelbeke en Idegem, twee dorpen op den Dender; Grimmingen, Onkerzele, Moerbeke en Viane, aan den kant van Brabant. Verder steken de torenspitsen van eenige Henegouwsche en Brabantsche gemeenten slank in de wasemige lucht. In het geheel onderscheiden wij de witte gevels van drie steden en de torentjes van een twintigtal dorpskerken.

In het Jaarboekje van Rens, voor 1851, lazen wij eens een dichtstukje van Frans de Beck, dat ons gedeeltelijk te binnen schiet...

Hoe lustig zien wij ginds de wijde Dendermeerschen
Bezet met welig horenvee!
Hoe lieflijk de rivier langs wei en velden kronkelen,
Hoe pronkt in 't veld de rijpende oogst!
Het oog reikt uren ver. Daar rijzen vriendensteden
Aan noord- en oost- en zuiderkim;
Hier, van den Vlaamschen grond, blikt men in Henegouwe,
En ziet men Lessen aan zijn voet.
Ik staar, geniet, gevoel... Wat is die berg toch heerlijk!
Hoe spreidt de stad zich vóor mij uit!
Daar rijzen, boven haar, de torens van haar kerken;
En 't lang bekende klokgelui
Bromt in mijn oor. De markt, waar 'k in mijn kindsheid speelde,
Praalt daar, vooraan, met keurgen bouw;
De school, waar mijne jeugd aan wetenschap zich voedde,
Rijst ginder in 't verschiet... En hier,
Ten top des Ouden bergs, het heilig kruis, het teeken
Van 's menschen redding, in welks schaûw,
Na stillen bedegang, de menigt neer komt knielen
In tijd, der godsvrucht toegedacht.
Hier de kapel, waar ik mijn vreugde, leed en kommer
Tot Godes Moeder spreken kwam;
Waar rijke gift getuigt van dankbaarheid der rijken,
En de arme zijne krukken liet.
Kapel, in uw beluik wil ik nog telkens bidden:
«o Moeder Gods, zij steeds mijn troost!
'k Vergeet u nooit! Zoo volge uw machtige bescherming
Mij op mijn gansche levensbaan!»

XXI.

Eene Geeraardsbergsche sage.

Met zekeren hoogmoed spreekt de bevolking van Geeraardsbergen over de historische sagen en jaarlijksche feesten, welke aan de stad eigen zijn.

Zoo is het feest, dat op den eersten Zondag van den Vasten gevierd wordt, zeker der melding waard.

Geheele hoopen volk komen na den middag de stad binnen en wachten op de Groote Markt de burgerlijke en de geestelijke overheden af.

Daar slaat het twee ure. De beiaard speelt, de klokken luiden, de hoorn schalt, de trommel roffelt.

De gemeenteraad, de geestelijkheid en andere voorname ingezetenen verlaten het stadhuis, met speellieden voorop, die hunne blijde tonen in de huiverige lucht werpen.

Langzaam volgt de stoet de steile Abdijstraat.

Bakkers en winkeliers dragen manden vol krakelingen, koeken en haringen mede.

De menigte groeit gedurig aan; en zij, die het eerst op den berg geraken, hebben zorg eene plaats te kiezen in de kapel, waar de Eerw. Heer Deken de litanie van O.-L.-Vrouw zal lezen, zoodra de overheden het toppunt bereiken.

Dit gedaan zijnde, scharen zich de bijzonderen rondom de arduinen zuil achter de kapel.

Nu biedt men, in eenen historischen, zilveren beker, den eerewijn aan, waarin een klein levend vischje zwemt.

De deken, de burgemeester, de wethouders — ieder drinkt, naar aartsvaderlijk gebruik, een klein teugje. Wie het vischje binnenslokt, weet men zelden of nooit.

Eindelijk gaat men over tot het werpen van koeken, krakelingen en haringen onder de wachtende menigte.

Welk een gewoel en gekrioel!

De eene loopt rechts, de andere links; deze roept in het Vlaamsch, gene juicht in het Waalsch. De mannen vechten, de vrouwen kijven, de knapen vliegen elkander in het haar. Sommigen rollen den berg af, anderen komen in den kouden vijver te recht; en de bedaarde aanschouwer lacht schokkend om al die zonderlinge tooneelen.

's Avonds om zeven ure, als iedereen vertrokken is, ontsteekt men op het toppunt des bergs, bij het beeld van O.-L.-Vrouw, een tonneken, gevuld met pek. Om deze reden noemt men te Geeraardsbergen den vastenavond «het feest van Tonnekenbrand.»

In de omliggende dorpen voert men dien avond brandende bundels stroo rond, gewis om het vuur van Geraardsbergen op zijn middeleeuwsch te beantwoorden.


Men beweert, dat dit feest gevierd wordt ter herinnering aan een ontzet der stad.

De belegeraars — Walter van Edingen en zijne wapenlieden — beletteden reeds eenen geruimen tijd allen invoer van levensmiddelen, ten einde den hongersnood binnen de muren te brengen.

Dagen kwamen en verstreken.

De voorraad verminderde, de ellende naderde...

Toch gaven de belegerden den moed niet op.

Zij hoopten op hoogeren bijstand, en wendden zich vol betrouwen tot O.-L.-Vrouw van den Ouden berg, vereerd als Hulp der christenen.

Hun gebed was niet vruchteloos.

De hopman riep zijne strijdmakkers samen.

«Mannen,» zegde hij hun, «onze toestand vraagt een kloek besluit. Indien wij slag leveren, moeten wij voor de overmacht onzer vijanden bukken; indien wij werkeloos blijven, zal de honger ons allen, met onze vrouwen en kinderen, wegmaaien...

»Laat ons dan den vijand verschalken! En valt ons pogen kwalijk uit, zoo nemen wij kloekmoedig de wapens op, en verdedigen onze vaderstad tot den laatsten ademtocht!

»Bakt broodjes van het meel, dat gij nog bezit, en vangt in den Dender zooveel visschen, als gij kunt. Morgen vroeg zult gij alles op de verschansingen brengen; en op een gegeven teeken werpen wij heel den voorraad naar het hoofd der belegeraars...»

Zoo gezegd, zoo gedaan.

Des anderendaags, bij het kiemen van den morgen, snelde jong en oud naar de vestingen.

In den beginne keken de vreemden verbaasd op; maar toen zij, als bij tooverslag, met broodjes en visschen begroet werden, verloren zij den kop.

«Wat baat het,» riep de lichtzinnige Walter uit, «dat wij Geeraardsbergen belegeren? God weet, voor hoeveel weken die mannen nog mondkost hebben!» — «Wij zijn het wachten moede,» zegden de anderen, «laat ons den aftocht blazen!»

Dit gebeurde.

Die van Geeraardsbergen lachten niet weinig in hunne vuist, toen zij den vijand zagen wegdruipen.

Zij vierden heel den dag het onverhoopt ontzet hunner stad en ontstaken, bij het vallen van den avond, een groot vreugdevuur op de kruin des bergs.

Het ontsteken van vreugdevuren was in vroegere eeuwen een algemeen gebruik in Vlaanderen. Te Brugge «maecte men een scoon vier,» toen «onse princesse» in 1481 «te Bruessele gheleghen was.» Te Kortrijk «maecten de pinders een vier voort scepenhuus, toen mevrouwe de princesse van Castille inne quam.»

Wij kennen geene enkele oorkonde, pleitende voor de echtheid der Geeraardsbergsche sage; doch wij weten ten stelligste, dat de oorsprong van het feest zeer hoog opklimt.

De stadsrekeningen over 1398 en volgende jaren spreken reeds van «het barnen van een wynvat naer ouder coustume.»

Na de plechtigheid zetten zich «de edele heeren borgemeester ende schepenen» vroeger aan de feesttafel. Den 23 Februari 1744 aten en dronken zij voor meer dan 119 gulden. De rekening, in het archief bewaard, spreekt van «witten wyn en Bourgogne-wyn, van snoeken, carpels, aberdaen en salm, van craeckamandels, castaignen, sitroenen, salaey, porseleyn, rosynen, prignolen en craekelingen. »


XXII.

De omstreken van Geeraardsbergen.

Vijf en veertig gemeenten, in den omtrek van Geeraardsbergen gelegen, maakten oudtijds deel van Vlaanderen onder het Rijk.

Boelare — thans gescheiden in Neder- en Over-Boelare — was eeuwen lang de zetel van eene aanzienlijke baronij. Deze telde twaalf dorpen.

De burcht stond te Neder-Boelare, langs den Dender.

Als eigenaars noemt men: Steven van Boelare, die Robrecht van Jeruzalem naar Palestina vergezelde; — Nicolaas van Boelare, gehuwd met Ida van Rœulx, eene nicht van Boudewijn den Moedige; — de heeren van Liedekerke en van Reingaardsvliet; — Philip-Willem van Nassau, prins van Oranje; — Frans de Cassina, echtgenoot van Robertina de Nouailles.

De heeren van Boelare, evenals die van Pamele, van Eine en van Cisoing, voerden den titel van «Beer,» de hoogste onderscheiding, welke de graaf van Vlaanderen kon toekennen.

Op het grondgebied van Over-Boelare heeft men verschillende voorwerpen opgedolven, voortkomende van eene Frankische begraafplaats.

Boelare bezat reeds eene kerk in 1070. Het koor van den hedendaagschen tempel schijnt zeer oud te zijn. Men vindt er eene kleine schilderij, die het penseel van eenen meester verraadt: twee lieve kinderkens, een lam, de heilige moeder Anna en O. L. Vrouw. Een meesterstukje, zegt men, van den Antwerpschen kunstenaar G. de Craeyer.

In 1525 trokken de rederijkers «van den lande van Boelaer» te paard naar Geeraardsbergen, «om den paeyse te vieren.» Dat zij talrijk waren, is meer dan waarschijnlijk. De stad begiftigde hen trouwens «met twee tonnen bier.»

Sarlardinge, op de zuidelijke grens van Oost-Vlaanderen, heet Zaarlinge in den mond des volks.

Vele ingezetenen van Sarlardinge arbeiden in de steengroeven van Lessen.

Op den 31 December loopen de behoeftige lieden naar de huizen der welstellende menschen, roepende:

Koekebak, koekebak,
Steekt een brood in mijnen zak!

Dit duurt den ganschen dag, want er zijn twee, drie dorpen te bezoeken. Tegen den avond wacht hen de koffietafel.

Niet verre van Sarlardinge, doch in Henegouw, ligt Everbeke — Everbecq — dat voorheen eene Vlaamsch-sprekende bevolking had. Wie zulks betwijfelt, vrage maar eens in het dorp naar het Hoogbosch of het Hemelrijk.

Goeferdinge, met zijne heuvelen en valleien, is een schilderachtig plaatsje. De kerk, staande op de helling eener hoogte, dagteekent uit de tweede helft der XVIIIe eeuw. Boven de deur kapte men het jaartal 1776.

Goeferdinge heeft geene groote hofsteden; doch men verzekerde ons, dat schier al de ingezetenen een eigen huis bezitten. Zulks bewijst, dat zij de orde en de spaarzaamheid liefhebben.

Benoorden Geeraardsbergen ligt Schendelbeke, met eene uitgestrektheid van ongeveer 590 hectaren. De bodem, die zeer vruchtbaar en heuvelachtig is, bestaat hoofdzakelijk uit klei.

Schendelbeke mag op eene hooge oudheid bogen. In 1850 heeft men er eene geslepen steenen bijl opgedolven.

Het volk van Schendelbeke spreekt van den Godsberg, van den Rooden Driesch, van den Langen meersch en het Jonkheerenveld. Op den Rooden Driesch bouwde men in 1328 een klooster voor Karthuizers, dank aan de milddadigheid van Jan Geylinc, heer des dorps. De Godsberg, die nu een veld is, schijnt behuisd te zijn geweest.

Het slot van Schendelbeke stond weleer niet verre van het kasteel van Boelare. Het werd geslecht in 1458; doch overblijfselen van middeleeuwsche muren, in eene moerassige weide verborgen, spreken tot den reiziger van vroeger wel en wee.

De parochiale kerk, toegewijd aan St. Amand, werd onlangs hersteld. Het hoogaltaar is herkomstig uit de voormalige abdij van Geeraardsbergen.

Bij Idegem kronkelt de Dender het Oosten in, naar Grimmingen. Noordwaarts, over Zandbergen, ligt Pollare, eene zeer oude gemeente, waar men Romeinsche steenen en pannen, stukken van vaatwerk en bronzen lanspunten heeft opgedolven.

Pollare heeft eenen «Nekkersput» en eenen «Steenberg.» Eene oorkonde van 1596 noemt ook een «Hazelaarbosch,» waar de tooveressen der streek met den duivel omgingen.

Tusschen Grimmingen en Geeraardsbergen praalt Onkerzele, een allerliefste plaatsje, met eene bevolking van ongeveer 1,700 zielen.

De kerk prijkt op eenen heuvel. De huizen staan in de diepte, en vormen eenen halven cirkel rondom den tempel.

Deze werd in 1845 herbouwd. Hij bezit eenen lessenaar, die zeker in de eerste helft der XIVe eeuw werd vervaardigd. Het ijzeren blad vertoont een lammeken, klaverbladeren en druiven, benevens een Gothisch opschrift.

Achter de kerk aanschouwt de wandelaar een heerlijk panorama: de uitgestrekte Dendermeerschen; de torens van Schendelbeke, Op-Hasselt, Idegem, Grimmingen, Pollare, Appelterre, Zandbergen en Ninove; het kasteel van Neder-Boelare; eene menigte hofsteden en molens. Elders daagt het donkere Raspaillenbosch. Naderbij, tusschen twee heuvelen, die met boomen en struiken bewassen zijn, daalt de weg naar den Dender. Voor schilders en dichters is Onkerzele een Eden.

Een gehucht der gemeente heet Atenbeke. Daar vindt de wandelaar eenen reusachtigen eik: de Jonkvrouw. Door zijnen weligen groei, door zijne ongewone hoogte en dikte, door zijne regelmatige kruin en zijne krachtige takken wekt deze boom de bewondering van landzaten en vreemden. De stam is van onder tot boven gaaf en gezond. Op eene hoogte van twee meters boven den grond heeft hij nog eenen omtrek van nagenoeg vijf meters.

Men wil, dat de «Jonkvrouw» ten minste vijf eeuwen oud zij. Hoort gij niet, dat het loover, door den avondwind bewogen, oude sagen fluistert? Dat het spreekt van vreugde en lijden, van vele beproevingen en oploopen, van vervlogen roem en grootheid?


Wij kennen reeds den oorlog, dien Philip de Goede te voeren had tegen de overmoedige Gentenaars. De Groententers bemachtigden het slot van Schendelbeke. Van daar trokken zij naar Geeraardsbergen, dat zij plunderden; naar Akeren en Lessen, stekende het vuur aan menige hoeven en kasteelen.

Zoodra nu de hertog een leger verzameld had, besloot hij zich meester te maken van al de burchten, door zijne vijanden bezet. In de maand Juni 1453 beschoot hij het kasteeel van Schendelbeke, dat hij na weinige dagen veroverde. Al de belhamers werden aan boomen opgehangen.

Omtrent denzelfden tijd brandde Parike grootendeels af. Het slot van Poeke ging op zijne beurt na negen dagen wederstands over.

In den zomer van 1765 machtigde de regeering een vennootschap om «houillie-aeders» te zoeken binnen de rechtsgebieden van Ninove, Leeuwergem, Gaver, Oudenaarde, Brakel, Over-Boelare, Viane, Windeke en andere omliggende plaatsen. De vergunning meldt, dat men tot dan toe geene diergelijke werken in Vlaanderen ondernomen had.

Den 25 October 1798 vielen de boeren van Moerbeke, Viane en eenige andere dorpen, gewapend met zeisens, vorken en vlegels, in Geeraardsbergen. Zij weken terug, zonder groote schade aan te richten; doch kwamen 's anderendaags weer, kapten nu den vrijheidsboom af en plunderden den tempel der wet.

De aanleider was uit het Kortrijksche. Hij droeg eenen hoed met zwarte pluimen.

Geeraardsbergen was eene der weinige steden geweest, die in 1794 de Franschen welwillend ontvingen. Zelfs hadden de wethouders, als goede sullen, een deel van hunne bezoldiging afgestaan, om dansfeesten en dranken te bekostigen ter eere van hunne vreemde meesters. Ondanks dit alles beschuldigde men thans de bevolking van dubbelhartigheid, van medeplichtigheid. «De stad,» dus schreef de beruchte Beguinot, «is aangewezen geworden om de eerste gelegenheid tot opstand waar te nemen. De openbare overheden zijn niet meer in veiligheid; zij worden zelfs langs de straat beleedigd...»

Het magistraat wendde voor, dat geen enkele ingezetene aan den opstand der Boeren had deelgenomen. Dit belette niet, dat men de stad veroordeelde tot het betalen van eene schadeloosstelling van 2,057.41 fr.

O die lieve, broederlijke Franschen!


Bewesten Geeraardsbergen liggen Neder-Brakel, Op-Brakel en Schoorisse.

Neder-Brakel, met meer dan 4,200 inwoners, wordt besproeid door de Zwalme, en gelijkt door zijne netheid aan een steedje. Het is de geboorteplaats van den novellenschrijver E. Meganck.

Te Op-Brakel stond de wieg van den wijd en zijd gekenden liedjeszanger Jozef Sadones. De man was geboren den 6 December 1755 en stierf te Geeraardsbergen den 19 October 1816.

Het schijnt, dat de Geuzen aan deze kanten nog al talrijk waren in de XVIe eeuw. De gebroeders van Campene teekenden althans aan, «dat die van Bracle, Neerbracle en daer omtrent» naar Geeraardsbergen togen, om verder «het klooster van Beauprees» te plunderen, en dat zij overal den landman «veel molest deden.»

Op zekeren dag, in de maand Augustus 1566, ontmoette de heer van Bakerzele, niet heel verre van Geeraardsbergen, eene bende van die roovers. Twaalf hunner werden neergeveld, vijftig anderen gevangen genomen en naderhand gekastijd.

Wij komen te Schoorisse — Escornaiz — eene gemeente, die nagenoeg 2,500 zielen telt.

Schoorisse ligt, evenals Marke, in eene bekoorlijke vallei, in de verte begrensd door de wouden van Op-Brakel, Vloesbergen en den Muziekberg. Westwaarts steekt de toren van Nukerke in de lucht.

De vroegere baronij van Schoorisse bestond uit zeven gemeenten. Zij behoorde in den loop der tijden aan de edele geslachten van Schoorisse, van Gaver, van Lalaing, van Berlaimont en van Egmont toe.

In de parochiale kerk vindt de reiziger eenen grafsteen met de namen van Arnold van Gaver, heer van Schoorisse, en zijne echtgenoote Izabella van Gistel. Jan van Luxemburg, een andere heer des dorps, stichtte er een jaargetijde.

Het slot verhief zijne torens bezuiden de kerk, langs den steenweg.


XXIII.

Ronse.

Ronse — Renaix — ligt in de Zuid-Westelijken hoek van Oost-Vlaanderen, in het schilderachtigste deel van gansch de provincie. De stad heeft eene uitgestrektheid van 3,173 hectaren, deels bebouwd, deels onbebouwd.

In de laagten is de grond kleiachtig en zeer vruchtbaar; op de heuvelen is hij overal steen- en ijzerachtig.

De landbouwers winnen dan ook alle soorten van graangewassen, van oliegevende en weefbare planten. Verder teelt men er tabak, moeskruiden en uitmuntend fruit. Allerhande boomen vertoonen eenen weelderigen groei.

Er is geen gebrek aan bewijzen, die voor eene hooge oudheid van Ronse, als bewoonde plaats, pleiten.

De heer Joly vond er bijlen, hamers, messen en andere voorwerpen, behoorende tot het Keltisch tijdperk, vóor den inval der Romeinen. Den 8 Juli 1868 ontdekte men in den kelder van het huis der familie van Butsele-Deneufbourg, op den Bergplas, eene Romeinsche lijkbus, hebbende eenen omtrek van 35 centimeters. Elders legde men Romeinsche schrijfstiften, wapens en bouwstoffen bloot.

In de eerste helft der VIIe eeuw kwam Sint Amand, de Frankische geloofszendeling, naar het Zuiden van Vlaanderen, naar Kortrijk en Ronse. In deze stad stichtte de vrome man eene kerk en een klooster, in het jaar 638.

De dichter van Heer Daneelken, eene zeer oude romance, kende Ronse:

Hi tooch te Ronsen upt hooghe huys
Om drie synder suster kinder...

Daneelken leefde zeven jaren in het gebergte — op den Muziekberg? — en ging vervolgens naar de hoofdstad der christenheid.

Hi nam een staf al in syn hant,
Ende hi treec te Romen binnen:
«Nu biddic Maria, die moeder Gods,
Dat ic den paus mach vinden.»
Doen quam hi voor den paus ghegaen,
Voor onsen eertschen vader:
«Here, ic soude mi biechten geern,
Ende roepen up Gods ghenade.
«Ic soude mi biechten seer bevreest
Met alle minen sinne;
Ic heb seven jaer in den berch gheweest...»

Ronse verkreeg zijne eerste keure in 1240, vijftig jaren na Kortrijk. Nu kon de bevolking zich ongestoord aan den arbeid overgeven, op den handel toeleggen.

Gedurende de middeleeuwen bloeide de lakenweverij zoowel te Ronse als te Gent, te Brugge, te Ieperen en te Kortrijk. Nog in de eerste helft der XVIe eeuw kwamen «de goede lieden van Ronse ter Curtricmarct met haren lakenen,» weshalve zij van het magistraat een geschenk van «twee cannen wyns» ontvingen. In de halle van Leuven mochten de kooplieden van Ronse hunne waren uitstallen, zonder rechten te betalen.

Op onze dagen is Ronse nog eene zeer nijverige stad, vooral befaamd om de katoenen weefsels, die men er vervaardigt. Ook de spinnerijen erlangen eene groote uitbreiding.

Geen wonder dan, dat de bevolking spoedig aangroeit. In 1856 telde Ronse 12,000 inwoners; in 1878 waren er meer dan 14,600; in 1897 ongeveer 19,000.

Groote rampen teisterden de gemeente, vooral in de XVIe eeuw.

Toen Maximiliaan van Oostenrijk in den echt trad met Maria van Burgondië, poogde Lodewijk XI al de Fransche leenen, die op Maria verstorven waren, aan te slaan. In 1477 kwam hij langs Kamerijk, Bouchain en Avesnes naar het Henegouwsche, waar hij Doornik bemachtigde.

Het volgende jaar begon de krijg opnieuw. De koning rukte met zijn leger naar West-Vlaanderen, denkende daar weinig tegenstand te zullen ontmoeten. Middelerwijl zou zijn hoofdman te Doornik, Maurits van Neufchatel, sprongreizen doen in het Gentsche, ten einde de Oost-Vlamingen bezig te houden.

De Gentenaars, aangevoerd door den heer van Dadizele, togen de Franschen te gemoet, en vochten hardnekkig tusschen Ansegem en Berchem. Nochtans konden zij niet beletten, dat de vreemden Ronse in asch legden.

Ten jare 1519, omtrent den feestdag der H. Drievuldigheid, vernielde een brand, bij toeval ontstaan, ongeveer 700 huizen. Destijds en later ook, tot diep in de XVIIIe eeuw, bouwde men vele houten woningen.

Veertig jaren nadien, in het hart van den zomer, verslond het vuur bijna gansch de stad. Zelfs smolten de klokken in de kerktorens.

Een andere brand, den 31 Maart 1719 ontstaan, legde 330 huizen in asch.

Ter oorzake van de menigvuldigheid dier rampen, stelde men twee «brandprocessies» in: éene op de Vrijdag vóor Passiezondag en éene op Paaschdag. Beide plechtigheden werden later afgeschaft.

De Beeldstormers spaarden de stad evenmin.

Den 19 Augustus 1566 drongen zij in de kerk van St-Hermes, schendende en brekende wat zij konden. Dank aan de krachtdadige tusschenkomst der wethouders, moesten de roovers deze reis de wijk nemen; doch na de plundering der Oudenaardsche bedehuizen keerden zij terug om hun goddeloos werk voort te zetten. Dit blijkt uit een gedicht van J.-D. Waelkens, pastoor van Edelare:

Als de pillage t'Audenaerde was gedaen,
Soo syn sy naer Ronse gegaen...
Kerken, kloosters en priesters hebben ze al aengegaen,
En keerden naer de stad met IX of X wagens, gelaên
Met allerhande goed, geestelick en weerlick...

Wellicht hebben al die rampen de merkwaardige gebouwen doen verdwijnen, die Ronse, net als andere steden, moet bezeten hebben.

In de huidige Kasteelstraat, bij de Middelbare school, bouwde Jan van Nassau, in 1630, het schoonste slot, dat men in die jaren ten onzent kon bewonderen. Men verkocht het in 1823 voor 30,000 fr., waarna de hamer en het breekijzer het gebouw sloopten.

Het eerste bedehuis van Ronse was de St-Pieterskerk, gewijd door den H. Amandus in de VIIe eeuw. Daar zij heel bouwvallig was, verkocht men ze den 2 November 1843 voor de geringe som van 3,300 fr.

In de nabijheid dezer bidplaats bouwde men de St-Hermeskerk, gewijd in 1129. De krocht, in zuiver Romaanschen stijl, heeft den vorm van een Sint-Antoniuskruis. Zij bestaat uit breede gangen, gescheiden door dertig zuilen met ongelijke versieringen. Het gewelf draagt sporen van oude muurschilderingen.

De eigenlijke kerk, die groot en hoog is, werd herbouwd. Zij behoort tot de Gothische kunst, en was voltooid in het begin van 1525. De toren is zwaar en vierkantig.

Den 16 Maart 1878 besloot men de kerk van Sint-Hermes te herstellen. Het gewelf en een deel van het koor werden reeds met kleuren belegd.

In het koor prijkt een koperen arend van 1685. Het tafereel van Delfosse, Sint Amand voorstellende, is een opmerkenswaardig doek.

De tweede parochiale kerk van Ronse, aangelegd in 1892, is toegewijd aan St. Marten, bisschop van Tours. Zij is bijna 72 meters lang, ruim 28 meters breed, en behoort tot den stijl der XIIIe eeuw. Deze kerk is het middelpunt van eene nieuwe wijk der bloeiende, aangroeiende stad.

De oude St-Martenskerk, met eenen heel eigenaardigen toren, stond in de nabijheid der hoofdkerk.

Ronse heeft weinige openbare plaatsen. Wij noemen: de Groote Markt, met eene arduinen pomp, die elf meters hoog is en 36,000 fr. kostte; — den Plas; — de Veemarkt; — den Bruul of Broel, bewassen met hoogstammige kastanjeboomen; — de nieuwe de Malanderplaats; — de Paardenmarkt, door het volk schertsend het «Martelaarsplein» geheeten, omdat men er... de zwijnen slacht. De Broel wordt in den zomer veel bezocht.

Hier en daar ontmoet de wandelaar een huis in Vlaamschen stijl. De woning van M. de Malander, met een bevallig torentje boven de poort, draagt zeker een eigen kunstmerk. Weinigen weten misschien, dat M. de Malander een allerschoonste museum bezit. Het bevat, om maar enkele stukken te noemen: drie doeken van Quinten Massijs, den edelen, idealistischen vertegenwoordiger der oud-Vlaamsche school in de XVe eeuw; — vier van Rembrandt van Rijn, den beroemden meester der Hollandsche school, bij wien «licht en bruin» de hoofdzaak is; — twee van Rubens, eene der glansrijkste verschijningen in de schilderkunst; — vier van Teniers, den voorlooper van de groote Vlaamsche meesters der XVIIe eeuw. Als bijzondere verzameling is die van M. de Malander zeker eene der rijkste van gansch het land.

De katholieke Kring, die 85 meters lang is, gaat almede voor een merkwaardig gebouw door.

Het oudste gilde van Ronse is wellicht het Sint-Sebastiaansgenootschap, dat vóor 1568 bloeide. Men bewaart nog den halsband, dien de koning droeg, alsmede een paar zilveren schilden, geschonken aan de vereeniging door Frans van Nassau in 1639.

De Busschieters hadden Sint Hermes tot patroon gekozen. Vóor de beeldstormerij, in 1562, brachten zij de overblijfselen van hunnen beschermheilige naar Bergen over. Dit genootschap werd in 1892 heringericht. De trommelslager, de fluiter en de standaarddrager komen steeds in hun ouderwetsch gewaad voor den dag.

Ook de St-Martensvereeniging, heringericht omtrent het midden der XVIIIe eeuw, is nog niet in kwijning gevallen.

De Harmonij, die den 29 Juni 1794 tot stand kwam, vierde in 1894 haar eerste eeuwfeest. Op onze dagen is zulke zeldzaamheid het aanstippen waard.

Ronse wordt besproeid door de Molenbeek, komende van den Muziekberg. De Molenbeek valt te Watripont in de Ronne. Over eenige jaren bracht zij acht molens in beweging: den IJsmolen, den Braamboschmolen, den molen ter Beke, den molen te Queere, den Broelmolen, den Kapittelmolen, den Blokmolen en den Kapelmolen.

Ronse bezit een bisschoppelijk College, eene Middelbare school van den Staat, eene aangenomen Normaalschool voor onderwijzeressen, twee lagere Gemeentescholen, eene Weezenschool, eene Teekenschool, eene Muziekschool en eene Weefschool.

Het letterkundig leven schijnt er nochtans weinig ontwikkeld te zijn.

Over eenige jaren heeft een bevoegd man de oorkonden der gemeente onderzocht en gerangschikt. De oudste stadsrekening loopt over 1648. Verder telt de verzameling «wettelicke chyrographiën, wettelicke passeeringhen, staten van goederen, rechterlijke acten, kerkrekeningen en wijkboeken.»

Ronse is de geboorteplaats van Hermes van Wynghene en van Pieter-Jan van der Haghen.

H. van Wynghene werd hoogleeraar te Leuven, en vervolgens lid van den geheimen Raad onder Karel V. Hij stierf in 1573.

Van der Haghen kampte met de pen en met het woord tegen de ketters van zijnen tijd. De Jonghe getuigt van hem: «Een predikheer, P. Joannes van der Haghen of Dumœus, een ieverige religieus, welke tegen de ketters een jaar lang dagelijks, en dan nog een jaar over ander dag heeft gepredikt, was zeer hatelijk aan de sectarissen. Dikwijls hebben zij getracht, zoo door vergift als met openbaar geweld, maar te vergeefs, hem ter dood te brengen.»

De geleerde kloosterling bezweek in zijne geboortestad den 14 April 1573.


XXIV.

Naar het bosch-Joly.

Ja, Ronse heeft eene heerlijke omgeving.

In de stad slenterend, kan men ze hier en daar, door eene zacht klimmende straat, reeds bewonderen.

Den Broel voorbij gaande, bereikt men het bosch-Joly, een half uurtje buiten de stad, op het hoogste van Hoogerlucht, tusschen de Kruisen en den Muziekberg.

Eene statige eikenlaan loopt naar den ingang.

De boomen ruischen in den zoelen wind en toonen, door de openingen tusschen hunne stammen, een prachtig landschap in de verte, beheerscht door den zwaren toren der St-Hermeskerk.

De heer Joly heeft het bosch als warande ingericht. Het meet ten minste twintig hectaren.

Overal kreupelhout en varens; overal schoone, krachtige boomen: eiken en esschen, olmen en beuken, berken en dennen, overal dalende en klimmende wegen.

Rechts is de geliefkoosde verblijfplaats der konijnen. Nu en dan wipt er een van die bevallige knagertjes in of uit zijne pijp.

Verder ontmoet de wandelaar eenen vijver, tintelend in den glans der zonne.

Rondom dien vijver vindt men ruwe rustbanken, verscheidene rotsen en bronnen. Groen mos bedekt de rotswanden.

Midden in den vijver staat de Menhir, eenzaam, maar fier en pal. Zijne voeten steken in het slijk, maar zijn kop glanst in het zonnelicht. Een beeld van den denkenden, maar ondeugenden mensch...

Twee bronnen versierde men met bouwstoffen van het voormalige slot der stad, weshalve zij eenen historischen naam kregen: de bron van Nassau en de Kasteelbron.

Zuidwaarts springt de bron der Reuzen tusschen verscheidene groote rotsblokken.

Een murmelend beekje leidt het overtollige water weg.

Niet verre van de bron der Reuzen kan men, in een allerliefst prieeltje, eenige oogenblikken uitrusten.

Onder het rooken van eene lekkere pijp en het beschouwen van den weelderigen plantengroei hoort men den koekoek roepen: «Koekoek! hier is het goed!»

Opklimmende, komt men vóor het eigenlijke park. Daar vindt men een fraai paviljoen, eene schilderachtige grot, eenige kleinere bronnen en een donkergroen mastbosch. O die smakelijke lucht!

Een zeer merkwaardig voorwerp is een «dolmen,» door den heer Joly op de kruin van den Muziekberg ontdekt. Twintig paarden trokken dien reusachtigen steen naar de plaats, die hij thans bekleedt. Hij is inderdaad omtrent 0m,70 dik, en 1m,80 lang en breed. Kon hij maar vertellen uit den voortijd, toen onze vaderen nog omdoolden in de duisternissen van het heidendom!

Men heeft het Joly-bosch weleens met het woud van Fontainebleau vergeleken. In alle geval kan men er eenen halven dag heel genoeglijk overbrengen. Een onzer vrienden, die ons derwaarts vergezelde, zong gedurig met zijne helderklinkende stem het Duitsche lied:

In het woud daar wou ik leven
Bij heeten zonneschijn.

En vraagt de maag eenige verversching of verster king — want de mensch leeft toch ook niet van poëzie alleen! — zoo kan men in de eene of andere herberg het verlangde bekomen.

Een blik op de stad en het omliggende landschap zal tevens de oogen verzadigen.

Bij de poort leest men in groote letters en in onze twee landtalen:

Verboden ingang!
Entrée interdite!

Maar de heer Joly is een vriendelijk man, en verschaft den nieuwsgierigen wandelaar gaarne eene toegangskaart.


Terugkeerende naar de stad, maakten wij de bemerking, dat wij in Zuid-Vlaanderen, voor weinig geld en in korten tijd, toch zoo schoone uitstapjes kunnen doen met onze familie. En wij voegden er bij, dat de mensch, die goed ziet en goed hoort, een bevoorrechte sterveling is.

Toen wij bij onzen vriend te huis kwamen, wachtte ons een smakelijk avondmaal.

En de lieve huisvrouw speelde eene prachtige sonate van Beethoven; en de vriend vergastte ons op het prachtige lied van Karel Mestdagh:

Door de Nederlanden,
Naar de wijde, diepe zee,
Stroomt de schoone Schelde...
Panorama op den HOOTOND Panorama op den HOOTOND

XXV.

Naar den Hootond en de Kruisen.

Wij verlaten Ronse door de Zonnestraat en volgen klimmende voetwegen.

Een trouwe vriend, een bewonderaar der schoone natuur en tevens een liefhebber van eigen taal en kunst, vergezelt ons als gids.

Sprekende over het wel en wee, dat vroegere jaren ons aanbrachten, naderen wij de nieuwe kapel «ten witten Tak,» een sierlijk, Gothisch gebouwtje met tien kleine vensters.

Waar het oude kapelleken stond, vinden wij nu eene landelijke herberg.

Sanderus verhaalt, dat hier in lang vervlogen tijden een groote, breede eik groeide. Onder de looverrijke takken school een beeldje van O.-L.-Vrouw.

De tak, die het beeldje droeg, was witter dan de andere. Dit maakte de aandacht der landzaten gaande, weshalve de geloovigen in het begin der lente naar den heuvel stroomden, om de Moedermaagd te vereeren en te aanroepen.

Ten jare 1636 heerschte eene besmettelijke ziekte in vele gemeenten van Vlaanderen, onder andere te Kortrijk en te Ronse. In de eerste stad vroegen de wethouders eene plechtige processie met het wonderdadig beeld van O.-L.-Vrouw van Groeninge; in de tweede beloofde men eene kapel te bouwen ter eere van de machtige Troosteres der bedrukten.

De kwaal verminderde, en in de eerste maanden van 1639 voltooide men de eenvoudige bidplaats. Sedertdien beginnen de «kapellekensdagen» ieder jaar den 2 Juli.

Wij zetten onze wandeling voort, gaan het schoone kasteel van M. Cambier voorbij, en bewonderen de omliggende hoven en parken met hunne weelderige en veelkleurige gewassen. Weldra bereiken wij den Hootond, die 150 meters hoog is.

Bij den molen, op de kruin, blijven wij staan.

Westwaarts, boven den Kluisberg, glinstert de zon, haren glans verspreidende over een landschap, dat ongemeen groot en schoon is.

De molenaar — een vriendelijk man — komt bij en wijst ons aan den blauwen gezichteinder de torens van Maria-Horebeke, Merelbeke, Gent, Evergem, Drongen, Vosselare en Deinze; — die van Ruiselede, Brugge, Tielt, Pittem, Ardooie, Ingelmunster, Hooglede, Roeselare, Passchendale en Kortrijk; — benevens die van Toerkonje, Robaais, Rijsel, Templeuve, Doornik, Antoing en Peruwelz. In het geheel kan men de kerken van 108 steden en dorpen onderscheiden. Tusschen Brugge en Peruwelz is er een rechte afstand van 80 kilometers of 16 mijlen. Evergem en Rijsel zijn 70 kilometers of 14 mijlen van elkander verwijderd.

Welk eene verscheidenheid in dat overgroote panorama! Ginds, tusschen Ansegem en Mooregem, is het Bouveloobosch; bij Tiegem daagt het Kapelbosch. Naderbij poost het oog op de wouden van Quaremont en den Kluisberg. Links blauwt de Drievuldigheidsberg, in het Doorniksche. Heinde en verre steekt de roode kleur der daken aangenaam af bij het donkere groen der gewassen.

Terugkeerende naar den steenweg, blikken wij op de stad, in de diepte, en verderop de reeks heuvelen, die langs Ellezele en Vloesberge naar Lessen loopen. Aan den gezichteinder onderscheiden wij den «Kattemolen» en van den Daele's bosch.

Op de hoogte der Kruisen groeien weelderige boomen, onder wier toppen eenige lusthuizen schuilen. Daar kan men in den zomer, bij het op- en ondergaan der zon, de ontwakende of insluimerende natuur bespieden en... frisch ademhalen.

Van de Kruisen trekt de stad heur water. Langs den steenweg, in eenen grooten kelder, hoort men het klare vocht onverpoosd ruischen.

Onze vriend wijst ons eenen grooten treuresch, die nu en dan schijnt te trillen onder den adem des winds. Denkt hij misschien aan de rijke en de arme lieden, die hij ziet voorbijslenteren? Aan den snellen loop der jaargetijden? Aan de vluchtigheid der aardsche genoegens?


XXVI.

Naar den Muziekberg.

Ten Noord-Oosten van Ronse rijst de Muziekberg. Daar gaan wij heden omdolen en eene frissche lucht inademen.

Wij verlaten de Groote Markt en volgen de Gasthuisstraat, de Biezenstraat en de Beekstraat. Verder loopt een kronkelende binnenweg naar de hoogte.

De Muziekberg is, evenals de Hootond, 150 meters hoog. Een woud bedekt het grootste gedeelte zijner kruin.

Hoor eens, hoe het windje door de bladeren ritselt, hoe de kerfdiertjes gonzen, hoe de vogelen kweelen! Zie eens, hoe de warme stralen der zon door het looverdak der boomen dringen en gouden strepen op den grond tooveren!

o Woud, vol vrede en lommer,
Met diepe eerbiedenis
Betreden wij uw boorden,
Zoo rustig, groen en frisch.
Wij dwalen rond en luisteren...
En alles spreekt tot ons:
Het lied van vink en lijster,
Der bijen stil gegons;
Het wuiven van de twijgen,
Der bloemen heerlijkheid...
o Woud, wat zijt gij statig,
Vol ernst en majesteit!

Talrijke gangen en lanen doorkruisen het bosch. Jammer maar, dat men alle oogenblikken een ondeugend plankje ziet hangen met de vermaning: «Het is streng verboden hier door te gaan.»

Van tijd tot tijd vinden wij eene open plaats, waar wij een prachtig uitzicht hebben.

Op zulk eene plaats, in het midden van het bosch, staat een torentje, uit etssteen opgebouwd en met eiloof begroeid.

Hier is het hoogste punt van den berg.

Het torentje is nagenoeg tien meters hoog. Het heeft tien ronde kijkgaten en laat ons, over het struikgewas en geboomte heen, naar alle zijden blikken.

Het panorama, dat wij aanschouwen, is wel zoo schoon als dat van den Hootond. Maar wij beweren, dat het grootscher is, omdat de wilde natuur in hare maagdelijke schoonheid hier een ruimer aandeel heeft.

In het Zuid-Westen ligt Ronse, met zijne torens, schouwen en daken, langs alle kanten met hoogten en bosschen omringd. In het Oosten rijzen de heuvelen, die naar Geeraardsbergen voortloopen. Elders gaat het oog over bergen en dalen, over gehuchten en dorpen, over huizen en molens.

Daar treft het gefluit van eenen naderenden stoomwagen onze ooren. In de diepte snelt hij kuchend voort, weldra verdwijnend in den onderaardschen gang van het nieuwe dorpje Louisa-Maria.

Een gedeelte van den Muziekberg is hedendaags eene warande met bronnen, waterleidingen en vijvers.

Niet verre van het reeds genoemde torentje staat een hooge boom, die een klein kruisbeeld draagt. De christen wandelaar ontdekt eerbiedig het hoofd, en dankt inwendig ons Vlaamsche volk om zijne godsdienstige overtuiging.

Eenige stappen verder vinden wij eene hofstede. Vóor het woonhuis ligt eene groote weide.

Ten jare 1821 poogde M. van Hoobrouck, van Mooregem, den wijnbouw te drijven op de zuidelijke helling des bergs.

De oogst van 1827 was nog al bevredigend. Den 10 October kwam M. van Doorn, destijds gouverneur van Oost-Vlaanderen, de teelt in oogenschouw nemen en aanmoedigen. Nadat hij den eersten tros had afgesneden, vielen de werklieden aan den arbeid. De eigenaar oogstte twintig stukken wijn. Nochtans was hij naderhand gedwongen van de onderneming af te zien.

Maar het wordt stillekens avond. Moede geklommen en moede gekeken, rusten wij eenige oogenblikken op het gras, en dalen dan den berg af.

De ondergaande zon werpt heure leste stralen over het landschap; lichte wolkjes zweven in de lucht.

De wind schijnt ook moede te zijn van het spelen en dartelen, en houdt zijnen adem in; de vogelen zingen hun slaapliedje onder de bladeren der boomen.

Daar verdwijnt de zon...

Een dunne nevel drijft boven de velden.

Ginds zingt een klokje: Ave, Maria!

Eene geheimnisvolle kalmte heerscht omhoog en omlaag.

Wat is de kalmte streelend zoet,
Dat suizen en in sluimer zijgen,
Dat plechtig stil en stiller zwijgen,
Die rozenkleurige avondgloed!
't Is of de rust rondom ons henen
Een zachter inborst in ons stort;
't Is of ons harte ruimer wordt,
En wat er boos was, is verdwenen.
Een onbestemd en diep gevoel
Ontwaakt en trilt er in onze âren...
Wie mocht dien indruk nooit ontwaren?
Wien laat dat purprend Westen koel?
Nu zweven als op donzen schachten
Geliefde beelden om ons heen;
Nu wemelt droom aan droom dooreen,
En zielsgepeinzen en gedachten.
De ontroering grijpt ons in 't gemoed;
Haars ondanks wordt de ziel bewogen;
Er klopt een heimwee in ons bloed;
Soms wisschen wij een traan uit de oogen,
Onwetend wat hem drupplen doet.

XXVII.

Nog in het land van Ronse.

In het land van Ronse kan men nog eenige wandeltochten ondernemen, die tevens schoon en leerrijk zijn: naar de Hooge heide en van den Daele's bosch, langs den steenweg van Ellezele; — naar St-Sauveur, langs de baan van Leuze; — naar Watripont, langs het kerkhof en het lusthuis van M. Snoeck.

Ellezele — Ellezelles — ligt in eene vallei.

Halfweg loopt eene straat naar van den Daele's bosch, met diepe ravijnen, kreupelhout en eeuwenoude boomen. De groei is hier bij uitstek krachtig.

In eene ouderwetsche herberg kan men allerhande versterkingen en ververschingen bekomen. De waard en zijne vrouw zijn ongemeen beleefd en voorkomend, misschien wel omdat de nieuwere beschaving er de voorvaderlijke gewoonten nog niet gansch kon uitroeien. Wij zagen het vuur flakkeren in den breeden haard op eenige steenen.

St-Sauveur is een vriendelijk dorp met ruim 2,000 zielen. Watripont, op de Ronne, telt er slechts 400.

Watripont, oudtijds Waudripont geheeten, was de zetel van eene groote heerlijkheid. De burcht was versterkt. In de gedempte grachten heeft men kanonballen en wapens gevonden, getuigen van vroegere belegeringen. Het huidige kasteel dagteekent van de XVIIIe eeuw.

Tot de heerlijkheid van Waudripont behoorde langen tijd eene vierschaar, die te Ronse het recht van hooge, middelbare en lage justitie uitoefende. In 1240 schonk Geeraard van Waudripont aan de ingezetenen van Ronse eene keure, hen vrij verklarende van lasten en leendiensten.

Veertig jaren nadien werd Ronse eene baronij. Deze hoorde in den loop der tijden aan vijf verschillende geslachten toe: aan het grafelijk huis van Vlaanderen (1280-1402); aan het huis van Hamaide-Roggendorf (1402-1549); aan het huis van Granvelle (1549-1630); aan het huis van Nassau-Siegen (1630-1745); aan het huis de Merode-Westerloo (1745-1830).

Watripont is hedendaags een lachend dorpje, omgeven van uitgestrekte weiden.

In het kerkje vindt men verscheidene oude grafzerken.


XXVIII.

De Fiertere van Ronse.

Het Vlaamsche volk heeft altijd zijne heiligen geliefd en in het openbaar vereerd.

Gent viert den H. Livinus, Mater de H. Amelberga, Tiegem den H. Arnoldus, Ronse den H. Hermes.

Uit dien eerbied sproten de bedevaarten en de ommegangen. Op zekere dagen droeg men de reliquiekas of de fiertere der heiligen plechtig van de eene plaats naar de andere, onder den toeloop van eene groote en biddende menigte.

Zulke ommegangen zijn door den band heel eigenaardig en bij uitstek dichterlijk. Zij spreken in alle geval hoog en luid van den onverschrokken godsdienstzin der vorige geslachten, van het levendig geloof der vervlogen eeuwen.

Sint Hermes — de patroon van Ronse — leefde in de tweede eeuw der christelijke jaartelling. Hij stierf den marteldood en werd door zijne zuster Theodora begraven.

In het jaar 829 deed Gregorius IV de stoffelijke overblijfselen van den heilige naar de St-Marcuskerk brengen. Talrijke wonderen lokten gedurig nieuwe bedevaarders uit.

Lotharius, een kleinzoon van Karel de Groote, vroeg het lichaam van Sint Hermes voor zijne staten, en bekwam het in 851.

Voorloopig bewaarde men den schat in de abdij van St-Cornelius, bij Aken. De keizer stierf in 856. Zijn zoon en opvolger deed de reliquie naar Ronse overdragen, waar zij den 6 Juli 860 toekwam.

Men stelde ze in de St-Pieterskerk. Later bouwde men, zooals wij reeds weten, de St-Hermeskerk.

De fiertere van Ronse valt alle jaren op den feestdag van de H. Drievuldigheid, anders gezeid op den eersten kermisdag der gemeente.

Vóor de Fransche omwenteling was de ommegang bijzonder eigenaardig.

Uit al de omliggende dorpen uit Vlaanderen en Henegouw kwamen, vroeg in den morgen, de beste ruiters naar de stad. De ruitersmis begon om zeven ure.

Na de mis begaf men zich op weg door de Wijnstraat, zich richtende naar Louisa-Maria, den Muziekberg, St-Sauveur, Watripont, Rozenaken, den Hootond en de Kruisen.

Voorop gingen de gildebroeders van St-Sebastiaan, in het rood — die van St-Marten, in het zwart — van St-Hermes, in het groen gekleed.

De nering der kleermakers volgde met haren standaard. Dan kwamen de Zwarte Zusters met hunne leerlingen en de Zusters van het gasthuis.

De schoenmakers droegen de fiertere.

Vóor hen stapte, traag en statig, een man, die twee groote bellen op maat deed klinken.

Het magistraat en de ruiters sloten den stoet.

De mannen van Rooborst, in Vlaanderen, en van St-Sauveur, in Henegouw, reden altijd voorop, omdat hunne voorzaten in 1724 zich manmoedig verzetteden tegen eene bende struikroovers, die, in de nabijheid van den Muziekberg, de overblijfselen van Sint Hermes wilden onteeren.

Aan de Begijnhofstraat gekomen zijnde, keerde de geestelijkheid naar de kerk terug, terwijl de bedevaarders de Kruisstraat insloegen.

Niet verre van den Muziekberg draafden de ruiters van Rooborst en St-Sauveur, met het pistool in de vuist, driemaal rond de reliquiekas. Men toefde op Schoonboeke, bij Ellezele en bij St-Sauveur.

Op de grenzen van Watripont gebeurde er iets anders. Een van de voornaamste ingezetenen dier gemeente kwam de wethouders van Ronse den eerewijn aanbieden. Die van Ronse schonken den «notabele» eenen grooten koek, ten bewijze van vriendschap. Dezen koek zond men onmiddellijk naar Doornik, en van daar naar Parijs, waar hij, twee dagen nadien, op de tafel van M. den graaf van Bethune moest prijken.

Van waar dit zonderling gebruik?

De legende wil, dat de heeren van Ronse en van Watripont eens eenen grooten twist hadden; dat zij dezen twist inderminne beslechtten, en dat zij het genoemde beschenken tot teeken van hunne verzoening in zwang brachten. Op den koek ziet men althans twee samengeslagen handen.

Wij gissen, met D^r Delghust, dat dit gebruik zijn ontstaan te danken hebbe aan de keure van 1240, waardoor de heer van Watripont de Ronsenaren ontsloeg van tollen en leendiensten.

Te Rozenaken, op de hofstede van St-Hermes, toebehoorende aan het kapittel van Ronse, wachtten twee kanunniken de bedevaarders af. Aan allen schonken zij eene gewijde taart en bier of wijn volgens de tijdsomstandigheden.

In den namiddag, tusschen vier en vijf ure, bereikte men weder de stad. De geestelijkheid kwam de fiertere te gemoet tot aan de steenen brug en bracht ze, psalmen zingend, weer naar de kerk.

Hedendaags volgt de processie nog altijd denzelfden langen weg rond het grondgebied der stad.

Te Louisa-Maria en te Rozenaken laat men de reliquiekas eenen zekeren tijd in de kerk rusten. Middelerwijl mogen de bedevaarders hunnen dorst lesschen en hunnen honger stillen.

Op den Hootond en de Kruisen versieren de tochtgenooten hunne paarden en rijtuigen met meien, takken en bloemen, vooral met bloeienden brem.

Ten jare 1898 telden wij meer dan tweehonderd ruiters, die de overblijfselen van Sint Hermes vergezeld hadden.

Bij gebrek aan oorkonden kennen wij den oorsprong van Ronse's ommegang niet. Het is nochtans zeker, dat hij zeer oud is, nademaal men hem in 1453, ter oorzake van de toenmalige onlusten en oorlogen tusschen Philip den Goede en de Gentenaars, niet toeliet.


In de sacristij van St-Hermeskerk bewaart men het zoogenaamde Zottenboek. Buiten eenige standregelen en de namen van de leden der broederschap, behelst het namen van krankzinnigen, opklimmende tot het jaar 1670.

Velerhande aanteekeningen zetten dit gedeelte eene zekere belangrijkheid bij. Nu eens bestatigde men, dat de zieke genezen, dan weer, dat hij overleden was gedurende de negendaagsche plechtigheid.

Vóor 1597 gebruikten de krankzinnigen alle dagen een koud of een lauw bad. Mgr Hovius, aartsbisschop van Mechelen, schreef alsdan voor, dat men ze enkel besproeien zoude met gewijd water.


XXIX.

Naar den Pottelsberg.

Tusschen Ellezele en Lessen ligt Vloesberge — Flobecq — eene groote gemeente van ongeveer 4,500 inwoners.

Onze lezers zullen zich wel herinneren dat Julius Plancquaert, de schrijver van de Franschen in Vlaanderen, vrederechter was te Vloesberge, en daar in 1888 overleed in den ouderdom van 35 jaren. De begaafde man was van Wortegem.

Benoorden het vlek is het uitgestrekte woud van Vloesberge met twee bergpunten, die 150 meters hoog zijn. De eene verhevenheid is de Pottelsberg, de andere de berg van Rhodes.

De afstand van Ronse bedraagt 8 kilometers. Nochtans zal de weg ons niet lang schijnen, omdat de streek overal zoo schoon, zoo schilderachtig is.

Nauwelijks zijn wij buiten Ronse aan de Linde — eene gekende herberg — of de Muziekberg rijst weer vóor onze oogen. Aan dezen kant is zijne helling zeer steil.

Daar neemt de Molenbeek haren oorsprong.

Verder bereiken wij het kapelleken van Lorette, gebouwd in 1674 door de zorgen van M. Deletenre, pastoor te Ronse. De vrome herder had ondervonden, dat vele geloovigen, aldaar gehuisvest, hunne gods dienstige plichten maar moeilijk konden vervullen, omdat zij ofwel te verre van de stad woonden, ofwel slechte, onbruikbare wegen moesten volgen. Om die reden richtte hij twee kapellen op: de kapel ter Heide, tusschen Ronse en Ellezele, en de reeds genoemde kapel van Lorette, langs de baan naar Brakel, welke wij volgen.

In de kapel ter Heide las men mis op alle Zon- en heiligdagen des jaars, behalve op Paschen, Sinksen, Allerheiligen en Kerstmis. Ten jare 1819 brak men deze bidplaats af.

De kapel van Lorette bestaat nog, en wordt ieder jaar met den 25 Maart druk bezocht. De landzaten spreken dichterlijk van den «Tijloozen ommegang,» omdat de tijloozen of de sneeuwklokjes in die dagen volop bloeien.

Wij komen in Henegouw en bereiken eene wijd gekende herberg Les quatre Vents. Hier staan wij 130 meters boven den spiegel der zee. In de nabijheid heeft de heer Joly overblijfselen uit het steenen en het bronzen tijdperk ontdekt. Ronse mag fier zijn op dien verstandigen en onbaatzuchtigen zoeker!

Tien minuten verder loopt een zijweg links, een andere rechts. De eerste leidt naar eene vallei, waar de Markebeek ontstaat. Deze vloeit door het bosch te Rijst, in de richting van Schoorisse.

Den anderen zijweg inslaande, beklimmen wij den Pottelsberg, die 157 meters hoog is. Het volk in den omtrek noemt hem den Potseberg. De Walen spreken van la Houppe. De bosschen noemen zij «les bois de la Cocambre.»

Heinde en verre ontmoeten wij diepe wegen, steile verhevenheden, ravijnen en onbeplante plaatsjes. Groene kraakbeziestruiken, bruine heideplanten en sierlijke varens bedekken alom den grond.

In den heeten zomer, als de wind suist en de bijen gonzend op de bloempjes azen, is het hier, in de schaduwe der boomen, schoon en dichterlijk. Maar als een storm de toppen der dennen weg en weder slingert, dat de takken kraken; als de donder in het luchtruim klatert en de bliksem zijne rosse flikkeringen op den grond werpt, moet ook eene koude huivering den wandelaar bekruipen.

Wie dit oord voor den eersten keer bezoekt, denkt onwillekeurig aan Conscience's «verloren loopen.» Van alles afgescheiden, zich overleveren aan het onvoorziene; in donkere wouden ronddwalen, zonder te weten waar men is of waar men komen zal; geen spoor der menschelijke maatschappij meer ontwaren; alles vergeten, tot de vriendschap zelve, om zich der vijandschap ook niet meer te herinneren; alleen, gansch alleen daar staan tusschen den Schepper en zijn werk, tusschen God en de natuur — ha! verloren loopen, het is eene milde bron van poëzie...

Midden in het bosch, dicht bij eene diepte, komen, zeven wegen bijeen. Daar vinden wij twee eenvoudige gebouwen: eene herberg, la Capelette, en een kapelleken, waarin een eenvoudig kruisbeeld hangt.

De waard en de waardin zijn struische menschen; men zou zeggen dat de berglucht, bezwangerd met den geur der sparren, weldadig op hen werkt. Men spreekt tegenwoordig, in boeken en tijdschriften, nog al veel over sanatorium's voor lieden, die de schrikkelijke longtering krijgen. Zouden de omstreken van Ronse niet uitstekend geschikt zijn voor het inrichten van zulk eene schuilplaats?

Het kapelleken is een verkwikkend rustpunt voor den christen reiziger. In de eenzaamheid, verre van het gewoel der menschen, kan men toch zoo hartelijk bidden: «Onze Vader, die in de hemelen zijt! »


XXX.

Naar Ellezelle.

In la Capelette hebben wij den weg gevraagd naar Ellezele, eene voorzorg, die niet overbodig mag genoemd worden. Want wij zijn hier in eene stille, eenzame streek.

De naaste gemeenten zijn: Ronse, Kerkhem, Schoorisse, Op-Brakel en Parike, in Oost-Vlaanderen; — Everbeke, Vloesberge en Ellezele, in Henegouw.

Het oord is vele honderden hectaren groot. Acht kilometers scheiden Ellezele van Schoorisse; vijftien kilometers Ronse van Everbeke.

Vloesberge alleen bezit hier nagenoeg 260 hectaren gronds, begroeid met dennen.

Voortwandelend, dachten wij aan de Luxemburgsche Ardennen, met hunne uitgestrekte hoogvlakten, met hunne grijskleurige woningen, met hunnen mageren plantengroei. Geen Vlaming zal het ons dan ten kwade duiden, dat wij de voorkeur geven aan Zuid-Vlaanderen. Hier hebben wij eene gedurige en schielijke afwisseling van hoogten en laagten, van heuvelen en valleien. Voeg daarbij het heldere blauw des hemels, het donkere groen der weelderige gewassen, het vriendelijke rood der pannen daken en het blinkende wit der gevels. Overal verscheidenheid, overal kleur, overal poëzie, overal leven...

«Maar wij zien bijna overal hetzelfde landschap,» zullen oppervlakkige lieden opwerpen.

Toch niet!

Let maar eens op de voor- en achterplannen, die alle oogenblikken veranderen, op de stoffeeringen, die nergens dezelfde zijn.

Laat ons echter veronderstellen, dat uwe opwerping gegrond zij. Dan nog krijgt ge geen gelijk.

Sedert duizenden jaren versiert de roos elken zomer met dezelfde kleuren onze aarde. Gij zelven hebt ze reeds dertig, veertig, misschien zestig, zeventig keeren in uwen tuin zien ontluiken, bloeien en verflensen. En toch beschouwt iedereen het roosje als de koningin onzer bloemen.


Ellezele schuilt, zooals wij hooger aanstipten, in eene vallei. Dit zegt genoeg, dat de gemeente eene heerlijke omgeving heeft. Hare uitgestrektheid bedraagt 2,400 hectaren; hare bevolking is tot ongeveer 5,500 zielen gestegen.

Een goed gedeelte van Ellezele's grondgebied is bedekt met bosschen. Wij hadden reeds de gelegenheid aan te stippen, dat zich daar dikwijls gansche benden booswichten schuil hielden. Niet zelden bestonden die benden uit vreemde landloopers, Bohemers, heidens of Egyptenaars. Die boeven verontrustten heel de streek. In 1509 betaalde het magistraat van Oudenaarde 12 pond parisis aan «het opperhoofd van eene bende Egyptenaren,» opdat «hij met zijn volk niet min dan twee uren afstand van de stad zou blijven.»

Na 1724 stoorden zulke booswichten weer de bewoners van Ronse, van Ellezele, van Vloesberge, van al de «betwiste gronden. »

Ten langen laatste, en wel in 1733, zond de Regeering 150 huzaren naar Ellezele, om de schurken te vangen. Zeven vrouwspersonen werden opgehangen; een en twintig andere fielten van beide geslachten werden gegeeseld en gebrandmerkt. Een klein meisje
— eene weeze — werd edelmoedig door de bewoners
opgenomen en verpleegd. Uit dien hoofde betaalde Ellezele gedurende eenigen tijd eene jaarlijksche som van ongeveer 11 pond.

Op het dorpsplein van Ellezele vindt men, sedert onheuglijke tijden, eenen diepen bornput. Ten jare 1883 heeft men er eene fraaie pomp op geplaatst.

De parochiale kerk staat onder de bescherming van Sint-Pieter, den apostel. De toren, die zwaar is, draagt het jaartal 1643. Het koor werd herbouwd in 1723; de zijbeuken zijn van 1781. De predikstoel, gesneden in 1751, is een merkwaardig stuk.

Het was in de kerk, dat men vroeger te Ellezele, zooals overigens in vele gemeenten van Vlaanderen, de voorname oorkonden bewaarde. Heden nog toont men den reiziger den koffer, die met ijzer beslagen is. Hij heeft drie sterke, verschillende sloten.

Men wil, dat Ellezele de zedelijkste en de rijkste gemeente zij uit den Noord-Westelijken hoek van Henegouw. «Cette terre n'appartient qu'à Dieu et à moi!» zegde ons een landbouwer; «die grond hoort aan God en aan mij toe!» willende doen verstaan, dat zijne eigendommen onbelast waren.

Aardbevingen, die sommige streken zoo dikwijls teisteren, zijn gelukkiglijk in ons vaderland een zeldzaam verschijnsel. In de oude registers van den burgerlijken stand der gemeente is er nochtans van eene schudding spraak. Wij schrijven letterlijk over: «Le 18 février 1756, la carcasse entière de l'église d'Ellezelles a subi une secousse. L'air était bien tranquille; et en moins d'une minute de temps les prêtres et le monde qui étaient à l'église pour la messe, se sont sauvés.» Wat in onze taal beteekent: «Den 18 Februari 1756 begon de gansche kerk van Ellezele schielijk te beven. De lucht was stil; doch in een omzien vluchtten de priesters en de geloovigen, die in de kerk waren om mis te hooren.»

Lezers, als gij oude oorkonden in handen krijgt, overziet ze toch aandachtig. Zij behelzen zoo dikwijls kleine, maar wetenswaardige bijzonderheden!


Wij hebben reeds de «betwiste gronden» genoemd.

In vroegere eeuwen behoorde de stad Lessen met zeven dorpen, alsook het kasteel van Vloesberge en de heerlijkheid van Ronse, tot Vlaanderen onder het Rijk, afhangende van den Duitschen keizer.

Vlaanderen onder de Kroon was integendeel een leen van den Franschen koning; en allodiaal Vlaanderen was een eigendom der graven, waarvoor zij noch aan den koning, noch aan den keizer iets verschuldigd waren.

Welnu, de hooger genoemde deelen van Vlaanderen onder het Rijk werden van lieverlede een twistappel tusschen de Vlaamsche en de Henegouwsche graven, weshalve de geschiedschrijvers hun den naam van «betwiste gronden» hebben gegeven.

Het geschil duurde tot in 1333, wanneer de vorsten een verdrag troffen, dat nooit meer werd gestoord.

De graaf van Henegouw behield de steden en dorpen van Lessen en Vloesberge, zonder daar nochtans nieuwe versterkingen te mogen oprichten, tenzij met voorkennis en toestemming van Vlaanderens vorst. Deze behield de heerlijkheid van Ronse.


XXXI.

De schilder van Ellezele.

De kerk van Ellezele bezit een fraai altaarstuk uit de XVIe eeuw: eene kruisiging van den Zaligmaker. Op den donkeren grond van het tafereel komt de witte kleur van een paard goed uit.

De schilder heeft zijn gewrocht niet onderteekend. Vandaar gissingen en volksoverleveringen.


In de XVIe eeuw telde Ellezele twee voorname familiën. De eene droeg den naam van Lelatteur, de andere dien van Dutransnoit.

Uit beide huizen sproten magistraten en geestelijken. Colard Lelatteur was burgemeester in 1462; Jan Lelatteur werd schepen in 1510; Arnold Lelatteur ontving de priesterlijke wijding in 1551.

Lodewijk Dutransnoit werd burgemeester in 1503; Jan en Joris Dutransnoit beklommen het altaar, de eerste in 1504, de tweede in 1545; Jacob Dutransnoit teekende als griffier in 1600.

Men vertelt in het dorp, dat een Lelatteur de genoemde kruisiging schilderde. De man was zeer rijk, en beoefende de kunst om de kunst. Op het tafereel maalde hij niet alleen de wezenstrekken zijner onderdanen, maar ook de gedaante van zijnen schimmel.

Zijn broeder, die almede het penseel hanteerde, was naar Italië getogen, waar omtrent dien tijd «eene geheele reeks meesters van den eersten rang naast elkander optraden, die in even zoovele oorspronkelijke richtingen dezelfde laatste schrede tot het toppunt van ideale schoonheid en klassieke volkomenheid aflegden.» Wij bedoelen Lionardo da Vinci, overleden in 1519; — Michel-Angelo, den hoofdmeester der Florentijnsche school; — Raphael, die zijn innigste gevoel in zijne Madonna's ten beste gaf; — Antonio Correggio, die in zijne werken het licht bewogen gevoel zoo heerlijk deed gelden; — Tiziano Vecellio, den hoogsten meester in de edele verheerlijking der lichamelijke schoonheid.

Bij zijne terugkomst in het lieve vaderland sloop de Ellezeelsche schilder in de werkplaats zijns broeders.

Daar stond eene pas geschetste schilderij. De aangekomene tooverde vlug eene vlieg op het doek, en verwijderde zich. En toen de andere terugkeerde, greep hij eenen borstel, om het ondeugende diertje weg te jagen. Zoo fijn, zoo natuurlijk, zoo meesterlijk had zijn broeder het kleine vliegje voorgesteld.

Men voegt er bij, dat de Lelatteur's op die wijze den toenaam van Mouche gekregen hebben.

Van dit alles zal wel geen woordje waar zijn. Wij hebben inderdaad geene enkele oorkonde kunnen vinden, waarin een Lelatteur als schilder aangeduid wordt. Daarentegen kennen wij een tiental stukken uit de jaren 1535-1569, welke «Jean Dutransnoit, peintre,» noemen. Deze woonde op het gehucht Gauquier.

In 1543 trouwde Jan Hamaide, ridder en heer van Nieuwburg, met Barbara Hauport, van Ellezele.

Jan Dutransnoit zal dan, op vereerend verzoek van de jonge gehuwden, het altaarstuk geschilderd hebben, op hetzelve noch de lakeien, noch het paard der edele familie vergetende.


In negen minuten brengt ons de trein van Ellezele naar Ronse. De afstand is bijgevolg niet groot. Nochtans onderscheiden wij, in de richting van Vlaanderen, ten minste drie valleien en twee reeksen van heuvelen.

De stoomwagen fluit, kucht, stopt.

En nu nemen wij afscheid van onze vriendelijke lezers en lezeressen, allen hartelijk dankende voor hunne welwillende aandacht.

Einde.


INHOUD.

I. — Reizen. — Vroeger en nu. Schoonheid van België

II. — De Vlaamsche Ardennen. — Ligging. Heuvelen en aanzienlijke verhevenheden. Beken. De vaart van Bosuit. Bosschen in vroegeren tijd en nu. Klopjachten. Spoorwegen

III. — Kortrijk. — Ligging en uitgestrektheid der stad. Kortrijk vóor 1386. Het kasteel. Gewichtige gebeurtenissen en vergrootingen. Bevolking. Het stadhuis en zijne schouwen. De oude en de nieuwe halle. De Broeltorens. Sint-Martenskerk. De kerk van O.-L.-Vrouw. Sint-Michielskerk. Het Begijnhof. Beroemde mannen. Scholen en maatschappijen. Openbare plaatsen en straten

IV. — Naar Groeninge. — Ligging. Grenzen, beken en wegen. Sagen. De kapel van Groeninge. De slag der Gulden Sporen en zijne gevolgen

V. — De omstreken van Kortrijk. — De bodem. De vlasnijverheid. Ondersteuning en aanmoediging door de wethouders. De Pottelberg, het kasteel van Hoog-Mosscher en de Bloedkapel. Het Hooge. De Spoelberg. Eene schermutseling in 1814

VI. — De hofstede «ten Akker.» — Oude heerlijkheden. Ligging. Wal en gebouwen. Het huisraad. De pachter en zijn gezin. Netheid

VII. — Naar den Lauweberg. — De weg. Het oude kerkhof. Eene episode uit den Boerenkrijg. De abdij van Marke, later van Groeninge. De Lauweberg. Landschappen. De abdij van Wevelgem, nu het Kloosterhof. Wevelgem. Vermaarde mannen. Bellegem

VIII. — Naar Harelbeke. — Weg. De abdij van Groeninge. Brigands-Zondag. De watermolens. Harelbeke. De kerk. Het kapittel. De vroegere en latere nijverheid. Peter Benoit. Andreas Pevernage

IX. — Naar Zwevegem, Moen en Heestert. — De heer van Zwevegem in 1573. De weg naar Knokke. De vaart. Het Banhout. Knokke. Eene ontmoeting. De Keiberg. Moen. De heerlijkheid van Moen. Het feest van Sint-Elooi. De kerk. Heksenprocessen. Heestert. Ommegangen. Sint-Denijs

X. — Naar Tiegem. — Vacantie. Herinneringen. Ansegem. Kaster. Tiegem. Bevolking en oppervlakte. Uitzicht. De kerk. De patroon der parochie

XI. — Naar het Kapelbosch. — M. Moreels-Verhaeghe. Uitgestrektheid en waarde van het bosch. De kapel en hare omgeving. De kijktoren. Panorama. Schoonheid van het landschap. Jaarlijksche novene

XII. — Naar Quaremont en den Kluisberg. — Afstand. Avelgem, Ruien en Berchem. Quaremont. De kerk. De bodem. Oudheden. Aan de Klok. Aan de Martiko. Panorama's. Naar den Kluisberg. Een heerlijk landschap. Peetje en Meetje. Orroir, Amougies en Rozenaken. Dottignies. De vallei der Schelde

XIII. — Oudenaarde. — De keure der gemeente. Merkwaardige gebeurtenissen. Vroegere weelde der stad. Tapijtwevers. De hedendaagsche nijverheid. De kerk van Pamele. Sint-Walburgiskerk. Misdaden in 1566 en 1572. Het stadhuis. Het museüm van oudheden. Het Belfort. Het huis van Burgondië. De abdij van Maagdendale. Rederijkkamers en landjuweelen. Beroemde mannen

XIV. — Naar Leupegem en Edelare. — Leupegem. De berg van Edelare. Panorama. De kerk van Edelare. De kapel van Kerselaar, haar oorsprong en hare geschiedenis. De krokodil. De novene. De Tivoli. Mater en Maria-Hoorebeke. Protestanten in Vlaanderen. Elzegem en zijne priorij. Oudheden, gevonden te Etikhove

XV. — Naar Gaver. — Eine. De kerk. De fittel. De heerlijkheid van Eine. De ruitersprocessie. De processie van Asper. Syngem en zijne kerk. Huise en Gaver. De opstand der Gentenaars in 1453. De slag van Gaver. Folklore

XVI. — Binders of Branders Eene bladzijde uit de geschiedenis van den Boerenkrijg. — Het einde der XVIIIe eeuw. Rooversbenden in Vlaanderen. De Boerenkrijg. Botsing te Oudenaarde. Namen van slachtoffers

XVII. — Naar Zottegem. — Eename en zijne abdij. Vlucht der nonnen van Groeninge in 1794. Oudheden, gevonden te Erwetegem. Zottegem. Het lakenweven. Oploop der Gentenaars in 1314. De rederijkkamer. De kerk. Het standbeeld van den graaf van Egmond. Eene bladzijde uit de geschiedenis der XVIe eeuw. Laurens de Mets

XVIII. — De omstreken van Zottegem. — Gevonden oudheden. Middeleeuwsche burchten. Het klooster van Velzeke. Elene. De jaarmarkt van Nieuwwege. Hillegem. Grootenberge, Sint-Lievens-Essche, Godveerdegem en Erwetegem

XIX. — Geeraardsbergen. — Het ontstaan der stad en hare keure. De eerste vestingen. Onlusten in 1328, 1380, 1485 en 1491. De kerk van Hunnegem. De kerk van Sint-Bartholomeus. De abdij. Het gasthuis. De vroegere en de hedendaagsche nijverheid. Vermaarde mannen. Scholen en genootschappen. Uitgestrektheid en bevolking. Hoogte van den bodem

XX. — Op den Ouden berg. — Het Hemelrijk. Panorama. Eene legende. Het Raspaillenwoud. Op het hoogste van den berg. Godsdienstige beelden. De kapel. De vijver en het tafeltje. Gezicht op Brabant en Henegouw. Een gedicht van F. de Beck

XXI. Eene Geeraardsbergsche sage. — Een eigenaardig feest. Het beleg der stad. De belegerden verschaken den vijand. Het ontsteken van vreugdevuren. Hooge oudheid van het feest

XXII. — De omstreken van Geeraardsbergen. — Boelare en zijne burcht. Koekebak te Sarlardinge. Goeferdinge en zijne kerk. Welstand in de gemeente. Schendelbeke. Pollare. Onkerzele. Een eigenaardig dorp. Panorama. De Jonkvrouw. Onlusten in 1453. Het zoeken van steenkolen in 1765. De Boerenkrijg te Geeraardsbergen. Nederbrakel, Opbrakel en Schoorisse

XXIII. — Ronse. — Ligging der stad. Hare oudheid. De plaatselijke nijverheid. Rampen in 1477, 1519, 1559 en 1719. De beeldstormerij. Het kasteel. De Sint-Pieterskerk. De Sint-Hermeskerk. De Sint-Martenskerk. Openbare plaatsen. Voorname huizen. Gilden en maatschappijen. De Molenbeek. Scholen. Het archief der stad. Vermaarde mannen

XXIV. — Naar het bosch-Joly. — Weg. Rotsen. Bronnen en vijvers. De grot. Een dolmen. Uitzicht

XXV. — Naar den Hootond en de Kruisen. — De kapel ten witten Tak. Besmettelijke ziekten. Op den Hootond. Een heerlijk vergezicht. De Kruisen. Ontmoetingen

XXVI. — Naar den Muziekberg. — Weg. In het woud. Het kijktorentje. Nog een panorama. Wijnbouw in 1827. Avond. Gedicht van H. Tollens

XXVII. — Nog in het land van Ronse. — De Hooge heide. Van den Daele's bosch. Ellezele. St-Sauveur. Watripont en zijne heerlijkheid. De baronij van Ronse

XXVIII. — De Fiertere van Ronse. — Onze heiligen. Bedevaarten en ommegangen. De overblijfselen van St-Hermes. De Fiertere in vroegere eeuwen. Eigenaardige gebruiken. De Fiertere op heden. Oudheid der plechtigheid. Het Zottenboek

XXIX. — Naar den Pottelsberg. — Vloesberge en zijn woud. Voorname verhevenheden. De weg. De kapel van Lorette en de kapel ter Heide. De Tijloozen-ommegang. Les quatre Vents. Op den Pottelsberg. Verloren loopen

XXX. — Naar Ellezele. — Uitgestrektheid der streek. De Luxemburgsche Ardennen en Zuid-Vlaanderen. Ellezele. Grondgebied en bevolking. Heidens in de streek. Maatregelen tegen die booswichten. De parochiale kerk. Hoedanigheden der bevolking. Eene aardbeving. De betwiste gronden

XXXI. — De schilder van Ellezele. — Een weinig gekend altaarstuk. De familie Lelatteur en de familie Dutransnoit. De volksoverlevering. Jan Dutransnoit, schilder in 1535-1569. Wie het altaarstuk waarschijnlijk bestelde. Terugreis en afscheid

INHOUD







End of Project Gutenberg's Reisjes in Zuid-Vlaanderen, by Theodoor Sevens

*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK REISJES IN ZUID-VLAANDEREN ***

***** This file should be named 26102-h.htm or 26102-h.zip *****
This and all associated files of various formats will be found in:
http://www.gutenberg.org/2/6/1/0/26102/

Produced by Frits Devos and Distributed Proofreaders Europe

Updated editions will replace the previous one--the old editions
will be renamed.

Creating the works from public domain print editions means that no
one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
(and you!) can copy and distribute it in the United States without
permission and without paying copyright royalties. Special rules,
set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
such as creation of derivative works, reports, performances and
research. They may be modified and printed and given away--you may do
practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
subject to the trademark license, especially commercial
redistribution.



*** START: FULL LICENSE ***

THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK

To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
distribution of electronic works, by using or distributing this work
(or any other work associated in any way with the phrase "Project
Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
Gutenberg-tm License (available with this file or online at
http://gutenberg.net/license).


Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
electronic works

1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
and accept all the terms of this license and intellectual property
(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.

1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
used on or associated in any way with an electronic work by people who
agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
even without complying with the full terms of this agreement. See
paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
works. See paragraph 1.E below.

1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
collection are in the public domain in the United States. If an
individual work is in the public domain in the United States and you are
located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
are removed. Of course, we hope that you will support the Project
Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
keeping this work in the same format with its attached full Project
Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.

1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
a constant state of change. If you are outside the United States, check
the laws of your country in addition to the terms of this agreement
before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
creating derivative works based on this work or any other Project
Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
the copyright status of any work in any country outside the United
States.

1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:

1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
copied or distributed:

This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.net

1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
and distributed to anyone in the United States without paying any fees
or charges. If you are redistributing or providing access to a work
with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
1.E.9.

1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
with the permission of the copyright holder, your use and distribution
must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
permission of the copyright holder found at the beginning of this work.

1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
License terms from this work, or any files containing a part of this
work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.

1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
electronic work, or any part of this electronic work, without
prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
active links or immediate access to the full terms of the Project
Gutenberg-tm License.

1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.net),
you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
License as specified in paragraph 1.E.1.

1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.

1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
that

- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
has agreed to donate royalties under this paragraph to the
Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
must be paid within 60 days following each date on which you
prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
address specified in Section 4, "Information about donations to
the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."

- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
License. You must require such a user to return or
destroy all copies of the works possessed in a physical medium
and discontinue all use of and all access to other copies of
Project Gutenberg-tm works.

- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
electronic work is discovered and reported to you within 90 days
of receipt of the work.

- You comply with all other terms of this agreement for free
distribution of Project Gutenberg-tm works.

1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
electronic work or group of works on different terms than are set
forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
Foundation as set forth in Section 3 below.

1.F.

1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
works, and the medium on which they may be stored, may contain
"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
your equipment.

1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
liability to you for damages, costs and expenses, including legal
fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
DAMAGE.

1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
written explanation to the person you received the work from. If you
received the work on a physical medium, you must return the medium with
your written explanation. The person or entity that provided you with
the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
refund. If you received the work electronically, the person or entity
providing it to you may choose to give you a second opportunity to
receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
is also defective, you may demand a refund in writing without further
opportunities to fix the problem.

1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.

1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
provision of this agreement shall not void the remaining provisions.

1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
with this agreement, and any volunteers associated with the production,
promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
that arise directly or indirectly from any of the following which you do
or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.


Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm

Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
electronic works in formats readable by the widest variety of computers
including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
people in all walks of life.

Volunteers and financial support to provide volunteers with the
assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's
goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
and the Foundation web page at http://www.pglaf.org.


Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
Foundation

The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
permitted by U.S. federal laws and your state's laws.

The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
throughout numerous locations. Its business office is located at
809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
[email protected]. Email contact links and up to date contact
information can be found at the Foundation's web site and official
page at http://pglaf.org

For additional contact information:
Dr. Gregory B. Newby
Chief Executive and Director
[email protected]


Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
Literary Archive Foundation

Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
spread public support and donations to carry out its mission of
increasing the number of public domain and licensed works that can be
freely distributed in machine readable form accessible by the widest
array of equipment including outdated equipment. Many small donations
($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
status with the IRS.

The Foundation is committed to complying with the laws regulating
charities and charitable donations in all 50 states of the United
States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
with these requirements. We do not solicit donations in locations
where we have not received written confirmation of compliance. To
SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
particular state visit http://pglaf.org

While we cannot and do not solicit contributions from states where we
have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
against accepting unsolicited donations from donors in such states who
approach us with offers to donate.

International donations are gratefully accepted, but we cannot make
any statements concerning tax treatment of donations received from
outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.

Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
ways including including checks, online payments and credit card
donations. To donate, please visit: http://pglaf.org/donate


Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
works.

Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm
concept of a library of electronic works that could be freely shared
with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.


Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
keep eBooks in compliance with any particular paper edition.


Most people start at our Web site which has the main PG search facility:

http://www.gutenberg.net

This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.