Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
21
Holbuikig, in volle vaart, kwam de coupétrein terug: niemand stond
of zat achter de ramen. Het sein stond schuin omhoog. Rij- den
maar, gebaarde de donkerblauwe gedaante. Tijdens het oefenen, het
rangeren van een wagon, had Rob het remmershuisje bestudeerd: een
klein hokje met een plank waar ie- mand op kon zitten. Of onder kon
kruipen. Traag tuften ze door het lege grasland, met die paar volle
wa- gons, langs een enkele groenfluwelen boom. Ze doorsneden de
geurende heide. Met voorraden in blik, aardappelen, brieven, af-
scheidsbrieven en liefdesbrieven en andere levenstekens, pakket-
jes, pakketten en de grootste verrassing op dit maffe locomotiefje:
hijzelf. Wat een zonderlinge droom. De middag straalde stilletjes.
Behalve hun roetige rookpluim geen vuiltje aan de lucht; wel kraai-
en die vrijelijk het kamp in en uit vlogen zonder vermomming, ro-
de zakdoek, de juiste valse papieren die echter bij nadere bestude-
ring…
‘Kwartiertje rijd’n nog,’ riep Van Hasseld buiten op de
treeplank; daar kon hij het onbewaakte spoor overzien. Maar Rob
bleef liever binnen, in de beslotenheid van de kleine cabine, een
veilige capsu- le.
Voorbij Beilen bestonden geen seinen meer en geen overwegen: hier
hield de gewone wereld op en begon die andere werkelijkheid, de
hare, op de hei. Het buurtspoor, noemde Van Hasseld het. Jar- gon,
dat was alles, de juiste tekst. Daarmee was hij als werkzoe- kend
elektricien de kantoren van de Organisation Todt binnenge- drongen,
dat mocht hij niet vergeten.
Nee, haar werkelijkheid begon pas achter het hek, achter de poort.
‘Zodra ze mij zien, gaat-ie open,’ had Van Hasseld beweerd. De
laatste keer dat hij haar had gezien, was iets meer dan drie
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
maanden geleden. Plaats van handeling: haar zolderkamer in Am-
sterdamse Rivierenbuurt, waar ze gedwongen naartoe had moeten
verhuizen nadat haar ouders waren weggevoerd. Daar, in de Vol-
kerakstraat, moest ze zijn opgepakt. Lange middagen of korte
avonden hadden ze op haar zolder gezeten. Eén nacht hadden ze er
samen doorgebracht: op een smal veldbed, een angstige nacht na haar
officiële ontsnapping uit de Hollandsche Schouwburg; en zonder dat
ze hadden gevreeën een tedere nacht – teder, ja, moord- dadig was
te zwak uitgedrukt. Tot het ochtendlicht hadden ze tegen elkaar aan
gelegen.
Ze gleden een bos in; daarachter moest het ergens zijn. Bemoste
bomen dicht om hem heen, dik in het blad al was het officieel net
herfst, konden getuigen: ze zagen hem in die belachelijke spoorkiel
aan zich voorbijtuffen en ze hadden ook haar gezien, tussen vele
an- deren. Een boswandeling samen, of zelfs maar een gewone,
ontspan- nen wandeling door Amsterdam was nooit mogelijk geweest.
Het werd lichter: ze rolden het bos uit. Een wachttoren doemde op.
Kaarsrecht leidde het spoor ernaar- toe. Rechtlijnige, zonovergoten
rails sneden door zijn blikveld. ‘Ik voer het woord, jij zegt zo
min mogelijk. Een bescheid’n hulp- je.’ Van Hasseld
knipoogde. ‘Je bent toch toneelspeler?’ Hoe weet hij dat? O, ja,
verrek, kalm maar weer, dat heb ik gis- teravond op de divan nog
verteld. Om hem te overreden: neem me mee, morgen al, ik kan het.
Ik speel het wel. ‘Blijf ik bij de poort in de cabine staan? Of
stel ik me keurig aan de heren kampbewakers voor?’
‘We zien wel!’ zei de spoorman en zijn kleine, blauwgrijze ogen
lichtten op onder opvallend zware, zwarte wenkbrauwen; alsof hij
ineens echt zin kreeg om met hem, goed acterend hulprangeerder, het
kamp in te rijden. ‘Ik neem het initiatief. En eenmaal binnen… Maar
dat weet je nou wel.’
Hij zou bij de wagons blijven rondhangen terwijl Van Hasseld met de
laadbrieven naar de kampkantine liep. En dan, tja… dan moest hij
het klaarspelen: haar vinden. Hoe? Geen idee nog. Haar op de trein
zien te krijgen, haar ongezien weten te verstoppen. ‘Improviseren,’
zei Van Hasseld als de toneeldocent die hij nooit had gehad.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Daar was de poort al, de Sik minderde vaart. ‘Ik rijd hem bin- nen,
jij duwt hem er straks uit.’
‘Ja, ja…’
‘Nou ja, mochten die lui ernaar vragen,’ zei Van Hasseld. ‘Het zijn
geen onaardige jongens, hoor.’
Aárdige kampbewakers, natuurlijk, dacht hij en zei: ‘Welnéé.’ Ze
schoten even in de lach. Twee kameraden. Giechelig klonk het.
Met een slakkengang koersten ze op de wachttoren af, een paar meter
schuin boven hen; er leunde een man uit met een geweer. Een
machinegeweer? Nee, het leek eerder een soort jachtgeweer. Onze
koninklijke marechaussee? Niet blijven staren! SS? Schuin
daaronder, al bijna naast hen, stond een houten wacht- huisje. Twee
mannen in Duits uniform ijsbeerden verveeld, gewa- pend, in de
hitte.
Mijn god… ze wuiven!
Van Hasseld stak zijn hand op. Konden ze direct doorrijden?
Bitte, zet dat hek open!
Maar de mannen maanden hen te stoppen. Al werd de getralie- de
poort nu inderdaad door een van hen opengeschoven; wagen- wijd.
Het kan dus, het kan werkelijk. Of niet? Met een schok kwamen ze
tot stilstand, de motor bleef lopen maar dat stelde hem niet
gerust; ondanks zijn voornemen kalm te blijven was hij verdoofd van
spanning. Zijn ledematen tintelden. Het was alsof hij zweefde. Hij
hoorde Van Hasseld op de treeplank iets roepen over ‘ein
wunderschöner Tag’. ‘Wunderbar!’ riep een bewaker terug
en wees naar binnen – op
hém? Logisch, sprak hij zichzelf toe, wat had je dan verwacht? Aan
zijn mouw trok Van Hasseld hem naar buiten, de treeplank op.
Vriendelijk lachen, laat je blauwe kijkers zien! Níét joods, ik zie
er ab-so-luut niet joods uit! En ook niet als iemand die wordt ge-
zocht. Een hand geven? Nee, ze staan te ver weg… of toch? Gallisch
werd je ervan. Toen, ineens, boog hij toch nog voorover en stak
zijn hand uit – de te korte mouw kroop naar zijn elleboog – maar ze
ga- ven hem geen hand terug, of zagen het niet. Gauw trok hij zijn
roe-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
tige hand weer terug. Onhandig! Geeft niets, zo gaan die dingen
juist in het echt. Geinponem, dit ís in het echt. ‘Er ist ein
Lehrling.’ Van Hasseld klopte hem nadrukkelijk op de
verstijfde schouder. ‘Wenn ich nicht mehr da bin,’ hoorde
hij hem in niet al te slecht Duits en met gevoel voor melodrama
zeggen, ‘stel dat ik eraan ga, dan moet íémand het toch van me
overnemen.’ Een van de bewakers lachte: ‘So ein gesunder, junger
Kerl.’ Van Hasseld schuddebuikte ontspannen mee, dus ook Rob
be- gon maar wat te lachen. De mannen hadden de leeftijd van Van
Hasseld: ze waren de jongsten niet meer, maar zeker niet oud. Ge-
niaal, wanneer had Roelof van Hasseld dat smoesje bedacht? ‘Aber
weshalb,’ een van de bewakers was uitgelachen en richtte
zich tot hem, ‘wenn du doch Lehrbursche bist, fährst du denn
nicht?’ Zo eenvoudig mogelijk keek hij de mannen aan: ‘Van
Hasseld rijdt de Zug herein, und ich wieder eruit.’
De bewakers schoten weer in de lach.
Rob bleef ze aangapen – niet te bang! – en keek ten slotte naar de
grond, naar de treeplank, een beetje dommig, alsof hij zelf niet
besefte hoe maf hij had geklonken. Hij had dan geen toneelschool
gedaan, maar wel avondschool Duits. De uniformen van middelba- re
leeftijd waren toe aan amusement, voorlopig was hij hier nog niet
weg, vreesde hij.
Of er nog nieuws was van het thuisfront? Van Hasseld kletste er
alweer overheen en leidde de aandacht van hem af. Het
thuisfront, dacht hij terwijl hij zich op het noppenpatroon
van de treeplank concentreerde, daar gaat het niet best. Of
eigenlijk juist wel. ‘Ah!’ van het thuisfront niets dan
goeds. Met ‘Frau und Kinder’
was alles ‘ganz, ganz gut’.
En met Van Hasselds ‘Frau und viele, viele Söhne’? Ook alles
dik mee in orde, zelfs met zijn jongen in de Arbeitsein-
satz.
Van Hasseld duwde hem naar binnen en trok aan de ketting:
‘Tschüss!’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
22
Ze liep niet terug naar de 65 maar regelrecht en in hoog tempo,
langs rijen nieuwkomers, naar de barak waar mogelijk nog de brug
stond; als die inmiddels niet is ingeruimd met stapelbedden. Even
met alle kracht de lucht in zwaaien.
Het geluid van een naderende trein deed haar achteromkijken: nee
hè, niet alweer een transport. Goddank, het was de posttrein maar.
Het boemeltje. Andere FK’ers hadden dienst, zij hoefde er niet
naartoe om de zakken met brieven en pakketjes op te halen, naar de
postbarak te dragen en rond te brengen. Ze zag groepjes
nieuwsgierigen naar die paar volle wagons lopen. Mocht er een
pakketje voor haar tussen zitten – kleine kans, trouwens – dan zag
ze het straks wel.
Iemand hield de deur open, ze schoot mee naar binnen en zag de brug
staan. Vergeten, in een hoek van ongetwijfeld de laatste, nog niet
bevolkte barak. Die wel was volgestouwd met ouwe rom- mel: geroofde
meubels. Liebesgaben voor getroffen Duitsers. Ze spuugde in
haar handen, wreef ze droog aan haar overall, nam plaats tussen de
balken, ademde diep in en plaatste haar han- den.
Daar ga ik!
Zwierig de lucht in, steeds sneller, rechtopstaand, kaarsrecht
ondersteboven, dan weer met beide benen op één balk. Dat hoofd
leeg! Alles wat ik gezien heb eruit gymmen. Ze sloof- de zich uit:
zich bevrijdend.
En altijd als haar hoofd leger werd, kwam er een deuntje in op.
‘Ich hab mich bei einem Walzer verliebt…’
Hup, dat lijf de lucht in! Doodmoe worden. ‘Beim Walzer,
beim Walzer mit dir!’
Nee, dat walsje is te traag, te sloom. En het deed haar denken
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
aan Hans, met wie ze walsend had gezoend. Hij was nog druk be- zig
met het herindelen van de barakken, een rotklus. Nee-hee. Dat hoofd
moet leeg!
Gewoon een momentje genieten. ‘Krijg je spierballen van!’ hoorde ze
Hans in gedachten weer lachen.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
23
Door de wijd opengeschoven poort tussen dubbel prikkeldraad reed
Rob naar binnen.
Een houten stad zag hij. Hemel wat een barakken! Daartussen
spelende kinderen, sommige op klompen, gelaten volwassenen, sommige
in overall; bewaakt door Nederlandse marechaussees op wachttorens,
maar ook SS’ers, en hij zag mannen van de Joodse Ordedienst in
groene overalls. Verderop klonterden groepjes man- nen, vrouwen,
kinderen en grijsaards rond stapels rugzakken, rond koffers met
opgerolde dekens; sommige waren er maar bo- venop gaan zitten, hun
lot afwachtend. Ze moesten uit de trein zijn gestapt die nog geen
uur geleden vlak voor zijn machteloze bok- sersneus voorbijreed.
Een smalle schoorsteen van een ketelhuis to- rende onverschillig
boven alles, boven iedereen uit. Een mager kind danste op een
hutkoffer.
Hij had goed gegokt. Het posttreintje trok belangstelling. Meer nog
dan hij had gedacht; mensen stroomden toe. Zijn ogen wisten zo gauw
niet waar ze moesten zoeken. Hij werd draaierig.
Vijftig meter nog. Bij de les blijven!
Ze tuften verder, binnengedrongen in het voorportaal van de
vernietiging; als de geruchten klopten, en daar was hij maar al te
bang voor.
Zo veel gezichten, maar het hare zag hij niet. ‘Eerst rustig
rangeren,’ hoorde hij Van Hasseld beheerster dan ooit zeggen.
In zijn ooghoek dook een ventje op: vooraan, aan de hand van zijn
vader stond hij te kijken naar het rangeren. Twee treinfanaten in
een doorgangskamp, dacht hij met plotselinge galgenhumor. Maar het
jongetje in matrozenpak kwam hem bekend voor.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Het spoor vertakte zich. Hij remde af, Van Hasseld sprong naar
buiten.
Een kinderarm wees in zijn richting en stootte de bijbehorende
vader aan. In een schicht herkende hij de man; chef inkoop van de
Joodse Raad, ik heb hem valse papieren bezorgd, ben zelfs nog bij
de familie blijven eten, maanden terug; de papieren hadden niet
geholpen. Hij legde zijn vinger op zijn lippen. De kinderarm van
Eduard, ja zo heette het jochie, ging omlaag. Eedje werd hij ge-
noemd. Rob gooide het remgewicht om.
‘En loskoppelen!’ riep Van Hasseld, die niets leek te hebben ge-
merkt. Net zomin als de marechaussee en de OD’er die moesten
toezien op het lossen van de wagons. Alle ogen waren gericht op de
postzakken, de pakketten, de zakken aardappelen. Aarzelend kwam hij
uit zijn capsule en stapte de treeplank op. Om zich heen turend;
een nieuwe hulprangeerder kon best nieuws- gierig rondkijken als
hij voor het eerst in een jodenkamp kwam. Geen Hansje. Wat had je
dan gedacht?
Hij stapte weer in. ‘Zácht ertegenaan rijden,’ hoorde hij Van
Hasseld buiten roepen. ‘Je moet het stootjuk kussen,’ was hem met
een knipoog uitgelegd, ‘er nóóit tegenaan stoten al heet het
stootjuk.’
Gespannen keek het jongetje in matrozenpak toe, met zijn mond een
stukje open, alsof hij het belang kon invoelen. Onder het oog van
inmiddels een klein publiek moest hij het stootjuk kussen, heel
subtiel; met klamme handen trok hij aan de ketting. Niet te hard!
Bijna meteen remde hij weer af. Ja! De duimen van Van Hasseld
staken omhoog. Zuchtend keek hij opzij.
Van Hasseld gooide de wissel om, sprong weer op de treeplank, kwam
naast hem in de cabine staan en reed de Sik achteruit voor de
gereedstaande, lege wagons waarmee ze het kamp weer zouden verlaten
– de volle wagons bleven achter. Waarom had hij er geen pakketje
voor háár tussen gestopt? On- zin, de post ging eerst naar de
postbarak. Tussen de werkzaamheden door – ‘Aankoppelen maar!’ –
bleef hij het kind in de gaten houden. Bloedlink, zo’n ventje dat
kon gaan roepen.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
‘Spindel vastdraai’n!’ Nadenkend bij iedere beweging trok
hij de zakdoek uit zijn broekzak en wreef zijn voorhoofd droog,
zorgvul- dig de kolensporen bij zijn oor mijdend. Er werd weer naar
hem gekeken, hij voelde het en schuw, zijn wenkbrauwen tot een
afdakje knijpend, keek hij op: in bekende ogen. De ogen van zijn
nicht. Lies! Ze keek hem verbijsterd aan, maar zei niets. Nou ja,
niet echt zijn nicht, maar hij kende haar al zo lang; van het
pingpongen in de Dapperbuurt. Háár moest hij hebben.
Van Hasseld stak zijn hand op met daarin de laadbrief: ‘Ik loop
even naar de kantine.’
Maar Lies wendde zich al af. Te laat. Stóm. Het jongetje! Hij
wenkte hem. Eedje kwam onmiddellijk aan- draven maar bleef op een
afstandje staan, en Rob zei zo rustig mo- gelijk: ‘Kom eens even.
Wil je de cabine zien?’ Aarzelend kwam Eedje naar hem toe op te
grote veterschoenen, zijn wangen waren rood van opwinding. ‘Kijk
maar eens van dicht- bij.’
‘Mooie Sik,’ zei het jongetje van een jaar of zeven met kennis van
spoortermen. Meer dan hijzelf had gehad. Eedje lachte, met kuiltjes
in de wangen: ‘De Sik 256.’
‘Zeg, wil je die juffrouw daar eens even halen?’ De ogen van het
jongetje gloeiden op; hij werd ergens bij betrokken, iets
heimelijks, van grote mensen.
Snel stak Rob een sigaret op. Het ding wilde niet branden, en hij
lurkte eraan als een bezetene.
Lies keek geschrokken op toen Eedje haar aantikte. Ze zag vuur-
rood, maar ze kwam met de kleine jongen mee. Stralend liet Eedje
haar de cabine zien, pratend over het model. En Lies speelde het
mee: ‘Mooie trein, ja,’ ving hij op, maar haar stem sloeg over. Om
zich een houding te geven pakte hij iets uit een gereed- schapskist
achter op de locomotief: een vreemde tang. Wat moest hij daarmee?
Meteen smeet hij het ding weer terug. Iets verderop werden de volle
wagons gelost; die trokken de meeste aandacht. Bij de Sik, die nu
achter de lege wagons van de vorige keer stond, geen marechaussee,
geen menigte, nauwelijks publiek.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Met de zakdoek in zijn handen, losjes, liep hij terug naar de ca-
bine: ‘Nou, dag, hè!’ knipoogde hij naar Eedje, die al wegholde,
naar zijn vader.
De sigaret schuin in zijn mond, een pose die bravoure uitstraal- de
– en hopelijk ook vertrouwen – keek hij zijn nicht aan. Bijna on-
merkbaar nam hij de sigaret weer tussen zijn vingers en vroeg, de
rook wegblazend: ‘Weet jij waar Hansje is?’ Ze keek niet terug maar
staarde naar niets. ‘Hannelore Cahn.’ Lies was natuurlijk
geschrokken. ‘Je kent haar wel.’
‘Ja, ja, die vriendin van je,’ zei ze.
‘Kun jij haar even halen? Zeg maar dat er iemand voor haar op de
trein staat. Iemand, hè.’
Voor haar, zijn nicht, eigenlijk een buurtgenootje, kon hij niets
doen. Deed hij althans niets. Ze glimlachte, nauwelijks merkbaar,
benauwd. Ze draaide zich om en liep haastig weg. Het jongetje werd
tegen zijn zin meegetrokken aan de hand van zijn vader, en bleef
achteromkijken met glimmende ogen waarin de Sik met de lege wagons
en waarin hij, neprangeerder, piepklein werden weerspiegeld.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
24
Plotseling sprong ze van de brug af. Terug naar de 65. Een drin-
gend gevoel, ze had geen idee waarom, maar ze moest terug. ‘Aan het
trainen voor de Maccabiade?’ plaagde een OD’er. Nu pas zag ze
mensen in en uit de volle barak lopen, zelfs hier werden nu
stapelbedden geplaatst. De Maccabiade, daar had ze werkelijk voor
getraind, vroeger in Hamburg: maar eerst was ze te jong ge- weest
en eenmaal oud genoeg… ach, toen was het te laat geweest. Zonder op
of omkijken liep ze de lauwe lucht in, nog nahijgend. Terug! Ze
moest zich omkleden, haar overall wassen: al het zweet, alle
vuiligheid moest eruit.
Waar lag dat stukje zeep? Ze klom tegen de bedden op, naar
driehoog, doorzocht de zijvakken van haar rugzak. O nee, het was al
op. Dan maar zonder.
Haastig stroopte ze op de stromatras de overall van haar lijf en
trok haar laatste schone jurk aan: een eenvoudig model, cadeautje
van Hans. Die had hij tegen bewerkte manchetknopen geruild. Met de
vieze overall – vanavond moet-ie weer droog zijn! – liep ze naar
het achterste gedeelte van de lange barak die op een pak- huis
leek: vol kinderen, jonge en ouwe vrouwen, maar nu nage- noeg leeg,
iedereen was buiten, in de weer, aan het werk, tussen de
aardappelen, gisteren vertrokken, of aan het kijken naar de nieuw-
komers, of bij de posttrein.
Niemand bij de kranen, dat kwam goed uit, en er was water. Snel de
zanderige pijpen onder het priegelstroompje. Ho! bedacht ze zich
ineens. Zijn gezicht, dat ene stukje, zit nog in de zak. Jachtig
doorzocht ze de zak en keek hem aan, in de ernstige ogen; ze stopte
het klam geworden stukje weer terug in haar beha, want de jurk had
geen zakken.
Fanatiek waste ze de mosterdgele pijpen en de mouwen met de
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
zwart-witte FK-band: het binnenkomend transport wegspoelen.
‘Hansje?’
Riep daar iemand? Nee, ze beeldde het zich in, dóórwassen. Dat ding
nog gauw te drogen hangen in de behulpzame, schroeiende zon, de
nazomer moest aan een dun draadje hangen; de overall drogen voor
het volgende transport dat vanavond kwam, dat had Hans haar tijdens
het werken ingefluisterd. Het was een schrale, maar troostende
gedachte straks weer iets schoons aan te hebben. Opnieuw te
beginnen, al leek het alleen maar zo, al werd het alleen maar
erger.
Vlug, met witte knokkels in de rood uitgeslagen handen, kneep ze
het water uit de pijpen.
‘Hansje…’
Ze draaide zich om: ‘Lies!’ Die was nog tandartsassistente ge-
weest bij moeder. ‘Wat is er?’
Lies kwam dichterbij. Keek nog even achterom, maar op dit uur was
er niemand in het waslokaal: ‘Er staat iemand voor je op de
posttrein.’
Ze schoot in de lach: ‘Natuurlijk, dat gebeurt regelmatig.’ Maar
het meisje, iets jonger dan zijzelf, lachte niet; het was geen
grap. ‘Je moet komen,’ fluisterde Lies en beende weg. Nog voor ze
haar iets had kunnen vragen. Waarom was ze gaan lachen?
Nog één keer kneep ze in de overall en liet het ding toen liggen in
de wasbak, de gele pijpen druppelend over de rand.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
25
Rob opende de gereedschapskist nog maar eens en rommelde er zoekend
naar niets doorheen. Een oefening in geduld, dat was de
optimistische benadering. Je kon het net zo goed een oefening in
krankzinnigheid noemen. Hij had nog mazzel dat Van Hasseld in de
kantine bleef hangen.
Wacht eens even, duurde het werkelijk al zo lang? Hij was alle
greep op de tijd verloren; een horloge droeg hij niet en uiteraard
hing hier geen klok.
Waar bleef ze, waar was ze überhaupt? Nog in dit kamp, dat moest
wel. Hij koos een busje olie uit de kist. Nee, nog niet op
transport naar Polen, dan had Lies anders gereageerd. Dan had hij
haar desnoods mee kunnen nemen.
Met het vettige busje dat bijna uit zijn hand glibberde, stapte hij
de cabine in. Of wist Lies niet of Hansje hier nog wel of toch niet
meer zou zijn? Tussen de duizenden, in deze verborgen stad: een
houten vesting die hij toch maar was binnengedrongen. Nu nog
heelhuids eruit tuffen. Op de eerste de beste roestige schroef die
hij zag, druppelde hij wat olie. Eruit, met haar. Hij, prins op de
Sik, of mot. Vlinderend, op deze rammelkar. Nog niet in de vlam
ver- schroeid.
Nog niet.
Ach, de hitte was het niet, het was die verdomde benauwdheid: niet
uit te houden gewoon in de cabine. Bezig blijven, al is het met
denkbeeldige klusjes; dat oliebusje maar weer terug in de gereed-
schapskist. Schijnbaar ongeïnteresseerd, maar gespannen als een
veer, stapte Rob naar buiten en gebruikmakend van de kans keek hij
om zich heen.
Niets, niemand. Mensen genoeg, ja, alleen geen Hansje. Hij sloot de
gereedschapskist, veegde zijn vette handen af aan de
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
zakdoek en liep toch maar een paar meter van de locomotief van-
daan, ijsberend zoals hij het de bewakers had zien doen; de min of
meer schoongewreven handen alweer bezweet in de zakken van de net
te krappe spoorkiel.
Zijn te grote schoenen zakten weg in het zand. Stel je niet aan,
lummel. Kijk om je heen nu het kan.
Hij durfde weer op te kijken. Daar staat ze! Daar, verderop, voor
een barak. Ze was het werkelijk, in een zomerjurk. Verbijsterend.
Onveranderd.
Kom! Kom, dan toch, híérheen.
Ze stak haar hand op. Naar wie? Niet naar hem. Hij keek opzij: naar
een kerel in een groene overall, de overall van de Joodse Orde-
dienst. Eerder had hij die overalls gezien in Amsterdam. Hij voelde
hoe ook zijn hand al omhoog kwam om haar aandacht te trekken. Gek!
Je gaat toch niet staan zwaaien?
Daar kwam ze. Zijn kant op. Of nee… toch niet. Verdomme. Ze liep
naar de volle wagons, verderop, op het spoor naast hem, de
verkéérde wagons.
Niets kon hij doen. Hij moest bij de Sik blijven. Straks kwam Van
Hasseld terug, en dan… dan moest hij hier toch staan. Verborgen, in
de rechterzak, kneep hij het kooltje fijn. Ook het ijsberen was
ondoenlijk. Zijn rug was drijfnat. Dan maar weer de cabine in.
Beschut, zonder nog op zijn houding te hoeven letten, kon hij haar
volgen: ze bekeek de lading, een paar grote pakketten, ze praatte
met een vrouw met een band om haar arm. En… ja, nu kwam ze deze
kant op! Langzaam, maar in een rechte lijn, wandel- de ze naar de
Sik.
Hij juichte, stil, vanbinnen. En werd ineens verbazend kalm; hij
nam de pet van zijn hoofd, streek met nog vochtige handen over zijn
krullen, al lagen die al plat, platgedrukt onder de spoorpet. Hij
voelde de spanning wegtrekken en plaatste de pet ver achter op zijn
hoofd, zijn gezicht goed zichtbaar.
Zou ze hem direct herkennen?
Hij zag het, of meende het te zien. Ze keek naar hem! Ontspannen
lachen, ze mag niet in paniek raken. Nu! – naar buiten. Hij sprong
van de treeplank. Een stap, nog
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
een paar stappen, doen alsof ik bezig ben. Hij boog zich over een
loszittend latje aan de voorste wagon. Met zijn gezicht naar de
trein, half opzij kijkend, kon hij haar aanspreken. Vlakbij stond
ze al.
‘Hé, Hansje…’ fluisterde hij met vaste stem. En hardop, zonder
nadenken: ‘Ik kom je halen.’ Verwachtingsvol draaide hij zich om.
Met holle, opengesperde ogen keek ze hem aan. Waarom zegt ze niks?
Da’s vast de eerste schrik. Recht voor je uit kijken, naar die
stomme latten.
Het bleef stil. Hij drukte het latje vast, dat weer los sprong. Met
zijn vuist sloeg hij ertegenaan. Het brak. ‘Ga gewoon mee!’ Hij
draaide zich weer om, knikte in de rich- ting van het
remmershuisje. ‘Stap op; dat trapje daar… op de eerste wagon. Dat
hok in.’
Ze keek weg van hem en bleef besluiteloos staan met haar ar- men
langs haar zij. ‘Ik, eh…’ Ze zweeg.
Het moest maar, het kon niet anders. Hij kwam vlak voor haar staan,
keek haar aan. Hij wilde haar beetpakken en door elkaar rammelen,
haar oppakken en gewoon op die trein zetten. Ze leek in shock.
Nee. Te riskant. Te laat. Morgen dan maar? Vanuit de cabine zag hij
hoe ze wegliep, met gebogen hoofd. Daar ging ze. Hij vrat zich op
van spijt. Hij had haar gewoon moe- ten optillen.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
26
Aarzelend liep ze richting spoorlijn. Iemand op het posttreintje,
voor haar? Toch had ze zo-even nog dat vreemde, jachtige gevoel
gehad, die drang; zomaar ineens was ze van de brug gegleden en
teruggelopen naar haar barak.
Nu meteen maar naar de posttrein, of eerst nog even bij Hans
langslopen? Alweer een opwelling, ze wist in welke barak hij nu be-
zig was. Eerst naar die trein, uiteraard; stel dat er werkelijk
iemand klaarstond. Dan kon maar beter niemand het weten, ook Hans
niet. Juist Hans niet.
Ze liep sneller door de brede hoofdstraat en zag een eind verder-
op de kleine locomotief staan. Bij de volle of bij de lege wagons
gaan kijken?
Eerst maar naar de volle wagons; daar stonden de meeste men- sen,
zakken aanpakkend. Daar kwam ze vaker en dat viel het minst op.
Maar bij de lege wagons stond de locomotief. Besluiteloos bleef ze
staan.
Ineens zag ze een hand die werd opgestoken. Snel wuifde ze naar
Hans terug en lachte breeduit, maar met gespannen kaken. Hij komt
toch niet nu, uitgerekend hier, naar me toe? Hans liep weer breed,
bol bijna, verder; zijn gefluit reikte ver over de Boulevard des
Misères, die meestal weidser leek als hij er liep. Maar nu juist
niet. Nu beklemde zijn aanwezigheid. Ze wachtte tot hij uit het
zicht verdween en in de verte een barak binnen liep. Die dan maar:
ze gokte op de ontkoppelde, volle wagons. Ze bekeek een paar grote
pakketten, ze knikte naar een vage be- kende, wisselde een paar
woorden met een FK-collega en liep jach- tig verder. Onbekenden zag
ze, en enkele kennissen uit het kamp. Niemand die op haar leek te
wachten.
Dan maar naar de lege wagons. Of was het toch een grap?
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
Alsof ze rondbanjerde na gedane arbeid, zo moest ze lopen. Ze
flaneerde regelmatig door het kamp omdat er nu eenmaal niets an-
ders te doen was. De handen op haar rug, met langzame tred, naar de
kleine locomotief.
Er stond iemand in. Gewoon een machinist. Voor haar? Rustig eropaf.
Er vlak langslopen. Dan verder zien. De machinist kwam half op de
treeplank staan. Achteloos en met een zekere zwier naar buiten
leunend – die zwier! Ze kreeg geen lucht meer binnen. Rob! Hij
sprong verkleed naar buiten. Is hij gek geworden? Zo gewoon
mogelijk kijken – nee, dat kan niet. Tóch. Rustig. Rustig blijven
ademen; in en uit, in, uit. O, God! Wat wil hij? Haar armen werden
gewichtsloos, en tintelden. Om het getintel onder controle te
houden, sloeg ze ze over elkaar. In- en uitademen. Die rode zakdoek
in zijn kontzak! In en rústig uit. Hij lachte, zo anders dan ze
gewend was, ze had alleen nog zijn foto in haar hoofd. Wat doet hij
hier? Ze was nu vlakbij, op praatafstand, maar ze bracht geen woord
uit. Nu kon ze iets zeggen; haar schouder raakte bijna de zijne,
met zijn rug stond hij naar haar toegekeerd, en zij met haar rug
naar hem. Haar tong lag verlamd in haar mond. ‘Ik kom je halen,’
zei hij, nogal luid. Hij draaide zich om. Schichtig keek ze hem
aan.
In, uit. Niet hyperventileren. ‘Ik kan hier niet blijven staan,’
hoorde ze zichzelf nauwelijks verstaanbaar mompelen. ‘Stap op, dat
trapje daar… op de eerste wagon. Dat hok.’ Hij kwam vlak voor haar
staan, ze kon hem ruiken, zo dichtbij. Zijn blik. Zo roekeloos.
De mensen bij de volle wagons kwamen weer in beweging. Sommigen
liepen hun kant al op. Te laat! Ze deed een stap achteruit en keek
schuin omlaag. ‘Nee,’ zei ze hees, met een stem die niet van haar
was. ‘Het kan niet. Met al die mensen hier.’ Ze had wél net haar
jurk aan. En niet haar overall. In overall ervandoor gaan was
ondenkbaar. In een jurk ook… Tranen prikten achter haar ogen;
waarom was ze niet blij? Dit overkwam haar niet, dit was een
toneelstuk, revue. Moest ze het niet toch doen? Gauw, heel gauw
nog? Nee, nee, nee… ‘Morgen kom ik terug,’ zei hij.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
27
‘Der Dreivierteltakt hat mein Herz gepackt,’ zong Hans
zacht. Haar
even zien, tussen de bedrijven door, dat wilde hij, en dan maar
gauw dat armbandje geven, al had hij niet veel tijd. Druppels zweet
stroomden onder zijn pet vandaan, onstelpbaar, ach, dat gaf niets.
Stevig stapte hij door.
Een halfuurtje geleden had ze nog naar hem gezwaaid. Hij meende
zelfs te hebben gezien, al was de afstand groot, dat ze hem een
kushand had toegeworpen. Maar kort daarna had hij haar bijna krom –
ontredderd? – terug zien lopen. Dat had hij: oog voor detail. Een
geoefend oog. Voor mensen, houdingen. Niets en niemand had ze
gezien, zo had het hem toegeschenen. Hem had ze in elk geval niet
opgemerkt. Hij moest haar spre- ken, al kon het eigenlijk niet:
druk dagje, zoals hij had voor- speld.
Zomaar de 65 binnen lopen? Of toch maar even kloppen en voorzichtig
een blik naar binnen werpen. Het bleef toch een vrou- wenbarak. Hij
aarzelde. Hij was galant had Pisk, het Oostenrijkse hoofd van de
Joodse Ordedienst, laatst nog beweerd. Té galant be- doelde hij
zeker. Nee, zijn karakter had hij niet mee in zijn functie. Een
ander had in zijn plaats allang binnen gestaan. O, nou treuzelde
hij weer te lang, er was al nauwelijks tijd. In de vensterruit van
de barak zag hij zijn weifelende silhouet weerspie- geld, met de
brede maar altijd wat bezorgd naar voren gebogen schouders, en hij
glimlachte. Galant zijn. Toch geen kwaaie eigen- schap. Zijn
functie, elke functie, kon hem gestolen worden. Karak- ter. Dat had
je nodig. Dat was het enige dat telde in dit barre be- staan. Júíst
in zijn functie. Hij was zoveel meer dan zijn functie – ook
Hannelore wist het, ja, dat was wel zeker. Even voelen: mooi, het
armbandje zat in zijn borstzak. Zijn vin-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina
gers trommelden zachtjes, muzikaal tegen de ruit: titititidi…
hat mein Herz gepackt.
Och, gut, wat zag ze er beroerd uit. Hij had het al vermoed, hij
kwam precies op tijd.
Hij sloot de deur. Er was vrijwel niemand in de barak en hij
stoorde vast niet. ‘Je moet wat eten. Heb je trek?’ Hij toverde een
stuk boterkoek tevoorschijn uit zijn andere borstzak. Onbewogen
bekeek ze de koek, pakte ze zijn hand en trok hem mee naar een
houten tafel met bank, waar niemand zat. IJskoud was haar hand.
‘Ben je ziek?’
‘Rillerig, dat wel. En doodop.’
Een beetje zuur rook ze, alsof ze net had overgegeven. ‘Doe je wel
even kalm aan? Straks,’ fluisterde hij, ‘komt er nog een trans-
port binnen. Dat weet je toch? Ga even op bed liggen. Zal ik je
ziek melden?’
‘Ik weet het niet.’ Ze legde haar armen op tafel, en haar verhitte
hoofd er bovenop. ‘Ik weet niet wat ik moet doen.’ ‘Malaise,
maagpijn of alleen moe,’ hij ging maar even dicht naast haar
zitten, ‘wat het ook is, ik meld je gewoon ziek.’ ‘Mmm…’ zei ze
alleen maar, haar hoofd dicht bij het zijne. ‘Beloof het.’
‘Wat?’ Ze keek afwezig.
‘Dat je wat rust neemt.’ Onhoorbaar bijna, want het was beter dat
niemand het wist, vervolgde hij: ‘Morgenochtend, heel vroeg al,
moet ik naar Amsterdam. Zieken ophalen. Maar als ik terugkom, tref
ik je weer op en top gymmend op de brug aan. Anders wordt het nooit
wat met die spierballen.’
Ze schoot toch even in de lach, al zag hij dat haar ogen niet mee-
deden. Met zijn wijsvinger streek hij over haar bovenarm, alsof hij
er kuiltjes in tekende: ‘Anders worden het geen ballen maar gaten.’
‘Ik ga even liggen. Je hoeft me niet af te melden. Ik kan straks
nog wel een transport doen.’
Gespeeld boos zwaaide hij met zijn wijsvinger en zei in zijn plat-
ste Weens: ‘An Bleedsinn host gesogt! En liggen nu!’ Hij
drukte haar de koek in handen, al had ze er waarschijnlijk geen
trek in als ze zo misselijk was. Hij moest er weer snel
vandoor.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina ‘Is er echt niets, verder?’ vroeg hij toch nog. Ze was
misschien niet zo verliefd als hij, misschien was ze alleen
dankbaar. Erkente- lijk. Ach, misschien zou de verliefdheid nog
komen, langzaam op- bloeien, als het heidekruid: een in de
wildernis, in de droogte groeiende plant. Ich liebe nur die
Heide. ‘Niets,’ zei ze en klom toch nog vrij rap omhoog, haar
ijzeren he- melbed op, zoals ze het een keer had genoemd. Vanaf
tweehoog kuste ze hem nog vlug op de wang. Zoals je een familielid,
een ou- dere oom kust. Maar ja.
Zwetend in de nazomermiddag, er hing al een zweempje herfst in de
lucht, hoorde hij het haar nog zeggen: ‘Dag, Teddy.’ Fluitend, op
weg naar het kantoortje van de Ordedienst, merkte hij op dat de
posttrein er nog altijd stond. Die was laat vandaag. Vreemd.
Ach natuurlijk, vanwege het transport dat er tussendoor is geko-
men.
Verflixt! Dóm. Het armbandje zat nog in zijn zak.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 28
Ho nou eens even, dacht Rob. Radeloos van het piekeren kon hij
worden, over hoe straks weer uit het kamp en er morgen opnieuw in
te komen, en dan wéér eruit, met haar of zonder haar. Hij kon dit
moment ook benutten om te observeren: ja, dat moest hij doen, zich
niet laten meeslepen door teleurstelling. Dat was nog zwak
uitgedrukt. Ontgoocheling.
In de deuropening van de stilstaande cabine probeerde hij de ba-
rakken te tellen, maar hij had niet genoeg overzicht. Volkomen
begrijpelijk was het, probeerde hij zichzelf te overtui- gen,
natuurlijk stapte ze niet zomaar op. Zijn zwarte vingers speel- den
met de restanten van het kooltje: de brokstukjes. Ach, het aantal
barakken… die informatie was natuurlijk allang bekend. Er iets
tegen beginnen, daar ging het om. En zijn kleine aandeel, het
bevrijden van één vrouw, die ooit de zijne moest wor- den, was
mislukt. Hij zou de hele boel hier moeten opblazen! Kalm, kalm,
kalm.
Nog geen halfjaar geleden was alles zo duidelijk geweest. Na- men
hadden ze al. Voor zes kinderen. ‘Twaalf!’ had hij gevonden.
‘Vooruit, de helft,’ had zij gelachen. Namen verzinnen voor zo veel
niet-bestaande kinderen was misschien even hoogmoedig als ver-
kleed een kamp binnendringen; hoogmoed, en daarna de val. Nee, zo
benepen mocht hij niet denken, het woord hoogmoed bevatte toch
moed? Ja, ja, daar zat wat in.
Kom, pepte hij zichzelf op, ik ben ver gekomen, ik sta midden in
het kamp. En, ja… ik ben het aan mezelf, aan haar, aan haar ou-
ders, misschien wel aan de wereld of aan het mensdom – of hoe je
het noemen wilt – én natuurlijk aan die ouwe Van Hasseld ver-
plicht. Zijn hart zwol even op bij deze gedachte, zijn misschien
wat theatrale hart, dat wilde hij best toegeven, zeker aan
zichzelf, mis-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina schien was het ook een paar maten te groot. Maar het bonsde,
beukte tenminste, groots en meeslepend als in een gedicht van
Marsman, helder en zonder vrees, al was de vrees nooit ver, dan
nog, ach ja dan nog. Zonder al te veel vrees dan maar. Hij leunde
tegen een kampboompje; niet handig, straks brak het nog. Hij begon
op en neer te lopen over het perron. Misschien was hij wel een
beroepsontsnapper. Toneelspelend kon hij vluchten uit de
werkelijkheid, de dagelijkse werkelijkheid en die van de oorlog,
ontsnappen aan vervolging – en ontsnappen met háár. In haar. Nou
niet meer naar de mensen op die koffers kijken. Dat maakt zo
moedeloos.
Liefde – hij was er goed in – wás ontsnappingskunst. Zijn hartslag
ging weer wat omlaag. Eindelijk! Daar kwam Roe- lof van Hasseld
aan, met de vrachtpapieren in de hand. En verrek, daar had je hem
ook weer: het jongetje. Eedje. Zonder zijn vader dit keer. Hij
stond niet ver van de Sik. Die kleine meenemen? Hem nog gauw
verstoppen in het hok? Nee, zoiets kon zomaar niet.
‘Dag meneer,’ zei het kind. Zo, onbevangen en zonder vrees, moest
hij zijn – noem het naïef.
‘Dag, kerel,’ zei Rob, en slikte. Het kind moest zijn gekomen om te
zien hoe de Sik met de lege wagons vertrok. Dat trof, dat was in-
derdaad bezienswaardig, ja, behoorlijk spannend zelfs: hij zou de
trein er persoonlijk uit gaan rijden. Duwend. Achteruit. Op een
paar meter afstand bleef Eedje staan kijken. Aan zijn rustige
loopje te zien was Van Hasseld in een goed hu- meur. Maar hoe zal
hij reageren als hij het hoort, straks, onderweg. Of moest hij het
meteen al zeggen? Het is mislukt. Nee, zo moest hij het niet
formuleren. Hij moest het zo brengen dat Van Hasseld hem morgen
wéér mee zou nemen.
‘Ha,’ zei Rob met een lach, waarvan hij zelf geen idee had waar hij
hem vandaan toverde, ‘uw chauffeur staat klaar.’ Zwaar ademend
stapte de verhitte Van Hasseld de treeplank op: ‘Chauffeur? Hulpje
bedoel je.’ En zachter vroeg hij meteen: ‘Is het gelukt?’
‘Zo ongeveer,’ antwoordde Rob met tegenzin. Het kwam straks
wel.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina ‘Is het gelukt of niet?’ drong Van Hasseld aan. ‘Niet
helemaal.’
‘Helemaal niet dus.’ In de schaduw van de cabine konden ze el- kaar
niet goed in de ogen zien. ‘En ik had nog zo de tijd
genom’n,’ zei Van Hasseld, ineens vermoeid. Met een zakdoek,
precies zo een als hij zelf had, wreef hij uitgebreid zijn gezicht
droog, snoot er vervolgens zijn neus in – in deze tijd van het jaar
verkouden? Geë- motioneerd?
Eedje stak zijn hand op.
‘Hendel naar voren!’ klonk het weer in vertrouwd staccato. ‘Ket-
ting.’
Met een laatste blik op het kind in matrozenpak, de enige die hem
nu zag, trok Rob aan de ketting. Er stond zelfs geen mare-
chaussee.
Het had gekund, verdomme.
Met een slakkengangetje reden ze het kamp uit, tussen de ba- rakken
die leken op schuren, op pakhuizen; met elkaar verbonden door
elektriciteitsdraden op hoge palen, lager ook met waslijnen waaraan
grauwe stukken wasgoed wiegden in de lauwe bries. On- derbroeken
zag hij, blauwe overalls. Eén mosterdgele overall, nog
druppelend.
Naast hen reed een houten kruiwagen mee, harder nog dan zij; er
zaten twee kinderen op die gierden van het lachen omdat de kruier
de lege posttrein had ingehaald. Hij moest vooruitkijken, niet te
veel naar opzij. Zich vlak voor de controle niet laten afleiden.
Niet laten emotioneren.
Recht vooruit, met de lege wagons ervoor, op de poort af, die al
openschoof. Vragend keek hij Van Hasseld aan, die op de tree- plank
met een losse armzwaai te kennen gaf dat hij gewoon door kon
rijden. Dat hij niet eens hoefde te stoppen.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 29
Op de gezichten van de mensen die van buiten kwamen, probeerde ze
een antwoord te lezen: te riskant, niet doen, stond in koeienlet-
ters op het gelaat van een moegestreden vrouw met een zware koffer,
maar op een benig jongensgezicht las ze: gáán natuurlijk, trut.
Elke blik gaf een ander antwoord, je kon erin lezen wat je wil-
de.
Het tweede transport was afgehandeld. Zo gewoon mogelijk, al voelde
alles ongewoon, liep ze in haar nog niet helemaal droge maar schone
overall door het nog vollere kamp, waar iedereen zijn eigen vragen
had.
Het was een van de eerste wat frisse avonden; daarom rilde ze
natuurlijk. Of was ze echt ziek? Hans had haar nog op het hart ge-
drukt om rust te nemen: rust in deze onrust. Morgen. Dan kwam hij
terug, als het lukte. Hoe vaak kreeg hij zoiets voor elkaar: dwars
door de controle in die vreemde kleren? Hij was geen machinist, hij
deed maar alsof, voor haar. En zij was blijven staan. Hier, op de
boulevard. Ze voelde een hand op haar schouder en keek geschrokken
op. ‘Mag ik je begeleiden door de Kalverstraat?’ Wietje stak zijn
arm al door de hare.
‘Nou vooruit dan maar,’ zei ze, voor de grap nuffig, maar te stijf-
jes. Hem kon ze het misschien vertellen. Ze bespraken het
kampvoetbal: Wietje speelde wekelijks mee. Daarna de revue: ‘De
beste van Europa. Op dit moment dan.’ ‘Ja,’ zei ze afwezig,
‘misschien wel. Maar niet dankzij mij.’ Hij liet haar een
zelfgeknutseld, illegaal kampkrantje zien. Ge- vraagd:
flinke partij prikkeldraad. En: Aanleg van Philips
Modelspoor-
wegen, door geheel Europa.
Ze glimlachte stug.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina ‘Je bent zenuwachtig.’
‘Ja.’ Het viel niet te ontkennen. Maar het was te druk hier, het
moest ergens anders.
‘Dat ben je nooit.’
‘Ik vertel het zo. Iets ongelofelijks.’
‘Verderop is het rustiger, kom.’ Nieuwsgierig versnelde hij zijn
pas.
Het moest er ook maar uit. Zacht, mompelend: ‘Ik kan wegko-
men.’
‘Interessant,’ zei Wietje luchtig, een gezellig gesprekje voorwen-
dend, en knikte naar een bekende. ‘Vertel op.’ Stiller moest het,
dan kon het. Hij was als een broer, al dacht hij daar anders over:
‘Verliefdheid is een te bescheiden woord. Ik heb mijn hart verloren
aan Hannelore!’ zei hij wel eens, wetend dat hij kansloos was. Ze
sprak langzaam, met tussenpozen: ‘Mijn vroege- re verloofde, die
acteur…’
‘Ja?’
‘Hij stond op de posttrein. Hij kwam me halen, maar ik durfde
niet…’
‘Ja, ja,’ zei Wietje alleen maar.
‘Verkleed… als machinist.’
‘Zo.’
‘En morgen…’ ze keek om zich heen, niemand lette op haar, ‘als het
goed is, komt hij terug.’
‘Aha…’
Nam hij haar serieus? Ze bleef even staan om hem aan te kijken, en
liep weer door; zo te zien was hij niet erg geschrokken van haar
bekentenis. ‘Dan kan ik weg.’ Het klonk twijfelend, hoorde ze zelf.
‘Maar ik weet niet of…’
‘Gáán,’ onderbrak hij. De luchtigheid verdween uit zijn stem.
‘Nooit hier blijven. Als het kan, doe het.’ En hij staarde een mo-
ment in de lonkende verte.
‘Kijk eens aan, de OD is uitgerukt!’ zei hij weer op zijn bekende
toon; hun gefluisterde gesprek was nooit gevoerd. Hans schudde zijn
hoofd en duwde Wietje opzij. ‘Tschuldigung,’ zei hij op zijn
Weens, ‘ik neem deze stijfkop even van je over.’ ‘Maar natuurlijk,’
zei Wietje overdreven beleefd en stak haar
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina arm in die van Hans, ‘ze is van jou.’ Hij heeft een bijna
adellijk baantje, plaagde Wietje soms, daar kan ik als menneke niet
te- genop.
Niet nerveus doen, dacht ze. ‘Ik voel me al stukken beter,’ was ze
Hans net voor, hij maakte zich natuurlijk weer zorgen. ‘Frisse
lucht doet wonderen.’ Ze legde haar tollende hoofd, vol vragen, te-
gen zijn mollige, stevige schouder. Misschien wel voor het laatst.
Hans nam een pakje Consi uit zijn zak, gaf ook een sigaret aan
Wietje, en stak ze aan.
‘Mag ik er ook een?’ hoorde ze zichzelf, niet-roker, vragen.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 30
Gniffelend stak hij zijn sigaret tussen haar lippen. Ze had kleine
voortanden, ook dat maakte haar zo meisjesachtig. Haar oog traan-
de, maar dat kwam zeker van de rook. Hij leidde haar maar in de
richting van de 65, dat was het beste.
Of zou hij haar nog even meenemen naar zijn huisje? En dan,
eindelijk… nee, niet doen. Het werd al laat en voor dag en dauw,
vannacht eigenlijk al, moest hij weg.
Was hij maar niet altijd zo verstandig.
Hij vergat het alweer toen zijn hand door haar krullen gleed: ‘Dit
kan ik met gemak urenlang volhouden.’
‘En wat staat ertegenover? Geen haar om terug te aaien.’ Ze hield
van zijn kalende kop, hij voelde het, kón zich niet ver-
gissen.
Samen rookten ze nog een sigaret. Ze inhaleerde al beter: ‘Lek- ker
duizelig word je ervan, maar misschien was ik het al.’ De zachte
bolling van de maan stond dofjes aan de uitdovende hemel, die van
rood, naar paars snel donkerblauw zou worden, als een toverbal. Dit
magische moment… haar nu de armband ge- ven?
‘Komm,’ hij trok haar mee naar de achterkant van een
barak,
‘ogen dicht!’ en hij schoof de bedelarmband waaraan hij weken had
gewerkt om haar dunne pols.
Jammer, net te groot.
Ze keek verrast toen ze haar ogen opende, maar minder verrast dan
hij zich had voorgesteld. ‘Ik kom nog wel aan, dan past-ie,’ zei ze
en klopte hem op zijn schouder, maar kuste hem niet. ‘Kijk,’ wees
hij op de bedeltjes, ‘een hartje met een slot erin, maar de sleutel
heb ik nog niet, haha. En een kat, omdat jij opge- kruld in bed
ligt, Katzl, en dit mannetje…’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina Ze nam het zilveren mannetje met de pet tussen duim en wijs-
vinger: ‘Een OD’ertje in overall. Zelfportret?’ ‘Zo heb je me
altijd binnen handbereik.’ ‘Dit brengt misschien geluk…’ Rank,
zoals ze daar stond, en on- grijpbaar keek ze hem aan, als van ver
weg. Haar ogen dwaalden vluchtig, maar niet ongezien, over zijn
gezicht: alsof ze het voor het laatst in zich opnam, alsof ze
afscheid nam. Van hém. Een vreemd, melancholiek gevoel overviel
hem. Hij greep naar zijn borstzak.
Ach, wat een dwaze gedachten konden er toch opkomen in die kop van
hem: te lang gewerkt natuurlijk. ‘We steken er samen nog ééntje
op,’ zei hij, toch bijna gelukkig en schudde de laatste Consi uit
het pakje. ‘Wie rookt, kan maar beter een stevige roker zijn
ook.’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 31
Rob zag haar holle, opengesperde ogen weer voor zich, boven de
zomerjurk die hij niet kende, en slikte zonder ervan te genieten
een halve aardappel met een beetje jus door. De jus, die hem gast-
vrij maar zeer precies was toebedeeld aan de uitgeschoven tafel,
had hij nou juist zorgvuldig in die ene halve aardappel laten trek-
ken. Liever één echt lekkere met de vergeten smaak van glimmend
vette jus, dan proefde je tenminste iets. Misschien, schoot hem in
het stille vertrek te binnen, was het zo ook met vrouwen. Ach,
plat- te onzin natuurlijk weer.
‘En, hoe ging het?’ informeerde de gastvrouw toen hij een droge hap
savooienkoolstamppot wegslikte – alle jus was op. De vraag sneed
door zijn ziel, met scherpere kartels dan het botte mes waar- mee
hij het minieme stukje vlees dat hem was toebedeeld probeer- de te
halveren. Alleen details zag hij voor zich, fragmenten. La- chende
kinderen in een houten kruiwagen. De zeven zonen van Van Hasseld
aten zwijgend, heel anders dan hij het van huis uit gewend was. Hij
zat op de stoel van num- mer acht, die in Duitsland werkte;
misschien verving hij nummer acht. Amper keken ze op van hun
borden, hun kauwende gezich- ten gehuld in etenswalm.
‘Het was toch je eerste dag?’ drong de vrouw aan. ‘Nou,’ wist hij
met professioneel geveinsde trots op te brengen, maar met een
kleine mond, niet zijn gulle lach, ‘het ging toch niet
onaardig.’
Alleen details kon hij zien: haar lichtgebogen rug toen ze weg-
liep.
‘Zout,’ sprak een oudere zoon beknopt en woordeloos werd hem een
kommetje aangereikt waaruit hij met duim en wijsvinger wat grove
korrels nam, die hij over de aardappels liet dwarrelen. Het
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina zwijgen had iets ceremonieels. Hier werd met concentratie
gege- ten. Het schrapende geluid van vorken, de zoutige en toch wat
bit- tere koolsmaak, het slikken in stilte, werkten troostend. Zat
zij in een van die barakken ook te eten of kreeg ze geen hap door
haar keel?
‘Hij blijft nog een nachtje,’ had Van Hasseld op vanzelfspreken- de
toon aangekondigd bij de behouden terugkeer in de arbeiders-
woning. ‘Dan moet ik de sofa opnieuw opmak’n ,’ had hij haar
ho- ren zeggen, ‘ik had ’m al afgehaald.’ Die sofa! Het liefst zou
hij zich er direct op willen storten, zich laten vallen op die
eigenzinnige rot- vering.
Zonder dat hij er erg in had, was het ritueel alweer beëindigd;
zijn bord, zag hij, was leeggegeten, net als de andere borden, de
jongste likte het zijne schoon onder zacht gemopper van de vrouw.
‘Ik doe de afwas wel,’ stamelde hij, uitgeput en toch rusteloos;
hij schoof zijn stoel al naar achter om op te staan. ‘Nee,’
protesteerde Van Hasseld met een half lachje, ‘daar komt niks van
in. Wij gaan de zinnen wat verzetten.’ ‘Waarom zou die jongen zijn
zinnen moeten verzett’n?’ Van Hasseld keek zijn vrouw
vermoeid aan: ‘Nou, ja… het was toch zijn eerste keer.’
‘Eindelijk biedt iemand mij dat eens een keer aan. De hele af-
was…’
Van Hasseld liep al naar een kast en kwam terug met een platte doos
in zijn afgebeulde handen. Die grote handen, die hem het kamp in
hadden gereden, belangeloos, alles op het spel zettend, zelfs de
tienkoppige familie Van Hasseld, deze handen omklem- den nu een
doos met een ganzenbordspel.
‘Ik moet nog even weg!’ riep de ene zoon al en een ander zei: ‘Ik
heb huiswerk.’ Alleen de jongste riep: ‘Ja! Ganzenborden.’ Rob
stapelde de leeg geschraapte, al zo goed als schone borden op
elkaar om ze zwierig op één hand, als een ober naar de kleine
keuken te dragen. Triomfantelijk keek de vrouw haar man aan. ‘Een
zes!’ schalde het al door de kamer. Nog voordat de tafel was
afgeruimd, tippelde Van Hasseld met zijn gans over het bord en
leunde tevreden achterover.
Rob schudde zogenaamd fanatiek met de dobbelsteen in zijn
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina vuist, blies er even in en liet hem rollen; daarna weer,
beurt na beurt, zonder dat het hem interesseerde. Details zag hij:
de getra- liede poort die met een metalige klap achter hen was
dichtgevallen. Hij schrok pas op toen de jongste Van Hasseld naar
hem wees en riep: ‘Naar de gevangenis!’ Zijn gans belandde op een
plaatje met tralies, waarachter een treurige gans verbleef.
‘Wachten totdat men door één der spelers wordt bevrijd,’ citeer- de
de jongen vrolijk uit het spelregelboekje. Met plotselinge aandacht
bekeek Rob het bordspel: ‘Wat gebeurt er,’ vroeg hij aan de jongen
en wees de pikzwarte plaats 58 aan, ‘als je daar belandt?’
‘Dood. Dan moet je opnieuw beginnen.’
Zwijgend, intens vermoeid, hoorde hij het aan. ‘Het is maar een
spelletje,’ zei het kind.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 32
Dicht bij haar oor neuriede Hans: Ich hab’ es bei Nacht den
Ster- nen erzählt… En ze besloot: een nachtje wakker
liggen, iets anders
zit er niet op. Zijn ruwe, warme hand lag in haar nek, zijn duim
be- woog bemoedigend heen en weer. Samen zaten ze op een bankje
naast de 65 en het was een chaos om hen heen; nieuwkomers zochten
nog naar een plek. Zijn liefkozingen, zo in het openbaar, waren
niet langer vervelend. Even nog, dan was ze weg. Of niet? Haar
vingers gleden langs het OD-mannetje, langs het hartje met het
slot.
Ze zag het weer haarscherp voor zich. De bedompte ruimte met het
lege toneel, waar ooit geschaterd en geapplaudisseerd was, ook voor
Rob de Vries, aanstormend talent tussen sterren als Heintje Davids,
en waar ze later de wanhoop had gezien, tussen de bagage, overal,
bij de mensen die probeerden te slapen; en anderen die in- eens,
volstrekt onverwacht een lied aanhieven: de Hollandsche Schouwburg.
‘Es steht ein Soldat am Wolgastrand,’ zei Hannelore. ‘Dat
zongen ze, met instemming van de SS. Gewonde oostfrontsol- daten
die ons bewaakten en net zo ontroerd leken als wij.’ ‘Het
Wolgalied,’ wist Hans.
‘Een groepje mannen begon het te zingen, mensen begonnen te huilen,
en toen zongen die SS’ers ineens mee…’ ‘Waar?’ onderbrak Hans. ‘In
de Hollandsche Schouwburg? Ik ken het gebouw van mijn
dienstreizen.’
‘Ja.’ Ik ben stom geweest, dacht ze. Achterlijk. Bang. Hans
prevelde: ‘Allein, wieder allein, einsam wie immer,’ meer
sprekend dan zingend. ‘Vorüber rauscht die Jugendzeit, in
langer, banger Einsamkeit.’ Hij ging wat rechter zitten:
‘Zijn wij, die nog
hier zitten, niet verplicht om er wat van te maken? Juist tegenover
hen.’ Misschien sprak hij meer tegen zichzelf dan tegen haar.
Hij
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina doelde op iedereen die op transport was gegaan; nooit sprak
hij daarover, althans niet waar zij bij was. En misschien op
degenen die hier nu verbijsterd ronddoolden en al snel op transport
zouden gaan.
‘Misschien wel, ja,’ beaamde ze. Misschien was ze het ook ver-
plicht aan Rob, die haar op eenvoudige maar doortastende wijze had
gered uit de Hollandsche Schouwburg, voor een paar maan- den in elk
geval, wellicht cruciale maanden, want ze zat nog hier, en elke
week telde.
Ik moet op mijn woorden letten, dacht ze met een zeker schuld-
gevoel, niet hardop gaan denken.
Dit had Rob, als lid van de ordedienst in de Hollandsche
Schouwburg, bedacht: ‘Zeg gewoon dat ze je moeder niet is. Jij hebt
een andere achternaam, het is een vergissing.’ Of het nou voor of
na het Wolgalied gebeurde wist ze niet meer, maar haar moeder was
meteen op een of ander uniform afgestapt, nog voor- dat zij zelf
iets had kunnen ondernemen: ‘Hannelore Cahn is niet mijn dochter.
Mijn naam is Esther Lievendag en mijn man Siegfried heet toevallig
ook Lievendag; hij is mijn neef. Maar zij hier,’ en met haar
wijsvinger had ze in haar schouder geprikt, ‘zij heet Cahn en ze is
alleen een huisgenote. Ze stond nog niet op de lijst, want ze werkt
voor de Joodse Raad. Het is een vergissing.’ Zuchtend liet ze zich
onderuitzakken op het bankje naast haar barak.
‘Wat is er?’ vroeg Hans met een zorgelijke blik. ‘Niks. Ik zit zo
lekker rustig, met jou.’ Tegen hem aan werd ze rustig en warm,
alsof ze zich warmde bij een vuur. ‘En ja, je hebt gelijk, we zijn
het verplicht aan iedereen die weg is. En aan ons- zelf.’
Veel tijd was er niet geweest in de Hollandsche Schouwburg; ze had
haar moeder en stiefvader koel, als huisgenote, omhelsd. Ze was
zonder zichtbare haast of emotie naar buiten gelopen. Langs koffers
en rugzakken, gewoon door de voordeur. Niet stiekem, zo- als Rob
het nu van haar vroeg. Stiekem? Midden in het kamp op de posttrein
stappen. Hoe was het in hem opgekomen? Het leek te simpel, niks
voor de werkelijkheid, een romantische daad – al moest hij toch
andere liefjes hebben, maar daaraan moest ze nu
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina even niet denken. Iets uit een romantisch stuk leek het.
Maar zon- der de gegarandeerd goede afloop. Toch was het in
januari, in de Hollandsche Schouwburg, ook gelukt. Twee maanden
later had- den ze zich zonder haar ouders verloofd; 28-3-1943 stond
gegra- veerd in de ring die ze nu niet meer droeg. ‘Komm,’
zei Hans en stond al op. ‘Naar binnen jij. Ik probeer
nog een paar uurtjes slaap te pakken. Toch het slimst.’ Op dat
moment riep iemand: ‘Eisinger!’ en hoorden ze het ge- luid van een
naderende trein. Hans gaapte: ‘Ik kan het schudden, er komt nog een
transport tussendoor uit Barneveld. Bijna verge- ten… Hup, ga
slapen jij, je hebt het nodig.’ Langzaam en nadrukkelijk kuste ze
hem op de mond. Ze keek hem langer dan anders aan: ‘Dag Hans.’
‘Niet zo pathetisch, ik blijf maar een paar dagen weg.’ Met zicht-
baar gekrulde, lachende lippen liep hij weg. Het duister in. Ze was
de laatste in de 65 die het geroezemoes in stapte. Ze klom omhoog,
liet gedachteloos zijn armband in haar rugzak glij- den.
Rechtop in bed onderzocht ze haar jas, aan een van de spijkers in
de balk, en veegde er wat zand vanaf. Kon ze die aan? Een win-
terjas. Nu al. Alles beter dan haar overall, dat kon in elk geval
niet. Ze moest de katoenen jurk aantrekken en omdat het fris zou
kun- nen worden toch maar de winterjas, niet overdreven zwaar,
erover- heen.
Ga ik weg dan?
Ze moest alles overwegen. De eventuele gevolgen waren niet te
overzien, maar toch. Er was gedreigd: op ontvluchtingen volgden
represailles. Familieleden gaan op transport… maar die had ze hier
niet, die zaten in Vught. En barakgenoten, of wellicht vrienden? De
trein vertrok toch wel, wekelijks, soms tweewekelijks, niet voller
dan anders, want hij zat altijd al helemaal vol. Er lopen hier
genoeg mensen in kleren die niet bij het seizoen passen; buiten het
prikkeldraad vast ook. In deze jas kan het. En andere gevolgen? Het
leek alsof ze verdoofd was, ze kon niet helder denken. Als ze met
hem meeging… waar naartoe dan? Daar- op had hij vast iets
verzonnen. Als ze hier bleef en niet naar de trein zou lopen morgen
– of hooguit om hem te zeggen dat ze níét
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina meeging – als ze hier bleef, voor hoe lang dan nog? Haar
hersenen werkten te snel, zonder een gedachte af te maken. Hij had
er best overtuigend uitgezien in die spoorkiel. Vonden echte
spoormannen, vond de Duitse bewaking dat ook? Vastbesloten om
wakker te blijven, viel ze vrij vlug in slaap en zag ze Rob tussen
allerlei spoormannen. Nu pas ontdekte ze het: er was iets met zijn
kiel. Te nieuw? Te netjes? Al zaten zijn handen onder het smeer;
dat was goed gedaan, handen die hij naar haar uitstrekte: ik kom je
halen. En ze stapte op de posttrein, geholpen door al die
spoormannen, Rob reed hem zelf weg, ze zwaaide naar de bewaking,
naar de marechaussee, de SS en de Joodse Orde- dienst, maar Hans
was niet te zien, die was weg, naar Amsterdam, de laatste zieken
halen. Ze zwaaide naar de kampcommandant in de bloementuin, elegant
wuifde hij terug. Regelrecht naar Amster- dam reden ze, over de
trambaan door naar de schouwburg en daar stapten ze uit, liepen ze
het toneel op. Een lege zaal wachtte. Daar stond ze, op de bühne,
in geruit schooluniform met kort rokje. Naast Rob, in een te krappe
spoorkiel.
Net te klein, dacht ze toen ze wakker schrok. Ja, dat was het, dat
detail kon hem verraden.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina Deel II
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina Deze bladzijde is met opzet leeg gelaten
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 1
Op de harde bank van een derdeklascoupé deed Hans Eisinger zijn
best om niet in slaap te vallen. Voortdurende inspanning vergde dit
moedwillig waken in de wiegende wagon, voortdurende concentra- tie.
Niet de zware oogleden laten zakken, ook niet voor even zoals
daarstraks, achter op de vrachtwagen onderweg naar station Assen.
Daar hadden zijn collega’s in het halfduister het posttreintje nog
zien staan, elkaar aangestoten en had Hans weer snel zijn ogen ge-
opend; door de behulpzaamheid van een alerte spoorman haalden ze
net op tijd de vroegste trein.
Zijn vingers speelden met een ijzerdraadje dat nog in zijn zak had
gezeten en draaiden er onbewust vormpjes mee. Droeg ze mijn armband
vannacht? Misschien omklemde haar hand het OD- mannetje wel. Alweer
had hij een hartje gedraaid. Hij stak het vlug weg in zijn zak.
Bovendien, bedacht hij, moet ik dromerige gedach- ten mijden. Ik
wil niet wegzakken. De OD slaapt nooit, was het pa- rool. Wat een
flauwekul. Maar ja.
Hij geeuwde, maar probeerde zijn mond dicht te houden waar- door
hij in een grimas zijn neus optrok. Hoe zal ze straks kijken, als
ik terugkeer? Die gedachte viel niet te onderdrukken. Ze had zo
dramatisch gedaan over hun afscheid.
Voor het eerst in maanden ging hij naar Amsterdam. Zonder te hebben
geslapen, want het laatste transport was pas afgewikkeld om vijf
uur ’s nachts, en daarna hadden ze weg gemoeten. Hij geeuwde
voluit, terwijl hij opstond om de brancards voor de zeker- heid nog
wat strakker vast te binden; zo konden ze niet omvallen. En wat
beweging hield hem fris.
Zwolle, las hij in grote letters op een afbladderend bord, maar het
zei hem niets. Hij had er nooit een voet gezet, had er de kans niet
voor gehad. Hij kende alleen de twee, drie opvangkampen
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina waar hij vóór Westerbork nog even had gezeten: in Beesel,
Lim- burg, en in Hoek van Holland.
Het vlakke landschap met grauw vee, grauwer dan op hun boer- derij
in Drösing, schoof als een verouderd, nauwelijks veranderend
schilderij voorbij achter de omlijsting van het treinraam, dat was
besmeurd met aangekoekt stof en opgedroogde strepen modder;
waardoor alles erachter oud leek, of slecht gerestaureerd. Grauw
als een minder geslaagde Hollandse Meester. Hij kon het raam niet
schoonvegen want het vuil zat aan de buitenkant, hoe graag hij ook
eens wat aandachtiger wilde kijken naar het land waar hij al ja-
ren woonde maar in feite ook niet woonde. Verbleef, wachtte. Er-
gens en nergens, elders, achter het prikkeldraad, in het Vreemde-
lingenkamp getransformeerd tot Doorgangskamp; waar anderen doorheen
kwamen maar waar hij was blijven hangen, getransfor- meerd tot
Alter Lagerinsasse, tegen wil en dank, en waar hij toch
moest zien te blijven hangen, verstrikt in de fuik, zo lang
mogelijk. Daarom reisde hij nu naar Amsterdam. De laatste zieken
ophalen, een natransport, de allerlaatste joden. Niet het leukste
klusje. En daarom – maar niet enkel om die reden – reisde hij
straks ook weer terug naar het kamp. Min of meer vrijwillig. Een
waterige zon kwam onbekommerd, vlotjes op. Nu zag hij door het gore
raam hoe het egale land dat hem nooit had willen ontvangen, begon
op te lichten. De onwerkelijke schoonheid van al te geelgroen gras
deed pijn aan zijn roodomrande, vermoeide ogen, maar hij vergaapte
zich aan de weidsheid; geen berg, nog geen heuveltje te zien onder
de melkwitte hemel. Zo wit als hijzelf moest zien.
Er even tussenuit. Maar het was bepaald geen plezierreisje. Het was
een dienstreis, zoals het neutraal heette. Van noord naar zuid ging
het en straks via Amersfoort naar het westen, naar Amster- dam, dat
hij iets beter kende van de razzia’s waarbij hij had geassis-
teerd. Zuid, Oost, de Transvaalbuurt. Heel wat bijeengedreven
mensen had hij tot kalmte kunnen manen, waardoor het relatief
rustig was gebleven op de perrons en in de treinen van west naar
oost en daarna naar het noorden. Waar zij wachtte. Op hem, ‘num-
mer tweeëntwintig’ in diensttermen. Die vandaag, 30 september 1943,
de leiding had over een commando van vijftien mannen van
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina de Ordedienst: Krankenträger, merendeels op één oor.
Nee, hij kon niet toegeven aan de verrukkelijke, noodzakelijke
slaap die lonkte en verleidde. Niet doen, dacht hij, en sloot zijn
ogen. Ergens tussen Amersfoort en Amsterdam deed hij ze weer open.
Zijn inwendige klok had hem gewekt; hier, waar het water ineens
absurd hoog stond of het land onbehaaglijk laag, zeker voor een
Oostenrijker, nou ja, een statenloze, een vreemdeling. Alles plat
als een Wilhelminaduppie, zoals zij het had genoemd. Een van de
mannen met de witte band van de OD om de boven- arm, buiten het
kamp zo onwezenlijk, sneed plakken brood. Een ander had een
thermoskan thee meegenomen. Om beurten dron- ken ze uit de te
kleine dop die als beker diende. Drie lauwe slokken kreeg hij
binnen. Hij rekte zich uit.
‘Blijf je nou wakker, Hansl?’ vroeg de collega die het taaie
brood had gesneden. ‘De OD slaapt nooit!’
‘Wach wie immer!’ zei hij overdreven enthousiast met Weens
ac-
cent, zich in de handen wrijvend. De OD’ers en ziekendragers, die
hem best leken te mogen, lachten. Melig van spanning moesten ze
zijn. Of van vermoeidheid. Daarom, en nu wist hij het zeker, moest
hij de sfeer bewaken, zo licht mogelijk, al leek het ondoenlijk.
Zo- als in de revue.
De sfeer; misschien wel het belangrijkste dat ik moet bewaken,
ondanks alles. Even had hij vrede met zijn functie. Met zijn uni-
form, dat welbeschouwd toch wonderlijk aandeed en waar Max Ehrlich
in de revue mee had gespot: met armen en benen vol ban- den waarop
de onzinnigste afkortingen stonden. Je kon erom lachen. Maar in
Amsterdam mochten zij, joodse mannen van de Ordedienst, reizen per
tram. Al werden ze keer op keer gecontroleerd omdat de meeste
Duitsers niet bekend waren met het ongewone uniform: de groene
overall met ster op de borst én de politiepet.
‘Het wordt een mooie dag,’ zei hij, omdat hij er geen zin in had,
maar dat niet wilde laten merken. Zieke mensen ophalen, die nau-
welijks vervoerbaar waren. Ga er maar aan staan. Wat een ellende…
Hij staarde naar het sponzige grasland, lager dan de zeespiegel,
zelfs voor een Neder-Oostenrijker onbegrijpelijk – hij kwam uit de
enige laagvlakte in het land van bergen, oostelijk van Wenen.
Waar
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina hield hier het land op, waar begon het water?
‘Jodelahitiiii!’ smaal- den collega’s soms, niet wetend dat ook
Drösing laag lag. Maar dit land was één grote, groenige spons, die
hem opzoog. Zijn vingers voelden even aan het hartje in zijn zak.
Had hij Hanschje in deze toestand wel in Westerbork moeten
achterlaten? Anders dan normaal was ze geweest. ‘Mag ik een
sigaret?’ – terwijl ze niet rookte. En ten slotte had ze zo
plechtig gezegd: ‘Dag Hans.’ En het was maar een dienstreisje.
‘Jongens,’ probeerde hij de stemming erin te houden, want ze werden
langzaamaan wakker, ‘we hebben nog even.’ Hij trok een plat doosje
uit zijn zak. ‘Wie schudt de kaarten?’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 2
De meeste vrouwen sliepen nog. Zacht, bijna onhoorbaar, stoven
zandkorrels tegen het lage venster. Alsof ze aan zee was, die in
Hamburg en in Amsterdam nooit ver weg was. Ik voel de weids- heid,
de deining van de zee.
Ja, die zandkorrels kwamen haar waarschuwen; hij zou niet zo gek
zijn er nog een keer iemand op uit te sturen om haar te gaan halen.
De posttrein kon er nog niet zijn, maar nu had ze een paar uur om
alles te overdenken.
Ik heb zelfs geslapen. Wat raar dat ik kalm ben. Wat moet ik nog
doen als ik werkelijk ga? Op haar sokken liep Hannelore naar het
raam en schoof een oude lap opzij. ‘Gordijn dicht!’ werd er meteen
geroepen. Ze keek naar buiten: er waaide werkelijk zand tegen de
ruit.
Waarschijnlijk stond ze hier voor het laatst, tussen de wakker
wordende vrouwen, in de lysolgeur van de laatste luizenbehande-
lingen. In het blauwige streepje ochtend dat naar binnen viel dans-
ten stofjes. ‘Het vervliegt,’ had de dame gisteren door
kindergekrijs heen gezegd, ‘het leven, en zeker het onze.’ ‘Het
stelt al niks meer voor,’ had de bouwvakster gereageerd. En toch
kwam hij. Zo stil als ze kon, om maar niemand te wekken, klom ze
tegen het koude staal omhoog – al was er altijd geluid, nooit
werkelijke stilte. Het smalle stapelbed deinde heen en weer, als
een schip op zee.
De vrouw die ‘gordijn dicht!’ had geroepen, leek alweer te sla-
pen.
Ze peuterde de verscheurde ansichtkaart uit het stro en stak met
een van haar laatste lucifers een stompje kaars aan dat ze op haar
aluminium bord zette; stuk voor stuk liet ze de partjes Rob ver-
schroeien in de vlam.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina Het stonk, maar pas bij de laatste verbrandde stukjes werd
ge- klaagd en stak er weer een hoofd omhoog: ‘Gatverdamme! Wat doe
jij nou?’
‘Ik had liefdesverdriet,’ fluisterde ze, ‘maar nou is hij verbrand.
Nou kan ik hem vergeten.’
‘Als dat zou helpen…’ zuchtte iemand nuchter. De foto was niet meer
nodig. Ze haalde zijn gezicht uit haar be- ha en hield hem in de
vlam. Ze brandde het topje van haar duim. Daar ging hij. Het mocht
niet misgaan, het zou niet misgaan. Anders wist ze later, als alles
voorbij was, niet eens meer hoe hij keek, al was het dan
geposeerd.
‘Laatste stukje,’ fluisterde ze, ‘dan ben ik klaar.’ Zo geruisloos
mogelijk liet ze zich weer naar beneden glijden. Gauw naar buiten,
de bewolkte dag in.
Nog voor het appel, met haar winterjas losjes over de schouders –
zo kon ze hem dragen straks – liep ze over de zandstraat langs zijn
kamer. Vandaag was ze er niet naartoe gegaan om nog even in zijn
lege, riante bed te liggen, al had Hans het aangeboden. Ze wilde
het zeker weten. Ja, de gordijnen voor zijn raam waren
opengeschoven.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 3
Zijn knieën raakten het te lage stuur. Maar het was lang geleden
dat hij op zo’n goed stalen ros had gezeten. Even zag hij voor zich
wat hij gisteravond voor het niet verduisterde wc-raampje had op-
gemerkt: een groenwitte nachtvlinder die tegen het glas stuiterde,
beukend met een gewicht van niks. Zijn voet in de geleende schoen
schoot van de trapper af. Maar de wind streek zijn krullen plat,
daar kon geen brillantine tegenop, die had hij trouwens ook niet
bij zich gehad; je kon ook zeggen dat de wind hem de andere kant op
joeg, maar zo moest je het niet zien. Op heuse luchtbanden reed
hij, niks houten banden. Van Has- seld riep: ‘Rustig aan, joh!’
maar Rob trapte nog sneller, de bocht om, zelfs met een stevig
gewicht achterop tegen de wind in was het nog geweldig.
‘Almaar rechtdoor!’ Van Hasseld leek zich op de bagagedrager bij
het tempo neer te leggen en reikte een boterham aan. ‘Aan het einde
links.’ Dik gesneden, veel boter.
Met iedere trapbeweging die hij maakte, werd hij geestdriftiger.
Almaar rechtdoor, ik kom eraan, dit keer lukt het; ha, de smaak van
echte boter. Gisteren de generale repetitie, vandaag de première!
Tevens zijn laatste kans. Van Hasseld had het gisteren, net bui-
ten de poort, meteen duidelijk gemaakt: ‘Lukt het morgen weer niet,
dan is het afgelop’n. Meer risico neem ik niet.’ Niets had
hij er- tegenin kunnen brengen. En met geld, of wat dan ook, hoefde
hij niet aan te komen.
Hem gunstig stemmen, zelf fietsen en niet achterop zitten, de moed
erin houden, alle melancholie en wanhoop bestrijden. Een luchtige
sfeer creëren was al wat hij kon doen: was in wezen het he- le
werk.
Dat lukte aardig, vond hij, op het station van Assen, waar nie-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina mand nog vreemd opkeek toen hij de dienstfiets stalde bij de
loods. Dat lukte ook in de cabine onderweg naar Beilen; dit keer
konden ze direct doorrijden, het buurtspoor op. Zelfs onderweg naar
het kamp lukte het, grappen makend, hij aan de hendels, Van Hasseld
op de treeplank.
Toen ze het prikkeldraad naderden, ging het niet meer zo goed. Zijn
goede humeur was op. Te snel verbruikt. De twijfel won het weer bij
het zien van de houten wachttoren, die een schaduw wierp over de
afremmende cabine: ‘Ik weet het niet,’ liet Rob zich ontvallen,
‘kun jij niet beter rijden?’ ‘Kom nou.’ Van Hasseld keek hem donker
aan met zijn blauw- grijze ogen.
‘Je hebt gelijk,’ zei hij snel. Spijt kreeg je van wat je níét
deed, gisteren ondervonden.
Hij dwong zich om Rembrandts ruiter, een favoriet plaatje, voor
zich te zien: met een beslist trekje om de mond, zeventiende- eeuws
lef, het gevaar tegemoet rijdend. Maar hoe was het met hem
afgelopen? Daarvan was in zijn boek Rembrandt, schilderijen
geen melding gemaakt en was op het stokoude linnen niets te zien
ge- weest. De ‘magie van het licht’ leek erop te wijzen dat het wel
goed zou komen met de Poolse Ruiter: dat had je in het echt
allemaal niet; het weer was grijzig, niks magie. Van de schone
kunsten moest je het in de praktijk niet hebben. Van Hasseld zei:
‘Je broekspijpen dansen vandaag niet en da’s altijd
meegenom’n!’
‘Da’s ontzettend meegenomen,’ reageerde hij aarzelend. Hoog- moed
bevatte toch moed? Ik vind het moeilijk maar het mót maar. Nu kwam
het erop aan. Afremmen!
Van Hasseld maakte een weids gebaar met zijn armen en riep al:
‘Gutentag!’
Hij wordt te enthousiast, vreesde Rob, wat gaan we tegemoet?
‘Wenn die Sonne nicht scheint,’ hoorde hij Van Hasseld
bazelen,
maar de bewakers luisterden gretig, ‘scheint Sie doch ins
Herz!’ Zijn vollemaansgezicht stond opgewekt, niks aan de hand.
Het leek de tekst van een schlager.
Dat was de toon!
Nu, dacht hij, nu moet ik iets dóén. Hij stak zijn bezwete kop
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina naar buiten, keek de mannen verheugd in de ogen en riep:
‘Und mit die Sonne auf dem treeplank, fahre ich
heute den Zug herein!’
De poort schoof open. Rob trok aan de ketting. ‘Trittbrett,
mafkees,’ corrigeerde Van Hasseld.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 4
Gedonder. Hij had het al verwacht. Hij stapte uit de groep naar vo-
ren en legde, vanbinnen toch weer nijdig, zo kalm mogelijk uit wat
de OD-band te betekenen had. Die vernedering altijd. Maar de
Grünen in de tram wezen op de stervormige lap op zijn
linkerborstzak, onder zijn OD-broche: ‘Judenpolizei?’
snerpten ze. Gelaten trok hij zijn kaart tevoorschijn, zijn
Sonderausweis. Met handtekening van kampcommandant Gemmeker.
Hij legde uit dat hij de leiding had en zachter, akelig dichtbij,
vertelde hij toch ook maar waar de brancards voor bestemd waren.
Verrukt keken ze hem aan. ‘Wunderschön,’ zei er een met een
naar trekje. Het kluitje OD’ers en ziekendragers bleef staan, hun
draagba- ren als schilden om zich heen geplaatst. Maar enkele
collega’s durfden te gaan zitten: joden die onder het oog van
Grünen, van de Ordnungspolizei in de tram zaten.
Há.
Toch was hij niet bepaald blij. De Grünen bleven hen aangapen.
Blijkbaar niet van plan uit te stappen voordat zij de tram uit
zouden gaan. Enge jodenjagers. O, o, wat leuk; nu stonden ze het
uniform- groen van de Ordungspolizei van een afstandje te
vergelijken met het hunne van de Joodse Ordedienst, oftewel de
Ordnungsdienst. Het leek er inderdaad wat op. Nou, nou.
Lollig zeg. Hans ging zitten naast een halsstarrig wegkijkende,
versteende juffrouw. Waarom ook niet? Toch voelde het baldadig. Zo
kon hij vertrouwen uitstralen naar zijn jongere collega’s. Al
gierde de on- rust, en alle twijfel, weer door zijn vaten. Hij
gunde het ze niet. Hij negeerde ze. Keek dezelfde kant op als de
stenen juffrouw: weg, naar buiten. Waarschijnlijk waren dit nog
niet eens de mooiste straten, en voor de oorlog moest de stad nog
meer hebben geflonkerd, maar Amsterdam ontvouwde haar schoonheid
voor hem, lichtstralen ketsten tegen haar aanlokkelijke
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina gevels; Hitler had hier geen bom laten vallen. Een halfopen
sie- raadkist was de stad waar hij per tram doorheen reed, ja, waar
hij doorheen streek met zijn begerende hand. Zo, verrukt van vorm
en glans, was het begonnen in het dorpje Drösing bij Wenen en was
hij als jongen al in opleiding gegaan voor goudsmid. Niet uit
plicht of traditie – dan had hij de boerderij wel overgenomen –
maar uit liefde. Hoe ouder hij was geworden en hoe meer hij met het
kamp vergroeid was geraakt, des te meer was hij schoonheid gaan
waar- deren, het tijdelijke ervan gaan inzien. Heel even dacht hij
niet aan de Grünen.
En zij was een ruwe steen, de mooiste uit deze kist, weggeno- men
en bij hem gevoegd in het doorgangskamp, de fuik, waar ze niet lang
meer zouden zijn; nee, de invasie moest nu toch een keer ophanden
zijn. Hoe zullen die Grünen dán kijken. Há. Een ruwe steen, en ik
zal haar bewerken. Haar versieren: letterlijk. De fraai- ste
trouwring ontwerpen, of eerst maar een verlovingsring? Mooier nog
dan de niet onaardige ringen die hij in Westerbork voor aan-
staanden had gemaakt. Zijn witte wangen werden er warm van, net
zoals zijn handen, die weer eens iets wilden maken. Goed,
aanvankelijk had hij wapensmid willen worden, omdat hij dol was op
het Amerikaanse Westen. Maar hij was uitgeloot op die opleiding en
kon toen goudsmid worden; en dat paste mis- schien toch beter bij
hem. Een wapen had niemand bij de Joodse Ordedienst, hij droeg
alleen een stok.
Maar wacht eens even. Hier ergens moest het al zijn. Hij streek
door zijn dunne haardos, zette zijn pet weer op, kuchte onopval-
lend terwijl hij opstond, knikte vlug naar de juffrouw die nog
steeds niet terugkeek – maar ja – en wurmde zich langs de bran-
cards naar de uitgang. Hij tikte een van de OD’ers op de schouder
en wees naar buiten. Hier ergens was het inderdaad, hij zag het al;
klein eindje lopen nog.
En al keek hij niet naar de Grünen, want dat gunde hij ze niet, hij
zag dat ook zij zich naar de deur haastten. Ze duwden hem niet
opzij maar liepen vlak voor hem langs zodat hij vanzelf achteruit
moest stappen.
Toch nog plotseling remde de tram. Om niet te vallen greep hij een
paal vast. Zijn collega’s keken hem bezorgd aan. Grünen ke-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina ken hem minachtend aan en een golf misselijkheid welde in
hem op. Met een schok kwam de tram tot stilstand. Eruit!
Maar een Grüne hield hem bij de trap tegen: ‘Wij vergezellen jullie
wel.’ Nog net op tijd kon hij alles, alle ellende en opgespaarde
misselijkheid wegslikken. Een plagerijtje. Verdammt nochmal.
Ze zijn met hetzelfde doel op weg als wij.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 5
Geduld nog even, loop nou niet te snel. Langs droge regentonnen,
OD’ers die met strozakken sleepten, langs dolende nieuwkomers –
even bleef haar blik rusten op een mannetje met bekraste brillen-
glazen waardoorheen niets te zien kon zijn. Via het schrale struik-
gewas bij de hoofdweg en de nog steeds niet weggewaaide boom- pjes
die een buiging leken te maken, was Hannelore Cahn zich van elke
stap, elke beweging bewust. Glimlachend verschikte ze haar
zwart-wit gestippelde haarband zonder er veel aandacht aan te be-
steden, dat deed ze normaal ook niet, en alles moest normaal lij-
ken.
Ze was te vroeg. Nu stond ze hier. Niets te doen. Slenteren dan
maar, heen en weer over de verharding langs het spoor. Tussen de
middag, goddank, niet ongebruikelijk. Ze had zich op tijd
teruggetrokken uit de naaibarak waar ze aan parachutezijden
onderbroeken had zitten werken, met het excuus dat ze moest
assisteren bij het herindelen van de barakken. Ze had zelfs nog
iets over een revuerepetitie gemompeld. Vliegensvlug had ze de
zomerjurk aangetrokken en de winterjas om de schou- ders
geslagen.
Nu moest ze hier wel snel weg kunnen. Zo met die warme win- terjas
viel ze toch op. Het was dan wel lunchtijd, meer mensen lie- pen
wat rond, zeker nu het zo druk was in het kamp, maar toch. Héén.
Een paar minuten nog. Uit de verte klonk muziek: flar- den viool;
kinderen in korte broek stonden in een kringetje rond een violist.
En wéér. Kinderwijsjes.
Geen posttrein, niks te zien. Als hij maar niet laat komt, zoals
gisteren.
Als hij maar komt.
Nog even geduld, sprak ze zichzelf toe, kijk nog maar eens
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina goed rond. De barakken leken ineens van karton: façades in
een slecht uitgevoerd decor, tegen de bewolkte lucht niet meer dan
een immense tekening, een luchtspiegeling op grauwwit papier. En
toch donders echt. Vooral de strafbarak, daar, vlakbij de 65, waar
ze terecht zou komen als het mislukte. Als ze gesnapt werd.
Kon het wel ongezien?
Ze had niets gegeten, niet kunnen eten. En ze had niets te eten bij
zich. In haar rugzak moest nog de boterkoek zitten, de koek van
Hans. Ze had nog wel een paar minuten. Weg hier! Nu het nog kan.
Spoorslags wandelde ze terug naar barak 65. Hij kwam toch altijd?
Toen, in de Hollandsche Schouwburg, gisteren en ook straks weer.
Alleen tijdens de grote razzia was hij niet op komen dagen.
Bijna struikelde ze over de magere kat die voor de deur van de
wachtte op zon en op iets eetbaars. Een paar minuten nog. Overal
liepen de jonge katjes uit een nest in een hoedendoos, een gekoes-
terd wereldwonder. Het scharminkel rekte zich uit, ging voor nie-
mand opzij.
Katzl had Hans haar met Oostenrijks accent genoemd.
‘Waarom zo’n dikke jas aan?’ vroeg iemand, onzichtbaar vanaf een
tussenbed. Ze haalde haar schouders op en klom razendsnel omhoog.
‘Heel gek,’ hoorde ze zichzelf zeggen, ‘maar ik heb kou gevat.’ Ze
hadden weken van louter hitte achter de rug, maar het kon want zo
velen waren ziek en verslapt. Dysenterie werd met ge- voel voor
understatement buikloop genoemd, de ene na de andere ziekte brak
uit. Het kampziekenhuis moest het grootste in Neder- land zijn, op
dit kleine oppervlak: een paar voetbalvelden groot. Ze bedacht zich
dat de armband met het OD-mannetje nog in haar rugzak zat.
Misschien maar beter ook. Láát maar. Met de klef geworden koek in
haar mond, zonder armband, liet ze zich al omlaag zakken. Verderop
zag ze een moeder aan het bed zitten van haar zieke kind; zonder
iets te kunnen uitbrengen gaf ze de koek aan de vrouw en liep
regelrecht naar buiten. Het katje kwam achter haar aan.
Dat kind ging het niet halen. Wie eigenlijk wel? De jas irriteerde
in de vochtige warmte. ‘In Polen,’ had de dame
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina beweerd, ‘zijn we verloren.’ Nou, dat zal wel meevallen, had
ze ge- dacht. En toch…
Niets nog. Geen posttrein.
De ster zat wel erg strak vast op de dikke jas, zag ze nu ineens.
Anderhalf jaar geleden, toen het plotseling moest, had ze hem te
ijverig vastgenaaid. Alles om maar niet op te vallen: typisch moe-
ders houding. Leunend tegen een boompje, zo onopvallend moge- lijk,
probeerde ze haar nagels onder het hechte stiksel te krijgen om het
gele lapje alvast los te peuteren. Dan kon ze het er straks,
ergens, in één ruk aftrekken. Niemand keek. Blijf peuteren.
Eindelijk een kleine opening in het stiksel, goed genoeg voor nu.
Ze zuchtte, en een ongewone kracht welde op, vanuit haar buik of
vanuit haar tenen zelfs, of misschien vanuit de zanderige grond.
Net of ze gewoon op de trein stond te wachten. Een stationsklok en
een bankje ontbraken, maar ze stond zichtbaar te wachten. Ach,
niemand lette op haar. Treinen reden hier immers uitsluitend naar
het oosten. Maar vandaag was er iets met de dienstregeling: alter-
natief vervoer! Een lege posttrein naar het westen. Een colonne
strafgevallen met scharlakenrode schouderstukken op hun overalls
zwalkte onder begeleiding van een nonchalante OD’er voorbij. Ze zag
scherp, scherper dan anders: mensen sleepten hun laatste spullen
van de ene barak naar de andere, een vrouw droeg een elegante
zomerhoed en daaronder een stofbril. De pas ge- schilderde
wegwijzer wees de richtingen aan: Hauptmagazin, Ver-
waltung, Industrie. Auschwitz stond er niet op, Amsterdam
ook niet.
Hé, daar liep Wietje. Zonder haar te zien of te willen zien, was
hij alweer verdwenen. Ergens huilde een baby, een meisje
schreeuwde. Iemand neuriede een revueliedje – of misschien iets
anders, nau- welijks overstemd door de naderende posttrein. Daar
kwam-ie aanrijden.
Verstijfd bleef ze staan, ze kon maar niet in beweging komen.
Mensen liepen haar kant op, gelokt door het vooruitzicht van een
mogelijk voedselpakket.
Kóm. Niemand let op mij. In de benen.
Wie hing daar half naar buiten, uit de cabine? Een oudere man. Niet
Rob.
Ze begon weer heen en weer te slenteren.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 6
Treeplank, zoiets leerde je niet op de avondschool Duits.
Trittbrett, herhaalde hij in zichzelf, zich concentrerend op
de woorden, Tritt en Brett: twee keer vijf letters,
vijf maal de t, om de uitpuilende ba- rakken niet te laten
doordringen, en de violist omringd door kinde- ren. Boven het
dieselgeronk ving hij vioolklanken op, in flarden – aan flarden. De
twee schoongewreven ruiten in de Sik waren vier- kante ogen waarmee
hij zag wat hij nauwelijks kon aanzien. Tóch kijken, al was hij wee
in de knieën. Van Hasseld zei plotseling: ‘Kom hier staan,’ en nam
de hendels over voor het laatste stukje, zodat hij beter naar haar
kon uitzien. Op das Trittbrett, de treeplank vanwaar je
alles overzag. Zodat zij hem kon zien binnenrijden. Zijn idiote
opmerking bij het hek had Van Hasseld misschien op het idee
gebracht. Mensen stroomden toe, een klein eindje nog. Hij zag een
man met een abces aan zijn oog. Jongeren in vuile kleren die
hoopten op een pakje liepen al in de richting van de postbarak,
waar hij moest stoppen. Mannen in overalls, met een band om hun
arm. Een vrouw in een dikke winterjas: een herenmodel. Haar
bewegin- gen! Gewichtsloos, ondanks die zware jas. Alsof alles
ineens lichter werd. Onmiskenbaar. ‘Hansje,’ zei hij hardop. Van
Hasseld hoor- de niets; sissend minderde de trein vaart. Maar ze
liep de andere kant op met verende pas. Háár pas. Weg van de trein,
verdomme.
Een nerveuze energie maakte zich van hem meester. Zo, met haar rug
naar de trein, kon ze hem onmogelijk zien; toch ging hij nog maar
wat verder naar buiten hangen, zich vasthoudend aan een handgreep
boven de cabinedeur. De zakdoek fladderde hinder- lijk in de
luchtstroom die werd uitgeblazen door de uitgeputte Sik. Straks
verloor hij die stomme snotlap nog.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina Haar rug was niet gebogen.
Van Hasseld minderde vaart en remde. ‘Loskoppelen!’ riep hij
al.
Terwijl Rob de spindel losdraaide, bleef hij haar volgen. Een
leerling-machinist staarde toch naar mooie meiden? Wat zat het ding
vast.
Hij bleef staren. O, ja: het stootjuk kussen – dat deed Van Has-
seld, gelukkig. Maar hij moest wel kijken: ópletten. Hij liep
gemaakt zelfverzekerd naar het stootjuk, stuurde met een verveeld
gebaar een jongen weg die ertegenaan leunde en keek niet naar het
stoten maar naar Hansje. Ja! Ze draaide zich om. Met een te harde,
metalige klap kwam de trein tot stilstand tegen het juk.
Van Hasseld zwaaide vermanend met zijn vinger. Hansje glim- lachte
naar hem met heel haar wezen.
Van Hasseld stak een sigaret op, misschien wel van ergernis. Op
korte afstand stond ze vragend te kijken. Welk gebaar kon haar
geruststellen? Hij knipoogde, maar net te laat. Ze had zich al
omgedraaid.
Ze begon te praten met de kinderen die speelden bij de Sik. Een
paar kinderen klommen de cabine in.
Van Hasseld gooide de wissel om.
Nu, zo meteen, zou Van Hasseld de Sik tegen de lege wagons aan
rijden. De kinderen wegsturen: dat kon hij doen. En háár weg-
sturen.
Met zijn pet schuin op het hoofd – zo zou Humphrey Bogart het doen
– liep hij naar de cabine. Zo luchtig mogelijk zei hij, alleen háár
aankijkend in haar lichtbruine ogen, helder met lichtspikkels, net
omgekeerde sproeten: ‘Dit is gevaarlijk, even opzij nog.’ In alle
opzichten waar! Dit was geen toneelspelen meer. ‘Komm,’
hoorde hij haar in perfect Duits tegen de kinderen zeg-
gen, ‘we gaan kijken bij de Päckchen.’ Ze had hem nog
geholpen met Duitse woordjes, met zijn te Hollandse uitspraak. Van
Hasseld drukte zijn peuk uit tegen de roestige cabine en reed de
Sik tegen de lege wagons, die nauwelijks belangstelling wekten,
maar wel die van haar. Hij zag hoe ze opzij keek, met in haar
handen een pakket. Daarna staarde ze omhoog; naar het iele
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina remmershuisje, een smal houten hokje waarin je je kont niet
kon keren; een soort kast. Nu keek ze weer naar hem. Mannen in
over- alls sjouwden zakken post weg op hun rug. ‘En aankoppelen!’
riep Van Hasseld.
Terwijl hij gehurkt de spindel aandraaide, boog Van Hasseld omlaag
en vroeg: ‘Is ze dat, daar?’
‘Niet wijzen! Ja.’
‘Ik ga even naar de kantine,’ verklaarde hij alsof hij een tekst op
zei. En zachter: ‘Je hebt een kwartier.’ Van Hasseld liep weg. Rob
veerde weer overeind en keek hem na. Hij wist niet meer wat te
doen. Hoe lang was een kwartier zon- der horloge? Zij stond
verderop, bij de volle wagons. Zou hij naar haar toe lopen of
niet?
Overal mensen… Als het te erg wordt, had hij zo vaag mogelijk tegen
zijn moeder gezegd – die niet precies wist wat hij deed en al- leen
vermoedens had: iets in het verzet – dan stop ik m’n handen in m’n
zakken en begin te fluiten. Hij had het ook geschreven aan Hannah,
alias mejuffrouw Van Reeden, op haar onderduikadres. Hij stak zijn
handen in de zakken met kolengruis en floot een wijs- je.
Verveeld naar de grond starend, fluitend verdiept in zijn schoe-
nen, die niet van hem waren, liep hij naar de volle wagons. Dit kan
niet misgaan, bezwoer hij zichzelf. Flauwtjes, te gespannen,
glimlachte hij naar de mensen die pak- ketjes aannamen. Alsof hij,
weldoener, ze persoonlijk had opge- stuurd. Zo kon hij haar weer
aankijken op een natuurlijke wijze. Hij lachte voluit en maakte een
snelle beweging met zijn hoofd: kom mee. Dat viel niet op. En ze
kon het niet gemist hebben. Met de handen in de veilige zakken –
zonder pistool, dat was te riskant en belachelijk in een zwaar
bewaakt kamp – floot hij zich een weg terug, niet ver van de
menigte, die al uitdunde. Terug naar de cabine, zijn veilige haven.
Er waren weer kinderen ingeklom- men. Hoe meer heisa, hoe minder
zij zou opvallen. Toch was een pistool wel lekker geweest hier…
nee, dat was angst, en angst was bekrompenheid. ‘Angst en moed
zijn, in de grond, tweelingen uit hetzelfde ei,’ had
meestervervalser Veter- man beweerd. Onzin had hij het gevonden,
maar nu niet meer.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina Zonder omkijken voelde hij haar lichte tred achter zich.
‘Stoer treintje, hè,’ hoorde hij zichzelf zeggen tegen een pluk
kinderen, en hij stapte de treeplank op, liet hun de hendel zien.
‘En dit is de ketting om gas te geven. Dus niet aan trekken,
jongens!’ lachte hij en de kinderen lachten mee, ze verdrongen zich
bij de ca- bine en leken hem niet meer te zien.
In een impuls draaide hij zich naar haar om: ‘Zie je dat hokje?’ Ze
knikte ongeduldig.
Stomme vraag, ze wist het toch!
Hij merkte dat hij van de plank stapte. Dat hij haar beetpakte.
Zonder te kijken of iemand zag wat hij deed. Bij haar middel. Dat
hij haar omhoog zwierde, haar vreemd ruikende winterjas viel over
zijn gezicht. Dat hij haar op de hoge trap zette. Dit was geen
toneel- spelen meer, dit deed iemand anders. Hij zag hoe ze omhoog
liep, vijf treden. Hoe ze de piepende houten deur opende. Hoe ze de
deur achter zich sloot. Zonder om te kijken. Door het kleine raam
in de deur zag hij haar hoofd omlaag gaan. Ze zát. Hij stak zijn
laatste sigaret op en inhaleerde vluchtig. Ze moest wel onder het
bankje gaan zitten. Niet erop. Dat móést hij controleren. Koste wat
kost.
Hij liep het trapje op. Fluitend. Hij opende de deur op een kier,
ja, ze zat onder de plank. Hij wilde iets zeggen, maar durfde het
niet aan. Zij keek hem aan en zei ook niets, maar knikte ongedul-
dig. Hij pakte de postzakken die klaar hadden gelegen, gooide ze
met één vrije hand over haar heen en sloot de deur. Fluitend met de
sigaret in zijn mond – net als Bogart – liep hij het trapje af.
Machtig. Zo voelde het.
Maar toen hij een marechaussee bij de cabine zag staan, liet hij de
sigaret uit zijn mond vallen.
‘Ben jij nieuw hier?’ vroeg de man, die een soort aardappelge-
zicht had met al te trouwhartige ogen.
Rob raapte de nog brandende sigaret op. Geen geouwehoer, niks
zenuwen. Een marechausséé, geen mof. Hij keek hem recht in de ogen,
als Bennie Bril, en lachte: ‘Ik was toch al van plan te stoppen.
Het schijnt ongezond te zijn. Dit was mijn laatste.’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 7
Boven op de voorste postwagon, in het naar jute en smeer ruikende
hok dat niet groter was dan een kast deed Hannelore haar best om
on- zichtbaar te zijn, niet te bestaan. Voortdurende inspanning
vergde het in elkaar gedoken zitten, opgevouwen onder de lage
plank. Voortdu- rende concentratie: blijven ademen, door de
jutezakken heen, zonder geluid. Onhoorbaar bewegen. Nee, níét
bewegen. Niet gaan twijfelen. Ze kneep haar ogen toe, spande zich
in om iets te kunnen ho- ren; de postzakken dempten het geluid. Ze
spitste haar oren als een kat. Katzl. Ze registreerde zijn
stem. ‘Ik was van plan om te stoppen.’ Stoppen waarmee?
Haar oren, daar moest ze het nu van hebben. Ze zag alleen een
streepje licht onder de zakken met de letters ‘WESTERB.’ Met toe-
geknepen ogen kon je ook ‘Westen’ lezen. Wat speelde zich buiten
af? Een onbekende stem vroeg iets, maar het vervloog in de lauwe
lucht, het ketste af op de wagon of verstomde in geroezemoes.
Toen ving ze op: ‘… je naam dan?’ En daarna hoorde ze Rob dui-
delijk zeggen: ‘Robert de graaf.’ Routineus klonk het, en toch met
een iets overslaande stem. ‘Hulprangeerder. En wie ben jij?’ Mijn
god!
Die man met wie hij sprak, móést iets in de gaten hebben. Had hij
haar gezien?
Ze hoorde niets meer. Misschien waren ze doorgelopen, weg van de
trein; al spande ze al haar zintuigen in, ze ving alleen kin-
derstemmen op.
En weer vioolklanken. Ten afscheid? Ze voelde een steek bij haar
hart, een soort spijt of weemoed, en wist niet waarom. Alsof er
iets kromp. Níét in paniek raken, vermaande ze zichzelf nu bijna
hardop.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina Hij heet Robert de Graaf: onthouden.
Ze moest kalm blijven onder de postzakken, in haar warme win-
terjas, in het piepkleine, benauwde hok. De angst liep in een
straal- tje over haar rug.
Terwijl ik nooit zweet. Net of dat wat uitmaakt. Voor een hele
groep mensen – weliswaar bezige mensen – had hij haar opgetild en
op de verhoging naar de trap gezet. Zonder na- denken, daar was het
te snel voor gegaan. Open en bloot – het had naakt gevoeld, als op
het toneel. Naakt in te warme kleren was ze de trap op gelopen.
Werktuiglijk, impulsief. Niet zij, maar iemand anders was dit hokje
ingegaan.
Heeft die vent, weet ik veel wie, me gezien? Robs stem drong weer
door tot het hok. ‘Mooi vak,’ verstond ze. Welk vak? Dat van acteur
kon hij niet bedoelen. Dat van hulpran- geerder? Dan overdreef hij
en misschien moest zij dat ook maar doen. Hij speelt het goed, nu
ik nog. Ze dook nog wat dieper weg onder de plank, trok de
onzichtbaar makende zakken met zich mee.
Verstoppertje spelen. Langer had ze niet moeten zijn, ze kreeg nu
al kramp. Rustig nou. Het tegenovergestelde denken. En zie hoe
anders alles wordt – een ouwe truc, deed ze vroeger al, toen haar
ouders in scheiding lagen en ruzie maakten. Geen te lage plank
boven me, niks doorgangskamp en eigenlijk best grote pak- kans. Het
werd alleen maar enger.
Dan nog maar een keer. Er hangt geen plank maar een weidse hemel
boven mij; die was er ook. Niemand controleert dit hok. An- ders
had hij me hier niet verstopt. En anders houdt hij ze wel te- gen,
of die echte machinist. Wist die ervan dan? Als dat niet zo was,
was het ondoenlijk.
Haar linkerbeen prikte. Het kon nog: teruggaan, eruit stappen. De-
ze kooi uit, de trap aflopen met een slapend been. Met welke smoes?
Ik had me altijd al afgevraagd hoe dat hok er vanbinnen uit zou
zien. Toen hoorde ze voetstappen, dichtbij, op de trap. Ze kromp
in- een en hield haar adem in.
Het hok schudde door het gestommel. Van Rob of iemand an- ders? Nóg
kleiner worden.
Iemand deed de klink omlaag. De deur vloog open en een golf
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina licht rolde naar binnen. Niet bewegen, niet ademen. Die man
die ze net had gehoord? Of de machinist? Een been schopte tegen de
lege zakken, schopte ze onder de plank; rakelings langs haar heen.
Ze snakte naar lucht, ademde niet.
Met een smak werd de deur dichtgesmeten, waarna hij op een kier
bleef staan en begon te klepperen.
Niets had het gescheeld. Was ze niet overdreven diep onder de plank
weggekropen dan was ze gepakt.
Ze kneep haar ogen halfdicht. Daar, verderop, klonk zijn gefluit
weer en ook hoorde ze de stem van de onbekende man; hij klonk
vriendelijker dan eerder en bood ‘Robert’ een sigaret aan. ‘Vooruit
dan,’ hoorde ze Rob zeggen.
‘Je aller-, allerlaatste,’ zei de man. Dat kon je sinister
opvatten. De deur klepperde. Er klonk gelach.
Ze had geen idee hoeveel tijd er verstreken was. Ze sloot haar ogen
nu helemaal en dacht aan haar ouders. Nee, die kwamen niet in
gevaar in Vught. Nee, nee, nee, bezwoer ze. Oude scènes doemden op:
Hamburg, Amsterdam. De man, waarschijnlijk een van de
marechaussees, moest einde- lijk zijn weggegaan; ze hoorde Rob
onbekommerder fluiten, mis- schien om haar gerust te stellen.
Ich zwitschere trotzdem! Bijna kreeg ze er de slappe lach
om. Zoals in juni toen ze met haar vrien- din Vera op zolder zat,
zich verbergend, toen het huis werd door- zocht: lachtranen hadden
over de zoldervloer gestroomd, de Grü- nen hadden hen gehoord en
hen – niet langer lachend – gevonden. Maar dat was sowieso
gebeurd.
Nu moest het anders, en was ze alleen. Ze concentreerde zich op de
nervenstructuur van de houten vloer: de lijnen van een ou- de boom.
Er viel een rechthoek licht op, een warme witgele vlek; de deur was
nog verder opengewaaid. De kooi stond open maar ze wilde er niet
uit.
Gefluit kwam dichterbij, kwam de trap op, stond even stil. Al- leen
die zakken zaten tussen hen in.
Hij sloot de deur en voelde voor de zekerheid nog een keer aan de
klink.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 8
Op de bovenste tree, voor de deur die niet meer klepperde, rekte
hij zich uit. Zijn handen gevouwen om het klamme achterhoofd, te-
gen de rand van de pet, zijn gespannen lichaam naar voren krom-
mend. Hoe nonchalanter hij deed, hoe meer hij het werkelijk werd;
tussen doen en doen alsof liep slechts een dunne grens. Tegen het
hok leunen? Nee, dat zou te veel van het goede zijn, dat zou aan-
dacht trekken: je moest weten hoever je kon gaan – hoe ver te ver.
Hij dribbelde omlaag. Al was hij liever als een uitsmijter voor het
remmershuisje blijven staan.
Tussen twee barakken door kwam Van Hasseld bedaard aanlo- pen: als
die maar eenmaal terug was zou hij zich beter voelen. Het
marechausseetype van wie hij de kriebels had gekregen, was nergens
meer te bekennen: eindelijk pleite. Terwijl Rob – een momentje
maar! – de hoofdstraat van het kamp op was geslenterd, had hij de
man het trapje naar het remmershok op zien gaan. En de deur zien
openen. Ontsteld had Rob er vanaf de zandstraat naar gestaard.
Niets had hij ondernomen, niets had hij kunnen onder- nemen en
mogelijk was juist dat het beste geweest. Wat heb jij ge- zien? was
hij zich blijven afvragen terwijl hij zijn ‘aller-, allerlaatste
sigaret’ uit het pakje van aardappelhoofd had aangestoken, tot het
laatste puntje had opgerookt en tegen de cabine had uitgedrukt in
de stijl van Van Hasseld.
Vergeet die marechausseegast nou maar, sprak hij zichzelf toe.
Onder die postzakken heeft hij haar over het hoofd gezien. Of hij
is zo aardig, heb je dáár al aan gedacht, zijn mond te houden. Hij
kreeg een vieze smaak in zijn mond van het roken van meer- dere
sigaretten achter elkaar; iets uit het verleden. Van Hasseld legde
een hand op zijn schouder: ‘Lang kwartiertje, hè?’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina ‘Een eeuwigheid. Ik begon je al te missen.’ Vluchtig
inspecteerde Van Hasseld de wagons, keek vervolgens met opgetrokken
wenkbrauwen naar het remmershuisje, naar haar. En daarna naar hem.
Hij knikte, maar werd toch door Van Hasseld de cabine in
gemanoeuvreerd: ‘En?’ ‘Voor mekaar,’ zei hij achteloos, al hoorde
niemand hem. Straks dook aardappelhoofd weer op! Of een wakkere
SS’er. ‘Goed,’ zei Van Hasseld zonder haast, ‘weet ze ’t zeker?
Uitstap- pen kan ik er niet bij hebben.’
‘Daar durf ik m’n kop om te verwedden,’ blufte hij om ervanaf te
zijn.
‘Dat doe je ook,’ klonk het droogjes.
Meteen gooide Rob het zware remgewicht om. Melding maken van de
bemoeizuchtige marechaussee? Dat kon hij onderweg ook wel
melden…
Bibberend kwam de cabine tot leven. ‘Ik rijd ’m eruit,’ zei hij
luidop, zodat zij het kon horen. Ach, ze hoorde natuurlijk niets
bo- ven dat geronk.
Iets te hard trok hij aan de ketting.
‘Wat doe je nou weer?’
Zachter trok hij, met trillende handen; hij wilde zo snel moge-
lijk dit oord uitrijden, eindelijk afnokken, verdwijnen. Hoorde hij
iets verschuiven? Zij… die uit wilde stappen? ‘Hé!’ riep
iemand.
Een bekende? Niet kijken.
‘Hé!’ klonk het opnieuw.
Recht vooruit blijven staren. Wat gebeurt er verdorie? ‘Aju!’ riep
Van Hasseld, en Rob keek toch even opzij: o, nee, help,
aardappelhoofd stak zijn hand op! Van Hasseld zwaaide. Dóórrijden
nu. Harder trok hij aan de ketting. ‘Stééds dezelfde snelheid
aanhouden,’ instrueerde Van Hasseld geduldig. Ze naderden het
wachthuisje. ‘En afremmen maar.’ Er was iets verschoven, had hij
het goed gehoord? Ze stapt heus niet uit. Toch had ze gisteren
getwijfeld. Het volgende moment hoorde hij een bewaker lachen:
‘Er soll noch viel lernen.’ Dit keer stond er één
bewaker bij de poort; meer
dan genoeg.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina ‘Er ist noch jung und ungeduldig,’ verklaarde Van
Hasseld. De
man kwam zijn wachthuisje uit en liep langzaam langs de wagons.
Voor de show? Of controleerde deze ene bewaker de wagons nou net
wél? Dat gebeurde nooit, volgens Van Hasseld. Zelden althans. Of is
hij ingelicht door die gast van de marechaussee? Als het ergste zou
gebeuren, als ze gevonden werd, dan moest hij verbaasd reageren; ze
kon er zelf ingeklommen zijn, een idee van Van Hasseld. Dat was
afgesproken.
‘Woher kommt er eigentlich?’ richtte de man zich niet tot
hem, het
hulpje, maar tot zijn meerdere.
‘Amsterdam,’ zei Van Hasseld en onderdrukte een geeuw –
niet
slecht voor een amateur. Best vreemd dat een Amsterdammer hier komt
werken, maar een ander persoonsbewijs had hij niet kunnen krijgen;
het persoonsbewijs dat alleen bij vluchtige inspectie echt
leek.
De man vroeg niet door, maar bleef langs de wagons lopen. Hij
opende een wagondeur, deed hem weer dicht. En keek hem aan door de
vierkante ruit.
Rob knikte. Wie verwacht nou, sprak hij zich toe, dat een jood het
Judendurchgangslager in rijdt? Oké, uitrijdt. Dat misschien
weer wel… maar hoe riskanter, hoe veiliger. Ooit was hij
aangehouden met een koffer vol lege persoonsbewijzen en vroeg een
mof hem wat er in zijn koffer zat. ‘Die zit vol valse papieren,’
had hij met een lach gezegd en hij mocht direct doorlopen. De
bewaker leek klaar met zijn inspectie. Maar Van Hasseld stapte van
de treeplank. Verdomme, kon hij nóg niet wegrijden. De al wat
oudere man sloeg Van Hasseld op de schouder. We moeten maken dat we
wegkomen! Nu kneep Van Hasseld de man in de bovenarm; dit was niet
meer uit te houden. Rob stak zijn han- den in zijn zakken en begon
zonder geestdrift te fluiten. De bewa- ker pakte een blocnote uit
zijn zak en schreef iets op. ‘Kein Pro- blem!’ ving
hij ondanks zijn eigen gefluit op. En: ‘Machen wir.’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 9
Een dikke vlieg zoemde onder de postzak, kroop met kriebelende
pootjes over haar slapende been. Schokkerig was de posttrein in
beweging gekomen; nog pakweg honderd meter naar de poort gok- te
ze, traag wegbrommend, dan was ze vrij. Net als die glanzende
bromvlieg.
Ineengedoken probeerde ze naar opzij te hellen om het prikken- de
gevoel tegen te gaan, maar het hielp niet. Beide benen sliepen
inmiddels.
Ze sloeg op haar verdoofde been: mis. Nog een keer, de zakken
verschoven, maar de kriebelvlieg was weg. Haar laatste ogenblikken
in Westerbork was ze bezig met een vlieg. Nee, met twee vliegen die
gonzend samenklonterden boven de zakken.
Reed Rob zelf? Houterig, met een paar flinke schokken, kwam de
trein tot stilstand; en ze gleed een eindje weg, onder de plank
vandaan, net niet tegen de deur. Vlug herschikte ze de zakken, zich
zo goed mogelijk verbergend. Was ze weer onzichtbaar? De laatste
tijd waren er een paar gelukte en mislukte ontsnap- pingen geweest
en was de controle verscherpt, wist ze van Hans. Ze nam een hap
lucht, hield zich stil, spitste haar oren. In niet helemaal
correct, Hollands Duits hoorde ze een man ver- tellen over ‘mein
Sohn.’ Die in de Arbeitseinsatz zat. Ze ving niet op
waar. De vliegen zoemden luidruchtig, botsten tegen het wandje en
tegen elkaar op. Een andere man zei met hard Noord-Duits ac- cent
dat het in orde zou komen; zíjn zoon – gewond, Rusland – zou het
wel regelen. Zijn zoon zou een Päckchen met voedsel sturen
naar die Hollandse zoon.
Schiet toch op.
De bewaker kende deze man, de echte machinist. Maar ze wist
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina niet of dat een geruststellend idee was of juist niet. Die
bewaker moest haar ook kennen, via de kersen-SS’er. En anders wel
van de revue.
Het hokje trilde zachter, maar de motor werd niet uitgezet. Een
goed signaal? Ze wilde, kon niet eens meer nadenken. Alles deed
pijn; ze was stijf van de spanning, stijf van inspanning. Een paar
krullen kriebelden in haar gezicht, maar ze mocht zich niet
verroeren. Niet nu.
Snel veegde ze toch een sliert uit haar ogen. Haar krullen roken
niet fris. De bewaker had toch geen hond? Ze dacht van niet, maar
was daar ineens niet zeker van. Die rook haar dan toch meteen. Het
gezoem hield op, eindelijk waren de vliegen verdwenen. ‘Alles in
Ordnung,’ hoorde ze in de verte, als uit een andere we-
reld. En: ‘Grüss deine Frau!’
Abrupt kwam de trein in beweging, maar kroop het kamp uit,
langzamer dan ooit leek het wel. Hobbelend, met die paar wagons
ervoor.
Toen hoorde ze een metalige dreun. Het dichtvallende hek? Ze wilde
onder de plank vandaan komen om door het raam te zien hoe het kamp
steeds kleiner werd. Maar ze moest wachten. Nooit achteromzien, had
de dame gezegd, en daar hadden ze grap- pen over gemaakt als ze het
smerige wc-hok uitkwamen: nooit ach- teromzien.
Waarom zou ze ook achterom willen kijken en niet recht vooruit?
Vreemd, dat achteromkijken toch meer aantrekkingskracht had. Was ze
nu vrij?
De ineengedoken positie was niet meer uit te houden. Ze kwam onder
de plank vandaan. Even in hurkzit, even onder die zakken vandaan,
zonder omhoog te komen. Stel dat iemand haar zag door het open
raam.
De trein vond een zeker ritme. Rob reed niet meer zo houterig als
in het kamp. Misschien had die echte spoorman het overgeno-
men.
De ritmische bewegingen en de hitte maakten haar loom. Haar
verdoofde hoofd leunde zacht schuddend tegen de plank. Wanneer
zouden ze ontdekken dat ze weg was? Voor vanmiddag had ze zich
afgemeld, dus dat gaf een paar uur speling.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina Wittig licht viel naar binnen; de zon brak er net niet
doorheen, maar het sneed toch in haar ogen. Ze was gevoelig voor
lichtinval, die altijd een sfeer meebracht, een herinnering aan een
vergeten stemming. Maar dit bleke daglicht beklemde. Wat een
onbegrijpelijk risico had ze genomen. Het had het ein- de van alles
kunnen zijn. Hans had haar zeker voor gek versleten; volkomen
onverantwoord. Sterker nog, de OD werd voor ontsnap- pingen
verantwoordelijk gehouden. En toch was het zo droomach- tig,
onwerkelijk eenvoudig gegaan.
Het licht veranderde, werd donkerder, met een groene gloed. Door
het dieselgebrom heen floot een schelle vogel.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 10
Op een verlaten plein stonden overvalwagens klaar met alleen aan de
achterkant een opening: een muil, dacht Hans, leeg nog onder het
groene zeil.
Het aangename gedeelte zat erop: de reis van Westerbork naar
‘Amsterdam Transvaal’, zoals de OD het noemde. Nu begon de na-
righeid.
Officieel had hij de leiding, maar de mannen van het
Kommando Amsterdam wisten wat hen te doen stond en
stelden zich al op in
rijen bij de voertuigen. Verdwaasd voegde hij zich bij hen. Nergens
een levende ziel op het misschien daardoor zo onmetelijke plein;
waar waren de Amsterdammers gebleven? Ze hielden de gordijnen
dicht. Kon hij dat ook maar.
Andere, nog jonge panden stonden leeg; soms dichtgetimmerd. Hun
bewoners waren vertrokken naar Westerbork, en verder oost-
waarts.
Het begon al benauwd te worden. Zorgvuldig drapeerde Hans zijn cape
over zijn rechterschouder; de OD-broche en de ster moes- ten
zichtbaar blijven op de linkerborst, en vooral ook de zwart met
inmiddels grauwwitte band om zijn arm.
Op een hoog balkon, in een ander zonnestelsel, zag hij twee ou-
dere dames staan die toekeken met uitdrukkingsloze gezichten: witte
vlekken op deze afstand. Was het sensatiezucht? Medeleven? Twee
verdiepingen lager leunde een jonge vrouw over de bal- konrand.
Bijna kon hij haar aankijken, recht in de ogen. Misschien moest hij
dat doen. En dan? Haar balkondeuren stonden open, hij kon zomaar
een blik naar binnen werpen in de kamer achter half- open
gordijnen, een blik in een normaal bestaan: hij zag twee stoe- len
staan bij een tafel met een fruitmand, gevuld zelfs zo te zien; een
bestaan dat hij zich nauwelijks nog kon voorstellen maar dat
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina misschien toch nog mogelijk was ooit, voor hem en haar – zou
ze dan nog van hem zijn? Daarom moest hij nog even doorzetten.
Straks, als ze klaar waren, zou hij in de buurt van het bijkantoor-
tje van de Ordedienst eens even goed opletten. Leuk vooruitzicht.
Daar vlakbij had ze gewoond. Chic in Zuid. Sinds hij haar kende,
drie maanden pas, was hij niet meer naar Amsterdam gestuurd, maar
hij had haar verteld over zijn eerdere dienstreizen. ‘Waar sla- pen
jullie dan?’ had ze gevraagd, en hij had haar uitgelegd dat som-
mige OD’ers sliepen bij bekenden. Zelf had hij die niet in deze
gro- te, vreemde stad, maar er was ook nog een soort kantoortje met
slaapplaatsen in de Jan van Eijkstraat, bij de Expositur:
filiaal, op zijn Oostenrijks. ‘Maar dat is vlak bij de
Beethovenstraat!’ had ze verbaasd uitgeroepen en ze was van het bed
overeind gesprongen. ‘Ik woonde op 66. Op de eerste verdieping.’
Vol ongeloof en ver- langen had ze hem aangekeken: ‘Mocht je er
ooit weer langsko- men, kun je dan eens kijken wie er nu woont?’
Meteen daarna was haar stemming omgeslagen: ‘Ach, dat wil ik ook
helemaal niet we- ten.’ Een of andere nazi natuurlijk. Toch zou hij
haar huis wel eens vanaf een afstandje willen zien, het was iets
van haar verleden, iets van haar. Het huisnummer had hij onthouden.
Brancards werden geïnspecteerd. Adressen geïnventariseerd.
Naamlijsten met op te halen personen wapperden in de bries. Ach,
vermande hij zichzelf, dit was maar een kleine Aktion. Niets
verge- leken bij wat ze een halfjaar geleden, in een januarinacht,
hadden moeten klaarspelen: honderden ouden en zieken uit
Amsterdamse rusthuizen afvoeren naar het doorgangskamp. En wellicht
niets vergeleken bij wat hij nog allemaal zou moeten doen. Niet zo
somber, jongeman, sprak hij zichzelf toe. Nog altijd voelde hij
zich een jongeman; door de oorlog was de tijd stil blijven staan en
zo bleef hij vanzelf jong: deze jaren telden niet, al waren het
tropenjaren – nee, erger.
Hij moest scherp blijven, de OD werd op aanwijzing van de Grü- nen
en een speciaal soort hulppolitie in groepen verdeeld en over de
wijk verspreid.
Oudjes, breekbare zieken hadden die januarinacht gekermd, ge-
huild. En hij had ze ondersteund, gedragen en ingeladen. In móé-
ten laden.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37 Pagina Was het mogelijk een normaal leven te leiden na de oorlog, ooit? Samen weggaan, met haar, zo ver mogelijk, de oceaan over als het kon. In Amerika, zijn droom, zou hij alles misschien kunnen ver- geten. De wereld van Karl May!
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 11
Met een ruk werd de deur opengetrokken. Ze kromp ineen. ‘Hé
daar.’
Ze sloeg de zakken weg en keek in zijn uitzinnig lachende ogen.
Zijn krullen onder de achterover geschoven pet waren omkranst door
de groene schaduwen van een klein bos, waarin hij ongezien omhoog
had kunnen klimmen. ‘Daar ben je dan.’ Ongemakkelijk knielde hij
met één been in het hokje, zijn andere been nog op de trap.
Ze kon niets terugzeggen, kon met haar mond zo dicht bij de zij- ne
alleen nog maar glimlachen. ‘Daar ben ik,’ zei ze toch nog, om iets
te zeggen. Ineens beseffend: die ander, hoe ze ook heten mocht,
doet er niet toe.
De deur klepperde. Zijn gezicht was kletsnat. Hij sloot zijn ogen,
zij hield ze open, wilde er niets van missen; ze kuste hem, zijn
volle lippen, toneelspelerslippen. Angstzweet of gewoon zweet, olie
en een onbekend soort zeep: hij rook zelfs anders. En toch,
daaronder, hetzelfde. De harde plankenvloer van het rem- mershuisje
verdween onder haar pijnlijke lijf dat begon te tintelen zonder dat
er nog een of ander ledemaat sliep. Een donkere, zoete
tuimeling.
Maar het kussen mocht niet te lang duren, wat dacht hij wel? Drie
maanden vrees en verlangen en pogingen hem – alles – te ver- geten,
samengeperst in één lange zoen, dat was te veel, ze moest haar kop
erbij houden.
Ze week een stukje achteruit: ‘Wat is de bedoeling?’ Stom, straks
kon ze hem misschien niet meer kussen. ‘Met vijf minuten zijn we in
Beilen. Dan door naar Assen. Daar word je eruit gehaald.’
‘En dan?’
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina ‘Naar huis.’
Haar huis moest zijn verzegeld en vergeven aan een ander, maar dat
deed er niet toe. Ze zou wel zien. ‘Kruip weer onder die zakken
voordat we in Beilen aankomen.’ ‘Doe ik.’
‘En eh, alles komt goed, hè.’ Hij probeerde kalmer te klinken dan
hij was. Daarom zei ze nog rustiger, al was zij het ook niet:
‘Tuurlijk.’
‘O ja, ik heet nu Robert…’
‘De Graaf! Weet ik. Rangeerder.’
‘Moorddádig ben jij.’ Dat was waar ook, dat zei hij altijd: moord-
dadig.
Ze zag hoe hij de deur sloot, haastig. Hoe zijn verhitte, jongens-
achtige gezicht verdween. Ze trok de zakken over zich heen en kroop
meteen maar weer onder de lage plank. Hoe heette zij zelf? Daar
hadden ze het niet over gehad. Hanne- lore Cahn klonk te joods, en
die werd bovendien gezocht. Haar kampkaart had ze niet meegenomen,
uiteraard niet, en een per- soonsbewijs had ze niet.
Eerst moet die ster eraf! Bijna vergeten, gek genoeg, en bijna te
laat, want Beilen kon niet ver meer zijn. Om wat meer licht te heb-
ben, trok ze de postzakken toch weer weg en kroop onder de plank
vandaan. Tijd om de winterjas uit en weer aan te doen was er mis-
schien niet, dus moest het maar vlug met de jas aan; ze trok het
lin- ker jaspand naar het midden, priegelde haar vingers onder het
stik- sel dat op de meeste plekken nog vastzat. Een paar steekjes
schoten los. De trein minderde vaart. Ze zette haar tanden in de
gele stof en trok de ster in één ruk los.
Hansje kon ze wel heten. Echt Hollands.
Snel inspecteerde ze de ster: hij was gescheurd, nu nog die gele
randjes van de jas peuteren.
Waar moest ze de gele stof laten? Even overwoog ze hem door te
slikken; nee, dat kreeg ze niet meer voor elkaar. Ze propte de ster
en de restanten in haar jaszak en manoeuvreerde zich onder de
plank, onder de zakken.
Dit was gebeurd, onherroepelijk. Dit kon nooit meer ongedaan worden
gemaakt en even leek alles om haar heen in harmonie,
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina midden in een oorlog, op de vlucht, de wereld gonsde,
glansde, als de vliegen in het hok, als zijn ogen; op een manier
die ze vergeten was. Ze ontspande in de onmogelijke positie. Met
horten en stoten minderde de trein vaart. Stoppen we in Beilen? Dat
had ze niet helemaal begrepen. Kon er een reden zijn om daar te
stoppen? Zij wist er geen te bedenken, maar wat wist zij van de
spoorwegen. Evenveel als Rob – minder nog. Hansje nog wat. Hansje
de Vries? Néé.
Ze zou wel een naam verzinnen, nu kwam er even niets in haar
op.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 12
Zij was begonnen, zij had hem gekust, en dat zei alles. Nu wist hij
het. Misschien had hij het daar wel om gedaan, om dat weten – nou
ja, niet helemaal natuurlijk. Maar het kon meespelen. Station
Beilen lag weer doods voor hem. Hij remde af, al minder schokkerig,
al met meer souplesse. O, souplesse genoeg, later van- daag zou hij
die misschien nog nodig hebben! Eerst een móórdom- helzing en dan…
Dat viel hem van zichzelf tegen. Kon hij dan nooit aan iets anders
denken? Ach, mag het misschien een keer. Bijna kon hij oogsten, en
vergeten, als je niets verwachtte, gebeurde er ook niets; het
verschil tussen hem en de meeste mannen. Al was hij soms nog zo’n
sukkel, al had hij fouten gemaakt: dit had hij toch maar
klaargespeeld.
Daar verscheen de magere gestalte weer met zijn sein. Hij kon
direct doorrijden! Hij begon te fluiten, van geluk dit keer.
Diavolo, diavolo, diavolo!
Diable de l’amour!
Er zijn maar een paar dingen wezenlijk belangrijk, had Veter- man
gesteld. Nogal wiedes!
Machinaal stak Van Hasseld zijn hand op naar de gestalte, en ze
rolden voort. Niet te hard en niet te zacht moest hij gaan, maar
lie- ver aan de voorzichtige kant, kom, houd je nog even in.
Bulderend – de ontlading! – had Van Hasseld gelachen toen hij hem
zojuist met rood aangelopen hoofd en niet uit te wissen grijns het
trapje had zien afdalen; hij had maar gewoon meegelachen. Wat viel
er ook nog te zeggen? ‘Je hebt smáák,’ had de vijftiger jon-
gensachtig geknipoogd. ‘Dat moet ik je nagev’n.’ ‘Jawel,
hè,’ had hij gegrinnikt, hij had zijn hand uitgestoken en Roelof
van Hasseld had die gretig geschud. Deze man, al zoveel jaar
getrouwd, een oud mannetje eigenlijk, begreep hem. ‘Zelf dacht ik
niet aan acht maar
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina aan twaalf kinderen,’ had Rob gezegd om het gevoel van
kameraad- schap te versterken, want daar was later misschien geen
tijd meer voor. Van Hasseld was weer in de lach geschoten: ‘En als
jij je wat in de kop haalt…’
Genoeglijk gleden ze de leegte in. Over aardappelhoofd, die in het
hokje was geweest maar niets gezien had – nee, vermoedelijk niet –
zweeg hij maar.
De leegte werd ingevuld met roodbakstenen huizen. Een fabrieks-
pijp prikte in de witte wolkenlucht.
Klein stukkie nog.
Met zijn vrije hand rommelde hij in een binnenzak. De papie- ren
zaten er. Hij had een verouderd, iets te jeugdig pasfotootje van
haar op een leeg persoonsbewijs laten plakken; het was de enige
pasfoto die hij van haar had gehad, na de razzia op haar zolderka-
mer gevonden. Maar de pasfoto zat er wel strak op: gladgestreken
met het strijkijzer.
De achterkant van het station van Assen doemde op. Almaar groter,
als in een visioen; met de grauwe Sik-loods, een aanlokkelij- ke
verschijning waar hij nu eindelijk op afkoerste. Mocht hij na de
oorlog geen werk vinden als acteur, dan kon hij zó naar de spoor-
wegen, al reed misschien nergens nog zo’n maf Sikje. Verderop,
recht voor hem, ontwaarde hij meerdere rails, schei- dend en weer
naar elkaar toelopend: ‘Ehm, hoe gaat dat daar?’ ‘Kom hier, man,’
Van Hasseld leunde met een been de cabine in en nam het over vanaf
de treeplank.
Hij was weer passagier geworden, weliswaar in de cabine: een gewone
reiziger die bij de bestuurder mocht kijken. Ook goed, zei hij bij
zichzelf, want dat wordt het volgende bedrijf. Hij tuurde door de
zijruit. Schafttijd zeker. Het rangeerterrein leek
uitgestorven.
‘Rangeren komt later wel,’ bromde Van Hasseld boven de motor uit.
‘Ik regel kaartjes. Jij kleedt je om.’ ‘En zij?’
‘Loopt naar het station.’
Roekeloos leek Van Hasseld op eigen terrein. In hoog tempo koersten
ze op de loods af. Rob gooide het remgewicht om en over-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina woog Van Hasseld nog gauw een hand te geven, maar die sprong
al uit de cabine.
Wacht eens even, wie van hen ging Hansje waarschuwen? Hij- zelf
vermoedelijk. Of Van Hasseld? Hij wilde al achter hem aan- gaan,
maar zag ineens een spoorman die hij niet kende en bleef staan
twijfelen op de treeplank; dit moest een knullige indruk ge- ven.
In de benen! Dóé iets.
Hij groette de man kortaf met ‘goei’ndag’ en liep zonder
aarzelen naar de wasbak achter in de loods. Hij voelde het, daar
ontwikkelde je instinct voor: de spoorman keek hem na. Kon hij
haar, verstekeling op een stilstaande wagon, zomaar la- ten zitten?
Al was het maar voor een paar minuten; misschien lan- ger.
Teruglopen kon niet meer, dat kwam pas echt dwaas over. Opgejaagd
keek hij om. Van Hasseld was naar de spoorman ge- lopen en stond
ondanks zijn haast met hem te praten. Opgelucht zwiepte hij het
kraantje open; een lauwe, steeds kou- der wordende straal liep over
zijn bijna echte spoormannenhan- den, waar hij nu weer snel vanaf
moest zien te komen. Hij liet het water met de nauwelijks
schuimende zeep over zijn geschminkte, bezwete gezicht lopen:
afschminken, al moest het hoogtepunt nog komen. Hij plensde ijskoud
water over zijn vettige haar, over zijn besmeurde, stijf geworden
nek.
Maar het afschminken mocht niet te lang duren. Zij moet eruit. Hij
draaide zich om. Met zijn kont tegen de wastafel kon hij nonchalant
naar buiten blijven kijken, een smoezelige handdoek door zijn haar
wrijvend.
Van Hasseld slofte met de spoorman weg: ‘Eerst schaften…’ ving hij
zijn solide stemgeluid op.
Rob liet de handdoek op de smerige vloer vallen en beende naar
buiten, naar de voorste wagon. Vluchtig keek hij om zich heen.
Niemand.
Fluiten, om haar gerust te stellen, viel alleen maar op. En hij
moest niet te hard lopen, hij moest gewóón doen. Toch keek hij nog
even om.
Hij sprong de trap op, vijf treden omhoog, trok met schone maar
klamme handen de deur open en zag haar zitten, als een vo- gel
ineengedoken, half onder de zakken.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina ‘Loop zo rustig mogelijk naar het station.’ Zijn stem
beefde. ‘Wacht daar op een bankje.’
Opzettelijk traag, met bonkend hart, liep hij de trap af. Gemaakt
geeuwend slenterde hij terug naar de loods.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 13
Een opgejaagd dier, zo voelde ze zich. Ze telde tot tien. Nu moest
het maar.
In het smalle hok, een rechtopstaande kist, trok ze haar jas uit en
drapeerde hem over haar arm. Ze duwde het kleine deurtje open.
Stijf nog, en zonder rond te kijken, schreed ze het verblin- dende
licht in, naar omlaag. Als na een geslaagde circusact. Maar zo
normaal mogelijk, alsof het doodgewoon was om op een ran-
geerterrein uit zo’n hokje tevoorschijn te komen. Vanaf de onderste
trede liet ze zich op de grond zakken. Haar jurk bleef hangen aan
een kapotte lat, ze trok de stof los en zag dat er alleen een
scheur in de zoom zat. Ze flaneerde ervandoor. Niet meer als een
opgejaagd dier, merkte ze, maar als de dame. Die kant op.
Instinctief liep ze naar een pad langs het rangeerterrein. Geen
levende ziel en geen spoorman te zien, al keek ze nauwelijks opzij,
maar zo veel mogelijk recht vooruit.
Verderop stond een wachttoren – nee, dit was een seinhuis, ze was
niet meer in het kamp. Ze was vrij. Als iemand zat op te letten in
dat seinhuis, kon ze het schudden.
Maar iets zei haar dat niemand oplette.
Een brede berm met miezerige struikjes scheidde haar van de
openbare weg, waar ze zich meer op haar gemak zou voelen. Dode
planten kriebelden tegen haar benen, krasten er schrammen in, maar
ze merkte het nauwelijks. In het dorre gewas, waarin ze zich amper
kon verbergen, doorzocht ze de jaszak, greep naar de ster- vormige
lap en de gele restanten en gooide ze onder een struik, en haar
oude status van zich afschuddend schopte ze er gauw wat zan- derige
aarde overheen. Begraven.
Nu verder, kom, schiet op. Nog even plassen hier? Nee!
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina Daar was de weg al, het was een oude weg, maar er had vast
nog nooit een ontsnapte jodin met bevend hart zo gewoontjes
mogelijk overheen gewandeld.
Niet al te ver voor zich zag ze een grijswit gebouw waar de rails
naartoe liepen. Ze was geen gevangene, en ze was ook niet op de
vlucht, dat mocht ze niet vergeten: ze was een reiziger. De
onzekerheid die voor haar lag, op de warme klinkers, was bij- na
tastbaar, en toch begon ze steeds sneller te lopen. ‘Rennen!’ riep
een stem in haar. Maar beheerst, als iemand die een trein moet ha-
len.
Maar ik ken de hele dienstregeling niet. Bijna struikelde ze over
een losse klinker. Ik heb niet eens bagage, en nauwelijks geld. In
een vast ritme stapte ze door.
Als ze bij de ingang van het station maar nergens naar vragen. En
als ze dat wel doen? Ik wacht op mijn vriend, hij heeft de kaart-
jes. Hij heeft ook mijn persoonsbewijs, ja, sorry, stom: dat kon ze
zeggen, en dan voluit lachen. Of nee: ook dom, ik heb het thuis la-
ten liggen. Alsof ze nog een huis had.
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina 14
Hans besteeg een smalle, omhoogkronkelende trap tussen afblad-
derende muren en dacht: hier draag je geen bedlegerige man meer
weg. Hier kreeg je nog geen brancard omhoog. Toch moesten ze het
proberen. Met de brancard schuin om- hoog, de kalk viel van de
muur, bereikten zijn ziekendragers de eerste etage.
Een nauwe overloop met deuren naar onbekende kamers, waar- in
niemand leefde. Een schilderijtje aan de beklemmende wand bracht
hem even van zijn à propos: grasgroen gepenseelde heuvels
suggereerden immense verten.
Hoofdschuddend kwam een collega omlaag, van nog een verdie- ping
hoger: ‘Dit wordt niks.’
Die collega was er niet bij geweest, die januarinacht. ‘Wacht
maar,’ zei Hans en sloop zelf omhoog over de verschoten loper. Die
collega begreep niet dat zij het wel móésten doen, anders de- den
die anderen het, in die net even andere uniforms; al waren ze bang
voor besmetting, en ze zouden het vast niet zachtzinnig doen. Een
balkje licht ontsnapte vanonder een zware deur. Hij moest zijn
verstand gebruiken, dat was alles, zonder zijn gevoel te verlie-
zen. Na een zacht klopje, waarop geen reactie kwam, duwde hij de
deur open. Zijn gepoetste laarzen gleden gedempt over de donkere
houten vloer, richting het donkere houten bed; daar lag hij, de
eer- ste op de lijst van vandaag. Uitgeteerd, en voornaam. Rustig
opende de man zijn zwarte, holle ogen, die hem peilden: ‘De Joodse
Ordedienst zeker?’ vroeg hij hees, als met zijn laatste adem, en
glimlachte. Alsof hij hem begreep. Hans glimlachte maar zo’n beetje
terug, radeloos, getroffen. Alleen door een klapraam dat op een
kiertje stond kwam wat verse lucht binnen in de zurige ruimte; het
leek alsof de man, vergeten, van deze lucht leefde. Al-
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina leen een lege soepkom op het nachtkastje verried dat iemand
hem nog verzorgde.
Het deed er niet toe welke ziekte hij had. Iedereen was nu
trans- portfähig verklaard. Zelfs de bevoorrechte
zieken, bedlegerigen met
goede stempels, met vrijstellingen. De allerlaatste categorie. Be-
stond zoiets: een bevoorrechte bedlegerige? Hans legde zijn
gebruinde hand op de witte perkamenten hand met de slanke vingers.
Bang om besmet te worden was hij niet, nooit geweest ook. Daarom
deden zij dit deel van het werk en niet die anderen, die buiten
wachtten.
‘In Westerbork zijn goede voorzieningen,’ zei Hans, ineens met
zichzelf verlegen. Deze man ging niet op transport, deze man ging
naar het kampziekenhuis. Voorlopig tenminste, of voor altijd. Dat
kon toch niet anders? Toch wist hij, ergens diep vanbinnen, dat het
wel anders kon.
Hij trok een stoel bij het bed, nam nog even de tijd. Ze kwamen
toch niet binnen; hij hoorde hen luidruchtig praten voor het huis.
De overgave, of vreemde rust van de op te halen man sloeg op hem
over. Misschien wilde hij praten, nu het nog kon, hier. Hans
wachtte. Maar de man sloot zijn ogen, en zweeg. Hans keek rond in
de kamer met het dure, nog nieuwe behang, een ruimte die steeds
verder leek uit te deien, die steeds weidser werd. Minuten vlogen
voorbij.
In een kapspiegel ving hij ineens zijn eigen silhouet op: een bre-
de vent in overall, zijn OD-pet naast hem op de sprei, niet ver van
het doodsbleke gelaat van de zieke dat diep verzonken in de kus-
sens lag. Het beeld was onverdraaglijk.
Juist toen hij zijn hand wegnam en wilde opstaan, om van het
spiegelbeeld af te zijn, mompelde de oude man toch nog iets, on-
verstaanbaar. Waarna hij een griezelige hoestbui kreeg. Enkele
minuten later hoorde Hans vrij duidelijk: ‘Het wordt tijd dat ze me
halen. Iedereen is weg.’ Zei de man dit om het hem ge- makkelijker
te maken?
‘Dat moet eenzaam zijn,’ suggereerde hij. Hij voelde hoe verlo- ren
hij zelf was. Had hij de juiste keuzes gemaakt? En plotseling
hoorde hij gefladder. ‘Ach,’ kreunde de man. Toen zag Hans voor het
raam een klapwiekende mus. ‘Schuif het effe
Westerbork Girl 28-08-2008 08:37
Pagina open,’ zei de man, opgewekter, maar zonder op te kijken. Pas
toen Hans het raam wijd openschoof, zag hij de broodkruimels en
hompjes brood op de vensterbank liggen. De magere mus pikte er- op
los. ‘Toe maar,’ fluisterde de man, met zijn gesloten blik naar het
plafond gericht, ‘toe maar, liefje.’ Aanvliegende mussen, ver-
magerd en elkaar met getjilp verdringend, verduisterden de toch al
donkere kamer.
‘Eisinger!’ klonk het ongeduldig van buiten.