Op de overtoom
Het dooit op de Overtoom
maar het vriest ook alweer op
melden mijn voeten
die mijn dag verlopen
ik blijf dicht bij huis
steeds dichter
dat is mijn leeftijd
wolken worden zwaarder van onkleur
de geur van gisteren hangt nog aan me
ik at met mijn vriend
we braken het brood
en deelden de doden
we zijn al bijna uit zicht
wij lachen nog
wat moet je anders?
omhelzen elkaar ten afscheid
misschien je weet maar nooit
’
Chanson triste, 1955
Waarom ben ik soms triest?
==
het leven is koud
alle bedden dichtgeslagen
de lakens zijn bevroren
de kachels uit
het leven is koud
==
het leven is koud
ik heb geen jas meer
geen geld voor de trein van 9.05
ik heb geen sleutels meer
het leven is koud
==
het leven is koud
waar gaan je voeten?
voor wie geurt je haar?
het leven is koud
==
daarom ben ik soms triest
De eerste keer
De eerste keer
ging ik met je mee naar je kamer
daar zou het gebeuren
==
de laatste tram jankte door de bocht
de radio van de buren speelde onaardse jazz
jij stak een stompje kaars aan in een fles
==
zo ging het dus
ik trok traag mijn schoenen uit
was in verwarring:
zou ik mans genoeg zijn
die eerste keer?
==
de eerste keer
zweette ik als een otter
in zo’n worsteling
onbehouwen en teder
bewoog mijn lichaam eerder niet
in het zoete bloed
van onze stukgebeten monden
kwamen zoals nooit meer later
lust en liefde samen
==
in het sputterende licht van de kaarsvlam
en het zachte schijnsel van de nachtelijke stad
dat door het raam naar binnen viel
en zich bij ons had neergevlijd
zag ik hoe je ogen iets zagen
dat ik niet kon zien
zo bodemloos ver van mij weg
==
besef van gevaar
in je mond halfopen
hoonde de dood
==
de eerste keer
rookten we een sigaret
toen het gebeurd was
dat zag je ze doen in de Franse film
ik morste as op mijn borst
en snoof tersluiks aan mijn vinger
gedoopt in je geur
==
de eerste keer
dat gevoel van ruimte die om mij vroeg
hoe de wereld eindelijk voor me openlag
alle steden toegankelijk
de wijdste zee bevaarbaar
de hoogste berg te beklimmen
niets hield me meer tegen
het liefst ging ik meteen op weg
==
maar eerst nog
de tweede keer
Affaire
1
==
Weet je nog
hoe we allemaal dansten en lachten
op dat grote feest in die tuin
die geurde naar pas gewassen gras
het was een heldere sterrennacht
simpel, zoals je het zegt
we waren jong als de muziek
even bestonden we voor eeuwig
==
==
2
==
De shawl die ik voor je kocht
van roze en groene shantoeng
de shawl die je zo mooi vond
en die je altijd zou dragen
die liet je later, gekust door een ander
in een hotelkamer achter
Dichters in Bremen
Niet afgeleid door hun haar
of gebrek eraan, kledij
tics, de wrat op hun kin
door excessief gebaar
of plankstijve angst voor de zaal
hoorde ik in de wagen van Radio Bremen
waar roken zulässig was
de dichters eerst goed
==
door de techniek steeds bijgesteld
ontdaan van ruis en microfoongezang
bereikt hun stem een puurheid
door henzelf nooit gehoord
en waarnaar ze bleven verlangen
in hun meest ontheven dromen
Het vak
Langzaam groeit in mij
de ander die in niets op me lijkt
en toch alles in zich heeft
van mij die hem baren moet
==
dan rijst het doek dat me scheidt
van mijn tijd die nu gekomen is
de zaal opent zich veelvuldig
gespiegeld vlees en bloed
==
even is het alles stilte
wachtend op het eerste woord
dat het schouwtoneel de wereld
tot leven beven doet
==
côté jardin: de geliefde werpt haar mantel af
côté cour: de moordenaar komt aangezet
Vijfletterwoord
1
==
Is het kunst
vraagt hij voorzichtig
anders weet hij niet
of hij genieten mag
als hij het mooi vindt
wil dat dan zeggen
dat het kunst is
==
ik kan het niet helpen
ik vind het mooi zegt hij
alsof hij er zich voor verontschuldigen moet
bij de kenner die zegt
dat het geen kunst is
maar als hij het mooi vindt
dan staat hem dat vrij
zegt de kenner goedgunstig
==
==
2
==
Om het te maken
zijn er zo veel manieren
maar het eindigt
van plan of niet
op die ene manier
die alle andere uitsluit
dan pas weet je
dat je het zo wilde
en zegt een ander
dat het kunst is
vijfletterwoord
dat medeklinkt en klinkt
==
het maaksel zelf
weet niet dat het kunst is
soms voegt een duif
iets aan het standbeeld toe
Poëzie
De letter verlangt naar woorden
en de witte stilte ertussen
woorden haken naar de regel
en zijn regelrechte loop
de regel wil poëzie zijn
ordeloos en liefdevol open
de poëzie kijkt popelend uit
naar zijn filmer
die filmt alsof het gedrukt staat
Boerin in Iviers
Elke dag nog praat ze
met zijn grafsteen
op het kleine kerkhof aan de overkant
uitzicht over het dal
met het dunne riviertje
glinsterend als een spinnendraad
in het Noord-Franse licht
==
sinds hij dood is
doet ze minder aan de tuin
eens haar trots
==
ze kreeg er nog een prijs voor
de senator kwam er voor over
helemaal uit Parijs
waar hij een appartement had
en een vriendin
het was vlak voor de verkiezingen
die hij won
==
de koeien zijn verkocht
de tractor staat te roesten in het hoge gras
het erf is netjes aan kant
en er is nog hout voor één winter
Antwerps meisje
Het was laat in de avond
regen in lamplicht gevangen
sloeg neer op het macadam
van de Mechelsesteenweg
je had een offwhite jurkje aan
ik schatte je op vijftien
je liep langs de straat
waar ook ik overging
auto’s passeerden remden af
reden weer verder
je vroeg de weg naar de Muze
café waar Ferre optrad
Ferre Grignard de zanger van jouw lied
zijn stem die op de radio geklonken had
en waarheen je nu op weg was
‘volg de tramrails maar
dan vind je hem vanzelf’
en ik onnozelaar liet je gaan
==
Antwerps meisje
dat ik in mijn hart draag
wat heb ik toch gedaan
met mijn leven
Gemiste kans
Stom hoor wist weer niet beter
had natuurlijk eerder weg kunnen gaan
of juist langer moeten blijven
==
dat steeds maar in haar ogen willen kijken
en wanhopig interessante zinnen zeggen
indruk maken maar niet weten hoe
==
had ik nou gewoon de reuzenzwaai gemaakt
of die dikke patser met één hand opgetild
of heel lang drukkend gezwegen
==
dan was het misschien iets geworden
maar nee: lullen lullen lullen
en dan weer een bek vol tanden
==
alles precies zoals het niet moet
ouder word ik wel maar wijzer
wil maar niet lukken
Op mijn 72ste
Zal ik steeds vaker snotteren
als bij zoet sentiment
in de bioscoopzaal
haar ogen breken
haar hand laat los
de camera zoomt uit
==
het doodsbericht van onbekenden
hooguit een keer in de verte gezien
of over gelezen in een krant
kan me al ontroeren nu ik
voor mijn doen natuurlijk!
oud ben en besef
hoe dun het koord was
waarop ik feestelijke salto’s maakte
==
nog loop ik met tragere benen
over de blakerende landweg
sta stil bij het heldere water
van de beek van vroeger
toen ik alles wist
wat er te weten viel
Acht waterschetsen
1
==
Aquarel van roze schuim
op aanspoelende golf
zon in zenit
zand vochtig in schelp
==
==
2
==
Buiten stormt het water
binnen zwaaien de gordijnen
plenzen licht en donker
over je gedachte lichaam
==
==
3
==
Zee die de maan zoekt
strand dat afwacht
nerveus strijkt vuurtorenlicht
over je wijdbeense schaamte
==
==
4
==
In de verwaaide nacht
dunne wolken snijden snel de maan
bezit ik radeloos
je lichaam dat niet wil
==
==
5
==
Je trekt je terug in een droom
vol zoete woorden voor jezelf
hijgend ga ik je achterna
kan slechts naar je talen
==
==
6
==
Als ik denk je aan te raken
ben je me alweer ontvlucht
versplinterd in spiegelbeelden
in woordflarden verscheurd
==
==
7
==
Over het water ga ik nu
avondnevels onttrekken me
één klaar uitzicht draalt nog:
je lichtende gezicht
==
==
8
==
Verlangen liefde geilheid
beelden geuren oogopslag
ik heb je gedroomd
tot je waar was
==
==
Poëzie
Van mooie poëzie heb ik nooit zo erg gehouden
tenzij je niet merkte dat ze mooi was
zoals snel het licht
dat schampt langs een spoorrail
of de sneeuwvlok die smelt op de straatsteen
maar verder
heb ik van mooie poëzie nooit zo erg gehouden
tenzij ze heel mooi was
zoals toen je op de tramhalte stond
en ik je zag in het voorbijgaan
Tijd van toen
Ik kende één mens
in de kou die ons belaagde
die niet klaagde
over rug of wintervoeten
hoofdpijn die niet wijken wilde
stokkende adem afnemende blik
==
ze dichtte roze teennagels in modder
intocht van Ensor in Brussel
oma’s doodskop in raamkozijn
naast het glaasje brandewijn
de poes die vliegen kon
de tere sneeuwbestoven neusvleugels van haar zoon
achter tralies gezet door het systeem
of zomaar de oogverblindende schoonheid
van de rotzooi die ons omringde
de snelle beschadiging van de porseleinen lucht
de poppensluipwesp van de liefde
het bederf van de vlinders
==
terwijl de aarde kraakte
was ik te midden van haar woorden
de geluksvogel
nooit eens pech
zo zou het altijd doorgaan
tot het ophield
Mei 1940
Een windvlaagje
streek langs mijn slapen
ik was weer tien
jij mijn oma
er was iets gebeurd dat mij ontging
een traan op je wang en je zei
toen de radio plechtig zweeg
het is niets
let maar niet op mij
de foto van de Oranjes
die op de vleugel stond
naast die van de kinderen in ons Indië
legde je plat met een klap
je opende het venster
de zachte wind kreeg zijn zin
en sloop binnen
met de walm van brandend Rotterdam
onbegrepen verdriet
vulde mijn wereld
dat bleef zo
dat gaat pas over
als ik niet meer op je let
De witte roos
Het was laat in het jaar
ach eigenlijk bedoel ik eind november
de negenentwintigste als ik het wel heb
zo om een uur of vier in de middag
(op de minuut af weten is moeilijk
zowel van tevoren als achteraf
slechts tijdens had het gekund
maar ik lette niet op de tijd)
toen van de witte roos
het laatste blaadje losliet
en neerwaarts warrelde
donkerende grond tegemoet
Willem van Malsen
Daar ligt hij nu
die eens mijn vriend was
in wilder, onbesuister jaren
toen er nog veel wereld was
en de tijd zich niet liet meten
met een krimpende duimstok
==
als een speelse engel
raakte hij ons aan
we gingen ervan dansen
in zijn eigen vleugels verstrikt
stierf hij ten slotte
als een boosaardige baby
==
toch, als hij daar zo ligt
ademloos, geen spier vertrekkend
vertrouwen we het zaakje niet
hij voert vast iets in zijn schild:
Willem tovert ons
zijn laatste kunstje voor
School van het zien
1
==
Middag de reis naar het noorden
Winterreise ver van de lagune
paleisgoud dood’s gondel
schilder en dichter zitten samen
in de triestigheid van vuil-opalen schemering
de lange Irene heeft het bizonder koud
zilveren slangenmazen
de Tsjechische Salome
bloedfluwelen boezem zweep van blonde vlecht
weent om Praag gesloten stad
koude oorlog triest bordeel
de vorst vriest de laatste meid weg
champagne bruist zaad
vergeefs in een verwaarloosde hoek
maar hopla
schilder en dichter springen en vallen
en dansen aan de hand van Paul van Ostaijen
die van Antwerpen
woordskelet in kristalcafé
lichtende bar in het duister
==
==
2
==
De schilder is onrustig
haakt naar zijn schilderijen
stilleven met jurkje
rendez-vous met Kim Novak
eenzaam drama ouvreuse licht bij
uit het donkerte ontstaat licht
Californische dag doek straalt
dan weer duister Antonioni’s bomen
uitvergroot ruisen
gevaar in het kleinste detail
dit te weten voor eeuwig
te fixeren voor jezelf
en dan voor anderen
golven als krulletjes
in de zee bij Oostende
een losse torn in de bruidsjapon
een erotisch glanzend draadje
onder de sleep verliefde Donald Duck
ekstatische close-up
==
u zal veel worden vergeven
want
gij hebt veel films gezien
==
==
3
==
Boven de donkere daken
olieglanzend in maanlicht
plots krakend geweld
verschijning van het brandende palet
vlammende Zeppelin Y 17
haast is geboden
schilder treedt uit de coulissen
reddende engel op het voorplan
theater vuurzee
laatste snelle bediening hoofd op schaal
smeulrode dij verschroeid meisje
oh haar bronzen hoepel
gewaad toegesnoerd op het zetstuk
in verzengende liefde voor de menselijke opera
heft schilder het beslissende zwaard
gloeiend doek nooit geblust
dichter wijst aan
fonkelvlammende vinger
Licht
We wilden licht meer licht
we kapten de boom die in zijn eigen reiken
ons verlangen in de weg stond
de boom kreunde kermde kraakte
zijn laatste vezel scheurde
en met een razend suizen van zijn blaadjes
sleurde hij zijn leven neer
de wind die hem bespeelde
week geschrokken uit
==
eindelijk hadden we licht in de kamer
in dat licht keken we elkaar aan
en zagen klaar
ons onherstelbare gezicht
Roxyjaren
Mijn dochter:
er is alles
en alles is er opeens
zo snel als een huis in brand staat
er gebeurt iets en ik maak het mee
ik gebeur zelf vlam op in het volle licht
kom tezamen
met mijn wereld die bestaat
in de licht laaiende bloeiende nacht
met muziek die nooit voorbijgaat
mijn hart dat maar doorbonst
alsof in dit helle paradijs
het leven ervan afhangt
==
generatie zonder schuld
die haar extase viert
in een droom van onvergankelijkheid
waaruit geen ontwaken is
tot de Roxy brandt
Gemompel
1
==
Soms zijn er dagen
ja, zo kun je mooi beginnen
hou het maar vaag
dan kan iedereen zich erin vinden
al ben je zelf nog
je weet niet waar
zoals je overkomt
op sommige dagen
==
==
2
==
Ik moet blijven
bij wat me raakt
en wat me raakt
moet willen blijven bij mij
==
==
3
==
Er is nat grijs zand
schelpjes, krabbenpantser
ziltzoete reuk van rottenis
==
onder dode bomen
waarboven de lucht potdicht
loop ik het pad op
dat leidt naar het huis
waar niemand meer is
gestorven woorden
ritselen dor op de veranda
ik kan maar beter
niet verdergaan
==
==
4
==
Hoor, monsieur schrijft
zegt de boerin
als uit het raam
het tikken klinkt
van mijn schrijfmachine
==
in die tijd
kon je schrijven nog horen
misschien was dat wel beter
je twijfelde niet
of liet het niet merken
==
==
5
==
Geluid waaruit je alles doet
je hoort het almaar in je oor
het zoemen van je bloed
de wind in het struikgewas
in hoogspanningsmast
zeegeruis, meeuwgeschreeuw
kinderstemmen
ver kanongebulder
dreun van bommenwerper
==
pas in je graf
kom je er vanaf
==
==
6
==
Steen plompt in de zee
geluid wordt opgeslokt
==
ik scheer over het water
en overpeins, kortstondig
in hogere sferen
mijn plaats in de wereld
==
dan plots
stille val
ben ik ingeslikt
en sluit zich het water
==
==
7
==
Eindelijk is de poëzie vrij
niemand leest haar meer
Solo in een drankzuchtige aprilnacht
Olivetti, de Valentine
nu design in het museum
waar bewaard blijft
ons aller skelet, de tijd
altijd fraai van vorm
geeft niet op, kan niet anders
dan bewaard blijven in schoonheid
in bruikbaarheid, bewijst zichzelf
gemerkt en gebrandmerkt in voortdurendheid
in dagelijkse eeuwigheid
mocht die gewenst zijn
==
vandaag een mooie nacht in april
de wreedste maand
of zon of maan
welke weersomstandigheid dan ook
er iets toe doen
evenmin dat mijn huid veroudert
mijn ogen, mijn haar, mijn gehoor
mijn liefde die geen weg weet
te veel wegen die ik dacht te controleren
tegen beter weten in lokten me aan
nu een manco aan keuzes, alleen het instrument
biedt zich aan in deze wijnbespatte nacht
de Olivetti, de Valentine, de altsax
glanzend in de hoek die stoffig leek
glanzend als Van Ostaijen altijd aanwezig
zijn afgebroken kristallen paleis
voor mijn ogen iedere keer weer opgebouwd
zijn bezette wereld met Pernath erin
en de hoertjes die je pijpen achter het gordijn
maar dat zijn geen hoertjes
het zijn geliefdes in oorlog en vree
maar er is nooit vree, alleen maar oorlog
geliefdes in armoe en verlangen gevat
onder de grijze hemel van Antwerpen
en van elke stad die ik bij name kan noemen
ja, laat ik namen noemen in deze solo
het ochtendlicht is nog ver
deze solo van een nacht en wie weet nog een dag
zonder slaap zolang mijn bloeddruk het toestaat
wat me kwaad doet houdt me in stand
en laat ik me niet generen
free jazz op zijn Hollands
Parker even ontstegen
maar met zijn toon, gehavend en wel
altijd klinkend zonder schaamte of schuchterheid
laat ik niet denken
dat ik examen moet afleggen in de poëzie
en Ilse Werner zong in die oorlogswinter
ach, ik noem maar een naam
die beklijft in mijn stomme geheugen
ik sorteer de chaos niet
of iets moet bewijzen aan bv. de kogelronde criticus
een van de Mussolini’s van de poëzie
die met die baard en die snor
die zelf gedichten schrijft
die de 18 doden niet goed vindt
zichzelf veel beter
mijn vader twee keer vermoord
de tweede keer vanwege
de heiligheid van de poëzie
en het beter weten
waarin je les kunt geven met pensioen
als je weet wat weten is
zoals Berlusconi die aftreedt en weer optreedt
mijn Valentine voorbij
die slechts de genegenheid noteert
van het licht voor de berg van Cézanne
de snelle tijdelijkheid van ieder ogenblik
op linnen, schellak en papier aangeraakt
anders dan ik die mezelf niet kan behouden
behalve in dit langgerekte ogenblik
dat ik nooit herhalen kan
maar wel in de herinnering de schittering ervan
zoals wat ik vanochtend zag
me uit de cocon van de slaap tastend
in de herhaling het beeld
van de schrijfster en de politica
zo mooi allebei in New York
beschenen door het licht van de glamour
en de rechtvaardigheid en de ideeën
die ik ook zo recht door zee zou willen hebben
die Hollandse werkwoorden zijn de pest voor de poëzie
zodat ik ook zo mooi kon lopen en zijn
voor altijd bevestigd in dat beeld
gestold op het netvlies
dat, zegt de oogarts, aan vernieuwing toe is
aan beide ogen zodat ik weer zie
zoals ik nooit heb gezien
met dezelfde andere ogen
te vergelijken met Baselitz
die ondersteboven ging schilderen
toen hij het had gezien
om weer te zien wat hij zag
of Parker die te jong werd
en elke dag opnieuw begint
alleen in de kunst is dat mogelijk
en wat is kunst
dagelijks als alles, maar ondersteboven
dus zijn mijn dochters ongelukkig met hun vader
en mijn vrouw ergert zich
en mijn administratie is in de war
en ik beantwoord brieven te laat
en de rest van de wereld
krijg ik ook niet voor elkaar
weer heb ik het geweldige toneelstuk niet gezien
en zal er niet bij zijn
als de onthulling plaatsvindt
van de laatste steen of van het eerste boek
de feestelijke presentatie, het gezicht niet meer
van Mas Willy en Iboe Ida
pas op, niet klagen
bedwing de toon
awas, awas
de hellingen voorbij Solo de theeplantage in
daarboven in de verte de vulkaan
in natte wolken verpakt gerommel van goden
teer geknetter van een bromfiets in het dal
waar me het geitje aangewezen werd
op zijn poten trillend
dat ik bij terugkeer eten zou
omdat ik zo van sateh kambing hou
maar eerst nam Mas Willy me mee
apart van de anderen (twee dichters tezamen
een eer, een vertrouwen, ik besefte het)
een paadje op tot er geen pad meer was
slechts onbegaanbaar landschap in sluiers gevat
en hier zette Rendra zich neer
bracht stilte teweeg in de stilte van dit oudste Java
door de eerste goden bestierd
de plek waar hij om kracht vroeg
als de politiek hem achtervolgde met haar moordzucht
en ik zette me naast hem in zijn stilte
die nu ook mij in zich opnam
langzaam verliet me mijn onrust
het denken aan van alles tegelijk
omdat ik dat nu eenmaal doe
geen woord meer nodig
om me aan vast te klampen
dicht bij de aarde aan de aarde ontheven
dank je Mas Willy
==
nu het diep in de nacht is van dezelfde dag
en ik nooit meer slapen wil
en ik mijn ogen dichtknijp
tegen het witte licht van de Gispenlamp
zie ik een raam en uit het venster
slangenbocht van een weg
regen die neerzwaait
nog onbekend onheil dat eraan komt
geen ontsnappen aan
(snel de ogen weer open)
laat de vorm maar meewaaien met het beeld
van de viooltjes uit het Westland
op de dekschuit in de Haagse gracht
dat kleurt naar meer
ik was jong als het voorjaar
het strand bij Kijkduin laat in de herfst
als de storm buldert
en de golven ploffen op het strand
windvlaag van weemoed
maar daar heb ik deze nacht geen boodschap aan
awas, awas
natte brief in een gebroken fles
vrijen in het schuurtje
dat op afbreken stond
zoals die man probeerde die zogenaamde oom
die bij de Ufa werkte
die belichter in Neubabelsberg
even met verlof uit gebombardeerd Berlijn
toen mijn vader al niet meer leefde
was maar thuisgebleven zoals Bloem
maar mijn vader had niet goed genoeg gedicht
intussen rook het schuurtje naar hooi en asbest
de zomer brandde de bossen om ons heen
op een landgoed bij Vierhouten
vlak om de hoek
bleven onderduikers in leven
op het jachtterrein van Von B.
na de oorlog pas ontmoet
onverveerd liberaal
bleek ‘famielje’
en weerde ik de vingers van de belichter
af van de knopen van mijn gulp
korte jongensbroek
braamstruikschrammen op mijn benen
en keek geschrokken naar zijn paarse lid
ich hab’ eine kleine braune Mandoline
zong de stem op de grammofoonplaat
en wachtte tot het over was
en hij terugkeerde naar Berlijn
om Kristina Söderbaum in het strijklicht te zetten
maar dit gaat te snel
te veel woorden ontsnappen
de steken zijn te grof
grove steken grote stappen
in een onoverzichtelijk gebied
aarde kleeft aan de zolen
in het licht van de giraffelamp
uitgestrooid op de ochtendkrant
met het nieuws dat alweer oud is
gehangen gewurgd verbrijzeld afgeschoten
de temperatuur van vandaag
het recept voor vanavond
nachtkaars opgebrand
en uit
==
in de nacht van 22 april 2005
Brieven
1
==
In de middag opperde ik hooi
gras dat gesneuveld is
maar ook een woord
mooi hooi
==
voor mijn geest verscheen degene
die zo geurde zoet
in de droge zomer
==
kortstondig door mij aangeraakt
dat was in die winter
dat het vroor
dat het kraakte
==
schoonheid die niet mocht
te mooi om waar te maken
==
haar trekken vervaagden
hoe ze voelde
sleet van mijn vingers
==
radeloos over straat bestaat niet meer
van geschreeuw in het café zelfs de echo niet
hoe komt het dat ik niet vergeet
wat ik niet meer voel
==
hooi heeft deze middag
het woord opgetast
==
==
2
==
Terug in de stad
is het huis door de zomer aangetast
afwezigheid zette zich om in bedomptheid
een graf zonder lichaam
urgente kranten zijn vergeeld
van brieven is de tijd verstreken
een vriend blijkt dood en begraven
de handdoek op de grond ongewassen
de boeken op tafel weer meer ongelezen
==
alleen poëzie is houdbaar
je gedicht ruikt nog vers
de wereld gaat open
vlak om de hoek
==
==
3
==
Laat najaar het weer sloeg om
storm besprong de palmen
vlaagde door de gangen van het hotel
laatste gasten pakten hun biezen
het Engelse echtpaar op brekebenen
het mooie meisje en haar moeder
die dunne sigaretten rookte
en op iets wachtte dat niet kwam
de tennisster op zijn retour...
ik bleef achter
het personeel tot last
==
in dit hotel was ik diep ongelukkig
dat ging weer eens vanzelf
toch bleef ik waar ik was
het nog onbegonnen boek
als een reusachtig ei in mijn armen
een zelfbedachte krachtproef
waar niemand om vroeg
==
ik dacht aan jou op je eiland
of op weg tussen twee continenten
beweging je verweer
tegen wat vaststaat
zo anders dan ik
zo hetzelfde
==
bij die gedachte
roerloos in het vreemde nest gezeten
kreeg ik vleugels
genas ik, werd ik genezen
Meneer De Lange
In memoriam Geert Lubberhuizen
1
==
Gestorven vriend
hoe wek ik je in woorden
een leven vol schroom
en angst voor een arm om je schouders
je weet maar nooit met zo’n arm
leerde de oorlog
zonder vlees op den duur
een en al bot
==
uit je woorden kwam je niet meer
toen ik je zag voor het laatst
maar je sprak met je gezicht
==
‘ga maar even bij hem liggen’
zei je vrouw en naast je in bed
sloeg ik hulpeloos mijn armen
om je grote levende lijf
dat nog van geen sterven wist
een afscheid dat ik
nooit heb kunnen nemen
==
==
2
==
Geert is ondergedoken
denk maar niet dat hij dood is
zo’n bericht in de krant zegt niets
hij heeft waarschijnlijk iets uitgehaald
dat het nachtlicht
het spooklicht van de bezetter
niet verdragen kan
==
hij leeft met valse papieren in de dood
en wacht op het gunstige moment
van zijn verrijzenis
daar zijn meer gevallen van bekend
==
==
3
==
Het wachten moe
tijd mocht nooit verloren gaan
beende je door de sneeuwjacht
gehaast op weg naar huis
==
ik keek je na
tot de sneeuw me het zicht benam
ik kreeg gelijk
voor mij kwam er toch nog een bus
==
ik dacht wat tijd te winnen
nu weet ik beter
en huil om je
als om een vader
==
==
4
==
Op Lonthor Geert
was een man zo lang als jij
die onder een kanarieboom
het lot voorspelde
==
omringd door heden en verleden
op dat eiland in de Bandazee
zat bij zonsondergang
de bevolking saamgehurkt
onder de oude heilige boom
die stond op de hoogste plek
en de zee overzag
==
ik was erbij en ook jij
nauwelijks heengegaan
nog vers in mijn gedachten
toen de wijze man
met een kippenbotje de grond omwoelde
en de goden deed spreken
==
het zat goed wisten de goden
alles bleef leven ook jij
in de eeuwigheid die nooit begon
en nooit ophield
verdriet was niet nodig
was de boodschap
in de snel vallende nacht
Improvisatie blues
Lege zaal
het zal je toch niet gebeuren
ben ik te vroeg?
ben ik te laat?
==
na de zoveelste gig
wordt tijd relatief
je zou zelfs kunnen zeggen
dat in zekere zin maar welke
je altijd op tijd bent
==
de zaal is leeg
op de rand van het podium
glanst een asbak in het armoelicht van de jazz
daarboven kringelt de rook van mijn sigaret
het meisje van de bar sms’t met haar vriendin
over schoenen en haar moeder
dit geeft geen moed
==
nou, dan toch maar gewoon
het mondstuk beproefd
en dan die toon lang aangehouden
volop uit de longen geblazen
op zoek naar het hart
van waar het om gaat
misschien komen ze nog
ik ben er in ieder geval
Het meisjeseiland
Nadat we baadden in de zuivere zee
bij het kleine eiland Sjahrir
bedekt met glanzend groen
draal ik nog even op het witte zand
kijk over het water naar de Gunung Api
die eens in de zoveel jaar uitbarst
maar hoop ik vurig niet op deze dag
==
draai me dan om en zie nog net
hoe je verdwijnt onder het koele groen
je droom achterna waarin oneindig zacht
en liefdevol de meisjes je ontvangen
Notitie
Gauw opschrijven voor ik het vergeet:
in de auto met D. en haar vader
dwars door Amerika’s seizoenen heen
de vochtige zon in Santa Barbara
de kletsnatte sneeuw in Denver
en in alle Best Westerns
het knipperlicht van de televisie
op haar lieve slapende gezicht
van weer heel jong meisje zijn
==
maar het schrijven van de woorden
verandert wat ik niet vergeten moet
dat wat geen woorden had
enkel levend, ademend beeld was
zodat ik nu twee versies van hetzelfde heb
die ik vandaag nog over elkaar kan leggen
maar waarvan morgen als ik weg ben
alleen de woorden resten
die aan iets herinneren
waar geen oog meer weet van heeft
1944
In het hete groene landschap
brandende vliegtuigen in de blauwe lucht
stond de karnton
waarin ik boter maakte
met mijn jongensspieren
verdiende ik een pondje tarwe
tersluiks keek ik naar de boerendeerne
die al borsten had
==
het was de zomer voor de verandering
treinen zouden niet meer rijden
alleen moorden gingen door
een dagreis van mij af
keek mijn moeder uit het raam
van het bleke Haagse huis
terwijl de Duitse officier belde bij de buren
telde ze de vrienden die nog restten
die zich schuilhielden achter het behang
==
ik was haar al bijna vergeten
dacht niet verder terug of vooruit
dan de dag die dichtbij lag
==
mijn eeuw moest nog beginnen
dat die eens voorbij zou zijn
kon ik niet bedenken
Aan de poëzie
Wil je me verlaten, poëzie
om halfvier in de middag
in de Rue du Four
als boven me de lucht zich sluit
in zwart geweld
als een straathoek tegen me opbotst
en ik kan de mensen niet meer tellen
==
wel, dat zal je nog niet lukken
ik houd me vast aan de paal van bus 39
en besluit in een duizelend moment
dat ik niet accepteer
dat je je van mij wilt losrukken
als een vrouw van haar oude minnaar
die geen rechten meer heeft
==
later in het parkje bij Sèvres-Babylone
waar een draaimolen kreunend zijn walsje draait
waar onder de bomen die zwarte meneer zit
met zijn grijze stoppelbaard en kartonnen koffer
en die voltallige familie die nergens kan slapen
en het Amerikaanse meisje
dat ’s avonds naar het concert gaat
met die aardige jongen die ze ontmoette
en die haar voorlas uit Prévert
ben je weer aanwezig
==
vrienden voor altijd
vergeet dat niet
sterven is geen excuus
Aantekeningen
Een aantal gedichten uit deze bundel is opgedragen aan vrienden. ‘Op de Overtoom’ is opgedragen aan Henk Hofland; ‘Dichters in Bremen’ aan Silke Behl en Martin Mooij; ‘Het vak’ aan Hans Croiset en Annet Nieuwenhuizen; ‘Poëzie’ aan Hans Keller; ‘School van het zien’ aan Ysbrant van Wijngaarden; ‘Brieven’ aan Cees Nooteboom; ‘Improvisatie blues’ aan Piet Noordijk, en ‘Het meisjeseiland’ aan Rudy Kousbroek.
==
Daarnaast zijn ‘Acht waterschetsen’ en ‘Solo in een drankzuchtige aprilnacht’ eerder verschenen als bibliofiele uitgave bij Uitgeverij 69.
Remco Campert
Proza o.a.
==
Het leven is vurrukkulluk
Liefdes schijnbewegingen
Het gangstermeisje
Een ellendige nietsnut
Tjeempie! of Liesje in Luiletterland
Gouden dagen
Somberman’s actie
Ohi, hoho, bang, bang of het lied van de vrijheid
Beschreven blad
Als in een droom
Een mooie jonge vriendin en andere belevenissen
Campert compleet (in cassette)
Over mijn vader
Een lach en een traan
Tot zoens
Een liefde in Parijs
Het satijnen hart
Een geschenk uit de hemel
Dagboek van een poes
==
Poëzie o.a.
==
Hoera, hoera
Rechterschoenen
Dichter
Ode aan mijn jas